THEMES, SCENES, and TASTE in the HISTORY of JAPANESE GARDEN ART Promotoren: Ir.M .J
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
THEMES, SCENES, AND TASTE IN THE HISTORY OF JAPANESE GARDEN ART Promotoren: Ir.M .J . Vroom Hoogleraar in de Landschapsarchitektuur Dr.W.R.vanGulik Bijzonder Hoogleraar in de Materiële Cultuurkunde en Kunstgeschiedenis van Japan en Korea (Rijks universiteit Leiden) Dr.M .Nakamur a Hoogleraar in de Landschapsarchitektuur (Kyoto University) VïJÖ2lO\y\Z0$ STELLINGEN 1. De situering van tuin en gebouwen van de paleizen uit de Japanse Heian tijd was het resultaat van bescheiden aanpassingen van de bestaande topografie. (Dit proefschrift) 2. Planten werden in de Heian paleistuin geplant om een stemming weer te geven, niet omwille van een estetisch beeld. Deze stemming berustte op het oproepen en herkennen van welbekende poëtische thema's, onlosmakelijk verbonden met bepaalde plantensoorten. (Dit proefschrift) 3. Vroeg veertiende eeuwse tuinen in Japan, die vormgegeven zijn met gebruikmaking van Chinese kompositietheoriën uit de Song landschapsschilderkunst, zijn ontworpen door Chinezen. (Dit proefschrift) k. De opkomst van een groep van professionele, maar ongeletterde tuinenmakers in de tweede helft van de middeleeuwen in Japan, droeg bij aan het totstandkomen van een vormgeving die het scheppen van taferelen ten doel had, welke gewaardeerd werden op uiterlijke schoonheid. (Dit proefschrift) 5. De Japanse 'droge landschapsstijl' (karesansui) is als zodanig in de twintigste eeuw gedefinieerd. (Dit proefschrift) 6. Het valt op zijn minst te betwijfelen dat middeleeuwse tuinenmakers in Japan de bedoeling hadden de Zen filosofie tot uitdrukking te brengen. De gedachte dat de Zen filosofie met materiële vormen in een tuin tot uitdrukking gebracht wordt dateert uit de dertiger jaren van deze eeuw. (Dit proefschrift) 7. De inrichting van de Japanse zestiende eeuwse theetuin was in de grond van de zaak funktioneel. De romantische beleving van de natuur erin was een in tweede instantie verleende betekenis. (Dit proefschrift) 8. Het intellektuele karakter van de waardering van ruimtelijke komposities in de tuin in zeventiende eeuws Japan, vloeide voort uit de eigentijdse romantische waar dering voor de natuur en uit het estetisch liberale klimaat bij de elite van 'nieuwe vrijgestelden' rond het keizerlijk hof. (Dit proefschrift) 9. Het belangrijkste kenmerk van smaak is dat er over valt te twisten. (Dit proefschrift) 10. Het vertalen van oud Japans in een moderne westerse taal, maar ook het maken van schetsen van oude tuinen, betekent onvermijdelijk een interpretatie van de ideeën en vormen uit de geschiedenis van de Japanse tuinkunst, en vooronderstelt daarmee een visie van de interpretator. 11. De hedendaagse Japanse tuinkunst profiteert slechts van haar rijke traditie voor zover de maatschappelijke kaders waarin het vak beoefend wordt de traditionele zijn. 12. Het 'vertikale' karakter van de menselijke verhoudingen binnen het Japanse uni- versiteitsbedrijf geeft de ruimte voor het ontwikkelen van kreatief wetenschappelijk onderzoek in Japan. ('vertikaal' n.a.v. Chie Nakane, "Japanese Society") 13. Het Christendom heeft de Europese tuinkunst in de loop van haar geschiedenis grotendeels gezuiverd van mystieke en esoterische elementen. Het Boeddhisme heeft dat in Japan niet gedaan. 14. Landschap is de materiële neerslag van een kuituur. Nederland kan alleen ingericht en klaar zijn ais de Nederlanders dat ook zijn. Vooral dit laatste lijkt wel erg onwaarschijnlijk en daarmee ook het beeld van een 'af' Nederland. (n.a.v. Dr.lr.F .J.Breteler, Universiteitsraad, 29/9, 1988) 15. De drie ideaaltypen van Meeus leveren niet alleen een instrumentarium voor de ontwerpkritiek, maar ook voor de produktie van nieuwe kennis in de landschaps- architektuur. Volgens de 'traditionele' vakbeoefening worden nieuwe vormen en beelden van landschap uitgedacht; de 'modernen' doorzien de rationaliteit van de bijbehorende processen en patronen; de 'postmoderne' vakbeoefening toetst deze aan de betrokken belangengroepen. Zo kan nieuwe, toepasbare kennis in het vakgebied gegenereerd worden. (n.a.v. Johan Meeus, "Op zoek naar een instrumentarium voor ontwerpkritiek in de landschapsarchitektuur") 16. Een buitenlander, die de landschapsbeelden op de Nederlandse bankbiljetten be schouwt, moet haast wel tot de konklusie komen dat dit land niet alleen een grote traditie van landschapsarchitektuur heeft, maar het vak ook een grote toekomst te bieden moet hebben. 17. Het is voor de landschapsarchitekt, in tegenstelling tot de architekt, weggelegd om langzaam (maar zeker) te groeien met zijn werk. Wybe Kuitert "Themes, Scenes, and Taste in the History of Japanese Garden Art" Wageningen, 13 april 1988. fjNo2?o\, f£o? SAMENVATTING ENKONKLUSIE S "Thema's, Taferelen, en Goede Smaak, in de Geschiedenis van de Tuinkunst in Japan" Het boek behandelt, in drie delen, drie perioden uit de geschiedenis van detuinkuns t in Japan. Het laat zien hoe de betekenis, died etui n had voor demense n van zijn tijd, wezenlijk verschilde in elk van dezedri e perioden. Deel één, getiteld Themes, "Thema's", gaat over de late Heian tijd, van detiend e tot het eind van de twaalfde eeuw. De oorsprong van de Japanse traditionele tuinkunst ligt in deze periode. De eerste hoofdstukken in troduceren een aantal paleistuinen van leden van het Keizerlijke Hof in de hoofdstad Heian. Geen van deze tuinen bestaat nog; zezij n alleen bekend uit beschrijvingen en afbeeldingen. Dezeafbeeldinge n laten ons niet alleen het uiterlijk van de tuinen zien, maar vertellen ook veel over het gebruik van de tuinen door de mensen aan het Hof. Een grote open plek vóór het belangrijkste paleisgebouw was het toneel voor feestelijke plechtigheden, op een grote tuinvijver grenzend aan de open plek werd met plezier- bootjes gevaren. Eén van de paleizen, genaamd Tösanjöden, wordt uitgebreid behandelt. Een aantal tuinen uit de elfde en twaalfde eeuw bestaat nog in tempels, die ver weg liggen van de hoofdstad Heian. Deze tempeltuinen moeten beschouwd worden als behorend tot het traditionele type van de paleis tuin. Dit is verduidelijkt met een hoofdstuk wat de overblijfselen van een twaalfde eeuwse tuin bij de tempel Mötsu-ji behandelt. Het aanleggen van tuinen was in de Heian tijd, wat betreft praktijk en theorie, nog in een primitief stadium. Niettemin bestaat er een uitgebreid theoretisch handschrift over tuinen, het elfde eeuwse Sakuteiki. Dit werk gaat uit van de typische ruimtelijke organisatie van de paleistuinen met vijver, uit die tijd, zonder dat het dit uitgangspunt overigens verder behandelt. Deze typische ruimtelijke organisatie ontstond als gevolg van bescheiden ingrepen in de natuurlijke gesteldheid van het gemiddelde stuk grond in de hoofdstad, waarop een paleis gebouwd werd. De ruimtelijke organisatie van een paleistuin was daarom geen welbewust gekozen orde ning. De typische, topografisch bepaalde, opzet wordt in de Sakuteiki gelegitimeerd door een filosofie, die voorspellingen geeft over de geschiktheid van het terrein. De konklusie is gerechtvaardigd dat de Sakuteiki geen harmonie met de natuur predikt, of kunstgrepen door mensenhand afwijst, zoals de tekst tegenwoordig vaak geïnterpreteerd wordt. Ingrijpen in dê natuur was voor de Heian tuinenmaker eerder een beangstigende zaak. De Sakuteiki was een geheim manuscript over tuinen, van de hand van een edelman verbonden aan het Hof van de Heian tijd. Hij was een van de kleine groep adelijken die een duidelijke interesse voor tuinen aan de dag legde. Alle leden van deze groep behoorden tot de Fujiwara clan. Dit verklaart waarom de Sakuteiki geheim was; alle kennis verzameld door Fujiwara's wasgeheim . Hoewel dezegroe p adelijken welvee l theoretische kennis van tuinen had, is het niet waarschijnlijk dat zevee l verstand had den van tuinen aanleggen. De Sakuteiki behandelt dit onderwerp op pervlakkig. Aanleg en onderhoud werd gedaan door naamloze lijfeigenen die bij de heerlijkheden van de adelijke grootgrondbezitters hoorden. Zowel de Sakuteiki, als eigentijdse romans, zoals de Geschiedenis van Genji, geven ons een overtuigend beeld van de manier waarop man en vrouw aan het Hof de natuur waarnamen en waardeerden. Herinner ingsbeelden uit de natuur waren in feite standaard beelden uit de klassieke literatuur van die tijd. Duidelijk naar voren komend waren bovenal de thema's uit delyrisch e gedichten, die een ieder aan het Hof las en zelf ook schreef. Deze lyrische gedichten gaan voor een zeer groot gedeelte over beelden uit de natuur, zodat planten, bomen en andere natuurlijke elementen in de tuin bijna automatisch een lyrische betekenis kregen. De dichterlijke schoonheid van planten, heesters, en bomen was kennelijk zo algemeen bekend, dat de Sakuteiki deze niet nog eens bespreekt, afgezien van een paar impliciete opmerkingen in de inleiding. We moeten konkluderen dat de landschapsillusie in de tuinen van de adelijkheid in de Heian tijd berustte op het oproepen enherkenne n van delyrisch e thema's. Deze thematische beelden werden overigens niet als tafereel in de tuin vormgegeven, het ging alleen maar om de essentiële onderdelen van het thema. Kompositie van vorm was wel belangrijk bij het ontwerpen van dekoratieve komposities van rotsen in de tuin. De Sakuteiki spreekt in dit verband van 'landschapstaferelen zoals ze van nature zijn'. Dit begrip, zowel als de uiterlijke verschijningsvorm van de komposities van rotsen, doen een sterk vermoeden rijzen dat aan de vormgeving van rotskom posities theorieën uit de landschapsschilderkunst ten grondslag lagen. Deel twee is getiteld Scenes, "Taferelen", en gaat over de middeleeuwen. De periode is in Chapter