Nieuwe en interessante Microlepidoptera uit Nederland in hoofdzaak van de jaren 1997 en 1998 ()

K. J. Huisman & J. C. Koster

HUISMAN K J & J C KOSTER, 2000. NEW AND INTERESTING MICROLEPIDOPTERA FROM THE IN PARTICULAR FROM THE YEARS 1997 AND 1998 (LEPIDOPTERA). ENT. BER.. AMST. 60

(11): 193-216.

Abstract: Th.s is the eleventh compilation of interesting Microlepidoptera collected in The Netherlands,,covering main¬ ly the years 1997 and 1998, but also including some older data, as well as the year 1999 y Lnolech7odespseudogemmellus () is recorded for the first time from The Netherlands. This has re¬ cently been described and specimens were found amongst senes of the well-known Stenolechia Semmea^ Thaumatotibia leucotreta () is recorded for the first time as an inadvertently introduced species. New records of the following 99 rare and/or interesting species are given or summarised: Stigmella centifohella Ectoedemm atrifrontella, E. longicaudella (Nepticulidae), Nemophora ochsenheimerella, Nematopogon robertella^ pronia fuscatella (Prodoxidae), Emmetia heinemanni (Tischenidae), Nemapogon wolffieila, ; Bucculatrix nigricomella (Bucculatncidae), Acrocercops brongniardella, Uucospilapteryx omisse la Phyllonorycter muelleriella P spinicolella, P. leucographella, P. mespilella (Gracillariidae), Yponomeuta irrorella, sor- biella A. fundella, A. pulchella,A. semifusca (Yponomentidae), Glyphipterixforsterella (Glyphiptengidae), Leucoptera spartifoliella (Lyonetiidae), Ethmia quadrillella (Ethmiidae), Luquetia lobelia, Agonoptenx ocellana, A. angehcell . cniceUa (Deprelsariidae), Elachista exactella (Elachistidae), Scythris siccella (Scythndidae), Eratophyes amasieUa, sulphurella (), Coleophora binderella, C. lineolea, C. mveicostella, C. mayre a, . roc i e , argentula (Coleophoridae) Pseudatemelia latipennella (Amphisbatidae), Cosmopterix scnbaiella (Cosmoptengidae) moyses, Parachronisms albiceps, vulgella, T. Wagae, Carpatolechia proxmella rhombella G. senticetella, G. muscosella, G. rhombelliformis, Mirificanna interrupta, Chwnodes electella Athnps mouffetella Scrobipalpa acuminatella, S. instabilella, temerella, Pexicopia malve lia. subcinerea (Gelechiidae), flagellana, Cochylidia rupicola, Spatalistis bifasciana, Acleris cristana Sparganothis P'»™- Endothenia oblongana, Apotomis inf,da. A. lineana, A. turbidana, Orthotaenia undulana, Hedya ochroleucana, Celypha siderana, Pristerognatha fuligana, Epinotia nanana, Zeiraphera rufimitrana, Eucosma obumbratana, E tnpohana conterminana, Gypsonoma minutana, Blastesthia posticana, Ancylis unculana, A. apicella, Cydia tenebrosana C. „ricana C amplana, gallicana, P. agnotana, P. ochsenheimeriana, P. germmana. Dichroramphaalpmana, D agilana (Tortricidae), Stenoptilia pterodactyl Cnaemidophorus rhododactyla, Ovendema hemgianus (Pter°Ph

tion on these species is given.

K. J. Huisman, Patrijzenlaan 4, 8091 BK Wezep. J. C. Koster, Van Brederodestraat 53, 1759 VG Callantsoog.

Inleiding Entomologische Vereniging, maar ook van daarbuiten, zijn we weer in staat een uitvoe¬ Door diverse omstandigheden is er vorig jaar rige lijst van waarnemingen te publiceren. Voor de nomenclatuur hebben we ook nu ge¬ geen verslag uitgekomen van de in Nederland waargenomen Microlepidoptera. Om dit ver¬ bruik gemaakt van de Europese naamlijst van Karsholt & Razowski (1996). Alleen in een zuim goed te maken, zijn nu de vangsten van tweetal gevallen wordt hier van afgeweken en de jaren 1997 en 1998 gecombineerd. Dankzij baseren we de naamgeving op onlangs ver¬ de gulle medewerking van velen, vooral van¬ schenen publicaties. Voor de familie Elachi- uit de sectie “Snellen” van de Nederlandse 194 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

stidae is Kaila (1999) gevolgd en voor de laatste jaar zelfs zeer talrijk, diverse exemplaren uitge¬ kweekt, JW. Teleiodini (Gelechiidae) Huemer & Karsholt (1999). Na de vermelding van Stigmella centifoliella De vindplaatsen zijn per provincie gerang¬ van de provincie Utrecht (Huisman & Koster, schikt. Indien het aantal exemplaren niet 1999) blijkt er nu ook een goede populatie wordt vermeld, betreft de vangst slechts één voor te komen in Gelderland. Het lijkt erop dat exemplaar. De verantwoordelijkheid voor de de soort zich aan het uitbreiden is. Nieuw voor determinaties ligt bij de inzenders, maar diver¬ Gelderland. se moeilijke soorten zijn door de auteurs ge¬ controleerd. Tenzij anders vermeld, bevindt Ectoedemia atrifrontella (Stainton) het materiaal zich in de collectie van de verza¬ melaar. Wij willen alle personen die gegevens Waarnemingen. Gld: Wezep, 1 .ix. 1991 en 11 .viii. 1995, hebben verstrekt voor deze jaarlijst van harte op licht, KH. bedanken voor hun medewerking en verder Deze nepticulide is maar van een zestal vind¬ ook de heer K. R. Tuck, Natural History Mu¬ plaatsen bekend. De rups mineert in de zachte seum, Londen, Engeland en mevrouw L. bast van eiken (Quereus sp.) en wordt daar¬ Meijerman, Zoölogisch Museum, Amsterdam door moeilijk gevonden. Doets wist de vlinder voor de determinatie en aanvullende gegevens in 1946 te kweken uit jonge takken van eiken over Thaumatotibia. (Doets, 1947). Provincies: Fr - Friesland; Gr - Groningen; Dr - Drenthe; Ov - Overijssel; F1 - Flevoland; Ectoedemia longicaudella Klimesch Gld - Gelderland; U - Utrecht; NH - Noord- Holland; ZH - Zuid-Holland; Z - Zeeland; NB Waarneming. NB: Valkenswaard, 24.iv.1998, op licht, - Noord-Brabant; F - Limburg. FG (NNM). De afkortingen in de tekst hebben betrek¬ Een vrouwtje van deze soort kwam uit de king op de volgende personen: B. van Aartsen, lichtval die opgesteld stond in de Plateaux te 't Harde (BvA); L. E. J. Bot, Terschelling- Valkenswaard. De val stond aan de rand van Formerum (FB); L. J. van Deventer, Drunen een bos en een heideveld met daarin een ven. (LD); D. Doorheijn, Nieuwe Tonge (DD); F. Aan de rand van het bos stonden enkele vrij¬ J. Groenen, Luyksgestel (FG); H. ten Holt, staande eiken. De rups is een schorsmineerder Nijmegen (HtH); K. J. Huisman, Wezep in de gladde bast van takken en dunne stam¬ (KH); M. Jansen, Hoogeveen (MJ); I. A. men van zomereik (Quercus robur L.) en Kaijadoe, Oegstgeest (IAK); J. C. Koster, Cal- mogelijk ook andere eikensoorten. De larve lantsoog (JCK); J. A. W. Lucas, Rotterdam heeft een één- of tweejarige levenscyclus voor (JL); Ch. G. A. M. Naves, Drempt (CN); K. N. hij in mei tot juli veipopt. De vlinder vliegt Nieuwland, Schagerbrug (KN); W. Oord, van juni tot begin augustus (Johansson et al., Deventer (WO); A. Schreurs, Kerkrade (AS); 1990). J. W. Sinnema, Hemrik (JS); M. van Stiphout, Ectoedemia longicaudella werd door Posterholt (MS); R. de Vos, Zaandam (RV); J. Klimesch (1953) afgesplitst van Ectoedemia van Vuure, Kortgene (JV); J. B. Wolschrijn, atrifrontella (Stainton). Bij onderzoek van Twello (JW). Collecties: NNM - Nationaal materiaal van E. atrifrontella in de Nederland¬ Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden; se collecties zijn door Van Nieukerken in to¬ ZMA - Zoölogisch Museum, Amsterdam. taal vier exemplaren van E. longicaudella ge¬ vonden (Van Nieukerken, 1982). Deze vier Nepticulidae exemplaren werden tussen 1926 en 1932 te Nijmegen verzameld door Lycklama à Nije- Stigmella centifoliella (Zeiler) holt en waren tot nu toe de enige vondsten van

Waarnemingen. Gld: Twello, mijnen op hondsroos (Rosa deze soort voor Nederland. Uit België is de canina L.) in 1993 en van 1995 tot en met 1999, in dit soort bekend uit de provincie Luxemburg door 195 Ent. Ber., Amst. 60 (2000) waarnemingen van voor 1980 (Van Nieuker- de vindplaatsen talrijker is geworden en dat in enkele populaties verdonkerde exemplaren ken, 1985). Nieuw voor Noord-Brabant. gevonden zijn. Blijkbaar is dit laatste een al¬ gemener verschijnsel. Omdat de Deense pu¬ Adelidae blicatie niet bij iedereen bekend is en wij het zinvol vinden het bijzonder donkere wijfje on¬ Nemophora ochsenheimerella (Hübner) der de aandacht te brengen, is het exemplaar (fig- 1) afgebeeld in figuur 1. Waarnemingen. Ov: Ommen, 31.v en 1 .vi. 1997, 11 exem¬ plaren, KH en JW; Lemelerberg, 31.V.1997, KH. Nemapotogon robertella (Clerck) Op de zomervergadering van de Nederlandse Waarnemingen. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- Entomologische Vereniging in Ommen zijn 30.vi.1996, in totaal 3 exemplaren. door enkele verzamelaars diverse exemplaren van deze nog niet eerder uit Overijssel vermel¬ De enige soort van het met bruingrijze voorvleugels, die in het voorjaar vooral in de langsprietmot gevangen. Nemophora och¬ naaldbossen te vinden is. Verspreid voorko¬ senheimerella is pas in 1927 voor het eerst in Nederland, op de Velu we, gevangen (Lyck- mend, voornamelijk op de zandgronden in het lama à Nijeholt, 1928). Het volgende exem¬ oosten en zuiden van het land, ook vermeld plaar komt dan in 1967 (Beetsterzwaag, van Terschelling (Küchlein, 1993). Nieuw 10.vi. 1967, KH). Sindsdien zijn vele vind¬ voor Groningen. plaatsen bekend geworden, voornamelijk van de Veluwe, hoewel de soort ook is aangetrof¬ Prodoxidae fen in het zuiden en in het noordoosten van ons land en op Terschelling. Het zwaartepunt Lampronia fuscatella (Tengström) van de verspreiding in Nederland lijkt echter Waarnemingen. Gld: Epe, Smitsven, l.v.1976 en op de Veluwe te liggen. 2.vi.l979, 2 exemplaren, IAK; Heerde, Oldebroekse hei¬ Onder de nu gevangen dieren was een heel de, 6.vi.l997, op licht, kort voor zonsopgang, JW. donker wijfje - gevangen door Huisman in de berm van de Beerzerweg te Ommen op 31 mei Dit is een zeldzame vlinder, waarvan de mees¬ te vindplaatsen liggen in Zuid-Limburg, het 1997 - waarbij nog maar flauwe sporen van de karakteristieke voorvleugeltekening te zien gebied rond Arnhem en Nijmegen, het Gooi en Terschelling (Küchlein, 1993). Het dier uit zijn. Een dergelijk, maar minder extreem exemplaar, wordt vermeld en afgebeeld in de Heerde is opmerkelijk laat in de nacht gevan¬ Deense jaarlijst over Microlepidoptera in gen. 1994 (Buhl et al., 1995). Deze voor ons heel instructieve “zusterpublicatie” vermeldt ook Tischeriidae dat de soort in Denemarken de laatste jaren op Emmetia heinemanni (Wocke)

Waarneming. Dr: Hoogeveen, Spaarbankbos, 21.viii. 1997, rups op braam (Rubus sp.), ex larva 29.xi.1997, MJ.

Dit is de derde vindplaats in Nederland, na de waarnemingen in Schinveld en De Lutte (Langohr & Schreins, 1987; Huisman & Koster, 1994). Vermoedelijk is de soort min¬ der zeldzaam dan wordt aangenomen. Het beste kan dit worden vastgesteld aan de hand van de bladmijnen. Voor het verschil met die van de eveneens op braam voorkomende Fig. 1. Nemophora ochsenheimerella. 196 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

Emmetia margined (Haworth) wordt verwe¬ zen naar de jaarlijst van 1988-1991 (Huisman & Koster, 1994). Nieuw voor Drenthe.

Tineidae

Nemapogon wolffiella Karsholt & Nielsen

Waarnemingen. Z: Wissenkerke, 11 en 26. vi en 27.vii.1997, 3 mannetjes overdag gevangen, JV.

Voor het tweede achtereenvolgende jaar werd de soort door Van Vuure aangetroffen op Noord-Beveland. Dit is de vierde vindplaats van Nemapogon wolffiella in ons land (Huis¬ man & Koster, 1998).

Monopis imella (Hübner)

Waarneming. NB: Drunen, 8.viii. 1997, LD. Dit is het tweede exemplaar van Monopis imella voor ons land. De soort is voor het eerst in ons land verzameld door Küchlein in 1980 te Cadzand (Küchlein, 1993). De rupsen leven waarschijnlijk in vogelnesten, maar ook plant¬ aardig afval, vilt, varkenshaar en zelfs aas worden als voedselbron genoemd (Petersen, dan venstervraat. De soort heeft twee genera¬ 1969). Nieuw voor Noord-Brabant. ties en de bladmijnen zijn te vinden in maart en april en weer in juli (Emmet, 1985). Nieuw Bucculatricidae voor Drenthe.

Bucculatrix nigricomella (Zeiler) (fig. 2) Gracillariidae Waarnemingen. Dr: Hoogeveen-Zuid, 7.vi.l997, MJ; NH: Den Helder, fort Erfprins, lO.vii. 1985, bladmijnen op ge¬ Acrocercops brongniardella (Fabricius) wone margriet (Leucanthemun vulgare Lamk.), waaruit van 28.vii tot 4.viii 5 vlinders verschenen, JCK. Waarnemingen. Gr: Sellingen, mijnen op zomereik, ex¬ cursie Snellen, 28-30.vi.1996; Z: Haamstede, 26.vii.1996, 4 exemplaren op licht, KH; Wissenkerke, 11 viii. 1996, De vlinder is hoofdzakelijk gevonden in de JV. zuidelijke helft van ons land (Küchlein, 1993). Een soort die van veel vindplaatsen bekend is Ook bij deze soort kan het zoeken naar de in Nederland, voornamelijk van de zandgron¬ gangmijnen in de bladeren van gewone mar¬ den en de duinen (Küchlein, 1993). De rupsen griet waarschijnlijk meer vindplaatsen opleve¬ leven op eik en maken een zeer grote boven- ren. De mijn is een nauwe kronkelende gang- zijdige plaatmijn, die door meerdere rupsen mijn met een fijn onderbroken uitwerp- wordt bewoond. De karakteristieke bladmij¬ selenspoor in het midden. Vaak komen meer¬ nen zijn met geen andere soort te verwarren. dere bladmijnen voor in één blad, soms zoveel Nieuw voor Groningen en Zeeland. dat het hele blad bedekt lijkt met kronkelende lijntjes (fig. 2). Één rups maakt meerdere mij¬ nen, soms zelfs in een ander blad. Later leeft Leucospilapteryx omissella (Stainton) hij vrij aan de bladonderzijde en veroorzaakt Waarnemingen. Gr: Blijham, mijnen op bijvoet (Artemi- 197 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

verder mijnen te Allardsoog, Leeuwarden, Harlingen, sia vulgaris L.), excursie Snellen, 28-30.vi.l996; Dr: Sneek en Hemrik, LB en JS; NH: Callantsoog, vi.1998, Wijster, 26.viii.1996, een mijn gevonden op bijvoet op het één mijn op vuurdoom, JCK; Schagerbrug, 1997 en 1998, VAM-terrein, MJ. mijnen op vuurdoom, KN; ZH: Dirksland, 1996, veel mij¬ De vlinder uit Wijster kwam 21 maart 1997 uit nen, KH; Ouddorp, 5.vi en 22.vii.1996, enkele exempla¬ de pop. De rups maakt blaasvormige mijnen in ren op licht; vii.1998, geregeld op licht, KH; Z: Burgh- Haamstede, i. 1998, mijnen, A. Baaijens; Middelburg, de bladeren van bijvoet. Na de eerste vondst ix.1996, mijnen, KH; Oost-Souburg, 1.1998, mijnen, A. voor ons land in 1982 is er nu een twaalftal Baaijens. vindplaatsen bekend, voornamelijk uit de zui¬ delijke helft (Küchlein, 1993; Van Nieukerken De vlinder blijkt zich dermate uit te breiden dat hij waarschijnlijk overal te vinden zal zijn et al., 1993). Nieuw voor Groningen en Dren¬ waar de hoofdvoedselplant, vuurdoom, aan¬ the. geplant is. Hierop kunnen de bovenzijdige vouwmijnen zeer talrijk zijn. Verder is hij ook Phyllonorycter muelleriella (Zeiler) vermeld van appel (Malus sp.), meidoorn

Waarnemingen. Gr: Lieftingsbroek, Metbroek, Sellingen, ( sp.), Cotoneaster sp. en Chanome- excursie Snellen, 28-30.vi.1996; Z: Kamperland, 1993 en les sp. (Stigter & Van Frankenhuyzen, 1991). 1994, telkens 1 exemplaar; Kortgene, 4.vi.l997, 2 exem¬ Door de tweede auteur zijn ook mijnen aange¬ plaren, JV. troffen op Crantz elsbes (Sorbus torminalis Deze aan eik gebonden soort is op de zand¬ Crantz) en peer (Pyrus sp.). Nieuw voor Fries¬ gronden van het midden, oosten en zuiden van land en Zeeland. ons land gewoon. Ook is ze van diverse vind¬ plaatsen uit de duinen bekend (Küchlein, Phyllonorycter mespilella (Hübner) 1993). In het westen van ons land wordt de Waarnemingen. Ov: Twello, Bussloo (recreatiegebied), vlinder minder vaak gevonden, mogelijk om¬ mijnen vrij schaars op peer in het najaar van 1997, 5 vlin¬ dat de voedselplant daar minder algemeen is. ders uitgekomen in 1998, JW; NH: Naarden, e.l. Cydonia, Nieuw voor Groningen en Zeeland. 16-25.iv. 1943, coll. C. Doets, 31 exemplaren; Kortenhoef, e.l. , 30.iii-5.iv. 1948, coll. C. Doets, 9 exemplaren (NNM en ZMA). Phyllonorycter spinicolella (Zeiler)

Waarnemingen. NH: Zaandam, 8, 11 en 17.v.1998, op Phyllonorycter mespilella komt waarschijn¬ licht, RV; Z: Kortgene, 3.viii.l997, in lichtval, JV. lijk meer voor dan in het verleden veronder¬ steld werd. De soort is uiterlijk echter niet ge¬ Ook hier hebben we weer te maken met een soort die hoofdzakelijk in de oostelijke helft makkelijk te onderscheiden van de andere van ons land wordt gevonden en verder nog soorten van het genus die leven op Rosaceae. van enkele vindplaatsen uit de duinen bekend Na de vaststelling van het voorkomen in Ne¬ derland door Deschka (1988) en na de jaarlijst is (Küchlein, 1993). Ook hier zou dit te maken van 1993 (Huisman & Koster, 1996) is ook het kunnen hebben met het voorkomen van de voedselplant. De rups leeft hoofdzakelijk op materiaal in de collecties van NNM en ZMA sleedoorn ( spinosa L.), maar kan ook onderzocht. voorkomen op pruim ( L.) (Emmet et al., 1985). Mogelijk breidt de soort Yponomeutidae zich uit met de aanplant van sleedoorn in plantsoenen en wegbermen. Nieuw voor Yponomeuta irrorella (Hübner) Zeeland. Waarnemingen. Ov: Losser, Arboretum, 7.vi.l997, pop, die op 17.vii.1997 de vlinder leverde, JCK; Gld: Twello, 7 en 15.vii.1997, totaal 3 exemplaren, JW. Phyllonorycter leucographella (Zeiler)

Waarnemingen. Fr: Terschelling, iii.1998, één beginmijn- De pop uit Fosser werd in een ijl spinsel aan¬ tje met een dode rups op vuurdoom (Pyracantha sp.), LB; getroffen op wegedoorn (Rhamnus cathartica 198 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

L.). Niet omdat ze op wegedoom werd aange¬ 1997, 1999) over een mogelijke toename van troffen werd ze verzameld, want pal ernaast de vlinder verder onderbouwd. stond de voedselplant kardinaalsmuts (Euony- mus europaeus L.), maar omdat er verder geen Argyresthia pulchella Lienig & Zeiler andere poppen in de nabijheid te vinden waren en tevens vanwege de heldergele kleur van het Waarnemingen. NB: Valkenswaard, Dommeldal, abdomen. Normaliter leven de soorten van het 25.vii.1994, op licht en 9, 22 en 29.vii.1997, in totaal 4 exemplaren geklopt uit vogelkers (Prunus padus L.), FG. geslacht Yponomeuta met vele rupsen bijeen in een spinsel waarin ook de verpopping De struiken waaruit de vlinders werden ge¬ plaatsvindt. Yponomeuta irrorella vormt hier¬ klopt, stonden aan de rand van het bos of langs op een uitzondering, want de volwassen rup¬ weilanden en bospaden. Op enige tientallen sen leven solitair (Agassiz, 1996). Het ver¬ meters dieper in het bos staande struiken wer¬ moeden dat dit een bijzondere vondst zou den geen vlinders aangetroffen. kunnen zijn, bleek juist te zijn toen er een De donkere kleur gecombineerd met het exemplaar van Y. irrorella uit de pop tevoor¬ nagenoeg ontbreken van een witte vlek na de schijn kwam. De soort geldt als zeldzaam, dwarsband is een typisch kenmerk voor deze maar wordt de laatste jaren meer waargeno¬ soort. Argyresthia semifusca (Haworth) lijkt men (Huisman & Koster, 1998). Nieuw voor erg veel op A. pulchella, maar is van deze te Overijssel. onderscheiden door de witte band aan de ach¬ terrand van de voorvleugel die duidelijk door¬ loopt na de dwarsband. Argyresthia sorbiella (Treitschke) Argyresthia pulchella is voor het eerst in Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- Nederland waargenomen in 1969 te 30. vi. 1996. Simpelveld door Langohr (1975). In 1971 Argyresthia sorbiella is bekend uit het zuid¬ heeft Langohr de soort ook aangetroffen te oosten en oosten van ons land langs een lijn Chèvremont en Kerkrade en in 1985 op de die loopt van Zuid-Limburg, over de Veluwe Bemelerheide (Groenen, in litteris). tot aan Drenthe (Küchlein, 1993). De vondst in Sellingen sluit hier mooi op aan. Overigens Argyresthia semifusca (Haworth) is de soort inmiddels ook bekend van één vindplaats uit de duinen te Bergen (NH) Waarnemingen. Ov: Losser, 27.vii.1977, Losser, (Huisman & Koster, 1995). Nieuw voor Poortbulten, 25.viii.1984, JCK; De Lutte, Kampbrug, Groningen. 5.viii. 1988, JCK; Gld: Apeldoorn, Woudhuizen, 20.vii.1997, 4 exemplaren geklopt uit sleedoorn, JW; Twello, l.viii.1985, 19. vi. 1988, 5 exemplaren, 10.vii.1986, 10.vii.1997, JW; Heerde, 26.vii.1981, 6 Argyresthia fundella (Fischer von exemplaren, JW; NH: Zwanenwater, 24.viii.1983, 2 Röslerstamm) exemplaren, 21 .viii. 1984, 2 exemplaren, 9 en 17. viii.1985, 3 exemplaren en 15.viii. 1987, JCK. Waarnemingen. Gld: Nunspeet, De Vennen, 21 en 22. vi.1997, 20 exemplaren geklopt uit spar (Picea sp.), Wolschrijn maakte ons er op attent dat deze AS, JW; Tongeren, 21.vi.1997, 2 exemplaren geklopt uit schijncypres (Chamaecyparis sp.), JCK; Twello, 7 en soort recentelijk over het hoofd is gezien, van¬ 23. vi.1997, totaal 3 exemplaren, JW; Wezep, 31.v en daar ook de enigszins gedateerde waarnemin¬ 17,vi. 1998, telkens 1 exemplaar uit enkele geïsoleerde gen uit Noord-Holland. Küchlein (1993) geeft sparren in een vochtig bosgebied, KH. slechts twee vindplaatsen op voor ons land: het Haagsche Bosch (Zuid-Holland) en De vangsten uit Nunspeet en Tongeren wer¬ Halsteren (Noord-Brabant). Verwarring met den gedaan tijdens de zomerexcursie van Argyresthia conjugella Zeiler en A. spinosella Snellen van 20 tot 22 juni 1997 te Tongeren. Stainton behoort tot de mogelijkheden. De Hiermee worden de opmerkingen in de jaar¬ rups leeft in mei en juni in de scheuten van lijsten 1994 en 1996 (Huisman & Koster, wilde lijsterbes ( L.) en mei- 199 Ent. Ber., Amst. 60 (2000) doom (Agassiz, 1996). Dit stemt overeen met Ethmiidae de waarnemingen uit het Zwanenwater, waar Ethmia quadrillella (Goeze) de vlinders werden geklopt uit lage lijsterbes¬ struiken op een duinhelling. Nieuw voor Waarnemingen. NH: Zaandam, l.vi en 19, 22 en 26.vii.1998, op licht, RV. Overijssel, Gelderland en Noord-Holland. Een zestal exemplaren kwam in de lichtval van De Vos die opgesteld stond op het balkon Glyphipterigidae van zijn woning. De soort wordt hoofdzakelijk in de zuidelijke helft van het land aangetroffen Glyphipterix forsterella (Fabricius) en tot nu toe was slechts een enkel exemplaar

Waarnemingen. L: Vlodrop-Station, 2 en 6.vi.l994, bekend van boven het Noordzeekanaal (Küch¬ 3.vi.l996, MS, en op 17.V.1998, AS, totaal 6 exemplaren. lein, 1993). De rups leeft in de nazomer en Het eerste Nederlandse exemplaar van Gly¬ herfst in een licht spinsel aan de onderzijde phipterix forsterella is in 1874 door Heylaerts van het blad van smeerwortel (Symphytum of¬ bij Breda gevangen. De soort is verder recen¬ ficinale L.), breed longkruid (Pulmonaria offi¬ telijk bekend geworden van twee vindplaatsen cinalis L.) en glad parelzaad (Lithospermum uit Twente (Van Nieukerken et al., 1993) en officinale L.) (Emmet, 1979). ook gevangen op de Kruisberg te Wahlwiller (Limburg), waar Schreurs (persoonlijke me¬ Depressariidae dedeling) drie exemplaren van bloeiende Luquetia lobelia Carex sleepte. De rups leeft van augustus tot (Denis & Schiffermüller) april in de zaden van voszegge (Carex vulpina Waarneming. Z: Gapinge, 5.vi.l998, 1 exemplaar in de L.) en andere zeggesoorten (Diakonoff, 1986). lichtval, KH. Volgens Grabe (1955) leeft en overwintert de rups in de vrouwe-lijke bloemhoofdjes van De soort komt de laatste tijd geregeld in ijle zegge (Carex remota L.). Aangetaste de jaarlijsten terug (Huisman et al., 1986; bloemhoofdjes zijn te herkennen aan enige Huisman & Koster, 1997, 1998). Toch is dit pas de derde vondst in het kustgebied. De vlin¬ uitwerpselen aan de punt. der is gevangen midden tussen de meidoorn¬ hagen van Walcheren, zodat het vrijwel zeker Lyonetiidae is dat de voedselplant hier geen sleedoorn, maar meidoorn is geweest. Nieuw voor Leucoptera spartifoliella (Hübner) Zeeland. Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- 30.vi. 1996. Agonopterix ocellana (Fabricius) De vlinder is gebonden aan brem (Sarotham- Waarneming. Gr: Blijham, Metbroek, rupsen op wilg nus scoparius (L.) Wimm, ex Koch), maar (Salix sp.), excursie Snellen, 28-30.vi. 1996. wordt ook vermeld van verfbrem (Genista Deze in Nederland algemeen voorkomende tinctoria L.). De rups mineert in de groene stengels van de voedselplant van oktober tot soort was nog niet eerder uit Groningen ver¬ april (Emmet, 1985). De mijnen vormen kron¬ meld (Küchlein, 1993). kelige gangen in de bast en de beste tijd om ze te verzamelen is in het vroege voorjaar. Agonopterix angelicella (Hübner) Dankzij de voedselplant is de soort over een Waarnemingen. Ov: Hasselt, Stadsgaten, 3.VÜ.1986, groot deel van het land verspreid en in bijna BvA, 28.vi. 1993, 20.vi. 1994, op licht, KH; Rouveen, alle provincies gevonden (Küchlein, 1993). Ze Veerslootslanden, 20.vii.1995, 3 exemplaren, ll.vii. is echter lang niet overal gewoon waar brem 1996, ll.vii.1997, 2 exemplaren, KH; Gld: Wezep, 10. groeit. Nieuw voor Groningen. viii.1996, op licht (zwerver?), KH; Heerde-wetering, 24.V. 1996, veel rupsen op engelwortel (Angelica sylve- 200 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

stris L.) en op 23.v.1997 weer rupsen, JW; Steenderen, Scythrididae 23.V.1997, rupsen, JW. Scythris siccella (Zeiler) Agonopterix angelicella is op geschikte terrei¬ nen, zoals vochtige weilanden, ongerepte Waarnemingen. NH: Egmond aan Zee, Wimmenummer- slootkanten en moerassige gebieden, klaar¬ duinen, 14.vi.1997, heel laag in de vegetatie, JW; Egmond blijkelijk geen zeldzame vlinder. Het zoeken aan Zee, PWN-duinen, 19.vii. 1997, 2 exemplaren, KN. naar de rupsen kan heel doeltreffend zijn. Onze kleinste Scythris-soort is slechts bekend Wolschrijn vindt ze ieder jaar omstreeks van enkele vindplaatsen uit het zuiden en mid¬ 24 mei op engelwortel. Nieuw voor Over¬ den van ons land en van enkele aan de kust ijssel. van Zuid-Holland. Dit betreft allemaal oude De vermelding van Melissant als vindplaats vondsten. Recentelijk is de soort alleen aange¬ vanA. angelicella (Küchlein, 1993) berust op troffen op Terschelling in 1990 en 1991 een misverstand. (Küchlein, 1993). De rups leeft in zelfgespon- nen tunnels op of in het zand en mineert van daaruit de bladeren van de voedselplant. Een Agonopterix cnicella (Treitschke) hele serie planten komt als voedselplant voor Waarnemingen. Gld: Wilp, IJsseldijk, 26.v - 12.vi.1997, deze soort in aanmerking. Genoemd worden 10 rupsen op kruisdistel ( L.), 10 onder andere havikskruid (Hieracium sp.), imagines vanaf 23.vi.1997; 28-31.v.1998, 3 rupsen, JW. weegbree (Plantago sp.), strobloem (Heli- Agonopterix cnicella wordt, hoewel lokaal, chrysum arenarium (L.) Moench), stalkruid vooral aan de kust en langs de grote rivieren (Verbascum sp.), veldzuring (Rumex acetosa gevonden. Het imago komt wel op licht, maar L.), gewone rolklaver {Lotus comiculatus L.), het zoeken naar de rupsen op de voedselplant hoombloem {Cerastium sp.) en duifkruid kruisdistel is misschien een betere methode (Scabiosa columbaria L.) (Bengtsson, 1984). om de soort te ontdekken. Wolschrijn vindt de In hoeverre al deze opgegeven plantensoorten rupsen de laatste jaren geregeld in wisselend, juist zijn, zal uit verder onderzoek moeten blij¬ meestal klein, aantal tussen samengesponnen ken. bladeren. De beste tijd is eind mei, begin juni. Dit komt geheel overeen met de ervaring van Oecophoridae de eerste auteur, die de rupsen zowel langs de dijken van Flakkee als van de kop van Goeree Eratophyes amasiella (Herrich-Schäffer) gevonden heeft, maar steeds in betrekkelijk Waarnemingen. Gld: Nijmegen, Lindenholt, 8.vi.l996, klein aantal. HtH; Ermelo, 22.vi. 1997, JV; L: Afferden, 1 .vi. 1997, HtH.

Elachistidae De hier vermelde waarnemingen betekenen Elachista exactella (Herrich-Schäffer) een kleine uitbreiding van het uit ons land be¬

Waarneming. NB: Drunen, 20.viii. 1997, LD. kende areaal, dat voornamelijk Noord-Lim- burg en het oostelijk deel van de Veluwe be¬ De soort is niet zeldzaam in droge bossen met slaat. De rupsen leven in dood hout, met name ondergroei van bochtige smele (De schamp sia in berkenhout. flexuosa (L.) Trim). Of de soort ook op andere grassoorten voorkomt is niet met zekerheid Esperia sulphurella (Fabricius) vastgesteld (Traugott-Olsen & Schmidt Niel¬ sen, 1977). Vondsten uit andere biotopen die¬ Waarneming. ZH: Nieuwe Tonge, 4.vi.l996, uit open- nen gedetermineerd te worden aan de hand haardhout, DD. van de genitaliën. Voornamelijk vermeld van de Veluwe, weinig uit Noord-Brabant. De vlinder is voor het eerst in Nederland ge¬ vangen te Melissant (ZH) in 1971 op haard- 201 Ent. Ber., Amst. 60 (2000) hout dat uit Zeeland kwam (Huisman, 1974). betonie (S. officinalis (L.) Trevisan), malrove Het openhaardhout van de huidige vangst, af¬ (Marrubium vulgare L.) en dovenetel (La- komstig van fruitbomen en populier, kwam uit mium sp.) (Emmet et al., 1996). Nieuwe Tonge zelf, zodat we veilig kunnen aannemen dat de soort ook op Flakkee vooi- Coleophora niveicostella Zeiler komt (Küchlein, 1993; Huisman & Koster, Waarneming. L: Colmont, Wrakelberg, 29.v. 1998, 1 1997, 1999). exemplaar gesleept van tijm (Thymus sp.), AS. Dit is het derde Nederlandse exemplaar van Coleophoridae Coleophora niveicostella. Het eerste dateert van 1873 uit Arnhem, het tweede exemplaar Coleophora binde relia (Kollar) werd door Doets op 19 juli 1950 in het Waarneming. Gr: Metbroek, zakken op hazelaar (Corylus Cannerbos verzameld. De rups leeft op grote avellana L.), excursie Snellen, 28-30.vi. 1996. wilde tijm (Thymus pulegioides L.) en kruip- tijm (T. praecox Opiz.) in een zak die is ver¬ Coleophora binderell is een soort die ver¬ spreid voorkomt, hoofdzakelijk in de zuidelij¬ vaardigd van gemineerde bladeren gewikkeld ke helft van het land (Küchlein, 1993; Van in een spinsel. In het volwassen stadium van Nieukerken et al., 1993; Huisman & Koster, de rups, midden juni, kan de zak uit vijf van 1995). De goed herkenbare zakken zijn te vin¬ deze gemineerde bladeren bestaan. den op els (.Alnus sp.), hazelaar, berk (Betula sp.) en soms ook op haagbeuk (Carpinus betu- Coleophora mayrella (Hübner) lus L.) (Emmet et al., 1996). Nieuw voor Gro¬ Waarneming. Gr: Metbroek, Sellingen, excursie Snellen, ningen. 28-30.vi.1996. De soort is, meestal verspreid en lokaal, in de Coleophora lineolea (Haworth) meeste provincies van ons land gevonden

Waarnemingen. Gld: Twello, 26.vi tot 19.vii. 1985 en vol¬ (Küchlein, 1993). Coleophora mayrella is van gende jaren, diverse exemplaren op licht; Bussloo, 15- de andere soorten van het genus met metaal- 20.V.1996 en volgende jaren, veel zakken op bosandoom groene voorvleugels te onderscheiden aan de (Stachys sylvatica L.), JW; NH: Overveen, 5.vi.l998, zak¬ dikke beschubbing van de sprieten die reikt ken, JW. van de basis tot aan twee-vijfde van de lengte, het overige deel van de sprieten is donkergrijs Coleophora lineolea is een soort die volgens Küchlein (1993) tot dusver alleen in de duin¬ en wit geringd. De zakken zijn te vinden op de streek van Noord- en Zuid-Holland en in het bloemhoofdjes van witte klaver (Trifolium re- zuidoostelijk deel van ons land is aangetrof¬ pens L.), waar de rups zich voedt met de zaden fen. De vlinder wordt de laatste jaren wat meer (Emmet et al., 1996). Nieuw voor Groningen. gevonden (Huisman & Koster, 1999). De rups leeft in een buisvormige, zijdelings enigszins Coleophora trochilella (Duponchel) afgeplatte, zak gemaakt van een deel van het Waarneming. Gr. Blijham, zak op bijvoet, excursie blad van de voedselplant. De zakken hebben Snellen, 28-30.vi.1996. daardoor een harig voorkomen en zijn soms moeilijk te vinden. De rups verraadt zijn aan¬ Na de vondst uit Zeeland (Huisman & Koster, wezigheid door de groenachtige, later grijs¬ 1996) is de soort inmiddels bekend van alle bruine, plaatmijnen. Wolschrijn vindt medio provincies met uitzondering van Flevoland. mei in Bussloo de zakken geregeld op de bla¬ Nieuw voor Groningen. deren van bosandoom. In het popstadium zit¬ Coleophora argentula (Stephens) ten de zakken laag tegen de stengel aan. Behalve op de bovengenoemde bosandoom Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- kunnen de zakken ook worden gevonden op 30.vi. 1996. 202 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

Een soort die verspreid door bijna het hele dat P. latipennella in het oosten van ons land land is aangetroffen, maar in het noorden dui¬ het meest voorkomt en naar het westen toe delijk minder dan in het zuiden (Küchlein, steeds zeldzamer wordt. Nu zou het zo kunnen 1993). De zakken van de rupsen zijn te vinden zijn dat de soort zich pas recent in Nederland op de bloemhoofdjes van duizendblad (Achil¬ gevestigd heeft en vanuit het oosten opdringt. lea millefolium L.) en wilde bertram (A. ptar- Een andere mogelijkheid is dat de vlinder al¬ mica L.). De beste tijd om de zakken te vinden tijd aanwezig is geweest, zij het schaars, maar is vroeg in de herfst. Nieuw voor Groningen. door onbekendheid of door te weinig verza¬ melen in Oost-Nederland over het hoofd is ge¬ Amphisbatidae zien. In ieder geval zou het goed zijn als in ou¬ dere collecties nog eens gericht naar P. Pseudatemelia latipennella (Jäckh) latipennella gezocht zou worden. Hoewel P.

Waarnemingen. Ov: Ommen, op diverse locaties, 30 en latipennella iets meer afgeronde voorvleugels 31.V.1997 een twintigtal exemplaren in de schemering en heeft dan P. flavifrontella is voor een be¬ op licht, KH en J. Küchlein; Lemelerberg, 31 .v. 1997, KH; trouwbare diagnose genitaalonderzoek nodig Gld: Hoog-Keppel, het Heekenbroek, 28.V.1995 en (Palm, 1989; Van Nieukerken et al., 1993; De 29.v.1997, beide op licht, CN; Wezep, 1 .vi. 1997, op licht, Prins, 1988). KH. De rupsen van Pseudatemelia-soorten le¬ Pseudatemelia latipennella lijkt bezig te zijn ven in een zak op dode bladeren, mossen en met een spectaculaire opmars. De vlinder is dergelijke (Emmet, 1979). voor het eerst in Nederland gevangen te Oldenzaal in 1938. Dan volgt in 1986 de waar¬ Cosmopterigidae neming van drie mannetjes in Denekamp, Losser en De Lutte, in 1987 tien mannetjes en Cosmopterix scribaiella (Zeiler) vier wijfjes en in 1989 nog een wijfje in De Waarneming. Ov: Hasselt, Stadsgaten, 24.vi. 1998, op Lutte (Van Nieukerken et al., 1993). Op de zo¬ licht, KH. mervergadering van de NEV in 1997 te Ommen zijn door diverse waarnemers op ver¬ Na de zes nieuwe vindplaatsen die we eerder schillende plaatsen in die omgeving behoor¬ konden melden (Huisman & Koster, 1997) lijk wat exemplaren van Pseudatemelia ge¬ komt er nu weer een bij, in een moerassig deel vangen. Alles wat tot nu toe op genitaal is van Overijssel. De vlinder is op een tiental gecontroleerd bleek P. latipennella te zijn. plaatsen in Nederland gevonden en maakt Pseudatemelia flavifrontella (Denis & Schif¬ blijkbaar een gunstige periode mee. De rups fermüller), die veel algemener heet te zijn, mineert in riet (Phragmites australis (Cav.) werd daar niet aangetroffen (Van den Berg et Trin. ex Steud.), zowel van vochtige als van al., 1998). Naves ving in Hoog-Keppel op wat drogere groeiplaatsen. 29 mei 1997 twee Pseudatemelia's, waarvan één P. latipennella en één P. flavifrontella Gelechiidae bleek te zijn. Huisman ving op 1 juni 1997 in Wezep twee op het oog geheel identieke Pseu¬ Monochroa moyses (Uffen) datemelia's, met precies hetzelfde resultaat. Waarnemingen. Z: Kortgene, 30.vii. 1996 en 3.vi.l997, 2 Pseudatemelia flavifrontella zelf is daar overi¬ wijfjes op licht, JV. gens al veel schaarser dan P. josephinae (Toll). Deze waarnemingen vormen een welkome Een verklaring voor de toename van het aanvulling op de uit ons land bekende ver¬ aantal meldingen van Pseudatemelia latipen¬ spreiding (Huisman & Koster, 1994). nella en voor het verspreidingspatroon van de De rups van Monochroa moyses leeft in een Pseudatemelia-soorten is nog niet duidelijk te gangmijn in de bladeren van zeebies (Scirpus geven. Het ligt voor de hand om aan te nemen maritimus L.) (Uffen, 1991). 203 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

Fig. 4. Stenolechia gemmella. Fig. 3. Stenolechiodes pseudogemmellus.

Stenolechiodes pseudogemmellus Elsner, gewoonlijk tot aan de grijs-zwarte vlek aan de voorrand. Bij Stenolechiodes pseudogemmel¬ nieuw voor de fauna (fig. 3) lus zijn deze duidelijk van elkaar gescheiden. Waarnemingen. Ov: Lemele, Archemerberg, 16.v. 1986, 3 Verder is de achtervleugel van Stenolechia ge¬ exemplaren; Haarle, 17.v.1982, 1.vi. 1983 en 14.v.1987, Averlo, 19.V.1984, 3.V.1991 en 12.V.1997; Hengforden, mella iets smaller door het ontbreken van de 7. V.1987 en 28.iv.1988, steeds op eikestammen, WO; ader Ml. Aangezien de dieren enigzins varia¬ Gld: Wezep, 14.V.1992 en 17.V.1993, KH; Hoenderlo, 7, bel zijn, zullen deze kenmerken niet altijd uit¬ 8 en 11 .v. 1988, in totaal 6 exemplaren op licht, KH; Wilp, sluitsel geven om tot een juiste determinatie te 19.V.1996 en 26.iv.1997, WO; Heerde, 28.iv.1974, komen. De simpelste manier om de beide 8. V.1976, 15.V.1979, 5.V.1992 en 30.iv.1994; Twello, 30.vi.1987 en 8.V.1988; Apeldoorn, 16.iv.1990, 3.V.1990 soorten van elkaar te scheiden is de vliegtijd. en 23.V.1992; Het Woold, 15.V.1979, 3 exemplaren, JW; Stenolechia gemella vliegt in augustus en Imbosch, 11.V.1979, 2 exemplaren; Groesbeek, 6.V.1976, september, Stenolechiodes pseudogemmellus 2 exemplaren, AC; ZH: Oostvoorne, 13.V.1990, op licht, echter vliegt in het voorjaar in de maanden KH; NB: Veldhoven, Dommeldal, 3.V.1994; Luyksge- stel, 4.V.1995, FG; Nuenen, 30.iv.1975; Eindhoven, april en mei. De vlinder lijkt verbreid over een 10.v. 1974; Eindhoven Vliegbasis, 3.V.1994, HW; L: groot deel van de zuidelijke helft van ons land Mook, 21.iv.1993; 21.V.1979, 2 exemplaren, 22.V.1979, met (voorlopig?) als noordelijkste vindplaats AC; Vlodrop-Station, 12.V.1994, Posterholt, 7.V.1996; Wezep. Oord (mondelinge mededeling) is (tot Herkenbosch, 30.v. 1996; Swalmen, 25.iv. 1999, MS, Brunsummerheide, 7.vi.l983; Weert, Grote Moos, nu toe) de enige die Stenolechiodes pseudo¬ 19.v.1986, AS; Schinveld, 2.V.1976, Mechelen, gemmellus gewoner noemt dan Stenolechia 14.iv.1974, G.R. Langohr. gemella. De heer Biesenbaum attendeerde ons op het De rups van Stenolechia gemella leeft in feit dat er onder Stenolechia gemella (Lin¬ het voorjaar in de knoppen van eik. De rups naeus) (fig. 4) een nieuwe soort kan schuilen. van Stenolechiodes pseudogemmellus leeft Deze pas in 1996 beschreven soort wordt uit¬ vermoedelijk in de twijgen van eik; hieruit voerig behandeld in Huemer & Karsholt werd eens bij toeval een imago gekweekt (1999). Stenolechiodes pseudogemmellus lijkt (Huemer & Karsholt, 1999). uiterlijk sterk op de algemeen voorkomende Stenolechia gemmella, maar verschilt hier in¬ Parachronistis albiceps (Zeiler) wendig zoveel van dat ze in een nieuw genus Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- is geplaatst. Niet alleen de verschillen in de 30.vi.1996. mannelijke en vrouwelijke genitaliën zijn vrij groot, maar in de achtervleugel is ader Ml De soort komt verspreid voor door het hele aanwezig, die bij het genus Stenolechia ont¬ land, maar hoofdzakelijk in het midden en zui¬ breekt. De uiterlijke verschillen tussen de bei¬ den. In het noordoosten is Parachronistis albi¬ de soorten zijn als volgt; bij Stenolechia gem¬ ceps slechts bekend van enkele vindplaatsen mella reikt de schuine zwarte streep aan de (Küchlein, 1993). De rups leeft in de knoppen binnenrand in het midden van de voorvleugel van hazelaar, maar wordt ook vermeld van iep 204 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

(Ulmus sp.) en perzik (Prunus persica (L.) mengevouwen blad van appel (Malus domes- Batch) (Huemer & Karsholt, 1999). Nieuw tica Borkh.), peer en mogelijk ook op slee¬ voor Groningen. doorn en lijsterbes (Huemer & Karsholt, 1999).

Teleiodes vulgella (Denis & Schiffermüller)

Waarneming. Gr: Wedde, excursie Snellen, 28- Gelechia senticetella (Staudinger) 30.vi.1996. Waarnemingen. ZH: Rotterdam-Lombardijen, 9. De meeste vindplaatsen van Teleiodes vulgel¬ viii.1996, JL; Rhoon, 5.viii. 1997, JL; NB: Drunen, 8. viii.1997, op licht, LD. la liggen in de zuidelijke helft van Nederland (Küchlein, 1993). De rups leeft tussen twee Weer een drietal nieuwe vindplaatsen van de¬ samengesponnen bladeren van een reeks ze recente aanwinst voor onze fauna, waarvan voedselplanten behorende tot de Rosaceae, één zelfs in stedelijk gebied. Dit maakt de ver¬ zoals meidoorn, appel, pruim (Prunus sp.), onderstelling dat de soort zich verspreidt via lijsterbes (Sorbus sp.) en krenteboompje aangeplante jeneverbessoorten (Juniperus sp.) ( sp.) (Huemer & Karsholt, in tuinen wel erg waarschijnlijk (Van Nieuker- 1999). Nieuw voor Groningen. ken et al., 1993; Huisman & Koster, 1994, 1999).

Teleiodes wagae (Nowicki)

Waarneming. Ov: Diepenveen, Frieswijk, 8.vi.l996, WO. Gelechia muscosella Zeiler

Af en toe komt er in ons land een nieuwe vind¬ Waarneming. ZH: Ouddorp, 20 vii.1998, een wijfje op plaats voor deze soort bij. Voor bijzonderhe¬ licht, KH. den over de determinatie en biologie verwij¬ Na de eerste melding uit 1992 is dit de tweede zen we naar een eerdere publicatie (Huisman vondst van deze zeldzame soort in Ouddorp & Koster, 1995). (Huisman & Koster, 1997). Er zijn nog steeds niet meer dan vier vindplaatsen bekend, waar¬ Carpatolechia proximella (Hübner) van er drie in het oostelijk deel van Noord- Brabant liggen. De rups leeft in katjes van Waarneming. Gr: Sellingen, Ter Borg, excursie Snellen, populier en wilg. 28-30.vi.1996.

Deze soort komt algemeen voor in Nederland Gelechia rhombelliformis Staudinger en is reeds vermeld van alle overige provin¬ cies. De rups leeft tussen een samengevouwen Waarneming. NB: Drunen, duinrand, 16.viii. 1997, 2 blad van berk of els (Huemer & Karsholt, exemplaren, LD. 1999). Nieuw voor Groningen. Deze soort wordt door Van der Wolf (1984) voor het eerst voor ons land vermeld. Inmid¬ Gelechia rhombella (Denis & Schiffermüller) dels is er een vijftal vindplaatsen bij gekomen, hoofdzakelijk uit het oosten en zuiden van ons Waarneming. NH: Schagerbrug, 14.viii. 1996, in lichtval, land (Küchlein, 1993). De rups leeft op popu¬ KN. lier (Sattler, 1960). Gelechia rhombella is hoofdzakelijk bekend van de zandgronden in het oosten, midden en Mirificarma interrupta (Curtis) zuiden van ons land, hoewel er ook enkele vangsten zijn gemeld uit het kustgebied Waarneming. Gld: Hatertse Vennen, Roelofsven, (Küchlein, 1993). In het noordwesten werd de 9.V. 1998, op licht, HtH. soort nog niet eerder aangetroffen. De rups Van deze soort wordt een twaalftal vindplaat¬ van Gelechia rhombella leeft in mei en juni sen opgegeven uit de zuidelijke helft van ons tussen samengesponnen bladeren of in een sa¬ land, maar sinds 1933 is de vlinder nog slechts 205 Ent. Ber., Amst. 60 (2000) gevonden te Epe (Gld) en Bergen op Zoom taurie (Centaurea sp.) (Emmet, 1979). De bo- (NB) (Küchlein, 1993). Nu weer een nieuwe venzijdige mijn verloopt langs de hoofdnerf vondst van deze opvallend getekende gelechi- met onregelmatige zijwaartse uitlopers. de. De rups leeft op brem en heidebrem Verpopping vindt plaats buiten de mijn. (■Genista sp.) (Elsner et al., 1999). Nieuw voor Drenthe.

Scrobipalpa instabilella Chionodes electella (Zeiler) (Douglas) Waarnemingen. Fr: Terschelling, De Groede; paal 21 en Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- Formerum, 21, 22, 26 en 28.vii en 16.viii. 1996, in totaal 30.vi.1996. 20 exemplar en, LB. Na de vermelding van de soort uit gebieden waar spar of jeneverbes ( De soort is voornamelijk bekend uit het L.) van nature niet of niet veel voorkomen Zeeuwse en Zuid-Hollandse Deltagebied, (Gielis et al., 1985; Eluisman & Koster, 1998), maar werd later ook aangetroffen in het noord¬ is Chionodes electella nu ook bekend uit de westelijk duingebied, Texel en Holwerd provincie Groningen. Nieuw voor Groningen. (Jansen & Asselbergs, 1993; Huisman & Kos¬ ter, 1996). Op Terschelling is de soort onge¬ twijfeld inheems gezien het vrij grote aantal Athrips mouffetella (Linnaeus) gevangen exemplaren en het voorkomen van

Waarnemingen. NH: Callantsoog, 1 .viii. 1988, JCK, de voedselplant, gewone zoutmelde (Halimio- Callantsoog, Zwanenwater, ll.vii.1987 en 13.viii. 1996, ne portulacoides (L.) Aellen). JCK; Bergen aan Zee, 30.vii.1993, op licht, KN; Schager- brug, 2 en 5.VÜ.1993, 12 en 15.vii.1995, 6.viii.l996, 8, 11, 15, 17, 19, 22, 28 en 29.vii.1997, in totaal 16 exemplaren (Lienig & Zeiler) op licht, KN; NB: Drunen, 10.vii.1997, LD; Veldhoven, 9.viii. 1996, 2 exemplaren, FG; Valkenswaard, de Malpie, Waarneming. Bergen aan Zee, 14.vi. 1997, rupsen op 29.vii.1968, HW; L; Epen, 15.vii. 1969, HW. kruipwilg (Salix repens L.), 16 imagines vanaf 26.vi.1997, JW. Tot dusver was de vlinder met een groot aan¬ tal vindplaatsen vertegenwoordigd in ons Volgens Snellen (1882) zou de vlinder in de land, met uitzondering van het noordwesten negentiende eeuw niet zeldzaam zijn geweest en de Waddeneilanden en met slechts een en¬ in de Hollandse duinen. Sindsdien zijn er al¬ kele vondst uit Noord-Brabant (Küchlein, leen recente vondsten bekend uit het Zwanen¬ 1993). Inmiddels blijkt de soort ook in het water te Callantsoog. Op deze locatie is de noordwestelijk kustgebied niet zeldzaam te vlinder beslist niet zeldzaam en kan hier wor¬ zijn. De rups leeft in een wit spinsel langs een den gesleept van kruipwilg. De vlinders zijn in scheut en bladeren van kamperfoelie het Zwanenwater nog nooit op licht gevangen, (Lonicera sp.) (Emmet, 1979). hoewel de lamp vaak midden in de biotoop stond opgesteld. De rupsen leven tussen sa¬ mengesponnen topbladeren van kruipwilg en Scrobipalpa acuminatella (Sircom) de kweek is vrij eenvoudig. In navolging hier¬

Waarneming. Dr: Wijster, terrein van de VAM, van heeft Wolschrijn in juni rupsen verzameld l.vii.1997, rups op speerdistel (Cirsium vulgare (Savi) van kruipwilg te Bergen aan Zee. Hieruit ver¬ Ten.), ex larva 24.vii.1997, MJ. schenen meer dan 10 soorten Microlepido- Hoewel de vlinder van een flink aantal vind¬ ptera, waaronder Anacampsis temerella. Bij plaatsen verspreid door het land is vermeld, eenzelfde proef met rupsen van kruipwilg ver¬ was hij in de drie noordelijke provincies nog zameld te Ommen kwam de soort echter niet niet aangetroffen (Küchlein, 1993; Jansen, tevoorschijn. Anacampsis temerella is ver¬ 1999). De rups leeft in juli en weer in septem¬ moedelijk beperkt tot de duinen en misschien ber als mineerder in de bladeren distel minder zeldzaam dan wordt verondersteld. (Carduus sp.), veerdistel (Cirsium sp.) en cen- Het zoeken naar de rupsen en het slepen van 206 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

de voedselplant is, naar het zich laat aanzien, Na de vangst in 1992 (Huisman & Koster, de meest aangewezen manier om de soort vast 1996) werd Aethes flagellana in 1998 op¬ te stellen. nieuw waargenomen in Ouddorp. Tegelijk werd in een andere telefooncel de iets minder zeldzame A. francillana (Fabricius) gevonden. Pexicopia malvella (Hübner) Het is ook opmerkelijk dat deze waarnemin¬ Waarneming. Z: Kortgene, ó.viii. 1997, op licht, JV. gen vrijwel gelijktijdig plaatsvinden met die van Gelechia muscosella in 1992 en 1998 in De eerste vermelding van Pexicopia malvella Ouddorp. Klaarblijkelijk zijn deze vlinders al¬ uit ons land stamt uit 1910 te Diemen, dan leen in enkele zeer warme nachten actief. Het komt een 16-tal waarnemingen te Melissant areaal van de soort blijft voorlopig beperkt tot van 1968 tot 1984 en de vangst van drie exem¬ Goeree en Voome. De rups leeft in de stengel plaren te Oostvoome in 1980 (Küchlein, van kruisdistel. 1993). Dat de soort een beperkt verspreidingsge¬ Cochylidia rupicola (Curtis) bied heeft zal mede veroorzaakt worden door de verbreiding van de voedselplanten, soorten Waarnemingen. Z: Kamperland, Goudplaat, 1996; Wis¬ van de familie Malvaceae. Emmet (1979) senkerke, Schotsman, 26.vi, 3 en 27.vii.1997, JV. geeft voor de rups heemst ( Küchlein (1993) geeft meer dan 20 vindplaat¬ L.) en gekweekte stokrozen (,Alcea rosea L.) sen op voor deze soort, die voornamelijk zijn op. Heemst kwam in de zestiger jaren op gelegen in de zuidelijke helft van ons land. De Flakkee maar uiterst sporadisch voor. Daar is rups leeft van de bloemen en de zaden van ko- de voedselplant hoogstwaarschijnlijk groot ninginnekruid (Eupatorium cannabium F.) en kaasjeskruid ( L.) of mis¬ overwintert volwassen in de dode stengel van schien ook rond kaasjeskruid (M. pusilla Sm.) de voedselplant (Emmet, 1979). Nieuw voor geweest. Het lijkt ons dat de rupsen van Zeeland. Pexicopia malvella onder omstandigheden ge¬ noegen nemen met zowel heemst en stokroos Spatalistis bifasciana (Hübner) als met andere soorten van de kaasjeskruidfa- milie. Nieuw voor Zeeland. Waarnemingen. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- 30.vi.1996; Gld: Wezep, 30.v en 9 en 21.vi.1993, telkens 1 exemplaar, 25.vi.1993 en 1 l.vii. 1997, telkens 2 exem¬ (Haworth) plaren op licht, KH; Hoog-Keppel, 19 en 25.vi.1997, CN.

Waarnemingen. Gld: Nijmegen, Lindenholt, 12, 15, 16.v De soort is pas sinds 1960 uit ons land bekend en 7.vi.l997; 11 en 19.V.1998, HtH; Twello, 21.V.1986, (Bentinck, 1963). Sindsdien is ze van een be¬ 12.v.1993, 15.v en 10.vii.1997, JW; ZH: Ouddorp, 16 en 17.V.1997, in totaal 3 exemplaren op licht, KH. perkt aantal vindplaatsen verspreid over het land gemeld, waarbij de nadruk op de Velu we De laatste tijd komen er geregeld nieuwe ge¬ en de Waddeneilanden ligt (Küchlein, 1993). gevens over deze soort binnen. Zij blijkt ove¬ De hierboven gegeven data wekken de indruk rigens al in 1986 te Twello gesignaleerd te dat het dier wat minder zeldzaam geworden is. zijn. Men vergelijke wat in de vorige jaarlijst De rups leeft in de bessen van wegedoom, (Huisman & Koster, 1999) over deze soort ge¬ vuilboom (Frangula alnus Mill.), rode kor¬ zegd is. noelje (Cornus sanguinea F.), blauwe bosbes ÇVaccinium myrtillus F.) en rode bosbes (V. Tortricidae vitus-idaea F.) (Bradley et al., 1973). Nieuw voor Groningen. Aethes flagellana (Duponchel)

Waarneming. ZH: Ouddorp, 20.vii.1998, in telefooncel, KH. 207 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

Adens cristana (Denis & Schiffermüller) Endothenia oblongana (Haworth)

Waarneming. Z: Kortgene, 8.iii. 1997, op licht, JV. Deze soort is door Van Vuure (1999) vermeld De soort heeft blijkens de vangst in Kortgene van Noord-Beveland: Kortgene, 3.VÜ.1994. een iets uitgebreider vlieggebied in ons land Zie voor de verspreiding van deze soort Kos¬ dan we in vorige publicaties konden aangeven ter & Van Nieukerken (1998). (Huisman & Koster, 1995, 1997). De voornaamste voedselplant van de rups Apotomis infida (Heinrich) (fig. 5) is sleedoorn. Daarnaast worden ook genoemd Waarneming. Ov: Wanneperveen, De Wieden, 5.vi.l997, meidoorn, wilde appel ( Mill) een mannetje in de lichtval bij de werkschuur van Natuur¬ en peer (Emmet, 1979). Sleedoorn wordt in de monumenten, KH. wijde omgeving van Kortgene nauwelijks ge¬ vonden. Ook de meidoorn is de laatste tijd Dit is het derde exemplaar van Apotomis infi¬ door kap schaars geworden. Het is niet onmo¬ da in de kop van Overijssel en het vierde in gelijk dat we hier te doen hebben met een Nederland (Huisman & Koster, 1997, 1998). zwerver. Dit is de derde vindplaats in ons Blijkbaar komt het dier verspreid maar schaars voor in de vochtige gebieden van Overijssel land. Nieuw voor Zeeland. en Friesland. Voor een beschrijving van het uiterlijk, de Sparganothis pilleriana (Denis & vrouwelijke genitalia en de biologie verwijzen Schiffermüller) we naar de bovengenoemde publicatie uit

Waarneming. ZH: Ouddorp, 26.vii.1998, KH. 1997. We kunnen nu een tekening van het Van deze vlinder is een groot aantal vindplaat¬ mannelijke genitaal toevoegen (fig. 5). sen bekend uit de duinen van het vasteland van Zuid- en Noord-Holland. Toch overheerst Apotomis lineana (Denis & Schiffermüller) bij de huidige generatie microlepidopterolo- Waarneming. Gr: Metbroek, Sellingen, excursie Snellen, gen de mening dat Sparganothis pilleriana 28-30.vi.1996. zeldzaam is. Onze eigen ervaringen bevesti¬ gen dit. Koster zag de soort in het Zwanen¬ Hoewel de soort van vrij veel vindplaatsen water slechts éénmaal (1984), hoewel hij gere¬ wordt vermeld, is zij over het algemeen niet geld in dat gebied vangt. In Ouddorp is de gewoon. Het meest wordt Apotomis lineana vlinder voor het eerst gevangen in 1965 bij de gevonden in het westen, langs de grote rivie¬ RIVON-inventarisatie van het duingebied van ren en in het duindistrict (Küchlein, 1993). De De Punt, toen hij op enkele avonden in vrij rups leeft tussen de samengesponnen bladeren groot aantal in de vanghak werd aangetroffen. van schietwilg (Salix alba L.) en kraakwilg Sindsdien is de soort er niet meer gezien, ook (Salix fragilis L.) (Bradley et al., 1979). hier weer ondanks geregelde waarnemingen in Nieuw voor Groningen. de naaste omgeving, totdat in 1998 in een tele¬ fooncel in precies hetzelfde gebied een exem¬ Apotomis turbidana (Hübner) plaar werd gevonden. Waarschijnlijk is het Waarneming. Gr: Metbroek, Sellingen, excursie Snellen, een vlinder die sterk in aantal schommelt. In 28-30.vi.l996. Engeland wordt de soort vooral aangetroffen in zoutmoerassen aan de kust en in vennen en Apotomis turbidana is een algemene soort en vochtige heidegebieden in het binnenland. De komt vooral voor op de zandgronden en in de rups is heel polyfaag en leeft op allerlei lage duinen (Küchlein, 1993). De rups leeft tussen planten, terwijl in het buitenland het dier soms samengesponnen bladeren van berk, maar schadelijk is op wijnstokken (Vinus vinifera wordt ook gemeld van eik, wilg en populier L.) en in Turkije de rups zelfs gevonden is op (Bradley et ah, 1979). Nieuw voor Gronin¬ den (Pinas sp.) (Bradley et al., 1973). gen. 208 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

Fig. 5. Apotomis infida, mannelijk genitaal.

Orthotaenia undulana (Denis & Celypha siderana (Treitschke) Schiffermüller) Waarnemingen. Fr: Drachten, de Forten, 11 .vi. 1997, tal¬ Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- rijk op een haag van theeboompjes (Spiraea salicifolia 30.vi. 1996. L.), H. A. Bijl; Dr: Borger, 7.vi.l993, BvA; Gld: Wisselse veen, 20.vi.1997, KH; Tongeren, 20 en 21.vi.1997, Een gewone soort in ons land, maar het meest Snellen-excursie. voorkomend op de zandgronden en in de dui¬ Ook dit is weer een vlinder die zich over ons nen (Küchlein, 1993). De rups leeft polyfaag land kon verspreiden door de aanplant - en op loof- en naaldhout, maar ook op diverse verwildering - van een sierheester, in dit geval kruidachtige planten (Bradley et al., 1979). het theeboompje. De vlinder is in 1975 in Ne¬ Nieuw voor Groningen. derland ontdekt; nu zijn er al enkele tientallen vindplaatsen (Huisman & Koster, 1999).

Hedya ochroleucana (Frölich)

Waarneming. Gr: Metbroek, Slangenborg, excursie Snel¬ Pristerognatha fuligana (Denis & len, 28-30.vi. 1996. Schiffermüller)

Een vrij lokale soort, die hoofdzakelijk wordt Waarneming. Ov: Rouveen, Veerslootslanden, lO.vi. gevonden in de duinen en op de zandgronden 1997, 3 exemplaren gesleept uit een vochtig struweel van wilgen en elzen, KH. (Küchlein, 1993). De rups leeft op roos en soms ook op appel (Bradley et al., 1979). Dit is de tweede vindplaats buiten Zuid-Lim- Nieuw voor Groningen. burg en de derde voor ons land (Langohr, 1972; Huisman & Koster, 1994). De voedsel¬ plant van de rups, groot springzaad (Impatiens noli-tangere L.), komt lokaal en schaars in de 209 Ent. Ber., Amst. 60 (2000) omgeving voor en moet ook in de Veersloots- (Küchlein, 1993). Deze verspreiding komt landen gevonden zijn, maar door de ontoegan¬ overeen met de verspreiding van de voedsel¬ kelijkheid van het gebied is dat niet eenvoudig plant van de rups, zulte (Aster tripolium L.). te verifiëren. De rups leeft van september tot Zulte komt behalve in het Deltagebied ook het voorjaar in de onderste delen van de plant voor langs de brakke benedenrivieren en mo- en verpopt ter plaatse in de holle stengel gelijk ook in de Rhoonse grienden. Na de uit¬ voering van het Deltaplan en de daaruit vol¬ (Huisman & Koster, 1994). gende verzoeting is zulte, en daarmee ook Eucosma tripoliana, op Flakkee schaars ge¬ Epinotia nanana (Treitschke) worden. Waarnemingen. NB: Drunen, 6.vi.l997, op licht, LD, Luyksgestel, 30.vi. 1995; Eindhoven, 28.V.1997, FG. Eucosma conterminana (Guenée)

De rups van Epinotia nanana leeft tussen de Waarnemingen. Gld: Wezep, 22.vii.1992, 12.vii. 1996, los aaneengesponnen naalden van spar en zil- 3.viii. 1997, KH; Twello, 9.VÜ.1993, het eerste exemplaar verspar (Abies sp.) en is gewoon waar deze op het laken, 10-13.vii.1994, 3 exemplaren, 28.vii tot boomsoorten groeien (Bentinck & Diakonoff, 14.viii. 1996, 5 exemplaren, 8 tot 27.vii.1997, 8 exempla¬ ren en van 9.vii tot lO.viii. 1998, 15 exemplaren, alle op 1968). Küchlein (1993) geeft dan ook een licht, JW; NB: Luyksgestel, 3.viii. 1996; Eindhoven, groot aantal vindplaatsen op van deze soort, 21.vii.1997 2 exemplaren, FG; L: Venlo, 29.vi.1993, KEI. die voornamelijk liggen op de zandgronden, maar ook in het westen en op Terschelling. Eucosma conterminana is voornamelijk ver¬ Hierbij stak Noord-Brabant bijna maagdelijk breid over de zuidelijke helft van ons land, af met slechts één vindplaats, Bergen op zonder talrijk te zijn. Volgens de eerste auteur is E. conterminana in het Deltagebied een vrij Zoom. gewone soort, maar uit Noord-Brabant zijn weer weinig vindplaatsen bekend. Blijkens de Zeiraphera rufimitrana (Herrich-Schäffer) ervaring van Wolschrijn ontbrak de vlinder tot Küchlein & Naves (1999) melden deze soort voor kort in grote delen van het binnenland, maar sinds 1993 is het dier ook in Twello aan als nieuw voor de fauna. een stevige opmars begonnen. De rups leeft op de bloemhoofdjes en in de Eucosma obumbratana (Lienig & Zeiler) zaden van gifsla (Lactuca virosa L.), kompas¬ Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- sla (E. serriola L.) en echte sla (L. sativa L.) 30.vi. 1996. (Bradley et al., 1979). Voor zover wild waren De soort komt vooral voor in de duinen en in dit zeldzame of vrij zeldzame planten, maar het midden van ons land, maar is uit het noor¬ kompassla heeft zich de laatste tijd met name den en oosten veel minder bekend (Küchlein, in Zuid-Holland en langs de rivieren explosief 1993). De rups leeft in de bloemhoofdjes van uitgebreid. Het is tamelijk waarschijnlijk dat akkermelkdistel (Sonchus arvensis L.) en echt de opmars van E. conterminana hiei mee te bitterkruid (Picris hieracioides L.) en eet daar maken heeft. de onrijpe zaden (Bradley et al., 1979). Nieuw voor Groningen. Gypsonoma minutana (Hübner)

Waarnemingen. Fr: Ameland, in de periode 9-16.vi. 1997, Eucosma tripoliana (Barrett) 1 exemplaar, JL; Ov: Hasselt, Stadsgaten, 12.vii.1994, KH. Waarneming: ZH: Rhoon, 1995; lO.viii. 1998, JL.

Het hoofdverspreidingsgebied van deze soort Hoewel de soort bekend is van een flink aantal vindplaatsen uit voornamelijk de zuidelijke ligt in de Zeeuwse en Zuid-Hollandse Delta en het Waddengebied, maar de vlinder is ook ge¬ helft van ons land, is zij in het noorden nog vonden op enkele plaatsen in het binnenland maar weinig gevonden en tot voor kort nog 210 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

niet op de Waddeneilanden (Küchlein, 1993). land en die ook bekend is van enkele vind¬ De rups leeft in mei en juni tussen twee vlak plaatsen in de duinen. Dit heeft te maken met op elkaar gesponnen bladeren van populier de waardplanten van de soort, wegedoom en (Bentinck & Diakonoff, 1968). Nieuw voor vuilboom. De vlinder is ook tweemaal in Me¬ Overijssel. lissant gevangen; mogelijk waren de dieren van beide vindplaatsen zwervers uit de dui¬ nen. Nieuw voor Zeeland. Blastesthia posticana (Zetterstedt)

Waarneming. NH: Zaandam, 11 en 12.V.1998, 3 exempla¬ ren op licht, RV. Cydia tenebrosana (Duponchel)

Het hoofdverspreidingsgebied van deze soort Waarneming. Gr: Slangenborg, excursie Snellen, 28- ligt op de Utrechtse heuvelrug en de Veluwe. 30.vi.1996. Verder zijn er verspreide vondsten bekend van Een lokaal voorkomende soort die vooral in de zuidelijke en oostelijke provincies en enke¬ het noorden nog weinig is gevonden (Küch¬ le uit de duinen (Küchlein, 1993). Tot nu was lein, 1993). De rups leeft in rozebottels, en Blastesthia posticana uit het noordwesten van met name die van hondsroos (Bradley et al., ons land niet gemeld, evenmin als uit het noor¬ 1979). Bentinck & Diakonoff (1968) vermel¬ den. De rups leeft van september tot april in de den dat de soort ook wel in de vruchten van zij scheuten van grove den, maar in het voor¬ meidoorn wordt gevonden. Nieuw voor Gro¬ jaar vreet zij een weg naar een knop en holt ningen. deze uit. De verpopping vindt hierin plaats. De vlinder vliegt in mei en juni en kan geklopt Cydia nigricana (Fabricius) worden uit lage dennen (Bradley et al., 1979). Waarnemingen. Gr: Metbroek, excursie Snellen, 28- 30.vi. 1996; Gld: Winterswijk, 27.vi. 1992, 3 exemplaren, Ancylis unculana (Haworth) KH.

Waarneming. ZH: Rhoon, Rhoonse grienden, lO.viii. Een soort die het meest voorkomt in de zuide¬ 1998, JL. lijke helft en in het westen van ons land De vlinder is in Nederland van veel plaatsen (Küchlein, 1993). De rups leeft in de erwten op de zandgronden en uit de duinstreken ver¬ en peulen van wikke (Vicia sp.) en lathyrus meld, maar komt slechts zeer sporadisch voor (Lathyrus sp.), waarbij hij soms als schadelijk in de kleigebieden. Ancylis unculana is ook wordt opgegeven voor doperwt (Pisum sati¬ nog niet vermeld van de provincie Groningen vum L.). Nieuw voor Groningen. en de Waddeneilanden (Küchlein, 1993). Dit zou overeenkomen met de verspreiding van de Cydia amplana (Hübner) voedselplanten van de rups. Deze leeft op we- gedoom en eveneens, maar minder vaak, op Waarnemingen. NH: Den Helder, Donkere duinen; Scha- vuilboom (Bradley et al., 1979). Ze leeft van gerbrug; Schagen, langs N-245; Sint Maartensvlotbrug, de bladeren, die geheel of gedeeltelijk worden Ruigeweg; Petten, Korfwater; Hargen aan Zee; Bergen, centrum; Egmond-Binnen; Bakkum-Noord; Castricum opgerold en vastgesponnen. In Bentinck & aan Zee, Zeeweg; Heemskerk, Berkenbosch: eikels verza¬ Diakonoff (1968) worden ook rode kornoelje, meld in de maanden september en oktober van 1994 tot en blauwe bosbes, sleedoorn, braam, populier en met 1998, KN; ZH: Ouddorp, in de periode van 24.vii tot erwt (Pisum sp.) als voedselplant opgegeven. 11.viii. 1997 een tiental exemplaren op licht, BvA en KH; 22en29.vii.1998, KH.

Ancylis apicella (Denis & Schiffermüller) Vanaf 1994 heeft Nieuwland (1999) onder¬ zoek verricht naar het voorkomen van deze Waarneming. Z: Kortgene, 15.V.1997, in lichtval, JV. soort op diverse lokaties in het kustgebied van Ancylis apicella is een soort die hoofdzakelijk Noord-Holland boven het Noordzeekanaal. wordt gevonden in de oostelijke helft van ons Hierbij werden in de herfst aangetaste eikels 211 Ent. Ber., Amst. 60 (2000) verzameld en de rupsen opgekweekt. Na de ochsenheimeriana kan gemakkelijk worden berichtgeving over deze soort in Huisman & verward met andere kleine en donkere soorten Koster (1999) is het aantal vindplaatsen verder van de genera Pammene en Cydia. toegenomen; de ervaringen in Ouddorp wijzen De rups leeft in ananasgallen op fijnspar er op dat de vlinder ook talrijker wordt. (Picea abies L. (Karsten)) (Bentinck & Diako- noff, 1968). Ze kan echter ook worden gevon¬ den in de knoppen van fijnspar die door de Pammene gallicana (Guenée) rupsen van Epinotia nigricana (Herrich- Waarnemingen. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- Schäffer) zijn aangetast, en in dode of afster¬ 30.vi.1996; Ov: Hasselt, Stadsgaten, 24.vii.1993, KH; vende twijgen (Bradley et al., 1979). Gld: Tongeren, 1 l.vii. 1991, KH; ZH: Ouddorp, in 1993,5 exemplaren, in 1994, 4 exemplaren, KH. Pammene germmana (Hübner) De soort komt het meest voor in het duindis- Waarnemingen. Gld: Tongeren, landgoed Weina, trict en in Limburg, maar zij is ook lokaal aan¬ 27.v.1997, BvA (coll. Huisman); L: Colmont, getroffen in het oosten en het overige zuiden Wrakelberg, 24.iv. 1997, geklopt uit meidoorn, AS. van Nederland (Küchlein, 1993). De rups leeft in de bloemschermen van peen (Daucus ca- Na de recente vondsten uit Friesland, Drenthe, rota L.), gewone engelwortel, bereklauw (He- Gelderland en het noorden van Limburg (Van racleum sphondylium L.), melkeppe (Peuce- Nieukerken et al., 1993; Huisman & Koster, danurn palustre (L.) Moench), pastinaak 1995), is er nu ook een vondst van deze soort (.Pastinaca sativa L.) en weidekervel (Silaum uit Zuid-Limburg. Het lijkt erop dat Pammene silaus (L.) Sch. et Thell.) (Bradley et al., germmana zich aan het uitbreiden is. De ver¬ 1979). Nieuw voor Groningen. onderstelling van Bradley et al. (1979) dat de soort ook op meidoorn zou voorkomen, wordt door de vangst uit Limburg onderbouwd. Pammene agnotana Rebel

Waarneming. L: Wrakelberg, 25.vi. 1997, AS. Thaumatotibia leucotreta (Meyrick) (fig. 6-9)

De soort is slechts van een zestal verspreid lig¬ Waarneming. NH: Callantsoog, 28.vii.1998, binnenshuis gende vindplaatsen uit ons land bekend gevangen, JCK. (Küchlein, 1993). De rups leeft onder de bast van meidoorn (Toll, 1947). Dit komt overeen Een zeer vers vrouwtje van deze soort fladder¬ met de vangst van een exemplaar dat op 3 juni de binnenshuis rond. Het dier bleek met de be¬ 1984 in het Zwanenwater te Callantsoog uit schikbare literatuur niet op naam te kunnen meidoorn werd geklopt. Ook het enige Engel¬ worden gebracht, ondanks de karakteristieke se exemplaar werd onder meidoorn gevangen witte middenstip op de voorvleugels. Ook het maken van een genitaalprepaat bracht geen (Bradley et al., 1979). uitkomst. Het enige dat met zekerheid kon worden vastgesteld is dat het ging om een Pammene ochsenheimeriana (Lienig & soort van de familie van de bladrollers (Tortri- Zeiler) cidae). Uiteindelijk bracht de heer Kevin Tuck Waarnemingen. Gld: Zeddam, 23.v. 1989, JW, Heerde, van het Natural History Museum te Londen 1 .vi. 1974, 28.v en 3.vi.l981, 24.vi.1982, JW; Tongeren, uitkomst. Hij wist het dier te determineren en 28.vi. 1997, excursie Snellen, JW; Vierhouten, 31.V.1981, het bleek Thaumatotibia leucotreta te zijn, een KH; L: Vredepeel, 14.V.1992, BvA (coll. Huisman). soort die als rups voor kan komen op zeer veel Dit blijft een heel schaarse vlinder. De meeste plantensoorten. De vlinder, of meer nog de vindplaatsen lagen rond Nijmegen en Arnhem rups, is een goede bekende in de wereld van de en in het Gooi (Küchlein, 1993). Het areaal toegepaste entomologie. Hij hoort thuis in blijkt iets te zijn uitgebreid. De soort moet ook Afrika beneden de Sahara en is vermeld van in Noord-Brabant te vinden zijn. Pammene Uganda, Kenya, Malawi, Tanzania, Zuid- 212 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

Afrika en ook van Madagaskar, Réunion en Dichrorampha alpinana (Treitschke) St. Helena. Uit Europa is hij, voor zover we Waarnemingen. Fr: Terschelling, Formerum, 14.vii. 1997, hebben kunnen achterhalen, bekend van FB; NH: Schagerbrug, 12-23.vii. 1997, in totaal 6 exem¬ Engeland, en Denemarken (Bradley et plaren, KN. al., 1979; Diakonoff, 1974; Karsholt, monde¬ linge mededeling). In Nederland is de soort Na de vangsten van Nieuwland in Schager¬ enkele malen als rups in rottende sinaasappe¬ brug in 1995, 1996 en 1997 staat wel vast dat len aangetroffen, maar hierover is niet gepu¬ zich hier een populatie van Dichrorampha al¬ bliceerd (Romeijn, in litteris). pinana heeft gevestigd. Hoewel de vlinder nu Als voedselplanten voor de rups worden de vruchten van meer dan 50 plantensoorten ge¬ noemd, waaronder katoen (Gossypium sp.), citrusvruchten (Citrus sp.), mais {Ze a mays L.), vijg {Ficus sp.), olijf {Olive europaea L.), avocado {Persea americana Mill.), granaatap¬ pel (Punica granatum L.) en zelfs eik. Daar de soort geen diapauze heeft, is ze vaak zeer schadelijk op katoen en citrusvruchten, vooral in navelsinaasappelen. De volwassen rupsen

verlaten de vruchten en verpoppen op de Fig. 8. Thaumatotibia leucotreta, mannelijk genitaal. grond in een spinsel (Van der Geest et al., 1991). Het was niet meer na te gaan of de vlin¬ der als rups of als pop was binnengekomen.

Fig. 6. Thaumatotibia leucotreta, mannetje.

Fig. 7. Thaumatotibia leucotreta, vrouwtje. Fig. 9. Thaumatotibia leucotreta, vrouwelijk genitaal. 213 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

in drie wijd uit elkaar liggende plaatsen bij of Een lokaal voorkomende soort die hoofdzake- in het duingebied gesignaleerd is, blijven het lijk in de zuidelijke helft van ons land is ge- vooralsnog lokale en geïsoleerde vangsten vonden (Küchlein, 1993). De rups leeft op de (Huisman & Koster, 1998, 1999). Nieuw voor bladeren van bijvoet (Gielis, 1996). Nieuw Friesland. voor Groningen.

Dichrorampha agilana (Tenström) Pyralidae

Waarneming. Gr: Zuidveld, excursie Snellen, 28- Cryptoblabes bistriga (Haworth) 30.vi.1996. Waarneming. Gr: Sellingen, excursie Snellen, 28- Een lokale soort, tot dusver alleen bekend uit 30.vi.1996. de zuidoostelijke helft van Nederland met als meest noordelijke vindplaats Twente (Küch¬ Een algemeen voorkomende soort van de lein, 1993). De rups leeft in de wortels en sten¬ zandgronden en de duinen (Küchlein, 1993). gels van boerenwormkruid (Tanaceturn vulga¬ De rups leeft tussen samengesponnen blade¬ ren van eik, soms ook op els. Ook vermeld van re L.). Nieuw voor Groningen. andere loofhoutsoorten (Goater, 1986). Nieuw voor Groningen. Pterophoridae

Stenoptilia pterodactyla (Linnaeus) Glyptoteles leucacrinella Zeiler

Waarneming. Gr: Metbroek, excursie Snellen, 28- Waarneming. Gld: Twello, 20.vii.1998, JW. 30.vi. 1996. De soort is vooral bekend van de duinen van De soort komt het meest voor in de duinen en de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden en verder verspreid op de zandgronden, maar van de provincie Limburg, maar is in 1985 wordt in het oosten weinig waargenomen ook op Vlieland aangetroffen (Küchlein, (Küchlein, 1993). De rups leeft van de blade¬ 1993). De rups leeft van gedroogde bladeren ren, bloemen en zaden van gewone ereprijs en detritus (Hannemann, 1964). Nieuw voor (Veronica chamaedrys L.) (Gielis, 1996). Gelderland. Nieuw voor Groningen. Homoeosoma sinuella (Fabricius)

Cnaemidophorus rhododactyla (Denis & Waarnemingen. Gld: Heerde, Oldebroekse heide, 22. Schiffermüller) viii.1995; Twello, 14.vi.1997, op licht in de tuin, JW.

Waarnemingen. ZH: Ouddorp, 3 en 6.vi.l998, KH, Z. Dit is een kleine uitbreiding van het areaal Burgh-Haamstede, 28.vii.1997, KH. op de Veluwe zoals dit in de jaarlijst over De verspreiding van dit fraaie vedermotje in 1996 geschetst is (Huisman & Koster, 1999). Nederland is beperkt tot een aantal plaatsen in het duindistrict van Noord- en Zuid-Holland Phycitodes saxicola (Vaughan) en enkele plaatsen in het binnenland (Küch¬ Waarneming: ZH: Rhoon, 18.viii. 1998, JL. lein, 1993; Huisman & Koster, 1997). De rups leeft van de herfst tot het voorjaar, eerst in een Deze soort wordt bijna uitsluitend in het week deel van de stengel en na de overwinte¬ kustgebied aangetroffen met slechts enkele ring in de bloemknoppen en scheuten van roos vindplaatsen in het binnenland (Küchlein, (Hannemann, 1977). Nieuw voor Zeeland. 1993). De rups leeft in de bloemen van schub- kamille (Anthémis sp.) en andere composie¬ ten. Ovendenia lienigianus (Zeiler) Waarneming. Gr: Blijham, excursie Snellen, 28- 30.vi.1996. 214 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

Vitula biviella (Zeiler) Perinephele lancealis (Denis &

Waarneming: NB: Schijf, 8.viii. 1997, JL. Schiffermüller)

Waarneming. ZH: Rhoon, 24.vi.1998, JL. De soort is sinds 1962 in ons land bekend en komt hoofdzakelijk voor in het zuidelijk duin¬ De soort is van vrij veel vindplaatsen bekend gebied (Helmers, 1965). Later zijn nog vond¬ van de zandgronden van het oosten, midden en sten bekend geworden uit Vogelenzang, zuiden van het land en van het duindistrict. In Bergen aan Zee en Terschelling (Gielis et al., de veen- en kleigebieden is de soort echter 1985; Huisman & Koster, 1996; Küchlein, nauwelijks aangetroffen (Küchlein, 1993). De 1993). Dit is de eerste waarneming van de rups leeft op leverkruid (Eupatorium sp.), val¬ soort op een meer in het binnenland gelegen se salie (Teucrium scorodonia L.), andoom vindplaats. Nieuw voor Noord-Brabant. (Stachys sp.) en kruiskruid (Senecio sp.) (Emmet, 1979). Een aantal van deze voedsel¬ planten is ruim voorhanden op de bovenge¬ Friedlanderia cicatricella (Hübner) noemde vindplaats. Waarneming. NH: Callantsoog, Zwanenwater, ll.vii. 1997, een vrouwtje op licht, JCK. Literatuur De hier genoemde vangst betreft de variëteit met geheel donkerbruin gekleurde voorvleu¬ Agassiz, D. J. L., 1996. Yponomeutidae. In: The gels. Alleen aan de hand van de donkere basa¬ and butterflies of Great Britain and Ireland (A. M. Emmet ed.) 3: 339-410. Harley Books, Colchester. le en subcostale strepen was de vlinder op het Bengtsson, B. Â., 1984. The Scythrididae (Lepidoptera) laken te onderscheiden van de veel algemene¬ of Northern . - Fauna Entomologica Scandina¬ re Chilo phragmitella (Hübner), terwijl ook de vie 13: 1-137. ver uit het achterlijf stekende legboor een op¬ Bentinck, G. A., 1963. Bijzondere Lepidoptera voor de vallend kenmerk was. Dit is de eerste vondst Nederlandse fauna. - Entomologische Berichten, Am¬ sterdam 23: 171-172. uit de duinen van het vasteland en uit het Bentinck, G. A. & A. Diakonoff, 1968. De Nederlandse noordwesten van Nederland. Zie voor bijzon¬ bladrollers (Tortricidae). - Monografieën van de Ne- derheden over de eerste stadia de jaarlijst over dertandsche Entomologische Vereniging 3: 1-201. 1996 (Huisman & Koster, 1999). Berg, C. van den, K. J. Huisman, J. H. Küchlein, R. T. A. Schouten & J. B. Wolschrijn, 1998. Verslag van de 152e zomervergadering van de NEV, 30 mei t/m 1 Evergestis limbata (Linnaeus) juni 1997, te Ommen: Microlepidoptera - kleine vlin¬ ders. - Entomologische Berichten, Amsterdam 58: xvi- Waarneming. ZH: Rhoon, 24.vi.1998, JL. xviii. Bradley, J. D„ W. G. Tremawan & A. Smith, 1973. British tortricoid moths. Tortricidae: Cochylidae and Het hoofdverspreidingsgebied van Evergestis Tortricidae: Tortricinae: i-viii, 1-251. The Ray Socie¬ limbata in Nederland ligt in Zuid-Limburg. ty, London. Verder is deze soort op nog een aantal plaatsen Bradley, J. D„ W. G. Trema wan & A. Smith, 1979. gevonden in Midden- en Noord-Limburg en British tortricoid moths. Tortricidae: Olethreutinae: i- viii, 1-336. The Ray Society, London. Gelderland, in de nabijheid van de grote rivie¬ Buhl, O.. P. Falck, B. Jorgensen, O. Karsholt, K. ren, tot Wezep, maar ook in Friesland (Huis¬ Larsen & F. Vilhelmsen, 1995. Fund af smäsommer- man & Koster, 1997). De hier vermelde vangst fugle fra Danmark i 1994. — Entomologiske Meddelel- is de eerste van deze soort in het westen van ser 63: 61-74. Nederland. Mogelijk verspreid ze zich via de Deschka, G., 1988. Artanalyse zweier Phyllonorycter- blancardella-Pheromonfallen (Physiologie, Taxono¬ rivieroevers. De rups leeft op raket (Sisym¬ mie: Lepidoptera, Lithocolletidae. Nannolepidoptera, brium sp.), look-zonder-look (Alliaria petiola- Nepticulidae). - Stapfia 16: 65-76. ta (Bieb.) Cavara et Grande) en wede (Isatis Diakonoff, A., 1974. Exotic Tortricoidea, with descrip¬ tinctoria L.) (Hannemann, 1964). Nieuw voor tion of new species (Lepidoptera). - Annales de la Zuid-Holland. Société Entomologique de (N.S.) 10: 219-227. Diakonoff, A., 1986. Glyphipterigidae. In: H. G. Amsel, F. Gregor, H. Reisser & R.-U. Roesler (eds.). Microle- 215 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

ptera. - Entomologische Berichten, Amsterdam 34: pidoptera Palaearctica 7(1-2): i-xx, 1-436. G. Braun, Druckerei und Verlage, Karlsruhe. 153-154. Huisman, K. J. & J. C. Koster, 1994. Nieuwe en interes¬ Doets, C., 1947. Zimmermannia heringiella nov. spec. sante Microlepidoptera uit Nederland in de jaren 1988- Nepticulidae (Lepidoptera). - Tijdschrift voor Ento¬ 1991 (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Am¬ mologie 88: 504-506. Elsner, G„ P. Huemer & Z. Tokar, 1999. Die Palpen¬ sterdam 54: 29-47. motten Mitteleuropas (Lepidoptera, Gelechiidae): 1- Huisman, K. J. & J. C. Koster, 1995. Nieuwe en interes¬ sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1992 208. Frantisek Slamka, Bratislava. (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Amster¬ Emmet, A. M. (ed.), 1979. A field guide to the smaller British Lepidoptera: 1-271. The British Entomological dam 55: 53-67. Huisman, K. J. & J. C. Koster, 1996. Nieuwe en interes¬ and Natural History Society, London. sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1993 Emmet, A. M., 1985. Lyonetiidae. In: The moths and but¬ (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Amster¬ terflies of Great Britain and Ireland (J. Heath & A. M. Emmet eds) 2: 212-239. Harley Books, Colchester. dam 56: 37-55. Huisman, K. J. & J. C. Koster, 1997. Nieuwe en interes¬ Emmet, A. M., J. R. Langmaid, K. P. Bland, M. F. V. sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1994 Cop I F y & J. Razowski, 1996. Coleophoridae. In: The (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Amster¬ moths and butterflies of Great Britain and Ireland (A. M. Emmet ed.) 3: 126-338. Harley Books, Colchester. dam 57: 45-65. Huisman, K. J. & J. C. Koster, 1998. Nieuwe en interes¬ Emmet, A. M., I. A. Watkinson & M. R. Wilson, 1985. sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1995 Gracillariidae. In: The moths and butterflies of Great (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Amster¬ Britain and Ireland (J. Heath & A. M. Emmet eds) 2: 244-263. Harley Books, Colchester. dam 58: 53-69. Huisman, K. J. & J. C. Koster, 1999. Nieuwe en interes¬ Geest, L. P. S. van der, C. H. Wearing & J. S. Dugdale, sante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1996 1991. Tortricids in miscellaneous crops. In: World (Lepidoptera). - Entomologische Berichten, Amster¬ crop pests, 5. Tortricid pests their biology, natural enemies and control (L. P. S. van der Geest & H. H. dam 59: 77-95. Evenhuis, eds): 563-577. Elsevier, Amsterdam, etc. Huisman, K. L, J. H. Küchlein, E. J. van Nieukerken, H. W. VAN DER Wolf, J. B. Wolschrijn & C. Gielis, Gielis, C., 1996. Pterophoridae. - Microlepidoptera of 1986. Nieuwe en interessante Microlepidoptera uit Europe 1: 1-222. Nederland, voornamelijk in 1984 (Lepidoptera). - En¬ Gielis, C., K. J. Huisman, J. H. Küchlein, E. J. van Nieu- tomologische Berichten, Amsterdam 46: 137-156. kerken, H. W. van der Wolf & J. B. Wolschrijn, 1985. Nieuwe en interessante Microlepidoptera uit Jansen, M. G. M„ 1999. The genus Scrobipalpa in The Nederland, voornamelijk in 1982 en 1983 (Lepido¬ Netherlands (Lepidoptera: Gelechiidae). - Neder¬ landse Faunistische Mededelingen 9: ptera). - Entomologische Berichten, Amsterdam 45: 29-78. Jansen, M. G. M. & J. E. F. Asselbergs, 1993. De Lepi¬ 89-104. doptera uit de getijzone van het Markiezaat, een voor¬ Goater, B., 1986. British pyralid moths. A guide to their malige schor in westelijk Noord-Brabant. — Entomolo¬ identification: 1-175. Harley Books, Colchester. gische Berichten, Amsterdam 53: 1-9. Grabe, A., 1955. Kleinschmetterlinge des Ruhrgebietes. - Mitteilungen Ruhrland-Museum Essen 111: i-xiv, 1- Johansson, R., E. S. Nielsen, E. J. van Nieukerken & B. Gustafsson, 1990. The Nepticulidae and Opostegidae 159. (Lepidoptera) of North and West Europe. - Fauna Hannemann, H. J., 1964. Kleinschmetterlinge oder Mi¬ crolepidoptera II. Die Wickler (s.l.) (Cochylidae und Entomologica Scandinavica 23: 1-739. Carposinidae), Die Zünslerartigen (Pyraloidea). - Kaila, L., 1999. Phylogeny and classification of the Ela- chistidae s.s. (Lepidoptera: ). - Systema¬ Tierwelt Deutschlands 50: 1- 401. Hannemann, H. J., 1977. Kleinschmetterlinge oder Mi¬ tic Entomology 24: 139-169. crolepidoptera III. Federmotten (Pterophoridae), Ge¬ Karsholt, O. & J. Razowski (eds.), 1996. The Lepido¬ spinstmotten (Yponomeutidae), Echte Motten (Tinei- ptera of Europe. A distributional checklist: 1-380. dae). - Tierwelt Deutschlands 63: 1- 273. Apollo Books, Stenstrup. Klimesch, J., 1953. Die europäischen Trifurcula- und Ec- Helmers, G., 1965. Mededelingen betreffende Pyralidae toedemia-Arten (Lep., Nepticulidae). - Zeitschrift der (Lep.). - Entomologische Berichten, Amsterdam 25: Wiener Entomologischen Gesellschaft 38: 160-170, 93-95. Huemer, P. & O. Karsholt, 1998. A review of the Old 191-196. World Scrobipalpula (Gelechiidae), with special refe¬ Koster, J. C. & E. J. van Nieukerken, 1998. Endothenia oblongana in Nederland: een bladroller van het zee- rence to central and northern Europe. - Nota Lepido- dorpenlandschap (Lepidoptera: Tortricidae). — Ento¬ pterologica 21: 37-65. mologische Berichten, Amsterdam 58: 145-152. Huemer, P. & O. Karsholt, 1999. Gelechiidae I (Gele- Küchlein, J. H„ 1993. De kleine vlinders. Handboek voor chiinae: Teleiodini, Gelechini). - Microlepidoptera of defaunistiek van de Nederlandse Microlepidoptera: 1- Europe 3: 1-356. 715. Pudoc, Wageningen. Huisman, K. J., 1974. Interessante vangsten van Lepido¬ 216 Ent. Ber., Amst. 60 (2000)

Küchlein, J. H. & Ch. G. A. M. Naves, 1999. The Dutch Petersen, G., 1969. Beiträge zur Insekten-Fauna der species of Zeiraphera, with Z. rufimitrana as an addi¬ DDR: Lepidoptera - Tineidae. - Beiträge zur Ento¬ tion to the Dutch list (Lepidoptera: Tortricidae). - En¬ mologie 19:311-388. tomologische Berichten, Amsterdam 59: 1-6. Prins, W. de, 1988. Het genus Pseudatemelia Rebel, Langohr, G. R., 1972. Drie nieuwe Microlepidoptera 1910 in België (Lepidoptera: Oecophoridae) - Phe- voor de Nederlandse fauna. - Entomologische Berich¬ gea 16: 105-113. ten, Amsterdam 32: 53-54. Sattler, K., 1960. Generische Gruppierung der euro¬ Langohr, G. R., 1975. Zes soorten Microlepidoptera päischen Arten der Sammelgattung Gelechia (Lepi¬ nieuw voor de Nederlandse fauna. - Entomologische doptera, Gelechiidae). - Deutsche Entomologische Berichten, Amsterdam 35: 78-80. Zeitschrift 7: 10-118. Langohr, G. R. & A. E. P. Schreurs, 1987. Nieuwe en Snellen, P. C. T., 1882. De vlinders van Nederland, Mi¬ minder gewone Lepidoptera voor de Nederlandse fau¬ crolepidoptera, 2 delen: I-XIII, 1-1196. Brill, Lei¬ na (7). - Entomologische Berichten, Amsterdam 47: den. 42-48. Stigter, H. & A. van Frankenhuyzen, 1991. Phyllono- Lycklama à Nijeholt, H. L, 1928. [Zonder titel], - Tijd¬ rycter leucographella, een voor Nederland nieuwe schrift voor Entomologie 71: 37-38. bladmineerder (Lepidoptera: Gracillariidae). - Ento¬ Nieukerken, E. J. van, 1982. New and rare Nepticulidae mologische Berichten, Amsterdam 51: 129-135. in The Netherlands (Lepidoptera). - Entomologische Toll, S., 1947. On some Microlepidoptera new or rare Berichten, Amsterdam 42: 104-112. of . - Materialy Fizjografii Kraju 6: 16-37. Nieukerken, E. J. van, 1985. A taxonomie revision of the Traugott-Olsen, E. & E. Schmidt Nielsen, 1977. The Western Palaearctic species of the subgenera Zimmer- Elachistidae of Fennoscandia and . - Fauna mannia Hering and Ectoedemia Busck s.str. (Lepido¬ Entomologica Scandinavica 6: 1-299. ptera, Nepticulidae), with notes on their phylogeny. - Uffen, R. W. J., 1991. Monochroa moyses sp. n., a new Tijdschrift voor Entomologie 128: 1-164. gelechiid mining the leaves of Scirpus mariti- Nieukerken, E. J. van, C. Gielis, K. J. Huisman, J. C. mus L. - British Journal of Entomology and Natural Koster, J. H. Küchlein, H. W. van der Wolf & J. B. History A: 1-7. WoLSCHRiJN, 1993. Nieuwe en interessante Microle¬ Vuure, J. van, 1999. Endothenia oblongana (Haworth) pidoptera uit Nederland (Lepidoptera). - Nederland¬ ook in Kortgene. - Franje 3: 12. se Faunistische Mededelingen 5: 47-62. Wolf, H. W. van der, 1984. Twee nieuwe Nederlandse Nieuwland, K. N., 1999. Over het kweken van Cydia vlindersoorten (Lepidoptera: Lyonetiidae, Gelechii¬ amplana Hb. en Cydia splendana Hb. uit eikels. - dae). - Entomologische Berichten, Amsterdam 44: Franje 3: 13-14. 54-55. Palm, E., 1989. Nordeuropas Prydvinger (Lepidoptera: Oecophoridae) - med saerligt henblik pâ den danske fauna. - Danmarks Dyreliv 4: 1-247. Geaccepteerd 26.vii.2000.