In De Spiegel Van De Dood
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/118997 Please be advised that this information was generated on 2021-09-23 and may be subject to change. In de spiegel van de dood. Een reflectie over vergankelijkheid en dood in de Tibetaanse lamrim traditie Jildi Mohamad Sjah In de spiegel van de dood. Een reflectie over vergankelijkheid en dood in de Tibetaanse lamrim traditie Een wetenschappelijke proeve op het gebied van de Godgeleerdheid Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, volgens besluit van het College van Decanen in het openbaar te verdedigen op maandag 3 november 1997 des namiddags om 1.30 uur precies. door Jildi Mohamad Sjah geboren op 8 mei 1947 te Jakarta, Rep. Indonesia. Promotores: Prof. dr. W. Dupré Prof. dr. Т.Е. Vetter. (Rijksuniversiteit Leiden) Manuscriptcommissie: Prof. dr. H. P. Barendregt Prof. dr. M.A.G.T. Kloppenborg (Universiteit Utrecht) Dr. P.J.C.L. van der Velde. ISBN 90-9011000-3 In memoriam Hélène van Hoorn (1948-1991) Voorwoord Het tot standkomen van dit proefschrift heeft een voorgeschiedenis Het initiatief tot dit onderzoek is door drs. Hélène van Hoorn genomen. In de jaren tachtig reisde ZIJ naar India en ontmoette daar de Tibetaanse leraar Gelek Rinpoche die bij haar inspireerde tot de studie en beoefening van het Tibetaans boeddhisme. Bij haar terugkeer in Nederland begon zij aan de studie van het klassieke Tibetaans aan het Instituut Kern te Leiden met het doel aan het onderzoeksproject "Glimpses of death and Liberation'' aan de K.U. Nijmegen te werken. Haar vroegtijdige dood maakte het echter onmogelijk om het on derzoek gestalte te geven. 1 In augustus 1991 heb ik het onderzoek overgenomen. Tijdens het doorlezen van het ontwerp heb ik mij vaak afgevraagd hoe Hélène dit voltooid zou hebben. Het onderwerp van het onderzoek "de gedachte aan de dood" heeft door deze voorgeschiedenis een extra dimensie gekregen doordat het onderwerp zo dichtbij en werkelijk was. Dit heeft mij ertoe gezet om dit project tot een goed einde te brengen. Dit is tevens mogelijk gemaakt door de onvoorwaar delijke steun van de promotores Prof. dr. W. Dupré en Prof Dr. T. Vetter. Nu dit voorwoord onvermijdelijk in dankbetuigingen is overgegaan wil ik mijn Groningse leermeester Sanskrit en Pâli, Prof. Dr. J. Ensink bedanken voor zijn vrijgevigheid. Nadat hij vernomen had dat ik aan een promotie zou beginnen, nodigde hij mij uit om uit zijn bibliotheek die boeken te kiezen die ik wou hebben, omdat ik m nog mijn "acquisitive stadium" verkeerde. Verder wil ik Mw. Alexandra Gabrielli en Mw. Leida Goldschmidt-Wielinga bedanken voor het corrigeren van de tekst en Mw. Dr. Bhaswati Bhattacharya voor de hulp bij de Engelse samenvatting. Tenslotte moet ik de voortdurende en van zelfsprekend lijkende aanwezigheid, steun en geduld van Enk Hoogcarspel, mijn echtgenoot, vermelden. Schiedam, september 1997. Dit onderzoek werd ondersteund door de Stichting voor Filosofie en Theologie (SFT), die gesubsidieerd wordt door de Nederlandse Organisatie voor Weten schappelijke Onderzoek (NWO). 1 Haar biografie is met een drietal teksten die zij al vertaald had, uitgegeven: Hélène van Hoorn, Een kaarsvUm m de tocht. Overdenkingen over dood en vergankelijkheid uit het Tibetaans boeddhisme. Nijmegen. SUN, 1994. Inhoudsopgave. Voorwoord Ter inleiding 1 1. De relevantie van de gedachte aan de dood voor de vraag naar religie. 15 1.1. De plaats van de dood in de samenleving. 16 1.2. Aanzet tot een fenomenologische analyse van de dood. 18 1.3. De dood en het radicale vragen. 24 1.4. De betrokkenheid op de dood. 27 1.5. Spirituele oefeningen en bekering. 30 1.6. De bestrijding van de dood. 33 1.7. Conclusie. 35 2. Denken over de dood in het Indische boeddhisme. 37 2.1. Het leven van aäkyamuni Boeddha. 37 2.2. De leer. 39 2.2.1. De boeddhistische canon. 39 2.2.2. Het ontwaken, de vier edele waarheden en het achtvoudige pad 40 2.2.3. De middenweg. 42 2.2.4. Niet-zelf (anätman). 44 2.2.5. Karma. 46 2.3. De gedachte aan de dood. 47 2.3.1. De definitie van de dood. 47 2.3.2. Voortdurende aandacht voor de dood. (P. maranasati) 49 2.3.3. Voorbereiding op het moment van het sterven. 51 2.3.4. Het tijdstip van de dood. 53 2.3.5. Vertrouwen en toevlucht. 55 2.4. Mara. 56 2.5. Conclusie. 58 3. De receptie van het boeddhisme in Tibet. 61 3.1. Het kloosterleven in Tibet. 62 3.1.1. AtiSa DTpamkarairTjñana. 62 3.1.2. De bKa-gdams-pa. 63 3.1.3. Enkele andere grondleggers van tradities. 65 3.1.4. Tsongkhapa (1357-1419). 67 6.3. De meditatie. 136 6.3.1. In rast verblijven. 137 6.3.2. De ontwikkeling van inzicht. 138 6.4. Conclusie. 142 7. De verhouding tussen dood en dharma. 144 7.1. De presentatie van het dcodsprobleem. 144 7.2. Dharma. 146 7.2.1. Dharma volgens de Lamrim Chenmo. 147 7.2.2. Het sMon.lam-festival. 148 7.2.3. De onthulling van de dharma. 153 7.3. De dharma als traditie. 156 7.3.1. De functie van geloof en vertrouwen. 157 7.3.2. De transformatie van samsara. 160 7.4. Dood en dharma als semantische eenheid. 163 7.5. Conclusie. 164 8. Consequenties van het doodsbesef en de vraag naar religie. 167 8.1. De menselijke conditie. 167 8.2. Willekeur. 171 8.3. Het doodsbesef en de behoefte aan betekenis. 174 8.4. Het verlies en het vinden van betekenis. 176 8.5. Het offer als antwoord. 178 8.6. Onvervreemdbare vrijheid 181 8.7. Conclusie. 183 9. Ter afsluiting: de verhouding tussen dood, dharma en religie. 185 9.1. Dood als oriëntatiepunt. 187 9.2. De verhouding tussen dood en dharma. 191 9.3. De consequentie van het doodsbesef. 195 9.4. Dood, dharma en religie. 198 9.5. De verhouding tussen dood en religie. 201 Afkortingen 205 Geraadpleegde literatuur 206 Summary 219 3.1.5. Politiek en religie. 71 3.1.6. De Dalai Lama's. 73 3.2. Conclusie 75 4 De Lam-Rim traditie. 77 4.1. De BodhipathapradTpa. 77 4.2. Van BodhipathapradTpa tot Lamnm. 81 4.3. De typologie. 83 4.4. De stadia van het pad, Lamnm. 88 4.4.1. De voorwaarden voor het betreden van het pad. 89 4.4.2. Voor wie is de Lamnm bedoeld? 90 4.4.3. De methode voor het verwerven van inzicht. 92 4.5. De secties over sterven en dood. 94 4.6. Conclusie. 96 5. Bespreking van de tekstpassages over de doodsthematiek. 98 5.1. Nadere uitwerking van de essentie en werkelijkheidsopvatting 99 5.2. Essentie en werkelijkheid in termen van samsara. 100 5.2.1. Het najagen van geluk. 101 5.2.2. Vergankelijkheid van de dingen. 102 5.3. De betekenis van de dood en het sterven. 104 5.3.1. Dood en sterven in de context van samsara. 104 5.3.2. Twee vormen van angst. 106 5.4. Precisenng van de essentie en de werkelijkheid. 107 5.4.1. Essentie in dit leven. 107 5 4.2. Constitutie van de werkelijkheid. 109 5.5. Meditaties op de dood: keerpunt op de weg. 110 5.5.1. Van overdenking naar meditatie. 111 5.5 2. De meditaties die bestaan uit de aandacht voor de dood. 112 5.6. Variaties en visualisaties bij de doodsmeditatie. 115 5.7 Conclusie. 119 6. De begnppen "karma" en "training van de geest" (blo sbyon). 121 6.1. Karma, de context van de gedachte aan de dood. 121 6.1.1. De karma-leer. 122 6.1.2. Karma volgens Tsongkhapa. 125 6.1.3. Karma en samsara. 127 6.1.4. Vnjgevigheid, karma en religie. 129 6 2. De menselijke geest. 133 IN DE SPIEGEL VAN DE DOOD. En se regardant dans un miroir, tes hommes découvrent la mort. M. Vovelle 1 Ter inleiding. De titel. De werktitel van het onderzoeksproject luidde oorspronkelijk "Glimpses of death and liberation". De aandacht voor de spanning tussen dood en bevrijding is een belangrijk element gebleven. In de loop van het onderzoek is echter gebleken dat de onvermijdelijkheid van de eigen dood een ontdekking is waar bij de mens zichzelf niet alleen als het ware in de spiegel aankijkt, maar waarbij de consequenties van deze ontdekking op hun beurt zelf als een spiegel fungeren. In feite is dit een thema dat door kunstenaars uit de baroktijd al vele malen in vanitasvoorstellingen verbeeld is. Deze schilders wisten aan de doodsgedachte een effect te geven dat in die tijd als vreesaanjagend werd beschouwd, zoals bijvoorbeeld de weergave van een jonge vrouw die in de spiegel een doodshoofd ziet. De schilder heeft door op deze wijze de dood weer te geven, willen tonen dat de mens weet heeft van zijn aanstaande dood. De kunstenaar laat de dood in de spiegel verschijnen. Daardoor realiseert de mens zich dat zijn eigen bestaan tijdelijk is. De weerspiegeling relativeert vervolgens het gekoesterde zelfbeeld en de werkelijkheidsvisie. In de onwerke lijkheid van het spiegelbeeld wordt ons niet alleen getoond wat we zijn en niet zijn, maar ook wat we zien en niet zien. Daarin wordt de sterfelijkheid zicht baar die door de onsterfelijkheidsgedachte op afstand gehouden wordt. De ontdekking van de dood wordt in feite een "tweede" spiegel die de mogelijkheid biedt het gespiegelde bestaan nog een keer te bezien, en met name onze in tenties en handelingen onder de loep te nemen.