directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning

dossiernummer: Provincieraadsbesluit 1203682

betreft Processen windenergie in de zoekzones - en E40 van tot Aalst Principebeslissing omtrent het verderzetten van het proces tot verfijning van de zoekzones voor windenergie verslaggever Marc De Buck

De Provincieraad,

Gelet op het provinciedecreet van 9 december 2005, zoals gewijzigd, inzonder- heid artikel 42 en 245-252;

Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimte- lijke ordening, meermaals gewijzigd;

Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna VCRO), zoals vastgesteld bij Besluit van 15 mei 2009 van de Vlaamse Regering houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening, inzonderheid artikel 2.2.14;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 1997 houdende de definitieve vaststelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) en latere wijzigingen;

Gelet op het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) Oost-Vlaanderen, goedgekeurd door de Vlaamse regering op 18 februari 2004; en het ministerieel besluit van 25 augustus 2009 houdende goedkeuring van de gedeeltelijke herziening van het PRS Oost-Vlaanderen, toevoeging provinciaal beleidskader windturbines (Addendum Wind);

Gelet op de beslissing dd. 10 oktober 2010 van deputatie om een RUP en planMER te laten opmaken voor twee zoekzones van het Addendum PRS, met name de zoekzone Maldegem-Eeklo en de zoekzone 'E40 van Aalter tot Aalst';

Gelet op de beslissing van 17 december 2010 van de Vlaamse minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordening houdende de toekenning van een subsidie voor het strategisch project 'Windenergie wie eerst komt eerst maalt';

Gelet op de beslissing dd. 16 februari 2012 van deputatie om een informatie- en communicatiecampagne te starten omtrent deze windstudies;

Gelet op de beslissing dd. 4 mei 2012 van de Vlaamse regering houdende de goedkeuring van het Groenboek Beleidsplan Ruimte waarin bij de korte ter- mijnacties sprake is van een gebiedsgericht beleid voor energielandschappen

78226560 p. 2/7

./...

waarbij procesmatig en vanuit een ruimtelijk beleidskader voor hernieuwbare energie werk zou gemaakt worden van de uitbouw van enkele energieland- schappen en waarbij expliciet gesteld wordt dat het strategisch project 'Oost- Vlaanderen Energielandschap' hier inspiratie kan leveren;

Overwegende dat er in de maanden februari en maart 2012 bilateraal overleg plaatsvond met zowel de Colleges van de betrokken gemeenten (Maldegem, Eeklo, Kaprijke, Aalter, Nevele, Gent, Melle, Erpe-Mere, Sint-Lievens-Houtem, Aalst), met diverse gewestelijke administraties en instanties (RWO, ANB en INBO, Onroerend Erfgoed, DLO, Belgocontrol), met sectorverenigingen en belangenorganisaties (Vlaamse Windassociatie, vzw Leefbare Wind, Natuur- punt, Boerenbond) en met de projectontwikkelaars actief in de zone Malde- gem-Eeklo;

Overwegende de persconferentie van 26 maart 2012 en de toelichting op 27 maart 2012 aan de Stuurgroep van de windstudies;

Overwegende de informatiemomenten die doorgingen op 16 april te Nevele (Landegem), 17 april te Eeko, 18 april te Aalst en 24 april te Eeklo en de toelichtingen die gegeven werden aan de Milieuraad en Gecoro van Maldegem op 19 april 2012 en de SERR-RESOC op 24 april 2012, dat in totaal ongeveer 450 mensen aan deze infomomenten en vergaderingen deelnamen;

Overwegende de enquête die georganiseerd werd om de burger bij het debat te betrekken, dat 650 enquête werden ingevuld voor de zone Maldegem-Eeklo en 316 voor de zone 'E40 van Aalter tot Aalst';

Overwegende dat zowel in de vraag om advies als in de enquête gepeild werd naar de volgende vragen: (1) Vindt u dat de provincie de inplanting van wind- turbines binnen de potentiële inplantinglocaties van het Addendum PRS verder moet ordenen of vindt u dat windturbines binnen deze zones overal moeten kunnen voor zover voldaan is aan de milieunormen op vlak van geluid, slag- schaduw en veiligheid ? (2) Indien u vindt dat de provincie windturbines verder zou moeten ordenen, wat is dan uw mening met betrekking tot de voorgestelde scenario's? Welk scenario verkiest u en waarom ? Welke zijn de aandachts- punten? (3) Welke flankerende maatregelen moeten in rekening worden gebracht? Ziet u bijzondere mogelijkheden om het draagvlak te vergroten? Wat is uw mening over een mogelijke fasering? ;

Overwegende dat op de vraag om binnen de zoekzones verder te ordenen de meeste actoren (lokale besturen, gewestelijke administraties, wind-, transport- en distributiesector en belangverenigingen en sectororganisaties) aangeven voorstander te zijn van het verder ordenen van windturbines binnen de zoek- zones, dat een aantal actoren sowieso tegen het plaatsen van (bijkomende) windturbines is;

Overwegende dat in de rand van de vraag om windturbines verder te ordenen of niet, een aantal bijkomende vragen worden gesteld, dat een deel van deze vragen betrekking hebben op het federale en Vlaamse beleidskader inzake windenergie, dat het een belangrijke ondersteuning zou zijn van de provinciale windprocessen indien de federale of Vlaamse overheid op korte termijn

78226560 p. 3/7

./...

duidelijke richtlijnen zou formuleren waarin voor een bepaalde tijdsperiode wordt aangegeven welke doelstellingen de verschillende provincies moeten halen op vlak van de productie van lokale, hernieuwbare energie, dat deze richtlijnen aandacht zouden moeten besteden aan de diverse vormen van hernieuwbare energie (ook biomassa, biogas, zonne-energie, enz);

Overwegende dat een aantal vragen betrekking hebben op de verdeling van de 'taakstelling windenergie' binnen de provincie over de verschillende zoekzones van het Addendum Wind, dat op dit moment nog een aantal basisgegevens ontbreken op deze vraag een antwoord te kunnen geven, dat de windstudies 'Maldegem-Eeklo' en 'E40 van Aalter tot Aalst' duidelijkheid hebben gebracht over de landschappelijk verantwoorde clustering van windturbines in concen- tratiegebieden maar dat het nog niet duidelijk is in welke mate dit ook milieu- kundig realiseerbaar is op vlak van geluid, slagschaduw, veiligheid, afstand tot bewoning, enz., dat bijkomend milieuonderzoek nodig is zodat het voor de verschillende zones zodat duidelijk wordt in welke mate het beoogde vermogen ook effectief gerealiseerd kan worden, dat tegelijkertijd een potentieonderzoek dient te gebeuren van de andere zoekzones (havens, zone E17, enz) zodat er duidelijkheid kan komen over de verdeling van het windpotentieel over de verschillende zoekzones;

dat een deel van de vragen betrekking heeft op de andere vormen van her- nieuwbare energie, dat er momenteel geen duidelijk overzicht bestaat van de potenties per gemeente en de reeds benutte kansen op vlak van windenergie, energie uit biogas of biomassa en zonne-energie, dat het wenselijk zou zijn om een inventaris per gemeente op te maken en tegelijkertijd potentieonderzoek te doen naar de verschillende vormen van hernieuwbare energie per gemeente, dat het ook wenselijk zou zijn indien de provincie zichzelf richtlijnen oplegt op vlak van hernieuwbare energie, dat in dit verband verwezen kan worden naar het plan 'Limburg klimaatneutraal tegen 2030' en het windbeleid dat in deze doelstelling kadert (150 windturbines tegen 2020);

Overwegende dat het een belangrijke bekommernis is van zowel lokale besturen als de vzw Leefbare Wind (Maldegem) dat er naast concentratie- gebieden voor windturbines ook zones worden aangeduid waar windturbines uitgesloten worden, dat zo'n zones aangeduid zouden kunnen worden in een provinciaal RUP, dat nog geen onderzoek werd gedaan naar de mogelijkheden of inhoud van zo'n RUP, dat het aangewezen is dit verder te onderzoeken te meer omdat dit noodzakelijk lijkt in functie van het draagvlak van RUP's voor concentratiegebieden voor windenergie;

Overwegende dat tegenover de vraag om zones uit te sluiten de windsector vraagt om de voor wind geschikte locaties maximaal te vrijwaren vanuit de bekommernis dat de milieunormen al zo streng zijn dat geschikte locaties voor wind sowieso al beperkt zijn, dat in deze fase van het planningsproces nog geen gedetailleerd milieuonderzoek werd uitgevoerd, dat het noodzakelijk is om in een planMER verder onderzoek te doen naar de milieukundige haalbaar- heid van de voorgestelde scenario's, dat alle alternatieven moeten worden onderzocht alsook het nulalternatief dat gebaseerd is op de evolutie bij gelijk- blijvend beleid;

78226560 p. 4/7

./...

Overwegende dat een aantal vragen, bedenkingen en aanbevelingen worden gedaan met betrekking tot de scenario's, dat voor de zone Maldegem-Eeklo twee scenario's werden voorgesteld, met name een lineair scenario dat bestaat uit één of twee rijen langs de N49/E34 en een rasterscenario dat uitgaat van 3 concentratiegebieden van windturbines te Zoetendaele (Maldegem), Plassen- daele (Maldegem) en Busakker (Eeklo), dat blijkt dat er een duidelijke voorkeur is voor het lineaire scenario maar dat er belangrijke vragen zijn omtrent de concrete invulling van dit lineaire scenario, dat ook vragen worden gesteld over het cumulatieve effect van een concentratie van windturbines (bijv. op vlak van geluid), dat verder onderzoek aangewezen is naar milieukundige haalbaarheid van dit scenario;

Overwegende dat voor de zone 'E40 van Aalter tot Aalst' twee scenario's worden voorgesteld, met name een scenario 'duurzame bedrijventerreinen' dat uitgaat van het inplanten van windturbines op bedrijventerreinen in de stede- lijke gebieden en economische knooppunten en een scenario 'windlandschap E40' dat uitgaat van het inplanten van windturbines in open ruimtegebieden te Aalter, Nevele, Melle/ en Sint-Lievens-Houtem/ Erpe-Mere,

dat blijkt dat er een voorkeur is voor de inplanting van windturbines op bedrij- venterreinen, dat het plaatsen van windturbines in open ruimtegebieden even- tueel wel kan als aanvulling op het scenario duurzame bedrijventerreinen bijv. wanneer dit noodzakelijk is om de hernieuwbare energiedoelstelling te halen, dat de combinatie van beide scenario's niet werd onderzocht en verder beke- ken zal moeten worden, dat het wenselijk is om daarbij te werken met drie projectzones enerzijds omdat de combinatie van scenario's in een gebied visueel interfereren anderzijds omdat in de verschillende gebieden een speci- fieke problematiek speelt en verschillende actoren in het proces betrokken moeten worden;

dat het gaat om de volgende drie projectgebieden:

1) het gebied Aalter/Nevele met mogelijkheden voor windturbines op de bedrijventerreinen in het specifiek economisch knooppunt Aalter en wind- turbines in het open ruimte gebied te Aalter en Nevele; de betrokken actoren zijn o.m. de lokale besturen (Aalter en Nevele) en verder W&Z (ontwikkelaar Woestijne), de POM (bedrijventerreinen), de dienst Onroerend Erfgoed (land- schap), Boerenbond en Natuurpunt (windbos), Elia en/of Eandis (aansluit- baarheid op net) Belgocontrol (vliegveiligheid) en de windsector;

2) het gebied Gent/Melle/ Wetteren met mogelijkheden voor windturbines op bedrijventerreinen in Gent, Melle en Wetteren en met voorstel van windakker te Melle/ Wetteren; de betrokken actoren zijn o.m. de lokale besturen (Gent, Nevele, Wetteren, Melle), de beheerstructuur van het Eilandje Zwijnaarde, de POM, W&Z, Defensie (radar Semmerzake), de landbouw- en natuursector (open ruimte, tijarm), Elia en/of Eandis (aansluitbaarheid op het net), Belgo- control (vliegveiligheid) en de windsector;

3) het gebied Aalst/Sint-Lievens-Houtem/Erpe-Mere met mogelijkheden voor windturbines in het stedelijk gebied Aalst (bedrijventerreinen Siezegemkouter, Erembodegem, andere stedelijke opportuniteiten) en in de open ruimte (wind-

78226560 p. 5/7

./...

kouter); de betrokken actoren zijn o.m. de lokale besturen (Aalst, Sint-Lievens- Houtem, Erpe-Mere), de POM (bedrijventerreinen), Onroerend Erfgoed (relictzone), de Vlaamse Landmaatschappij (ruilverkaveling), de landbouw- en natuursector (open ruimte). Het zou zeker ook een meerwaarde zijn indien de vzw Molenslag in het proces zou participeren.

dat voor elk van de drie clusters bekeken moet worden in welke mate een combinatie van scenario's landschappelijk verantwoord is en in welke mate turbines effectief geplaatst kunnen worden overeenkomstig de meest recente Vlaremwetgeving;

Overwegende dat op de derde vraag in verband met de projectmatige aanpak en de flankerende maatregelen gesteld kan worden dat heel wat actoren vragende partij zijn voor een sturend optreden van de overheid op vlak van inrichting en beheer en verdeling van de opbrengsten, dat vragen en opmer- kingen in dit verband in grote lijnen betrekking hebben op het lokaal draagvlak en de verdeling van lusten en lasten, de flankerende en landschapsmaat- regelen en de fasering,

dat het creëren van een lokaal draagvlak voor alle actoren een belangrijk aandachtspunt is, zeker voor de lokale besturen die stellen dat indien er geen lokaal draagvlak is het zeer moeilijk is om windprojecten te realiseren, dat het van groot belang is om in het vervolgtraject na te denken over de wijze waarop de verschillende actoren in het proces betrokken worden, o.m. de lokale bestu- ren die een wezenlijke inbreng willen hebben in het planproces, maar ook de omwonenden en grondeigenaars die als volwaardige gesprekspartner moeten kunnen optreden;

dat in het kader van het creëren van een lokaal draagvlak men het belangrijk vindt dat er een eerlijke verdeling komt van lusten en lasten, dat het voor vele actoren evenwel nog niet duidelijk is hoe dit concreet gerealiseerd zal (kunnen) worden, dat enkele voorstellen worden gedaan o.m. plaatsen van windturbines op overheidsgronden, gerichte verwerving van geschikte locaties, onteigenen voor algemeen nut, compensatie voor waardevermindering, financiële partici- patie, een fonds ter financiering van de flankerende maatregelen, enz., dat het aan te bevelen is om in het vervolgtraject duidelijkheid te creëren omtrent deze 'lokale return';

Overwegende dat heel wat vragen en bedenkingen te maken hebben met de voorgestelde landschappelijke maatregelen, dat er twee signalen te horen zijn, dat een aantal actoren het belangrijk vinden dat een deel van de opbrengsten wordt geïnvesteerd in landschappelijke maatregelen zoals groenaanplantingen op perceelsranden, dat men wel duidelijkheid wil omtrent wie deze maatrege- len zal realiseren, dat men vrijwilligheid belangrijk vindt als het gaat om aan- plantingen op privégronden, dat andere actoren kritisch zijn ten opzichte van het nut van dergelijke maatregelen vanuit de bekommernis dat bomenrijen windturbines niet kunnen camoufleren en een negatieve impact kunnen hebben op de landbouw en lokale natuur,

78226560 p. 6/7

./...

dat het zo wenselijk is verder onderzoek te doen naar de wenselijkheid en/of noodzakelijkheid van landschapsmaatregelen, de milieu-impact en de concrete haalbaarheid ervan;

Overwegende ten slotte dat een aantal vragen en bedenkingen te maken hebben met het planningsproces van de provincie zoals het totnogtoe gevoerd werd, dat ook hier twee geluiden klinken, dat heel wat actoren het plannings- proces als positief ervaren alsook het feit dat er een debat gevoerd wordt, dat andere actoren kritisch zijn ten opzichte van het huidige planproces, dat men vindt dat geen rekening werd gehouden met eerder geformuleerde adviezen of bezwaren en dat de communicatie omtrent de windstudies niet objectief verliep (o.a. de enquête),

dat hieruit besloten kan worden dat het van groot belang is in het vervolgtraject na te denken over de wijze waarop de diverse actoren in het proces worden betrokken, alsook de in te zetten communicatiemiddelen;

Overwegende dat samenvattend gesteld kan worden dat op basis van de huidige windstudies het onmogelijk is om te komen tot een definitief scenario en projectvoorstel voor beide zoekzones, dat verder (milieu)onderzoek noodzakelijk is zowel naar de scenario's als naar de flankerende maatregelen en 'lokale return', dat het van belang is de onderzoekperiode zo kort mogelijk te houden rekening houdende met de snel evoluerende sector en lopende vergunningsaanvragen, dat er anderzijds voldoende tijd en ruimte moet zijn voor inspraak en participatie met álle betrokken actoren;

besluit:

Art. 1 Het proces tot verfijning van de zoekzones Maldegem-Eeklo en E40 van Aalter tot Aalst dient te worden verder gezet.

Art. 2 Er dient verder milieuonderzoek te gebeuren met betrekking tot de voorgestelde scenario's, de wenselijkheid/noodzakelijkheid en milieu-impact van de voorgestelde landschappelijke maatregelen en realiseerbaarheid van concrete projecten op vlak van verdeling van lusten en lasten. Tevens moet onderzocht worden wat de mogelijkheden zijn om gebieden aan te duiden waar windturbines kunnen worden uitgesloten.

Art. 3 Voor het vervolgtraject dient een duidelijk stappenplan te worden uitgewerkt waarin duidelijk wordt hoe de provincie zal omgaan met de verschillende stakeholders en welke communicatiemiddelen zullen worden ingezet.

Art. 4 Er moet een onderzoek gestart worden naar de inspanningen die elke Oost-Vlaamse gemeente levert op vlak van hernieuwbare energie zoals er ook een potentieonderzoek moet worden opgestart naar de mogelijkheden van lokale hernieuwbare energie gebaseerd biomassa, biogas, zonne-energie en evt. andere vormen van hernieuwbare energie.

78226560 p. 7/7

./...

Gent,

namens de Provincieraad:

de provinciegriffier, de voorzitter, Albert De Smet Marc Lootens

78226560