Marasmiaceae 09-12-2020 Victor Swan
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Marasmiaceae 09-12-2020 Victor Swan Jean Werts & Joke De Sutter Marasmiaceae • Alfabetische index • Marasmiaceae genera alfabetisch • Marasmiaceae foto’s & beschrijvingen • Bibliografie Marasmiaceae genera alfabetisch • Beospora • Megacollybia • Calyptella • Mycopan • Campanella • Rhizomorpha • Cephaloscypha • Crinipellis • Hydropus • Lactocollybia • Macrocystidia • Marasmius Genus Baeospora • Vruchtlichamen collybioïd; hoed glad, droog; lamellen zeer dicht bijeen, vrij of emarginaat en zeer smal aangehecht, wit; velum afwezig; steel centraal, wortelend, donzig; sporenfiguur wit. Sporen effen, dunwandig, amyloïd; cheilo- en pleurocystiden aanwezig, dunwandig; hymenophoraal trama +- regelmatig; hoedhuid een cutis met pileocystiden; pigment bruin, incrusterend; caulocystiden aanwezig; steelschors sarcodimitisch, bestaande uit drie types hyfen, lange gesepteerde hyfen, zeer lange niet gesepteerde hyfen, en generatieve hyfen; gespen aanwezig. Saprotroof op hout en coniferenappels. • Slechts één soort: Baeospora myosura Muizenstaartzwam Genus Calyptella - Klokje Calyptella campanula Geel brandnetelklokje Calyptella capula Brandnetekklokje Calyptella flos-alba Wit brandnetelklokje Calyptella gibbosa Aardappelklokje Genus Campanella • Vruchtlichamen pleuroïd; klein tot zeer klein; +- transparant vanwege de gelatine, excentrisch of ruggelings aangehecht zonder steel maar in (sub)tropische gebieden soms met een excentrische steel; hoed van omgekeerd koepelvormig tot convex of vlak, rond of niervormig wordend; lamellen onregelmatig aderachtig, anastomoserend; vlees sterk tot compleet gelatineus. • Sporen kleurloos, zeer dunwandig, effen, niet amyloïd; pleuro- of cheilocystiden af- of aanwezig; hoedhuid bestaande uit koraalachtige, diverticulate elementen, met of zonder pileocystiden: gespen aanwezig. • Saprotroof op grassen of stelen van variabele planten en op hout. De meeste soorten zijn tropisch of subtropisch, maar enkelen verschijnen in de gematigde zone. • Slechts één soort: Campanella caesia Gelatineschelpje Genus Cephaloscypha • Slechts één soort: Cephaloscypha mairei Geknopt zweephaarschijfje Genus Crinipellis • Vruchtlichaam marasmioïd of collybioïd; hoed en soms ook de steel bedekt met lange setiforme haren, met dun- of dikwandige dextrinoïde haren; steel ingeplant. • Sporen effen, niet amyloïd; basidiën met gespen; cheilocystiden gewoonlijk aanwezig; hoedhuid een trichoderm, bestaande uit detifoeme pileocystiden; gespen aanwezig. • Solitair of in groepjes op levende en dode kruidachtige en houtige planten, dikwijls parasitisch; 4 of 5 soorten in Europa. • In België slechte één soort: Crinipellis scabella Piekhaarzwammetje Genus Hydropus - Sapsteel • Vruchtlichamen mycenoïd, collybioïd of omphalioïd; hoed glad tot pruïneus, droog maar soms subkleverig als jong; lamellen meestal aangehecht tot (sub)aflopend, meer zelden bijna vrij, wit, grijzig of bruin; steel centraal, dikwijls pruïneus tot scabrous vooral in de bovenste helft, soms met wortelende basis; velum afwezig; sporenfiguur wit. Sporen effen, dunwandig, kleurloos, niet amyloïd of zeer zwak tot sterk amyloïd; cheilocystiden altijd aanwezig; pleurocystiden dikwijls aanwezig en duidelijk; hymenophoraal trama regelmatig; hoedhuid gewoonlijk een cutis met verspreide tot dicht bijeenstaande pileocystiden, zelden een trichoderm, maar nooit een hymeniderm, zelden zonder pileocystiden, altijd zonder diverticulate of koraalachtige elementen; pigment vacuolar, zelden ook incrusterend; steelschors (vermoedelijk altijd) sarcodimitisch; caulocystiden aanwezig; gespen gewoonlijk aanwezig. Saprotroof op hout, afval en mossen. • Hydropus soorten lage landen • Hydropus foto’s & hyperlinken Sapsteel soorten lage landen Hydropus marginellus Gerande sapsteel Hydropus moserianus Trechtersapsteel Hydropus subalpinus Geelbruine sapsteel Genus Lactocollybia - Melkcollybia • In België slechte één soort: Lactocollybia variicystis Melkcollybia Genus Macrocystidia - Levertraanzwam • In België slechte één soort: Macrocystidia cucumis Levertraanzwam Genus Marasmius - Taailing • Marasmius foto’s & hyperlinken • Marasmius soorten lage landen Marasmius soorten lage landen Marasmius anomalus Duintaailing Marasmius bulliardii Dwergwieltje Marasmius cohaerens Hoornsteeltaailing Marasmius curreyi Oranje grastaailing Marasmius epiphylloides Klimoptaailing Marasmius epiphyllus Witte taailing Marasmius hudsonii Hulsttaailing Marasmius limosus Rietwieltje Marasmius minutus Populierentaailing Marasmius oreades Weidekringzwam Marasmius soorten lage landen Marasmius rotula Wieltje Marasmius torquescens Behaarde roodsteeltaailing Marasmius wynneae Beukentaailing Genus Megacollybia • Vruchtlichamen collybioïd; hoed droog, radiaal gerimpeld-vezelig; lamellen nogal ver uiteen, emarginaat of sinuaat, nogal dik, witachtig; steel centraal, aan de basis met witte rhizomorphen: velum afwezig, sporenfiguur wit. Sporen effen, dunwandig, kleurloos, niet amyloïd; cheilocystiden aanwezig, knuppelvormig, dunwandig; pleurocystiden afwezig; hymenophoraal trama regelmatig; hoedhuid een cutis, als jong in het centrum een hymeniderm, met intracellulair pigment; steelschors sarcodimitisch, bestaande uit lange brede fusiforme hyfen en slanke vertakte generatieve hyfen; gespen aanwezig. Saprotroof, op de grond in loofbossen, verbonden door rhizomorphen met ondergrondse wortels of hout. Megacollybia platyphylla • Slechts één soort: Breedplaatstreephoed Geslacht Mycopan • Mycopan werd voorheen geclassificeerd in het geslacht Hydropus. • Mycopan is momenteel monotypisch en bevat de enkele soort Mycopan scabripes. Mycopan scabripes Bruingrijze sapsteel Geslacht Rhizomorpha Rhizomorpha divergens Rhizomorpha intestinalis Rhizomorpha setiformis Rhizomorpha subcorticalis Baeospora myosura (Fr.:Fr.) Sing. Muizenstaartzwam Victor Swan Baeospora myosura Muizenstaartzwam Lode Rubberecht Blommerschot 2018/11 Baeospora myosura (Fr.:Fr.) Sing. Muizenstaartzwam • Hoed: 2,5 – 20 mm, jong hemisferisch, later convex met kleine papil tot planoconvex of vlak met of zonder kleine centrale papil, hygrofaan, iets tot nogal duidelijk doorschijnend gestreept tot half de radius, bij vocht in het centrum roze - bruin tot nogal donkerbruin, veel bleker aan de rand, bij drogen verblekend tot bleekcrèmelederkleurig, bleekbeige, iets donkerder in het centrum, glad. • Lamellen: L = 25 – 32, l = 1 – 9, zeer dicht bijeen, vrij of emarginaat en zeer smal aangehecht, segmentiform tot subbuikig, smal, 1 – 2 mm breed, wit tot grijs, met gave tot iets geërodeerde gelijkkleurige of witte rand. • Steel: 20 – 60 x 0,5 – 2 mm, cilindrisch, dikwijls met taps ondergronds deel, solide of smal fistuloos, bleekcrème tot bleekbruin aan de top, naar beneden rozeachtig bruin of iets geelbruin, bovengronds deel geheel donzig, ondergronds deel met ruwe witte haren. • Vlees: met dezelfde kleur als de oppervlakte. Geur: geen of iets fungoid of zoetig. • Smaak: fungoid tot ranzig of bitter. Sporenfiguur: wit. • Groeit in coniferenbossen meestal op zandige bodems op coniferenkegels, zeer zelden op begraven hout van Den, Spar of Douglasspar van september tot november. Baeospora myriaophylla wordt gekenmerkt door lamellen met violetachtige tinten, groeiend op ontbindend hout en afval in berggebieden in de late herfst of winter. Baeospora myosura (Fr.:Fr.) Sing. Muizenstaartzwam Calyptella campanula Geel brandnetelklokje Gerard Bredewolf waarneming.nl Calyptella campanula Geel brandnetelklokje Calyptella capula Brandnetelklokje Jef Verkens waarnemingen.be Calyptella capula Brandnetelklokje Calyptella gibbosa Aardappelklokje Hans Vansteenbrugge waarnemingen.be Calyptella gibbosa Aardappelklokje Campanella caesia Romagn. Gelatineschelpje Carl Van Den Broeck waarnemingen.be Campanella caesia Romagn. Gelatineschelpje • Hoed: 2 – 17 mm breed, zonder steel, aan de rug of excentrisch aangehecht, eerst koepelvormig of convex, later planoconvex tot vlak en rond, waaiervormig of niervormig, geheel gelatineus en +- transparant maar niet of vaag doorschijnend gestreept, zeer variabel in kleur, violet blauwgrijs, donkergroengrijs, olijfgrijs, iets groengrijs, bleekgroenblauw, bruingrijs, bleekgeelbruin, meestal bleker naar de rand, verblekend als ouder tot bleekgroengrijs, bruinig, isabel of witachtig, eerst fijn pruïneus maar later alleen in het centrum, soms iets radiaal gerimpeld, soms gegroefd als ouder. • Lamellen: aderig, smal, dik, gewoonlijk 3 – 7 +- compleet in het begin, maar snel anostomoserend met lamellulen en netvormig wordend, met dezelfde kleur als de hoed of bleker, met witte pruïneuze rand (lens). • Vlees: compleet gelatineus en elastisch ; geur onbeduidend. • Overvloedig op dode grassen, op duinen en in zoutmoerassen, moerassen en seminatuurlijke graslanden op kalk. Zeldzaam. Oktober – november. Campanella caesia Romagn. Gelatineschelpje Crinipellis scabella (A.&S.) Murrill Piekhaarzwammetje Marc Mangelschots waarnemingen.be Crinipellis scabella (A.&S.) Murrill Piekhaarzwammetje • Hoed: 3 – 15 mm, convex of planoconvex tot vlak of concaaf, gewoonlijk met kleine papil, met eerst ingerolde dan rechte rand, dicht bedekt met oranje- tot roodbruine haren die samenkleven tot kleine schubben, vooral in het centrum, op een blekere crèmekleurige ondergrond, dikwijls gladder wordend als ouder en dan bleker, dikwijls met groene tinten als oud door alggroei. • Lamellen: L = 15 – 22 (-28), l = (0-) 1 – 2 (-3), ver uiteen, smal aangehecht tot vrij, wit of crème, met gelijk gekleurde gave of pruïneuze rand. • Steel: 6 – 30 (-50) x 0,3 – 1 (-2) mm, cilindrisch, dikwijls vernauwd naar de basis, soms