<<

Walter A.P. Soethoudt DUISTER VERLEDEN 2 PULPFICTION SCHRIJVERS WESTERNS NOIRS EN ANDERE VERHALEN © Copyright & verantwoordelijke uitgever Walter A.P. Soethoudt Walter A.P. Soethoudt

DUISTER VERLEDEN 2 Pulpfiction schrijvers westerns noirs en andere verhalen De consequenties van onze goede daden achtervervolgen ons onverbiddelijk en zijn vaak moeilijker te dragen dan die van onze slechte. Marie von Ebner-Eschenbach INHOUD

DEEL 1 Pulpfiction schrijvers 7

Cornell Woolrich: poëet van de schaduwen 9 : De meester van het kwaad 69 Marjorie Bowen: kon met haar pen nauwelijks haar geest volgen 145 Charles Einstein: terwijl de stad slaapt 175 Charles Francis Coe: toen noir nog drama werd genoemd 187 Lionel White: gesmaakt door de avant-garde 201 Lucy Malleson: de vrouw die verstoppertje speelde 217 Chandler in Hollywood 233 Tiffany Thayer: poltergeisten en andere abnormale fenomenen 299 Leo Rosten: de waarheid is vreemder dan fictie 327 Rufus : dramatische voorloper 341 Cyril McNeile: De schrijver van was 367 geen nette heer

DEEL 2 391 Westerns noirs

Van Rio Bravo, Rio Lobo, El Dorado tot Les insoumis 393 Luke Short: De cowboy die een zwartkijker was 409 C.S. Boyles, jr.: Een man met vele namen 421 Niven Bush 427 Jesse en Frank James: populaire boeven 435 Sam H. Rolfe: Het begin van een grote vriendschap 439 Stuart N. Lake: hield Wyatt Earp in leven 441 6 duister verleden 2

DEEL 3 Andere filmverhalen 455

Pierre Louÿs: De vrouw en de ledenpop 457 De Shaffer tweeling 473 De wind in de wilgen 479 De laatste dagen van Pompeii 485 Wat gebeurde er met A Month in the ? 489 The Yellow Rose of Texas 495 Ieder zijn vergif 505 DEEL 1

PULPFICTION SCHRIJVERS

Cornell Woolrich: poëet van de schaduwen

“I want her back. I want her back. I’ll never rest until I find her.” “What do you want her back again for?” “To kill her.” Waltz into Darkness (1947)

Cornell George Hopley Woolrich werd geboren op 4 december 1903 en had Engels, Spaans en Joods bloed in zich verenigd. Zijn vader, Gennaro Hopley-Woolrich was een burgerlijk ingenieur, maar vol- gens andere bronnen kan hij ook een metaalbewerker geweest zijn. Pa Gennaro scheidde van zijn moeder, Claire Attalie Tarler, toen Cornell vier jaar was. Cornell bleef bij zijn vader, die een baan in Mexico had aangenomen, tot hij een tiener was, om vervolgens terug bij zijn moeder te gaan wonen in de Upper West Side van . Hij zou daar voor de rest van zijn leven wonen, met uitzonde- ring van een klein interval. Cornell ging in 1921 naar de waar hij drie jaar journalistiek volgde; de universiteit lag op enkele huizenblok- ken van zijn woonplaats. Hij bleef daar met enkele korte onderbrekingen tot zijn eerste roman Cover Charge (1926) verscheen, die hij begon te schrijven tij- dens een lange ziekte. Zoals wel meer van Woolrichs eerste romans was dit een romantisch verhaal spelend in de Jazz Age en zwaar beïnvloed door F. Scott Fitzgerald. Zijn tweede boek, Children of the Ritz (1927), gaat over een meisje van een rijke familie die valt voor de chauffeur, en dan ziet dat de familie binnen de kortste keren failliet gaat, terwijl de chauffeur een groot lot 10 duister verleden 2 wint zodat ze alsnog kunnen trouwen, hoewel dat ook al niet zo’n goed idee was. Al voor het verschijnen trok het boek de aandacht van Holly- wood en filmmaatschappij First National Pictures, omdat Woolrich het had ingezonden voor een prijskamp van diezelfde filmmaat- schappij, waarmee hij 10.000 dollar won. First National kocht gelijk de filmrechten en engageerde hem tegelijk als scenarist voor de stille The Haunted House (1928) naar een toneelstuk van Owen Davis. Woolrich schreef onder het pseudoniem William Irish – naam van een andere werknemer bij First National – de tussen- teksten. Het werk beviel hem en zijn werkgever eveneens en hij kreeg de opdracht om de tussentitels voor Seven Footprints to Satan (1929) te schrijven, naar de succesvolle roman van Abraham Mer- ritt, waarvoor hij eveneens met William Irish tekende. Tegelijker- tijd werkte hij ook mee aan het scenario van zijn Children of the Ritz, maar zou er later geen vermelding voor krijgen. Ondertussen werkte hij ook aan het moedige Times Square (1929) en de autobio- grafische romanYoung Man’s Heart (1930). Californië deed hem blijkbaar goed want in 1931 was er The Time of Her Life en een jaar later Love Song (1932), verfilmd in 1934. 1934 was ook het jaar dat hij begon te publiceren in pulp fiction magazines zoals Black Mask, Weekly en Dime Detective. Je kunt gerust stellen dat hij mede-uitvinder is van de hard-boiled fictie. Over de kwali- teit zullen we het niet hebben, want het is gewoon niet te vergelijken met het werk dat hij maakte als suspenseschrijver in Holly- wood in de jaren 1940.. Terwijl hij in woonde en werkte, maakte hij kennis met de actrice Violet Virginia Blackton, de dochter van filmpionier J. Stuart Blackton die de stichter was van de Vitagraph Company, een der eerste filmstudio’s. Het tweetal huwde op 6 december 1930 en drie maanden later waren ze al uit elkaar, het huwelijk was volgens vrienden van Woolrich niet eens geconsumeerd. De scheiding werd uitgesproken in 1933 en Woolrich woonde sinds 1932 al terug bij zijn conell woolrich 11 moeder in een appartement in Hotel Marseilles in New York (dat in hoofdzaak bewoond werd door pooiers, hoeren en kleine misdadi- gers). Hij kon zich wel een betere behuizing veroorloven maar om welke reden dan ook en ondanks de wrijvingen tussen hem en zijn moeder, bleven ze samen in dit langzaam vervallende residentiële hotel tot aan haar dood in 1957. Dan trok hij voor korte tijd in bij zijn tante Estelle Tarler Garcia in het uitgewoonde Hotel Franconia om later naar het luxueuze Sheraton-Russell hotel te verhuizen. We moeten het nog even over zijn echtscheiding hebben. Er wordt verondersteld dat de onmiddellijke oorzaak van de schei- ding de ontdekking door Violet van het dagboek van Woolrich was, waarin deze nogal wat homoseksuele ervaringen had genoteerd, en wel tot in de kleinste gore details. Wat ze echter ook ontdekte was dat Woolrich haar gewoon getrouwd had omdat hij het een goede Witz vond. Het was geweten dat Woolrich seksueel nogal erg losjes was. Soms ging hij in marinekledij, die hij verborgen hield in een geslo- ten koffer, ’s nachts langs de kaaien op zoek naar avontuurtjes. Toen de scheiding officieel werd, beschreef de Cleveland Plain Dealer de bruidegom als een vroegrijpe, gevoelige en vreemde jonge man… van wie bekend was dat hij zelden het gezelschap van vrouwen opzocht. Wie tussen de regels kan lezen en weet in welke tijd het werd geschreven, ziet daartussen ook de grimlachjes. We hebben natuurlijk alleen de stem van Violet in deze, maar ze vertelt dat Woolrich haar ten huwelijk vroeg terwijl ze een meter van elkaar op een sofa zaten, en dat Woolrich haar zo beminde dat hij haar zelfs niet kuste. Woolrich liep niet met zijn homosek- sualiteit te koop, en ook in zijn romans kwa- men geen homo’s voor, hoewel er wel meer- dere verwijfde types in rondliepen. Het is duidelijk dat zijn biseksualiteit en verwarde emoties betreffende seks en menselijke rela- ties een inspiratiebron waren voor verhaal- lijnen en gebeurtenissen in zijn boeken. In zijn The Bride Wore Black (1940) en Phan- tom (1942) wordt liefde voorgesteld als 12 duister verleden 2 een mogelijkheid om gelukkig te zijn, maar ironisch genoeg eindigt liefde in dood en vernieling voor hen die er gevoelig voor zijn. Gelijktijdig heb je de eenzamen zoals in The Boy Cried Murder (1947) en I Married a Dead Man (1948) die denken een veilige haven gevonden te hebben in een familie, maar hun pad bezaaid zien met gevaren. Trok Woolrich zich geen zier aan van de gevoelens van zijn vrouw, hij kon zich in sommige gevallen wel vereenzelvigen met de door het lot getroffen mensen, misschien wel omdat hij zo iemand in zijn leven had en de band met die persoon niet kon verbreken. Hij getuigde wel eens dat hij getracht had om thuis weg te gaan en in 1942 deed hij dat ook: voor drie weken leefde hij in een hotel, en dan op een nacht ging de telefoon en het was zijn moeder, die hem vertelde dat ze zonder hem niet kon leven. Toen het gesprek beëin- digd was, begon hij te pakken en ging terug naar huis. Hij bleef de rest van zijn leven iedere nacht thuis, zonder enige spijt, en trok zich niets aan van de roddel die dat met zich meebracht. Woolrich publiceerde zijn eerste crime in 1934 en bleef het genre beoefenen tot in de jaren zestig. Afwisselend gebruikte hij de pseu- doniemen William Irish en George Hopley. Het merendeel van zijn spannende lectuur leed onder het feit dat het te snel geschreven en te snel aan een uitgever was gestuurd. “First You Dream, then You Die.” Dit aforisme van Woolrich is wijdverspreid en werpt een licht op zijn kijk op de wereld en zijn plots, maar vormt ook een sleutel tot zijn soms meesterlijke bena- dering van de suspense. Natuurlijk was Woolrich geen Hammett of Hemingway want hij had soms ellenlange beschrijvingen nodig. Eigenlijk is zijn proza erg slecht en is het plot al niet veel beter en soms erg slordig. Maar dit alles belet niet dat Woolrich in staat is om suspense te creëren. Hij kan je ook meeslepen zodat je gaat meevoelen met zijn personage(s), terwijl die paranoïde kunnen zijn, aan geheugenverlies lijden, slachtoffer zijn van hypnose, of drug- gebruikers zijn. Maar je krijgt het binnen in kleine doses zodat er een redelijke logica ontstaat in de evolutie van het personage van beminnelijk naar verdorven. Zijn biograaf, Francis Nevins, splitste de plots van Woolrich op in diverse categorieën: conell woolrich 13

1. Een rechercheur lost een misdaad op, maar wat op de voorgrond komt is de soms sadistische methode die wordt gebruikt. 2. Een gevecht tegen de klok, waarin de geliefde of de protagonist ontdekt wat of wie hem zal doden en dat moet voorkomen. 3. De protagonist is besluiteloos, zijn/haar liefde of vertrouwen zijn aangetast door verdenkingen, die dan in grote mate wor- den weggenomen, totdat hij/zij tot de vaststelling komt dat de andere inderdaad slecht is. 4. De laatste uren van een man die wordt achtervolgd doorheen een vijandige stad. 5. Het mannelijke hoofdpersonage ontmoet de enige echte ware liefde, maar dan verdwijnt deze zonder enig spoor na te laten. 6. De laatste uren van iemand die gaat sterven op een veeleer ver- schrikkelijke wijze.

Woolrich gebruikt regelmatig ook de onschuldige die op de een of andere manier verstrikt raakt in een moordzaak en die pas na een opeenstapeling van bewijzen wordt gered. De wereld van Woolrich is een web van verkeerde indrukken omdat de auteur een val uitzet voor zijn onfortuinlijke personages en toekijkt hoe ze erin trappen. Het landschap van Woolrich heeft heel wat valkuilen en het geweld kan plotseling overal vandaan komen: iedere bocht, iedere toevallige ontmoe- ting kan een kettingreactie van onheil meebrengen of in zich dragen. Ook het gebruik van de ik-persoon, dat sowieso een beperkt perspectief biedt, verhoogt de claustrofobie en het gevangen zijn in het onbekende. Woolrichs personages zijn zelden voorbereid op wat hen te wachten staat en wat nog erger is, meestal ontsnappen ze er ook niet aan. Besteedde hij wat meer aandacht aan zijn plot, dan kreeg je pareltjes zoals It Had to Be Murder (1942) en The Black Path of Fear (1944). Woolrichs eerste echte crime was The Bride Wore Black 14 duister verleden 2

(1940) en 13 van zijn romans en korte verhalen waren al verfilmd toen de jaren vijftig begonnen. Het waren zeker geen meesterwer- ken, maar drie ervan kun je zeker rekenen tot de betere B-film: Lady (1944), (1950) gebaseerd op zijn “I Married a Dead Man”, en The Window (1949) naar zijn verhaal “Fire Escape” – ook bekend als “The Boy Cried Murder”. Je kunt echter wel de vraag stellen wat er gebeurd zou zijn wanneer Holly- wood Woolrich niet zo druk had verfilmd, zou hij dan even bekend zijn geworden? In The Bride Wore Black zien we een rechercheur op zijn eerder traditionele speurtocht. Hij speurt de seriemoordenares van de titel op die al vijf mannen heeft geëlimineerd, van wie ze vermoedt dat ze haar man hebben gedood op hun trouwdag. Dat de ontknoping de lezer en waarschijnlijk ook de moordenares verrast, is lekker meegenomen. De rechercheurs of agenten in Phantom Lady (1944), Fire Escape (1949), I Married a Dead Man (1950), Nightmare (1947) en Black Angel (1946), de laatste dus nog twee van de jaren veertig, zijn er enkel om het onderzoek van de heldin te bespotten of te blokkeren en wanneer de held(in) er dan in slaagt om het mys- terie op te lossen zullen ze hem/haar loven voor zijn/haar intuïtie. In Rear Window (1954) bijvoorbeeld is de politieluitenant er enkel om de held aan te moedigen en om hem te feliciteren met de oplos- sing die hij eigenlijk zelf had moeten vinden. De held(in) kon dus een misdadiger zijn of een slachtoffer, het onderzoek verstoord en in de war gebracht, de morele waarden van de standaard detective- roman vielen bij Woolrich helemaal weg. En Woolrich werd op zijn wenken bediend door de cineasten van de die bij voor- keur in donkere natte straten filmden. Voor Woolrich was het niet belangrijk wie het gedaan had, hij wilde enkel de ondergang, het noodlot van zijn personages en het web waarin ze gevangenzaten optekenen. En de scenaristen trokken zich ook niets aan van zijn onduidelijkheid, zeer dikwijls creëerden ze zelf een moordenaar of kreeg de moordenaar een andere motivatie mee. De thrillers die Woolrich publiceerde onder zijn eigen naam vanaf het begin van de jaren veertig hadden allemaal het woordje Black in hun titel: The Bride Wore Black, The Black Curtain, Black Alibi, Black Angel, The Black Path of Fear en Rendezvous in Black. conell woolrich 15

Allemaal samen vormen ze de zogenaamde Black series, in het Frans dus Serie Noir. In 1945 publiceerde de Franse uitgeverij Galli- mard nogal wat vertalingen van de harde jongens-fictie en noemde de nieuwe serie: Serie Noire. Ook enkele titels van Woolrich wer- den hierin opgenomen. In 1946 schreven twee Franse critici, Nino Frank en Jean-Pierre Charlier, de vroegste twee essays over een nieuw filmgenre: de Amerikaanse Film Noir. Uit deze bron gingen Franse filmmakers in de jaren veertig put- ten, en later hun eigenzinnige kinderen, de critici van de Cahiers du Cinema, die de New Wave regisseurs werden. Ze bewonderden Hitchcock (Truffaut, Claude Chabrol en Eric Rohmer schreven over hem) en plunderden de Amerikaanse pulp voor hun films. Chabrol, die zich een reputatie had opgebouwd met plaatselijke crime films, liet Paul Gégauff een scenario schrijven – en zorgde zelf voor de dia- logen – naar The Key to Nicholas Street van Stanley Ellin en doopte de film A double tour. Jean-Luc Godard op zijn beurt zei dat hij een gewone gangsterfilm wilde maken met zijn prikkelende eerste langspeler A bout de souffle (1960) – verhaal en scenario François Truffaut – die hij opdroeg aan Monogram, de ter ziele gegane goed- kope Amerikaanse filmstudio, terwijl Pierrot le fou (1965) dan weer zeer vrij gebaseerd was op Obsession van Lionel White. Voor zijn Bande à part (1964) had hij ook goed gekeken naar Fool’s Gold van de Amerikaanse auteur van misdaadverhalen Dolores Hitchens. Truffaut wilde dan weer graag de Franse Hitchcock zijn. Zijn Tirez sur le pianiste (1960) was gebaseerd op Down There van David Goodis, La mariée était en noir (1968) op The Bride Wore Black van Cornell Woolrich. Eveneens naar Woolrich (William Irish) was er dan La sirene du Mississipi (1969); Une belle fille comme moi (1972) ging hij halen bij de Amerikaanse misdaadauteur Henry Farrell die Such a Gorgeous Kid Like Me schreef; Vivement Dimanche (1983) was dan weer gebaseerd op Charles Williams. Peau de banane (1963) van Max Ophüls was eveneens naar Charles Williams’ All the Way – The Third Voice, terwijl Le gros coup (1964) naar The Big Bite van diezelfde Williams werd verfilmd door Jean Valère. De laatste jaren van zijn leven sukkelde Woolrich met zijn gezondheid, waarschijnlijk een gevolg van het behoorlijk verhangen zijn aan de fles vanaf jeugdige leeftijd, hij stond tevens bekend als 16 duister verleden 2 kettingroker. In 1965 werd hij geopereerd aan grauwe staar en in januari 1968 werd een been geamputeerd, doordat hij gangreen niet had laten behandelen, gangreen die ontstaan was door het dragen van te nauwe schoenen. Hij was veroordeeld tot de rolstoel en wie hem bekeek, zag een schriele en erg bleke man die ook nog eens aan suikerziekte leed. In datzelfde jaar, 1968, stierf Woolrich op 25 sep- tember als gevolg van een beroerte. Sommigen van zijn biografen kunnen het niet nalaten te wijzen op zijn bijna mysterieuze voorkennis van zijn latere gebrekkigheid, maar dat is volgens mij achterafpraat. In zijn eerste roman, Cover Charge, heeft Woolrich zijn hoofdpersonage bijna metaforisch de naam Alan Walker meegegeven. Deze Alan zal in zijn huwelijks- nacht bij een auto-ongeval kreupel worden. In 1931 schrijft Wool- rich The Time of Her Life over Pauline Foy die gewond raakt in een auto-ongeval en een operatie aan haar been ondergaat met enkel een sigaret als anesthesie. Jeff Jeffries, hoofdpersonage in het verhaal dat later zal bekend worden als Rear Window heeft een gebroken been en is weerloos tegen de man die hij aan de overzijde een moord zag plegen. In de tv-film Martha die Rainer Werner Fassbinder maakte naar For the Rest of Her Life van Woolrich, raakt het hoofdperso- nage Martha gewond in een auto-ongeval en zegt iemand in het zie- kenhuis dat ze waarschijnlijk nooit meer zal lopen. Woolrich raakt meer en meer in het vergeetboek, gewoon als gevolg van het feit dat zijn boeken nog enkel in het antiquariaat aanwezig zijn. Op de dag dat hij 100 jaar zou geworden zijn, raasde er een sneeuwstorm over New York, zodat er maar een kleine groep bewonderaars opdook op het feestje dat werd gehouden in de Mer- cantile Library of New York in East 47th Street. Maar je moet maar denken dat de eregast er ook niet was en dat hij er ook niet zou geweest zijn indien hij nog had geleefd. Inderdaad, Woolrich haatte feestjes en wanneer iemand hem prees liet hij de man of vrouw op nogal brutale manier gewoon staan. De enkelingen die hem met zijn bijnaam, Conan, mochten aanspreken kon je op de vingers van één hand tellen. Vandaar ook dat hij raar of zelden een boek voor- zag van een opdracht, met uitzondering van The Bride Wore Black dat hij opdroeg aan zijn Remington Portable typewriter en Phan- tom Lady dat hij opdroeg aan een door hem gehate hotelkamer. In conell woolrich 17

1947 bijvoorbeeld kreeg hij een fanbrief van Mark van Doren, ooit zijn professor aan de Columbia University, die hem een compliment maakte naar aanleiding van de film die werd gemaakt naar zijn roman Black Angel. Woolrich antwoordde dat hij de film had gezien in een cinema in Manhattan en vervolgde dan: “I was so ashamed when I came out of there. All I could keep thinking of in the dark was: Is that what I wasted my whole life at?” In herinnering aan zijn moeder liet hij alles, zowat 850.000 dol- lar (huidige waarde 7.327.586 dollar), na aan de Columbia Univer- sity ter bevordering van de leerstoel journalistiek.

VERFILMINGEN

CHILDREN OF THE RITZ (1929) First National Pictures REGIE: John Francis Dillon SCENARIO: Adelaide Heilbron, Paul Perez (tussentitels) MET: , Jack Mulhall, James Ford, Richard Carlyle

De dochter van een rijke familie valt voor de chauffeur des huizes. Maar onheil treft de familie en ze zitten binnen de kortste keren aan de grond. Wint de chauffeur niet net nu een behoorlijke som geld en kan het huwelijk doorgaan… of niet?

MANHATTAN LOVE SONG (1934) Monogram Pictures REGIE: Leonard Fields SCENARIO: Leonard Fields, David Silverstein MET: Robert Armstrong, Dixie Lee, Nydia Westman, Franklin Pangborn, Cecil Cunningham

De beheerder van het kapitaal van de erg rijke Jerry en Carol is er met hun geld vandoor en tot overmaat van ramp ontdekken ze dat ze de achterstallige lonen van hun chauffeur en hun meid niet kun- 18 duister verleden 2 nen betalen. Ze kunnen hun helemaal niets meer betalen. Het twee- tal stelt als oplossing voor dat ze bij hen in hun luxueuze apparte- ment komen wonen.

CONVICTED (1938) Kenneth J. Bishop Productions REGIE: Leon Barsha SCENARIO: Edgard Edwards naar Face Work (Black Mask, okt 1937) MET: Charles Quigley, , Marc Lawrence, George McKay

Rechercheur Burns helpt de nachtclubzangeres Jerry Wheeler bij het opsporen van de moordenaar van een geldgeile vrouw, een misdaad waar haar broer, Chick, voor veroordeeld werd tot de elektrische stoel. Ze vindt bewijzen die haar ervan overtuigen dat Milton Mili- tis, eigenaar van de nachtclub, de moordenaar is. Met deze kennis heeft ze de baan als zangeres aangenomen, om zo Miltons vertrou- wen te winnen en de onschuld van haar broer te bewijzen. Milton vindt echter uit dat ze hem bespioneert en geeft zijn huurmoorde- naar de opdracht haar mee te nemen voor een ritje en te vermoor- den op hetzelfde ogenblik dat haar broer wordt terechtgesteld.

STREET OF CHANCE (1942) REGIE: Jack Hively SCENARIO: Garret Ford naar The Black Curtain MET: , , Louise Platt, Sheldon Leonard

Frank Thompson ontwaakt in het midden van een straat in New York nadat puin dat van een huis viel hem op het hoofd raakte. Even later komt hij tot de vaststel- ling dat zijn flat voor een jaar aan een ander is verhuurd en dat zijn vrouw, Virginia, op haar eentje ergens anders ging wonen.

20 duister verleden 2

Frank heeft een confrontatie met zijn vrouw, Virginia, die van de ene verbazing in de andere valt wanneer ze hem ziet, nadat hij een jaar voordien zonder enige verklaring spoorloos verdween. Frank begint dan de eindjes aan elkaar te knopen en ontdekt dat hij op de loop is voor de politie die hem zoekt voor een moord die hij zich niet kan herinneren gepleegd te hebben, en dat alleen een oude ver- lamde vrouw hem kan helpen zijn onschuld te bewijzen.

THE LEOPARD MAN (1943) RKO Radio Pictures REGIE: SCENARIO: Ardel Wray, Edward Dein naar The Black Alibi MET: Dennis O’Keefe, Margo, Jean Brooks, Isabel Jewell, Tuulikki Paananen

Tuulikki Paananen

New Mexico, de theateragent Jerry Manning huurt een luipaard van Charlie How-Come, die her en der in kleine zaakjes optreedt, en hoopt dat zijn meisje Kiki Walker ermee gaat optreden in een nachtclub. Maar haar jaloerse rivale Clo-Clo schrikt het dier af met conell woolrich 21 haar castagnetten en het dier gaat lopen. Een meisje wordt dood aangetroffen en men denkt dat de luipaard de dader is. Er wordt een klopjacht ingericht en Manning sluit zich aan bij de groep. Dan wordt de jonge Consuelo Contreras vermoord op het kerk- hof, naar Manning vermoedt door een man. Wanneer dan de lui- paard dood wordt teruggevonden is Manning ervan overtuigd dat er een seriemoordenaar aan het werk is. Dit is een echte Tourneur, gemaakt met weinig middelen maar met grote effecten, bijvoorbeeld wanneer Clo-Clo haar castagnetten gebruikt om een slang na te bootsen, en de prachtige beelden van de kleine jongen die met de schaduwen speelt.

PHANTOM LADY (1944) REGIE: Robert Siodmak SCENARIO: Bernard Schoenfeld MET: Franchot Tone, Ella Raines, Alan Cutis, Aurora Miranda, Thomas Gomez

Een man stapt een bar binnen, begint een praatje met een nogal nerveuze vrouw met een hoed met een pluim, hij inviteert haar voor een show op Broadway omdat zijn vrouw hem in de steek liet en hij dus een ticket over heeft. Zij aan- vaardt op voorwaarde dat ze ano- niem mag blijven. Na de show laat hij de vrouw achter aan de bar en gaat naar huis, daar vindt hij zijn vrouw dood en natuurlijk is hij de hoofdver- dachte. Wie is zijn alibi? Waar woont ze? Heeft iemand hen gezien om- streeks de tijd dat zijn vrouw werd vermoord? Niemand herinnert zich echter de mysterieuze vrouw. Wan- neer hij wordt veroordeeld, zijn alleen zijn secretaresse en zijn beste vriend overtuigd van zijn onschuld. 22 duister verleden 2

THE MARK OF THE WHISTLER (1944) Larry Darmour Productions REGIE: SCENARIO: George Bricker naar Dormant Account MET: , Janis Carter, Porter Hall, Paul Guilfoyle

Wanneer een landloper ontdekt dat hij haast dezelfde naam heeft als iemand met een slapend banktegoed, is de verleiding om aan dat geld te raken niet ver af. Maar de problemen beginnen wanneer hij ontdekt dat de man voor wie hij zich uitgeeft nogal wat vijanden heeft… Een film over schuldgevoel en voorbestemdheid, goed opge- bouwd met enkele leuke verrassingen en met een sterke hand aan de regie.

DEADLINE AT DAWN (1946) RKO Radio Pictures REGIE: Harold Clurman SCENARIO: Clifford Odets MET: Susan Hayward, Bill Williams, Paul Lukas, Joseph Calleia

De zeeman Alex Winkley, die de volgende ochtend de bus moet nemen omdat zijn ver- lof voorbij is, ontwaakt na een dolle nacht met 1.400 dollar op zak. Veel herinnert hij zich niet meer, maar wel dat hij meeging naar de flat van een animeermeisje, Edna Bartelli, ‘om haar radio te herstellen’. Dezelfde ochtend ontmoet hij de aan lager wal geraakte danseres June Goth, die zachtjes gezegd nogal sceptisch staat tegen- over zijn uitleg. Ze raken bevriend en na een broodje bij haar thuis, overtuigt ze hem ervan het geld terug te brengen, wat hij ook doet. Er is echter een probleempje, want de vrouw is vermoord. Wie is er schuldig? conell woolrich 23

DRO ITSUREBA GANTIADISAS (1965) Qartuli Pilmi REGIE: Neli Nenova, Geno Tsulaya SCENARIO: Neli Nenova, Geno Tsulaya naar Deadline at Dawn MET: Adriadna Chenguelaya, Merab Tavadze, Guranda Gabunia, Tengiz Daushvili

Tom trekt naar de stad in de hoop daar een baan te vinden. Daar steelt hij een grote som geld. Hij heeft echter berouw en terwijl hij wacht op de mogelijkheid van een arrestatie, loopt hij een dancing binnen. Hij leert er de danseres Brik kennen en vertelt haar zijn ver- haal. Samen besluiten ze het geld terug te brengen, maar de persoon van wie hij het geld stal, is zo dood als een pier. Tom wordt gearres- teerd en beschuldigd van moord.

BLACK ANGEL (1946) Universal Pictures REGIE: Roy William Neill SCENARIO: Ray Chanslor naar The Black Angel (Dime Detective, 1 maart 1935 dat als basis diende voor de roman The Black Angel) MET: Dan Duryea, June Vincent, , Broderick Crawford

Zowel het boek als de film vertoont een grote gelijkenis met Phantom Lady. Een aantrekkelijke, onbe- minde vrouw wordt gewurgd op de vijfde verjaardag van haar huwe- lijk met een man die ze niet kon uitstaan. De echtgenoot wordt ruw aangepakt door de politie, wordt schuldig bevonden en ter dood veroordeeld. Zijn minnares probeert op alle mogelijke manieren bewijzen te vinden die hem kunnen vrijpleiten. Er is ook nog een sceptische detective, maar na enig onderzoek is ook hij overtuigd… Er zijn critici die beweren dat dit de beste adaptatie van een Woolrich-roman is, maar Black Angel gebruikt enkel de situatie, 24 duister verleden 2 niet de ziel van het origineel. Ook wordt het geheel van kleur veran- derd – en wie is de black angel eigenlijk? Maar eigenlijk moet deze film onderdoen voor de veel sterkere Phantom Lady.

YORU NO WANA (1967) Daiei Studios REGIE: Sokichi Tomimoto SCENARIO: Kazuro Fanabashi naar The Black Angel (Dime Detective, 1 maart 1935 dat als basis diende voor de roman The Black Angel)

De letterlijke vertaling van de Japanse titel is ‘De nachtelijke val’.

THE CHASE (1946) Nero Films REGIE: Arthur Ripley SCENARIO: Philip Yordan naar The Black Path of Fear MET: , Michèle Morgan, Steve Crochan

Chuck Scott is al een tijdje afgezwaaid maar het gaat hem niet echt voor de wind. Op een dag staat hij te water- tanden voor het raam van een buurt- restaurant, waar de eigenaar net spek in de pan legt. Hij kan het nauwelijks aanzien en kijkt dus naar beneden en vindt daar een goedgevulde porte- feuille, die van een zekere Eddie Roman blijkt te zijn. Scott, die eerlijk als goud is, gaat hem de vondst bren- gen. Blijkt Eddie een gangsterbaas te zijn die net een chauffeur nodig heeft en Scott krijgt de baan aangeboden, een kans die hij met beide handen grijpt. Lorna, de vrouw van Eddie, ziet wel wat in hem en weldra bezwijkt hij conell woolrich 25 voor haar verleidingskunsten. Niet lang daarna besluiten ze samen weg te lopen naar Havana. Maar de afstand tussen en Havana blijkt erg klein, want al snel duiken er huurmoordenaars op die het op hen hebben voorzien. Daarnaast wordt Scott ook nog beschuldigd van moord en komt ook de politie achter hen aan.

FALL GUY (1947) Monogram Pictures REGIE: Reginald le Borg SCENARIO: Jerry Warner, John O’Dea naar C-Jag (aka “Cocaine”, “Dream of Death” en “Just Enough to Cover a Thumbnail”) Black( Mask, okt 1940) MET: Leo Penn (toen nog Clifford Penn), Robert Armstrong, Teala Loring, Elisha Cook jr., Douglas Fowley

Tom Cochrane is een leuke man, met een probleem. Hij wordt gear- resteerd voor een moord tijdens een nacht waar hij zich niets van herinnert. Ongelukkigerwijze voor hem wijzen alle sporen in zijn richting. De vondst van het bebloed mes, dat voor de misdaad werd gebruikt en in zijn bezit is, maakt alles nog ingewikkelder. De politieman Mac McLaine, een van zijn beste vrienden, zorgt ervoor dat Cochrane vrijkomt en het tweetal gaat samen op jacht, hoewel ze over weinig of geen aanknopings- punten beschikken. Ze ont- dekken echter dat Tom er door zijn oom Jim werd ingeluisd, omdat hij het niet kon velen dat Tom Jims voogdijdochter regelmatig zag. Het slachtoffer van de moord was oom Jims minnares die hem chanteerde. All is well that ends well… 26 duister verleden 2

FEAR IN THE NIGHT (1947) Pine-Thomas Productions REGIE: Maxwell Shane SCENARIO: Maxwell Shane naar And So to Death (aka Nightmare) (Argosy, 1 maart 1941) MET: DeForest Kelly (in zijn filmdebuut, 19 jaar voor hij Bones McCoy werd in Star Trek)

In de film Black Angel weet een man helemaal niet meer of hij iemand gedood heeft of niet. In deze Fear in the Night heeft Vince, een kasbediende bij een bank, een waanzinnige droom waarin hij een man wurgt terwijl er een vrouw toekijkt, en vervolgens het lichaam in een kast verbergt. Wanneer hij de volgende ochtend enkele bewijzen vindt die erop wijzen dat de moord zich werkelijk heeft voorgedaan, freakt hij totaal uit. Hij gaat aankloppen bij zijn zwager, Cliff, een politieman, maar die zegt hem alles maar te verge- ten. En daar loopt het een beetje uit de hand: er wordt alles aan gedaan om het verhaal te laten kloppen, want Vince begint werkelijk te geloven dat hij een moordenaar is en ook Cliff twijfelt niet meer maar tracht een verkla- ring te vinden, al was het alleen maar om zijn zwan- gere vrouw Lil te bescher- men. Regisseur en scena- rist Shane zou in 1956 een remake maken onder de titel Nightmare met Edward G. Robinson. Waarschijnlijk treiterde de droom ook Shane, zodat hij hem opnieuw moest verfilmen om hem uit zijn systeem te krijgen. conell woolrich 27

NIGHTMARE (1956) , Pine-Thomas Productions REGIE: Maxwell Shane SCENARIO: Maxwell Shane naar And So to Death (aka Nightmare) (Argosy, 1 maart 1941) MET: Edward G. Robinson, Kevin McCarthy, Connie Russell, Virginia Christine, Rhys Williams

Hier is enkel jazzmuziek en een klarinetspeler aan toegevoegd, voor de rest is de film haast identiek.

THE GUILTY (1947) Monogram Pictures REGIE: John Reinhardt SCENARIO: Robert Pressnell Sr. naar He Looked Like Murder (aka “Accessory to Murder” en “Two Fellows in a Furnished Room”) (Detective Fiction Weekly, 8 feb 1941) MET: Bonita Granville, Don Castle, Regis Toomey,

Mike Carr is een fijne man en hij deelt een flat met Johnny Dixon, zijn voormalige overste in het leger… hij kan niet zo goed opschieten met de man, maar hij verdraagt hem omdat hij ook een beetje medelijden met hem heeft. Dixon werd aan het hoofd gewond en heeft dik- wijls angstaanvallen. Dixons meisje is de lieflijke Estelle, maar hij geeft haar de bons om het met haar tweelingzus Linda aan te leggen. Mike die al een tijdje verliefde was op Estelle, laat dat nu duidelijk blijken. 28 duister verleden 2

Dan, op een nacht, verdwijnt Linda. Dixon gedraagt zich verdacht en hij lijkt vast te lopen in een net van leugens. Mike en rechercheur Heller zullen de zaak ten gronde uitzoeken. Een echte Woolrich, die ons langs een kronkelig en vergezocht pad leidt, maar op een erg bevredigende manier. Een scenario dat erom vraagt om de film nog eens terug te zien, omdat het erg goed in elkaar steekt.

RETURN OF THE WHISTLER (1948) Larry Darmour Productions REGIE: D. Ross Lederman SCENARIO: Edward Bock, Maurice Tornbragel naar All At Once, No Alice (Argosy, 2 maart 1940) MET: Michael Duane, Lenore Aubert, Richard Lane, James Cardwell

Return of the Whistler is de achtste en laatste in de serie Whistler- films, die door diverse auteurs werden geschreven, alleen in deze wordt hoofdacteur Richard Dix vervangen door Michael Duane. Gingen voor: The Whistler (1944), The Mark of the Whistler (1944), The Power of the Whistler (1945), Voice of the Whistler (1945), (1946), The Secret of the Whistler (1946), The Thirteenth Hour (1947). Ondanks de aanwezigheid van de naam Woolrich moet worden gezegd dat dit een beetje slappe koek is. Word je in het begin nog meegetrokken in de zoektocht van Ted naar zijn bruid, dan verslapt de boel wan- neer je eenmaal weet waar ze is. Het wordt een doordeweeks ver- haal over familieleden die elkaar bestrijden om het familiefortuin. Goed begonnen is in dit geval niet half gewonnen. conell woolrich 29

I WOULDN’T BE IN YOUR SHOES (1948) REGIE: William Nigh SCENARIO: Steve Fisher, naar het gelijknamige verhaal dat verscheen in Detective Fiction Weekly, 12 maart 1938 MET: Don Castle, Elise Knox, Regis Toorney, Charles D. Brown

Ongeveer 10 jaar geleden dook deze film terug op, na vele jaren ergens in een kast te hebben gele- gen. Opnieuw is het een paranoïde nachtmerrie. Torn is een danser die het lijkt te gaan maken maar het voorlopig nog moet stellen met een kamer in een pension in New York, samen met zijn vrouw Ann, die ook zijn niet reguliere dans- partner is. Terwijl hij in zijn bad- jas, met een jeneverglaasje gin op tafel, repeteert, geeft zij heren dansles in wat men een dansaca- demie noemt. Op een nacht keilt hij zijn dansschoenen door het raam op straat, naar krolse katten die de hele buurt wakker houden. Wanneer hij naar buiten gaat om ze terug op te halen, zijn ze ver- dwenen. De volgende ochtend staan ze als bij wonder terug voor zijn deur. Wat volgt is de hel: hij wordt aangehouden voor de moord op een als kluizenaar levende vrek in de buurt. Er is een voetafdruk gevon- den van een van zijn schoenen. De film opent terwijl Torn wacht op zijn terechtstelling en wordt verteld aan de hand van flashbacks.

NIGHT HAS A THOUSAND EYES (1948) Paramount Pictures REGIE: John Farrow (inderdaad de vader van Mia) SCENARIO: Barré Lyndon, Jonathan Latimer MET: Edward G. Robinson, Gail Russell, John Lund, Virginia Bruce 30 duister verleden 2

Gail Russell

Wanneer de erfgename Jean Courtland probeert zich te zelfmoor- den, ontdekt haar verloofde Elliot Carson dat ze verwant is aan John Triton. In flashback zien we dan hoe mentalist Triton voortdurend voorspellende flitsen heeft. Hij ziet bijvoorbeeld hoe een kind met vuur speelt en erdoor zal sterven, hoe een krantenjongen in het ver- keer zal omkomen en nog meer van dat onheil, want die dingen gebeuren dus ook echt. Zijn partner, Whitney Courtland, gebruikt Tritons talent om er geld uit te slaan. Triton is echter niet gelukkig met deze flitsen en hij geeft zijn carrière op en gaat als een kluizenaar leven. Op een dag ontvangt hij de waarschuwing dat Jean Courtland zal sterven. Iedereen verklaart hem voor gek, hij gelooft er zelf haast niet meer in, maar zijn geweten spoort hem aan het haar te vertel- len: dat ze zal sterven onder de sterren – de 1000 ogen van de nacht – om 11 uur ’s avonds en dat haar dood voorafgegaan zal worden door een zachte windvlaag, een gebroken vaas, een vertrapte bloem, een leeuw en de woorden “There is no danger now”. De nacht in kwestie wordt elk van die voorspellingen een na een bewaarheid… conell woolrich 31

Nu is de vraag of zijn voorspellende waarschuwingen de verwer- kelijking van de catastrofe kan voorkomen? Was de roman van Woolrich een perfecte mix van parano- ïde en paranormaal, het komt in deze film niet zo goed tot uiting. Het wordt uiteraard een beetje verguld door het fijne acteren van Edward G. Robinson en de aanwezigheid van Gail Russells fragiele, haast etherische schoonheid (ze dronk zich dood in haar zesender- tigste levensjaar).

THE WINDOW (1949) RKO Radio Pictures REGIE: Ted Tezlaff SCENARIO: Mel Dinelli naar The Boy Cried Murder (aka “Fire Escape”) (Mystery Book Magazine, maart 1947) MET: Bobby Driscoll, Barbara Hale, Arthur Kennedy, Paul Stewart, Ruth Roman

De negen jaar oude Tommy heeft zich, omdat hij door de warmte niet kan slapen, een slaap- plek gekozen op de brandtrap net voor de flat boven. Daar ziet hij hoe mevrouw Jean Keller- son een man neersteekt en is er getuige van dat ze samen met haar echtgenoot Joe het lichaam wegdraagt. Tommy, die bekend staat als een haast ziekelijke leugenaar, slaagt er niet in zijn ouders noch de politie te overtuigen. Erger nog, hij moet zijn verontschuldigingen aanbie- den aan mevrouw Kellerson. De volgende nacht moeten zijn ouders ergens heen en zullen pas de volgende ochtend terug thuis zijn. Zijn moeder geeft hem het bevel dat hij zijn kamer niet uit mag. “Dat zal ik zeker niet doen, mam,” zegt hij in wanhoop. “Ik kan nergens heen.” Maar de moordenares weet wel waar ze heen kan: zijn kamer. Eerste klasse Woolrich. Deze atmosferische is haast hele- maal gedraaid bij nacht, wat zeker bijdraagt aan de geloofwaardig- heid. De jonge Bobby Driscoll (die voorheen al voor Disney in Song of the South en speelde) weet de angst duidelijk op 32 duister verleden 2 zijn gezicht te toveren en hij droeg ertoe bij dat dit een betere Wool- rich-verfilming werd. Dinelli en Woolrich kregen in 1950 trouwens de Edgar Allan Poe Award voor Best Motion Picture. Even een kanttekening. In 1968 vonden twee kinderen een dode in een verlaten flat in Greenwich . Het lichaam werd begra- ven als John Doe in een armengraf. Een jaar later verried een vin- gerafdruk de identiteit van die man: Bobby Driscoll, gestorven op zijn 31ste aan een overdosis.

THE BOY CRIED MURDER (1966) Avala Films, Carlos, Central Cinema Company Film REGIE: George P. Breakston SCENARIO: Robin Estridge naar The Boy Cried Murder (aka “Fire Escape”) (Mystery Book Magazine, maart 1947) MET: Fraser MacIntosh, Veronica Hurst, Phill Brown, Tim Barrett

Jonathan maakt samen met zijn ouders een cruise naar een vakan- tiebestemming in Joegoslavië, waar zijn ouders op huwelijksreis gingen. Boos omdat zijn ouders weinig of geen aandacht voor hem hebben, zuigt hij de meest onwaarschijnlijke verhalen uit zijn duim. Eenmaal op hun bestemming, toont hij zich nog eens van zijn slechtste kant door een dansende beer van een zigeunerfamilie te ‘bevrijden’, wat uiteraard nogal wat opschudding veroorzaakt in het kleine stadje aan de zee. Hij wordt ervoor gestraft en mag niet mee op een boottrip. Dan is hij toevallig getuige van een moord. Maar aan wie kan hij het vertellen? Net als Bobby Driscoll in de vorige versie, steelt de jonge Fraser MacIntosh de show.

CLOAK AND DAGGER (1984) Universal Pictures REGIE: Richard Franklin SCENARIO: Tom , Nancy Dowd naar The Boy Cried Murder MET: Henry Thomas, Dabney Coleman, Michael Murphy conell woolrich 33

Cloak and Dagger is een semi-remake van The Window (1949). De held hier is Davey Osborne, een knaap die volledig bezeten is van videogames en spionageverhalen en pas gelukkig is wanneer hij zich midden in een spionageopdracht kan voelen. Hij heeft zelfs een ingebeelde vriend, een wereldberoemde geheim agent met de naam Jack Flack. Vandaag zou Davey waarschijnlijk vol medicijnen wor- den gestopt en in therapie zijn. Wanneer men met dit alles rekening houdt, dan is het heel gewoon dat niemand hem gelooft wanneer hij getuige is van een echte moord, en zelf haast een moordslachtoffer wordt. Het slacht- offer heeft hem nog net voor zijn dood een videospel Cloak & Dag- ger kunnen toespelen waarin een microchip verborgen zit vol met ultra geheime militaire plannen. Wanneer niemand hem gelooft, doet hij een beroep op zijn ingebeelde vriend, Jack Flack. Uiteinde- lijk zal ook zijn vader hem hulp komen bieden. Uit het voorgaande blijkt wel dat scenarist Tom Holland een erg vrije adaptatie van het originele The Boy Cried Murder van Wool- rich heeft gemaakt.

NO MAN OF HER OWN (1950) Paramount Pictures REGIE: Mitchell Leisen SCENARIO: Sally Benson, Catherine Turney, Mitchell Leisen naar I Married a Dead Man MET: , John Lund, Jane Cowl, Phyllis Taxter

Helen is platzak, zwanger en in de steek gelaten door haar man, Steve, een rotzak waar ze ooit van heeft gehouden. Ze besluit de trein naar betere oorden te nemen. Op de trein ontmoet ze Hugh en Patrice, een jong paar op weg naar zijn ouders die zij voor de eerste maal zal ontmoeten. Patrice is ook zwanger. Op een bepaald ogenblik geeft Patrice haar trouwring aan Helen, zodat ze die kan passen. Dan is er een ongeval. Hugh en Patrice sterven. Helen wordt verkeerdelijk aangezien voor Patrice en wanneer ze haar kind krijgt zijn de treurende ouders van Hugh graag bereid haar te ondersteu- nen en te helpen. Helen blijft de komedie volhouden omwille van 34 duister verleden 2 het kind en het duurt niet al te lang of Hughs broer, Bill, heeft veel belangstelling voor haar. Helen staat zichzelf toe om bemind te worden en bezoekt met Bill een dansavond. Dan wordt ze plots op de schouder getikt en iemand vraagt haar ten dans: Steve. Deze ver- plicht haar om met hem te trouwen, zodat hij als haar echtgenoot een stuk van haar toekomstig fortuin in handen kan krijgen. Helen trouwt met hem, maar enkel om hem te kunnen vermoorden. Wan- neer ze het uiteindelijk wil doen, vindt ze hem al dood… Barbara Stanwyck heeft meer dan eens femmes fatales met schuurpapieren zielen op het scherm van de jaren 40 neergezet. Nu is ze het slachtoffer dat afhangt van de goedheid van anderen. Zelfs op 42-jarige leeftijd slaagt ze erin je doen te geloven dat ze 15 tot 20 jaar jonger is, wat voor deze rol duidelijk vereist was.

KATI PATANG (1970) Shakti Films, United Producers REGIE: Shakti Samantha SCENARIO: Gulshan Nanda, Vrajendra Gaur (het boek van Cornell Woolrich wordt nergens vermeld, maar Kati Patang is duidelijk geïnspireerd door I Married a Dead Man). Deze Indiase, dramatische, romantische musical is een vorm van plagiaat-op-het-randje. MET: Rajesh Khanna, Asha Parekh, Prem Chopra, Bindu

Madhu was aan iemand beloofd, maar ze neemt de benen om met haar vriendje Kailash te zijn. Ze komt echter tot de vaststelling dat het hem enkel om het geld te doen is en dat hij er een ander lief op nahoudt, een zangeres. Ze gaat terug naar huis en ont- dekt daar dat haar oom, haar enige familielid, zelfmoord heeft gepleegd. Opnieuw rent ze weg en op haar vlucht ontmoet ze een jeugdvriendin, Poonam, die net weduwe is geworden en op weg is om haar schoonouders voor het eerst te ontmoeten. Ze besluiten samen de trein naar Naini Tal te nemen. Onderweg ontspoort de trein en Madhu’s vriendin sterft aan de gevolgen van haar verwon- dingen. Voor ze sterft, doet ze Madhu echter beloven haar plaats in te nemen en haar zoon Munni de thuis te geven die voor hem bedoeld was. Aldus wordt Madhu een nieuw iemand. Maar haar conell woolrich 35 ex-vriendje komt alles te weten. Madhu weet echter niet dat ze meer verbonden is met de mensen van Naini Tal dan ze zich kan inden- ken.

J’AI EPOUSÉ UNE OMBRE (1982) Sara Films, TF 1 REGIE: Robin Davis SCENARIO: Patrick Laurent, Robin Davis naar I Married a Dead Man MET: Nathalie Baye, Francis Huster, Richard Bohringer, Madeleine Robinson

Hélène vertelt haar geliefde, Franck, dat ze zwanger is en hij neemt de benen. Helemaal onder de voeten en met een diep verlangen naar thuis, neemt ze de trein. Tijdens de treinreis ontmoet ze Bertrand en Patricia, deze laatste lijkt als twee druppels water op haar. Ongeluk- kigerwijze is er een treincrash. Ze overleeft de klap, in een opwelling neemt ze de identiteit van Patricia aan en gaat haar ‘zogenaamde’ schoonfamilie vervoegen, zodat haar kind legitiem geboren zal wor- den. Ze voelt zich lekker tot Franck plots komt opdagen en dreigt alles te onthullen als ze hem niet betaalt om zijn mond te houden.

MRS. WINTERBOURNE (1996) TriStar Pictures, A&M Films REGIE: Richard Benjamin SCENARIO: Phoef Sutton, Lisa-Maria Ladano naar I Married a Dead Man MET: Shirley MacLaine, Ricki Lake, Brendan Fraser, Miguel Sandoval

Connie Doyle is achttien en zwan- ger en haar vriendje heeft haar buitengegooid. Puur toeval brengt haar op een trein waar ze Hugh Winterbourne en zijn zwangere vrouw Patricia ontmoet. De trein gaat uit de rails en ze ontwaakt in 36 duister verleden 2 het ziekenhuis waar ze verkeerdelijk voor Patricia wordt aangezien. Hughs moeder ontvangt haar met open armen en ze wordt verliefd op Hughs broer Bill. Net als alles op wieltjes loopt, komt haar ex- vriend opdagen.

EL PENDIENTE (1951) Artistas Argentinos Asociados REGIE: León Klimovsky SCENARIO: Samuel Eichelbaum, Ulises Petit de Murat naar The Death Stone (aka “The Earring”, “Double-Life” en “The Blood Stone”) (Flynn’s Detective Fiction Magazine, feb 1943) MET: Mirtha Legrand, José Cibrián, Graciliano Batista, Maria Esther Bushlazzo, Héctor Calcaño, Carlos Campagano

Een van de weinige echte Argentijnse films noirs van die tijd, bij- voorbeeld No abros nunca esa puerta (1952) en Si muero antes de despertar (1952) van Carlos Hugo Christensen en beide eveneens naar Woolrich, en Pasaporte a Río (1948) van Daniel Tinayre. Een vrouw wordt gechanteerd door haar ex-verloofde. Toen ze hem ging opzoeken, heeft ze bij hem thuis een oorbel verloren. Ze keert naar zijn huis terug om haar oorbel te zoeken en ontdekt dat hij vermoord is. Voor het eerst werd in de Argentijnse film het thema van trouw en schuld bij buitenechtelijke relaties behandeld.

NO ABRAS NUNCA ESA PUERTA (1952) Estudios San Miguel REGIE: Carlos Hugo Christensen SCENARIO: Alejandro Casona naar Somebody on the Phone (Detective Fiction Weekly, 31 jul 1937) en The Hummingbird Comes Home (verschenen in The Ten Faces of Cornell Woolrich: An Inner Sanctum Collection of Novelettes and Short Stories) MET: Ángel Magaña, Roberto Escalada, Ilde Pirovano, Nicolás Fregues

Gelukkig kun je deze film op youtube zien, want je zult tevergeefs naar een dvd zoeken. Alleen moet je hem zonder ondertiteling conell woolrich 37 bekijken, wat soms erg vermoeiend kan zijn (want dit is Argentijns Spaans) voor iemand met kennis van een mondjevol Spaans. De fotografie kun je haast beter noemen dan deze in de Ameri- kaanse films van die tijd. De film is een tweeluik dat de vage schei- ding van goed en kwaad als onderwerp heeft. In “Alguien al telé- fono” tracht een man de dood van zijn zus te wreken, die zelfmoord pleegde omdat ze te hoge speelschulden had. In het tweede verhaal “El pájaro cantor vuelve al hogar” staat een man centraal die net uit het huis van bewaring is en die fluit wanneer hij een misdaad pleegt, en vervolgens naar huis gaat waar zijn blinde moeder op hem wacht en die denkt dat hij terug het rechte pad bewandelt. Op een bepaald ogenblik in de film hoor je de moeder zeggen dat ze het verschil van nacht en dag kan zien “omdat het een verschil- lend soort schaduw is”.

SI MUERO ANTES DE DESPERTAR (1952) Estudios San Miguel REGIE: Carlos Hugo Christensen SCENARIO: naar If I Should Die before I Wake (Detective Fiction Weekly, 3 jul 1937) MET: Néstor Zavarce, Blanca del Prado, Floren Delbene, Homero Cárpena

Onmiddellijk na de introductie volgt de scène in een school waar de 11-jarige leerling Lucio Santana vriendschap aanknoopt met een meisje, aan wie hij in het geheim verklapt dat een ‘mijnheer’ hen na school zal opwachten met heerlijke snoepjes. Het meest gevreesde wordt waarheid als we te weten komen dat het meisje dood terug- gevonden is. De vader van het hoofdpersonage, een niet zo snuggere rechercheur, onderzoekt het geval zonder ooit de identiteit van de moordenaar te achterhalen, hoewel het vrijwel zeker de lieve ‘mijn- heer’ van de heerlijke snoepjes moet zijn. Er gaat een jaar voorbij, het trauma is vergeten, en opnieuw spreekt een ander schoolkameraadje over een ‘mijnheer’ die haar dingen aanbiedt. Nu bestaat er geen twijfel meer, de jongen laat zijn angst varen en volgt het spoor dat het gekidnapte meisje achterlaat tot hij in dezelfde hel belandt. 38 duister verleden 2

OBSESSION (1954) C.E.I.A.P., Continental Produzione, Films Gibé, Franco Films REGIE: SCENARIO: Jean Delannoy, , Roland Laudenbach, Gian Luigi Rondi naar If the Dead Could Talk en Silent as the Grave MET: Michèle Morgan, Raf Vallone, Marthe Mercadier, Jean Gaven, Robert Dalban

De Italiaanse acrobaat, Aldo, leeft in Frankrijk en heeft een knappe vrouw, Helene. Aldo sleept echter een duister geheim met zich mee en op een dag bekent hij aan Helene dat hij een man heeft vermoord in Rouen. Wanneer Aldo zijn pols verstuikt, moet er een nieuwe man aan- geworven worden, en alsof het lot ermee speelt is het een oude ken- nis, Alexandre, die misschien iets zou kunnen afweten van Aldo’s geheim. De angst om ontmaskerd te worden maakt van Aldo een paranoïde wrak en wanneer Alexandre wordt neergeschoten, ver- denkt Helene haar man ervan. De relatie tussen man en vrouw, die al niet erg goed was, verergert steeds meer, maar als iemand wordt gearresteerd wordt het wat anders. Helene die tot nu toe zelfs gelogen zou hebben voor haar man ziet zich nu voor een dilemma geplaatst: kan ze een onschuldige naar een zekere dood sturen?

REAR WINDOW (1954) Paramount Pictures REGIE: SCENARIO: John Michael Hayes naar It Had to Be Murder (Hayes zou nog de scenario’s voor To Catch a Thief, The Trouble with Harry en The Man Who Knew Too Much schrijven voor Hitchcock) MET: , Grace Kelly, Wendell Corey, Thelma Ritter,

“I didn’t know their names. I’d never heard their voices. I didn’t even know them by sight, strictly speaking, for their faces were conell woolrich 39

too small to fill in with identifiable features at that distance. Yet I could have constructed a timetable of their comings and goings, their daily habits and activities. They were the rear-window dwel- lers around me.” Met deze regels begint het verhaal van Woolrich en daarmee zet hij tegelijk zijn hoofdpersonage en diens bezigheden op de kaart. Met zijn been in het gips is hij veroordeeld om voyeur te zijn, vooral omdat hij niet leest en niets anders om handen heeft. Hij laat het raam open in deze warme nacht in Manhattan om een zuchtje wind binnen te krijgen, en het licht uit, anders komen de insecten in vla- gen naar binnen. Hij is dus een toeschouwer geworden en die ziet op een bepaald ogenblik iets wat volgens hem op moord lijkt. Dan krijgt hij een telefoontje van de moordenaar. Hitchcock en Hayes spelen dan een spel en maken een bloemle- zing van het paranoïde panorama van Woolrich: de liedjesschrijver van Black Angel, de danseres van Phantom Lady, de kwajongen van The Window, de door liefde overvallen pasgehuwden van I Married a Dead Man, en uiteraard de moordenaars en de slachtoffers uit alle andere verhalen en romans. Allemaal spelen ze in hun eigen stille film en het is een mimespel over liefde, flirten, frustratie, haat, 40 duister verleden 2 geweld. Jeff is de toeschouwer, net zoals de cinemabezoeker die in zijn stoel zit toe te kijken. Ook weten we dat Jeff beroepsfotograaf is en Hitchcock maakt zijn kiekjes voor hem, beslist welke beel- den pertinent zijn voor het verhaal. Jeff lijft zijn sexy liefje uit de betere kringen, Lisa, zijn sceptische vriend en politieman, Thomas J. Doyle, en de wulpse Stella in, en zij worden de pionnen die het voetenwerk voor hem zullen opknappen. Iets meer dan twintig jaar later, net voor zijn dood in 1968, her- innerde Woolrich zich nog maar één ding in verband met Rear Window, de meest bekende film naar een verhaal van hem (die zijn agent samen met nog vier andere verhalen had verkocht voor een magere 5.000 dollar – 43.478 huidige $): “Hitchcock wouldn’t even send me a ticket to the première in New York. He knew where I lived.”

REAR WINDOW (1998) TV-FILM Cambria Productions, Haft Entertainment, Hallmark Entertainment REGIE: Jeff Bleckner SCENARIO: Eric Overmyer, Larry Gross naar It Had to Be Murder (aka “Rear Window”) (Dime Detective, feb 1942) MET: Christopher Reeve, Daryl Hannah, Robert Forster, Ruben Santiago- Hudson, Anne Twomey

Er zijn er altijd die het genie van Hitchcock willen uitdagen en ook Bleckner behoort tot die categorie, alleen raakte hij niet verder dan de provinciale afdelingen. Jason Kemp heeft aan een auto-ongeval een gebroken nek over- gehouden. Na zes maanden van herstel, probeert hij opnieuw aan het werk te gaan, maar ziet zich gedeeltelijk uit zijn vorige positie verdrongen. Zijn collega’s weten niet goed hoe ze hem moeten aan- pakken, enkelen van hen betwijfelen of hij zijn werk nog aankan, en ook zijn er allerlei andere vragen over hoe het leven van Kemp ver- anderd is nu hij ‘gehandicapt’ is. Maar uiteindelijk belandt hij terug op zijn oude project, waarvoor hij de verantwoordelijkheid draagt samen met ‘het nieuwe meisje’, Claudia. conell woolrich 41

Omdat hij ’s avonds haast niets om handen heeft, gaat hij zijn buren beloeren vanuit het achterraam, waarbij hij allerlei dingen ziet, ook seksuele, waar hijzelf niet meer aan kan deelnemen. Op een nacht ziet hij een huiselijke ruzie en belt de hulpdiensten met behulp van al de mechanische dingen die zijn flat rijk is. Wanneer de echtgenoot later die nacht terugkomt, nadat hij de borgsom betaalde, breekt de hel weer los. Later in de nacht, Kemp is al naar bed, denkt hij een moord te horen plaatsgrijpen, en de volgende morgen is de vrouw nergens te bekennen. Zijn zijn verdenkingen gewettigd of reageert hij te sterk? Even een inside joke: wanneer Jason Kemp ondervraagd wordt door rechercheur Moore, zegt Kemp hem dat hij de architect is voor het project “The Woolrich Performing Arts Center”.

EL OJO DE CRISTAL (1955) IFI Producción S.A. REGIE: Antonio Santillán SCENARIO: Joaquina Algars, Ignacio F. Iquino, José Antonio de la Loma naar The Eye of Doom (aka “The Devil with the Sparkling Face”) (Argosy, 14 jan/21 jan/28 jan/4 feb 1939) MET: Carlos López Moctezuma, Amando Moreno, Beatriz Aguirre, Carolin Jeménez

Enrique is een hebzuchtige man, zonder scrupules, die er niet voor terugdeinst te doden als het om centen gaat. Zo doodt hij een man om het geld dat hij ontving als vergoeding voor een arbeidsongeval. Hij ontdekt echter te laat dat de man de che- que nog niet geïncasseerd heeft. Om de cheque zelf te kunnen incasseren vervalst hij, met de hulp van zijn vriendin Clara, de handtekening van de dode. Terwijl de politie de zaak onderzoekt, probeert Enrique getuigen te elimineren en alle sporen te wissen. Zo beslist hij Clara te vermoorden en brengt de kleren die hij droeg op de dag van de moord naar de stomerij. 42 duister verleden 2

Toeval wil dat de zoon van de politie-inspecteur die met de zaak belast is, zijn vader wil evenaren en bovendien is hij ook bevriend met de zoon van de eigenaar van de stomerij. Alles komt in een versnelling terecht als de zoon en zijn vriend in de achterzak van Enrique een glazen oog vinden, waardoor ze hem gaan verdenken. Samen beginnen ze een eigen onderzoek.

ESCAPADE (1957) Progéfi, Pathé Consortium Cinéma REGIE: Ralph Habib SCENARIO: Marcel Achard, Albert Valentin naar Cinderella and the Mob (Argosy, 23 jun 1940) MET: Louis Jourdan, Dany Carrel, Roger Hanin, Lise Delamare

Rachel, een opstandige maar naïeve studente, krijgt terwijl ze alleen thuis is herhaaldelijk telefoontjes. Nadat ze de meeste heeft gene- geerd, neemt ze toch de telefoon op en denkt de stem te herkennen van haar ex-verloofde Philippe. Die wil blijkbaar hun ruzie bijleg- gen en ze maken een afspraak. Maar wanneer ze op de plaats van de afspraak komt, zal ze de gruwelijkste nacht uit haar leven mee- maken.

AA BAKUDAN (1964) Toho Company REGIE: Kihachi Okamoto SCENARIO: Kihachi Okamoto naar Dipped in Blood (aka “Fountain Pen” en “Adventures of a Fountain Pen”) (Street & Smith’s Detective Story, april 1945) MET: Yûnosuke Itô, Fubuki Koshiji, Ichirô Nakatani

Kihachi Okamoto maakte ongeveer 40 films en schreef voor 24 ervan zelf het scenario. Ook voor deze Aa Bakudan (Oh Bomb) een gangster-Noh-musical waarin hij helemaal uit de bol ging. Noh is het klassieke Japans muzikale drama waarin vele personages een masker dragen en ook de vrouwenrollen door mannen worden vertolkt. Oh Bomb is het verhaal van Daisaku Ona, wiens familie al voor conell woolrich 43 zes generaties lang de baas van de Ona Yakuza levert. Nu, na drie jaar gevangenis, probeert hij de oude bende weer bij elkaar te krij- gen. Maar hij ontdekt dat de Yakuza is omgezet in een vennoot- schap en dat de nieuwe leider ervan kandidaat is voor de stedelijke verkiezingen. De afgezette baas is woedend over de manier waarop zijn bendeleden de oude tradities overboord gooiden en, met de hulp van zijn oude celgenoot en bommenexpert Taro, begint hij aan een wraakactie met een briljant idee: een vulpen die tot bom wordt. Wat deze film zo fascinerend maakt is niet het feit dat de explo- sieve pen circuleert tussen een serie van criminelen en toevallige onschuldige bezitters, maar de unieke muzikale en theatrale syn- taxis. Daisaku is niet meer van zijn tijd en belichaamt het oude Japan dat volgens de nieuwe en moderne cultuur uit de mode is. Voor het allergrootste gedeelte draait de wereld rondom hem rond westerse muziekstijlen, westerse films, musicals, internationale dansvormen en hedendaagse popmuziek, vermengd met jazz, kayokyoku en eleki. Okamoto zet Daisaku neer als een innemende boef, gevangen in een nostalgische bui, maar hij is en blijft een gangster met geweld- dadige impulsen, terwijl zijn tegenstrever een hebzuchtige gangster met twee gezichten is die lak heeft aan om het even welke erecode. Maar het moderne Japan heeft ook mensen zoals de hardwerkende Kenny, de zoon van Daisaku. Het is deze confrontatie tussen de twee polen die deze film tot een pareltje maakt.

LA MARIÉE ÉTAIT EN NOIR (1968) Les Films du Carrosse, Les Productions Artistes Associés, Dino de Laurentiis Cinematografica REGIE: François Truffaut SCENARIO: François Truffaut, Jean-Louis Richard naar The Bride Wore Black MET: Jeanne Moreau, Jean-Claude Brialy, Michel Bouquet, Michael Lonsdale, Claude Rich, Charles Denner

Julie Kohler (uitgesproken als colère) is de schitterende vertaling van de naam Julie Killeen, die Woolrich in het boek gebruikt, wat dan weer een samentrekking is van ‘kill’ en ‘colleen’ (meisje). 44 duister verleden 2

Jeanne Moreau en Jean-Claude Brialy

Wanneer Julie en haar man uit de kerk komen waar ze net in de echt werden verbonden, wordt haar man neergeschoten. Julie ver- denkt vijf mannen die in het complot betrokken zouden zijn. Daarom zal ze door liefde gedreven – “Ik ben samen met mijn man gestorven” – de jacht op hen openen en door hen voor te spiegelen dat ze hun meest intieme wensen kan realiseren, komt ze steeds dichter bij haar doel. Ze jaagt op de wolf, Bliss, die zich bezighoudt met geluidsopnamen; op de eenzame, geboren verliezer Robert, die wel met Julie naar bed wil, maar ze moet het hem vragen; op de pompeuze politicus Clément die haar voorstelt om met hem naar bed te gaan, zodat ze later kan zeggen dat ze hem voor een uurtje Frankrijk kon doen vergeten en op de rokkenjager en kunstenaar Fergus die haast te charmant is om te doden. Truffaut leverde een ijskoude thriller af en er wordt veronder- steld dat dit zijn hommage is aan de Master of Suspense, Hitchcock, maar eerlijk gezegd leunt hij dichter aan bij de minimalist Robert Bresson. conell woolrich 45

THE BRIDE IN BLACK (1990) TV-film Street Life Productions, New World Television, Barry Weitz Films REGIE: James Goldstone SCENARIO: Claire Labine, Jack Laird – zonder enige vermelding van Woolrichs verhaal The Bride Wore Black waaraan ze net genoeg wijzigingen aanbrachten om niet van plagiaat beschuldigd te kunnen worden MET: Susan Lucci, Reginald Veljohnson, Bob Gunton

In de delicatessenwinkel van haar broer maakt de eenzame Rose D’Amore kennis met de aantrekkelijke, atletische en rijke Owen Mallory en wordt tot over haar oren verliefd op hem. Na een korte, maar stormachtige relatie besluiten ze te trouwen. Op de trouwdag wordt haar liefde door gangsters weggemaaid, waarna Rose ontdekt dat hij heel wat te verbergen had. Ze komt op het spoor van een grootscheepse kunstfraude, waardoor ze zelf een doelwit wordt van de moordenaars.

LA SIRÈNE DU MISSISSIPPI (1969) Les Films du Carrosse, Les Productions Artistes Associés, Produzioni Associate Delphos REGIE: François Truffaut SCENARIO: François Truffaut naar Waltz into Darkness MET: Catherine Deneuve, Jean-Paul Belmondo, Nelly Borgeaud, Yves Drouhet

Jean Renoir zei ooit dat iedere auteur hetzelfde verhaal steeds op een andere manier herschrijft. Dat was met Cornell Woolrich niet anders. Hij vond een plot en verfijnde het steeds weer in een volgend boek. In La mariée était en noir was hij de schepper van een wraak- machine, de moordenaar van alle moordenaars; in Rendezvous in Black besluit de verbitterde ‘held’ niet de vijf mannen te vermoor- den die verantwoordelijk waren voor de dood van zijn meisje, maar de persoon van wie die mannen het meest houden, zodat ze net als hijzelf hun hele leven zullen blijven treuren. Weer een andere herhaling: in Waltz into Darkness komt er net conell woolrich 47 zoals in I Married a Dead Man zomaar een vrouw uit het niets opdagen, ze liegt over haar identiteit, wint de liefde van een fat- soenlijk man, en haalt grote sommen geld van de bank om de slijm- bal die ooit haar lief was de mond te snoeren. Het verschil is dat Julia in Waltz een harteloze moordenares is met een ex die nog enger is. Louis Mahé, een tabaksplanter op Réunion, gaat trouwen met zijn penvriendin, Julie Roussel, maar heeft haar nog nooit gezien. Marion, een vrouw die zich voordoet als Julie, slaagt erin om te trouwen met Louis en zo zijn bankgegevens te verkrijgen. Als blijkt dat de echte Julie vermist is, gaat Louis op zoek naar Marion. Uit- eindelijk vindt hij haar in Antibes waar ze woont in een goedkoop hotelletje. Marion vertelt dat ze werd gechanteerd door haar ex- man en daarom niet bij hem kon blijven. Ze vluchten uiteindelijk naar het platteland waar ze samen rust hopen te vinden. Truffauts Julie heeft dezelfde kort aangebonden amorele instel- ling. Wanneer ze ontdekt dat Louis de rechercheur die hen op de hielen zat heeft vermoord, is het enige wat ze kan zeggen wanneer ze het lijk ziet: “Dat is weer een bastaard minder!” En toch wil Truf- faut er geen monster van maken en kiest voor een verliefde vrouw, geen amour fou maar veeleer een amour noir, en dat van beide kan- ten. “Ik weet wat jij bezig bent te doen en het kan me niks schelen,” zegt een ijlende Louis aan het eind, en laat dat volgen door: “Ik heb geen spijt dat ik jou heb ontmoet, ik heb geen spijt dat ik voor jou heb gemoord, ik heb geen spijt dat ik jou liefheb.” Truffaut droeg deze film op aan Renoir, maar eigenlijk is dit zijn echte hommage aan Hitchcock. Net zoals in het verhaal van Vertigo is de man verliefd op twee vrouwen, alleen zijn ze verenigd in die ene. De titel suggereert dat het verhaal zich zou afspelen in Noord- Amerika, maar we bezoeken enkel Reunion Island in de Indische Oceaan, raken vervolgens in Marseille verzeild om te eindigen in de Zwitserse sneeuw. Van warm naar ijskoud, net zoals de emotionele weg die de hoofdpersonages afleggen. 48 duister verleden 2

SETTE ORCHIDEE MACCHIATE DI ROSSO (1972) Flora Film, National Film, Rialto Film REGIE: Umberto Lenzi SCENARIO: Roberto Gianviti, Umberto Lenzi naar Waltz into Darkness (nergens vermeld) en Edgar Wallace

Een vrouw, overlevende van een mislukte moordpoging door een persoon die door de politie ‘De halvemaanmoordenaar’ wordt genoemd, moet samen met haar echtgenoot uitvinden wat haar bindt met zes andere vrouwen, en met de moorde- naar die alle ogenblikken opnieuw kan toeslaan.

ORIGINAL SIN (2001) MGM, Hyde Park Entertainment, Via Rosa Productions REGIE: Michael Christofer SCENARIO: Michael Christofer naar Waltz into Darkness MET: Antonio Banderas, Angelina Jolie, Thomas Jane, Jack Thompson

“Liefde is geven, en dan nog meer geven. Lust is nemen, en nog meer nemen,” zegt Alan Jordan. “Ik wil haar alles geven, en ik wil haar alles afnemen,” zegt Luis Anto- nio Vargas. Voorgaande dialoog is zowat de essentie van deze film en van het verhaal van Woolrich. De film ging door een zware storm en door al die herrie kwam hij pas een jaar later in de zalen. De critici waren er dan als de kippen bij om hem tot op de grond af te breken: de overrijpe dia- conell woolrich 49 logen moesten eraan geloven, het verhaal dat niet klopte, de seks- scènes van een naakte Jolie en Banderas. Er valt natuurlijk veel te zeggen voor deze reacties, maar de meeste gingen voorbij aan het feit dat het hier om een verhaal over liefde ging. En dat weet je vanaf de eerste seconde wanneer de lippen van Jolie het scherm vullen en ze zegt: “This is not a love story. But it is a story about love, and the power it has over life. The power to heal or destroy.” Julia is een bedriegster, een prostituee en actrice, die samen met een acteur rijke mannen geld aftroggelt. Julia’s volgende slachtoffer wordt Luis Vargas, een rijke koffiehandelaar die in een advertentie een liefhebbende, trouwe Amerikaanse vrouw zoekt die hem kin- deren wil baren. Wanneer Julia arriveert, verklaart ze Luis waarom ze niet op de door hem ontvangen foto’s lijkt: “Ik wilde dat je van me hield om mijzelf, en niet om de mooie vrouw die ik ben,” ver- klaart ze. De enige kwaliteit die Julia inderdaad heeft is haar boven- natuurlijke schoonheid, zodat Luis Vargas al snel vergeet waar hij om heeft gevraagd. Het duurt niet lang voor Julia om mooi weer te spelen met het geld van Luis en dat is het begin van een spel dat het tweetal van het ene eind van Cuba naar het andere brengt, met in hun kielzog een privédetective. Julia had echter niet voorzien dat ze verliefd zou worden op Luis en uiteindelijk zal moeten kie- zen tussen hem en haar voormalige sadistische lief Billy. Het enige wat haar te doen staat is Luis omturnen naar Billy en hem de kne- pen van het vak leren, zoals vrouwen het altijd al hebben gedaan sinds het aards paradijs. Dit is het verhaal van Adam die verliefd wordt op Eva, maar eigenlijk op het kwaad, en hiervoor liefde ontvangt. “I love you as I know you,” zegt de stervende Luis tegen Julia. “I love you because I know you. As you are. Good and bad. Better and worse. No other love but you.” En vervolgens komt er dan nog een onverwacht einde.

MARTHA (1974) TV-film Pro-ject Filmpoduktion, WDR REGIE: Rainer Werner Fassbinder 50 duister verleden 2

SCENARIO: Rainer Werner Fassbinder naar For the Rest of Her Life (Ellery Queen’s Mystery Magazine, mei 1968) MET: Margit Carstensen, Karlheinz Böhm, Barbara Valentin, Peter Chatel

De bibliothecaresse Martha Heyer is de dertig voorbij, nog steeds maagd en gaat samen met haar vader naar Rome op vakantie. Op de Spaanse Trappen krijgt haar vader een hartinfarct en sterft. Kort daarna heeft ze een vluchtige ontmoeting met gevolgen, namelijk wanneer ze in de tuin van de Duitse ambassade de blikken kruist met een haar onbekende, goed uitziende blonde man met een leuke lach. Terug thuis ontmoet ze de man weer, deze keer op een trouw- feest. Een flinke tijd later trouwt ze met deze charismatische, domi- nante Helmut Salomon. Ze zijn nog niet lang op huwelijksreis of hij begint haar te kwellen en haar ‘te vormen’ zoals hij het pleegt te zeg- gen en stelt zijn eisen: daartoe horen brutale seks op ieder moment dat hij het wenst, of een zonnebad tot ze vol blaren staat. Tegen de wil van Martha in laat hij haar moeder opnemen om van haar verslaving aan alcohol en slaappillen te genezen. Dan huurt Helmut een villa en zegt Martha’s werk op zonder haar ook maar iets te vragen. Omdat hij regelmatig weg is voor zaken, zit Martha steeds meer alleen en voelt ze zich meer en meer geïsoleerd. Het lijkt erop alsof Martha zijn privébezit is geworden. Martha die hem echt bemint, verzet zich niet. Helmuts overheersing ont- wikkelt zich tot sadomasochisme. Dan, tijdens een van de afwezigheden van haar man, ontmoet Martha mijnheer Kaiser, een vroegere collega. Wanneer Helmut dat later verneemt, laat hij de telefoon wegnemen en verbiedt haar in de toekomst het huis te verlaten wanneer hij er niet is. Een kat, haar enige gezelschap in haar gouden kooi, sterft ook nog. Wan- neer Martha dan toch nog een ontmoeting heeft met Kaiser, daagt haar man plots op en zij gelooft dat hij haar is gevolgd en haar wil vermoorden. Ze vlucht met de auto en krijgt een ongeval: Kaiser die haar vergezelde sterft en zij blijft verlamd aan de benen. Helmut kan haar nu voor altijd volkomen controleren. Pure Woolrich vintage, maar ook pure Fassbinder, want in Martha speelt hij weer eens op de viool van zijn seksuele sadoma- sochisme. Als men het verhaal van Woolrich leest, dan ziet men dat conell woolrich 51 het zich concentreert op de ontsnappingspogingen van Martha, ter- wijl Fassbinder zich toespitst op haar isolatie, haar gevangenschap die hij dan tot een metafoor voor het huwelijk maakt, eigenlijk voor elke intieme relatie. Fassbinder was een enorm vruchtbare schrijver-regisseur die meer dan 40 films maakte (waarvan 16 met Carstensen) voor zijn dood op zijn 37ste in 1982. Er is geen enkele andere regisseur wiens kwaliteit en kwantiteit even hoog is.

LA PUPA DEL GANGSTER (1975) Compagnia Cinematografica Champion, Les Films Concordia REGIE: Giorgio Capitani SCENARIO: Ernesto Gastaldi, Tom Rowe naar Collared (aka “One Night in Chicago”) (Black Mask, okt 1939) MET: Sophia Loren, , Aldo Maccioni, Pierre Brice

Charlie Colletto is een narcistische mafioso met geen enkele opval- lende eigenschap. Charlie imiteert gewoon alle amerikanismen die hij in films zag. Wanneer hij de door de natuur goedbedeelde Pupa, een prostituee, langs de kant van de weg ziet staan nabij een bouwproject dat hij inspecteert vanuit de lucht met een helikopter, kan hij haar enkel maar oppikken en naar Milaan brengen, waar hij haar installeert in zijn flat. Charlie heeft een ideaalbeeld van de vrouw en dat is Rita Hayworth, en iedere vrouw die mooi is, is voor hem een Rita Hayworth. Roodharige vrouwen trekken hem aan als een kaarsvlam een mot, en ook Charlie zal zijn vleugels branden. De chemie tussen Mastroianni en de absoluut aantrekkelijke Sophia Loren is heerlijk. Het muzikale gedeelte met de meest dolle teksten is even heerlijk. Ver- mijd iedere gedubde versie, zelfs als je geen Italiaans begrijpt is deze film heerlijk. 52 duister verleden 2

UNION CITY (1980) Cantina Blues Films, Kinesis Ltd, The Tuxedo Campany Inc. REGIE: Markus Reichert SCENARIO: Markus Reichert naar The Corpse Next Door MET: Dennis Lipscomb, Deborah Harris, Sam McMurray, Everett McGill

Dit verhaal van Woolrich vertoont in de geest nogal wat gelijkenis- sen met Edgar Allan Poe’s Het verraderlijke hart waarin het hoofd- personage eveneens door een schuldgevoel wordt gekweld en hier- door zijn misdaad zal onthullen. Boekhouder Harlan is een paranoïde, opvliegende man en daar- om durft zijn vrouw hem niet te vertellen dat al vijf ochtenden in de laatste twee weken de verse melk van voor de deur werd gestolen. Maar dat ontdekt hij toch door een toeval. De volgende dagen stelt Harlan alles in het werk om de dader te vatten: hij ligt hele nachten wakker met een draadje om zijn vinger dat is verbonden met de fles. Zijn bijzonder aantrekkelijke vrouw, die zich al een tijdje verwaar- loost voelt, krijgt het wat moeilijker om haar minnaar Larry te zien, maar het lukt haar toch. Op een nacht beweegt de draad en Harlan loopt snel naar buiten en vindt daar een landloper. Hij slaat hem voor verrot en zit al snel met een lijk, dat hij verbergt in een op- klapbed in een leegstaande flat. En dan raakt hij aan de fles, terwijl zijn vrouw, naar wie hij nu nog minder omkijkt, bloemetjes in haar onderkleding naait om haar seksuele frustratie kwijt te raken… Woolrich zou Woolrich niet zijn als hij hier geen totaal onverwacht einde aan toevoegde. conell woolrich 53

I’M DANGEROUS TONIGHT (1990) TV-film BBK Productions, Coastline Partners, MCA Television Entertainment (MTE) REGIE: Tobe Hooper naar I’m Dangerous Tonight (All-American Fiction, nov 1937) SCENARIO: Bruce Lansbury, John Philip Taylor MET: Madchen Amick, Corey Parker, Daisy Hall, R. Lee Emey, Natalie Schafer, Anthony Perkins

Amy, een student in de psychologie, vindt een rood gewaad in een kast die ze net kocht om te gebruiken in een toneelstuk. Ze maakt er een avondjurk van. De eerste keer dat ze de jurk aantrekt, veran- dert haar karakter plotseling en herkent ze zichzelf niet meer in de vrouw met de donkere zijde die ze geworden is. Het duurt niet lang of blijkbaar iedereen wil wel een stukje van die jurk. Een van haar professoren kan haar vertellen dat de Azteken het gewaad gebruik- ten bij bloedoffers. Tobe Hooper dwaalde wel erg ver af van het oorspronkelijke Woolrich-verhaal, maar behield wel het bijna Assepoester-achtige gevoel, te midden van al het bloed en de goorheid dat hij er aan toe- voegde. De meeste personages blijven van bordpapier en eigenlijk is het jammer voor de acteurs. Neen, de regisseur van Poltergeist en The Texas Chain Saw Massacre is hier veraf.

DIE UNSCHULD DER KRÄHEN (1998) TV-Film NDR, Studio Hamburg Filmproduktion REGIE: Horst Johann Sczerba SCENARIO: Horst Johann Sczerba naar Murder Always Gathers Momentum (aka “Momentum” en “Murder Is a Snowball”) (Detective Fiction Weekly, 14 dec 1940) MET: Joachim Król, Nina Petri, Dieter Landuris

Toen hij nog een kleine jongen was, was Georg al een angsthaas, maar dat belette Paula niet om steeds zijn gezelschap op te zoe- ken. Uiteindelijk trouwen ze ook en gaan in Hamburg wonen, waar 54 duister verleden 2

Georg een baan als boekhouder krijgt bij een scheepsbedrijf. Wan- neer de zaken erg slecht gaan, zal George gedurende een half jaar voor de helft van zijn loon werken. Wanneer het bedrijf toch failliet gaat, komt zijn baas er echter goed uit, terwijl Georg zonder baan zit. Hij ziet dan met lede ogen aan dat het bedrijf weer uit de as ver- rijst terwijl hij de huur niet meer kan betalen. Dit neemt hij niet en hij besluit bij zijn oude firma in te breken. Wanneer Georg betrapt wordt door zijn vroegere baas die hem onder schot houdt terwijl hij wil bellen naar de politie, ontstaat er een gevecht en daarbij wordt zijn baas gedood. George verdwijnt met het geld dat hij zocht en gaat onderweg nog even iets drinken in een zaak die op het punt stond te sluiten. De cafébaas vraagt hem echter een veel te hoog bedrag en Georg haalt het pistool boven.

AFLEVERINGEN VAN TV-SERIES NAAR WERK VAN WOOLRICH

ACTOR’S STUDIO: Three O’Clock Detective( Fiction Weekly, 1 okt 1938) 31 maart 1949 THE SILVER THEATRE: Silent as the Grave (Mystery Book Magazine, nov 1945) 21 nov 1949 STARRING BORIS KARLOFF: Three O’Clock Detective( Fiction Weekly, 1 okt 1938) 1 dec 1949 The Night Reveals Story( Magazine, april 1936) 15 dec 1949 SUSPENSE: Goodbye New York 1949; Revenge 1 maart 1949; The Man Upstairs (Mystery Book Magazine, aug 1945) 5 apr 1949 After Dinner Story Black( Mask, jan 1938) 12 apr 1949 Post Mortem (aka “Death Wins the Sweepstakes”) (Black Mask, april 1940) 10 mei 1949 Nightmare (aka “And So to Death”) (Argosy, 1 maart 1941) 7 nov 1950 NASH AIRFLYTE THEATRE: I Won’t Take a Minute (aka “Finger of Doom” “I’ll Just Be a Minute” en “Wait for Me Downstairs”) (Detective Fiction Weekly, 22 jun 1940) 9 nov 1950 MANHUNT: Through a Dead Man’s Eye 21 jul 1951 conell woolrich 55

ROBERT MONTGOMERY PRESENTS: The Phantom Lady 24 april 1950; Three O’ClockDetective ( Fiction Weekly, 1 okt 1938) 8 jun 1951 I Wouldn’t Want to Be in Your Shoes 22 okt 1951 LIGHTS OUT: Nightmare (aka “And So to Death”) (Argosy, 1 maart 1941)16 jun 1952 THE PEPSI-COLA PLAYHOUSE: Wait for Me Downstairs 9 okt 1953 THE REVLON MIRROR THEATRE: Lullaby 3 okt 1953 Summer Dance 21 nov 1953 THE MASK: Framed for Murder 7 feb 1954 TV DE VANGUARDA: Passos que Sobem 4 apr 1954 STAGE 7: Debt of Honor 20 feb 1955 JANE WYMAN PRESENTS THE FIRESIDE THEATRE: Once Upon a Nightmare 3 januari 1956 : The Listener 2 feb 1956 CLIMAX!: Sit Down with Death 26 apr 1956 GRANDE TEATRO TUPI: Janela indiscreta 10 sep 1956 : Rendezvous in Black 25 okt 1956 STUDIO 57: You Take Ballistics (Double Detective, jan 1938) 13 feb 1957 LUX VIDEO THEATRE: The Chase (aka. The Black Path of Fear) 30 dec 1954 The Guilty (aka. “He Looked Like Murder”, “Accessory to Murder” en “Two Fellows in a Furnished Room”) (Detective Fiction Weekly, 8 feb 1941) 11 okt 1956 The Black Angel 28 maart 1957 GENERAL ELECTRIC THEATER: The Earring (aka “The Death Stone” “Double-Life” en “The Blood Stone”) (Flynn’s Detective Fiction Magazine, feb 1943) 13 jan 1957 Cab Driver (aka. Cab, Mister?) (Black Mask, nov 1937) 14 apr 1957 THE FORD TELEVISION THEATRE: Husband (Collection The Blue Ribbon, 1949) 13 okt 1955 56 duister verleden 2

The Blue Ribbon (Collection The Blue Ribbon, 1949) 10 nov 1955 The Lie (aka “Case of the Lying Son”) Detective( Fiction Weekly, 9 okt 1937) 5 jun 1957 THE WEB: Added Attraction 4 aug 1957 THE GEORGE SANDERS MYSTERY THEATER: The Night I Died Detective( Fiction Weekly, 8 aug 1936) 31 aug 1957 SUSPICION: Four O’Clock 30 september 1957 (was de allereerste aflevering van deze serie en werd geregisseerd door Alfred Hitchcock. SCHLITZ PLAYHOUSE OF STARS: Bluebeard’s Seventh Wife (Detective Fiction Weekly, 22 aug 1936) 21 maart 1958 ALFRED HITCHCOCK PRESENTS: The Big Switch 8 jan 1957 Momentum (aka “Murder Always Gathers Momentum” en “Murder Is a Snowball”) (Detective Fiction Weekly, 14 dec 1940) 24 jun 1956 Post Mortem (aka “Death Wins the Sweepstakes”) (Black Mask, april 1940) 18 mei 1958 TV TEATRO: Caça ao campeão 15 jan 1959 ARMCHAIR THEATRE: You’ll Never See Me Again (Street & Smith’s Detective Story, nov 1939) 16 aug 1959 GRAN TEATRO: Pesadilla (aka. “And So to Death” en “Nightmare”) (Argosy, 1 maart 1941) 1960 MOMENT OF FEAR: Fire by Night 22 jul 1960 THRILLER: Papa Benjamin (aka “Dark Melody of Madness” en “Music from the Dark”) (Dime Mystery, jul 1935) 21 maart 1961 Late Date 4 apr 1961 Guillotine (aka “Steps Going Up” en “Men Must Die”) (Black Mask, aug 1939) 26 sep 1961 THE ALFRED HITCHCOCK HOUR: The Black Curtain 15 nov 1962 A INTRUSA: Miniserie naar They Call Me Patrice Today’s( Woman, 1943) (Origi- nele versie van I Married a Dead Man) TRAS LA PUERTA CERRADA: conell woolrich 57

Le hija de Endicot (Endicott’s Girl (Detective Fiction Weekly, 19 feb 1938)1964 El plazo expira al amanacer (Deadline at Dawn) 7 mei 1965 JOURNEY TO THE UNKNOWN: Jane Brown’s Body (All-American Fiction, maart-april 1938) 10 okt 1968 FICCIONES: Pesadilla (aka. “And So to Death” en “Nightmare”) (Argosy, 1 maart 1941) 28 okt 1974 RENDEZ-VOUS EN NOIR Miniserie 6 afleveringen 24 feb/3/10/17/24/31 maart 1977 HISTOIRES INSOLITES: Folies douces (Silent as a Grave) 28 apr 1979 Tu comprends ça, soldat (The Light in the Window) 5 mei 1979 Une dernière fois Catherine (I’ll Take You Home Kathleen) 12 mei 1979 Le locataire d’en haut (The Man Upstairs) 26 mei 1979 DARK ROOM: Guillotine (aka “Steps Going Up” en “Men Must Die”) (Black Mask, aug 1939) 8 jan 1982 INTRIGUES: L’oeil du mort 10 jan 1988 ALFRED HITCHCOCK PRESENTS: Four O’Clock 4 mei 1986 FALLEN ANGELS: Murder, Obliquely 19 sep 1993 A Dime a Dance 22 okt 1995 The Black Bargain 19 nov 1995 THE HUNGER: I’m Dangerous Tonight (All-American Fiction, nov 1937) 21 sep 1997 I’m Very Dangerous Tonight 2 jan 2000

BIBLIOGRAFIE

Cover Charge (Boni & Liveright, 1926) Children of the Ritz (Boni & Liveright, 1927) Times Square (Liveright, 1929) A Young Man’s Heart (Mason, 1930) The Time of Her Life (Liveright, 1931) 58 duister verleden 2

Manhattan Love Song (Godwin, 1932) I Love You, (1933, ongepubliceerd) The Bride Wore Black (Simon and Schuster, 1940) The Black Curtain (Simon and Schuster, 1941) Black Alibi (Simon and Schuster, 1942) Phantom Lady (als William Irish) (Lippincott, 1942) The Black Angel (Doubleday, 1943) I Wouldn’t Be In Your Shoes (als William Irish) (Lippincott, 1943) Verhalen The Black Path of Fear (Doubleday, 1944) Deadline at Dawn (als William Irish) (Lippincott, 1944) After Dinner Story (Lippincott, 1944) Verhalen Phantom Lady (als William Irish) (Hale, 1945) If I Should Die Before I Wake (als William Irish) (Avon, 1945) Verhalen Night Has a Thousand Eyes (als George Hopley) (Farrar & Rinehart, 1945) The Dancing Detective (als William Irish) (Lippincott, 1946) Verhalen Borrowed Crimes (als William Irish) (Avon, 1946) Verhalen Waltz Into Darkness (als William Irish) (Lippincott, 1947) Rendezvous in Black (Rinehart, 1948) I Married a Dead Man (als William Irish) (Lippincott, 1948) Dead Man Blues (als William Irish) (Lippincott, 1948) Verhalen The Blue Ribbon (als William Irish) (Lippincott, 1949) Verhalen I Wouldn’t Be In Your Shoes (1947?) Fright (als George Hopley) (Rinehart, 1950) Savage Bride (Gold Medal #136, 1950) Somebody on the Phone (Lippincott, 1950) Verhalen Six Nights of Mystery (als William Irish) (Popular, 1950) Marihuana (Dell #11, 1951) (Herdruk van verhaal “Marihuana” uit 1941) Strangler’s Serenade (Rinehart, 1951) You’ll Never See Me Again (als William Irish) (Dell #26, 1951) (Herdruk van “You’ll Never See Me Again” uit 1939) Eyes That Watch You (als William Irish) (Rinehart, 1952) Verhalen Bluebeard’s Seventh Wife (als William Irish) (Popular, 1952) Violence (Dodd Mead, 1958) Verhalen Hotel Room (Random House, 1958) Verhalen Death Is My Dancing Partner (Pyramid #G374, 1959) Beyond the Night (Avon #T354, 1959) Verhalen The Doom Stone (gebaseerd op “The Eye of Doom”, Argosy, januari-febru- ari 1939) (Avon #T408, 1960) The Best of William Irish (Lippincott, 1960) Verhalen conell woolrich 59

The Dark Side of Love (Walker, 1964) Verhalen Ten Faces of Cornell Woolrich (Simon and Schuster, 1965) Verhalen Nightwebs (Harper, 1971) Verhalen Angels of Darkness (Mysterious Press, 1979) Verhalen Rear Window and Other Stories (1984) Verhalen + 2 romans Darkness at Dawn: Early Suspense Classics (Mystery Makers, 1985) Ver- halen Into the Night (afgewerkt door Lawrence Block) (Mysterious Press, 1987) Night and Fear: A Centenary Collection of Stories (Otto Penzler Book, 2005) Verhalen Rendezvous in Black (Modern Library, 2004) Tonight, Somewhere in New York: The Last Stories and an Unfinished Novel (Carroll & Graff Publishers, 2005) Verhalen

Korte verhalen en artikels verschenen in tijdschriften en magazines

Honey Child, College Humor, sept 1926 Dance It Off!, McClure’s, okt 1926 Bread and Orchids, College Humor, jan 1927 Children of the Ritz, College Humor, aug/sept/okt/nov 1927 The Gate Crasher, McClure’s, aug 1927 The Drugstore Cowboy, McClure’s, okt 1927 Mother and Daughter, College Humor, aug 1928 The Good Die Young, College Life, okt 1928 Hollywood Bound, Live Girl Stories, nov/dec 1928 jan/feb/maart 1929 Bluebeard’s Thirteenth Wife, College Humor, feb 1929 Gay Music, College Humor, jan 1930 Soda-Fountain Saga, Liberty, 11 okt 1930 60 duister verleden 2

Cinderella Magic, Illustrated Love, nov 1930 The Girl in the Moon, College Humor, aug 1931 Orchids and Overalls, Illustrated Love, maart 1932 Women Are Funny, Illustrated Love, okt 1932 Between the Acts, Serenade, maart 1934 Insult, (als Ted Brooks) Sererade, maart 1934) The Next Is On Me, College Life, mei-jun 1934 Death Sits in the Dentist’s Chair (aka “Hurting Much?”) Detective Fiction Weekly, 4 aug 1934 The Very First Breakfast, Serenade, jun 1934 Walls That Hear You, Detective Fiction Weekly, 18 aug 1934 Preview of Death, Dime Detective, 15 nov 1934 Murder in Wax, Dime Detective, 1 maart 1935) (Basis voor The Black Angel) The Body Upstairs, Dime Detective, 1 apr 1935 Spanish - And What Eyes!, Breezy Stories, apr 1935 Kiss of the Cobra, Dime Detective, 1 mei 1935 Don’t Fool Me! (Breezy Stories, jun 1935) Dark Melody of Madness (aka “Papa Benjamin” en “Music from the Dark”) (Dime Mystery, jul 1935) Red Liberty (aka “Mystery in the Stature of Liberty”) (Dime Detective, 1 July 1935) (Herschreven als “The Corpse in the Statue of Liberty”) Clip-Joint (Breezy Stories, aug 1935) The Corpse and the Kid (aka “Blind Date” en “Boy with Body”) Dime( Detective, sept 1935) No Kick Coming (Breezy Stories, okt 1935) Flower in His Buttonhole (Breezy Stories, nov 1935) Annabelle gets Across (Breezy Stories, dec 1935) Dead on Her Feet (Dime Detective, dec 1935) The Death of Me Detective( Fiction Weekly, 7 dec 1935) The Showboat Murders Detective( Fiction Weekly, 14 dec 1935) Hot Water (Argosy, 28 dec 1935) Baal’s Daughter (Thrilling Mystery, jan 1936) Cigarette (Detective Fiction Weekly, 11 jan 1936) Change of Murder (Detective Fiction Weekly, 25 jan 1936) Crime on St. Catherine Street (Argosy, 25 jan 1936) Pick Up the Pieces (Breezy Stories, maart 1936) Blood In Your Eye (Detective Fiction Weekly, 21 maart 1936) The Clock at the Astor Breezy( Stories, april 1936) conell woolrich 61

The Living Lie Down with the Dead (aka “One Night to Be Dead Sure Of”) (Dime Detective, april 1936) The Night Reveals Story( Magazine, april 1936) The Mystery of the Blue Spot Detective( Fiction Weekly, April 1936) Johnny on the Spot (Detective Fiction Weekly, 2 mei 1936) Double Feature (aka “The Most Exciting Show in ”) Detective( Fic- tion Weekly, 16 mei 1936) Nine Lives (Detective Fiction Weekly, 20 jun 1936) His Name Was Jack (Breezy Stories, jul 1936) Dilemma of the Dead Lady (Detective Fiction Weekly, 4 jul 1936) Underworld Trail (Argosy, 16 mei 1936) One and a Half Murders (Black Book Detective Magazine, jul 1936) The Night I Died Detective( Fiction Weekly, 8 aug 1936) Murder On My Mind (Detective Fiction Weekly, 15 aug 1936) (Herschre- ven als “The Morning After Murder”) Bluebeard’s Seventh Wife (Detective Fiction Weekly, 22 aug 1936) You Pays Your Nickel (aka “The Phantom of the Subway”) Argosy( , 22 aug 1936) Gun for a Gringo (Argosy, 5 sept 1936) Murder In the Middle of New York (Detective Fiction Weekly, 26 sept 1936) Death in the Air (Detective Fiction Weekly, 10 okt 1936) Evil Eye (Ace-High Detective, nov 1936) Public Toothache Number One (Argosy, 7 nov 1936) Afternoon of a Phony Detective( Fiction Weekly, 14 nov 1936) Holocaust (Argosy, 12 dec 1936) The Two Deaths of Barney Slabaugh Detective( Fiction Weekly, 26 dec 1936) Heavy Sugar (Pocket Detective, jan 1937) Jimmy Had a Nickel (Breezy Stories, jan 1937) Shooting Going On (Black Mask, jan 1937) The Corpse Next Door Detective( Fiction Weekly, 23 jan 1937) Murder on the Night Boat (Black Mask, feb 1937) Blue Is for Bravery (aka “Invitation to Sudden Death”) (Detective Fiction Weekly, 27 feb 1937) Speak to Me of Death (basis of Night Has a Thousand Eyes) (Argosy, 27 feb 1937) I’ll Never Play Detective Again (Black Mask, feb 1937) 62 duister verleden 2

The Humming Bird Comes Home (aka “The Humming Bird”)Pocket ( Detective, maart 1937) Round Trip to the Cemetery (Detective Fiction Weekly, 27 maart 1937) Death in Round Three Pocket( Detective, april 1937) Kidnapped! (Breezy Stories, mei 1937) Blind Date with Death (Dime Detective, jun 1937) Graves for the Living (Dime Mystery, jun 1937) Mimic Murder (Black Mask, jun 1937) Wake Up With Death (Detective Fiction Weekly, 5 jun 1937) Your Own Funeral (Argosy, 19 jun 1937) The Girl Next Door Breezy( Stories, jul 1937) Clever, These Americans Argosy( , 3 jul 1937) If I Should Die Before I Wake (Detective Fiction Weekly, 3 jul 1937) Vision of Murder (Detective Fiction Weekly, 17 jul 1937) Black Cargo (Argosy, 31 jul 1937) Somebody on the Phone (Detective Fiction Weekly, 31 jul 1937) Murder at the Automat (Dime Detective, aug 1937) Nellie from Zelli’s (Black Mask, sept 1937) Taxi Dance Murder (Ten Detective Aces, sept 1937) Murder Story (aka “The Inside Story” en “The Murderer’s Story”)Detec ( - tive Fiction Weekly, 11 sept 1937) You Bet Your Life (aka “Don’t Bet on Murder”) (Detective Fiction Weekly, 25 sept 1937) Face Work (aka “Angel Face” en “One Night in New York”) (Black Mask, okt 1937) Goodbye, New York (Story Magazine, okt 1937) I Knew Her When - (Breezy Stories, okt 1937) Stuck with Murder (aka “Stuck”) (Dime Detective, okt 1937) The Lie (aka “Case of the Lying Son”) Detective( Fiction Weekly, 9 okt 1937) Cab, Mister? (Black Mask, nov 1937) Waltz (Double Detective, nov 1937) I’m Dangerous Tonight (All-American Fiction, nov 1937) Oft in the Silly Night Argosy( , 13 nov 1937) Dusk to Dawn (Black Mask, dec 1937) The Gun but Not the Hand Detective( Fiction Weekly, 4 dec 1937) Guns, Gentleman (aka “Twice-Trod Path” en “The Lamp of Memory”) (Argosy, 18 dec 1937) After Dinner Story Black( Mask, jan 1938) conell woolrich 63

You Take Ballistics (Double Detective, jan 1938) Death in the Yoshiwara (Argosy, 29 jan 1938) Dime a Dance (aka “The Dancing Detective”) Black( Mask, feb 1938) Never Kick a Dick (Double Detective, feb 1938) Wild Bill Hiccup (Argosy, 5 feb 1938) Endicott’s Girl (Detective Fiction Weekly, 19 feb 1938) Jane Brown’s Body (All-American Fiction, maart-april 1938) The Towel Double( Detective, maart 1938) I Wouldn’t Be in Your Shoes (Detective Fiction Weekly, 12 maart 1938) The Cape Triangular Detective( Fiction Weekly, 16 april 1938) Short Order Kill (aka “Stuck”) (Dime Detective, mei 1938) Mamie ‘n’ Me (All-American Fiction, mei-jun 1938) Mystery in Room 913 (aka “The Room with Something Wrong”) Detec( - tive Fiction Weekly, 4 jun 1938) Deserted! (part one) (Sweetheart Stories, aug/sept/okt/nov 1938) The Woman’s Touch Double( Detective, aug 1938) Detective William Brown (Detective Fiction Weekly, 10 sept 1938) I Hereby Bequeath (Double Detective, okt 1938) Three O’Clock Detective( Fiction Weekly, 1 okt 1938) I.O.U. - One Life (aka “I.O.U.” en “Debt of Honor”) (Double Detective, nov 1938) The Screaming Laugh Clues( Detective Magazine, nov 1938) The Invincibles Breezy( Stories, jan 1939) Silhouette (Detective Fiction Weekly, 7 jan 1939) The Eye of Doom (aka “The Devil with the Sparkling Face”)Argosy ( , 14 jan/21 jan/28 jan/4 feb 1939) The Dog with the Wooden Leg Street( & Smith’s Detective Story, feb 1939) The Counterfeit Hat (aka “The Singing Hat” en “The Hat”)Detective ( Fic- tion Weekly, 18 feb 1939) Those Who Kill Detective( Fiction Weekly, 4 maart 1939) (Werd uiteinde- lijk de roman Phantom Lady) The Case of the Killer Diller Dime( Detective, mei 1939) Borrowed Crime (Black Mask, jul 1939) Charlie Won’t Be Home Tonight (Dime Detective, jul 1939) The Street of Jungle Death Strange( Detective Mysteries, jul-aug 1939) (Lag aan de basis van Black Alibi) The Book That Squealed (aka “Library Book”)Street ( & Smith’s Detective Story, aug 1939) 64 duister verleden 2

Men Must Die (aka “Steps Going Up” en “Guillotine”) (Black Mask, aug 1939) Vampire’s Honeymoon (Horror Stories, aug-sept 1939) (Herschreven als “My Lips Destroy”) The Case of the Talking Eyes (aka “The Talking Eyes” en “Eyes That Watch You”) (Dime Detective, sept 1939) Crime By the Forelock (Black Mask, sept 1939) Collared (aka “One Night in Chicago”) (Black Mask, okt 1939) You’ll Never See Me Again (Street & Smith’s Detective Story, nov 1939) Through A Dead Man’s Eye Black( Mask, dec 1939) Señor Flatfoot (Argosy, 3 feb 1940) Death in Duplicate (aka “The Ice Pick Murders”) Detective( Fiction Weekly, 17 feb 1940) All At Once, No Alice (Argosy, 2 maart 1940) Post Mortem (aka “Death Wins the Sweepstakes”) (Black Mask, april 1940) One Last Night (aka “Murder in the Dark Blue Night”) (Street & Smith’s Detective Story, mei 1940) (Herschreven als into “I’ll Take You Home, Kathleen”) Meet Me by the Mannequin (Dime Detective, jun 1940) Finger of Doom (aka “I Won’t Take a Minute,” “I’ll Just Be a Minute” en “Wait for Me Downstairs”) (Detective Fiction Weekly, 22 jun 1940) Cinderella and the Mob (Argosy, 23 jun 1940) Flowers from the Dead (Dime Detective, sept 1940) The Red Tide Street( & Smith’s Detective Story, sept 1940) (Herschreven als “Last Night a Man Died”) C-Jag (aka “Cocaine”, “Dream of Death” en “Just Enough to Cover a Thumbnail”) Black( Mask, okt 1940) The Detective’s Dilemma (aka “Only One Grain More”) Detective( Fiction Weekly, 26 okt 1940) The Riddle of the Redeemed Dips Dime( Detective, nov 1940) Murder Always Gathers Momentum (aka “Momentum” en “Murder Is a Snowball”) (Detective Fiction Weekly, 14 dec 1940) He Looked Like Murder (aka “Accessory to Murder” en “Two Fellows in a Furnished Room”) (Detective Fiction Weekly, 8 feb 1941) And So to Death (aka “Nightmare”) (Argosy, 1 maart 1941) U, As In Murder (Dime Detective, maart 1941) Of Time and Murder (aka “The Last Bus Home”) Detective( Fiction Weekly, 15 maart 1941) (Werd uiteindelijk Deadline at Dawn) conell woolrich 65

Cool, Calm and Collected (aka “The Absent-Minded Murder”) Black( Mask, april 1941) The Case of the Maladroit Manicurist Dime( Detective, mei 1941) Marihuana (Detective Fiction Weekly, 3 mei 1941) Crazy House (Dime Detective, jun 1941) The Fatal Footlights (aka “Death at the Burlesque” en “Death Along 42nd Street”) (Detective Fiction Weekly, 14 jun 1941) The Customer’s Always Right (aka “The Fingernail”)Detective ( Tales, jul 1941) Murder at Mother’s Knee (aka “Something That Happened in Our House” en “Murder Does Its Homework”) (Dime Detective, okt 1941) It Had to Be Murder (aka “Rear Window”) (Dime Detective, feb 1942) Dormant Account (aka “Chance”) (Black Mask, mei 1942) Phantom Alibi (Detective Fiction Magazine, mei/jun/jul/aug/sept/okt 1942) Three Kills for One (aka “Double Jeopardy”, “The Loophole” en “Two Murders, One Crime”) (Black Mask, jul 1942) Implacable Bequest (aka “Bequest”) (Detective Tales, sept 1942) Orphan Ice (aka “The Orphan Diamond”) Dime( Detective, sept 1942) Havana Night (Flynn’s Detective Magazine, dec 1942) The Hopeless Defense of Mrs. Dellford (Herschreven als “The Town Says Murder” en “That New York Woman”) Dime( Detective, dec 1942) The Body in Grant’s Tomb (aka “The Case of the Body in Grant’s Tomb”) (Dime Detective, jan 1943) The Death Stone (aka “The Earring,” “Double-Life” en “The Blood Stone”) (Flynn’s Detective Fiction Magazine, feb 1943) If the Dead Could Talk (Black Mask, feb 1943) The Death Rose Baffling( Detective Mysteries, maart 1943) If the Shoe Fits (Dime Detective, maart 1943) The Death Diary Flynn’s( Detective Fiction Magazine, april 1943) Mind Over Murder (aka “A Death Is Caused”) (Dime Detective, mei 1943) Come Witness My Murder (Flynn’s Detective Fiction Magazine, aug 1943) Leg Man (Dime Detective, aug 1943) Death on Delivery (Dime Detective, sept 1943) Fur Jacket (1943) They Call Me Patrice Today’s( Woman, 1943) (Originele versie van I Mar- ried a Dead Man) An Apple a Day (Collection After-Dinner Story, 1944) What the Well Dressed Corpse Will Wear (aka “The Mathematics of 66 duister verleden 2

Murder,” “The Body of a Well-Dressed Woman” en “Fur Jacket”) Dime( Detective, mart 1944) Picture Frame (aka “Dead Shot” en “One Night in Hollywood”) (Black Mask, jul 1944) The Girl Who Married Royalty Good( Housekeeping, maart 1945) Dipped in Blood (aka “Fountain Pen” en “Adventures of a Fountain Pen”) (Street & Smith’s Detective Story, april 1945) Four Bars of Yankee Doodle (Mystery Book Magazine, aug 1945) (Basis voor Strangler’s Serenade) The Man Upstairs Mystery( Book Magazine, aug 1945) Silent as the Grave (Mystery Book Magazine, nov 1945) The Light in the Window Mystery( Book Magazine, april 1946) The Boy Cried Murder (aka “Fire Escape”) Mystery( Book Magazine, maart 1947) Death Escapes the Eye (Shadow Mystery Magazine, april-mei 1947) One Night in Barcelona (Mystery Book Magazine, herfst 1947) Death between Dances (Shadow Mystery Magazine, dec 1947 - jan 1948) The Blue Ribbon (Collection The Blue Ribbon, 1949) Husband (Collection The Blue Ribbon, 1949) The Moon of Montezuma Fantastic( , nov-dec 1952) The Black Bargain (aka “The Night of February 17, 1924”) (Justice, jan 1956) The Night of June 20, 1896 (Collection Hotel Room, 1958) The Night of April 6, 1917 (Collection Hotel Room, 1958) The Night of November 11, 1918 (Collection Hotel Room, 1958) The Night of October 24, 1929 (Collection Hotel Room, 1958) The Night of… (Collection Hotel Room, 1958) The Night of September 30, 1957 (Collection Hotel Room, 1958) The Penny-a-Worder Ellery( Queen’s Mystery Magazine, sept 1958) Somebody’s Clothes - Somebody’s Life (The Magazine of Fantasy and , dec 1958) (Herschreven als “Somebody Else’s Life”) The Number’s Up (Collection Beyond the Night, 1959) Blonde Beauty Slain (Ellery Queen’s Mystery Magazine, maart 1959) Money Talks (Ellery Queen’s Mystery Magazine, jan 1962) One Drop of Blood (Ellery Queen’s Mystery Magazine, april 1962) The Poker Player’s Wife The( Saint Mystery Magazine, okt 1962) Story to be Whispered (The Saint Mystery Magazine, mei 1963) Working is for Fools (Ellery Queen’s Mystery Magazine, maart 1964) (Radio script versie van “Dilemma of the Dead Lady”)

68 duister verleden 2

Steps ... Coming Near (aka “The Jazz Record”) Ellery( Queen’s Mystery Magazine, april 1964) When Love Turns (aka “Je t’aime”) (Ellery Queen’s Mystery Magazine, jun 1964) Murder After Death Ellery( Queen’s Mystery Magazine, dec 1964) The Clean Fight (Collection The Dark Side of Love, 1965) I’m Ashamed (Collection The Dark Side of Love, 1965) Too Nice a Day to Die (Collection The Dark Side of Love, 1965) The Idol with the Clay Bottom Knight( , 1965) It Only Takes a Minute to Die (Ellery Queen’s Mystery Magazine, jul 1966) Mannequin (The Saint Magazine, okt 1966) Divorce - New York Style (Ellery Queen’s Mystery Magazine, jun-jul 1967) Intent to Kill (The Saint Magazine, sept 1967) The Release With( Malice Toward All, ed. Robert L. Fish, 1968) Warrant of Arrest (Escapade, april 1968) (Hfst van onafgewerkte roman The Loser) For the Rest of Her Life (Ellery Queen’s Mystery Magazine, mei 1968) New York Blues (Ellery Queen’s Mystery Magazine, dec 1970) Life is Weird Sometimes (Collection Nightwebs, 1971) (Eerste hfst van onafgewerkte roman The Loser) The Talent Saturday( Evening Post, zomer 1971)

Non-Fictie Girls, We’re Wise to You (Smart Set, sept 1928) I Know your Line (Smart Set, nov 1928) We’re Just a Lot of Smart Alecks (College Humor, jun 1929)

Scenario’s The Haunted House (tussentitels) (als William Irish) (1928) Seven Footprints to Satan (tussentitels) (als William Irish) (1929) The House of Horror (dialogen) (als William Irish) (1929) Robert Bloch: De meester van het kwaad

“I have the heart of a small boy. I keep it on my desk in a bottle.” Robert Bloch

“I discovered, much to my surprise – and particularly if I was writing in the first person – that I could become a psychopath quite easily. I could think like one and I could devise a manner of unfortunate occurrences. So I probably gave up a flourishing, lucrative career as a mass murderer.” Robert Bloch in Meesters van het kwaad van Douglas E. Winter, Luitingh, 1989

De Amerikaanse auteur Robert Bloch verwierf faam met zijn ‘por- tretten’ van psychopaten. Zijn carrière liep over bijna zeventig jaar van de 20ste eeuw. Natuurlijk is hij het meest gekend om zijn schep- ping van Norman Bates uit (1959), en het is meer dan waar- schijnlijk dat de verfilming van deze roman door Hitchcock heel veel heeft bijgedragen tot deze bekendheid. Bloch werd geboren in Chicago, Illinois, op 5 april 1917, als zoon van Raphael Bloch, een kasbediende bij een bank, en Stella Loeb, een onderwijzeres en sociaal werker. Blochs ouders waren van Duits-joodse afkomst, maar er werd geen godsdienst beleden ten huize Bloch. Toen Bloch zes was verhuisde de familie naar Maywood (een voorstad van Chicago), waar hij – ondanks zijn Joodse achter- grond – regelmatig de Methodistenkerk bezocht. De Grote Depres- sie kwam aankloppen: in 1929 verloor vader Bloch zijn baan en de Blochs verhuisden naar Milwaukee, waar Stella een baan had gekre- gen bij het Milwaukee Jewish Settlement house. Bloch was negen toen hij zijn eerste horrorfilm zag, The Phan- 70 duister verleden 2 tom

of the Opera, met Lon Chaney – in deze dagen wordt deze film tot de popcornhorror gerekend – en voor lange tijd wilde hij niet sla- pen in het donker. Tegelijk was dit het begin van zijn fascinatie met horror. Weird Tales werd zijn geliefkoosde lectuur en hij begon ook zelf verhalen te schrijven. Het eerste dat verscheen was The Thing1 (zijnde de dood) dat hij schreef voor The Quill, het literaire maga- zine van de Lincoln High School. Daar ontstond een levenslange vriendschap met Harold Gauer, toevallig ook de samensteller van het literaire magazine. Op Lincoln High schreef Bloch ook spotter- nijen en parodieën voor het toneelgezelschap en trad er soms ook in op. Gauer en Bloch studeerden af in 1934. Na zijn studies kocht Bloch een tweedehands schrijfmachine, een Royal. De Grote Depressie was er voor iedereen die op zoek was naar werk en dat was ook het geval voor Bloch. Maar hij maakte er het beste van door vanaf 1934 tot 1942 full time schrij- ver te worden. Nu en dan pikte hij een graantje mee als stand-up comedian in een nachtclub of verkocht grappen aan radiokomieken. Zijn vroegste verhalen zijn zwaar beïnvloed door Edgar Allan

1 In 1993 werd het herdrukt door Pretentious Press in een gelimiteerde uitgave van 85 gesigneerde exemplaren. robert bloch 71

Poe (hij zei wel eens dat hij samenwerkte met Poe – postuum voegde hij daar dan aan toe), wiens onafgewerkte verhaal The Lighthouse hij voltooide, maar was nog meer beïnvloed door H.P. Lovecraft, met wie Bloch correspondeerde sinds 1932. “He merely praised what I did,” zei Bloch in een interview, “and if he made any criticisms, they were always couched as suggestions and largely were about factual matters.” Lovecraft deed Bloch optreden in The Haunter of the Dark: in deze roman is Robert Blake (Bloch) een schrijver die door de stad slentert en steeds meer geobsedeerd raakt door een niet meer gebruikte kerk. Op een dag breekt hij in, ondanks de waarschuwin- gen van de Italianen die om de kerk wonen. Hij vindt er heel wat verboden en duistere kennis, zelfs de Necronomicon, maar ook een trapezoïde die een gloed verspreidt. Hij moet iets aan gang hebben gezet, want de angst verspreidt zich niet alleen in de omgeving, maar ook in Blakes koortsige geest. Gelukkig zijn na zonsondergang de straten verlicht! Maar als de elektriciteit nu uitvalt? Dan zal er iets verschrikkelijks het brein van Blake overnemen… Naast zijn correspondentie met Lovecraft ontwikkelde hij er ook een met August Derleth (24 februari 1909 – 4 juli 1971) die al op zestienjarige leeftijd zijn eerste verhaal verkocht aan Weird Tales. Later bedacht deze Derleth ook de term ‘Cthulhu Mythos’ om de verhalen rond het fictieve universum in Lovecrafts werk en in dat van andere schrijvers uit diens kring een gemeenschappelijke naam te geven. Daarnaast was er ook Clark Ashton Smith (13 januari 1893 – Pacific Grove (Californië), 14 augustus 1961), een dichter en beeldhouwer die ook fantasy, horror en sciencefiction schreef. Na 1935 was Smith voornamelijk beeldhouwer. Er werden ook nog brieven gewisseld met enkele anderen die echter wel allemaal tot de ‘Lovecraft Circle’ behoorden. Blochs eerste korte verhaal, Lillies, verscheen in 1934 in het winternummer van het semiprofessionele magazine Marvel Tales. Bloch was net zeventien toen hij zijn eerste verhaal verkocht aan Weird Tales, het werd The Feast in the Abbey, dat verscheen in janu- ari 1935 (in de handel vanaf 1 november 1934) en sterk beïnvloed was door zijn geliefde schrijver H.P. Lovecraft. Zijn tweede verhaal voor Weird Tales werd Secret in the Womb (mei 1935). Blochs eerste boek werd A Portfolio Of Some Rare And Exquisite 72 duister verleden 2

Poetry By The Bard Of Bards. Comet Publications was hier verant- woordelijk voor. Er was een uitgave in 1937 en een in 1938. Waarom hij het onder de naam ‘Sarcophagus W. Dribble’ publiceerde is me een raadsel, want aan het eind van de tekst stond zijn echte naam. Bloch bleef zich in de schaduw van Lovecraft bewegen en nogal wat fictie die Bloch schreef tussen 1935 en 1938 verwees naar de ‘Cthulhu Mythos’. Dat Lovecraft een blijvende invloed zou hebben kun je zien in Strange Eons dat veertig jaar later (1979) verscheen. Lovecraft sterft in 1937 en het lijkt erop alsof dit een bevrijding voor Bloch betekent, want het spectrum van zijn fictie wordt plots veel breder. In zijn horror-thema’s komen we plotseling wraak, voo- doo, bezetenheid en zwarte magie tegen. En dan is er het science- fictionverhaal The Secret of the Observatory, dat gepubliceerd wordt in (augustus 1938). Het begin van een nieuwe koers? In ieder geval begint Bloch ook humoristische sciencefiction te schrijven, hoewel hij weinig of niets wist van harde wetenschap noemde hij zijn werk toch wetenschappelijke fantasie. In 1939 publiceert Bloch het erg moderne en bewust humoris- tische korte verhaal The Cloak en dat levert hem de loftuiting “de meest bekwame schrijver sinds Ambroce Bierce” op. Ondertussen schreef hij ook teksten voor de verkiezing van een nieuwe burge- meester van Milwaukee en zijn kandidaat, Carl Zeidler, won.2 Ook in Milwaukee zat hij als gastpanellid in een wekelijks pro- gramma, It’s a Draw, en dat voor enkele jaren. Zijn humor, die erg veel met slapstick te maken had, werd een vast onderdeel van zijn stijl. “Comedy and horror are opposite sides of the same coin, both deal with the grotesque and the unexpected, but in such a fashion as to provoke two entirely different reactions...” wist hij te zeggen, en ook dat hij meestal vertrok van een woord- speling aan het eind van het verhaal en daar dan een verhaal rond fantaseerde. Ghost story specialist Jack Sullivan zei het zo: “Bloch is

2 In zijn autobiografie Once around the Bloch schrijft Bloch: “If Carl Zeidler had not asked Jim Doolittle to manage his campaign, Doolittle would never have contacted me about it. And the only reason Doolittle knew me to begin with was because he read my yarn (‘The Cloak’) in Unknown. Rattling this chain of circumstances, one may stretch it a bit further. If I had not written a little vampire story called ‘The Cloak’, Carl Zeid- ler might never have become mayor of Milwaukee. robert bloch 73 fond of clever, grisly one-liners, used frequently as trick endings. He has said that he often writes stories by thinking of a nasty final line or pun, then constructing a tale around it.” Blochs eerste en laatste gedachte was om een komisch schrijver te worden, om daarnaast ook nog zijn werk op het theater te zien, en als het even kon met zichzelf in de hoofdrol. Een komisch acteur werd hij nooit, maar wel een geestige, welgemoede spreker op con- venties en andere publieke gelegenheden. Later zou hij zeggen dat hij, in tegenstelling met veel andere auteurs, altijd van zijn pen heeft kunnen leven en nooit zoals vele anderen afwasser, huis-aan-huis verkoper of zeeman in de handelsvloot was geweest. Zijn arsenaal van bovennatuurlijke onderwerpen leek uitgeput en hij wierp zich nu op de psychologie. Nauwelijks drieëntwintig wist Bloch de menselijke natuur al erg goed te doorgronden. En wat hem daarbij had geholpen was het zien van films die tijdens de oor- log werden uitgebracht, vooral die films die een psychopathische moordenaar ten tonele voerden en eveneens probeerden hun gedrag te verklaren: The Devil Bat (1940), The Wolf Man (1940), Cat People (1942), (1943), Spellbound (1945). Op 2 oktober 1940 trouwt hij met Marion Ruth Holcombe; er wordt gezegd dat het een verstandshuwelijk was, alleen bedoeld om Bloch uit de legerdienst te houden. Ze krijgen een dochter Sally Ann (1943), en waar kinderen zijn komt er meestal ook nog een hond en dit exemplaar krijgt de naam Tiny mee. Tijdens hun huwelijk ontwikkelt Marion een vorm van tubercu- lose van de beenderen, die ervoor zorgt dat ze nauwelijks kan gaan en staan. Vanaf 1942 begint Bloch als copywriter te werken voor het Gustav Marx reclamebureau. Dat doet hij bijna elf jaar. Hij vindt ook nog de tijd om een horror/suspense radioshow te schrijven Stay Tuned for Terror (er bestaat niets meer van de 39 afleveringen die Bloch schreef). Het begon allemaal met de adaptatie voor radio van zijn verhaal Yours Truly, Jack the Ripper (1943), één van de sterk- ste verhalen over de voorvader van alle seriemoordenaars, dat ver- scheen in Weird Tales. Bloch was wel eens meer op bezoek bij The Ripper met The Treasure of Jack the Ripper, A most Unusual Murder en de episode van de tv-serie Startrek: (1967).

robert bloch 75

Yours Truly vertrekt van de idee dat Jack the Ripper tot de onsterfelijken behoort en dat zijn slachtoffers offers waren om die onsterfelijkheid te ver- lengen. John Carmody is een psychiater die Sir Guy Hollis van de Britse Ambas- sade helpt en bijstaat in zijn zoektocht naar The Ripper in het Chicago van 1943. Carmody, die Hollis voor gek houdt maar hem ook tracht te helpen met zijn geestelijke gezond- heid, is de verteller van het verhaal. Hij zal echter op zijn stappen moeten terugkeren wanneer de echte Ripper zich openbaart in een einde dat je zag aankomen, maar dat toch verrassend blijft. Natuurlijk wist Bloch alles over de Whitechapel moorden, het aantal, de data en omstandigheden zijn allemaal juist. De slacht- offers zijn dan wel geen zangeressen en karakterdanseressen zoals Hollywood en Mickey Spillane het graag zouden hebben, maar hoe- ren en achterbuurtsloeries. Ook vinden we de theorieën terug die in die tijd (1943 dus) gol- den over de moorden, over de identiteit en het beroep van de moor- denaar. Bloch stelt de vragen: Was hij een gekke arts? Was hij een slager? Was hij een gekke geleerde? Was hij een pathologische ont- aarde die ontsnapt was uit een gekkenhuis? Was hij een ontspoorde nobele? Was hij een Londense politieagent? Bloch laat Sir Guy zelfs beweren dat het wel eens een vrouw zou kunnen zijn.

In 1945 en 1947 publiceert Bloch zijn eerste twee verzamelingen korte verhalen. Om te beginnen is er Sea Kissed, een dun boekje met de verhalen ‘Lady in Wax’ (origineel verschenen als ‘Waxworks’), ‘Beetles’, ‘The Totem Pole’ en ‘Sea Kissed’ (origineel ver- schenen als ‘The Black Kiss’) dat hij schreef samen met Henry Kuttner – ook een lid van de Lovecraftkring – en dat alleen in Engeland verscheen. Daarnaast heb je ook nog dat wordt gepu- 76 duister verleden 2 bliceerd door Arkham House in de VS, de uitgeverij is in handen van August Derleth die ook Lovecraft uitgeeft. Het boek bevat 21 verhalen: ‘The Cloak, ‘Beetles’, ‘The Fiddler’s Fee’, ‘The Mannikin’, ‘The Strange Flight of Richard Clayton’, ‘Yours Truly, Jack the Rip- per’, ‘The Seal of the Satyr’, ‘The Dark Demon’, ‘The Faceless God’, ‘The House of the Hatchet’, ‘The Opener of the Way’, ‘Return to the Sabbath’, ‘The Mandarin’s Canaries’, ‘Waxworks’, ‘The Feast in the Abbey’, ‘Slave of the Flames’, ‘The Shambler from the Stars’, ‘Mother of Serpents’, ‘The Secret of Sebek’, ‘The Eyes of the Mummy’ en ‘One Way to Mars’. De romans en verhalen die hij schreef in de jaren 50 en 60 hielpen om de hoge muur te slopen die bestond tussen horror en crime. Zijn eerste roman The Scarf (1947) werd ver- teld door een jongeman die door een trauma opgelopen in zijn jeugd tot seriemoordenaar uitgroeide. Daar al had hij begrepen dat de eerste zin van een boek de lezer onmiddellijk in het verhaal moet trekken: “Fetish? You name it. All I know is that I’ve always had to have it with me...” In 1953 verergert de toestand van Marion. Bloch verlaat het Marx Agency en vertrekt met vrouw en kind naar Weyauwega in Wisconsin, Marions geboortestad, zodat ze dicht bij haar vrienden en familie kan zijn. Het was wel enkele jaren wachten op het volgende boek, maar het worden er drie en het jaar was 1954: Spiderweb, een verhaal over Hollywood dat wordt verteld door Eddie Haines, waar je het ene moment God bent en het andere ogenblik de duivel. Eddie wordt door een aartsschurk met de naam Professor Hermann ingehuurd als psychiatrisch consultant voor de sterren. Hermann chanteert Eddie om hem alles te vertellen over die sterren, en weet aldus meer over de sterren dan ze over zichzelf weten, zodat hij ze ook gemak- kelijk kan chanteren. In zijn geheel doet het boek erg denken aan Nightmare Alley van William Lindsey Gresham (verfilmd met Tyrone Power), terwijl de erg realistische horrorscènes dan weer dichter bij Psycho liggen; The Kidnapper (over een halve gek die een robert bloch 77 kind kidnapt en losgeld vraagt, en het kind in een vlaag van woede doodt maar toch geld blijft vragen), en tenslotte The Will To Kill (het verhaal van Tom Kendall, Korea- veteraan, die na iedere black-out ontwaakt naast een dode vrouw, die is vermoord op de wijze van Jack the Ripper). In 1958 ver- schijnt Shooting Star, deze keer geen horror, maar regelrechte mystery en misdaad en spelend in een van de geliefde settings van Bloch: Hollywood. Wie oud genoeg is om te weten wie Hopalong Cassidy is, weet ook dat de vertolker hiervan William Boyd was. Boyd kocht al zijn Hopalongfilms op voor een prik op een moment dat de films hele- maal uit de gratie waren en verkocht ze dan later met veel winst aan de televisie, waar ze een groot succes werden. Dat is in het kort de basis van Shooting Star. De literaire agent, Mark Clayburn, maakt er een zootje van en besluit dan maar privédetective te worden. Hij wordt ingehuurd om te bewijzen dat een acteur (met Boyd als voor- beeld dus) niet zo decadent was zoals de pers laat uitschijnen nu hij werd vermoord. De man die Clayburn inhuurde, kocht de op Hopalong lijkende films op en hoopte er een fortuin aan te verdienen. Maar omdat de films zich vooral op kinderen rich- ten… want wie wil nu een held zien die er nogal gore manieren op na hield? In de herfst van 1959 krijgt Bloch de Hugo Award, de meest prestigieuze prijs voor een sciencefictionauteur en dat voor zijn korte verhaal That Hell-Bound Train, een horror fantasy. Het verhaal: Martin, een wees, gaat het helemaal niet Robert Bloch met Award voor de wind, de Amerikaanse 78 duister verleden 2 droom gaat wel duidelijk aan hem voorbij, aan iedere bocht van zijn levensweg is er een hindernis. Op het ogenblik dat hij alle hoop wil laten varen, staat hij voor een monsterlijke trein en de treinbestuur- der belooft hem roem en rijkdom, maar dat heeft een prijs! Een dui- vels verhaal. Zijn doorbraak komt er in 1959 wanneer Psycho verschijnt en het boek ook buiten het kleine wereldje van de horror- en misdaadver- halen goede kritieken krijgt. Blochs agent krijgt een blind bod voor de filmrechten van een producent in Hollywood. Na wat pingelen worden de rechten verkocht voor 9.500 dollar (78.512$ in 2015). Hitchcock zal Psycho, het verhaal van Norman Bates, maken. Bloch wordt niet gevraagd om enige medewerking aan de film, en het is tijdens de opnamen van de film dat hij naar Californië verhuist waar hij nogal wat opdrachten krijgt van diverse televisieproducenten. Diegene die beweert dat Psycho hem voor altijd op de kaart zette, moet er Once Around the Bloch3 maar eens op nalezen.

PSYCHO (1960) Shamley Productions REGIE: Alfred Hitchcock SCENARIO: Joseph Stefano MET: Anthony Perkins, , Vera Miles, John Gavin

In 1960 had Hitchcock al heel wat successen op zijn palmares en zonder ze allemaal te willen citeren, geeft de hierna volgende opsomming pas een idee van wat deze regisseur – die wel eens de grootste van allen wordt genoemd – tot dan toe verwezenlijkte: The Man Who Knew Too Much (1934), The 39 Steps (1935), The Lady

3 “For the record, this event took place in the late fall of 1959. Contrary to published accounts by no-accounts who didn’t do their homework, I had no previous personal contacts whatsoever with either Mr. Hitchcock or his . They had nothing to do with my coming to Hollywood; nor did the success of the film version of Psycho. As a matter of fact, the picture was still being shot when I arrived at the studio for the first time. And I later learned that Joan Harrison, the producer of Alfred Hitchcock Presents, shared the grave reservations of many associates regarding this film venture. So much for the notion that Psycho launched me on a television and film career. At this stage of the game my identification with the novel was more handicap than help.” robert bloch 79

Janet Leigh in de vermaarde douchescène.

Vanishes (1938), Jamaica Inn (1939), Rebecca (1940), (1943), Spellbound (1945), Notorious (1946), Strangers on a Train (1951), Dial M for Murder (1954), Rear Window (1954), Vertigo (1958), North by Northwest (1959). Maar met Psycho gaf de grensverleggende Hitchcock de screen thriller voor altijd een ander gezicht. Wie durfde tot dan toe aan het begin van de film de kijker getuige te laten zijn van een liefdesont- moeting in een goor hotelletje tijdens de lunchpauze en daarbij sug- gereren dat beide partners er ongelukkig om zijn? 80 duister verleden 2

Het verhaal kondigt zich erg gewoontjes aan. Marion Crane is niet tevreden met haar baantje bij een makelaar in onroerend goed en wat nog erger is, haar verhouding met Sam Loomis van de ijzer- winkel frustreert haar verschrikkelijk. Op een namiddag krijgt Marion de opdracht een behoorlijke som naar de bank te brengen. Ze kan de verleiding niet weerstaan en verdwijnt met het geld. De volgende dag is er het schuldgevoel en de paranoïde Marion besluit de nacht door te brengen in het Bates Motel, waar ze opgewekt wordt ontvangen door Norman Bates, die haar vertelt dat ze de eer- ste gast in weken is. Wat later in het gesprek vertelt hij vreemde ver- halen over zijn moeder. Wat moet ik hier aan toevoegen, IEDEREEN heeft deze film op een bepaald moment in zijn leven gezien. Ja, daar is de douchescène, maar er zijn er veel meer in deze shocker.

Het verhaal is gebaseerd op de Ed Gein-zaak waarbij de politie, die op zoek was naar een vermiste vrouw in de kader van het onder- zoek, aanklopt aan een boerderij in Wisconsin, en daar delen vindt van de lichamen van vijftien vrouwen van middelbare leeftijd. Edward (Ed) Theodore Gein La( Crosse) (Wisconsin), 27 augus- tus 1906 – Madison (Wisconsin), 26 juli 1984, was een Amerikaanse moordenaar en grafschender. Omdat hij minder dan drie moorden heeft gepleegd, kan hij niet worden gedefinieerd als seriemoorde- naar. Gein had ook het gemummificeerde lichaam van zijn allang overleden moeder in zijn huis.

In 1960 verschijnt een van Blochs sterkste boeken The Dead Beat en een bundel korte verhalen Pleasant Dreams: Nightmares, waarin 15 verhalen zijn opgenomen, som- mige ervan hebben al een dubbel gebruik: ‘Sweets to the Sweet’, ‘The Dream-Makers’, ‘The Sorcerer’s Apprentice’, ‘I Kiss Your Shadow’, ‘Mr. Steinway’, ‘The Proper Spi- rit’, ‘Catnip’, ‘The Cheaters’, ‘Hungarian Rhapsody’, ‘The Lighthouse’ (met Edgar robert bloch 81

Allan Poe), ‘The Hungry House’, ‘The Sleeping Beauty’, ‘Sweet Sixteen’, ‘That Hell-Bound Train’ en ‘Enoch’. Stephen King zal later Beat samen met The Scarf en Psycho aan- duiden als de drie beste romans van Bloch. Beat combineert wes- tern met mystery, een boek waarin een psychopaat zich ongemerkt indringt in het leven en het huis van een naïef voorstedelijke echt- paar. Tussen 1960 en 1962 lijkt de televisie overgenomen door Bloch. Voor Alfred Hitchcock Presents schrijft hij zes originele verhalen, terwijl hij scenarist is voor enkele andere. Voor de tv-serie Lock Up schrijft hij vijf afleveringen. Voor de tv-serie Thriller schrijft hij zeven afleveringen, die worden ingeleid door Boris Karloff – die zijn persoonlijke vriend wordt. Later zal hij in een interview verklaren: “In general, TV never quite comes off – there are too many fingers in that particular pie – but Thriller was in a different category enti- rely. Almost invariably my first draft was shot exactly as I wrote it. The director didn’t try to change the story.”

THE CURE Shamley Productions TV-SERIE Alfred Hitchcock Presents (24 januari 1960) REGIE: Herschel Daugherty SCENARIO: Michael Pertwee MET: Nehemiah Persoff, Peter Mark Richman, Cara Williams

In de afgelegen tropen wonen twee mannen op zoek naar olie, de ene is getrouwd met een erg aantrekkelijke vrouw. Op een nacht tracht de vrouw haar echtgenoot neer te steken en zijn partner over- tuigt hem ervan dat ze een beetje aan tropische kolder onderhevig is. Ze komen overeen om haar naar een psychiater te sturen. Onder- weg naar de dokter echter vraagt ze de partner van haar echtgenoot om hulp bij het ombrengen van haar man. Gelukkig is echter een mannelijke bediende er getuige van en die beschermt de belangen van haar man op een erg ongewone manier. 82 duister verleden 2

MURDER IS A GAMBLE Ziv Televisions Programs TV-SERIE Lock Up (26 maart 1960) REGIE: Jack Herzberg SCENARIO: Robert Bloch MET: Macdonald Carey, John Doucette, Pamela Duncan

Mark Clayton wordt beschuldigd van moord op zijn altijd schel- dende vrouw, nadat ze weer eens ruzie hadden en hij kwaad naar buiten liep. Maar Mark beweert dat ze nog leefde toen hij haar ver- liet. Uit het daarop volgende onderzoek blijkt dat zijn vrouw Ele- anor blijkbaar geen heilige was, erger nog, ze gokte gewonnen verlo- ren en had al een hoge schuld in het lokale casino.

MADAME MYSTERY Shamley Productions TV-SERIE Alfred Hitchcock Presents (27 maart 1960) REGIE: SCENARIO: William Fay MET: Audrey Totter, Joby Baker

Steven zit te schrijven aan zijn roman wanneer de aantrekkelijke buurvrouw doorweekt zijn flat binnenkomt. Zij woont bij Jimmy Dolan, die een beetje de playboy uithangt. Jimmy is de pr-man voor een grote filmstudio maar heeft weinig of geen talent, zodat Steven de meeste van zijn teksten voor hem schrijft. Ook deze over Betsy Blake, een grote Hollywoodster die kortelings verdronk en wier laatste film wordt uitgebracht. Stevens werk bezorgt Jimmy opslag en het ziet ernaar uit dat de film ook een groot succes tegemoet gaat. Maar wat blijkt, Betsy is niet verdronken. Wat moet een pr- man dan doen?

DEATH AND TAXES ZIV Televisions Programs TV-SERIE Lock Up (2 april 1960) REGIE: Walter Doniger robert bloch 83

SCENARIO: Robert Bloch MET: Macdonald Carey, John Douchette, Stewart Bradley, , Joan Granville

Oliemagnaat Curly Simmons vraagt Herbert L. Maris om de onschuld van zijn partner Tex te bewijzen. Op een feestje was Tex erg jaloers geworden toen iemand blijkbaar wat te dicht bij zijn liefje kwam. Maar als de vrouw dood wordt gevonden, beweert Tex bij hoog en bij laag dat hij haar niet heeft vermoord. Maris gaat iedere aanwezige op het feestje ondervragen.

THE CUCKOO CLOCK Shamley Productions TV-SERIE Alfred Hitchcock Presents (17 april 1960) REGIE: John Brahm SCENARIO: Robert Bloch naar een verhaal van Frank Mace MET: Beatrice Straight, Fay , Patricia Hitchcock

Mevrouw Blythe gaat een weekend doorbrengen in haar cottage, waar ze niet meer is geweest sinds de dood van haar echtgenoot een jaar daarvoor. Wanneer ze een proviandstop maakt bij de bazaar, vertelt de eigenaar haar dat er een patiënt ontsnapt is uit het gek- kenhuis. Wanneer ze aan haar cottage aankomt, komt buurvrouw Madeleine haar vertellen dat ze een gevaarlijk uitziende man in de nabijheid heeft gezien. Madeleine is duidelijk over haar toeren en wil weg, maar mevrouw Blythe overhaalt haar om te blijven. Made- leine stemt ermee in, maar de gevolgen zijn niet te overzien.

VOICE OF DOOM ZIV Televisions Programs TV-Serie Lock Up (11 juni 1960) REGIE: Jack Herzberg SCENARIO: Robert Bloch MET: Macdonald Cleary, John Doucette, Steve Barclay, Claudia Barrett, Joan Granville 84 duister verleden 2

Deze aflevering is ook wel bekend als Midway Murder. De heetgebakerde messenwerper Harlow wordt ervan beschuldigd dat hij Spectro, de waarzegger, heeft vermoord, omdat hij dacht dat die een affaire had met zijn vrouw. Nadat Herbert L. Maris en lui- tenant Weston de andere kermismensen hebben ondervraagd, den- ken ze een plannetje uit, waarbij ze de kristallen bol van Spectro zullen gebruiken.

THE BEAU AND ARROW CASE ZIV Televisions Programs TV-SERIE Lock Up (22 oktober 1960) REGIE: Eddie Davis SCENARIO: Robert Bloch MET: Macdonald Carey, John Doucette, James Best, Connie Hines

Tom Chambers is mede-eigenaar van een boogschuttersgilde en wordt nu beschuldigd van moord op zijn psycholoog. Na een ruzie wordt de dokter gevonden met een pijl in zijn rug. Chambers ont- kent maar geeft toe dat hij ietwat prikkelbaar is en dat het allemaal komt door de zaak. Je kunt zeggen dat Bloch met deze aflevering een hoogtepunt in zijn oeuvre afleverde.

THE CHEATERS Hubbell Robinson Productions/NBC TV-serie Thriller (27 december 1960) REGIE: John Brahm SCENARIO: Donald S. Sanford naar Robert Bloch MET: Mildred Dunnock, Harry Townes

Een man vindt een bril uit die de waarheid in anderen en zichzelf kan zien. Dat leidt naar een serie zelfmoorden, moorden en trage- dies voor de dragers ervan. robert bloch 85

THE CHANGING HEART Shamley Productions TV-SERIE Alfred Hitchcock Presents (3 januari 1961) REGIE: SCENARIO: Robert Bloch MET: Nicholas Pryor, Anne Helm, Abraham Sofaer, Baruch Lumet (concertinaspeler)

Dane Ross stapt de winkel van Ulrich Klemm binnen om zijn oude zakhorloge te laten repareren. De oude Ulrich is in een spraakzame bui en vertelt hem over de speciale klokken die hij bouwde in de loop van vele jaren, met bewegende delen zoals marcherende solda- ten en vliegende vogels. Van het een komt het ander en Dane blijft om te middagmalen, zeker nadat hij Ulrichs knappe kleindochter, Lisa, zag. Wat moest gebeuren gebeurt en Lisa en Dane worden ver- liefd op elkaar, maar alles moet stiekem gebeuren, want Lisa vertelt hem dat ze nooit weg kan zolang haar opa nog leeft. Dane moet om beroepsredenen een tijdje naar een andere stad en wanneer hij drie maanden later terugkomt en de oude man een bezoek brengt, stelt hij vast dat die dood is. Het is pas dan dat hij begrijpt wat het geheim is dat de Klemms delen. Hier en daar zitten er wat gaten in het verhaal, maar het einde is echt huiveringwekkend.

THE HUNGRY GLASS Hubbell Robinson Productions/NBC TV-SERIE Thriller (3 januari 1961) REGIE: Douglas Heyes SCENARIO: Douglas Heyes naar Robert Blochs ‘The Hungry House’ MET: William Shatner, Joanna Heyes

Een echtpaar verhuist naar een huis waarin om de haverklap beel- den verschijnen in ramen en spiegels. 86 duister verleden 2

ABANDONED MINE ZIV Televisions Programs TV-SERIE Lock Up (4 februari 1961) REGIE: Jack Herzberg SCENARIO: Robert Bloch MET: Macdonald Carey, John Doucette, Paul E. Burns, Gloria Jean

Herbert L. Maris zoekt wat uit over een onroerend goed voor een klant wanneer hij luitenant Weston ontmoet, die ter plekke is om een mogelijke zaak van oplichterij te onderzoeken, waarbij een waardeloze mijn de inzet was. De twee gaan samen naar Lost Star in Nevada, een plaatsje met 30 inwoners, en vernemen van de she- riff, een slome duikelaar, dat de eigenaar van de mijn vermoord is. De twee mannen proberen de moordenaar te vinden tussen de inwoners van het stadje.

THE GREATEST MONSTER OF THEM ALL Shamley Productions TV-SERIE Alfred Hitchcock Presents (14 februari 1961) REGIE: Robert Stevens SCENARIO: Robert Bloch naar een verhaal van Bryce Walton MET: William Redfield, Richard Hale, , Robert H. Harris, Baruch Lumet

Hal produceert goedkope horrorfilms. Hij besluit een has-been acteur, Ernst von Croft, een rol te geven in zijn volgende film, een vampierenfilm bedoeld voor de teenagermarkt. Ernst, die ooit op de affiche stond als het grootste monster, ziet zich al terug als een gevierde ster, maar wanneer hij de film ziet is hij diegene die met afschuw is vervuld. Misschien een beetje ouderwets, maar filmliefhebbers zullen in het eerste deel van deze aflevering genoeg pastiches zien op de mon- ster- en horrorfilms van de jaren vijftig. Er is de schrijver van pulp die steeds een nieuw monster moet uitdenken en daarom een zuip- schuit wordt; er zijn de producenten die op zoek zijn naar manieren om nog goedkoper te produceren – het is toch maar voor tieners! – robert bloch 87 en er is de impresario die veel van de monsters aanlevert en een echt artistieke aanpak wenst.

THE LANDLADY Shamley Productions TV-SERIE Alfred Hitchcock Presents (21 februari 1961) REGIE: Paul Henreid SCENARIO: Robert Bloch naar een verhaal van MET: Dean Stockwell, Patricia Collinge, Laurie Main

Een jongeman, Billy Weaver, arriveert in een klein Engels stadje en neemt zijn intrek in een pension waar een lieve oude dame de scep- ter zwaait. In een gesprek laat ze de namen vallen van twee andere gasten, namen die hij vaag herkent, maar omdat hij de gasten nooit ziet, vergeet hij ze het ook vlug. We ontdekken snel genoeg wat de pensionhoudster in de zin heeft, maar dan is het al te laat. Een grandioze finale die uit de pen vloeide van een evenknie van Robert Bloch, Roald Dahl.

YOURS TRULY, JACK THE RIPPER Hubbell Robinson Productions/NBC TV-SERIE Thriller (11 april 1961) REGIE: SCENARIO: Barré Lyndon MET: John Williams, Beverly Powers

70 jaar na de Ripper-moorden in Londen, overtuigt Sir Guy de politie ervan dat Jack waarschijnlijk nog leeft, omdat hij eeuwig jong is, en dat hij nog steeds moordt, recent in New York. 88 duister verleden 2

THE DEVIL’S TICKET Hubbell Robinson Productions/NBC TV-SERIE Thriller (18 april 1961) REGIE: Jules Bricken SCENARIO: Robert Bloch MET: Macdonald Carey, Patricia Medina

Een kunstschilder geeft zijn ziel als onderpand aan de duivel en kan ze alleen terugkrijgen wanneer hij een portret maakt van een andere persoon, wiens ziel dan als wisselgeld dient voor de zijne.

A GOOD IMAGINATION Hubbell Robinson Productions/NBC TV-SERIE Thriller (2 mei 1961) REGIE: John Brahm SCENARIO: Robert Bloch MET: Edward Andrews, Patricia Barry, Ed Nelson

Boekverkoper Frank Logan laat zich inspireren door de klassiekers en begint die zelfs te gebruiken om zijn persoonlijke problemen op te lossen. Na het lezen van Lady Chatterley’s Lover en Crime and Punishment vermoordt hij de minnaar van zijn vrouw met een strijdknots en laat dan in gesprekken met zijn vrouw voelen dat hij het heeft gedaan. Gealarmeerd raadpleegt ze haar broer, die op zijn beurt een privédetective inhuurt, waarop Frank ook het tweetal ombrengt in een ‘bootongeval’. Zijn vrouw is echter nog niet gene- zen, want ze begint nu een affaire met een jonge hengst en Frank besluit The Black Cat van Poe toe te passen.

THE GLOATING PLACE Shamley Productions TV-SERIE Alfred Hitchcock Presents (16 mei 1961) REGIE: Alan Crosland jr. SCENARIO: Robert Bloch The Gloating Place (Rogue juni 1959) MET: Susan Harrison, Hank Brandt, Erin O’Brien-Moore, King Calder robert bloch 89

Susan Harper legt bij de politie een valse klacht neer, ze zou door een man in het park zijn overvallen. Susan, een beetje een kleurloos type, wil aandacht krijgen en belangrijker zijn dan ze is. De pers werpt zich lekkerbekkend op het verhaal en Susan verzint steeds meer verhalen. Wanneer de persbelangstelling echter taant, pro- beert Susan het verhaal levend te houden, maar met een tragisch resultaat.

THE GRIM REAPER Hubbell Robinson Productions/NBC TV-SERIE Thriller (13 juni 1961) REGIE: Herschel Daugherty SCENARIO: Robert Bloch naar een verhaal van Harold Lawlor MET: William Shatner, Natalie Shafer

Beatrice Shafer koopt als bekroning van haar loopbaan het schil- derij van de man met de zeis in een klassieke pose, compleet met geraamte en een zeis over de schouder. Paul, haar neef, vertelt haar op een dag het bloedstollende verhaal van het schilderij; vijftien vroegere bezitters zijn een plotselinge en gewelddadige dood gestor- ven. Dus wanneer het blad van de zeis rood begint te kleuren…

THE WEIRD TAILOR Hubbell Robinson Productions/NBC TV-SERIE Thriller (16 oktober 1961) REGIE: Herschel Daugherty SCENARIO: Robert Bloch MET: Henri Jones, George Macready, Sondra Blake (Sondra Kerr)

Wanneer een wetenschapper, Mr. Smith, tijdens een mysterieus magisch ritueel ongewild zijn zoon doodt, probeert hij zijn kind terug te winnen met zwarte magie. Smith tekent een uniek pak van onaards materiaal en huurt een kleermaker in die aan geldgebrek lijdt om het volgens zijn wensen te maken. Intussen wendt de moe- getergde kleermakersvrouw zich tot een mannequin voor troost. 90 duister verleden 2

WAXWORKS Hubbel Robinson Productions/NBC TV-SERIE Thriller (8 januari 1962) REGIE: Herschel Daugherty SCENARIO: Robert Bloch: ‘Waxworks’ (verscheen in Weird Tales jan 1939) MET: Oskar Omolka, Martin Kosleck, Antoinette Bower

Wanneer er een moord gebeurt net buiten een reizend wassenbeel- denmuseum, trekt dat de aandacht van de politie, maar ook van een Europese detective die beweert dat de wassen beelden van moor- denaars door zwarte magie tot leven worden gebracht zodat die opnieuw kunnen moorden.

BAD Shamley Productions TV-SERIE Alfred Hitchcock Presents (9 januari 1962) REGIE: John Newland SCENARIO: Robert Bloch naar een verhaal van Max Franklin MET: Robert Duvall, Carole Eastman, Charles Robinson

Bart Collins is een gefrustreerd acteur, wat hij gedeeltelijk aan zichzelf te danken heeft, omdat hij ook een zuipschuit is. Wanneer Bart dan toch een rol in het verschiet heeft, daagt hij te laat op voor de auditie. Daar vindt hij uit dat Jerry Lane, een andere acteur, ook in de run- ning is. Hij zoekt Jerry op in diens flat en wurgt hem. Voor hij zich van het lijk kan ontdoen, krijgt hij bezoek van een politie-inspecteur die Jerry’s verdwijning onderzoekt. Bart is blijkbaar niet een zodanig goede acteur, want zijn gedrag is op zijn minst verdacht te noemen.

’TILL DEATH DO US PART Hubbel Robinson Productions/NBC TV-SERIE Thriller (12 maart 1962) REGIE: Herschel Daugherty SCENARIO: Robert Bloch MET: Henry Jones, Jim Davis, Jocelyn Brando robert bloch 91

Begrafenisondernemer Carl Somers vermoordt zijn alsmaar kla- gende vrouw, zodat hij weg kan om te trouwen met een rijke oude vrijster. Wat hij echter niet weet is dat ze onterft wordt wanneer zij trouwt, dus ziet hij zich opgezadeld met een vrouw die hij niet wil. Een nieuwe dokter in de stad, die zich schuilhoudt omdat hij van moord wordt beschuldigd, zou wel eens kunnen helpen.

MAN OF MYSTERY Hubbel Robinson Productions/NBC TV-SERIE Thriller (2 april 1962) REGIE: John Newland SCENARIO: Robert Bloch MET: Mary Tyler More, John Van Dreelen

Een auteur wordt vermoord wanneer zijn boek, dat een voormalige baas – een geheimzinnige internationale financier – aan de kaak stelt, op het punt staat te verschijnen. Een reporter vermoedt iets, maar iedereen die hij ondervraagt sterft onder verdachte omstan- digheden. Ondertussen is de financier zo gek op een langbenige nachtclubzangeres dat hij zijn macht gebruikt om haar vriend, een komiek, te laten ontslaan.

THE BIG KICK Shamley Productions TV-SERIE Alfred Hitchcock Presents (19 juni 1962) REGIE: Alan Crosland jr. SCENARIO: Robert Bloch MET: , Anne Helm, Frances Morris

Ken is een conventioneel universiteitsprofessor die zich graag mengt onder beatniks en zich verdiept in de wisselende realiteit van de beatnik-cultuur. Op een partijtje ontmoet hij Judy die aan de grond zit, geen brood kan kopen laat staan huur betalen. Aangemoedigd door haar vriendje, Mitch, aanvaardt Judy om een afspraakje te maken met Ken, met de bedoeling om hem geld uit zijn zak te klop- 92 duister verleden 2 pen. Mitch is een lijntrekker, profiteur en tegelijk een filosofische straatperformer die wel eens een beatnik-gedicht schrijft. Maar wanneer Ken een dure armband aan Judy schenkt, probeert Mitch hem op straat aan de man te brengen en dat met interessante resul- taten. Ken is hen blijkbaar één stap voor en ze weten niet wat hen nog te wachten staat. Het einde is pure Robert Bloch, die Bloch waar Stephen King goed naar heeft gekeken. Trouwens, pulpauteur Michael Avallone, die er 18 aliassen op na hield en zijn eigen grootste fan was en die heel jaloers was op schrijvers die veel succes hadden, beweerde steeds dat King al zijn ideeën had gestolen van Bloch.

THE SORCERER’S APPRENTICE Shamley Productions TV-SERIE Alfred Hitchcock Presents (1962) REGIE: Joseph Leytes SCENARIO: Robert Bloch MET: Diana Dors, Brandon de Wilde

Kermisgoochelaar en -tovenaar Victor Sadini vindt de achterlijke Hugo die naast zijn trailer ligt, geeft hem wat warme melk en legt hem te slapen. Wanneer Hugo ontwaakt, ziet hij iemand van wie hij denkt dat hij de duivel is en een prachtige verschijning die hij voor een engel houdt. Maar hij zit duidelijk fout. Hugo vertelt dat hij is weggelopen van ‘het home’ en dat hij honger heeft. Hij is onmiddel- lijk smoor op de blonde assistente van Sadini die een verhouding heeft met de trapezist George Morris. De ontvankelijke Hugo ziet hoe Sadini zijn assistente in twee zaagt en besluit om zelf ook tove- naar te worden. Ondertussen heeft de blonde Irene besloten om weg te lopen met de trapezist, maar ze is bang dat Sadini hen zal achter- volgen tot in de hel. Ze begint de simpele Hugo te bewerken… Deze aflevering, die al in 1961 werd geproduceerd, kon helemaal niet door de beugel voor de vaste afnemers van de serie. Het verhaal van Bloch ging te ver voor zijn tijd, terwijl Hitchcock zelf het acteer- talent van Diana Dors loofde en alleen maar goede woorden over robert bloch 93 had voor Brandon de Wilde. Het publiek kon deze aflevering pas zien toen ze werd aangekocht door de plaatselijke tv-stations.

Ook in 1961 schrijft Bloch nog een verhaal voor de tv-serie Whispering Smith die nauwelijks 26 afleveringen haalt, en in 1962 een voor de tv-serie Bus Stop.

POET AND PEASANT CASE Whispering C°/NBC TV-SERIE Whispering Smith (28 augustus 1961) REGIE: Edward Ludlum (Op een bepaald moment in hun leven waren de neven Edward en de auteur Robert Ludlum elkaars evenbeeld.) SCENARIO: Robert Bloch MET: Audie Murphy, Guy Mitchell, Alan Mowbray

Een Engelse die ook bekend staat als een belangrijk dichter wordt ingehuurd om poëzie voor te dragen in de Denver Opera, dit voor een benefiet voor de weduwen en wezen van mijnwerkers die stierven in een recente mijnramp. Wanneer de postkoets de stad binnenrijdt, zonder iemand aan het leidsel en zonder de beroemde dichter, gaat het benefiet haast niet door. Smith en Romack rijden de weg terug waarlangs de postkoets reed om uit te vinden wat er gebeurde.

I KISS YOUR SHADOW 20th Century Fox Television TV-SERIE Bus Stop (25 maart 1962) REGIE: John Newland SCENARIO: Barry Trivers MET: Rhodes Reason, Richard Anderson, Joan Freeman, Joanne Linville, George Grizzard

Met de laatste aflevering van Bus Stop seizoen 61/62, ‘I Kiss your Shadow’, hebben sommigen een probleem, gewoon omdat het begint als een bovennatuurlijke thriller (wat Bloch wel meer deed), 94 duister verleden 2 dan overgaat naar wat Bloch in Psycho deed, en ten slotte eindigt in wat Clive Barker dezer dagen met seksueel geladen horror doet. En toch is alles simpel: waar hebben we het verhaal nog gehoord over de geest van een vermoorde echtgenote die als een levende schaduw terugkomt om wraak te nemen?4

Op 21 februari 1962 gaat The Couch in in wereldpre- mière, vervolgens in juni in Mexico waar hij de titel Crimen a las 7 krijgt, in Nederland wordt dat op 24 januari 1963 De Mysterieuze Moordenaar. Bloch schrijft het scenario naar een verhaal van en zijn oom Owen Crump. Deze laatste is ook de regisseur, zijn eerste bioscoopfilm na heel wat documentaires. The Couch is niet echt een groot succes te beurt gevallen, hoewel het niet eens een slechte film is. De door Bloch zelf geschreven film gaat op 25 mei 1962 in New York City in première. De film krijgt als tagline mee: To The Unshockables: IT SHOCKS, SHOCKS, SHOCKS, SHOCKS, SHOCKS, SHOCKS, SHOCKS, SHOCKS, SHOCKS, SHOCKS, SHOCKS, SHOCKS. Ook werd aangekondigd dat niemand de zaal mocht verlaten nadat de laatste dertien minu- ten van de film waren ingegaan.

THE COUCH (1962) Warner Bros REGIE: Owen Crump SCENARIO: Robert Bloch naar een verhaal van Blake Edwards MET: Grant Williams, Shirley Knight, Onslow Stevens, William Leslie, Anne Helm

4 In zijn boek Danse Macabre nomineerde Stephen King deze episode als “...the single most frightening story ever done on TV”. King schreef dat Bus Stop “...a straight drama show” was, maar dat “the final episode, however, deviated wildly into the supernatu- ral, and for me, Robert Bloch’s adaptation of his own “I Kiss Your Shadow” has never been beaten on TV – and rarely anywhere else – for eerie, mounting horror”. King vergist zich hier want het verhaal is inderdaad van Bloch, maar Barry Trivers schreef de teleplay. robert bloch 95

Charles Campbell is een onstabiele man die net terug los werd gela- ten op de maatschappij. Hij heeft zopas twee jaar gevangenisstraf uitgezeten voor het mishandelen en verkrachten van een vrouw. Hij is vrij op voorwaarden en een van die voorwaarden is dat hij twee- maal per week een bezoek brengt aan zijn psychiater. De psychia- ter, Janz, stelt vast dat Charles wel meer dan een schroef los heeft, maar kan er de vinger niet op leggen, terwijl wij weten dat Charles de slechte gewoonte heeft om mensen neer te steken net voor zijn afspraken met Janz, wat Charles een alibi verschaft. Hij gebruikt zelfs de ijspriem uit Janz’ whisky-kabinet, die hij teruglegt wanneer hij weer heeft gemoord. Janz heeft een assistente, Terry, en Charles is tot over de oren verliefd op haar. Ondanks alles is Charles wel een man die een vrouw in bed kan praten en hij kan Terry ervan over- tuigen dat hij gewoon een onbegrepen iemand is. Na iedere moord belt Charles de politie, hij daagt hen uit om hem te klissen en vertelt hun ook het juiste uur van zijn volgende moord. Zeggen dat de poli- tie dit leuk vindt zou een grove leugen zijn. De politie raadpleegt een groep psychiaters om uit te vinden naar welke gek ze op zoek moeten gaan. Een agent klopt ook aan bij Janz die hem vertelt dat het hier om een echte psychopaat gaat. Op een dag ziet Charles hoe Terry een praatje maakt met een dokter die zijn praktijk heeft in hetzelfde gebouw als Janz. Jaloers als hij is, besluit hij zijn ‘rivaal’ te vermoorden. Maar dat loopt niet helemaal zoals gepland…

THE CABINET OF CALIGARI (1962) Twentieth Century Fox Film Corporation REGIE: Roger Kay SCENARIO: Robert Bloch MET: Glynis Johns, Dan O’Herlihy, Richard Davalos

Jane Lindstroms auto krijgt panne, net terwijl ze met vakantie is. Ze loopt een heel eind voor ze aan het huis van Caligari komt die haar verwelkomt en vraagt om binnen te komen. Na een vreemde nacht in het huis, voelt Jane zich niet helemaal op haar gemak wanneer Caligari in haar buurt komt, net zoals ze de andere bewoners niet 96 duister verleden 2 echt ziet zitten. Ze vraagt om hulp, maar het lukt haar niet om het huis te verlaten. Ze sluit vriendschap met Mark, een jonge man, die net als zijn vriend Paul meer hersens heeft dan de normale sterve- ling en die een medische achtergrond heeft. Na nog een uitbraakpo- ging die funest afloopt, begrijpt ze dat ze een gevangene is. Geen remake van de klassieker uit 1919, maar hij vertoont wel alle expressionistische elementen van het origineel, terwijl het lang- zaam krankzinnig worden van Jane een nieuwe dimensie toe- voegt.

Even terug naar het werkelijke leven. Het ging beter met de tuber- culose van Marions heup en het echtpaar besloot in vrede uit elkaar te gaan. Hun dochter Sally verkoos om bij haar vader te blijven. Op 18 januari 1964 ontmoet Bloch Eleanor, de weduwe van auteur en producent John Alexander, die drie maand daarvoor stierf aan een hartaanval. Eleanor werkte in het modewereldje en was schoonheidsspecialiste. Eleanor Zalisko en Bloch staan op 16 oktober voor de ambtenaar van de burgerlijke stand, ze gaan op huwelijksreis naar Tahiti.

Hoewel de meeste grote pulpbladen verdwenen waren, had Bloch toch heel wat van zijn korte verhalen kunnen verkopen aan de erfge- namen van de pulp, bladen zoals Fantastic en Mike Shayne Mystery Magazine. Televisie bleek ook een goede bron van inkomsten te zijn en toen Hitchcock weer kwam aanzetten voor spul voor zijn nieuwe serie, zei Bloch uiteraard niet neen, hij kreeg zelfs meer tijd om te vullen, want het werd The Alfred Hitchcock Hour. Bloch verkocht ook een aantal verhalen aan de Japanse televisie. Daarnaast was er nog de non-fiction die hij schreef voor het mannenblad Rogue.

ANNABEL Shamley Productions TV-SERIE The Alfred Hitchcock Hour (1 november 1962) REGIE: Paul Henreid SCENARIO: Robert Bloch naar de roman This Sweet Sickness van Patricia robert bloch 97

Highsmith (die later ook zal dienen voor de film Dites-lui que je l’aime met Gerard Depardieu) MET: Dean Stockwell, , Kathleen Nolan

David H. Kelsey is een psychotische jonge man die verliefd is op Annabel, met wie hij een jaar voordien verloofd was. Maar zijn liefde voor haar gaat niet over en ze wordt een obsessie, zelfs wan- neer ze het jawoord al aan een ander heeft gegeven. David woont in de stad, maar gaat ieder weekend naar het prachtige buitenhuis dat zijn ouders hem hebben nagelaten, waar je in iedere kamer foto’s vindt van Annabel. Hij stalkt haar met telefoons en gaat zelfs een keertje bij haar aankloppen. Wat het begin is van het einde…

In 1963 is er ook The Plot Thickens en dat is een eigenaardig verhaal. Bloch schreef het voor een pilootaflevering die echter nooit werd uitgezonden, omdat geen enkel televisiestation ze aankocht. Ook in dat jaar is er een nieuwe aflevering voor The Alfred Hitchcock Hour.

A HOME AWAY FROM HOME Shamley Productions TV-SERIE The Alfred Hitchcock Hour (27 september 1963) REGIE: Herschel Daugherty SCENARIO: Robert Bloch MET: Ray Milland, Claire Griswold

Natuurlijk hebben we er al dikwijls aan gedacht en hebben we het ook wel eens in een film gezien: wat zou er gebeuren als de patiën- ten het krankzinnigengesticht overnemen? Bloch bedacht een lichte variatie. Dr. Howard Fennick, een voormalig psycholoog, wiens koele, beschaafde uiterlijk verbergt dat hij ook een moordzuchtige maniak is die werd geïnterneerd voor de moord op zijn vrouw, heeft het waanidee dat hij de assistent is van het werkelijke hoofd van het gesticht, Dr. Norton. Hij gaat zelfs zover dat hij Norton van luiheid beschuldigt en dat hij al diens werk moet opknappen. Wanneer Norton weigert om Fennick los te laten, vermoordt deze de dokter 98 duister verleden 2 en slaagt erin om de rest van de staf gevangen te houden. Gehol- pen door patiënten, die de rollen van bewaker, verpleegster en kok vervullen, wil Fennick zijn eigen concept voor verzorging invoeren. Dan daagt Natalie, het nichtje van Norton op en die dreigt roet in het eten te gooien. Al snel echter heeft Fennick door dat Natalie haar oom nooit ontmoette en inviteert haar om het gesticht te beschouwen als haar ‘huis weg van huis’. Het duurt echter niet lang of Natalie realiseert zich dat zij de enige is die niet gek is in dit gekkenhuis dat door een gek wordt bestuurd. De vaste componist van Hitchcock, Bernard Herrmann, ver- zorgde de muziek.

THE PLOT THICKENS (1963) John Guedel Productions/ REGIE: William D. Russell SCENARIO: een creatie van William Castle met een plot van Robert Bloch MET: Jay Adler, Arthur Batanides, Linda Bennett, Groucho Marx,

William Castle die zich de naam Schlockmeister op de hals haalde (zijnde iemand die minderwaardige goederen aan de man brengt) ging samen met John Guedel in zaken. Deze laatste was de produ- cent van de quizshow You Bet Your Life waarin Groucho Marx de show stal en die drie jaar een radiohit was en vervolgens nog negen jaar op televisie hoge kijkcijfers haalde. In deze quizshow bekijkt een panel een korte film over een moord en dan moeten de deelne- mers het probleem trachten op te lossen met de hulp van een echte privédetective uit Hollywood zelf. De film, geschreven door Bloch, gaat over een namaak mysticus die wordt vermoord in het midden van een seance, terwijl iedereen hand in hand zit – een beetje zoals de afgesloten deur dus. De vrouw van het slachtoffer vermoordde haar man echter al voor de seance begon en schikte hem dan zo aan de tafel dat iedereen ervan over- tuigd was dat hij leefde. De assistent van de mysticus was betrokken in het complot. robert bloch 99

Ieder lid van het panel kreeg 500 dollar wanneer hij/zij juist had geraden en nog eens 500 er bovenop als de echte detective het fout had.

Bloch wist dus waar hij moest aankloppen en hij kwam in contact met William Castle, die enkele low budgetfilms op zijn actief had en zich goed kon inleven in wat er op dat ogenblik in de markt lag. Zo had Castle bijvoorbeeld gemaakt in het zog van het succes van Psycho. Het tweetal zou samen twee films maken, die allebei in 1964 werden uitgebracht: Strait-Jacket en The Night Wal- ker.

STRAIT-JACKET (1964) William Castle Productions REGIE: William Castle SCENARIO: Robert Bloch MET: Joan Crawford, Leif Erickson, Diane Baker, Rochelle Hudson, George Kennedy

De tanende carrière van Joan Crawford was terug op de rails gezet door de & Joan Crawford hit Whatever Happened to Baby Jane en beiden kwamen opnieuw aan de bak, zij het in hor- rorfilms. Bette maakteThe Nanny en maakte er een succes van met een van de beste vertolkingen die ze ooit gaf, Crawford nam waar- schijnlijk wat ze aangeboden kreeg en dat was dus Strait-Jacket, er werd wat smalend gesproken over de samenwerking Crawford- Castle, maar de sceptici kregen ongelijk. Crawford speelt de rol van Lucy Harbin, een vrouw die haar echtgenoot betrapt in het echtelijke bed en zijn kop afhakt met een bijl, dit onder de ogen van haar driejarige dochter. Lucy wordt voor twintig jaar opgeborgen en wanneer ze uiteindelijk terug thuiskomt bij haar lieflijke dochter Carol (Diane Baker die ook al wat carrière- dipjes had) op de afgelegen boerderij, beginnen er opnieuw hoofden te rollen en natuurlijk is Lucy de eerste verdachte, wat dacht je? Maar het einde is zo anders dan wat je had gedacht. Later werd

100 duister verleden 2

Joan Crawford in Straight-Jacket dezelfde truc nog eens gebruikt in de Engelse circusthriller Berserk waarin Crawford ook de hoofdrol op zich neemt. Een echt ‘onderhoudende’ low budget low class William Castle- schokker dus? Neen, want Crawford zet met haar performance de lat zo hoog dat je vergeet dat de film met beperkte middelen werd gemaakt.

102 duister verleden 2

THE NIGHT WALKER (1964) William Castle Productions REGIE: William Castle SCENARIO: Robert Bloch MET: Robert Taylor, Barbara Stanwyck, Judi Meredith, Rochelle Hudson

Irene Trent is de vrouw van een rijke, blinde wetenschapper, die haar ervan verdenkt dat ze er een minnaar op nahoudt. Hij huurt een detective in om uit te zoeken of zijn vrouw alleen maar van een minnaar droomt, dan wel of dat ze er werkelijk eentje heeft. Niet lang daarna wordt hij gedood in een explosie, en dan begint de erg rijke weduwe de ene nachtmerrie na de andere te krijgen en in al die dromen wordt ze door haar dode echtgenoot achternagezeten – als ze al niet droomt van haar ingebeelde minnaar. De nachtmerries brengen haar op de rand van de geestelijke afgrond en ze vraagt hulp aan Barry Morland, de advocaat van haar man… Het gebrek aan middelen straalt van deze film af, hij werd bij- voorbeeld in 13 dagen ingeblikt. Eigenaardig is wel het feit dat, toen de novelle verscheen van de film die werd gedraaid door Sidney Stuart, de naam van Bloch en de titel Psycho in een grotere letter afgedrukt werden dan de naam van de auteur die de romanbewerking had gemaakt.

Hitchcock gunde ook in 1964 de man die hij beroemd maakte met Psycho een kans om twee nieuwe afleveringen te schrijven voor The Alfred Hitchcock Hour.

THE SIGN OF SATAN Shamley Productions TV-SERIE The Alfred Hitchcock Hour (8 mei 1964) REGIE: Robert Douglas SCENARIO: Barré Lyndon naar een verhaal van Robert Bloch MET: Christopher Lee, Gia Scala, Gilbert Green, Adam Roarke

Een groep van studioverantwoordelijken bekijken samen met lea- ding lady Kitty Frazier de vertoning van een zwarte mis, en ze zijn robert bloch 103 zo onder de indruk van de vertolking van Karl Jorla dat ze hem wil- len voor hun volgende horrorfilm, zodat ze hem laten overvliegen vanuit Frankrijk. De pr-mensen stoten echter op een njet en Jorla vertelt hen dat ze naar een echte zwarte mis hebben gekeken en dat deze duivelaan- bidders niet zullen terugdeinzen om hem te vermoorden. De studio tracht hem bescherming te bieden, maar hij vertrouwt niemand. Hij verdwijnt en drie dagen later zien we hem in het gezelschap van Kitty, terwijl hij een adres mompelt waar hij gevonden kan wor- den. De politie vindt zijn lijk, maar een autopsie wijst uit dat hij al drie dagen dood is.

WATER’S EDGE Shamley Productions TV-SERIE The Alfred Hitchcock Hour (19 oktober 1964) REGIE: Bernard Girard SCENARIO: Alfred Hayes naar Robert Bloch MET: Ann Sothern, John Cassavetes, Rayford Barnes

De stervende Mike Krause vertelt aan zijn celgenoot Rusty Connors dat hij betrokken was bij een overval met een grote buit en dat het geld nog steeds niet is gevonden. Voor hij echter ook maar een aan- wijzing kan geven, sluit hij voor altijd de ogen. Na zijn vrijlating gaat Rusty het voormalige liefje van Mike opzoeken, maar Helen – zoals ze blijkt te heten – is niet veel van zeggen. Integendeel, zij hoopt dat hij haar naar het geld kan leiden. Het is duidelijk dat beiden niet bereid zijn om te delen. Je voelt geen enkele sympathie voor geen van beiden en wanneer ze uiteinde- lijk krijgen wat ze verdienen – is dat niet erg mooi. Het geld blijkt namelijk bewaakt te worden door enkele smerige, kleine schepsels.

De afleveringen geschreven door Robert Bloch krijgen meestal een goede tot erg goede ontvangst bij pers en publiek en Hitch doet in 1965 driemaal een beroep op Bloch. 104 duister verleden 2

FINAL PERFORMANCE Shamley Productions TV-SERIE The Alfred Hitchcock Hour (18 januari 1965) REGIE: John Brahm SCENARIO: Clyde Ware, Lee Kalchelm naar een verhaal van Bloch MET: Franchot Tone, Sharon Farrell, Roger Perry, Kelly Thordson

Een auto rijdt over een eenzaam stuk van de autoweg, de bestuurder schrijft zich in in een afgelegen motel waarvan de eigenaar duidelijk op zoek is naar een schroef. Dan gebeurt er onverwacht een moord op een onschuldig slachtoffer… alles goed bekeken is dit een verre neef van Psycho. In een van de kritieken kun je lezen: “Iedereen die hier aan mee- werkte was op het toppunt van zijn kunnen, de schrijver, de acteurs en actrices, de regie, de setbouwers, de muziek… kortom alles, gewoon een David Lynch-film waardig.”

THE SECOND WIFE Shamley Productions TV-SERIE The Alfred Hitchcock Hour (26 april 1965) REGIE: Joseph M. Newman SCENARIO: Robert Bloch naar een verhaal van Richard Deming MET: June Lockhart, John Anderson, Alice Backes, Evi McVeagh

Martha Peters heeft Luke Hunter nooit ontmoet, maar is met hem getrouwd met de handschoen. Wanneer ze elkaar ontmoeten ziet ze een niet erg innemende man en wanneer hij haar dan meeneemt naar zijn werkmanshuisje, krimpt je hart. Het is daar een vuilnis- hoop en je ziet dat het er koud en vochtig is. De enkele lampjes die nog werken verspreiden een gelig licht en de meubelen lijken van de schroothoop geplukt. Wanneer Luke haar de keuken toont, is hij wat trots op alles wat hij er zelf heeft geïnstalleerd. Het is er zo koud dat ze voortdurend met hun overjas rondlopen. Toch probeert Martha een vrouw voor hem te zijn, maar Luke maakt haar niet echt gelukkig, net zomin als het huis. Luke heeft robert bloch 105 blijkbaar geen vrienden en gaat niet naar de kerk. Hij belet haar echter niet om zelf te gaan. Wanneer ze op een bijeenkomst een gesprek heeft met een buur- vrouw verneemt ze dat Lukes eerste vrouw samen met hem naar zijn geboorteplaats reisde, daar stierf aan een voedselvergiftiging, en hem een pick-up truck en enkele andere zaken naliet. En wat moet gebeuren, gebeurt: Luke vraagt haar om mee te gaan op vakantie naar zijn geboorteplaats, waar ze het zeker warm zal heb- ben. Martha mag dan wel kou hebben, maar gek is ze niet en in de kelder vindt ze een vers gegraven graf, terwijl ze Luke ook nog zoiets als een lijkkist zag binnendragen. Ze koopt een revolver en wanneer Luke haar mee naar de kelder probeert te krijgen omdat hij daar een verrassing voor haar heeft, trapt ze niet in de val…

OFF SEASON Shamley Productions TV-SERIE The Alfred Hitchcock Hour (10 mei 1965) REGIE: SCENARIO: Robert Bloch naar een verhaal van Edward D. Hoch MET: John Gavin, Richard Jaeckel, Tom Drake, Indus Arthur

Nadat hij een ongewapende landloper heeft neergeschoten, wordt Johnny Kendall gevraagd om zijn politiepenning en revolver in te leveren. Johnny gaat samen met zijn liefje Sandy op zoek naar een nieuwe baan in een andere stad. Hij vindt een betrekking als hulp, die moet waken over leegstaande vakantiehuisjes. Hij ontmoet de vorige hulp, Milt, die blijkbaar werd ontslagen omdat hij met een vrouw in een leegstaand huisje werd aangetroffen. Milt kan hele- maal niet opschieten met Johnny en om zijn afkeer ten top te drij- ven, tracht hij Sandy op te vrijen. Dit werd de laatste aflevering van The Alfred Hitchcock Hour. William Friedkin was een veteraan van de live-televisie uitzen- dingen van de jaren vijftig, en op dat ogenlik had hij één film op zijn actief, de tv-documentaire The Bold Men, over mensen die moedig genoeg waren om levensgevaarlijke uitdagingen aan te gaan, in de sport of op andere terreinen. Men ziet een jonge man uit een vlieg- 106 duister verleden 2 tuig springen zonder parachute, die hem tijdens zijn val zal worden aangereikt door een andere man – iets wat tot op dat ogenblik nooit was gefilmd. De duikers van de klip van Acapulco zaten ook in de film, net zoals een leeuwentemmer en een autopiloot, Art Arfons, de wereldrecordhouder snelheid te land van 1964 tot 1965, die met zijn groene monster tegen 846 kilometer per uur op de zoutvlakte van Bonneville rijdt.

De jaren zestig zijn halfweg wanneer Bloch een contract aangaat met de Britse film-productiestudio Amicus. Het eerste resultaat is dat Milton Subotsky het verhaal of the Marquis de Sade omzet naar The Skull met Peter Cushing. Gedurende meer dan tien jaar, vanaf 1964, was Amicus de grootste concurrent van Hammer Films op het vlak van horrorfilms. Amicus was eigendom van de Amerikaanse immigrant Milton Subotsky en Max J. Rosenberg.

THE SKULL Amicus Productions REGIE: Freddie Francis SCENARIO: Milton Subotsky naar het verhaal The Skull of the Marquis de Sade MET: Peter Cushing5, Patrick Wymark, Jill Bennett, Nigel Green, Patrick Magee

Wanneer je een film goedkoop wil houden, en dat weten de meeste makers van low- budget films, is het gebruik van veel dialo- gen aan te raden. In deze dialogen kun je veel omschrijven zonder het ook te moeten tonen. Freddie Francis die de regie voerde van The Skull wist van deze regel omdat hij al

5 In zijn autobiografie Past Forgetting schrijft Cushing: “Other things I have learnt how to do in the line of duty include snooker for The Skull, my Steve Davis contestant being Christopher Lee, who came to a sticky end on the green baize amongst an assortment of colored balls. I’d turned rather beastly and hit him over the head with something hard. The reason for this caddish trick eludes me, but I don’t think it was because I was losing the frame.” robert bloch 107 enkele lowbudgetfilms had afgeleverd. Maar laat hem dit nu voor The Skull helemaal vergeten zijn, nergens zie je aan deze film enige beperking van de middelen.

HET VERHAAL: Dr. Christopher Maitland verzamelt occulte arte- facten waarop hij wetenschappelijke proeven doet. Op openbare verkopen is zijn vriend en collega Sir Matthew Phillips zijn grootste rivaal. De dubieuze Anthony Marco biedt hem op regelmatige basis uitgelezen rariteiten aan. Nu komt hij aanzetten met een boek over het leven van de Markies de Sade, het is ingebonden in mensen- huid en Maitland koopt het onmiddellijk. De volgende avond biedt Marco voor een behoorlijk hoge prijs ook de schedel van de markies aan, schedel die in de achttiende eeuw door grafschenners gestolen werd. Om zich echter van de echtheid te overtuigen contacteert hij Phillips. Deze zegt dat de echtheid gegarandeerd is omdat de schedel korte tijd geleden van hem gestolen is. Hij waarschuwt zijn vriend dat hij wat blij is dat de schedel weg is, omdat er een kwalijke macht van uitgaat. Maar Maitland kan niet aan de verleiding weerstaan en gaat Marco opzoeken, hij vindt hem echter met doorgebeten keel en bij het verlaten van het huis neemt hij de schedel mee. Dan volgen de gebeurtenissen zich op en tot zijn spijt moet Maitland erkennen dat de waarschuwingen gerechtvaardigd waren, maar…

De erfgenamen van Donatien Alphonse François de Sade dienden in Frankrijk een aanklacht in tegen het gebruik van zijn naam op het publiciteitsmateriaal, de film kreeg in Frankrijk namelijk de titel Les forfaits du Marquis de Sade mee. De veranderingen op de affi- ches en de slagzinnen in de lobby van de cinema’s werden op het allerlaatste moment overgeplakt met de nieuwe titel Le crâne malé- fique. Pas toen kon de film worden uitgebracht in Frankrijk.

Vervolgens kreeg Bloch de opdracht om nog enkele scenario’s te leveren. Het eerste was Psychopath waarin Bloch weer eens de motieven van een psychopathische moordenaar onderzoekt. Dat werd gevolgd door , een misdaadverhaal met moor- dende honingbijen. Blochs scenario was een adaptatie van H.F. Heard’s roman A Taste for Honey. 108 duister verleden 2

THE PSYCHOPATH (1966) Amicus Productions REGIE: Freddie Francis SCENARIO: Robert Bloch MET: Patrick Wymark, Margaret Johnson, John Standing, Alexander Knox

De advocaat Reinhardt Klermer wordt brutaal vermoord in een steegje, wanneer hij met zijn viool onderweg is naar zijn weke- lijkse afspraak met drie Duitse vrienden voor een avondje kamer- muziek. Inspecteur Holloway stelt vast dat een auto enkele malen over hem heen ging. Hij begint zijn onderzoek bij de zakenman op rust, Frank Saville, de gastheer van de muziekavonden. Ook Savil- les mooie dochter Louise en haar arme Amerikaanse vriendje die ze net vijf weken kent, de student Donald Loftis, komen aan de beurt. Vervolgens breidt hij zijn onderzoek uit naar nog twee leden van de kamermuziekgroep: de beeldhouwer Victor Ledoux en diplomaat Martin Roth. Klermer was de advocaat van de verbitterde, geschifte, aan haar rolstoel gebonden weduwe Ilse von Sturm, een poppenmaakster, robert bloch 109 van wie het huis is gevuld met poppen waar ze regelmatig tegen praat alsof het haar kinderen waren. Ilses echtgenoot was een industrieel die twintig jaar geleden in Duitsland zelfmoord pleegde nadat hij was beschuldigd van oor- logsmisdaden – namelijk gebruik te hebben gemaakt van slaven- arbeiders – door de muzikanten van het kamerorkest, die allen lid waren van de onderzoekscommissie die hem verplichtte alle ver- worven goederen te overhandigen aan de rechtbank van de Gealli- eerden. Hierop vertrok de weduwe naar Engeland, waar ze Klermer inhuurde om alles terug te eisen wat in beslag werd genomen. Bij haar woont ook de vreemde, neurotische Mark, haar zoon, die als nachtwaker werkt op een scheepswerf. Wanneer de drie andere muzikanten eveneens brutaal worden vermoord, elk met een op hen gelijkende pop naast hun lichaam, onderzoekt de politie uiteraard wraak als moordmotief en onder- vraagt Ilse en haar zoon. Mark reageert woedend en is dan plotse- ling verdwenen. Alles eindigt met een dode Mark die als een pop wordt bewaard in de werkkamer van zijn geschifte moeder. De kracht van ligt niet in het raadsel, maar in de heimelijke atmosfeer en de excentrieke personages, die perfect werden gecast en begeleid door regisseur Freddie Francis en door het schitterende camerawerk van John Wilcox.

THE DEADLY BEES (1966) Amicas Productions REGIE: Freddie Francis SCENARIO: Robert Bloch, Anthony Marriott naar de roman A Taste for Honey van H.F. Heard MET: Suzanna Leigh, Frank Finley, Guy Doleman, Catharine Finn

Na een zenuwinzinking houdt zange- res Vicki Robbins, op aanraden van haar dokter, vakantie op een afge- legen eiland waar ze verblijft in het 110 duister verleden 2 pension van Ralph Hargrove. Omdat dit buiten het vakantieseizoen gebeurt, is ze de enige gaste. Naast Ralph en zijn echtgenote is er nog Doris Hawkins die allerlei werkjes opknapt. Ralph is een erg geslo- ten man en voelt zich alleen maar prettig wanneer hij zich bezig kan houden met zijn bijen. Op een dag ziet Vicki dat het paard op stal diverse zeldzame wonden vertoont, kort daarop wordt de hond doodgestoken door bijen, wat als een ongelukje wordt afgedaan. Maar wanneer mevrouw Hargrove door bijen wordt gedood, wordt er een onderzoek ingesteld, maar ook deze leiden naar dood door ongeval. Manfred, een buurman, eveneens een imker, vermoedt dat Ralph moordbijen heeft gekweekt die hij gerichte aanvallen kan laten uitvoeren. Hij moedigt Vicki aan om alle vreemde gebeurte- nissen te melden, maar blijkbaar houdt iemand hen in het oog en kort daarop wordt ook zij door bijen aangevallen, maar…

Ook in 1966 is er El Muñeco in de vijfenvijftig minuten durende aflevering van de serie Historias para no dormir waarvoor Bloch het scenario schrijft samen met Narciso Inbañez Serrador, naar een verhaal van Henry James. Het verhaal speelt in Londen in 1934 en vertelt over een jong meisje met problemen. Haar oom heeft die problemen herkend en vertelt haar vader dat het kind bezeten is door de geest van haar eerste gouvernante. Dan is er ook nog Night Train from Chicago in de tv-serie Run for Your Life van Roncom Films waarvoor hij het scenario schrijft naar een verhaal van . Origineel werk mag hij dan weer leveren voor de tv-serie I Spy.

THERE WAS A LITTLE GIRL 3 F Productions TV-SERIE I Spy (6 april 1966) REGIE: John Rich SCENARIO: Stephen Kandel MET: Robert Culp, Bill Cosby, Mary Jane Saunders

Kelly en Scott moeten babysitten bij een verwend nest, de tiener- dochter van een Amerikaanse ‘VVVIP’ terwijl ze vakantie houdt robert bloch 111 in Taxco, Mexico. De vervelende en eerder vermoeiende opdracht verandert wanneer het meisje een traditioneel masker koopt, dat sommige andere partijen graag willen hebben en wel ten koste van alles.

Hoera, ook de makers van Star Trek trekken bij hem aan de bel. En einde 1966 is er de eerste aflevering. Ze bestellen er nog twee voor het daarop volgende jaar. The Girl from U.N.C.L.E. komt aankloppen en hij schrijft voor hen de aflevering The Fountain of Youth Affair.

WHAT ARE LITTLE GIRLS MADE OF? Desilu Productions TV-SERIE Star Trek (20 oktober 1966) REGIE: James Goldstone SCENARIO: Robert Bloch in de saga van Gene Roddenberry MET: William Shatner, , Michael Strong, Majell Barrett

Dit is de zevende episode van het eerste seizoen en zoals je ze later allemaal hebt leren kennen, zijn daar: Captain Kirk, Spock, Uhura, Scotty, Sulu en Nurse Chapel. Nurse Chapel, de oude vlam van Dr. Roger Korby, laat zich samen met Captain Kirk ‘beamen’ naar een afgelegen planeet waarvan ze denken dat die vreedzaam is en waar Dr. Korby er samenleeft met de bewoners. Maar Korby heeft andere ideeën en verplicht Kirk een kloon van zichzelf te maken zodat Korby de controle over de Enterprise krijgt. Een aflevering die men niet licht vergeet, vooral om het fascine- rende en geweldige einde waarin je ontdekt wie Dr. Korby eigenlijk is. Een historische aflevering van Star Trek zonder het optreden van Sulu en Scotty.

THE FOUNTAIN OF YOUTH AFFAIR Arena Productions/MGM Television TV-SERIE The Girl from U.N.C.L.E. (7 februari 1967) REGIE: E. Darrell Hellenbeck 112 duister verleden 2

SCENARIO: Richard de Roy naar Robert Bloch in de saga van Sam Rolfe MET: Stefanie Powers, Noel Harrison, Leo G. Carroll, Gena Rowlands

April en Mark infiltreren in een verjongingskliniek op Reuven Eiland in Scandinavië. Een barones chanteert daar de vrouwen van topambtenaren en verplicht hen voor de injecties te betalen met geheime documenten.

CATSPAW Desilu Productions TV-SERIE Star Trek (27 oktober 1967) REGIE: Joseph Pevney SCENARIO: Robert Bloch in de saga van Gene Roddenberry MET: William Shatner, Leonard Nimoy, Deforest Kelley, Antoinette Bower, Theodore Marcuse

Dit is de zevende episode van het tweede seizoen en het is een van de meest excentrieke en vreemde Star Trek-afleveringen. De Enter- prise landt op een planeet die eruitziet alsof iemand er een Hal- loween feest heeft opgezet. Natuurlijk is het niet zo. De verantwoordelijken daarvoor zijn Sylvia en Korob, een stel erg sterke wezens. De eerste maal dat je Korob ziet, wordt hij verge- zeld door een zwarte kat, maar de kat verandert al vlug van vorm en wordt Sylvia, die erg veel lijkt op een ouder geworden speelmeisje en er ook de maniertjes van heeft. Niet het beste van Bloch, maar ook grote schrijvers hebben soms een dipje.

WOLF IN THE FOLD Desilu Productions TV-SERIE Star Trek (22 december 1967) REGIE: Joseph Pevney SCENARIO: Robert Bloch in de saga van Gene Roddenberry MET: William Shatner, Leonard Nimoy, Deforest Kelley, James Doohan, robert bloch 113

Met vakantie op de planeet Argelius II zien Dr. McCoy en Captain Kirk hun vriend Chief Engineer Scotty beschuldigd worden van moord op een exotische danseres in een nachtclub. Scotty heeft ech- ter geen enkele herinnering aan het incident, hoewel hij naast het meisje stond met een bebloed mes in de hand. Voor Mr. Hengist, het hoogste gerechtelijke gezag op de planeet, is het zo klaar als een klontje, maar Jaris, de bevelhebber van de planeet wil dat zijn vrouw een seance houdt om zo de moordenaar te ontdekken. Wat dacht je, Scotty wordt aangewezen. Kirk stelt voor dat ze allemaal naar de Enterprise gaan waar ze de computer kunnen vragen of Scotty liegt en wie de ware schuldige is. Een variatie op het verhaal van Jack the Ripper.

Een maand voor de vertoning van voorgaande aflevering op tele- visie, stond het Engelse publiek aan te schuiven voor de nieuwste horrorfilm van Freddie Francis.

TORTURE GARDEN (1967) Amicus Productions/Columbia Pictures REGIE: Freddie Francis SCENARIO: Robert Bloch MET: Jack Palance, Burgess Meredith, Peter Cushing, Beverly Adams, Maurice Denham, Barbara Ewing, John Standing

De film is een anthologie met een overkoepelend frame waarin vier verhalen zijn verpakt: The Man Who collected Poe, Terror Over Hol- lywood, Mr. Steinway (verscheen in Fantastic in april 1954) en Enoch (verscheen in Weird Tales september 1946).

Dr. Diabolo, een griezelig circus mysticus, geeft een speciale show na zijn gewone uren voor vijf goed betalende klanten die hij heeft beloofd hun meest verborgen verlangens aan het licht te brengen. En plotseling zitten we in vier verhalen die de horrorfanaten best kunnen smaken. Het eerste verhaal is ‘Enoch’, daarin denkt Colvin Williams erover zijn tengere oude oom te vermoorden, om zodoende de hand 114 duister verleden 2

te kunnen leggen op diens fortuin. Maar de telepathische kat van zijn oom gebruikt Williams enkel om zijn stock van menselijke hoofden aan te vullen, die zijn dagelijkse maaltijd vormen. Het tweede verhaal is ‘Terror over Hollywood’ waarin de hope- loos slechte actrice Carla het ver- schrikkelijke geheim ontdekt van haar favoriete acteur die blijkbaar voor eeuwig jong blijft. Dr. Heim heeft van hem een levende metalen automaat gemaakt, die verborgen is onder een vlezige buitenkant. Het- zelfde overkomt Carla, en de niet ouder wordende filmster wordt bij een première begroet door een fan met de woorden “Isn’t she a beauti- ful, a living doll!’’ In ‘Mr Steinway’ krijgt Carla’s vriendin Dorothy de opdracht om een interview af te nemen van een pianovirtuoos. De beroemde pianist Leo Steinway is echter bezeten door de boosaardige geest van zijn overle- den moeder. Wanneer Dorothy het ongeluk heeft om verliefd te worden op Leo is het zijn piano die haar naar het raam drijft, waaruit ze naar haar dood valt. Het laatste en ook het sterkste deel is ‘The Man Who Collected Poe’, waarin een verwoed verzamelaar, Ronald Wyatt, een andere verzamelaar, Lancelot Canning, vermoordt omdat deze weigert hem zijn Poe verzameling van boeken en memorabilia te tonen, en dan tot de vaststelling komt dat het om Edgar Allan Poe zelf gaat. robert bloch 115

Waar Bloch het allemaal vandaan bleef halen mag Joost weten, maar de producenten hadden uiteraard heel wat keuze en ook in 1968 werd een verhaal dat hij publiceerde in 1963 gebruikt voor een episode van de tv-serie Journey to the Unknown. Datzelfde originele verhaal The Indian Spirit Guide werd nog eens gebruikt voor de uit twee delen bestaande speelfilm Journey to Midnight, samen met een andere aflevering, Poor Butterfly, die geschreven werd door William Abney. Ook schreef Bloch het scenario voor Girl of my Dreams naar .

THE INDIAN SPIRIT GUIDE Hammer Film Productions TV-SERIE Journey to the Unknown (10 oktober 1968) REGIE: Roy Ward Baker SCENARIO: Robert Bloch MET: Julie Harris, Tom Adams, Tracy Reed, Marne Maitland

De rijke weduwe Leona Gillings huurt de privéonderzoeker Jerry Crown in, hij moet voor haar uitvinden wie de bedriegers zijn in het wereldje van de mediums, zodat ze deze kan uitschakelen in haar pogingen om in contact te komen met haar overleden echtgenoot. Nadat hij enkele charlatans heeft ontdekt, zet Crown valse sean- ces op, waarvoor hij goed wordt betaald en ook het volledig vertrou- wen geniet van de weduwe. Leona die zich steeds meer afhankelijk maakte van Jerry wil nu zelfs met hem trouwen. Voor het huwelijk echter plaats zal grijpen, krijgt Leona een brief van een helderziende waarin die schrijft dat ze contact heeft met haar overleden man langs haar Indiaanse geestelijk gids. Crown gaat tegen zijn zin mee met Leona naar deze voor hem ultieme seance. De geest verschijnt en waarschuwt Leona op te letten voor de hebzucht van haar ver- loofde. Als Crown probeert te bewijzen dat alles nep was, komt hij tot de vaststelling dat de andere wereld heel wat krachten bezit. 116 duister verleden 2

GIRL OF MY DREAMS Hammer Film Productions TV-SERIE Journey to the Unkown (26 december 1968) REGIE: Peter Sasdy SCENARIO: Robert Bloch, Michael J. Bird naar een verhaal van Richard Matheson MET: Michael Callen, Zena Walker, Justine Lord

Dit is het verhaal van een vrouw die toekomstige tragedies kan voorspellen en haar vriend die hier dankbaar gebruik van maakt. Samen verkopen ze de informatie die de vrouw in haar dromen ont- vangt aan de betrokkenen. Een brutaal en lelijk verhaal dat nauwe- lijks wordt verguld door de nachtmerrie aan het einde.

Zijn de filmheren Bloch een beetje beu? Is de horrormarkt op zoek naar wat nieuws? In ieder geval is er in 1969 en 1970 geen Bloch te zien op zowel het kleine als het grote scherm. Bloch is daarnaast echter ook nog druk bezig in de uitgevers- wereld. Hij heeft tijd gemaakt om een aantal anthologieën met zijn verhalen samen te stellen en publiceert The Star Stalker (1968), een gevoelige mainstream roman over makers van stille films die uit de filmindustrie worden gedwongen, het eerste deel van een geplande trilogie over Hollywood. Het werd een flop en de volgende delen kwamen er niet. Maar het kan ook aan de presentatie hebben gele- gen, want wie zet er nu een pin-up op een verhaal als dit. Bloch schrijft een andere mainstream roman The Todd Dossier (1969), een thriller over haantjes in de big business, daarvoor gebruikt hij ech- ter het pseudoniem Collier Young. Het is een roman over een hart- transplantatie (de eerste werd uitgevoerd op 3 december 1967 in het Groote Schuur Ziekenhuis in Kaapstad door een team onder leiding van dokter Christiaan Barnard) om het leven van een van de rijkste mannen ter wereld te redden. De roman heeft echter een sinistere achtergrond en er wordt wel eens gefluisterd dat model stond voor Hollis Todd, “a flamboyant and dynamic multi- millionaire who possesses everything in the world, except a good heart”. Natuurlijk was Collier Young een pseudoniem voor Bloch, maar Collier Young was ook een schrijver-producent (echtgenoot robert bloch 117 van opeenvolgend en Joan Fontaine) die het als literair agent probeerde en aan de basis lag van deze roman, die oorspron- kelijk in 1968 een filmproject was voor Cinema Center Films en geschreven werd door Young, John Gregory Dunne en John Didion. Er werd toen aangekondigd dat de laatste twee het scenario zouden schrijven (hun eerste) en een paar maanden later was Bloch inge- huurd om hun werk om te zetten in een roman. De film werd nooit gemaakt en Young heeft bereikt dat het boek zijn naam meekreeg, maar de centen gingen naar Bloch. In deze periode publiceert Bloch ook nog drie romans die onder te brengen zijn bij een onderafdeling van de maatschappelijke sciencefiction (dystopische romans): Day & This Crowded Earth (1968), Sneak Preview (1971) en de humoristische fantasy It’s All in Your Mind (1971). Voor dat laatste boek zou de uitgever een gevangenisstraf moeten krijgen, zo slecht was de cover. Al deze titels waren ofwel eerdere romans in een nieuw jurkje gestoken ofwel herschreven novellen die Bloch had gepubliceerd in magazi- nes in het midden van de jaren vijftig. De twee volgende romans hebben een psychopathische killer als onderwerp, maar Bloch heeft een nieuwe invalshoek gevonden. In Night-World komen we de moordenaar pas tegen aan het einde en spitst het verhaal zich toe op een van de slachtoffers. MGM wilde er graag een film van maken en er werd zelfs een scenario geschreven, maar het plan viel in duigen toen het slecht ging met MGM. Maar op 22 februari 1971 wordt het Verenigd Koninkrijk over- vallen door The House That Dripped Blood, een film, een antholo- gie. Nog datzelfde jaar schrijft hij mee aan een aflevering van de tv-serie Night Gallery.

THE HOUSE THAT DRIPPED BLOOD Amicus Productions REGIE: Peter Duffell SCENARIO: Robert Bloch MET: Christopher Lee, Peter Cushing, Nyree Dawn Porter, Denholm Elliot, John Pertwee, Joanna Dunham, Joss Ackland, John Bennett 118 duister verleden 2

Kort nadat filmster Paul Henderson een oud landhuis huurde, verdween hij op mysterieuze wijze en inspecteur Hollo- way van Scotland Yard moet de zaak onderzoeken. Op het lokale politiebu- reau krijgt hij al wat geschiedenis van het huis mee. Dan contacteert hij de make- laar die voor de verhuring instaat en deze vertelt Holloway alles over de vorige huurders. In ‘Method For Murder’ huurt een broodschrijver van horrorverhalen het huis en gaat er wonen met zijn vrouw. Maar regelmatig wordt hij in zijn nachtmerries bezocht door Domi- nic, de moordende psychopathische hoofdfiguur uit zijn laatst ver- schenen roman. Dat geeft zijn vrouw de mogelijkheid om zich van hem te ontdoen. ‘Waxworks’ dat verscheen in januari 1939 in Weird Tales en al eens werd gebruikt voor een aflevering van de tv-serieThriller (8 januari 1962), vertelt het verhaal van twee vrienden die bezeten raken van een macaber wassenbeeldenmuseum dat een model van een vrouw bevat die beiden hebben gekend. ‘Sweets to the Sweet’ is het verhaal van een privéleraar die ver- stoord is over de koude en brutale wijze waarop een weduwnaar zijn jonge dochter behandelt – hij verbiedt haar zelfs om een pop te heb- ben. Maar heeft dat misschien een reden? ‘The Cloak’, dat verscheen in 1939, is dan weer het verhaal van Paul Henderson, een acteur in horrorfilms, die in het huis komt wonen terwijl hij optreedt in een vampierenfilm die nabij het huis wordt opgenomen. Hij koopt een zwarte cape van een geheimzin- nige handelaar om die te gebruiken voor zijn rol. De cape blijkt vreemde krachten te hebben, iets wat Pauls medespeelster al erg vlug ontdekt. robert bloch 119

THE DIFFERENT ONES/TELL DAVID…/LOGODA’S HEADS Universal TV TV-SERIE Night Gallery (29 december 1971) REGIE: Jeff Corey, John Meredyth Lucas, Janot Szwarc SCENARIO: Robert Bloch naar het verhaal Logoda’s Heads uit 1939 van August Derleth. Gerald Sanford en verzorgen de andere verhalen, waarvan er een Tell David van Penelope Wallace is. MET: , Sandra Dee, Patrick Macnee, Monica Lewis

In een voorstad, in een verre toekomst, bereidt Paul Koch zijn zeventienjarige zoon, Victor, voor op een toekomst ver van huis. De jongen heeft een aangeboren misvorming en is daardoor de spot van de hele buurt. Koch zoekt nu een plaats waar Victor kan leven met anderen zoals hij, maar van regeringszijde komt er geen hulp, die stellen hem enkel euthanasie voor. Uiteindelijk zendt Koch zijn zoon naar een andere planeet, waar hij meer zal worden geaccep- teerd. Rod Serling zei ooit in een interview over ‘The Different Ones’ dat het erg goed leek op papier maar wat er uiteindelijk op het scherm kwam “was a piece of shit”. ‘Logoda’s Heads’ (verscheen eerder onder de titel Lord of Evil) is een van die verhalen die vertellen over de botsing tussen Britse kolonialen en een medicijnman, die de hoofden van zijn overwon- nen vijanden krimpt. Op een dag arriveert majoor Crosby in een Afrikaans dorp en Crosby vraagt om Logoda te zien. Bij hem is Henley, die op zoek is naar zijn broer, een antropoloog die verdween tijdens een expeditie enkele maanden daarvoor. Logoda heeft net een nieuw hoofd aan zijn verzameling toegevoegd. Henley is er zeker van dat het om zijn broer gaat, maar Crosby wil geen ruzie met Logoda die blijkbaar veel macht heeft in dit deel van het land. Het derde verhaal ‘Tell David’ heeft Ann Bolt als hoofdperso- nage. Ann loopt na de zoveelste jaloerse ruzie weg van haar man, Tony, en rijdt tijdens een storm verloren. Ze rijdt naar het eerste huis dat ze ziet en parkeert haar auto in de garage. Er is een sta- len deur en een intercom. Wanneer een vrouw de intercom beant- woordt, krijgt Ann instructies hoe ze naar binnen kan. Het huis is vol met vreemde futuristische dingen en de vrouw, Pat Blessington, 120 duister verleden 2 begroet haar. Ze vertelt dat haar echtgenoot, David, bezig is met de koffie. Wanneer Ann vraagt om de telefoon, neemt Pat haar video- foon en Ann tikt aarzelend haar nummer in. Ze krijgt de bezettoon, Pat zegt dat ze altijd opnieuw kan bellen…

ASYLUM (1972) Amicus Productions REGIE: Roy Ward Baker SCENARIO: Robert Bloch MET: Peter Cushing, Britt Ekland, Herbert Lom, Patrick Magee, Charlotte Rampling, Richard Todd

De raamvertelling is dat een jonge psy- chiater, Dr. Martin, mentaal gehandi- capten interviewt als proef om een vaste aanstelling te krijgen. De directeur, Dr. Rutherford, wil dat hij ontdekt wie van hen Dr. Starr is, de voormalige directeur van het instituut die een zenuwin- zinking kreeg en van directeur tot patiënt werd. Dr. Martin bezoekt vier patiënten in hun eenzame opsluiting, nadat de bewaker Max Reynolds hem heeft binnengeleid in de gesloten afdeling. In ‘Frozen Fear’ vertelt Bonnie over de moord op Ruth, een erg rijke erfgename en vrouw van haar minnaar Walter. Ruth was erg possessief en hield zich bezig met voodoo. Dit leidde tot verschrik- kelijke gevolgen nadat Ruths lijk in stukken werd gehakt en inge- pakt in verschillende pakketten. In ‘The Weird Tailor’ vertelt Bruno hoe de armoede hem ertoe bracht om het ongewone pak van een mysterieuze, glinsterende stof te snijden voor Mr. Smith, een pak dat alles tot leven kan brengen, zelfs de dood. Nadat hij te weten komt waarvoor het pak zal dienen doodt Bruno zijn opdrachtge- ver ongelukkigerwijze in een handgemeen. Hij neemt het pak terug mee naar huis. Zijn vrouw Anna kleedt de etalagepop ermee en nu worden de echte krachten van het pak duidelijk. De uitbundige Barbara vertelt in ‘Lucy Comes to Stay’ aan Mar- tin dat ze al eens was opgesloten in een krankzinnigengesticht. robert bloch 121

Nadat ze daar ontslagen was, werd ze thuis goed in het oog gehou- den door haar broer George en de verpleegster, Miss Higgins. Dit eerder frustrerende bestaan wordt een beetje opgelicht wanneer haar ietwat ongure vriendin Lucy op bezoek komt. In ‘Mannikins of Horror’ interviewt Martin ene Dr. Byron, die de directeur van het gesticht niet in het hart draagt. Byron vertelt dat hij werkt aan zielsverhuizing met een kleine robot waarvan het hoofd veel lijkt op het zijne en hij toont Martin enkele vroegere modellen. Byron wil zijn robot tot leven brengen. Hij legt uit dat het binnenste van de robot organisch is, een miniatuurversie van zijn eigen ingewanden. Na het interview gaat Martin verslag uitbrengen. In de epiloog zien we hoe Byron zijn robot tot leven brengt; de robot vindt zijn weg naar het kantoor van Rutherford en doodt hem met een scalpel. Martin vernielt de robot, wat ook de dood van Dr. Byron tot gevolg heeft en zoekt dan hulp. De ware identiteit van Dr. Starr wordt vervolgens onthuld, het is de bewaker Max Reynolds, die enkele dagen voordien de echte Reynolds vermoordde. Hij ver- moordt ook Martin. Enige tijd later dient er zich een nieuwe kandidaat aan voor de baan en hij wordt ontvangen door Dr. Starr, die hem rondleidt in de instelling.

HOUSE OF EVIL William Castle Productions TV-SERIE Ghost Story (10 november 1972) REGIE: Daryl SCENARIO: Robert Bloch in de saga van Richard Matheson MET: Sebastian Cabot, Melvyn Douglas, Mildred Dunnock, Richard Mulligan, Jodie Foster, Brad Savage

Grandpa komt op bezoek en brengt twee geschenken mee voor zijn kleindochter, Judy, die doofstom is. Het ene geschenk is een poppen- huis dat een spiegelbeeld is van het huis waarin Judy en haar familie leven, het andere geschenk is dat ze zijn gedachten kan horen. Maar dat Grandpa hiermee een bedoeling heeft kan je aanvoelen met je 122 duister verleden 2 grote teen. Het wordt een strijd tussen Grandpa die het gezin wil vernietigen en Judy die het wil redden.

In die periode begint ook de samenwerking met regisseur voor twee tv-films. De eerste is The Cat Creature (1973) die begon als een soort bijdetijdse versie van de erg sterke psycholo- gische horrorfilm Cat People van . Bloch zag dat echter niet zitten – in zijn autobiografie zegt hij duidelijk dat de remake van 1982 hem gelijk gaf. In plaats daarvan opteerde Bloch voor een meer bizar verhaal, met mummies, katgodinnen, reïncarnatie en moord.

THE CAT CREATURE (1973) Douglas S. Cramer Company REGIE: Curtis Harrington SCENARIO: Robert Bloch geholpen door tv-producenten Douglas S. Cramer en Wilfred Lloyd Baumes MET: Meredith Baxter, Gale Sondergaard, David Hedison, John Carradine, , Peter Lorre Jr.

Een man overlijdt en in zijn nalatenschap bevindt zich ook een mummie. Wanneer iemand de amulet van de mummie steelt, breekt de hel los. Iedereen die met de amulet in aanraking komt, sterft een vreselijke dood in de handen van iets wat op een kat lijkt. Het is pas wanneer iemand niet blijkt te zijn wat je dacht – maar dat is al voorbij de helft van de film – dat deze tv-film werkelijk begint, maar dat maakt alles goed. De film verdient meer dan de vergetelheid waar hij zich nu in wentelt.

1974 brengt de psychologische horror roman , die een fictieve benade- ring is van de H.H. Holmes-moorden; Hol- mes die in het boek trouwens is omgedoopt tot G. Gordon Gregg. robert bloch 123

Het verhaal volgt de maniakale chirurg Gregg, die het op mooie jonge vrouwen heeft voorzien, hen in zijn op een labyrint lijkend kasteel lokt en hen dan vermoordt op de meest pijnloos mogelijke manier. Een ambitieuze journaliste, Crystal, verdenkt Gregg ech- ter, maar de zaken worden bemoeilijkt omdat zij zich aangetrokken voelt tot Gregg en dat gevoel is wederzijds. Bloch schreef ook een essay waarin hij het heeft over zijn opzoe- kingen voor de roman, Dr Holmes’ Murder Castle (Reader’s Digest Tales of the Uncanny, 1977), herdrukt in Crimes and Punishments: The Lost Bloch. Op 6 november 1974 wordt The Trunk Murders vertoond op tele- visie.

THE TRUNK MURDERS Quin Martin Productions TV-SERIE The Manhunter (6 november 1974) REGIE: Allen Reisner SCENARIO: Robert Bloch MET: , Sorrell Booke, Celeste Holm, Patty McCormack

De dood van een vriend in een vreselijke steekpartij leidt Dave ach- ter de schermen van een theatergezelschap dat in onderlinge ver- deeldheid leeft, omdat de leading lady probeert ten koste van alles haar tanende carrière te redden. Dave zoekt een verband tussen de koffer waarin het lijk was gevonden, een toneeldolk en enkele juwe- lendiefstallen waarbij de temperamentvolle diva en haar aantrek- kelijke hulpje betrokken zijn.

De tweede samenwerking tussen Bloch en Harrington wordt de televisiefilmThe Dead Dont’t Die, gebaseerd op een pulpnovelle van Bloch. 124 duister verleden 2

THE DEAD DON’T DIE (1975) Douglas S. Cramer Company REGIE: Curtis Harrington SCENARIO: Robert Bloch MET: George Hamilton, Linda Christal, Joan Blondell, Ralph Meeker, Reggie Nalder, Ray Milland

De film begint in de Illinois State Peniten- tiary waar Ralph Drake wacht op de uit- voering van zijn doodsstraf voor de moord op zijn vrouw. Ralph heeft zijn broer Don gevraagd om de echte moordenaar te vinden. Don Drake loopt nu de trottoirs van Chicago af op zoek naar antwoorden na de onterechte executie van zijn broer. Zijn onder- zoek brengt hem in de donkerste hoeken en gaten, zelfs meer sinis- ter dan de gangsterbendes waarin hij infiltreert, maar ze leiden hem wel naar de plek van een diabolische wetenschapper, Varek, die het plan heeft de hele stad over te nemen met zijn leger van levende doden. De noir atmosfeer van het Chicago van de jaren dertig is perfect weergegeven en enkele griezelige monsters en evenveel schrikmo- menten maken deze tv-film genietbaar.

In 1976 bewerkt Bloch een verhaal van H.G. Wells voor de tv-serie Gemini Man.

MINOTAUR Harve Bennett Productions TV-SERIE Gemini Man (30 september 1976) REGIE: Alan J. Levi SCENARIO: Robert Bloch, Frank Telford, Robert F. O’Neill naar het boek Invisible Man van H.G. Wells MET: Ben Murphy, William Sylvester, Katherine Crawford, Michael J. London robert bloch 125

De wetenschapper Carl Victor werkt bij Intersect dat illegaal rege- ringsgeld gebruikt om een wapen te ontwerpen dat het einde van de wereld kan inluiden. Wanneer het wordt ontdekt, wordt Victor ontslagen maar slaagt erin om de robot mee te nemen, waarvan hij de destructieve kracht wil gebruiken om de regering te chanteren.

In 1977 vraagt zijn Duitse uitgever Bertelsmann hem om het ver- haal ‘The Man Who Looked Like Napoleon’, dat in oktober 1961 verscheen in Ellery Queen’s Mystery Magazine. Het wordt onderdeel van een anthologiefilm.

SANFTER SCHRECKEN (1977) Bertelsmann-Fernseeproduction voor ZDF REGIE: Alfred Weidenmann SCENARIO: Robert Bloch, Stanley Ellin, Henry Slesar, Jack Sharkey MET: Wolf Roth, Johanna von Koczian, Klaus Schwarzkoff, Detlev Eckstein, O.E. Hasse

Vier verhalen waar ‘Der Tag der Inrichtung’ van Henry Slesar het eerste van is. Openbaar aanklager Curtelin is jong en dynamisch en heeft net een eerste succes geboekt in zijn veelbelovende carrière. Zijn indrukwekkend pleidooi heeft ervoor gezorgd dat de beklaagde ter dood werd veroordeeld. Maar op de dag van de terechtstelling bekent een oude man dat hij de dader is… Verhaal twee, ‘Specialität des Hauses’, is van Stanley Ellin. Hoofdpersonage Sbirro runt een mysterieus restaurant, waar maar één gerecht op de kaart staat. Maar niemand kan achterhalen wat de herkomst is van deze huisspecialiteit. Dan is er ook nog het feit dat zeer weinig mensen van het bestaan van het restaurant afweten. Ook van Sbirro weet niemand iets. Een man met de naam Laffler wordt die keuken echter noodlottig. Verhaal drie, ‘Der zweite Napoleon’, werd geschreven door Robert Bloch. Bloch berijdt weer eens zijn stokpaardje, met Braumüller die denkt dat hij Napoleon is en daarom in psychiatrische behandeling is. Het spreekuur met zijn arts brengt weinig baat, want Braumüller wil niet dat het drama van Waterloo zich herhaalt. 126 duister verleden 2

Jack Sharkey stond in voor het vierde verhaal ‘Tödliches Blau’. In dit segment wil Lord Sherwood zich ontdoen van zijn echtgenote. Maar omdat hij daar zijn handen niet aan vuil wil maken, zoekt hij iemand die de moord voor hem wil opknappen. Wanneer hij die heeft gevonden, probeert hij hem aan de rand van de waanzin te brengen, zodat hij de moord uitvoert zoals hij het wenst.

THREE DANGEROUS LADIES (1977) Highgate Pictures REGIE en SCENARIO: (‘Mrs. Amworth’ een verhaal van E.F. Benson), Robert Fuest (‘The Island’ een verhaal van L.P. Hartley) Don Thompson (‘The Mannikin’ een verhaal van Robert Bloch) MET: Keir Dullea, Ronee Blakley, Graham Crowden, Ed Deveraux, John Hurt, Glynis Johns

Zoals je uit het bovenstaande al kon opmaken werd dit een hor- rortrilogie. ‘Mrs Amworth’ werd voor de eerste maal uitgezonden in 1975 als pilootfilm voor de Canadese tv-serie Classic, Dark and Dangerous; deze serie bestond in het geheel uit zes films, de andere verhalen waren ‘The Silver Blaze’ (Arthur Conan Doyle), ‘The Rocking Horse Winner’ (D.H. Lawrence), ‘The Ugly Little Boy’ () en zoals je al verwachtte, ook ‘The Island’ en ‘The Mannikin’ maakten deel uit van de serie. De volledige reeks werd vanaf 20 januari 1977 zes weken na elkaar uitgezonden op de Cana- dese televisie.

Verhaal een: Mrs. Amworth pikt de jongeman Benson en haar neef David op aan de bushalte. Tijdens de rit vertelt ze over de epidemie die het stadje in zijn greep heeft. Wanneer ze hen op hun bestem- robert bloch 127 ming afzet, vraagt ze of David niet vergeten is dat ze die avond een tuinfeest geeft. Dan gaat ze naar het kerkhof en legt bloemen neer aan het graf van Elizabeth Chaston die stierf in 1644. Dat heeft een toeschouwer gezien, Urcombe. Op het tuinfeest gaan vele van de gesprekken over de epidemie, maar Mrs. Amworth probeert ze steeds in een andere richting te krijgen. De lokale dokter, Ross, poneert de theorie dat de epidemie waarschijnlijk wordt veroorzaakt door muskieten. Hij heeft in Lon- den aan een specialist om advies gevraagd. Later ontdekken we dat de eerste symptomen op bloedarmoede wijzen, maar de gewone remedies helpen niet. En dan wordt David gestoken door een mus- kiet… ‘The Island’ is het macabere verhaal van een jonge Engelse offi- cier tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij gaat op bezoek in een afge- legen landhuis om er zijn affaire met de mooie eigenares voort te zetten, maar hij vindt haar echtgenoot thuis… ‘The Mannikin’ vertelt het verhaal van een mooie zangeres die terugkeert naar huis in de hoop er verlichting te vinden voor haar alsmaar terugkerende rugpijnen. Wat dacht je, zo simpel kan het niet zijn bij Bloch, de vrouw vindt enkel mysterieuze rituelen en demonische bezetenheid.

THE RETURN OF CAPTAIN NEMO (1978) REGIE: Alex , Paul Stader (onderwaterscènes) SCENARIO: Robert Bloch, Larry Alexander, Robert C. Dennis, Norman Katkov, William Keys, Mann Rubin losjes gebaseerd op Vingt Mille lieues sous les mers (1870) en L’île mysterieuse (1874-1875) van Jules Verne. MET: José Ferrer, Burges Meredith, Lynda Day George, Mel Ferrer, Horst Bucholz

Twee duikers van de US Navy ontdekken de Nautilus die de laatste honderd jaar vastzat onder water. Aan boord vinden ze het schijn- José Ferrer als dode lichaam van kapitein Nemo. Wanneer kapitein Nemo 128 duister verleden 2

Nemo weer tot leven is gewekt, sluit de Amerikaanse regering een overeenkomst met hem dat ze zijn schip zullen lichten en uitrus- ten met de nieuwste technologie, zodat hij kan helpen om professor Cunningham te verslaan. Cunningham is een geniale gek die dreigt Washington te vernietigen met een raket die hij zal afschieten van zijn eigen duikboot als hij geen miljard dollar krijgt. Later zal Nemo zijn zoektocht naar het verzonken Atlantis voortzetten, waarvoor hij honderd jaar daarvoor was vertrokken.

Bloch is geen man om stil te zitten en gaat gewoon door in hetzelfde tempo dat hij altijd heeft aangehouden. Bloch schrijft de ultieme fanmail aan H.P. Lovecraft met Strange Eons (1978). H.P. wordt zelfs een personage op de achtergrond, een mythologisch iemand die op goede voet staat met De Ouden die hij schiep. Maar niemand zal waarschijnlijk ooit H.P. evenaren, nie- mand schrijft zoals hij, hij geloofde blijkbaar honderd procent in wat hij schreef, dat hij hierbij het nihilisme een hand gaf, is ook voor de lezer van deze tijd meegenomen. De roman valt uiteen in twee delen, waarbij het eerste deel ein- digt met de publicatie van Cthulhu, dat het einde der tijden zal zijn, nadien hoefde het tweede deel niet meer voor mij. Strange Eons is een van de vele boeken in het pantheon van de mythologie van De Ouden, zeker niet het beste, maar je voelt dat Bloch H.P. respecteert en bewondert. Bijzonder is hier het feit dat De Ouden overwinnen. Je kunt geen twee meer tegenover elkaar staande romans vinden dan Blochs vorige en volgende, There is a Serpent in Eden (1979, later herdrukt als The Cunning). Serpent beweegt zich meer in de mainstream en handelt over de diverse reacties van ouderen tegenover ouderdom, en met het binnendrin- gen van een destructieve (en jonge) kracht in hun midden. Het boek werd slecht ontvangen, ondanks de zoals altijd perfecte psychologische karaktertekening van zijn personages. robert bloch 129

FAT CHANCE TV-SERIE Tales of the Unexpected (5 april 1980) REGIE: John Gorrie SCENARIO: Dennis Cannan naar Robert Bloch MET: Roald Dahl (introduceert iedere aflevering), John Castle, Sheila Gish, Myriam Margolyes

In een klein Engels dorp heeft chemicus John Burge een apotheek. Hij is verliefd op Frances, secretaresse aan de rechtbank. Alles lijkt dan ook volledig oké, was het niet dat John getrouwd is met de zwaarlijvige Mary, die hem geen echtscheiding wil geven omdat ze nog steeds van hem houdt. Frances geeft John een ultimatum, zij gaat weg wanneer hij Mary niet kan overtuigen en ze zegt er ook bij dat ze nooit zal terugkomen. John besluit om Mary te vermoor- den en gebruikt haar obsessie met chocolade om dat te doen, alleen loopt het niet zo gemakkelijk als hij het zich had voorgesteld…

De producenten van de tv-serie Dark Room nemen zomaar ineens drie verhalen van Bloch af.

THE BOGEYMAN WILL GET YOU Universal TV TV-SERIE Darkroom (4 december 1981) REGIE: John McPherson SCENARIO: Robert Bloch MET: Helen Hunt, Randy Powell, Quinn Cummings, Gloria DeHaven

De zussen Nancy en Didi Lawrence hebben hopen verbeelding en die slaat wel eens op hol. Dat kan wel eens van pas komen wanneer er een duistere maar aantrekkelijke man uit het verleden opduikt. Hij is nog niet lang in het stadje of het eerste lijk spoelt aan op de oever van het lokale meer. Hij verbergt iets, dat is wel duidelijk, maar Nancy zal al vlug uitvinden dat zijn geheim niet datgene is wat ze verwachtte. 130 duister verleden 2

A QUIET FUNERAL Universal TV TV-SERIE Darkroom (18 december 1981) REGIE: Curtis Harrington SCENARIO: Robert Bloch met de hulp van Brian Clemens, Peter Allan Fields, Simon Muntner MET: Carmen Argenziano, Carmine Caridi, Robert F. Lyons

Een gangster bezoekt de begrafenis van een andere gangster die hij beroofd heeft en die later aan zijn verwondingen overleed. Maar wat hem daar overkomt, had hij in zijn verschrikkelijkste dromen niet kunnen bedenken.

CATNIP Universal TV TV-SERIE: Darkroom (25 december 1981) REGIE: Jeffrey Bloom SCENARIO: Robert Bloch MET: Karin Argoud, Jocelyn Brando, Lynn Carlin, Michael V. Gazzo

Ronnie is een nietsnut en nu hij net is afgezwaaid woont hij opnieuw bij zijn arme, hulpeloze moeder. Hij pleegt overvallen zodat hij drugs kan kopen en dealen. Hij is echter niet egoïstisch, want hij deelt zijn drugs met zijn liefje Loretta, die menig man het hoofd doet omdraaien. Alles lijkt goed te gaan voor Ronnie tot op de dag dat hij een zwarte kat tegenkomt. De kat is eigendom van een oude heks die recht tegenover de man woont die hem bevoorraadt. Voor een normaal iemand zou dat geen probleem betekenen, maar ver- mits Ronnie is wie hij is, plaatst hij een ‘bom’ aan het kattendeurtje nadat de heks hem een standje heeft gegeven. Maar de bom doodt het oudje en de kat komt nu achter Ronnie aan, alleen heeft ze nu bovennatuurlijke krachten gekregen.

Blochs agent suggereert hem vervolgens om een sequel te schrijven op Psycho, wat Bloch dan ook doet. De agent zendt vervolgens een ‘beleefdheidskopie’ naar Universal Pictures. Volgens Bloch bevatte robert bloch 131 de overeenkomst voor Psycho de paragraaf dat Universal niet alleen alle filmrechten had die in verband stonden met Psycho en dus ook de rechten om er vervolgen aan te breien, maar ook dat ze de vrij- heid hadden een adaptatie te maken van ieder vervolg op Psycho dat Bloch schreef. Het feit was echter dat Universal het boek haatte; de reden werd niet gegeven maar het was wel zo dat Hollywood er in het boek erg bekaaid af kwam. Ze lieten het echter niet aan Bloch over om een scenario te schrijven; ze vroegen Tom Holland om Psy- cho II te maken, los van Bloch maar wel met het gebruik van zijn personages. Wanneer het script klaar was, zond Universal een kopie naar Bloch met de vraag of hij wilde afzien van de publicatie van zijn roman. Bloch weigerde beleefd en Psycho II (1982) werd gepu- bliceerd met goed financieel resultaat. Het boek droeg hij op aan Stella Loeb Bloch, zijn moeder. Univer- sals vervolg op Psycho (ook Psycho II genoemd) kwam op 3 juni 1983 in de zalen en trok een groot publiek, wat nog twee andere films tot gevolg had en een tv-serie. De derde film Psycho III komt uit in 1986 en is niet zo slecht als je denkt, maar hij blijft slecht. Weer heeft Bloch hier niets mee te maken, er wordt enkel gebruikt gemaakt van zijn perso- nages. De film Psycho IV: The Beginning komt er in 1990: een productie van Uni- versal tv en Smart Money Productions en geschreven door Joseph Stefano.

In 1983 aanvaardt Bloch de opdracht om een novelization te schrij- ven van Twilight Zone: The Movie. Het daarop volgende jaar gaat hij zich weer intens bezighouden met de definitieve roman over serie- moordenaar Jack the Ripper, dat wordt Night of the Ripper en hij levert er zelfs een oplossing bij. Ook de televisie had weer aandacht voor Bloch. 132 duister verleden 2

THE GLOATING PLACE Shamley Productions TV-SERIE Alfred Hitchcock Presents (5 januari 1986) REGIE: Christopher Leitch SCENARIO: David Stearn, Jim Beaver naar een verhaal van Bloch MET: Stephen Macht, Isabelle Walker, Cindy Pickett

Remake van de gelijknamige episode van 16 mei 1961 in de tv-serie Alfred Hitchcock Presents

Al in 1984 hadden de makers van de tv-serie Tales from the Dark- side een verhaal van Bloch ‘A Case of the Stubborns’ verfilmd. Nu, in 1987, bestelden ze er nog enkele.

A CASE OF STUBBORNS Laurel Entertainment Inc. TV-SERIE Tales from the Darkside (2 december 1984) REGIE: Gerald Cotts (als Jerry Smith) SCENARIO: James Houghton naar Bloch MET: Eddie Bracken, Tresa Hughes, Bill McCutcheon, Christian Slater

Ma Tolliver en haar zoon Jody zitten aan de ontbijttafel, nadat ’s nachts Ma Tollivers vader is overleden. Maar dan daagt daar plots de oude man op, in zijn zondagse pak en met een bloem in zijn knoopsgat. Ze trachten de oude man te vertellen dat hij dood is, maar hij is koppig als de pest en wil maar niet luisteren. Alleen gaat zijn huid steeds meer rimpelen en lijkt hij meer en meer dood…

EVERYBODY NEEDS A LITTLE LOVE Laurel Entertainment Inc. TV-SERIE Tales from the Darkside (22 februari 1987) REGIE: John Harrison (als John Sutherland) SCENARIO: John Harrison naar Bloch MET: Jerry Orbach, Richard Portnow, Philip Lenkowsky, Teresa L. Jones robert bloch 133

Je kunt erover redetwisten of deze aflevering wel in deze tv-serie thuishoort. Eigenlijk is ze een 21 minuten durende film noir, die men beter in zwart-wit had opgenomen. De hele fifties-sfeer is aan- wezig. Twee mannen, Roberts en Curtis hangen regelmatig aan de bar ongelukkig te zijn, hun gesprekken gaan steeds meer over een- zaamheid. Op een nacht steelt Curtis, dronken als hij is, een etala- gepop, die het evenbeeld is van een zeer mooie vrouw. En laat hem nu ook nog verliefd worden op deze vrouw van plastic, hij doopt haar zelfs Estelle. Maar ook zijn drinkbroeder ziet een leven met Estelle wel zitten. Zonder te veel te verraden kan ik nog zeggen dat er een privé- detective aan te pas zal komen die eveneens herinnert aan de noir films van de jaren 40 en 50, net zoals de schitterende dialogen trou- wens.

BEETLES Laurel Entertainment Inc. TV-SERIE Tales from the Darkside (27 september 1987) REGIE: Frank de Palma SCENARIO: Robert Bloch MET: Rod McCary, Sirri Murad, Donald MacKechnie

De Engelse amateur archeoloog Arthur Hartley ontvangt een sar- cofaag die hij recentelijk stal uit een heilig graf in Egypte. Een Egyp- tische man, Hammid Bey, bezoekt Hartley en waarschuwt hem dat hij de sarcofaag en de andere gestolen artefacten aan de rechtmatige eigenaars moet terugbezorgen, zoniet zou de oude Egyptische sca- rabee god wel eens wraak kunnen nemen. Hartley weigert en opent de sarcofaag, die bevat ook een deel waardevolle juwelen, die hij zal verkopen, maar weldra stelt hij vast dat de prijs erg hoog zal zijn. Een verhaaltje Bloch onwaardig en met zoveel geweld dat het zelfs nu nog aan de geweldnorm van een zeker publiek zal voldoen. 134 duister verleden 2

De tv-serie Monsters vaart volledig onder de horrorvlag. Ze werd op de meeste plaatselijke tv-zenders in de VS uitgezonden. Ze liep van 1988 tot 1991 en werd vervolgens heruitgezonden op Sci-Fi Channel in de jaren negentig. Monsters werd geproduceerd door Richard P. Rubenstein die ook verantwoordelijk was voor Tales from the Dark- side waarvan het eigenlijk de opvolger was, want de serie startte net na het eindschot van Darkside. Speelde Darkside nogal eens in de sciencefiction en fantasy wereld, Monsters spitste zich toe op de hor- ror en zoals de titel suggereerde, was er in iedere aflevering wel een ander monster aan de beurt. Het leuke aan Monsters was ook dat ze veel verhaalbochten maakten en soms zelfs erg ironisch waren. De soms aanwezige humor, die nodig is voor dit soort films, droeg ertoe bij dat de griezeligheid nog werd opgedreven. Wat dacht je, zou Bloch daar niet op zijn plaats zijn?

THE LEGACY Laurel Entertainment Inc. TV-SERIE Monsters (3 december 1988) REGIE: Jeffrey Wolf SCENARIO: John Harrison naar Bloch MET: David Brisbin, Lara Harris, Mary Ann Gibson, Kevin Jeffries

Het verhaal van een filmliefhebber die een huis huurt dat ooit van een beroemd acteur van de stille film was en daar de make-up doos van deze acteur vindt, met een spiegel die de geesten bevat van alle kwaadaardige personages van de oude horrorfilms waarin de acteur speelde. Een echt horrorverhaal en het lijkt alsof Bloch hiermee een ode wilde brengen aan Lon Chaney, de man die hem de stuipen op het lijf joeg met Phantom of the Opera, en daarmee tegelijk aan de hon- derden films waarin hij optrad. Over het privéleven van Lon Cha- ney is weinig tot niets bekend; op een dag zei hij tegen paparazzi die hem op de hielen zaten “there is no Lon Chaney”. robert bloch 135

MANNIKINS OF HORROR Laurel Entertainment Inc. TV-SERIE Monsters (20 mei 1989) REGIE: Ernest D. Farino SCENARIO: Joseph Anderson naar Bloch MET: Glynis Barber, William Prince, Brian Brophy

Het verhaal werd al gebruikt in Asylum (zie daar), een raamvertel- ling uit 1972.

REAPER Laurell Entertainment Inc. TV-SERIE Monsters (26 november 1989) REGIE: Jean Patenaude SCENARIO: Josef Anderson naar Bloch MET: Barbara Billingsley, George Wallace, Curt Lowens

Robert Ross verblijft in het Beachwood Guest House for the Elderly en daar wordt hij bezocht door Dood die hem heeft uitgekozen; maar de twee maken een overeenkomst en Dood laat hem leven op voorwaarde dat hij andere zielen aanbrengt. Robert moet dus gaan moorden wil hij zelf blijven leven. En dan wordt Robert verliefd op een lieve verpleegster, Sheila, en dat doet hem nog meer naar het leven grijpen en moet hij Dood blijven sussen met de zielen van anderen…

De laatste verfilming tijdens Blochs leven komt uit Mexico. Een beetje filosofisch als men de titel vertaalt: Ook de dood kan sterven. Ik kon er enkel de technische gegevens van terugvinden.

TAMBIEN LA MUERTE PUEDE MORIR (1990) Universidad Nacional Autónoma de México REGIE: Dharma Reyes SCENARIO: Robert Bloch MET: José Carlos Rodriguez, Sergio Molina, Franz Shepehuau, Soccoro Miranda 136 duister verleden 2

In 1989 verscheen Lori, een thriller over een vrouw die, na het verlies van haar familie en haar geboortehuis, langzaam ontdekt dat zij misschien wel niet die- gene is die ze denkt te zijn. In 1990 keert Bloch met Psycho House voor de laatste maal terug naar het Bates Motel, dat nu een toeristische attractie is geworden, een echte spookhuis & kermisattractie met automatische messen. Blochs laatste roman wordt The Jeckyll Legacy (1991) die hij schrijft samen met Andre Nor- ton, een vervolg op Robert Louis Stevensons The Strange Case of Dr. Jeckyll and Mr. Hyde. Er verschijnt ook de ene na de andere verhalen- bundel in die dagen. Zijn laatste belangrijke werk werd zijn autobio- grafieOnce Around the Bloch (1993), een must voor iedere Bloch-fan.

Bloch sterft aan kanker op 23 september 1994 in zijn geliefde huis in de Hollywood Hills met zijn vrouw Eleanor aan zijn zijde. In zijn Dance Macabre (1981) schreef Stephen King al: “Zijn drie romans The Scarf, The Deadbeat, en Psycho zullen ooit samengebracht wor- den als een triptiek, net zoals met James M. Cains The Postman Always Rings Twice, en gebeurde.” Eleanor Bloch bleef nog een tijdje in de omgeving van Los Ange- les wonen, zelfs nadat ze hun huis aan Laurel Canyon verkocht aan fans van Bloch. Eleanor besloot uiteindelijk terug naar Canada te gaan zodat ze dichter bij haar familie kon zijn. Ze stierf op 7 maart 2007 in het Betel Home in Selkirk, Manitoba, Canada. Haar as staat naast deze van Bloch in een gelijkaardige vaas in het Room of Prayer columbarium in Westwood Village Memorial Park Ceme- tery in Los Angeles.

Robert Bloch werd meermaals bekroond: zo waren er de World Fantasy Convention Award (1975), Hugo Award (1959), Edgar Award (1960), Bram Stoker Award (1990), World Horror Conven- tion Grandmaster Award (1991). In de jaren 1970-71 was hij voor- zitter van de Mystery Writers of America. robert bloch 137

Maar ook na zijn dood zal Bloch voortleven op televisie. De tv-serie The Hunger werd afwisselend gepresenteerd door David Bowie en Terence Stamp. De verhalen zijn heel erotisch en hebben seks, ver- langen en dwingende gevoelens tot onderwerp. Ze hielden het vol voor 44 afleveringen. In 1998 werd een verhaal van Bloch (een onaf- gewerkt verhaal van E.A. Poe, een soort dagboek) uitverkoren.

THE LIGHTHOUSE Telescene Film Group Productions TV-SERIE The Hunger (20 februari 1998) REGIE: Darrell Wasyk SCENARIO: Bruce M. Smith naar Bloch MET: Bruce Davison, Simone-Élise Gerard, Vlastra Vrana, Al Dubois

Edgar Allan Poe schreef de eerste drie dagen van het dagboek en niemand kon ooit weten waar het verhaal naartoe zou gaan, alleen Bloch had zich een idee gevormd en zette zich aan het werk en maakte er een soort traditioneel volksverhaal van, zoals Belle en het Beest. Het hoofdpersonage is een beginnende vuurtorenwachter, die een heel jaar in volledige afzondering leeft. Bij aanvang vindt hij de eenzaamheid waarnaar hij op zoek was, maar die begint lang- zaam te knagen en hij gaat op zoek naar middelen die de afzonde- ring draaglijk maken. Op een dag vindt hij een miraculeus bloei- ende roos aan de rand van de oceaan, neemt ze mee, en de volgende dagen is zijn geest helemaal vervuld met de roos. De roos leeft lang, heel lang, maar wanneer zijn gedachten opnieuw gaan dwalen, ver- welkt ze en wordt een sliert slijmerig zeewier. De verteller gaat dan zijn gedachten toespitsen op een vrouw, de perfecte vrouw. Zij zal zijn gezelschap zijn, en omdat ze een product is van zijn verbeelding is ze ook de vrouw van zijn dromen. Maar dan opent de vrouw haar mond en een stel tanden dat een vampier jaloers zouden maken verschijnt. Ze is geen mens, maar een vrouw die door de zee werd gebaard. De hond van de verteller bespringt haar en doodt haar; wat rest is een vieze stinkende brij. Dan steekt er een storm op rond de vuurtoren en de wachter weet dat die zijn dood zal worden. Hij 138 duister verleden 2 neemt zijn dagboek, steekt het in een fles, die hij vervolgens rond de hals van zijn hond bindt, en wacht op zijn dood.

Het moest ervan komen: Universal wil haar rechten op Psycho nog eens uitmelken en Gus Van Sant krijgt de opdracht toegewezen.

PSYCHO (1998) Universal Pictures REGIE: Gus Van Sant SCENARIO: Joseph Stefano naar Bloch MET: Vince Vaughn, Anne Heche, Julianne Moore, Viggo Mortensen

In een interview met Gus Van Sant werd hem gevraagd waarom hij scène na scène een identieke film als die van Hitchcock maakte, maar dan in kleur. Hij antwoordde: “So no one else would have to.”

Wanneer ik dit schrijf (6 maart 2014) is er trouwens sprake van weer een nieuwe versie van Psycho die zou worden gemaakt door de Nederlandse regisseur Diederik van Rooijen. Van Rooijen is pas de laatste jaren echt bekend geworden door zijn tv-serie Penoza. Ik denk dat de erg goed ontvangen 10 afleveringen van de tv- serie Bates Motel hier niet vreemd aan zijn. Ze maken duidelijk wat het publiek verwacht: het verhaal van het hoe en het waarom. Uni- versal dacht waarschijnlijk – na het succes van de tv-serie Hanni- bal van Bryan Fuller, en na de plannen voor een tv-serie die naar de achtergrond peilt van American Psycho “Waarom zouden wij dat niet doen met onze melkkoe Psycho?” en ja hoor Carlton Cuse, Kerry Ehrin en Anthony Cipriano ontwikkelden een concept, ont- wierpen vervolgens het verhaal en gingen aan het schrijven. Onder- tussen is er nog een nieuwe reeks begonnen, dit naar aanleiding van het wereldsucces van Bates Motel.

Bloch en Eleanor knipoogden eens naar elkaar uit hun onderschei- den urnen, wat kon het hen nog schelen. robert bloch 139

VERHALEN, NOVELLEN, ESSAYS EN BRIEVEN VERSCHENEN IN MAGAZINES EN TIJDSCHRIFTEN

BLOCH, ROBERT (Albert) (1917-1994) pseudoniemen Tarleton Fiske, Will Folke, Sherry Malone & John Sheldon Bloch schreef nogal wat brieven, hier volgen de data van de brieven die hij schreef aan Weird Tales: nov 1932, sept 1933, mrt, apr, sept, nov, dec 1934, mei, dec 1935, mei, jun, juli, okt 1936, mrt, apr, jun 1937, jan 1938, aug, okt 1939, jan 1940, sept 1941, nov 1942, sept 1943, mei, nov 1944, jul 1945.

Lillies (kort verhaal) Marvel Tales Winter 1934 vol.1 n°3 The Feast in the Abbey (kort verhaal) Weird Tales jan 1935 Secret in the Womb (kort verhaal) Weird Tales mei 1935 The Secret of the Observatory (kort verhaal) Amazing Stories aug 1938 Waxworks (novelle) Weird Tales Jan 1939 The Body and the Brain (kort verhaal) Strange Stories jun 1939. Unheavenly Twin (kort verhaal) Strange Stories jun 1939; “Human Flesh Rebels Against Its Ghastly Heritage!”. Be Yourself (kort verhaal) Strange Stories okt 1940 Wine of the Sabbat (kort verhaal) Weird Tales nov 1940 House of the Hatchet (kort verhaal) Weird Tales jan 1941 A Good Knight’s Work (novelle) Unknown okt 1941 The Cloak (kort verhaal) Unknown okt 1941 The Fear Planet (kort verhaal) Super Science Stories feb 1943 It Happened Tomorrow (novelle) Astonishing Stories feb 1943 Yours Truly, Jack the Ripper (kort verhaal) Weird Tales jul 1943 Sing for Your Supper (kort verhaal) New Detective Magazine mrt 1944 Eye of Medusa (kort verhaal) Mammoth Detective aug 1944 Death Is a Vampire (kort verhaal) Thrilling Mystery herfst 1944 Son of Rasputin (novelle) Mammoth Mystery feb 1945 The Finger Necklace (novelle) Dime Mystery Magazine sept 1945 140 duister verleden 2

The Noose Hangs High (novelle) Dime Mystery Magazine feb 1946 The Knife and the Throat (novelle) Detective Tales apr 1946 Enoch (kort verhaal) Weird Tales sept 1946 Skeleton in My Closet (novelle) Dime Mystery Magazine nov 1946 A Head for His Bier! (novelle) Dime Mystery Magazine jul 1947 Strictly from Mars (novelle) Amazing feb 1948 Catnip (kort verhaal) Weird Tales mrt 1948 The Seven Ages of Fan (artikel) The Fanscient winter 1949 Author, Author (biografisch materiaal) The Fanscient zomer 1949 Floral Tribute (kort verhaal) Weird Tales jul 1949 All Else Is Dust (novelle) Amazing mrt 1950 Girl from Mars (kort verhaal) Fantastic Adventures mrt 1950 Tell Your Fortune (novelle) Weird Tales mei 1950 Tooth or Consequences (kort verhaal) Amazing mei 1950 End of Your Rope (kort verhaal) Fantastic Adventures jul 1950 [Lefty Feep] The Weird Tailor (novelle) Weird Tales jul 1950 The Devil With You! (novelle) Fantastic Adventures aug 1950 The Shadow from the Steeple (novelle) Weird Tales sept 1950 Notebook Found in a Deserted House (kort verhaal) Weird Tales mei 1951 Hornbook for the Atomic Age [with Fritz Leiber] (gedichten) The Journal of Science-Fiction herfst 1951 Immodest Proposal (artikel) The Journal of Science-Fiction herfst 1951 The Night They Crashed the Party (kort verhaal) Weird Tales nov 1951 Lucy Comes to Stay (kort verhaal) Weird Tales jan 1952 Once a Sucker (novelle) Bluebook aug 1952 The Dream Makers (novelle) Beyond Fantasy Fiction sept 1953 Let’s Do It for Love (kort verhaal) Fantastic nov/dec 1953 The Pin (kort verhaal) Amazing dec 1953/jan ’54 letter (brief) The Chigger Patch of Fandom #3 1953 Mr. Steinway (kort verhaal) Fantastic apr 1954 Grandma Goes to Mars (kort verhaal) Amazing nov 1954 Phi Alpha (Pre-Apa) [with P. Howard Lyons] (artikel) Canadian Fandom dec 1954 The Past Master (novelle) Bluebook jan 1955 I Like Blondes (kort verhaal) Playboy jan 1956 Dead-End Doctor (kort verhaal) Galaxy feb 1956 Definitions (artikel) Inside mrt 1956 robert bloch 141

Worst Foot Forward (artikel) Inside mei 1956 String of Pearls (kort verhaal) The Saint Detective Magazine aug 1956 So You’d Like to Have a Harem? (artikel) Rogue okt 1956 Is There a Doctor on the Couch? (artikel) Rogue dec 1956 How Stale Was My Cheesecake (artikel) Rogue feb 1957 The Real Bad Friend (novelle) Mystery Magazine dec 1957 The Traveling Salesman (kort verhaal) Playboy feb 1957 Man with a Hobby (kort verhaal) Alfred Hitchcock’s Mystery Magazine mrt 1957 How to Seduce Practically Anyone (artikel) Rogue apr 1957 Pandora’s Box (fanzine review) Imagination apr 1957 The Bed and the Beautiful (artikel) Rogue mei 1957 Dig That Crazy Grave! (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine jun 1957 Is There a Detour in Your Sex Drive? (artikel) Rogue jun 1957 Luck Is No Lady (kort verhaal) Alfred Hitchcock’s Mystery Magazine aug 1957 Unconventional Approach (artikel) Rogue aug 1957 Boobs in the Woods (artikel) Rogue sept 1957 The Egghead Plays It Straight (kort verhaal) Argosy sept 1957 Around the World in 80 Dames (artikel) Rogue okt 1957 Crime in Rhyme (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine okt 1957 The Cure (kort verhaal) Playboy okt 1957 Sock Finish (novelle) Ellery Queen’s Mystery Magazine nov 1957 To Hell with Hoyle (artikel) Rogue dec 1957 Edifice Complex (kort verhaal) Escapade feb 1958 Is Betsy Blake Still Alive? (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine apr 1958 Last Ruse of Summer (artikel) Rogue apr 1958 A Killing in the Market (novelle) Alfred Hitchcock’s Mystery Magazine mei 1958 A Man’s Best Friend Is His Motor (artikel) Rogue jul 1958 Word of Honor (kort verhaal) Playboy aug 1958 That Hell-Bound Train (kort verhaal) F&SF sept 1958 Block That Metaphor (kort verhaal) Galaxy okt 1958 The Living Bracelet (kort verhaal) Bestseller Mystery Magazine nov 1958, as “The Ungallant Hunter”. 142 duister verleden 2

No Witness (kort verhaal) The Saint Detective Magazine nov 1958 The Ungallant Hunter (kort verhaal) Bestseller Mystery Magazine nov 1958; verscheen ook als “The Living Bracelet” The Vanished American (artikel) Rogue nov 1958 Show Biz (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine mei 1959 The Gloating Place (kort verhaal) Rogue jun 1959 The Big Kick (kort verhaal) Rogue jul 1959 The Man Who Knew Women (novelle) The Saint Mystery Magazine jul 1959 Night School (kort verhaal) Rogue aug 1959 Double Tragedy (kort verhaal) Mike Shayne Mystery Magazine okt 1959 Sabbatical (kort verhaal) Galaxy dec 1959 The Big Send (kort verhaal) The Saint Mystery Magazine jan 1960 The Neon Graveyard (kort verhaal) Gent feb 1960 The Clown at Midnight (artikel) Rogue mrt 1960 The Masterpiece (kort verhaal) Rogue jun 1960 A Matter of Life (kort verhaal) Keyhole Mystery Magazine jun 1960 Babes in Boozeland (kort verhaal) Rogue aug 1960 The Big Build-Up (novelle) Mike Shayne Mystery Magazine aug 1960 Grim Fairy Tales (kort verhaal) Dude sept 1960 Southern Discomfort (artikel) Gent okt 1960 The Mandarin’s Canaries (kort verhaal) Cavalier dec 1960 Hobo (kort verhaal) Ed McBain’s Mystery Book #2 1960 Memo to a Movie-Maker (kort verhaal) Dude jan 1961 Philtre Tip (kort verhaal) Rogue mrt 1961 Sweets to the Sweet (kort verhaal) Cavalier mrt 1961 The Monster from Below (kort kort verhaal) Terror jun 1961 Basic Bloch (column) Rogue jul 1961, etc. The Man Who Looked Like Napoleon (kort verhaal) Ellery Queen’s Mys- tery Magazine okt 1961 Untouchable (kort verhaal) The Saint Mystery Magazine (UK) nov 1961 Y’All Come (column) Rogue nov 1961 The Mad Monsters from Far Outer Space (column) Rogue apr 1962 Oh Bury Me Not... (column) Rogue jun 1962 Sound Tract (column) Rogue sept 1962 How to Be an SF Critic (artikel) Inside okt 1962 The Insidious Minnow from Mars (column) Rogue okt 1962 robert bloch 143

The Living End (kort verhaal) The Saint Mystery Magazine mei 1963 Deadly Joker (kort verhaal) The Saint Mystery Magazine aug 1963 Beelzebub (kort verhaal) Playboy dec 1963 The Same Channel (kort verhaal) The Saint Mystery Magazine (UK) aug 1964 The Sweetheart Years of Hollywood (artikel) Show mrt/apr 1966 All in the Family (kort verhaal) The Saint Magazine mei 1966 The Mad Hatters (artikel) Show mei/jun 1966 Pride Goes— (kort verhaal) The Saint Magazine aug 1966 Life in Our Time (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine okt 1966 The Living Dead (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine apr 1967 The Man Who Never Did Anything Right (kort kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine apr 1968 The Gods Are Not Mocked (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Maga- zine aug 1968 Animal Fair (kort verhaal) Playboy mei 1971 The Oracle (kort verhaal) Penthouse mei 1971 Ego Trip (kort verhaal) Penthouse mrt 1972 How Crime Flys (segment) Gallery jan 1973, etc. See How They Run (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine apr 1973 Poe and Lovecraft (artikel) Ambrosia #2 1973 Bloch Films (artikel) The Bulletin of the Science Fiction Writers of America zomer 1974 SUP Full of Horrors (artikel) Cthulhu Calls jul 1975 Inside the Outsider (artikel) Xenophile #18 1975 Crook of the Month Club (kort verhaal) Alfred Hitchcock’s Mystery Maga- zine nov 1976 Un bel exemple d’opiniâtreté (kort verhaal) Fiction (France) okt 1978; ver- taling Claudine Arcilla Borraz. The Shrink and the Nympho (kort verhaal) Hustler dec 1983 Wondernotes (brief) Spicy Armadillo Stories #2 1990 144 duister verleden 2

FISKE, TARLETON; pseudoniem van Robert Bloch, (1917-1994) * The Seal of the Satyr, (kort verhaal) Strange Stories jun 1939; “The Taunt of a Wood Nymph Leads Talquist to the Brink of Madness”.

FOLKE, WILL; pseudoniem van Robert Bloch, (1917-1994) * Pin-Up Girl, (kort verhaal) Shock jul 1960

MALONE, SHERRY; pseudoniem van Robert Bloch, (1917-1994) The Education of Anthony Pennoyer (??) Rogue jun 1956 Dance, Belly, Dance (??) Rogue okt 1956

SHELDON, JOHN; pseudoniem van Robert Bloch, (1917-1994) Beauty Has Her Beast (??) Rogue jul 1958 Marjorie Bowen: kon met haar pen nauwelijks haar geest volgen

Flattery is so necessary to all of us that we flatter one another to be flattered in return. Marjorie Bowen

Marjorie Bowen is het meest gebruikte pseudoniem van Gabrielle Margaret Vere Long, geboren Campbell op Hayling Island-Hamp- , 1 november 1885 – Londen, 23 december 1952. Verder ge- bruikte ze de aliassen Joseph Shearing, George R. Preedy, John Winch, Robert Paye en Margaret Campbell. Sommigen beweren dat ze er nog meer pseudoniemen op nahield. Onder de naam Joseph Shearing schreef ze voornamelijk grie- zelromans (gothic) vol met onheil en mysterie. Gabrielle was de dochter van een bohemienne die verstoten was door haar familie en die de ambitie had om schrijfster te worden, maar daarvoor te weinig tijd maakte omdat ze steeds rondhing met andere has-been en would-be kunstenaars. Haar vader was dan weer een dronkenlap. Nadat hij het huis had verlaten werd hij later dood op straat in een Londense achterbuurt gevonden. Het was armoe sta bij en wanneer de kerfstok bij de slager en de kruidenier vol was en de huur niet meer kon worden betaald, sloop het gezin midden in de nacht weg. Ook het temperament van haar moeder bracht hen nogal eens in de problemen, wat die echter wel goed deed was Gabrielle les geven in lezen en schrijven. Daarnaast leerde Gabrielle zichzelf Frans, Italiaans en een beetje Latijn. Ze werd schrijfster om de familie – haar twee ondankbare fami- lieleden, haar zus en haar losbandige moeder – te kunnen onder- houden. Dat startte in 1906 met als pseudoniem Marjorie Bowen, 146 duister verleden 2 het werd het historisch behoorlijk nauwkeurige The Viper of Milan, een boek dat ook was voorzien van een sterk plot en interessante ethische vragen stelde. Graham Greene zei ooit in een interview dat Viper het meest gekoesterde boek van zijn jeugd was. Ze had het boek al geschreven toen ze zestien was en in Parijs woonde, waar ze leerde schilderen en overleefde op broodkorsten en ambitie. In een interview in Paris Review (herfst 1953) verklaarde Graham Greene: “I chose Marjorie Bowen [as a major influence] because as I have told you, I don’t think that the books that one reads as an adult influence one as a writer... But books such as Marjorie Bowen’s, read at a young age, do influence one considerably.” Als Marjorie Bowen schreef ze heel wat spookverhalen en zeer dikwijls ook bovennatuurlijke horrorverhalen. Zo is er Black Magic (1909), een gedurfde horror over een sataniste die zich als man ver- momt en erin slaagt om zich tot paus te laten verkiezen, dit alles los- jes gebaseerd op het verhaal van de pausin Johanna. Horror-criticus Robert Hadji beschreef Bowen als “one of the great supernatural writers of this century”. Jessica Amanda Salmonson, zelf auteur van fantasy en sciencefiction, schreef in verband met The Last Bouquet (1933): “Stylish and moody, dramatic to the highest degree, what in other hands is merely tacky or gross, is from Marjorie Bowen a superior art, chilling and seductive.” Daarnaast schreef ze als Bowen heel wat populariserende histo- rische boeken en biografieën, waaronder een over het Engeland ten tijde van de Vrede van Rijswijk en een over Willem van Oranje. Ze schreef zelfs een toeristische gids voor Nederland. Ze was trouwens lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Er wordt weleens gezegd dat ze nauwelijks snel genoeg kon schrij- ven om het uitzonderlijke magazijn van haar geest op te ruimen. En dan op een dag schreeuwden de literaire critici (met hun pen) het van de daken, er was een nieuwe briljante auteur opgestaan, George Preedy – “a writer, of genius” zeiden ze. Zijn boek General Crack was het onderwerp van gesprek en er werd gespeculeerd en gevraagd waar ze de jongeman te spreken konden krijgen. Het sterke verhaal van General Crack vertoonde de frisse vitaliteit van een jonge mannelijkheid. In breedvoerige artikelen werd General Crack vergeleken met Jood Süss, maar de critici vonden marjorie bowen 147

Crack beter. De loftuitingen werden gehoord tot in Amerika en kwamen ook ter ore. Hij las het boek en besloot “I must act that part, it was made for me”. General Crack werd omgezet tot theater en van daaruit naar film – die erg van het originele verhaal afwijkt – maar nog steeds had men niet ontdekt wie George Preedy was. Toen Preedy dan The Rocklitz als opvolger publiceerde, ging het gewoon verder, “A book of unforgettable power” schreef een criticus, een andere schreef “A work of genius”. Het was duidelijk dat de critici gelukkig waren en toen George Preedy vervolgens Bagatelle en Captain Banner publiceerde, werd hij als een groot schrijver van historische romans geroemd. Marjorie Bowen had een nieuwe outlet gevonden: George Preedy. Als Joseph Shearing begaf ze zich op het pad van fictieve romans over waargebeurde moorden, waarbij ze soms haar eigen oplossin- gen suggereerde. In 1965 schreef Sally Benson in The New Yorker “Mr Shearing is a painstaking researcher, a superb writer, a careful technician, and a master of horror. There is no one else quite like him”. De vriendelijke, bescheiden en haast verlegen vrouw had bereikt wat ze wilde, ze werd gewaardeerd om haar schrijven en niet om haar naam. Ze was zo geamuseerd door alle heisa dat ze er nog een naam bij lanceerde. Dat werd Robert Paye. Toen The Devil’s Jig werd gepubliceerd volgde weer hoerageroep voor dit spannende verhaal over Londen in de achttiende eeuw, en werd de loftrompet gestoken over de ongewone artistieke kracht van dit debuut, dat zo gewoon- tjes was qua stijl en opbouw. En niemand vermoedde wie de echte auteur van het boek was. Het geheim bleef de volgende twee jaar bestaan. Het einde werd ingeluid bij de repetitie van The Rocklitz – die was ondertussen tot een toneelstuk omgezet. Sommige reporters waren daar aanwezig en toen ze zagen dat de regisseur Marjorie Bowen consulteerde, ging hen een licht op. Onmiddellijk stonden ze om haar heen en 148 duister verleden 2 de ene na de andere zei “You are George Preedy.” Ze ontkende het niet, verkoos echter de toestand te houden zoals hij was. Maar de reporters hielden niet af. Een van hen, een vrouw, die de werkelijke naam van Marjorie kende, belde gewoon aan bij het appartement waar mevrouw Long woonde en werd door haar zelf geïnviteerd om binnen te komen. Ze trof Marjorie terwijl die bezig was aan een exquis borduurwerk naar een tekening van William Morris. Wat niet zo ongewoon was, want de reporter kreeg te horen dat Mar- jories borduurwerk was tentoongesteld op de Society of Women Artists’ Exhibition. Ook vertelde mevrouw Long haar dat ze drie zonen had, waarvan er een studeerde aan St. Paul – een onafhan- kelijke school gesticht door John Colet, de tweede zat op Westmin- ster – een tot op de dag van vandaag hoog aangeschreven internaat en de jongste in Colet Court – een school voor jongens van 7 tot 13 jaar. De journaliste schreef later in haar artikel: “There is no vanity in the personality of Marjorie Bowen. A gentle voiced woman, with a halo of copper bright hair, came in answer to my ring at her Hyde Park flat, and Marjorie Bowen, George Preedy, and Robert Paye (all of whom for the moment were Mrs. Arthur Long) greeted me. Self- importance was far removed from this simple-mannered woman.” Marjorie Bowen schreef ook nog als John Winch en Margaret Campbell. Bowen was tweemaal gehuwd, eerst met Zefferino Emelio Con- stanza. Hierover schreef ze in Stinging Nettles (1923) – een semi-auto- biografische roman. Ze trouwde met Zefferino, een Siciliaan die in Engeland woonde, in 1912, hun eerste kind stierf op vroege leeftijd, terwijl Zefferino’s gezondheid zienderogen verslechterde. Ze liet haar tweede kind over aan de zorg van een pleegmoeder en trok met Zeffe- rino naar Italië. Met weinig hulp, weinig geld, en op sommige dagen zelfs geen eten, werd de situatie steeds hachelijker. De lokale dokter weigerde haar man te verzorgen uit angst voor besmetting met tbc, en toen een andere dokter uit een nabijgelegen dorp haar man wel wilde verzorgen, werd ze vanaf het eerste ogenblik zwaar verliefd op hem. Na de dood van Zefferino in 1916 keerde ze terug naar Engeland en haar kind. Zij en de dokter hadden samen hun toekomst uitgetekend, maar hij raakte verlamd en schreef haar dat ze niet moest terugkeren en ook spoorde hij haar aan om opnieuw te trouwen. marjorie bowen 149

Haar volgende man was Arthur L. Long, bij wie ze de rust vond die ze nodig had. Het paar kreeg twee zonen. Toen haar moeder stierf en haar zus uit haar leven verdween was ze ook van deze zich- zelf opgelegde verplichtingen verlost. In 1938 was ze een van de ondertekenaars van de petitie die werd georganiseerd door het National Peace Council dat opriep voor een internationale vredesconferentie in een poging een oorlog in Europa te vermijden. Drie boeken van Bowen werden opgenomen in de Thinker’s Library1, dat zijn The Church and Social Progress, Wrestling Jacob, en The Life of John Knox. Het gezelschap waarin ze daar verkeert, heb ik niet alle dagen bij mij aan tafel: H.G. Wells, John Stuart Mill, Charles Darwin, , Aldous Huxley, Mark Twain, Tho- mas Paine, Montaigne, Albert Einstein en Bertrand Russell zijn er enkelen van.

FILMOGRAFIE

NELL GWYN (1926) British National Films REGIE: Herbert Wilcox SCENARIO: Herbert Wilcox MET: , Randle Ayrton, Juliette Compton

Dorothy Gish

1 De Thinker’s Library (Bibliotheek voor Nadenkenden) is een reeks van 140 kleine hardcover boeken, uitgegeven tussen 1929 en 1951 voor de Britse Rationalist Associ- ation door Watts & Co. De serie bestaat uit een selectie van essays, literatuur en uit- treksels uit grotere werken van verschillende klassieke en hedendaagse humanisten en rationalisten. Elke deel bestaat uit een eponiem essay, soms gevolgd door een ver- zameling van relevante essays van dezelfde auteur, of een inleidend uittreksel uit een groter werk van die auteur. Elke afwijking hiervan wordt uitgelegd door de titel van het betreffende boek. Alle niet-Engelse teksten werden gepubliceerd in het Engels. 150 duister verleden 2

Deze stille film vertelt het verhaal van het leven van Nell Gwyn als verkoopster van sinaasappels, en haar verhaal als minnares van Charles II, met als achtergrond de zeventiende eeuw. Zoals Bowen al in het woord vooraf van de roman schreef, is er weinig of niets bekend over Nell en wat de geschiedenis en traditie over haar zeg- gen, wordt verteld als een fraaie romance. Nog in het jaar van de publicatie van het boek werd het omge- zet tot film, een prestigieuze film waarvoor de Britse regisseur Her- bert Wilcox de Hollywood-actrice Dorothy Gish naar Engeland haalde. Dankzij de sterke, speelse en emotievolle vertolking van Gish die het eind van haar succesvolle carrière al zag naderen, is dit een echte karakterstudie geworden, over een Engelse vrouw van lage afkomst die haar inzicht en humor om de koning van Engeland te veroveren erg goed wist te gebruiken. Nadat Nell naar het kasteel van de koning verhuist, gebruikt ze haar ‘macht’ om goede daden te doen, wat overeenkomt met haar karakter. De koning helpt haar droom om actrice te worden verwe- zenlijken. Maar het is niet alles goud wat blinkt, want Nell heeft ook een rivale in de persoon van Castlemaine die een nog dieper decol- leté draagt, en het komt zelfs tot een gevecht tussen hen. Hoewel hier een liefdesgeschiedenis wordt gesuggereerd, stel je jezelf de vraag of de twee wel echt verliefd waren – of niet alles van één kant kwam – of ging het alleen maar om een man die uit was op seks en was Nell enkel maar het speeltuig van een koning. Regisseur Wilcox heeft ook enkele geweldige humoristische scè- nes ingebouwd, die de film ook de dag van vandaag nog het bekij- ken waard maken.

GENERAL CRACK (1930) Warner Bros REGIE: Alan Grosland SCENARIO: J. Grub Alexander, Walter Anthony MET: John Barrymore, , Marian Nixon, Armida, Otto Matieson marjorie bowen 151

Proloog: De Hertog van Kurland houdt een banket voor zijn offi- cieren en doet zijn beklag tegen een van de gasten over het feit dat hij geen erfgenaam heeft. Op dat ogenblik komt een haveloze knaap binnen. Hij verklaart dat hij Christian heet en de zoon van de her- tog is, verwekt bij een ondertussen overleden zigeunerprinses. Twintig jaar later: Prins Christian is nu een machtig leider, een huurling die bekend staat als Generaal Crack. Wanneer hij om zijn diensten wordt gevraagd door Leopold II van Oostenrijk, vraagt Christian een hoge beloning in goud en de hand van aartsherto- gin Maria Louise; hij wil graag een antwoord binnen de drie dagen. Tijdens de maaltijd vangt hij toevallig een spottend gesprek op van enkele edellieden waarin wordt gezegd dat de koning zijn zus- ter heeft verboden om Generaal Crack te ontmoeten omdat ze zijn moeder nooit zal kunnen ontmoeten. Maar drie dagen later gaat de koning akkoord met zijn voorstel. Onderweg naar Wenen ontmoet Christian echter Fidelia, een vurige zigeunerdanseres, en onder haar betovering geeft hij zijn mannen bevel om verder te rijden zonder hem omdat hij een ‘onver- mijdelijk oponthoud’ heeft. Nadat hij de keizer en de aartshertogin drie dagen heeft laten wachten, arriveert hij en verklaart de reden waarom hij zo laat is: hij stelt trots zijn vrouw voor, Fidelia. Maria Louise is de eerste om hem te feliciteren en Generaal Crack is ver- baasd door haar vriendelijkheid en schoonheid. Het echtpaar blijft als gast van Leopold en dan komt er een haar in de boter tussen Fidelia en Christian tijdens een feest aan het hof. Christians vertrouweling kolonel Gabor zou er de oorzaak van zijn, omdat hij Leopold vertelde dat Fidelia ook Leopold wel zag zitten, maar dat komt Christian ter ore en hij wurgt Gabor bijna. De nacht voor Generaal Crack ten oorlog trekt, geeft hij Fidelia een halssnoer en vraagt haar of ze nog weet wat haar naam betekent. Fidelia zegt dat de naam trouw betekent en vraagt hem waarom hij het vraagt. Terwijl Generaal Crack op het slachtveld staat, zet Leopold zijn zinnen op Fidelia, en kolonel Gabor die door wraakgevoelens is overmand, arriveert op het hoofdkwartier van Generaal Crack en vertelt hem hoe hij Leopold de kamer van Fidelia zag binnen- gaan en daar de hele nacht bleef. Crack zegt dat hij Gabor zal laten 152 duister verleden 2 geselen wanneer hij nog eenmaal de naam van Fidelia in de mond neemt, maar Gabor toont hem het halssnoer. De keizer arriveert net op het ogenblik dat men bezig is met de executie van Gabor. Wanneer hij Crack om de reden hiervan vraagt, zegt Crack: ‘for saying something that should never be heard about the and his wife’. De Keizer ziet het halssnoer in zijn hand en realiseert zich dat Crack alles weet. Crack keert terug naar Wenen om te praten met Fidelia; hij vindt haar terwijl ze poseert in haar zigeunerkleren voor een schilder. Dit is te veel voor Crack en hij zendt haar terug naar haar stam. Crack gaat terug naar het slachtveld en met de overwinning op zak schenkt hij Leopold Brussel, maar zegt er ook bij dat Leopold, nu hij koning is, toch maar moet opletten want dat hij zijn kroon ook kan afnemen. Cracks leger neemt het roer in handen en Leo- pold en Maria Louise worden vluchtelingen. Ze worden gevonden, gevangen genomen en voor Crack gebracht. Crack vertelt de keizer dat die zijn vrouw heeft verleid en dat hij daarvoor vergelding wil, maar dat Leopold jammer genoeg geen vrouw heeft. Dan laat hij Leopold wegbrengen en blijft alleen met Maria Louise. Aan haar vertelt Christian dat er een oud zigeunergezegde is: een oog voor een oog, een tand voor een tand. Dan overweldigt hij haar, maar tot zijn verbazing legt ze haar armen om hem heen en vertelt hem dat ze hem liefheeft. Nu hij geen wraak kan nemen, laat hij Leopold en Maria Louise vrij. Wanneer hij terug in Kurland is om er zijn hertogelijke plichten te vervullen, biedt Maria Louise hem aan om aartshertog van Kur- land te worden, wat hij aanvaardt.

NELL GWYN (1934) Herbert Wilcox Productions REGIE: Herbert Wilcox SCENARIO: Miles Malleson MET: , Cedric Hardwicke, Jeanne de Casalis, Esme Percy, Miles Malleson (neef van schrijfster Anthony Gilbert) marjorie bowen 153

Tijdens een optreden in het Drury Lane theater wordt Nell Gwyn door Charles II opgemerkt, vooral omdat ze een nogal schunnig maar leuk lied zingt, terwijl ze danst. Haar aantrekkingskracht is zo groot voor hem, dat Charles regelmatig haar voorstellingen bezoekt en het voorrecht geniet om haar ook achter de schermen te ont- moeten, waar hij gecharmeerd raakt door haar eerlijkheid en haast oneerbiedige gedrag, heel wat anders dan de stijve en ‘fatsoenlijke’ hertogin van Portsmouth. Ondanks hun leuke relatie weet Nell dat het nooit iets zal worden tussen hen, de sociale klasse waarin Charles verkeert zal nooit een variétémeisje als een van hen aan- vaarden. Natuurlijk werd hier een loopje genomen met de geschiedenis en ook de overdadig aangebrachte humoristische scènes werken niet altijd. Wie ooit de Nell Gwyn van Dorothy Gish zag, kijkt er met heimwee naar terug, vooral omdat zij humor en droefheid in zich had, terwijl de Nell Gwyn van Anna Neagle zich redelijk doorheen de humor kan worstelen, maar veel tekortschiet wanneer het drama betreft. Herbert Wilcox, die nu produceerde, heeft met veel meer mid- delen dan voor zijn eerste versie helemaal geen betere film gemaakt. Ondanks die middelen, en misschien net daardoor, was het deze maal een ‘talkie’. Jammer.

MOSS ROSE (1947) Twentieth Century Fox Film Corporation

REGIE: Gregory Ratoff SCENARIO: Niven Bush, Leonardo Bercovici, Jules Furthman, Gene Markey, Tom Reed naar de roman The Crime of Laura Saurelle (Joseph Shearing) MET: Peggy Cummins, , Ethel Barrymore, Vincent Price, Patricia Medina

Peggy Cummins 154 duister verleden 2

Hoewel in de periode dat deze film werd gemaakt, de agressieve en hard-boiled misdaadverhalen het snoepje van de dag waren, geldt dit niet voor Moss Rose. De film vertelt het verhaal van Belle Adair, een revuemeisje dat haar leven totaal uit de hand ziet lopen wan- neer een van haar intiemste vrienden wordt vermoord. Maar dat is niet alles: Belle heeft ook een behoorlijk in de centen zittende man, Michael Drego, op de plek van de misdaad gezien. Ze besluit haar dagdagelijkse leventje te wisselen voor wat meer luxe en laat Drego weten wat ze heeft gezien. Ze vraagt geen geld, maar wil wel dat hij haar inviteert in zijn buitensporig rijk uitgerust huis en haar daar voor enkele weken een koninklijk leven aanbiedt. Drego gaat ietwat tegen zijn zin in op haar voorstel. Het duurt niet lang of Belle is vriendjes met Audrey, Drego’s koele verloofde, en zijn vriendelijke moeder, Lady Margaret. De film weet niet echt welke richting in te slaan: is het nu een misdaadverhaal of een romance die soap elementen vertoont? En toch werkt het geheel. Maar de dialogen, die in alle films noirs zowat het belangrijkste waren en zijn, zitten daar ook voor iets tus- sen. Als je de scène neemt waarin politie-inspecteur R. Clinner de plaats van de misdaad bezoekt en er een Bijbel en een mosroos ziet liggen – die er blijkbaar door de moordenaar zijn achtergelaten – en je hem hoort zeggen: “She never had much use for either, poor dear. A pity. Both bring us such blessings”, dan weet je dat hier een echte scenarist aan het werk was. En toch, als je op twee gedachten hinkt, komt het publiek blijk- baar niet. De film werd een financiële flop, vooral omdat de kwaliteit van het uiteindelijke product volgens grote filmbaas Daryl Zanuck zo erg onder de kwaliteit van het oorspronkelijke scenario lag.

THE MARK OF CAIN (1947) Two Films REGIE: Brian Desmond Hurst SCENARIO: Christianna Brand (zelf een gerenommeerd auteur en schepper van diverse inspecteurs zoals Cockrill, Charlesworth en Chucky, maar bij het grote publiek het meest bekend als schepper van Nanny McPhee), Fran- marjorie bowen 155

cis Crowdy, naar de roman Airing in a Closed Carriage (Joseph Shearing) in combinatie met het Florence Maybrick Mystery. In de Amerikaanse krant The Age van 10 april 1943 kunnen we lezen: “Some fifteen months ago there died in a shabby three roomed cottage in South Kent, Connecticut, a little old lady who was known to the neighbors as Mrs. Florence Chandler. She was a pleasant woman, but extremely reti- ring, and lived almost a hermit life. But nobody thought much of that – and certainly nobody suspected that old Mrs. Chandler had any sinister secrets to . Her death would have passed unnoticed if an old scrapbook had not been found afterwards in the cottage. It contained faded newspaper clippings about a celebrated murder trial of the last century. And then it was disco- vered that shy, retiring Mrs. Chandler was actually the famous Mrs. Florence Maybrick, who had served fifteen years in English prisons for the alleged murder of her husband. When she was freed, she had returned to her native America. And then she vanished.” MET: Eric Portman, Sally Gray, Patrick Holt, Dermot Walsh, Denis O’Dea

Airing in a Closed Carriage is het verhaal van jonge May Beale, geboren in een familie van katoenverbouwers in Virginia, en van haar huwelijk met de rijke John Tyler, een katoenhandelaar uit Manchester omstreeks de jaren 1880. May’s huwelijk is een puinhoop. Als een goed opgevoede en ver- standige vrouw voelt ze zich helemaal niet goed in het arbeidersmi- lieu van Manchester en voelt ze zich ongemakkelijk in het huis van haar parvenu-echtgenoot die van cultuur nauwelijks heeft gehoord. John gebruikt heel wat kalmerende geneesmiddelen en is verslaafd aan arseen, hij heeft ook nog een minnares die hem al wat kinderen heeft gebaard, en daarnaast heeft hij nog wat andere veroveringen. May wordt dan weer het hof gemaakt door de lokale losbol, en is het lustobject van Johns valse en jaloerse broer Richard, die er enkel op uit is het huwelijk van John naar de haaien te helpen en May de zijne te noemen. Natuurlijk loopt alles in het honderd; John wordt dodelijk ziek en sterft. Waren het de geneesmiddelen of heeft May hem vergif- tigd met arseen? De jaloerse Richard die haar verdenkt een verhou- ding te hebben met de lokale hengst, doet er alles aan om haar voor moord te laten opdraaien, hij vertelt er zelfs bij dat ze bezig was een 156 duister verleden 2 echtscheiding in te leiden. May staat terecht en wordt veroordeeld tot de strop, maar de straf wordt omgezet in twintig jaar cel, omdat niet bewezen kon worden dat John stierf door opzettelijk toege- diend arseen, of dat het om de arseen ging die al in zijn lichaam aanwezig was. In de epiloog sterft ze, oud en alleen en vergeten, verstoten door haar kinderen, en in een reflectie over haar leven stelt ze vast dat ze altijd wel ergens beknot werd in haar vrijheid, thuis en in haar huwelijk. Je kunt denken dat dit maar een gewoon soapverhaal is, maar de feministische onderstroom is duidelijk aanwezig. Wat kun je anders zeggen van het feit dat May altijd moest gehoorzamen, eerst aan haar vader, later aan haar man, voor wie ze enkel een lustobject was, wat ook gold voor zijn broer en de lokale hengst, die haar enkel voor zichzelf wilden als een speeltje of een mooi schilderij. Ook de klas- senstrijd is aanwezig, dat zie je aan de manier waarop de bedienden zich tegen haar keren wanneer ze beschuldigd wordt van moord, waarbij ze alle gebeurtenissen interpreteren in haar nadeel. Er is echter ook niet veel sympathie te vinden voor John en zijn familie, de nieuwe rijken die het oude geld na-apen en hun muren behangen met smakeloze kunst, slecht bereide overvloedige maal- tijden serveren, en er te veel bedienden op nahouden. John Tyler heeft een bibliotheek, niet omdat hij graag leest, maar om tegen zijn gasten te kunnen zeggen: “Ik zie je in mijn bibliotheek.” Dat stuit May allemaal tegen de borst, maar ze blijft de vlekkeloze, passieve echtgenote die heel gemakkelijk te manipuleren is. In het boek en in de film is het net zoals het in het werkelijke leven is gegaan: velen zijn ervan overtuigd dat May (Florence) onschuldig was, een advocaat bracht zelfs tot haar verdediging aan, dat ze meer voordeel zou hebben gehad met een echtscheiding dan met Johns dood. marjorie bowen 157

BLANCHE FURY (1948) Independent Producers REGIE: Marc Allégret SCENARIO: Audrey Erskine-Lindop, Cecil McGivern, Hugh Mills (terwijl Marjorie Bowen/Joseph Shearing niet eens worden vermeldt) MET: Valerie Hobson, Stewart Granger, , Walter Fitzgerald

Met Blanche Fury heeft Marc Allégret, net zoals auteur Joseph Shearing, zich ontdaan van ieder keurslijf: het werd een historische romance, een hoog- dravend Victoriaans drama, gemakkelijk escapisme, maar het kon geen van beiden iets schelen. Dit is de story van Blanche Fuller, een trotse jonge vrouw, die gedwongen wordt een baan als dienstmeisje aan te nemen na de dood van haar ouders. Het is 1853 en Blanche heeft verschillende baantjes achter elkaar, ze kan het nergens lang volhouden en krijgt zowat overal de zak omdat ze zich niet onderdanig genoeg opstelt, maar erger nog is haar scherpe tong. Ze is 25, ambitieus, en is niet van plan om de rest van haar leven als gezelschapsdame voor oudere vrouwen te funge- ren. Ze krijgt een baan aangeboden bij haar oom, Simon Fury, zodat ze op Clare Hall gaat werken, maar ze heeft haar ogen gericht op de toekomst: ze wil meer dan onderdak, de kost en een klein loontje. Laurence, de zoon van Simon, is weduwnaar met een jonge doch- ter, Lavinia, die te veel alleen is en sinds de dood van haar moeder nauwelijks nog lessen in opvoeding krijgt. Blanche en het meisje kunnen het al snel met elkaar vinden en gaan van elkaar houden. Dat kan niet worden gezegd van Blanche en Laurence, maar toch trouwt ze met hem, vooral omdat ze dan haar status als lid van de aristocratie kan ophouden. Je krijgt al vlug de indruk dat het een verstandshuwelijk is en dat er geen enkele erotische droom mee wordt vervuld. Daar zou 158 duister verleden 2

Philip Thorn, de buitenechtelijke zoon van de al overleden Adam Thorn en een Italiaanse vrouw, misschien wel voor kunnen zor- gen. Thorn is, als bediende, de beheerder van Clare Hall, maar zijn enige betrachting is zijn ‘rechtmatige plaats’ te veroveren, net zoals Blanche. Thorn heeft ambitie, neemt iedereen voor zich in, maar er schuilt ook geweld en boosaardigheid in hem. Blanche Fury grijpt je meer dan andere historische melodrama’s aan, vooral wegens de vele gebeurtenissen: brand, moord, laaghar- tige plannen en zelfs een bende gevaarlijke zigeuners.

SO EVIL MY LOVE (1948) Paramount British Pictures REGIE: SCENARIO: Ronald Millar, Leonard Spigelgass MET: Ray Milland, Ann Tod, Geraldine Fitzgerald, Leo G. Carroll, Raymond Huntley

Heel wat van het kapitaal van de Hollywoodstudio’s zat na de Tweede Wereldoorlog vast in Europa. Producent Hall Wallis vond daar echter wat op, hij ging So Evil My Love gewoon in Engeland opnemen. De non-conformistische onafhankelijke producent was een anglofiel en daar was hij trots op. Wallis ging zelfs zover in zijn verering dat hij zich een replica van een Engels landhuis liet bouwen in de San Fernando Valley. Je vond abrikozen- en walnotenboomgaarden op het landgoed van Wallis (hij bezat ook sinaasappelbomen waarvan hij de opbrengst verkocht aan Sunkist). Zijn keuze voor de Denham Stu- dios (nabij Greater London) lijkt dus logisch. Hij haalde Ray Milland (gebo- ren in Neath, Glamorgan, Wales) terug naar zijn geboorteland en zette hem aan het werk, vervolgens vroeg hij Ann Tod (geboren in Hartford, marjorie bowen 159

Cheshire, Engeland) die al in Engeland was en daar in de West End (Londen) optrad. Dan was er nog Geraldine Fitzgerald die vanuit Greystones, Wicklow, Ierland naar Londen en vervolgens naar Broadway was getrokken, waar Hall Wallis haar had zien optreden met de ’ Mercury Players en haar een con- tract voor zeven jaar had aangeboden. So Evil My Love behoort tot een subgenre, waarin alle emoties, motivaties, psychoses en dwangmatige handelingen van de film noir getransplanteerd worden naar verhalen die gesitueerd zijn rond de eeuwwisseling op het einde van de 19de eeuw. ‘Gaslight noir’ kreeg zijn naam mee van de films Gaslight (1940) en de remake hiervan (1944), Hangover Square (1945) en The Spiral Staircase (1945).

Het verhaal: Olivia Harwood is een jonge weduwe die terugkeert naar Engeland. Haar echtgenoot, een Anglicaanse predikant, is gestorven en zij erfde een huis in Kensington. Aan boord van het schip breekt echter malaria uit. De kapitein die Olivia’s achtergrond kent, weet ook dat zij malaria al in de ogen heeft gezien en vraagt haar om hulp. Tussen de zieken is er een aantrekkelijke man, Mark Bellis. Olivia’s lot is bezegeld door deze ontmoeting. Deze Bellis, een vervalser en crimineel, wil en zal haar verove- ren, omdat hij in haar een gemakkelijke prooi ziet. Olivia valt inder- daad halsoverkop voor hem en dit tegen beter weten in. Mark heeft de laatste tijd erg weinig succes gehad met zijn pogin- gen om rijk te worden, maar met Olivia zal het hem wel lukken, denkt hij. Hij vraagt Olivia haar vriendin Susan Courtney aan te spreken voor een lening. Susan die wat blij is haar te zien, en die nu getrouwd is met een rijkaard, Henry Courtney, stemt daar mee in. Maar er zit een addertje onder het gras. Olivia beloofde voor ze haar man volgde naar Jamaica, dat ze Susans brieven, die haar in vertrouwen ter bewaring gegeven waren, zou verbranden. Mark ziet het echter anders en is wat blij dat Olivia haar belofte niet is nageko- men, hij zal er Susan mee chanteren, want het waren liefdesbrieven gericht aan Susans vroegere beau. Susan betaalt en dit gaat een tijdje goed, maar dan komt rijkaard Henry Courtney erachter en probeert een stokje voor de chantage te steken. Als hij echter kort daarop overlijdt, is het niet van een hartaanval, maar van gif. Natuurlijk 160 duister verleden 2 wordt Susan verdacht en Olivia ziet het met lede ogen aan, ze voelt zich schuldig omdat ze de brieven niet verbrandde en meespeelde in het vuile spelletje dat Mark had opgezet. Terwijl de wolken boven haar vriendin samentrekken, probeert zij het web te ontrafelen.

UNDER CAPRICORN (1949) Transatlantic Pictures REGIE: Alfred Hitchcock SCENARIO: Helen Simpson (auteur van Under Capricorn), John Colton, Margaret Linden (de twee laatste schreven samen het naar de roman gemaakte toneelstuk), James Bridle was scenarist, hierbij geholpen door , Peter Ustinov en Joseph Shearing (Marjorie Bowen) MET: Ingrid Bergman, Joseph Cotton, Michael Wilding, Margaret Leighton, Cecil Parker, Denis O’Dea

Het is 1831 en de Ier Charles Adare reist naar Australië om aan een nieuw leven te beginnen, waarbij hij rekent op zijn neef die net tot gouverneur is benoemd. Wanneer hij arriveert, ontmoet hij de machtige landbezitter en ex-gevangene Sam Flusky, die een zakelijke overeenkomst met hem wil sluiten. Tijdens een feestelijke maaltijd in het huis van Flusky, ontmoet Charles de vrouw van Flusky, Hen- rietta, die hij nog heeft gekend als kind in Ierland. Henrietta is aan de drank verslaafd en bevindt zich op de rand van de waanzin. Een veel te weinig bekende Hitchcock die dikwijls wordt afge- daan als ‘iets minder van kwaliteit’. En daar kan ik het helemaal niet mee eens zijn. Voor mijn part kwamen er weinig of geen derge- lijke sterke dialogen voor in veel van de zogenaamd ‘betere’ Hitch- cocks, en als je het talent van Ingrid Bergman – hoewel ze hier een Ierse moet spelen – en samenbrengt, houd je een spetterend vuurwerk over, om nog maar niet te spreken van de in hoofdzaak Engelse cast die de sterren van de hemel spelen. Under Capricorn is een ondergewaardeerd meesterwerk en zeker een van de beste ‘kostuumfilms’ van de jaren 40. Joseph Cotten Alfred Hitchcock geeft Ingrid Bergman een rondleiding in Londen.

Publicityshot: Ingrid Bergman Michael Wilding marjorie bowen 163

CAPTAIN BANNER (1954) BBC Sunday-Night Theatre (8 augustus 1954) Van de in totaal 522 episodes zijn er tot nog toe nauwelijks 27 teruggevonden. Ook deze aflevering is nog steeds vermist. REGIE: Rudolf Cartier SCENARIO: Duncan Ross naar het gelijknamige toneelstuk in drie bedrijven van Marjorie Bowen, schrijvend als George Preedy MET: Michael Brennan, Faith Brook, Mary Clare, George Coulouris, David Farrar

Men ziet duidelijk dat George R. Preedy (Marjorie Bowen) een grote kennis had van het Europa van de achttiende eeuw en dan in het bij- zonder van Noord-Europa. De film is gebaseerd op het verbazende verhaal van Carolina Matilda van Wales, koningin van Denemar- ken en Noorwegen (zuster van George III, koning van Engeland en echtgenote van haar neef, de schizofrene koning Christian VII die zich liever vermaakte met de prostituee Anne Cathrine Benthagen, met wie hij het nachtelijke Kopenhagen letterlijk onveilig maakte). Ze werd gearresteerd op grond van beschuldigingen van graaf Goldburg, om reden van overspel en verraad. Ze werd in het nach- telijk uur overgebracht naar het verschrikkelijk fort Kronborg; en dat terwijl haar ‘lover’, Struensee, zonder pardon werd onthoofd. Was dit fictie?2

SO EVIL MY LOVE (1955) NBC - Lux Video Theatre (27 januari 1955) Live theater op televisie, zeer dikwijls met Hollywoodsterren. Het startte als 30 minuten programma, maar toen het naar NBC verhuisde in 1954 werd het 60 minuten. De stukken waren meestal adaptaties van bekende films die wer- den voorgesteld door een gastheer. Deze gastheer introduceerde de sterren en hield na de vertoning een interview met hen. REGIE: Cal Kuhl, Buzz Kulik

2 (Wil je meer weten, kijk dan op: http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/koningshuis/ 106542-christiaan-vii-van-denemarken-de-schizofrene-koning.html) 164 duister verleden 2

SCENARIO: Leonard Spigelglass en Ronald Millar, schrijvers van het origi- nele scenario voor de film uit 1948, bewerkt voor televisie door S.H. Barnett MET: Richard Aherne, Ken Carpenter, Paula Duncan, Isobel Elsom (soms wel eens de Engelse Mary Pickford genoemd – haar eerste film dateert van 1915)

Kort en bondig: De weduwe van een missionaris wordt verliefd op een man die ze ontmoet aan boord van een schip en wordt zijn slachtoffer.

THE SILK PETTICOAT (1962) Shamley Productions TV-serie Alfred Hitchcock Presents (2 januari 1962) REGIE: John Newland SCENARIO: Norman Ginsbury, Halsted Welles naar ‘The Scoured Silk’ dat verscheen als ‘Crimes of Old London – The Scoured Silk’ in All Story Weekly op 8 juni 1918. Opgenomen in Old Patch’s Medley (1930), als ‘The Orford Mystery’. Werd later eveneens opgenomen in The Bishop of Hell & Other Stories (2006) MET: Michael Rennie, Antoinette Bower, Jack Livesey, Doris Lloyd

Hitchcock weet zijn akelige verhalen wel te vinden en er veel van weggeven zou alleen maar de pret bederven. De twee hoofdpersonages in dit verhaal zijn mijnheer Orford en de jonge vrouw met wie hij zal trouwen, Elisa Minden. Orford is een geletterd man wiens leven in het teken staat van de vertaling van Ariosto’s Orlando Furioso, een van de hoogtepunten van de Ita- liaanse literatuur van de renaissance. Ook schrijft hij essays in ver- band met grammatica en taal. Je zou denken dat hij eerder saai is. Maar is hij dat? Orford is van middelbare leeftijd en heel wat ouder dan zijn verloofde, en was ooit getrouwd. Het is twintig jaar geleden dat zijn eerste vrouw na hun huwelijk bij hem introk in zijn huis in Covent Garden. Eigenlijk was het zo dat wanneer Orford met zijn eerste vrouw, Flora Orford, arriveerde in het huis aan Covent Gar- den, de piepjonge Elisa daar getuige van was. Niemand had ooit nog veel van Flora gezien, enkel nu en dan een glimp achter een gordijn. marjorie bowen 165

Maar dat was twintig jaar geleden en nu was het jonge meisje een aantrekkelijke jonge vrouw. Het was Elisa’s vader die het huwe- lijk had gearrangeerd en zeker niet Elisa zelf. Nadat Orford Elisa op een dag mee naar het graf van Flora neemt en haar met een zeker genoegen vertelt over haar dood en hoe slecht zij wel was en dat zelfs pijnigen niet hielp, begint Elisa zich bepaald veel vragen te stel- len. Is Flora Orford wel echt dood, heeft Orford haar alleen maar monddood gemaakt en is hij een bigamist? Het verhaal kun je vinden op het net. Je komt dan te weten dat het vele jaren vroeger speelt dan de tv-adaptatie.

BIBLIOGRAFIE

Als Marjorie Bowen

The Viper of Milan (1906) The Master of Stair (1907) The Sword Decides (1908) A Moment’s Madness (1908) The Leopard and the Lily (1909) Black Magic: a Tale of the Rise and Fall of the Antichrist (1909) I Will Maintain (1910, herziene uitgave in 1943) God and the King (1911) Defender of the Faith (1911) God’s Playthings (1912) Lover’s Knots (1912) The Rake’s Progress (1912) The Quest of Glory (1912) The Governer of (1913) A Knight of Spain (1913) The Two Carnations (1913) Prince and Heretic (1914) Because of These Things (1915) Mr Washington (1915) The Carnival of Florence (1915) Shadows of Yesterday (1916) – korte verhalen William, by Grace of God (1916) Curious Happenings (1917) – korte verhalen 166 duister verleden 2

The Third Estate (1917); herziene uitgave als Eugenie (1971) -at-Arms (1918) The Burning Glass (1918) Crimes of Old London (1919) – korte verhalen Mr Misfortunate (1919) The Cheats, A Romantic Fantasy (1920) The Pleasant Husband and other stories (1921) Roccoco (1921) The Haunted Vintage (1921) The Jest. Vertaling en romanbewerking van “La Cena delle beffe” van Sem Benelli (1922) Affairs of Men (een selectie van romans van Bowen, 1922) Stinging Nettles (1923) – een semi-autobiografische roman over het ten gronde gaan van haar huwelijk met Zefferino Seeing Life! and Other Stories (1923) The Presence and the Power: A Story of Three Generations (1924) The Leopard and the Lily (1925) Five People (1925) “Luctor et Emergo”, een essay over het Engeland ten tijde van de Vrede van Rijswijk op 20 september 1697 te Rijswijk, een in het stadhouder- lijk paleis Huis ter Nieuburch gesloten vredesverdrag tussen de Grote Alliantie, bestaande uit Duitse Heilige Roomse Rijk, Denemarken, Zweden, het Hertogdom Savoie, Spanje, Engeland en de Nederlandse Republiek enerzijds en Frankrijk anderzijds. Het verdrag maakte een einde aan de Negenjarige Oorlog (1926) Boundless Water (1926) The Seven Deadly Sins: Tales (1926) Nell Gwyn: A Decoration (1926) The Display’d – non-fiction “Five Winds” (1927) The Pagoda (1927) Dark Ann (1927) – korte verhalen Exits and Farewells (1928) The Golden Roof (1928) The Story of the Temple and its Associations (1928) The Countess Fanny (1928) Holland (1928) – een toeristische gids voor Nederland William, prince of Orange (afterwards king of England): being an account of his early life up to his twenty-fourth year (1928) Sundry Great Gentlemen (1928) – biografieën The Winged Trees (1928) marjorie bowen 167

Sheep’s Head and Babylon, and Other Stories of Yesterday and Today (1929) – korte verhalen The Third Mary Stuart, Mary of York, Orange and England (1929) Dickon (1929) The Gorgeous Lovers and other Tales (1929) Mademoiselle Maria Gloria van Bowen, en The Saving of Castle Malcolm van Madeleine Nightingale (1929) The Great Weird Stories (1929) (samenstelling) (als Arthur Neale) The Lady’s Prisoner samen met The Story of Mr. Bell van Geoffrey M. Boumphrey (1929) A Family Comedy (1840) (1930) Bagatelle and some other diversions (1930) Captain Banner: a drama in three acts (1930) Exits and Farewells: Being some account of the last days of certain histori- cal characters (1930) The English Paragon (1930) Old Patch’s Medley; or, a London miscellany (1930) – korte verhalen The Question (1931) Brave Employments (1931) Withering Fires (1931) – mystery Grace Latouche and the Warringtons (1931) – korte verhalen The Shadow on Mockways (1932) – een Grand Guignol melodrama Fond Fancy, and Other Stories (1932) Passion Flower (1932) als George Preedy Idler’s Gate (1932) als John Winch The Veil’d Delight (1933) Great Tales of Horror (1933) (samenstelling) The Last Bouquet, Some Twilight Tales (1933) – korte verhalen I Dwelt in High Places (1933) – een roman over de verhouding tussen de Elizabethiaanse geleerde John Dee (mathematicus, astronoom, astro- loog, occultist, zeevaarder en imperialist) en Edward Kelley occultist en zelfverklaard medium The Stolen Bride (1933) “Set with Green Herbs” (1933) The Triumphant Beast (1934) The Scandal of Sophie Dawes (1934) – over de courtisane van lage afkomst Sophie Dawes, Baronne de Feuchères, die door Bowen wordt beschre- ven als een losbandige lichtekooi, als een jonge sloerie en als een uit de goot opgeklommen hoer William III and the Revolution of 1688 (1934) Peter Porcupine: a study of William Cobbett, 1762–1835 (1935) 168 duister verleden 2

Patriotic Lady. A study of Emma, Lady Hamilton, and the Neapolitan Revolution of 1799 (1935) More Great Tales of Horror (1935) (samenstelling) Mary Queen of Scots: Daughter of Debate (1936) William Hogarth (1936) Trumpets at Rome (1936) Crowns and sceptres: the romance and pageantry of Coronations (1937) Worlds’ Wonder and Other Essays (1937) This Shining Woman: Mary Wollstonecraft Godwin (1937) – een biogra- fie van Mary Wollstonecraft auteur van A Vindication of the Rights of Woman uit 1792 Some Famous Love Letters (1937) (samenstelling) Wrestling Jacob. Over John Wesley, stichter van de methodistenbeweging, en zijn familie (1937) Royal Pagentry (1937) God and the Wedding Dress (1938) The Trumpet and the Swan: an adventure of the Civil War (1938) A Giant in Chains: Prelude to Revolution-France 1775–1971 (1938) Mr. Tyler’s Saints (1939) The Circle in the Water (1939) The Debate Continues: being the Autobiography of Marjorie Bowen (1939) (als Margaret Campbell) Ethics in Modern Art (1939) Exchange Royal (1940) Strangers to Freedom (1940) Illustraties van Gina Dawson Today is Mine: The story of a gamble (1941) Airing in a Closed Carriage (1943) The Church and Social Progress: An exposition of rationalism and reaction (1945) The Bishop of Hell and Other Stories (1949) – een selectie van haar eer- der verschenen supernatural verhalen; herdrukt in 2006 door Words- worth Editions met een woord vooraf van de jongste zoon van Mar- jorie Bowen. In the steps of Mary Queen of Scots (1952) The Man with the Scales (1954) – haar laatste roman die posthuum werd uitgegeven. Kecksies and Other Twilight Tales (1976) – korte verhalen Gustavus Adolphus II (1594–1632): elected King of Sweden, of the Goths and Vandals (1988) Twilight and Other Supernatural Romances (1998) Collected Twilight Stories (2010) marjorie bowen 169

Als Joseph Shearing

Forget-me-Not (1932) Album Leaf (1933) Moss Rose (1934) The Angel of the Assassination (1935) – non-fiction biografie van Charlotte Corday die de Jacobijnse leider Jean-Paul Marat opruimde The Golden Violet. The story of a lady novelist (1936), later herdrukt als Night’s Dark Secret onder het pseudoniem Margaret Campbell (1975) The Lady and the Arsenic: The life and death of a romantic: Marie Cap- pelle, Madam Lafarge (1937) – non-fiction Orange Blossoms (1938) – korte verhalen Blanche Fury (1939) Aunt Beardie 1940 The Crime of Laura Sarelle (1941) The Golden Violet (1941) The Spectral Bride (1942) Airing in a Closed Carriage (1943) The Abode of Love (1944) For Her to See (1947), het gedramatiseerde verhaal van de moord op Charles Bravo3. Werd in Engeland uitgegeven als So Evil My Love wat ook de titel is van de naar deze roman gemaakte Britse film. Mignonette (1949) Within the Bubble (1950) To Bed at Noon (1951)

Als George Preedy

General Crack (1928) The Rocklitz (1930) Bagatelle and some other Diversions – korte verhalen (1930) Tumult in the North 1930 The Pavilion of Honour 1932 Violante: Circe and Ermine 1932 Double Dallilay (1933)

3 Charles Bravo (1845 – 21 april 1876) was een Britse advocaat die werd vergiftigd met antimoon. De zaak wordt in Britse gerechtelijke kringen nog steeds druk besproken omdat ze sensationeel was, berucht en onopgelost tot op de dag van vandaag. De mis- daad vond plaats in een elitair Victoriaans gezin dat The Priory bewoonde, een opval- lend huis in Balham, Londen. 170 duister verleden 2

Dr. Chaos and the Devil Snar’d (1933) The Knot Garden: Some Old Fancies Re-Set (1933) The Autobiography of Cornelius Blake, 1773–1810, of Ditton See, Cam- bridgeshire (1934) Laurell’d Captains (1935) The Poisoners (1936) My Tattered Loving (1937, herdrukt in 1971 als The King’s Favourite van Marjorie Bowen) Painted Angel (1938) Child of chequer’d fortune: The life, loves and battles of Maurice de Saxe, Marechal de France (1939) – non-fiction Dove in the Mulberry Tree (1939) The Fair Young Widow (1939) Primula’ (1940) Black Man - White Maiden (1941) Findernes’ Flowers (1941) Lyndley Waters (1942) Lady in a Veil (1943) The Fourth Chamber (1944) Nightcap and Plume (1945) No Way Home (1947) The Sacked City (1949) Julia Ballantyne (1952)

Als Robert Paye

The Devil’s Jig (1930) Julia Roseingrave (1933) – supernatural fiction over vooral hekserij marjorie bowen 171

VERHALEN EN ARTIKELS VERSCHENEN IN TIJDSCHRIFTEN EN MAGAZINES

BOWEN, MARJORIE (pseudoniem van Gabrielle M.V. Long (1886-1952) Clarinda (kort verhaal) The Story-Teller okt 1907 A Princess of Kent (kort verhaal) Harper’s Monthly apr 1908 Madame Victoire in Velvet (kort verhaal) The Bellman 7 nov 1908 A Moment’s Madness (novelle) The Cavalier dec 1908 The Apple of Venus (kort verhaal) Harper’s Monthly feb 1909 “Dorinda Dares” (kort verhaal) Harper’s Monthly jul 1909 An Initial Letter (kort verhaal) Harper’s Monthly apr 1910 “Holy Mr. Herbert” (kort verhaal) Harper’s Monthly mei 1910 The Feud (kort verhaal) Harper’s Monthly jul 1910 Charlie (kort verhaal) The Story-Teller aug 1910 The Intruder (kort verhaal) Harper’s Monthly feb 1913 The Tribunal of Terror (novelle) Top-Notch 30 sept 1914 The Crimson Symbol (novelle) Top-Notch 15 apr 1915 Gold in Genoa (kort verhaal) The British Girl’s Annual, 1917 1916 Tiftsie’s Last Dance (kort verhaal) The British Girl’s Annual, 1918 1917 Crimes of Old London – The Scoured Silk (kort verhaal) All-Story Weekly 8 jun 1918 An Adventure that Happened to King Ban of Benoie (kort verhaal) Colour mei 1919 The Wife of My Lord (kort verhaal) Snappy Stories 2 dec 1919 The Spotted Masks: The Wizard’s Jewels (kort verhaal) Hutchinson’s Story Magazine jan 1920 The Emeralds (kort kort verhaal) The Lighter Side 1921 The Square Gold Ring 1 (segment) The Green Book Magazine mrt 1921 [Kitty Trelawney] The Square Gold Ring 2: The Palace in Genoa (segment) The Green Book Magazine apr 1921 [Kitty Trelawney] The Square Gold Ring 3: The Plaster Statue (segment) The Green Book Maga- zine mei 1921 [Kitty Trelawney] The Square Gold Ring 4: The Cave of Jewels (segment) The Green Book Maga- zine jun 1921 [Kitty Trelawney] The Square Gold Ring: V. (segment) The Green Book Magazine jul 1921 [Kitty Trelawney] Ancient Landmarks (kort verhaal) The Grand Magazine mrt 1923 Just Like Nancy (kort verhaal) Happy Mag. apr 1923 “The Moon at Carthage” (kort verhaal) Cassell’s Magazine of Fiction apr 1923 172 duister verleden 2

Green Garters (kort verhaal) The Magpie zomer 1923 Seeing Life (kort verhaal) The Sketch 19 sept 1923 “He Made a Woman...” (kort verhaal) opgenomen in Seeing Life and Other Stories (1923) White Hyacinths (kort verhaal) opgenomen in Seeing Life and Other Stories (1923) Her Hidden Love Letters (kort verhaal) Live Stories 8 feb 1924 The Gate (kort verhaal) The Smart Set (UK) jan 1925 Les Fantoches (kort verhaal) The Smart Set (UK) feb 1925 My Lady’s Prisoner (kort verhaal) The Smart Set (UK) mrt 1925 My Favourite Story (introductie tot een verhaal) Standard Stories sept 1925 The Proposal (kort verhaal) Woman’s Home Companion jun 1927 Miranda (kort verhaal) Woman mei 1928 “Pat-a-Too” on the Bridge (kort verhaal) The Blue Magazine dec 1928 Clothes and the Man (artikel) John o’ London’s Weekly and The Outline 6 dec 1930 The Amber Cabinet (kort verhaal) The Grand Magazine jul 1933 Catherine the Great (segment) The Passing Show 10 feb 1934, etc. [untitled] (kort verhaal) Humanity 27 dec 1935; een verhaal zonder titel over een man die een spookverhaal wil schrijven en zichzelf haast doodschrikt. Unlike Other Ladies, 1: The Worst Woman in Europe (artikel) The Passing Show 1 feb 1936; serie over beroemde vrouwen: Madame de Brinvilliers. Unlike Other Ladies, 2: A Woman in Love with a Demon (artikel) The Pas- sing Show 8 feb 1936; over Esther Vanhomrigh. Unlike Other Ladies, 3: The Grand Duchess Prepares Poison (artikel) The Passing Show 15 feb 1936; over Bianca Capello. Unlike Other Ladies, 4: The Fisher Girl Goes to Court (artikel) The Passing Show 22 feb 1936; over Sophie Dawes. Unlike Other Ladies, 5: The Secret of the Merciless Marquise (artikel) The Passing Show 29 feb 1936; over Madame La Voisin. Unlike Other Ladies, 6: An Actress Ruins a King (artikel) The Passing Show 7 mrt 1936; over Lola Montez, Hertogin van Landsfelt. Millions of Strange Shadows (kort verhaal) Holly Leaves nov 16 1936 Women Who Changed History, 1: A Foolish Girl About the Court (artikel) The Passing Show 5 dec 1936; over Anne Boleyn. Women Who Changed History, 2: She Refused to Be Rescued (artikel) The Passing Show 12 dec 1936; over Marie Antoinette. Women Who Changed History, 3: An Empire at Her Feet (artikel) The Pas- sing Show 26 dec 1936; over Catherina de Grote. Women Who Changed History, 4: Medici Trap for Scarface (artikel) The Pas- sing Show 9 jan 1937; over Catherina de Medici. marjorie bowen 173

Women Who Changed History, 5: The Little Widow’s Might (artikel) The Passing Show 30 jan 1937; over Madame de Montespan. Women Who Changed History, 6: Queen Gambles with Love–and Wins (artikel) The Passing Show 20 feb 1937; over Isabella van Castillië. Fools of Fashion, Aren’t We All? (artikel) Britannia and Eve mei 1937 Agony Column Romance (artikel) The Passing Show 18 sept 1937; Honore de Balzac and Madame Hanska [Strange Love Stories #1] Sarah Siddons’ Daughter (artikel) The Passing Show 25 sept 1937; Sir Thomas Lawrence and Sally & Maria Siddons [Strange Love Stories #2] Eccentric in Search of a Wife (artikel) The Passing Show 2 okt 1937 Thomas Day [Strange Love Stories #3] Poet, Parrot and Peasant (artikel) The Passing Show 16 okt 1937; Heinrich Heine [Strange Love Stories #4] The Lovers Who Never Spoke to each Other (artikel) The Passing Show 30 okt 1937; Tchaikovsky en Madame von Meck [Strange Love Stories #5] Mirabeau, Ugly Lover (artikel) The Passing Show 13 nov 1937; Mirabeau en Madame Monnier [Strange Love Stories #6] The Suspicious House (kort verhaal) Holly Leaves nov 15 1937 Rose Eclipse (kort verhaal) Holly Leaves nov 21 1937 The Apple Green Diamond (kort verhaal) Britannia and Eve dec 1938 [Comte de Saint Germain] The Sailor and the King’s Daughter (kort verhaal) Illustrated 17 jun 1939 Heroes Return (kort verhaal) Illustrated 28 dec 1940 Soldier Comes Home (kort verhaal) Illustrated 25 jan 1941 Jacqueline of the Peach Blossoms (kort verhaal) Fourth Coronet Girl’s Stories 1959 “Bedlam Betty” (novelle) The Gorgeous Lovers (kort verhaal) Grace Latouche and the Warringtons (kort verhaal) The Half-Brothers (kort verhaal) Mademoiselle Maria Gloria (kort verhaal) My Lady Played (kort verhaal) The Six-Thirty (kort verhaal) The Usual Thing (kort verhaal) Windfalls (kort verhaal)

PREEDY, GEORGE (R.) Bagatelle (kort verhaal) Collier’s 17 aug 1929 The Prince’s Darling (segment) Collier’s 31 aug 1929, etc. Beltarbet’s Price (kort verhaal) Collier’s 21 dec 1929 174 duister verleden 2

Serenata for the Grand Duke (kort verhaal) A Tune for a Trumpet (kort verhaal)

SHEARING, JOSEPH

Love-in-a-Mist (kort verhaal) 1932 The Chinese Apple (kort verhaal) The Illustrated London News 18 nov 1948 The Bishop of Hell (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine jun 1952 Liri Confancie (kort verhaal) Charles Einstein: terwijl de stad slaapt

Charles Einstein (2 augustus, 1926 – 7 maart, 2007) was de enige zoon van Lillian Seidel, een lerares Engels, en Harry Einstein, een bekende vaudeville acteur die optrad onder de pseudo-Griekse naam ‘Parkyakarkus’. Zijn specialiteit was zogenaamde Griekse woorden zo te verengelsen of Engelse woorden zo te vergrieken dat iedereen in een deuk lag. Onder dezelfde naam trad hij ook op in de radioshows van Eddie Cantor en en in minstens elf films. Parkyakarkus kreeg een ster op de voor Radio. Vader Harry Einstein stierf op 24 november 1958 na een optreden in de Friars Club of Beverly Hills Roast in Los Angeles, die bezit was van Lucille Ball en . Hij was nog maar net van de planken en had zich neergezet naast Milton Berle toen een hartaanval hem velde. Milton die het zag gebeuren, riep “Is er een dok- ter in de zaal?!”, wat op gelach werd ont- haald omdat het publiek het interpre- teerde als shtick. Milton Berle die de situatie probeerde te redden, gebaarde naar Tony Martin dat hij een liedje moest zingen om de menigte te entertainen, maar Martin maakte niet direct de goede keuze met There’s No Tomorrow. Charles’ ouders verhuisden naar New York City vanuit Boston, maar het huwelijk liep al snel spaak. Harry Einstein ging naar Los Angeles. Beide ouders hertrouwden en Charles kreeg er nog drie stiefbroers bij: de acteur Albert Brooks, de komiek Bob Einstein (ook gekend als Super Dave Osborne) en Clifford Einstein, die het 176 duister verleden 2 ver schopte in de advertentiewereld en zetelde in het bestuur van het Los Angeles Museum of Contemporary Art. De jonge Charles bezocht het onafhankelijke voorbereidings- college, de Horace Mann School, in het Riverdale gedeelte van de Bronx, om vervolgens studies aan te vatten aan de universiteit van Chicago. Dat was net nadat het Manhattan Project erin slaagde een eerste nucleaire kettingreactie teweeg te brengen in een onder- gronds laboratorium dat was gelegen onder een van de sportvelden. Een bekende uitspraak van Charles hieromtrent was: “We used to joke that our locker room was the nicest in the country, but the water in the showers was radioactive.” Nog op het college ontmoette hij Corrine McMillan Pendlebury, met wie hij getrouwd bleef tot aan haar dood in 1989. Einstein begon zijn beroepscarrière als sportjournalist bij het International News Service in Chicago, en begon ook korte verhalen te publiceren in Collier’s en The Saturday Evening Post. De talent- scouts van Hollywood ontdekten hem daar en vroegen hem om een origineel verhaal te schrijven voor televisie.

GO AHEAD AND JUMP (1954) CBS Four Star Playhouse (30 december 1954) Een Four Star – Dick Powell- -David Niven-Ida Lupino Production, wat betekende dat deze vier sterren een aflossingsschema hanteerden wat betreft de bezetting van iedere aflevering. REGIE: Roy Kellino SCENARIO: Dick Carr MET: Dick Powell, Bill Johnstone, Joanne Jordan, Robert Foulk, George Wallace, Robert Bice

De taxichauffeur, Eddie, pikt een trieste man op, aan wie duide- lijk te zien is dat hij succesvol is, en brengt hem op zijn vraag naar een hotel, waar de chauffeur getuige is hoe de man wordt vernederd door zijn ex. Wanneer de man terug in de taxi stapt en de chauffeur vraagt om hem naar het midden van de grootste brug te brengen, probeert de taxichauffeur wat alledaagse psychologie op zijn klant charles einstein 177 toe te passen. Met een leugentje erbovenop probeert hij om de man het leven van de goede kant te laten zien.

Het eerste grote succes kwam in 1952 toen Einstein de roman The Bloody Spur publiceerde. Het boek was gebaseerd op de misdaden van William Heirens, de ‘Lipstick Killer’, een student aan de uni- versiteit van Chicago die Chicago terroriseerde in de jaren 1945/46. Fritz Lang zou er in 1956 While the City Sleeps naar draaien, maar verplaatste de actie naar New York. Dana Andrews speelt de repor- ter Edward Mobley en op een bepaald moment zegden de produ- centen hem de wacht aan omdat hij steeds dronken op de set ver- scheen, wat natuurlijk te gek is, want hoe moest hij dan de rol van alcoholist tot een goed einde brengen?

WHILE THE CITY SLEEPS (1956) RKO Radio Pictures REGIE: Fritz Lang SCENARIO: Casey Robinson MET: Dana Andrews, Rhonda Fleming, Ida Lupino, George Sanders, Howard Duff, Thomas Mitchell, Vincent Price, Sally Forest, John Drew Barrymore

De film opent met de regels:New York City… Tonight en dwaalt dan langs de havenkant waar sleepboten af en aan varen en vervolgens naar een van regen glanzend steegje. Dan zien we de jonge Robert Manners, een boodschappenjongen voor een drug- store die in alles lijkt op een mislukte kopie van , zwartlederen jas en motorpet inbegrepen. Een gluurder. Vervolgens gaan we ons met ernstiger zaken bezighouden. De mediatycoon Amos Kyne overlijdt en zijn hele imperium komt in handen van zijn bijna maniakale zoon, Walter. Walter besluit om iemand in zijn plaats te laten besturen en dat moet een van de afde- lingshoofden van de New York Sentinel worden. Komen in aanmer- Vincent Price Rhonda Fleming

Van links naar rechts: Ida Lupino Fritz Lang Dana Andrews charles einstein 179 king: Mark Loving die voor de telexafdeling verantwoordelijk is, het hoofd van de krantenafdeling John David Griffith (“To get the job, I’ll stick a knife into anybody I have to”), en de verantwoorde- lijke voor de foto’s, Harry Kritzer. Edward Mobley, auteur en winnaar van de Pulitzer Prize, hoofd van de televisieafdeling, weigert het spel mee te spelen. Wat Walter nauwelijks iets kan schelen, want hoewel zijn vader hem die baan aan het hoofd van de televisieafdeling had beloofd, was hij toch over het hoofd gezien ten voordele van de minder ambitieuze Mobley die niet graag met verantwoordelijkheid werd opgezadeld. Net voor Kyne de pijp aan Maarten gaf, was er de moord op een 23-jarige attractieve bibliothecaresse en de moordenaar had met lippenstift ‘Ask Mother’ op de muur van de flat geschreven. Walter stelt voor dat wie deze zaak kan oplossen, gelijk de begeerde baan krijgt. Ook speelt het feit mee dat Mobley net de grote vraag heeft gesteld aan Nancy Liggett, de secretaresse van Loving. Loving en Griffith benaderen Mobley en vragen hem om hulp, omdat hij blijkbaar heel wat contacten heeft binnen de politie en dan vooral met luitenant Burt Kaufman, terwijl Harry Kritzer het op een andere manier speelt en het langs de weduwe Kyne probeert, met wie hij trouwens een verhouding heeft en die van de redactie- leden de naam Lady MacBeth meekreeg. Maar ook Loving speelt het niet helemaal netjes: hij stuurt de vrouwelijke reporter Mildred Donner op Mobley af. Mobley geeft de moordenaar het etiket psychopaat mee en in een tv-commentaar zegt hij “In our world, acts of violence are not rare”, en noemt de dader een moederskindje. “His sick and warped ego demands to be fed with the milk of self-importance.” Lang wijst niet alleen met de vinger naar de moordenaar, maar ook naar de pershaaien die hij portretteert als gluurders en even- goed als onderkruipers van de laagste soort. Hitchcock zou later een zelfde figuur ten tonele brengen, met de verfilming van Robert Blochs roman Psycho, maar alles was al afgekeken van Langs meesterwerk M waarin Peter Lorre de kin- dermoordenaar is. De finale achtervolging in de ondergrondse in While the City Sleeps doet trouwens helemaal denken aan de achter- volging van Lorre in de film uit 1931. 180 duister verleden 2

In 1958 stapt Charles Einstein over naar de San Francisco Exami- ner, hij krijgt een column over het stadsleven toegemeten, maar is al vlug bezig met het rapporteren over baseball met als zijlijn ook nog het amusementswereldje, terwijl hij opnieuw wordt gevraagd om iets voor de televisie te schrijven.

NO TIME AT ALL (1958) Columbia Broadcasting System TV-serie Playhouse 90 (13 februari 1958) Dit is een van de niet zo veel voorkomende gevallen dat de hele episode gefilmd werd, terwijl de meeste afleveringen van Playhouse 90 live gingen. REGIE: David Swift SCENARIO: Charles Einstein naar zijn gelijknamige roman uit 1957 MET: William Lundigan, Betsy Palmer, Jane Greer, , Harry Einstein, Buster Keaton, Chico Marx, Sylvia Sidney

Kirkus Review schreef over het boek: De nachtvlucht, Coastal 214, een commerciële vlucht van Miami naar New York krijgt elektri- sche problemen en het ziet er niet zo best uit. We worden gecon- fronteerd met de vrienden en familieleden van de passagiers. In diverse door elkaar geweven verhalen leren we hen en de passagiers beter kennen. Voor Marshall Kent, de vicepresident van de luchtvaartmaat- schappij, is er het probleem dat hij een contract kan mislopen, en het feit dat de reporter Ben Gammon er lucht van kreeg, betekent slechte publiciteit. Willard Race kan dan weer zijn broer – de piloot – verliezen; voor een bokser die die avond een beslissende match moet vechten, zijn het zijn vrouw en kind; voor Andy Jonas zal ein- delijk zijn wraak zoet zijn omdat hij een bom in het vliegtuig heeft geplaatst om zijn stiefvader te doden. Charles Einstein baseerde zijn boek op een waar gebeurd feit.

In 1965 maakt Einstein de overstap naar The Chronicle, waar hij wekelijks een baseball column onder de titel ‘The Einstein Theory’ schrijft. Zijn boeken over baseball vonden gemakkelijk een uitgever: The charles einstein 181

New Baseball Reader, en in samenwerking met Willie Mays Born to Play Ball en My Life In and Out of Baseball. In 1979 verscheen Wil- lie’s Time: Baseball’s Golden Age, een historische biografie over het leven en de tijd waarin Willie Mays een groot speler werd, maar ook het symbool van de African American triomf. Mays werd opgeno- men in de National Baseball Hall of Fame die gevestigd is in Coo- perstown, New York, een plaatsje dat werd gesticht door Judge Wil- liam Cooper, de vader van James Fenimore Cooper (De laatste der Mohikanen). In 1967 verschijnt een sciencefictionroman The Day New York Went Dry over een door droogte geplaagd Manhattan dat in chaos vervalt. Zijn begeleider bij de uitgeverij was een oude vriend en die wijzigde de oorspronkelijk door Charles gekozen titel. Einstein ver- telt daarover: “I always hated that title. My title was The Day New York RAN Dry. Made it sound like it was about Prohibition or something.” Einstein zet een punt achter The Chronicle in 1970 en gaat op freelance basis werken voor diverse kranten en voor iedereen die hem vraagt. Hij schrijft een bestseller over hoe men black jack moet spe - len How to Win at Blackjack en de thriller The Blackjack Highjack (1976) die in 1978 op 16 januari in première gaat. De tv-serie Lou Grant speelt deze première in de kaart door op 3 januari Airliner naar een verhaal van Charles Einstein uit te zenden.

AIRLINER (1978) TV-serie Lou Grant – Eerste seizoen, aflevering 14 MTM Enterprises REGIE: Mel Damski SCENARIO: James L. Brooks, Allan Burns, Gene Reynolds (dit drietal past de verhalen in het door Leon Tokatyan ontworpen format) MET: Edward Ashner, Robert Walden, Linda Kelsey, Mason Adams, Jack Bannon, Daryl Anderson

De staf van de Tribune wordt teruggeroepen na hun normale werk- tijd omdat er een vliegtuig met meer dan 300 passagiers in moei- 182 duister verleden 2 lijkheden verkeert en een mogelijke crash niet uitgesloten is. Wan- neer enkele journalisten de passagierslijst napluizen, vinden ze daar de naam Joan Hume, de dochter van redactielid Charlie Hume (rol die Mason Adams in 114 afleveringen gezicht gaf).

NOWHERE TO RUN (1978) TV-film MTM Enterprises REGIE: Richard Lang SCENARIO: Jim Byrnes naar The Blackjack Highjack MET: , Stefanie Powers, Allen Garfield, Linda Evans, Neva Patterson

Harry is getrouwd met Marian en het gaat niet echt goed tussen die twee, daarom wil hij weg van haar, maar echtscheiding lijkt hem niet de juiste manier. Nadat hij een systeem heeft uitgedokterd dat hem aan de blackjacktafel veel geld kan opbrengen, ontwerpt hij een plan dat een tijdje voorbereiding vraagt: zorgen dat hij dood wordt verklaard, een nieuwe identiteit aannemen en minstens een half miljoen winnen met blackjack. Wanneer zijn vrouw zijn onge- wone gedrag merkt, raadpleegt ze haar ouders en die sporen haar aan om een privédetective achter Harry aan te sturen. Dan ontdekt Harry de privédetective en slaagt erin hem van kamp te laten veran- deren en hem te berichten over de gedragingen van zijn vrouw, van wie hij vermoedt dat ze een verhouding heeft. Het gaat echter nog verder, de twee mannen worden maatjes. Harry zet een geslaagde zelfmoord op en verdwijnt dan naar Reno om de rest van zijn plan uit te voeren. Hij heeft er echter niet op gerekend dat hij verliefd zou worden op de lieflijke Amy die op het punt staat om naar Israël te vertrekken. Harry besluit met haar mee te gaan en dan wordt het vliegtuig gekaapt. Harry moet nu zijn half miljoen en zijn ware identiteit proberen geheim te houden.

Rond 1984, Einstein woonde bijna 25 jaar in Mill Valley (Califor- nië), verhuisde hij naar New Jersey en ging werken voor een grote publicrelationsfirma in Manhattan. Na enkele jaren ging hij op rust, charles einstein 183 om zich dan weer te engageren voor het schrijven van een weke- lijkse column over de amusementswereld in Atlantic City voor de Newark Star-Ledger, wat hij de volgende 17 jaar volhield. Zijn editor moest hem echter dikwijls wijzen op het feit dat sommige van de grootheden die in zijn column voorkwamen al lang vergeten waren en dat hij hen moest ‘duiden’. De editor getuigde: “De laatste jaren van zijn leven werd hij mistig en hij wist het. Hij leefde na het overlijden van zijn vrouw helemaal alleen net buiten Atlantic City. Regelmatig zag ik in zijn teksten dat hij namen verwisselde en ze stonden vol tikfouten. Maar hij weigerde te stoppen. Op zijn 75ste kocht hij, met de hulp van zijn zonen, een computer en leerde hoe hem te gebruiken, zodat hij zijn teksten kon mailen – voordien tikte hij ze en stuurde ze op met de post. Soms was hij echt grappig: op een dag zei hij tegen zijn chef op de redactie: “I hit SEND and it says it’s sending but it’s not going anywhere!” In 2006 ging hij in de nabijheid van zijn zoon Michael wonen, op een verzorgingsflat. Bij zijn overlijden zei zijn zoon Michael: “He had a writer’s kind of difficulty fitting in with the mainstream. He was intensely -pri vate, but at the same time very funny and outgoing.” Zijn zoon Jef- frey getuigde: “He was a very productive guy, he would do 1,000 words in his sleep.” Het was ook Michael die volgende e-mail verzond aan de vrien- den van zijn vader: “I am sad to report that Charlie passed away yesterday afternoon at St. Anthony’s Memorial Hospital in Michigan City. His health had been steadily declining over the past year, culminating this week in the onset of pneumonia. He was admitted to the hospital yesterday morning and quickly slipped into unconsciousness from which he did not emerge. He was simply too weak to fight back any longer. He died peacefully in his sleep.’ Charles Einstein werd gecremeerd zonder enige formele dienst. 184 duister verleden 2

Bibliografie

The Bloody Spur (herdrukt als While the City Sleeps) Wiretap! The Last Laugh No Time at All The Naked City verhalen gebaseerd op tv-scripts van Stirling Silliphant. “And a Merry Christmas to the Force on Patrol”/ “Lady Bug, Lady Bug…”/ Line of Duty/ Meridian/ Nickel Ride/ The Other Face of Goodness/Susquehanna 7-8367/The Violent Circle The Blackjack Hijack Willie’s Time, voorgedragen voor de Pulitzer Prize Fireside Book of Baseball Baseball Reader The Second Fireside Book of Baseball The Third Fireside Book of Baseball The Day New York Went Dry The New Baseball Reader A flag for San Francisco How to Win at Blackjack How to Coach, Manage, and Play Little League Baseball; A Commonsense… The only game in town Woman Times Seven Willie Mays: coast to coast Giant No Time At All Basic Blackjack Betting “The New Deal” (in Playboy Book of Crime & Suspense) The Official Encyclopedia of Baseball “Let the Sucker Beware” How to Communicate: The Manning, Selvage and Lee Guide to Clear Writing… Fireside Book of Baseball Vol. IV A Hangman’s Dozen (medewerking) Rolling Gravestones (medewerking) Willie Mays: My life in and out of baseball A Big Wind for Summer / The Blackjack Hijack / The Chameleon Course charles einstein 185

VERHALEN EN ARTIKELS VERSCHENEN IN MAGAZINES EN TIJDSCHRITEN

Basketball’s Latest Miracle Coach (artikel) Argosy feb 1950 Baseball’s Hottest Spark Plug (artikel) Argosy mrt 1950 Grandfather’s Pal (zeer kort verhaal) Collier’s 29 jul 1950 The Cadmium Plated Nail (kort verhaal) Collier’s 10 nov 1951 Call It Even (kort verhaal) Collier’s 15 mrt 1952 Reflex Curve (kort verhaal) Collier’s 14 jun 1952 McGrannity’s Play (zeer kort verhaal) Collier’s 28 jun 1952 A Caboose Named Martin (kort verhaal) Collier’s 2 aug 1952 The Old Pro (kort verhaal) The Saturday Evening Post 30 aug 1952 The Kid Who Wouldn’t Give Up (kort verhaal) The Saturday Evening Post 3 jan 1953 The Kid’s in Town (kort verhaal) Collier’s 10 jan 1953 Darkness at Eve (kort verhaal) Collier’s 18 apr 1953 The Wrong Pitch (kort verhaal) The Saturday Evening Post 2 mei 1953 Anybody Can Go to Coney Island (kort verhaal) Collier’s 16 mei 1953 The Last Inning (kort verhaal) Collier’s 20 juni 1953 The Long Out (kort verhaal) Collier’s 2 okt 1953 They Called Him Cyuas (kort verhaal) Esquire nov 1953 The Only Game in Town (segment) Collier’s 23 jul 1954 etc Father and the Fox (kort verhaal) This Week 8 aug 1954 Go Ahead and Jump (kort verhaal) This Week 10 okt 1954 The Beautiful Fix (kort verhaal) Bluebook dec 1954 Ballplayer versus Private Eye (artikel) Argosy mrt 1955 Extortion (kort verhaal) This Week 24 apr 1955 Base Runners Need Brains (kort verhaal) Collier’s 13 mei 1955 The Sleeper (kort verhaal) Bluebook mei 1955 The Chief and the Believer (kort verhaal) Bluebook jun 1955 Who Killed the Umpire? (kort verhaal) This Week 18 sept 1955 The Ballgame You Don’t See (non fiction) Bluebook sept 1955 Father and the Ghost (kort verhaal) This Week 30 okt 1955 The Big Night (kort verhaal) Bluebook okt 1955 Father and the Christmas Spirit (kort verhaal) This Week 18 dec 1955 The Little Girl Who Wasn’t There (kort verhaal) McCall’s dec 1955 Wedding-Day Logic (zeer kort verhaal) Collier’s 17 feb 1956 Father and the Tooth (kort verhaal) This Week 26 feb 1956 So I’m a Bum (kort verhaal) The Saturday Evening Post 31 mrt 1956 Class D Violence (kort verhaal) Collier’s 11 mei 1956 The Perfect Crime (kort verhaal) This Week 20 mei 1956 186 duister verleden 2

The Groceries (kort verhaal) Collier’s 3 aug 1956 Don’t Vote for Father (kort verhaal) This Week 26 aug 1956 The Extra Passenger (kort verhaal) Redbook aug 1956 Go Fight City Hall (kort verhaal) Collier’s 12 okt 1956 Father and His Tin Suit (kort verhaal) This Week 18 nov 1956 A Favor for Lefty (zeer kort verhaal) Collier’s 23 nov 1956 The Flip Side (kort verhaal) Playboy nov 1956 Manila Mission (novelle) Manhunt nov 1956 Father and the Talk Bird (kort verhaal) This Week 9 dec 1956 Sitter’s Sitter (kort verhaal) Redbook dec 1956 Autumn Fancy (kort verhaal) Escapade mrt 1957 All About Bees (kort verhaal) Nugget mei 1957 Picking the Pennants (kort verhaal) Escapade jun 1957 V.I.P. (kort verhaal) Alfred Hitchcock’s Mystery Magazine jun 1957 Sex in Surburbia (artikel) Escapade jul 1957 Father Goes to the Dogs (kort verhaal) This Week 29 sept 1957 The Episode of the Telephone Number (kort verhaal) Alfred Hitchcock’s Mys- tery Magazine apr 1958 Conquest in the Desert (kort verhaal) Star Weekly 17 okt 1959 Fourth Choice (zeer kort verhaal) Redbook dec 1959 Charles Francis Coe: toen noir nog drama werd genoemd

Charles Francis Coe kreeg als bijnaam “Socker Coe”. Hij werd gebo- ren in Buffalo, Erie County, NY, VS op 25 november 1890 en over- leed op 28 december 1956 in Palm Beach, Palm Beach County, Flo- rida, VS waar hij werd gecremeerd. Hij was de middelste zoon van Francis Ulysses en Anna Ger- trude (Ostrander) Coe. Hij liep school aan een ‘private school’ in Buffalo en had daarnaast nog privéleraars. In 1907 – op zijn zeven- tiende dus – nam hij dienst en vervulde deze als zeeman 1ste klasse aan boord van de USS New Hampshire. Hij was lang, had blond haar en blauwe ogen, die nu en dan nog blauwer werden wanneer hij weer eens een boksmatch achter de rug had. Hij was immers de Navy Boxing Champion. Gedurende een tijdje was hij amateur bokser, maar toen riep het schrijven hem. Hij werkte nog een poos in Boston als verkoper voor de J.S. Orler & Company Incorporated. Hij was een productief schrijver – vooral voor magazines – van korte verhalen die zeer dikwijls “Socker Dooley” als personage had- den. Nu en dan kwam er ook een roman, die zeer dikwijls het gangstermilieu en de figuren daarin als onderwerp hadden. Coe vertelde in Me, Gangster een nauwelijks verholen biografie over een gangster in de hoogtijdagen van de Amerikaanse gangsterben- den; het verhaal verscheen tussen augustus en september 1927 in zeven delen in de Saturday Evening Post en het werd nog datzelfde jaar in boekvorm uitgegeven, nadat de filmrechten al waren verkocht aan de Fox Studios en de opna- men al bezig waren aan de Westkust. Datzelfde jaar verscheen nog zijn tweede roman The River Pirate die eveneens werd verfilmd en op 26 augustus 1928 in de VS in première ging, twee 188 duister verleden 2 maanden voor Me, Gangster (20 oktober). De derde roman van dat jaar is Blindfold waarvan de filmversie in première gaat op 9 decem- ber.

THE RIVER PIRATE (1928) Fox Film Corporation REGIE: William K. Howard SCENARIO: Marc Stuart Boylan (tussenstitels), Ben Markson, John Reinhardt MET: Victor McLaglen, Lois Moran, Nick Stuart, Donald Crisp, Earle Fox

The River Pirate is een van de eerste gedeeltelijke talkies. Hij werd een groot succes dankzij Victor McLaglen die de sterren van de hemel speelde en ondanks het feit dat hij weer eens een gangster was, toch sympathie opwekte.

Zeeman Fritz is eerlijk als de pest, maar zijn methode om aan de kost te komen is dat niet, hij steelt. Hij is een onverbeterlijke inbre- ker en overvaller, is handig met een revolver en haat lafaards en ver- klikkers. Fritz heeft ook al meerdere malen de binnenkant van een cel gezien, maar met zijn innemende lach slaagt hij er steeds weer in om op parool vrij te komen, om dan onmiddellijk zijn oude beroep weer op te nemen. Politieman Caxton lijkt een zacht eitje, maar kan hard uit de hoek komen. Soms laat hij zelfs zijn revolver in de hol- ster, om een vuistgevecht aan te gaan, ook met Fritz, die bekend staat voor zijn harde vuisten, tot diens grote verwonde- ring. Beiden gaan tot het uiterste en er vallen harde klappen. Tot hun eigen ver- Lois Moran charles francis coe 189 bazing vindt de morgen hen in naast elkaar staande bedden in het ziekenhuis. Dan is er nog Sandy, de jonge maat van Fritz, die regelmatig rondhangt aan de kaaien langs New Yorks East River. Sandy is verliefd op Marjorie Cullen, de pupil van Detective Sergeant Cax- ton. Marjorie hoefde Sandy maar één keer te zien, om gek van hem te zijn. Sandy zat in de lik omdat hij zijn werkgever die hem had bedrogen, bedreigd had met een mes. Sandy en Fritz werden vrien- den in de gevangenis, waar Fritz les gaf als zeilmaker en Sandy een leerling van hem was. Fritz helpt Sandy te ontsnappen uit de gevan- genis en neemt hem al vlug mee op zijn rooftochten. Ondertussen probeert Marjorie Sandy op het rechte pad te krijgen. Op een nacht echter wordt Fritz opgepakt bij een inbraak, maar Sandy kan ont- snappen. Eindelijk verlost van zijn loyaliteit en bewondering voor Fritz zal hij Marjorie ten huwelijk vragen en beloven op het rechte pad te blijven.

ME GANGSTER (1928) Fox Film Corporation REGIE: SCENARIO: William Kernell (met de hand geschreven tussentitels, wat de suggestie dat het om het dagboek van een gangster gaat nog meer benadrukt), Raoul Walsh, Charles Francis Coe MET: June Collyer, Don Terry (een ontdekking van auteur Coe die de jonge collegestudent voor het eerst zag in het Montmartre Café, geen goodlooking jonge man, maar een gezicht met karakter), Anders Randolph, Carole Lombard

In het eerste deel maken we kennis met de jonge Jimmy Williams, een achterbuurtjongen die weinig of geen scholing genoot. Zijn vader, Russ, was lange tijd een dokwerker die voor een hongerloon werkte, tot hij een baantje kreeg als handlanger van de cor- 190 duister verleden 2

Carole Lombard rupte politieker Bill Kane en altijd geld op zak had. Jim volgt zijn voorbeeld en al vlug pleegt hij kleine diefstallen, daarna volgen dan gewapende overvallen en uiteindelijk vormt hij zijn eigen bende. Vervolgens zien we hoe hij in zijn eentje met succes een overval op een geldtransport pleegt en vervolgens de buit verstopt in het huis dat hij samen met zijn moeder bewoont. Wanneer hij toch wordt opgepakt, weigert hij ook maar een woord te lossen over de buit en krijgt een behoorlijke gevangenisstraf opgelegd. Vervolgens is hij op zoek naar mogelijkheden om vroegtijdig vrij te komen. Deze vroege geluidsfilm heeft tussentitels maar eveneens syn- chrone muziek en geluidseffecten. In sommige passages in de gevangenis lijkt het alsof Walsh bezig was een documentaire te maken, maar ze zijn enkel een voorafschaduwing van wat hij later in White Heat (1949) zal doen. charles francis coe 191

BLINDFOLD (1928)

Fox Film Corporation REGIE: Charles Klein SCENARIO: William Kernell (tussentitels), Ewart Adamson, Robert Horwood MET: Lois Moran, George O’Brien (in het werkelijke leven de zoon van de hoofdcommissaris van San Francisco), Maria Alba, Earle Foxe, Don Terry, Fritz Feld

In deze stille film ziet Mary Brower haar geliefde neerschieten door een gangster en gaat in shock, waarna ze vervolgens aan geheugen- verlies lijdt. De criminele dokter Cornelius Simmons stelt de juiste diagnose en ziet zijn kansen: hij beïnvloedt haar zo dat ze meespeelt in zijn misdadige gekonkel. De flik Robert Kelly arresteert een aan- tal prominenten, onder wie ook dokter Simmons, maar kan onvol- doende bewijzen voorleggen en iedereen gaat vrijuit terwijl Kelly uit de dienst wordt gezet. Maar Kelly blijft niet bij de pakken zitten en gaat achter de bende aan, waarbij hij Mary ontmoet. Hij brengt haar terug op het rechte pad en samen zullen ze de bende kunnen oprol- len. Kelly krijgt zijn baan terug en de prognose voor Mary is goed.

Charles Francis Coe voelt zich goed bij Fox en werkt daar een tijdje als scenarioschrijver, daarnaast werkt hij voor de radio en is vooral te horen als radiocommentator van grote boksmatches. Ook blijft hij de diverse magazines voorzien van verhalen en commentaren. De eerste aflevering van de novelleRepeal verschijnt in de The Saturday Evening Post van 9 december 1933.

THE GAY BRIDE (1934) Metro-Goldwyn-Mayer REGIE: Jack Conway SCENARIO: Bella Spewack, Sam Spewack naar Repeal MET: Carole Lombard, Chester Morris, Zasu Pitts, Leo Carillo, Nad Pendleton 192 duister verleden 2

Wanneer zijn liefje Mary, een koorddanseres die het enkel op zijn geld heeft gemunt, eist dat de New Yorkse drankstoker William T. “Shoots” Magiz met haar trouwt, overwint hij zijn koude voeten en gaat in op haar eis. Op weg naar een rustige en landelijke plek om te gaan trouwen, loopt Jimmy “Office Boy” Burnham, lijfwacht van “Shoots” en huwelijksgetuige, in de val van een rivaliserende bende, maar kan op tijd ontsnappen om “Shoots” te verwittigen dat men het op zijn leven gemunt heeft. Bezorgd om Mary’s veiligheid, gelast “Shoots” het huwelijk af en geeft “Office Boy” de opdracht om haar terug naar New York te brengen, terwijl die maar moet proberen zijn eigen hachje te redden. Mary echter drijft haar plannetje door en zorgt ervoor dat een vrederechter het huwelijk voltrekt, hiermee de zenuwachtige “Shoots” uit zijn schuilplaats lokkend. Voor het huwelijk zelfs maar voltrokken is, heeft Mary haar advocaat opdracht gegeven het testa- ment van “Shoots” te wijzigen, in die zin dat zij de enige erfgename is. Ze krijgt van “Office Boy” een beitel als huwelijksgeschenk, waar- mee hij duidelijk laat blijken dat hij niet erg met haar is opgezet… “Office Boy” spartelt een beetje tegen wanneer “Shoots” hem vertelt dat hij op huwelijksreis gaat naar Europa, want de inkom- sten van de dranksmokkel lopen erg achteruit en hij weet niet of het wel slim is om de handel achter te laten. Maar “Shoots” luistert niet en vertrekt. Hij is nog niet goed weg of twee van zijn voornaamste bendeleden smeden het plan om de macht over te nemen. Daniel J. Dingle en Mickey the Greek willen hierbij ook “Shoots” om het leven brengen. “Shoots” die het onheil zag aankomen, komt ech- ter stiekem terug naar New York. Mary is ondertussen bezig haar spaarpotje te spekken en verkoopt een schilderij dat “Shoots” net in Griekenland heeft aangekocht met het oog het in New York met winst van de hand te kunnen doen, en stort het ontvangen geld op haar privérekening. Wanneer Dingle uiteindelijk “Shoots” omlegt moet Mary op zoek naar een nieuwe suikeroom, omdat in “Shoots’” testament stond dat ze ook moet opdraaien voor de schulden. Dat wordt dan Dingle, echter onder de voorwaarde dat hij een vermo- genfonds op haar naam zet. Om dat fonds te kunnen betalen peu- tert Dingle een heleboel geld uit de zakken van de corrupte politi- cus Jim Smiley. Mickey de Griek die ook gek is op Mary besluit dat charles francis coe 193

Dingle haar niet waard is en vermoordt hem. Nadat Mary ja heeft gezegd op het aanzoek van Mickey, ontdekt ze echter dat ze eigenlijk verliefd is op “Office Boy”, en na zijn aanzoek wil ze met hem trou- wen. “Office Boy” die uit het gangstermilieu wil verdwijnen, heeft een garage aangekocht in New Jersey en wil daar na zijn huwelijk stilletjes met Mary gaan wonen. Wanneer Mary echter opduikt met een heleboel geld, begrijpt hij dat ze enkel op geld uit is en verbreekt de verloving. Maar Mary heeft “Office Boy” werkelijk lief en geeft het geld aan goede werken. Wanneer “Office Boy” hiervan hoort en tegelijk bericht krijgt dat zowel de politie als Mickey het op haar hebben voorzien, wil hij haar wel terug. Hij haast zich naar de stad en rekent daar af met Mickey.

Charles Francis Coe is ook actief als vrijmetselaar en is voorzitter van de Lotos Club van New York City 1935-1936. In 1937 verschijnt Nancy Steele is Missing en opnieuw komt Hollywood aankloppen.

NANCY STEELE IS MISSING (1937) Twentieth Century Fox Film Corporation REGIE: George Marshall SCENARIO: Gene Fowler, Hal Long naar het verhaal ‘Ransom’ dat begon te verschijnen op 5 mei 1934 in the Saturday Evening Post MET: Victor McLaglen, Walter Connolly, Peter Lorre, June Lang, Robert Kent, Shirley Deane, John Carradine

Net voor de Verenigde Staten zich gaan mengen in WO I, brengt Dannie O’Neill een baby naar zijn vrienden, Joseph en Mary Flaherty, die hij meer dan tien jaar niet heeft gezien. Dannie vertelt het echtpaar dat zijn vrouw stierf tijdens de geboorte en vraagt of zij voor het kind kunnen zorgen want hij moet weg en kan de eerste maand tot zes weken niet voor Sheila zorgen. Er wordt ook gesproken over de eventuele deelname van Amerika aan de oorlog en Dannie haalt zwaar uit naar munitiepro- 194 duister verleden 2 ducent Michael Steele en soortgenoten die de oorlog alleen maar zien als een middel om zich te verrijken. Dannie gaat vervolgens naar een nabijgelegen moeras, waar hij een metalen koffertje in een boomstronk verbergt en vervolgens laat hij zijn auto zinken. Een week later hoort Dannie, die als kelner werkt in een exclusieve club in New York, tycoon Michael Steele zijn verwondering uiten over het feit dat de kidnapper van zijn kind nog steeds geen bericht heeft gelaten. Dezelfde nacht licht de politie Dannie van zijn bed omdat hij een Italiaanse Amerikaan de tanden uit de mond sloeg omdat die hem pro-Duits noemde. Dannie die denkt dat de politie hem komt arres- teren voor de kidnapping, slaat een fles kapot op het hoofd van een politieman. Hij wordt tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld. Hij deelt zijn cel met Professor Sturm, een mysterieuze kleine man, die een straf uitzit voor doodslag, maar die met veel zekerheid beweert dat het eigenlijk om moord ging. Hij werd gearresteerd op de begra- fenis van zijn slachtoffer. Sturm kan langzaam een puzzel oplossen aan de hand van de angstdromen van Dannie, een brief die Dannie zond aan Flaherty en een krantenknipsel. Op een dag zoekt een andere gevangene ruzie met Dannie en het gevecht ontaardt in een gevangenisopstand die de dood van verschillende mensen tot gevolg heeft. Dannie wordt als medeaanstoker veroordeeld tot levenslang. Jaren later, de grote depressie is in volle gang, wordt Dannie vrij- gelaten wegens goed gedrag. De professor die al enkele tijd op vrije voeten is, volgt Dannie naar het huis van de Flaherty’s, waar Joseph stervende is na een hartaanval. Sheila die denkt dat Dannie haar vader is, volgt hem naar New York, maar eerst heeft Dannie het kof- fertje opgehaald. Dannie laat een bericht achter in het kantoor van Michael Steele dat zijn dochter, Nancy, nog leeft en laat instructies na hoe hij met hem in contact kan komen. Steele herkent Dannie in de bar van het gebouw en inviteert hem op zijn kantoor, waar hij hem een baan als tuinman voor zijn buitenhuis aanbiedt, wat Dannie aanvaardt en bij het afscheid neemt hij de ongeopende brief aan Steele terug mee. Sheila woont bij haar vader, Dannie, in het buitenhuis en werkt in Manhattan. Op een avond haalt Steele gedurende een regenbui charles francis coe 195 die maar niet ophoudt, Sheila op van het station en hoort Dannie aan de telefoon erg boos de vriend van Sheila de les lezen omdat hij haar zo laat naar de trein bracht. Maar er is Sturm. Sturm heeft de advocaat van Steele bericht dat hij Nancy Steele heeft, dat komt aan Dannies oren en hij gaat naar de serre waar hij het koffertje heeft verborgen en haalt er de sok uit van het gekidnapte kind. Op dat ogenblik komt Sturm binnen en eist de sok op, wanneer Dannie die niet wil geven, schiet hij Dannie neer en verdwijnt met het koffertje. Steele zorgt ervoor dat Dannie de beste chirurgen krijgt en wan- neer Dannie zeer langzaam herstelt, verneemt hij dat een voorma- lige bioscoopcaissière werd geïdentificeerd als Nancy Steele. Dan- nie gaat, ondanks zijn verwonding, gewapend met een revolver op zoek naar Sturm. Hij brengt Sturm naar het huis van Steele en schiet hem door de hand, om hem te laten bekennen dat de caissière Nancy niet is. Vervolgens gaat hij zelf over tot bekentenissen, dat hij de kidnapper was en dat Sheila eigenlijk Nancy is. Dan verliest hij het bewustzijn. In het gevangenishospitaal weigert Dannie om Sheila op bezoek te laten komen, maar is blij om te horen dat zij en Jimmy gaan trou- wen. Dannie legt de bewaker uit dat ze hem, nu ze haar echte vader kent en gaat trouwen met Jimmy, beter kan vergeten.

Ondertussen had Coe, die van huis uit al behoorlijk kapitaalkrach- tig was, zich nog een klein fortuintje bij elkaar gewerkt en kocht hiermee een herenhuis in Bronxville, NY, ook bekend als de ‘Cozy Corner’. Wat later vinden we hem terug in Palm Beach waar hij een trustee is voor het University of Endowment Fund en voor- zitter van het Public Relations Committee of the Florida Bar Asso- ciation, 1938-39. Hij wordt lid van het Lambs Coffee House; voorzit- ter van de Sailfish Club, 1934-36; lid van de Hudson River Country Club; voorzitter van de Old Guard Society of Palm Beach, 1942-43; gouverneur van de Seminole Golf Club, 1941-49; lid van de Evergla- des Club, de Tuscawilla Club, and the Palm Beach Bar Association. Gedurende een tijdje is Coe ook vicevoorzitter en general coun- sel van de Motion Picture Producers & Distributors of America, Inc., 1940-43, en hij investeert tevens in de speelzaal die bekend staat als het Las Vegas Hotel Patio. 196 duister verleden 2

Wanneer hij zich kandidaat stelt op de lijst van de democraten voor de senaat in Florida in 1940, krijgt hij maar liefst 30.047 voor- keurstemmen. Over alle politieke grenzen heen was hij een vriend van de Republikeinse presidentskandidaat Wendell Willkie en toen deze in 1940 de duimen moest leggen voor Roosevelt, vlogen Coe en Willkie naar Florida om er zoals ze zelf zeiden “to fish, read, loaf, and forget about politics”. Hij werd een partner in het advocatenkantoor Coe & Richard- son en wanneer het op 1 januari 1949 werd uitgebreid met Gustav T. Broberg werd het Coe, Richardson en Broberg. Hij werkte even- eens als raadgever voor het advocatenkantoor Milam, McIlvain and Milam. Hij werd erkend als groot kenner van de strafwetenschap en criminologie. In zijn latere jaren was hij editor en uitgever van de Palm Beach Times en de Palm Beach Post Times 1947-52. In 1952 kreeg hij de Freedom Foundation Award voor zijn opiniestuk over de American Way of Life.

BIBLIOGRAFIE

Me . . . Gangster The River Pirate Swag Blindfold Hooch! Triumph Votes The Other Half About 2AM In This Corner (met zwaargewicht kampioen Jack Dempsey, die eveneens een vrijmetselaar was) Pay Off The other Half What Would You Do About Prohibition Show Down charles francis coe 197

Vigilante Repeal Ransom The Gay Bride G-Man Lifer Knockout Rendezvous at Arms Salvaged Paradise Nancy Steele Is Missing Law and the Profits Never A Dull Moment The Rise of Mediocrity Champion’s Due Pressure Ashes

VERHALEN EN ARTIKELS VERSCHENEN IN MAGAZINES EN TIJDSCHRITEN

COE, CHARLES FRANCIS (1890-1956)

Man to Man (kort verhaal) Argosy All-Story Weekly 3 mrt 1923 Socker Dooley Leaves the Fringe (kort verhaal) Argosy All-Story Weekly 15 mrt 1924 A King of the Cattle Country (novelle) Ace-High Magazine 1 apr 1924 Socker Dooley’s Handbook (kort verhaal) Argosy All-Story Weekly 15 nov 1924 [Socker Dooley] The Short Straw (segment) Ace-High Magazine 1 dec 1924, etc. The Two-Gun Kid (novelle) Ace-High Magazine 1 mrt 1925 Socker Dooley—Himself—in Person (kort ver- haal) Argosy All-Story Weekly 7 mrt 1925 [Socker Dooley] The Sidewinder (novelle) Ace-High Magazine 2 apr 1925 198 duister verleden 2

Socker Dooley - Matchmaker (kort verhaal) Argosy All-Story Weekly 30 mei 1925 [Socker Dooley] Trigger Trickery (novelle) Ace-High Magazine 1 jun 1925 Ridin’ Through (novelle) Ace-High Magazine 1 okt 1925 On the Heels of the Herd (novelle) Cowboy Stories okt 1925 Socker Dooley’s Hoodoo (kort verhaal) Argosy All-Story Weekly 14 nov 1925 [Socker Dooley] Dusty Returns (kort verhaal) Cowboy Stories nov 1925 [Dusty Tripp] Murk (segment) Argosy All-Story Weekly 19 dec 1925, etc. The Parked Car (korte novelle) Argosy All-Story Weekly 23 jan 1926 Time and Tide (kort verhaal) Munsey’s feb 1926 The Brand Blazer (novelle) Ace-High Magazine 1 mei 1926 Trickery Trail (segment) Argosy All-Story Weekly 15 mei 1926, etc. Dusty of the Loop C Ranch (novelle) Cowboy Stories mei 1926 [Dusty Tripp] Perfect Strangers! (gedicht) Argosy All-Story Weekly 12 jun 1926 Hell on the Trigger (korte novelle) Argosy All-Story Weekly 19 jun 1926 The Rider o’ Spook Hollow (segment) Argosy All-Story Weekly 14 aug 1926 etc. The Border Lash (kort verhaal ) Ace-High Magazine 2 sept 1926 Dusty Delivers (novelle) Cowboy Stories sept 1926 [Dusty Tripp] Four Square (kort verhaal) Munsey’s okt 1926 Whispers (korte novelle) Argosy All-Story Weekly 27 nov 27 1926 Yellow (korte novelle) Munsey’s nov 1926 “In This Corner–” (kort verhaal) Munsey’s dec 1926 Classics of a Ring Collection (artikel) The Saturday Evening Post 22 jan 1927 Dusty Rides Again (novelle) Cowboy Stories feb 1927 [Dusty Tripp] Classified (korte novelle) Munsey’s mrt 1927 Pro Stuff (kort verhaal) Argosy All-Story Weekly 2 apr 1927 The Killer’s Mate (kort verhaal) Munsey’s apr 1927 Is the Fight Game on the Level? (artikel) The Saturday Evening Post 7 mei 1927 The Master Pupil (korte novelle) Argosy All-Story Weekly 11 jun 1927 Me–Gangster (artikel) The Saturday Evening Post 13 aug 1927, etc. Thumbs Up (kort verhaal) The Saturday Evening Post 29 okt 1927; (boksen). A Girl in a Gilded Cage (kort verhaal) Munsey’s okt 1927 ’Geechee Shad (segment) Argosy All-Story Weekly 26 nov 1927, etc. Gun-Shy (kort verhaal) The Saturday Evening Post 10 dec 1927 Frenzy (kort verhaal) Clues dec 1927 Dough Re Me (kort verhaal) The Saturday Evening Post 14 jan 1928 The Evil Panorama (segment) Argosy All-Story Weekly 14 jan 1928, etc. The River Pirate (segment) The Saturday Evening Post 28 jan 1928, etc. Backlash (kort verhaal) Munsey’s jan 1928 The Badge of Dishonor (korte novelle) Five-Novels Monthly feb 1928 charles francis coe 199

The Luminous Eye (kort verhaal) The Danger Trail feb 1928 The 10th of November (kort verhaal) Munsey’s feb 1928 The Starched Rider (korte novelle) Ranch Romances 1 mrt 1928 Why Crime Waves? (artikel) The Saturday Evening Post 17 mrt 1928 Service (kort verhaal) Munsey’s mrt 1928 Cures of Crime Waves (artikel) The Saturday Evening Post 14 apr 1928 The Man from Saddlehorn (korte novelle) Ranch Romances 2 mei 1928 Belt Buckle (kort verhaal) Munsey’s jun 1928 Swag (segment) The Saturday Evening Post 21 jul 1928, etc. Hooch (segment) The Saturday Evening Post 29 dec 1928, etc. Battling Hearts (korte novelle) Five-Novels Monthly dec 1928 The Profits of Crime (artikel) The Saturday Evening Post 9 feb 1929 Fair Exchange (kort verhaal) The Saturday Evening Post 27 apr 1929 A Crook’s a Crook (kort verhaal) The Saturday Evening Post 1 jun 1929 The Winding Trail (korte novelle) Five-Novels Monthly jun 1929 Madhouse Light (kort verhaal) Munsey’s jul 1929 The Well-Known Worm (kort verhaal) The Saturday Evening Post 7 sep 1929 Rafferty–Ward Heeler (segment) The Saturday Evening Post 14 sep 1929, etc. Boss of the Waterfront (segment) Clues 1 okt 1929, etc. Socker Dooley’s Nose Dive (kort verhaal) Fight Stories okt 1929 [Socker Dooley] The Way of a Man (kort verhaal) The Saturday Evening Post 9 nov 1929 Socker Dooley’s Ring Craft (kort verhaal) Fight Stories nov 1929 [Socker Dooley] Socker Dooley Lends a Hand (kort verhaal) Fight Stories dec 1929 [Socker Dooley] Bars (kort verhaal) The Smart Set 1929 The Candy Kid (kort verhaal) Clues 1 jan 1930 Votes (segment) The Saturday Evening Post 25 jan 1930, etc. Socker Dooley Squares Accounts (kort verhaal) Fight Stories jan 1930 [Socker Dooley] Heart of Socker Dooley (kort verhaal) Fight Stories feb 1930 [Socker Dooley] Swordsmen of the Sea (kort verhaal) The Saturday Evening Post 26 apr 1930 Socker Dooley’s Peruvian Pirate (kort verhaal) Fight Stories apr 1930 [Socker Dooley] Gulf Stream Blues (artikel) The Saturday Evening Post 24 mei 1930 Socker Dooley, Second (kort verhaal) Fight Stories mei 1930 [Socker Dooley] Gunman (segment) The Saturday Evening Post 21 jun 1930, etc. Socker Dooley, Substitute (kort verhaal) Fight Stories jun 1930 [Socker Dooley] Socker Dooley’s Revenge (kort verhaal) Fight Stories jul 1930 [Socker Dooley] Pennies (kort verhaal) The Saturday Evening Post 16 aug 1930 Socker Dooley’s Bout with Cupid (kort verhaal) Fight Stories aug 1930 [Socker Dooley] 200 duister verleden 2

Al - a Bonefish (artikel) The Saturday Evening Post 13 sept 1930 A Gentle Sock on the Jaw (kort verhaal) Cosmopolitan sept 1930 Socker Dooley, Fighting Golfer (kort verhaal) Fight Stories sept 1930 [Socker Dooley] Aftermath (kort verhaal) The Saturday Evening Post 4 okt 1930 Statistical Law Enforcement (artikel) The Saturday Evening Post 18 okt 1930 Socker Dooley: Game Guy (kort verhaal) Fight Stories okt 1930 [Socker Dooley] Champ (segment) The Saturday Evening Post 1 nov 1930, etc. Socker Dooley, Master of Men (kort verhaal) Fight Stories dec 1930 [Socker Dooley] Code of Honor (kort verhaal) The Saturday Evening Post 10 jan 1931 Socker Dooley, Caveman (kort verhaal) Fight Stories jan 1931 [Socker Dooley] The Punchless Wonder (kort verhaal) Fight Stories mrt 1931 Flowers (kort verhaal) The Saturday Evening Post 4 apr 1931 Socker Dooley Uncorks a Wallop (kort verhaal) Fight Stories apr 1931 [Socker Dooley] Turn About– (kort verhaal) The Saturday Evening Post 30 mei 1931 Knights of the Resin (kort verhaal) Fight Stories mei 1931 About Two A.M. (segment) The Saturday Evening Post 4 jul 1931, etc. In This Corner [met Jack Dempsey] (artikel) The Saturday Evening Post 25 jul 1931, etc. Guns of the Loop C (korte novelle) Western Adventures sept 1931 Champion’s Due (kort verhaal) The Saturday Evening Post 30 jan 1932 Pay-Off (segment) The Saturday Evening Post 27 feb 1932, etc. Show-Down (segment) The Saturday Evening Post 23 jul 1932, etc. Powder Pilgrim (korte novelle) Lariat Story Magazine aug 1932 Brawn (kort verhaal) Cosmopolitan sept 1932 Roaring Round-Up (ovellea) Cowboy Stories nov 1932 Gauntlet of Death (kort verhaal) Rapid-Fire Western Stories jan 1933 Vigilante (segment) The Saturday Evening Post 4 feb 1933, etc. Percentage (segment) The Saturday Evening Post 22 jul 1933, etc. Two-Dollar Bill (kort verhaal) The Saturday Evening Post 2 sept 1933 Repeal (segment) The Saturday Evening Post 9 dec 1933, etc. Ransom (segment) The Saturday Evening Post 5 mei 1934, etc. G Man (segment) The Saturday Evening Post 4 mei 1935, etc. Knockout (segment) The Saturday Evening Post 26 okt 1935, etc. Last Round (kort verhaal) The Saturday Evening Post 20 jun 1936 Lifer (segment) The Saturday Evening Post 21 nov 1936, etc. 3 Men in a Room (kort verhaal) Liberty feb 12 1938 Rendezvous at Arms (segment) Liberty 18 jun 1938, etc. Lionel White: gesmaakt door de avant-garde

Lionel White werd geboren in New York City, New York, VS (weer andere bronnen vermelden dat hij werd geboren in Buffalo) op 9 juli 1905 en overleed in Asheville, North Carolina, VS op 26 december 1985. Al zeer vroeg vinden we hem terug als misdaadverslaggever in Ohio (1923-1925) en New York (1925-1933), daarnaast was hij de editor van true crime magazines zoals True Detective, American Detective en Homicide Detective (1933-1951). Het was vooral in deze capa- citeit dat uitgeverij G.P. Putnam’s Sons uit New York hem in 1932 vroeg om samen met Paul Ernest Anderson The Best Short Shorts of 1932 samen te stellen, deze laatste schreef ook de korte inleiding. Er werden verhalen opgenomen van Dana Burnet, Erskine Caldwell, Lord Dunsany, Morley Callaghan, Margaret Fishback, Geoffrey Brereton, Marius Lyle, Rube Goldberg, Peter B. Kyne en anderen, de betere verhalen waren van Nancy Hale, Joel Sayre, Zona Gale, M.C. Blackman en Helena Glayton. Op de omslag kon men lezen; “This book is the first collection of the new and dramatic story form – the Short Short. In tempo with the ever-increasing speed of the times, the heightened suspense, and fresh glamor. In this volume important English as well as American writers are included.” Met al de ware verhalen in portefeuille was het heel logisch dat 202 duister verleden 2 hij zich na het magazineleven op de fictie zou werpen en zijn eerste misdaadverhaal Seven Hungry Men verscheen in 1952, het kreeg de tagline mee: “Take Seven Hungry Men… Add Two Love-Hungry Women… and What Have You Gott”. In 1953 verscheen zijn tweede boek The Snatchers dat vele jaren later door Hollywood werd opge- pikt om er de film The Night of the Following Day naar te draaien.

THE NIGHT OF THE FOLLOWING DAY (1968) Gina Production REGIE: Hubert Cornfield, SCENARIO: Hubert Cornfield, Robert Phippeny naar The Snatchers MET: Marlon Brando, Richard Boone, Rita Moreno, Pamela Franklin, Jacques Marin (die altijd opdook in internationale producties wanneer men een Franse gendarme, politie inspecteur, conciërge of winkelier nodig had, in dit geval is hij de eigenaar van een bar)

Een jonge vrouw zit op een vlucht naar Frankrijk. Wanneer ze uit de terminal komt, wordt ze opgewacht door een Rolls Royce met chauffeur. Ze vindt het duidelijk niet meer dan normaal. Het is ech- ter niet normaal dat de Rolls stopt en dat ze verplicht wordt over te stappen in een rijdend wrak. The Night of the Following Day is het verhaal van vier professio- nele misdadigers die een 18-jarig meisje van rijke ouders kidnappen en haar in afwachting van losgeld vasthouden in een strandhuis aan de Franse kust. Weten zij veel dat de lokale politieman in de buurt zijn lijn daar al eens pleegt uit te gooien. Even kennis maken met de kidnappers. Er is Bud, de chauffeur van de limousine, er is Leer, een Amerikaanse huurmoorde- naar, dan heb je Vi, een hostess die op de vlucht van het meisje zat. Het vierde ben- delid is Wally, de broer van Vi, die de kid- lionel white 203 nap voorbereidde. Het botert niet echt tussen Bud en de sinistere Leer die steeds gekleed gaat in een zeer lange jas en een vilten hoed op zijn hoofd heeft die hij haast nooit afzet, en die zoals zal blij- ken helemaal kierewiet is en zijn eigen agenda heeft, terwijl Vi met een drugsprobleem zit en steeds op zoek is naar cocaïne, waardoor zij de hele onderneming in gevaar brengt. Bud en Vi waren ooit geliefden.

Het lijkt er en beetje op dat White heel wat manuscripten in de schuif had liggen want To Find a Killer (1954), The Big Caper (1955), Clean Break (1955), Flight Into Terror (1955), Love Trap (1955) ver- schijnen kort na elkaar. Clean Break wordt nog in het jaar van ver- schijnen opgepikt door .

THE KILLING (1956) Harris-Kubrick Productions REGIE: Stanley Kubrick SCENARIO: Jim Thompson1, Stanley Kubrick naar Clean Break MET: Sterling Hayden, Coleen Gray, Vince Edwards, Jay C. Flippen, Ted de Corsia, Marie Windsor

Dit is Kubricks tweede en laatste film noir, een jaar daarvoor had hij zijn zelf geschreven voortreffelijke duistere Killer’s Kiss voor Mino- taur Productions gemaakt (wat eigenlijk zijn tweede speelfilm was, naast enkele kortfilms en een documentaire). Er wordt veel gepraat over vernieuwing als men over Kubrick praat, maar niet alles in The Killing is nieuw, in die zin dat Lionel White (boek) en (scenario) goed gekeken hebben naar Jules Dassins Night and the City die werd gedraaid naar het

1 De Jim Thompson van die dagen beschrijven, is spreken over iemand die net door zijn allerlaatste kater gaat. Thompsons chronische alcoholisme had naast de gewone gevol- gen, ook gevolgen voor hem als schrijver. Hij werd beschouwd als iemand die je beter geen werk kon geven en zeker geen verantwoordelijkheid. Net toen het eruitzag dat Thompson veroordeeld was tot het schrijven van verhaaltjes die betaald werden per woord, kwam er de jonge in de Bronx geboren filmmaker Stanley Kubrick opdagen. Kubrick was een grote fan van Thompsons werk – “he is a terrific writer” – en de rest is geschiedenis. 204 duister verleden 2

Marie Windsor 206 duister verleden 2 boek van Gerald Kersh. In het geval van Kubrick kun je de oorzaak vinden in het feit dat hij als beginnend fotograaf bij Look magazine op de set van Dassins The Naked City aanwezig was. Ja, The Killing is een tour de force qua structuur, de dooreen gemonteerde passages met heden en verleden die elkaar overlappen zijn een meesterlijk net geweven door de spin die Kubrick heet. We krijgen een overval op een paardenrenbaan te zien, voor, tijdens en direct na een ren en alles wat in deze minuut gebeurt, houdt ver- band met de rest van het verhaal. Wat gebeurt er dan wat niet in andere films over een overval gebeurt? Een stelletje mannen plant een overval, ja, ieder lid van de bende heeft zijn eigen taak, ja, en tij- dens de film verneem je wat ieder lid van de groep heeft uitgevoerd, ja, en als je naar een onverwacht einde zoekt dan is het neen, en toch blijft de film je boeien. Alles van de film, de regie, het scena- rio, de flitsende stijl, het camerawerk, het acteren, de muziek, en het knippen en plakken werkt dat in de hand. Het verhaal is simpel: Johnny Clay is het hoofd van een groep kleine misdadigers die het plan hebben opgevat om de renbaan enkele miljoenen armer te maken. Maar het wordt iets moeilijker wanneer George Peatty zijn mond voorbijpraat tegen zijn vrouw, Sherry, en je ziet het al van ver aankomen dat het prachtig opge- bouwde kaartenhuis zonder enige twijfel in elkaar zal storten. Dat laatste is ook wat deze film zo sterk maakt. En de spetterende dialo- gen van Jim Thompson!

Een jaar later is het de beurt aan The Big Caper.

THE BIG CAPER (1957) C. Thomas – Howard Pine Productions REGIE: Robert Stevens SCENARIO: Martin Berkeley MET: Rory Calhoun, Mary Costa, James Gregory, Robert Harris, Corey Allen, Roxanne Arlen, Paul Picerni

De jonge Frank Harper heeft een lang gesprek in een biljartzaal met Flood, een boef die al wat jaren meegaat. Tijdens het gesprek flad- lionel white 207 dert Kay enkele malen voorbij en vangt iets op van een grote over- val. Even later rijdt het drietal samen door een zonnig en vredig stadje, waar ze zich voor even willen vestigen, terwijl ze de bank in het snuitje houden en de regelmaat waarmee dingen gebeuren nauwgezet noteren - wanneer komt het geld binnen voor de uitbeta- ling van de lonen van de nabije legerplaats, bijvoorbeeld. Dan komen een voor een de andere deelnemers aan het feest binnendruipen. Frank en Kay doen alsof ze een pasgetrouwd stel zijn en zijn zelfs vriendjes met de buren. Frank die het hele zaakje op gang bracht, begint nu echter zijn twijfels te uiten, ook al omdat hij echt verliefd is op Kay, die eigenlijk het liefje van gangsterbaas Flood is. Flood is daar dan weer woedend over, maar ze kunnen hem sus- sen. Maar de drie psychopathische bendeleden sturen dan weer alles in de war. Na lezing van het boek, kan ik zelfs niet zeggen dat het beter is dan de film.

Je kunt White zeker niet van luiheid beschuldigen, wat soms wel eens kan leiden naar een mindere kwaliteit, zoals we hiervoor zagen, maar zolang uitgevers publiceren wat je schrijft, blijf je als schrijver aan de gang, je zou gek zijn om het niet te doen. Dus vol- gen Operation-Murder (1956), The House Next Door (1956), Right for Murder (1957), Death Takes the Bus (1957), Hostage for a Hood (1957), Too Young To Die (1958), Coffin for a Hood (1958), Invitation to Violence (1958), The Merriweather File (1959), Rafferty (1959).

THE MERRIWEATHER FILE (1961) Hubbell Robinson Productions, NBC TV-serie Thriller, episode 21, seizoen 1 REGIE: John Brahm SCENARIO: MET: James Gregory, Bethel Leslie, Ross Elliot, Edward Binns, K.T. Stevens 208 duister verleden 2

Wanneer men een lijk in de autokoffer vindt van een man die in panne staat langs de kant van de weg, probeert deze te verhinderen dat ze hem een misdaad in de schoenen schuiven, maar hij faalt totaal en werkt zich steeds die- per in de problemen. Je vraagt je af waarom luitenant Gordon en openbaar aanklager Yates, of iedereen die zegt aan de zijde van de wet te staan, zich niet afvragen waarom Charles Merriweather zich- zelf met die problemen zou beladen als hij had geweten dat er een lijk in zijn autokoffer lag. Wees nu eens eerlijk, waarom zou hij bij zijn auto blijven aan de kant van de weg met een lekke band, wachtend op eventuele hulp, als hij weet dat er een lijk in de koffer ligt? (Dat lijk, dat alleen maar een lijk hoeft te zijn met de naam Jake Harbor, staat trouwens op de generiek als Gil Perkins, als die geen goede agent heeft, weet ik het niet meer.) En als er dan een politiewagen opduikt terwijl de bijge- roepen mecanicien bezig is de auto op te krikken, waarom gaat hij dan niet op de loop? Maar genoeg gezanikt, de rest van het verhaal is een goed gewe- ven plot en een van de betere in deze tv-serie. Alles draait natuurlijk om mevrouw Merriweather, die dacht erg slim te zijn, maar luite- nant Gordon blijkt slimmer. Hij vindt beetje bij beetje uit hoe de vork aan de steel zit, en hoe en wie er werd vermoord en waarom. Een erg leuke scène is aan het begin van de episode, waarbij een katachtige inbreker na zijn inbraak het gas aanzet en verdwijnt nadat hij het gat dat hij in het deurraam heeft gemaakt, afstopt met een bal.

RAFFERTY (1980) Gostele Radio, Len Film Studio TV-Film REGIE: Semyon Aranovich SCENARIO: Semyon Nagornyj MET: Oleg Borisov, Yevgeniya Simonova, Larisa Melevannaya, Armen Dzhigarkhanyan, Aleksandr Kaydanovsky lionel white 209

Lionel White maakt met deze Rafferty een uitstapje naar de vakbondswerking die haast helemaal in handen is van de penoze. Het verhaal van de vakbondsleider Jack Rafferty is de carrière van iemand die in de loop der jaren veranderde van een “toffe kerel” in een cynische baas zonder scrupules die enkel twee heren dient: de big business en de criminele wereld. Het duurt maar een paar uurtjes of de car- rière van Jack Rafferty is naar de haaien, een regeringscommissie heeft het complexe net van bedrog omheen zijn figuur als vakbondsleider ontrafeld. Rafferty, een gedreven man met goede hersens, heeft de top bereikt zonder om te kijken naar wie er onderweg gesneuveld is. Maar hij valt niet alleen. Met hem vallen alle lakeien, de politieke vrienden, en de vrouwen en kinde- ren die hem steunden. We hebben al veel van deze verhalen gelezen en gezien, maar dit verhaal wordt verteld door een prof en het leidt ons langs hoeken en kanten waarbij we zelfs een snuifje porno (1980 Rusland!) te zien krijgen. Een gewoon verhaal ja, maar zo verteld dat je blijft kijken.

White heeft nu al twee uitgevers aan de bel hangen, maar hij heeft bijkbaar voorraad zat, want in volgorde verschijnen: Steal Big (1960), The Time of Terror (1960), Marilyn K. (1960), A Grave Undertaking (1961), A Death at Sea (1961), Obsession (1962).

PIERROT LE FOU (1965) Films Georges de Beauregard, Rome Paris Films, Société Nouvelle de Cinématographie (SNC), Dino de Laurentiis Cinematografica (co-production) REGIE: Jean-Luc Godard SCENARIO: Jean-Luc Godard naar Obsession van Lionel White. Er zijn eveneens verwijzingen naar de humoristische roman van Raymond Queneau Pierrot Mon Ami en daarnaast naar Eurovision van 210 duister verleden 2

1959 met ‘Mon Ami Pierrot’ van Jacques Pills. Marianne zingt deze song regelmatig voor Ferdinand, die ze Pierrot noemt en die laatste antwoordt steeds met “Dat is mijn naam niet”. MET: Jean-Paul Belmondo, Anna Karina, Graziella Salvani, Dirk Sanders, Raymond Devos, Samuel Fuller

Anna Karina speelt voor de zesde keer in een film van Jean-Luc Godard, wat hem goed uitkwam want hij was met haar getrouwd. Pierrot le Fou is het verhaal van Ferdinand en Marianne die elkaar ontmoeten wanneer Ferdinands vrouw Marianne inhuurt als babysit. Wanneer hij Marianne thuisbrengt met de auto besluit Ferdinand met haar weg te lopen. Dan raakt het paar verwikkeld in een louche zaak van wapensmokkel waarbij ook Mariannes broer betrokken is. Godard lijkt bezig dezelfde film te maken als A bout de Souffle, het verhaal van een paar op de vlucht. Maar in de zes jaar die tussen beide liggen, heeft Godard een heel nieuwe filmstijl ontwikkeld. In Pierrot le Fou heeft hij zelfs enkele muzikale passages ingebouwd, waarmee hij een beetje filmgeschiedenis wil vertellen en ook pas- sages over schilderkunst – door het gebruik van de hoofdkleuren – en kunst in het algemeen, met aanhalingen uit de literatuur bij- voorbeeld. Het paar is op weg naar het zuiden van Frankrijk en hun tocht wordt een spontane serie van gebeurtenissen die reflecteren op ver- liefdheid, het esthetische, vertelkunst, en kunst als tegengif voor vervreemding. De film zit vol met verwijzingen naar bijvoorbeeld de grote Franse acteur Michel Simon, naar Velasquez, naar Balzac, naar Les fleurs du mal van Baudelaire, naar A la recherche du temps perdu van Proust, naar het boek Al Capone van Joe Roebuck. In de scène waar Pierrot verwijst naar Balzac, verwijst hij specifiek naar Tris- tesse d’Olympio van Gabriel Fauré. lionel white 211

Maar dit alles kan niet vermijden dat er een finale, explosieve scheiding komt. Pierrot le Fou is een catalogus van cinematografische vondsten en van alle aanrakingen en gebaren die een verliefd paar ook maar kan maken en doen. Maar het vertelt ook dat de eeuwige strijd tus- sen de seksen blijft doorgaan, mannen en vrouwen lijken voor elkaar geschapen, maar volgens Godard is er iets mis met deze bewering. Ferdinand bijvoorbeeld wil zich in de intellectuele kringen bewegen en lezen en schrijven, terwijl Marianne het meer heeft voor bezoe- ken aan nachtclubs, wapens en een leven zoals ze in avonturenro- mans staan beschreven. Avontuur, misdaad en romantiek verpakt in één film, wat wil je nog meer? De film kreeg de Prijs van de Kritiek op het Filmfestival van Venetië in 1965 en wordt door de filmkenners beschouwd als de voorloper van dat andere meesterwerk van Godard, Weekend uit 1968.

K ARVAT (1974) Eloseppo REGIE: Seppo Huunonen SCENARIO: Seppo Huunonen naar Obsession MET: Mikko Majanlathi, Arja Virtanen, Pauli Virtanen, Eeki Mantere, Eeva Varjonen

De film kreeg de sleutelwoorden “drinking, cult film, crisis, vio- lence, money, shot to death, stabbing, female full frontal nudity, femme fatale, older man younger woman, Malaga Spain” en dat is niet eens de volledige lijst. Karvat wordt weleens de triomfantelijke winnaar van de art- trash-avantgarde films genoemd. Niet alleen in , maar in de hele wereld. De film heeft alles wat hierboven werd genoemd en daarnaast nog: werkloosheid, verkrachting, moord, overval, een dwerg die ook gangster is, helikoptervluchten en wat nog meer. Als je dacht dat Pierrot le Fou al niet binnen de lijntjes kleurde, dan kun je er van verzekerd zijn dat Karvat dat zeker niet doet en 212 duister verleden 2 zelfs erg ver. Zoals een recensie zei: “Braincandy for openminded filmviewers!” In 1962 is er enkel The Money Trap die al dadelijk onder optie werd genomen door MGM.

THE MONEY TRAP (1965) Metro-Goldwyn-Mayer REGIE: Burt Kennedy SCENARIO: Walter Bernstein MET: , Elke Sommer, Rita Hayworth, Joseph Cotten, Ricardo Montalban, James Mitchum

Een film noir in zwart-wit zoals het hoort, alleen was deze Money Trap al bij het verschijnen een beetje ouderwets. Dit soort films behoorde tot de jaren vijftig. Ook de sterren waren een beetje uit de mode, Glenn Ford had heel wat van zijn charisma verloren, Joseph Cot- ten kende men in die dagen zelfs al haast niet meer, Rita Hayworth was een has-been en Ricardo Montalban was zijn imago als dek- hengst ook al kwijtgespeeld. Elke Sommer – die net A shot in the Dark (deel 2 van The Pink Panther) van Blake Edwards achter de rug had – behoorde daarentegen dan weer tot de nieuwe lichting van de femmes fatales, hoewel ze in het rijtje kon staan van Euro- pese schoonheden die hun Engels haast fonetisch uitspraken. Een paar jaar later zou dit een tv-film zijn geworden.

Joe Baron en Pete Delanos zijn goede agenten die het foute pad opgaan. Joe is getrouwd met de mooie Lisa, die tot dan toe dividend trok uit haar vaders firma’s, maar dat is nu opgehouden. Nu kun- nen ze natuurlijk bezuinigen, maar Joe vreest dat Lisa hem dan zal verlaten en hij laat zijn oog vallen op de brandkast van een corrupte dokter, die een kapitaal heeft vergaard als arts van enkele gangster- bazen. Dat hij voor de kraak hulp nodig heeft ligt voor de hand en lionel white 213 wie kan je dan beter vragen dan je partner Pete Delanos. Feit is dat er al eens werd geprobeerd om de brandkast te kraken en dat de inbreker hierbij werd neergeschoten. Laat nu de weduwe van deze inbreker een oud lief zijn van Joe Baron, die nu haar brood verdient als serveerster, en die wanneer Joe haar vraagt hoe ze het stelt, ant- woordt met “I’ve been around”.

In 1992 zal zijn film opdragen aan Timothy Carey, Yun-Fat Chow, , Andre de Toth, Terry Gilliam, Jean-Luc Godard, Lawrence Tierny, Jean-Pierre Mel- ville en Lionel White.

BIBLIOGRAFIE

Seven Hungry Men The Snatchers To Find a Killer The Big Caper Clean Break Flight into Terror Love Trap Operation–Murder The House Next Door Right for Murder Death Takes the Bus Hostage for a Hood Too Young To Die Coffin for a Hood Invitation to Violence The Merriweather File Rafferty Lament for a Virgin Steal Big The Time of Terror Marilyn K. A Grave Undertaking A Death at Sea 214 duister verleden 2

Obsession The Money Trap The Ransomed Madonna The House on K Street A Party to Murder

The Mind Poisoners (onder het pseudoniem Nick Carter, dit samen met Valerie Moolman) Dit is het 18de vervolg in de lang lopende serie Nick Carter - Killmaster waarin Carter een geheime Amerikaanse agent is met de codenaam N-3, met de rang van killmaster. Hij werkt voor AXE, een geheime afdeling van de Amerikaanse geheime dienst. Nick Carter moet een smerig internationaal plot onthullen, dat erop gericht is Amerikaanse college kids verslaafd te maken aan een gevaar- lijke drug, om hen dan te gebruiken om het land ten gronde te richten. Lionel White startte, maar week zodanig af van het stramien van de serie, dat Valerie Moolman het van hem overnam. Spy Kill (onder het pseudoniem L.W. Blanco) The Night of the Rape The Crimshaw Memorandum Hijack Death of a City lionel white 215

The Mexico Run A Rich and Dangerous Game Jailbreak

VERHALEN VERSCHENEN IN MAGAZINES

WHITE, LIONEL Stocks: America’s Fastest Growing Sport (nonfiction) Bluebook nov 1952 Sports Aren’t for Sissies! (nonfiction) Bluebook mei 1953 Night Riders of the Florida Swamps (artikel) Bluebook jan 1954 “Sorry–Your Party Doesn’t Answer” (novelle) Bluebook jul 1954 To Kill a Wife (novelle) Murder! sept 1956

BLANCO, L.W.; pseudoniem van Lionel White Nymph Who Took Over Las Vegas (kort verhaal) Action for Men sept 1966 [Tom Marco] Tom Marco, de superspion, moet een weelderige blonde en haar bende verraders in de staat Nevada arresteren, vooraleer ze een nucleaire ramp kunnen veroorzaken.

Lucy Malleson: de vrouw die verstoppertje speelde

Lucy Beatrice Malleson (15/2/1899 – 9/12/1973) die zich verborg achter de pseudoniemen Anthony Gilbert, Lucy Egerton (Lady at Large, 1936), Sylvia Denys Hooke (Nettle Harvest, 1927; Old Stars for Sale, 1928; Aubrey Dene, 1930; Strange Guest, 1932), J. Kilmeny Keith en Anne Meredith is, als men het objectief en historisch bekijkt, een van de opmerkelijkste Engelse schrijfsters die in de gouden jaren van detective-fictie (1920-1939) haar misdaadverhalen schreef. Desondanks krijgt ze nauwelijks enige aandacht in studies en essays over het genre en wat nog erger is, je vindt haar boeken bijna alleen nog antiquarisch. Je moet trouwens waarschijnlijk ver- der dan ik zoeken om een foto van haar op te duikelen. In bijna een halve eeuw – tussen 1925 en 1973, het jaar van haar dood – publiceerde Malleson meer dan zeventig detectives en mis- daadverhalen, de meeste ervan onder het pseudoniem Anthony Gil- bert, twee onder het pseudoniem J. Kilmeny Keith en een twintigtal eveneens nauwelijks nog te vinden psychologische misdaadverha- len onder de naam Anne Meredith. Lucy Malleson werd geboren in Upper Norwood, Croydon in Londen. Ze studeerde aan de St. Paul’s Girls’ School in Hammersmith, Londen. Op haar zeven- tiende publiceerde ze gedichten in Punch en enkele andere week- bladen. Nadat haar vader, een effectenhandelaar, in 1914 werkloos werd, volgde ze een cursus typen en steno en ging vervolgens als secretaresse werken voor het Rode Kruis, het Ministry of Food en de Vereniging van Koolproducenten. Haar moeder had graag gezien dat ze onderwijzeres werd, maar Lucy volgde haar eigen weg. Al in 1925 publiceerde ze haar eerste boek The Man Who Was London, onder de naam J. Kilmeny Keith, die ze liet volgen door The Sword of Harlequin, 1927. Nadat ze een vertoning had bijgewoond van het horrortoneel- 218 duister verleden 2 stuk The Cat and the Canary van John Willard ( vier keer verfilmd), besloot ze zich aan het thrillergenre te wagen en haar mystery- debuut volgde in 1927 met The Tragedy at Freyne. In dit verhaal introduceerde ze Scott Egerton, een jonge Britse liberale parlemen- tariër, die ze liet optreden in de volgende negen boeken: The Murder of Mrs Davenport, Death at Four Corners, The Mystery of the Open Window, The Night of the Fog, The Body on the Beam, The Long Sha- dow, The Musical Comedy Crime, An Old Lady Dies, The Man Who Was Too Clever. In 1934 verscheen ook nog The Man in Button Boots met als hoofdpersonage M. Dupuy, die we opnieuw tegenkomen in Courtier to Death (1936). Vanaf 1936 werd de Cockney advocaat Arthur Crook plots het hoofdpersonage, en hij wordt door kenners nog steeds als een origi- nele bijdrage gezien in de lange lijst van verzonnen detectives. Het eerste boek met Arthur G. Crook in de hoofdrol was Murder by Experts (1936). Het werd een enorm succes en het lag voor de hand dat Egerton werd opgeborgen. Vanaf dan was mijnheer Crook aan de beurt, die blijkbaar zijn naam niet gestolen had. Achtereen- volgens verschenen Murder by Experts (1936), The Man Who Wasn’t There (1937), Treason in My Breast (1938), Something Nasty in the Woodshed (1942).

LA TRAMPA (1949) Lumiton (Argentinië) REGIE: Carlos Hugo Christensen SCENARIO: Carlos Hugo Christensen, José Arturo Pimental naar Algo hor- rible en la leñera (Something Nasty in the Woodshed) MET: Zully Moreno, George Rigaud, Juana Sujo, Carlos Thompson

Een eenzame vrijgevochten vrouw van middelbare leeftijd beant- woordt beter geen contactadvertentie, dat is het onheil over zich afroepen. Dat realiseert ze zich wanneer haar fonkelnieuwe echt- genoot haar zijn houthok toont, want wat ze daar ziet jaagt haar de stuipen op het lijf. Ze had het kunnen weten want zijn tedere strelingen waren langzaam veranderd in een wurggreep. De dag lucy malleson 219 dat een dokter haar overlijdenscertificaat zou ondertekenen kwam naderbij met iedere dag die voorbijging. Deze film bevat enkele scènes eigen aan een horrorfilm.

Tussen 1937 en 1941 verschijnen: Murder Has No Tongue, The Bell of Death, Dear Dead Woman en The Vanishing Corpse.

THEY MET IN THE DARK (1943) Marcel Hellman Productions REGIE: Carl Lamac SCENARIO: Basil Bartlett, Anatole de Grunwald, Victor McClure, Miles Malleson1, James Seymour naar The Vanishing Corpse MET: James Mason, Joyce Howard, Tom Walls, Phyllis Stanley, Edward Rigby

They Met in the Dark is een mysterie dat moeiteloos overvloeit in een spionage- film over de Tweede Wereldoorlog, terwijl het eveneens een film is over twee aantrekkelijke en moedige mensen die ver- liefd worden. De Tsjechische regisseur Lamac regisseert een aantal Britse acteurs in de stijl van de beste Amerikaanse films van de jaren veer- tig, met een duidelijk verhaal dat vloeiend verteld wordt en diverse hoogtepunten bevat. Dat verhaal brengt ons bij de jonge marineofficier, Richard Fran- cis Heritage, die oneervol uit de dienst wordt ontslagen wegens onbekwaamheid, die vervolgens het bericht krijgt dat hij bij zijn

1 Lucy Mallensons neef Miles Malleson was een acteur, toneelauteur en scenarist die te zien was in Kind Hearts and Coronets (1949), The Importance of Being Earnest (1952), en The Hound of the Baskervilles (1959). 220 duister verleden 2 liefje wordt verwacht in een cottage en haar daar vermoord terug- vindt, waar een jonge vrouw, Laura Verity, hem ziet en hem verdenkt de moordenaar te zijn. Ze haast zich naar de politie, maar wanneer deze ter plekke arriveert, is het lijk verdwenen. Verity wordt ervan beschuldigd de politie nutteloos te hebben gewaarschuwd, wat in oorlogstijd een grote misdaad blijkt te zijn. We volgen Richard en Verity op hun weg, zij wil zichzelf van alle verdenking vrijpleiten en hij probeert erachter te komen waarom zijn carrière plotseling moest eindigen in een puinhoop en waarom hij zijn schip verloor terwijl hij handelde onder gewijzigde orders – wat hij echter niet kan bewijzen; hij tracht Verity te beschermen en zij probeert hem op alle mogelijke wijzen te ontlopen. De sleutel zou blijkbaar bij een dansacademie of ook wel een ‘talent agency’ kun- nen liggen, dat blijkbaar een nest van spionage is, waarin een vijftal boeven bezig zijn met het manipuleren van burgers en marinemen- sen om zodoende informatie over de vertrekdatum van een nieuw konvooi te ontfutselen aan Britse marineofficieren. Dat leidt dan tot een antispionagenet dat geleid wordt door Heritage zelf.

The Woman in Red verschijnt eveneens in 1941 en zal vier jaar later worden verfilmd.

MY NAME IS JULIA ROSS (1945)

Columbia Pictures Corporation REGIE: Joseph H. Lewis SCENARIO: Muriel Roy Bolton naar The Woman in Red MET: Nina Foch, Dame May Whitty, George Macready, Roland Varna

Het etiket ‘stijl boven inhoud’ past regisseur Joseph H. Lewis als een handschoen. Hij was in staat om fundamenteel mondain en mid- delmatig materiaal om te toveren in sublieme cinematografische kunst, wat hem tot een cultfiguur maakte voor de filmfanaten. Als voorbeeld wordt dikwijls zijn Deadly Is the Female (aka Gun Crazy) lucy malleson 221

(1950) genomen: die werd in dertig dagen ingeblikt met een bud- get van 400.000 dollar (ongeveer 5.333.333 hedendaagse $) en wordt zeer dikwijls als zijn beste film geciteerd. De Julia Ross uit de titel is een Amerikaanse die in Londen is voor medische verzorging. Wanneer die meer blijkt te kosten dan voorzien moet ze op zoek naar een baantje. Ze krijgt een aanstel- ling als secretaresse op het Londense landhuis van mevrouw Hug- hes, die zich gedraagt als een echte matriarch. Net voor ze aan de lunch gaat en daarna in een diepe slaap valt, ontmoet Julia de zoon, Ralph. Hij is een geheimzinnige gentleman met een groot litteken in zijn gezicht. Wanneer ze ontwaakt is ze in een ander huis, met een hoge omheining, gebouwd op een klip in Cornwall waar de mist iedere nacht bezit van neemt. Daar vertelt iedereen haar dat ze de echtgenote is van Ralph en dat ze net is thuisgekomen nadat ze werd verzorgd in een gesticht voor mentaal zieken. Julia vindt uit dat Ralph zijn vrouw vermoordde en dat zij nu haar plaats moet innemen. Ze is er echter van overtuigd dat ze het volgende slacht- offer van Ralph zal worden. Toen Lewis deze B-film afleverde in tien dagen stonden de stu- diobazen hem met open mond aan te kijken en gaven hem nog acht dagen om de film nog wat meer op te blinken. Deze noir zit dicht bij het gothic spectrum en ligt in de traditie van Rebecca, Gaslight en Suspicion. Er zijn geheime doorgangen, een griezelige wenteltrap en zelfs een zwarte kat.

MY NAME IS JULIA ROSS (1955) J. Walter Thompson Agency TV drama – Lux Video Theatre – vijfde seizoen, aflevering 32 REGIE: Buzz Kulik SCENARIO: S.H. Barnett (televieplay), Muriel Roy Bolton (origineel scenario) MET: Fay Bainter, Beverly Garland, Paul Richards

Een jonge vrouw neemt een baan aan als secretaresse voor een rijke Britse matrone en haar zoon. Wanneer ze na een verdoving ont- waakt op een totaal andere plaats, weet ze dat ze ontvoerd is. Ze 222 duister verleden 2 wordt gevangen gehouden in een groot huis bij de zee. Bovendien heeft men de bedienden verteld dat ze de waanzinnig geworden vrouw is van de zoon.

DEAD OF WINTER (1987) MGM REGIE: Arthur Penn SCENARIO: Marc Shmuger, Mark Malone (zonder vermelding van The Woman in Red als basis) MET: Mary Steenburgen (in een drievoudige rol als Julie Rose/Katie McGovern/Evelyn), Roddy McDowall, Jan Ruber, William Russ

Katie McGovern heeft het moeilijk als actrice, ze woont samen met haar man en haar broer die studeert. Ze gaat af op een auditie waarvoor ze de advertentie in de krant zag, ze wordt uitgekozen om een korte video te schieten die dan naar de regisseur zal worden gezonden voor zijn eventuele goedkeuring. De man die de auditie opzette is mijnheer Murray en deze pikt haar wat later op en brengt haar naar een verlaten landhuis waar ze de video willen opnemen. Katie is uitgekozen om de actrice die al heel wat opnamen van de film opnam te vervangen, ze lijkt wel sprekend haar evenbeeld. Het duurt echter niet lang vooraleer Katie begrijpt dat er gevaar in de lucht hangt en ze probeert te ontsnappen.

Malleson blijft schrijven en boeken verkopen aan de filmindustrie, ze publiceert achtereensvolgens The Case of the Tea-Cosy’s Aunt en The Mouse Who Wouldn’t Play Ball.

CANDLES AT NIGHT (1944) British National Films REGIE: John Harlow SCENARIO: John Harlow, Basil Manson naar The Mouse Who Wouldn’t Play Ball MET: Eliot Makeham, Beatrix Lehmann, John Salew, Joss Ambler, Vera Bogetti, Andre Van Gyseghem lucy malleson 223

Weer zo eentje met een boosaardige huishoudster, naast een testa- ment met voorwaarden, waarin de heldin enkel kan erven wanneer ze voor een maand in het oude donkere huis blijft wonen. Een slor- dig gemaakte film die waarschijnlijk speelt in de Tweede Wereld- oorlog, maar waarin bijvoorbeeld geen enkele verwijzing wordt gemaakt naar alle tekorten die midden in een oorlog evident zijn. En iedereen maakt zo maar ritjes naar het platteland, alsof er niets aan de hand is.2 Dan is er ook nog Dorothy, de erfgename, een gewoon meisje dat wel een erg luxueuze flat bewoont en de bescherming geniet van de bookmaker, William Gardener. We komen nooit aan de weet waarom deze laatste wist dat Grimes, de butler, Dorothy wilde doden en nog tal van onwaarschijnlijkheden. Misschien waren de bioscoopbezoekers in oorlogstijd minder kieskeurig, in ieder geval de tand des tijd heeft duchtig aan deze film geknaagd.

Je vraagt je af hoeveel woorden Malleson wel per dag schreef als je haar productie tussen 1944 en 1974 bekijkt: A Spy for Mr Crook, He Came by Night, The Scarlet Button, Lift Up the Lid, The Black Stage, Don’t Open the Door, The Spinster’s Secret, Death in the Wrong Room, Die in the Dark, Death Knocks Three Times, A Nice Cup of Tea, Murder Comes Home, Lady-Killer, Miss Pinnegar Dis- appears, Footsteps Behind Me, Snake in the Grass, Is She Dead Too? And Death Came Too, Riddle of a Lady, Give Death a Name, Death Against the Clock, Third Crime Lucky, Death Takes a Wife, Out for the Kill, She Shall Die, Uncertain Death, No Dust in the Attic, Ring for a Noose, The Fingerprint, Knock, Knock! Who’s There?, Passenger to Nowhere, The Looking Glass Murder, The Visitor, Night Encoun- ter, Missing from Her Home, Death Wears a Mask, Tenant for the Tomb, Murder is a Waiting Game, A Nice Little Killing.

2 De beroemde componist en acteur Ivor Novello had hierdoor ernstige juridische pro- blemen en zat vier weken in de gevangenis voor het verkeerd gebruik van benzine coupons, wat een ernstig vergrijp was in de tijd van rantsoenering in Engeland tij- dens de oorlog. Een aanbidster had de coupons gestolen van haar werkgever, maar de rechtbank vond Novello medeschuldig. De gevangenisstraf, hoewel kort, was een grote mentale en fysieke schok voor Novello en had ernstige gevolgen. 224 duister verleden 2

Malleson publiceerde 69 detective- en misdaadverhalen, in 51 hier- van komen we als hoofdpersonage de man met de veelzeggende naam Arthur Crook tegen. Crook is een vulgaire Londense advo- caat, geheel (en opzettelijk) anders dan de aristocratische detectives die het landschap van de misdaadromans tot dan bepaalden. Hij vecht niet eens tegen zijn overgewicht, rijdt met een Rolls Royce, woont in Londen in Brando Street, is verslaafd aan fel bruine con- fectiepakken, zijn kantoor lijkt een mestvaalt en is gelegen op de hoogste verdieping van een verwaarloosd huis in een buurt die afgeschreven lijkt door het stadsbestuur. Crooks’ gedrag wordt eveneens niet erg gewaardeerd door de orde van advocaten. In plaats van onpartijdig een zaak te analyseren, begint hij er pas aan nadat er duidelijke bewijzen tegen zijn cliënt zijn opgestapeld, dan opent hij zonder scrupules een bedenkelijk en weinig ethisch onderzoek om hem of haar van alle schuld te zuiveren. In de loop van de jaren veranderde het veeleer onaantrekkelijke Cockneykarakter van Crook in iemand met een sterke en populaire persoonlijkheid, hoewel hij niet altijd de protagonist van het verhaal is. Crook komt regelmatig in actie wanneer er een vrouw of kin- deren in de problemen zitten of dreigen te raken. In Missing from Her Home verdwijnt een negenjarig meisje dat voor een boodschap naar de supermarkt wordt gestuurd. In And Death Came Too helpt Crook Ruth Appleyard, die betrokken is bij verschillende sterfge- vallen. A Question of Murder heeft dan weer een jonge vrouw, die verdacht wordt van moord op een kostganger, als hoofdpersonage. Soms waan je je in de televisieserie Columbo (1968-2003) waarin Peter Falk, net als Crook, er slecht gekleed bijloopt en moordenaars altijd in de door hem opgezette val laat lopen. Maar in tegenstel- ling tot Columbo’s intuïtie die hem altijd naar de juiste verdachte leidt, gaat Crook er op voorhand van uit dat zijn cliënt helemaal niet schuldig kan zijn. Hij betitelt zichzelf wel eens als “de hoop van de crimineel en de wanhoop van de rechters”. De romans van Malleson hebben meestal een links-liberaal geweten, met een grote empathie voor zij die niets hebben en de so- ciaal gemarginaliseerden, binnen die groep vooral de alleenstaande vrouwen en de ouderen. Malleson zelf was een supporter van de Britse liberale partij. Malleson werd lid van de Detection Club in lucy malleson 225

1933, samen met Gladys Mitchell (het meest bekend om haar creatie van Mrs. Bradley, hoofdpersonage van 66 detectiveromans) en E.R. Punshon (schepper van Police Constable Bobby Owen en haast ver- geten, terwijl hij toch de evenknie was van John Dickson Carr). De Detection Club werd officieel gevormd in 1930 en om lid te worden moest je het principe van “fair play” huldigen, dat inhield dat je de lezer alle aanwijzingen moest geven zodat die de waarheid voor of tegelijk met de detective kon achterhalen. Wanneer je eenmaal lid van de club was, werd het helaas meer een sociale bijeenkomst en werd er over het principe niet meer gepraat, wat tegelijk de even- tuele zelf veroorzaakte doodssteek in zich hield. Het is eigenlijk een tragisch verhaal, want hoewel de Detection Club wordt gezien als een burcht van conventies en conservatisme in het mystery genre, waren er vele leden die buiten de lijntjes kleurden. Anthony Ber- keley bijvoorbeeld die boeken schreef zoals Jumping Jenny en The Poisoned Chocolates Case verschool zich achter het pseudoniem Francis Iles om Malice Aforethought te schrijven, een omgekeerd moordverhaal, en Before the Fact dat de Hitchcockfilm Suspicion zou opleveren. Dorothy L. Sayers schreef detectiveverhalen met literair gehalte en hierin speelde de dandyachtige speurder Lord Peter Wimsey naast inspecteur Parker van Scotland Yard de hoofd- rol, met als grote eenzame top Gaudy Night (Onrust in Oxford) en Henry Wade (pseudoniem voor Major Sir Henry Lancelot Aubrey- Fletcher baronet, de schepper van inspecteur John Poole) met een van de fijnste stukken literatuur in het detective genre met Heir Pre- sumptive uit 1935 waarin de lezer de moorden ziet door de ogen van de moordenaar. Het kon niet anders of het principe van “fair play” verdween uit de eed voor toetreding tot de Detection Club. Met Murder Comes Home (1950) schrijft Malleson (Anthony Gilbert) zowat haar sterkste boek. Het betreft een erfeniskwestie na een moord op een oude dame, maar het is tegelijk een beeld van het Londen van die tijd. (Ze heeft haar hele leven in Londen gewoond!) Ze kende de verhalen van hospita’s en pensionhoudsters, ze had aan den lijve ondervonden hoe Londen met de dag veranderde na WO II en zag hoe Labour steeds sterker werd. De verhalen van Malleson waren zorgvuldig opgebouwd, met goede beschrijvingen van de nevenfiguren, de dialogen waren om 226 duister verleden 2 van te snoepen, en de actie ging nooit over de gewelddadige schreef. Daarnaast schreef ze 21 gewone romans, meestal met een Victo- riaanse insteek, onder het pseudoniem Anne Meredith: Portrait of a Murderer, The Coward, The Gambler, The Showman, The Stranger, The Adventurer, Three-a-Penny.

Three-a-Penny bevat haar memoires die ze schreef onder het pseu- doniem Anne Meredith, hierin zien we dat ze heel wat verschilde van de universitairen zoals Ronald Knox, Dorothy L. Sayers en E.C. Bentley – andere leden van de Detection Club – die een diploma van Oxford konden voorleggen. Lucy Malleson was een leerling van de goede oude universiteit van het leven. Ze schrijft over haar jeugd en de financiële zorgen waarmee haar familie had af te rekenen. Ook haar literaire interesses komen aan bod, naast vrouwenrechten en haar leven als geliefde schrijver. Ooit zei ze in een interview: “I like being a writer, which is just as well, as I clearly could not be anything else.” Verder zijn er: The Family Man, Curtain, Mr. Greatheart, The Beautiful Miss Burroughes, The Rich Woman, The Sisters, The Draper of Edgecumbe, A Fif for Vir- tue, Call Back Yesterday, The Innocent Bride, The Day of the Miracle, Impetuous Heart, Christine, A Man in the Family, The Wise Child, Up Goes the Donkey. Malleson was een verwoed theaterliefhebber, wat in Londen niet zo verwonderlijk is. Ze schreef zelf meer dan 25 hoorspelen, die werden uitgezonden in Engeland en overzee: The Plain Woman (1940), Death at 6:30 (1940), A Cavalier in Love (1940), The Bird of Passage (1941), There’s Always Tomorrow (1941), Calling Mr. Brown (1941), He Came by Night (1941), The Adventurer (1941), Footprints (1941), Thirty Years Is a Long Time (1941), A Bird in a Cage (1942), His Professional Conscience (1942), Find the Lady (1942), The Home- Coming (1944), Mystery Man of New York (1945), Of Brides in Baths (1945), Full Circle (1946), Hard Luck Story (1947), The Sympathe- tic Table (1948), A Nice Cup of Tea (1948), Profitable Death 1950),( After the Verdict 1952),( Now You Can Sleep (1952), My Guess Would Be Murder (1954), I Love My Love with an ‘A’ (1957), No One Will Ever Know (1960), Black Death (1960-, And Death Came Too (1962), lucy malleson 227 daarnaast was er ook het toneelstuk Mrs. Boot’s Legacy: A Sketch for Three Female Characters (1941).

Onder de vele bewonderaars van de boeken van Lucy Malleson was ook Anthony Boucher, die haar meestal goede recensies gaf in de New York Times Book Review in de jaren 1950 en 1960. Boucher was het pseudoniem van William Anthony Parker White. Hij schreef zelf mystery-fictie (7 romans en 2 verhalenbundels die zijn romans ver overtroffen), maar zijn redactiewerk, SF-bloemlezingen en zijn jarenlange mystery-recensies worden van groter belang geacht. Hij was de eerste Engelstalige vertaler van Jorge Luis Borges, van wie hij El jardín de senderos que se bifurcan vertaalde voor Ellery Queen’s Mystery Magazine. Hij was een van de oprichters van de Mystery Writers of America in 1946. De jaarlijkse bijeenkomst van makers en liefhebbers van mystery en detective fictie, de Anthony Boucher Memorial World Mystery Convention (Bouchercon), werd naar hem vernoemd.

VERFILMDE VERHALEN

MY GUESS WOULD BE MURDER (1957) BBC West – tv film REGIE: John Irving naar The Wrong Body SCENARIO: John Irving MET: Nora Nicholson, Edith Sharpe, Betty Cooper, Lewis Gedge Alles speelt in en in de omgeving van Bath

MY GUESS WOULD BE MURDER (1959) ABC Weekend Television Armchair Theatre 7 juni 1959 REGIE: George More O’Ferrall SCENARIO: Anthony Gilbert MET: Margaretta Scott, Newton Blick, Jane Eccles, Patience Collier 228 duister verleden 2

Een vrouw komt bij bewustzijn in een ziekenhuis na een spoorweg- ongeluk en iedereen spreekt haar aan als Laura Frost. Ze zegt echter dat haar naam Alice Hunter is, en erfgename van een familiefor- tuin.

RIDDLE OF A LADY (1958) Talent Associates, NBC Kraft Television Theatre 24 september 1958 REGIE: Jack Klugman SCENARIO: Jerome Coopersmith naar de gelijknamige roman MET: Clarice Blackburn, Lisa Daniels, Ed Herlihy, David Hurst, Joel Silver

Een mondaine Britse advocaat uit de betere kringen klopt aan bij een collega die nogal wat vuile zaakjes oplost, om hem te verdedi- gen in een zaak waarin hijzelf wordt beschuldigd van het vermoor- den van een vrouw met een slechte reputatie.

A TRUE ACCOUNT (1959) Shamley Productions The Alfred Hitchcock Hour (7 juni 1959) REGIE: Leonard Horn SCENARIO: Fredric Brown, Robert C. Dennis naar het verhaal (± 1200 woorden) ‘Curtains for Me’ MET: Jane Greer, Kent Smith, Robert Webber, Jocelyn Brando

Mevrouw Cannon-Hughes consulteert Paul Brett, een klasse advocaat die zich heeft gespecialiseerd in zware misdaden. Mevrouw Hughes was de verzorgster en verpleegster van de vrouw van Gilbert Hughes tot aan haar dood. Nu is ze getrouwd met dezelfde Hughes en kwam tot de vaststelling dat hij zijn eerste vrouw heeft vermoord. Brett ver- telt haar dat hij weinig kan doen zonder bewijzen. Hij ziet mevrouw Cannon-Hughes echter wel zitten en ze beginnen een verhouding. Wanneer mijnheer Hughes zelfmoord pleegt, ligt de weg open voor een huwelijk. Weet Paul Brett veel wat hem te wachten staat. lucy malleson 229

‘YOU’LL BE THE DEATH OF ME’ (1963) Shamley Productions TV-SERIE: The Alfred Hitchcock Hour (18 oktober 1963) REGIE: Robert Douglas SCENARIO: William D. Gordon MET: Robert Loggia, Pilar Seurat, Sondra Blake, Barry Atwater

Anthony Gilbert heeft met You’ll‘ Be the Death of Me’ een haast ondraaglijk tragisch verhaal geschreven, waarschijnlijk het donker- ste verhaal in de hele geschiedenis van The Alfred Hitchcock Hour. ‘Driver’ Arthur is afgezwaaid van militaire dienst in Korea en brengt een jonge Aziatische vrouw mee, Mickey, samen met heel wat psychologische problemen. Om de schulden te betalen die op de familieboerderij rusten, neemt hij een baan in de lokale houtzagerij. Op een avond gaat hij een pilsje drinken in het lokale café en daar is ook Betty Rose, een oude vlam van hem, die hem duidelijk terug wil. Hij zegt haar dat hij getrouwd is en dat er tussen hen niets kan zijn, maar Betty wil hem niet laten gaan. Ze volgt Driver door het woud op zijn weg naar huis, gaat de confrontatie met hem aan en zweert dat ze zijn huwe- lijk zal kapotmaken. Dat had ze nu net niet mogen doen want in een vlaag van woede vermoord hij haar, meer bepaald op een paar hon- derd meter van de eenzame boerderij waar Mickey op hem wacht, bezorgd om het feit dat hij nooit te laat thuiskomt van het werk. Omdat hij wil verbergen wat hij heeft gedaan, eindigt Driver met lege handen en verliest wat hem het meest na aan het hart ligt. Er moet ook nog worden gezegd dat de muziek van Bernard Herrmann, (gestorven in 1975, maar tot in 2012 werd er nog muziek van hem gebruikt voor de korte film La Clinica) componist voor de Hitchcock-filmsPsycho, Vertigo, North by Northwest, enzovoort, dit verhaal naar een nog grotere hoogte tilt. 230 duister verleden 2

VERHALEN VERSCHENEN IN TIJDSCHRIFTEN EN MAGAZINES

GILBERT, ANTHONY; pseudonym van Lucy Beatrice Malleson (1899-1973)

The Cockroach and the Tortoise (kort verhaal) 1935 [Inspector Field] Horseshoes for Luck (kort verhaal) 1935; in Detection Medley, Hutchinson, 1939 [Inspector Field] Film Addict (gedicht) Lilliput jan 1941 A Vie Bohème (gedicht) Lilliput mrt 1941 Swan Song (gedicht) Lilliput apr 1945 You Can’t Hang Twice (korte roman) Ellery Queen’s Mystery Magazine nov 1946 [Arthur Crook] werd bekroond met een Queens Award in 1946 en naast ver- halen (19) van anderen, o.a. Arthur Conan Doyle, Baroness Orczy, G.K. Chesterton, Dorothy L. Sayers, Ruth Rendell, Agatha Christie, Michael Gilbert en Julian Symons opgenomen in het boek Murder Most British. Over My Dead Body (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine jul 1952 Remember Madame Clementine (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Maga- zine okt 1955 Once Is Once Too Many (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine dec 1955 [Arthur Crook] The Sequel to Murder (kort verhaal) The Saint Detective Magazine apr 1956 The Goldfish Button (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine feb 1958 Even a Woman (kort verhaal) London Express 1963 He Found Out Too Late (kort verhaal) The (London) Evening Standard 2 jun 1964, als “He Found Out Too Late Just How Good an Artist Mabel Was”. The Eternal Chase (korte roman) Ellery Queen’s Mystery Magazine aug 1965 Sleep Is the Enemy (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine feb 1966 The Dove and the Hawk (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine jun 1966 Cat Among the Pigeons (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine okt 1966 The Intruders (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine dec 1967 Point of No Return (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine mei 1968 Who Cares About an Old Woman? (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine okt 1968 The Puzzled Heart (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine mrt 1969 lucy malleson 231

The Mills of God (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine apr 1969. Een schrijnend en hartverscheurend misdaadverhaal over abortus. The Quiet Man (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine jun 1969 Tiger on the Premises (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine sept 1969 The Night of the Party (kort verhaal) Edgar Wallace Mystery Magazine v4 #31 1969 The Funeral of Dendy Watt (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine jan 1970 Door to a Different World (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine mrt 1970 werd in 1971 genomineerd voor een Edgar. When Suns Collide (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine apr 1971 A Day of Encounters (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine feb 1972 Fifty Years After (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine mrt 1973 weer een verhaal over abortus. “Salts of lemon was a common way out of trouble for girls who’d fallen into it. Easy to come by – you said you wan- ted it to clean a straw hat – a penn’orth or two-penn’orth over the counter and no questions asked.” (uit Ellery Queen’s Murdercade, 1976) The Invisible Witness (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine jan 1974 Black for Innocence (kort verhaal) The (London) Evening Standard

VERHALEN VERSCHENEN IN EEN OMNIBUS MET ANDERE AUTEURS

By Hook Or By Crook (Anthony Gilbert) / The Shadowy Third (Marco Page) / The Whispering Death (Roy Vinckers) Missing Widow (Anthony Gilbert) / Scarlet Feather (Frank Gruber) / I Want to Go Home (Frances Lockridge) The Doctor and the Corpse (Max Murray), Valse Macabre (Kathleen Moore Knight), A Case for Mr. Crook (Anthony Gilbert) (1952)

MEREDITH, ANNE; pseudoniem van Lucy Beatrice Malleson (1899-1973)

The Rich Woman (segment) Ladies Home Journal aug 1947, etc.

Chandler in Hollywood

“I needed a drink, I needed a lot of life insurance, I needed a vacation, I needed a home in the country. What I had was a coat, a hat and a gun.” in Farewell, my Lovely

Beweren dat een Amerikaans auteur is, is maar een halve waarheid. Ja, Chandler werd geboren in Chicago op 23 juli 1888, maar al op zijn zevende verhuisde zijn moeder naar haar vader- land Engeland en ging in Londen wonen. Haar zoon nam ze mee. Daar bezocht de jonge Raymond het Dulwich College – gesticht in 1619 met als kenspreuk ‘Detur Gloria Soli Deo’ (Geef alleen God de Glorie) – tot op de dag van vandaag een school alleen voor jongens van 2 tot 18 jaar, met vertakkingen naar China en vestigingen in Peking, Suzhou, Sjanghai en in het Koreaanse Seoel. Dulwich College – College of God’s Gift – werd gesticht door Edward Alleyn, als dank aan God voor de kan- sen die hij kreeg als acteur en zijn successen als onderne- mer. De centrale plek is dan Dulwich College ook Christ’s Chapel. Geen Engelse opvoeding zonder Shakespeare. Ook nu nog. Ver- trouwdheid met dialoog en taalvaardigheid vormen al vanaf zeer jonge leeftijd een natuurlijke omgeving. De vakanties bracht Chand- ler door op het Engelse platteland, bij de familie van zijn moeder. Op zijn zestiende studeerde hij af en de twee volgende jaren ging hij les volgen in Parijs en München. Naar de universiteit wilde hij niet, werk zoeken lag voor de hand. Chandler kreeg de Britse natio- naliteit en kon zo voor zes maanden aan de slag bij de Admiraliteit 234 duister verleden 2 in Londen, maar dat liet hij al vlug staan om freelance journalist te worden voor diverse bladen. Ondertussen schreef hij romantische poëzie. Geen hond die ze las.

Pas in 1912 keerde hij – zijn moeder volgde hem met enige vertra- ging – terug naar Amerika en hij vestigde zich na een omweg langs San Francisco samen met zijn moeder in Los Angeles. Twaalf ambachten en een correspondentiecursus boekhouden later, nam hij, in 1917, dienst bij het Canadese British Columbia Regiment. Hij diende als korporaal in Frankrijk in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog met de Gordon Highlanders. Aan het eind van de oor- log kreeg hij ook nog een vliegtraining bij de Royal Air Force. Na de wapenstilstand keerde hij terug naar Amerika, met een omweg langs Canada. Hij begon een verhouding met Cissy Pascal, goed en wel getrouwd en achttien jaar ouder dan hij. Cissy scheidde van haar man, maar Chandlers moeder verzette zich tegen een huwelijk, zodat hij Cissy pas kon trouwen na de dood van zijn moeder in 1923. Ondertussen onderhield hij zowel zijn moeder als Cissy. Daarvoor had hij de middelen omdat hij in 1919 in de olie was gaan werken en zich langzaam omhoog had gewerkt. In 1931 werd hij zelfs vicepresident van het Dabney Oil Syndicate, waar hij een jaar later werd ont- slagen wegens alcoholisme, ongewenste intimiteiten op het werk en voortdurend te laat komen of afwezig blij- ven. Nu zijn inkomsten nage- noeg nihil waren gewor- den, keerde hij zich naar zijn oude liefde: de taal. Hij leerde hoe hij pulp moest schrijven door het bestu- deren van de Perry Mason- Dabney Oil Syndicate verhalen van Erle Stanley raymond chandler 235

Gardner. Zijn eerste professionele publicatie was ‘Blackmailers don’t shoot’ in 1933 in het pulpmagazine Black Mask, waar Dashiell Hammett de toon had gezet met zijn Sam Spade-verhalen en zijn The Maltese Falcon verfilmd zag in een regie van Roy Del Ruth. In die film speelde Ricardo Cortez een schelmse Sam Spade in 1931. Met één opvallend kenmerk: er viel heel wat meer seks te beleven dan in latere bewerkingen.

Zeggen dat Chandler pas laat werd ontdekt door Hollywood zou een leugen zijn, hoewel ze zijn publicaties in de uiteenlopende pulp- bladen wel over het hoofd hadden gezien – ook al waren het de nickle and dime blaadjes die, voor de opkomst van de pocket in de jaren veertig, Hollywood het meest inspireerden. Zijn eerste roman verscheen in 1939, de tweede Farewell my Lovely zag in 1940 het licht, en zijn derde The High Window in 1942. In datzelfde 1942 kwamen er twee films uit die waren gebaseerd op romans van Chandler: The Falcon Takes Over gebaseerd op Farewell my lovely en Time to Kill met als basis The High Window. Natuurlijk waren bij dat snelle succes een beetje geluk en een goede agent gemoeid, maar het staat buiten kijf dat Hollywood dacht het gouden kalf te hebben ontdekt.

Chandler was gevleid door deze belangstelling en ging ervan uit dat ze hem vroegen omdat hij een goede literator was. De waarheid is allicht dat het publiek de film noir in de oorlogsjaren danig leek te smaken. Tot dan toe waren detectivefilms, net zoals de westerns, met een betrekkelijk klein budget gemaakt, B-films dus, die nau- welijks enige aandacht kregen van de kritiek. Het echte succes voor de detectivefilm kwam er pas met de geluidsfilm. Niet dat er voor- dien geen films in het genre werden gemaakt, detectives waren er als eersten bij. Er is bijvoorbeeld de door Arthur Marvin in 1900 gemaakte Sherlock Holmes Baffled, een filmpje van 30 seconden; en in 1903 verscheen het 11 minuten durende The Great Train Robbery, een mix van western en detective, waarin zelfs een vijf seconden 236 duister verleden 2 lange sequens met de hand was ingekleurd. De film maakte heel wat ophef, en wanneer aan het einde een cowboy zijn revolver trekt en driemaal afdrukt, waren er mensen die zich op de grond lieten vallen van de schrik, terwijl weer anderen naar hun wapen grepen en terugschoten. Maar het was Sherlock Holmes die het genre voor- goed op gang bracht, want na The Birth of a Nation (1915), die de trendsetter bleek voor de lengte van een film, kwam Sherlock Hol- mes met de toen 60-jarige William Gilette als Holmes op de markt. Gilette speelde de rol al jaren op het theater naar zijn eigen adap- tatie van de held van Conan Doyle. Er bestaat een briefwisseling met Doyle waarin deze zegt dat Gilette met Holmes mag doen wat hij wil, hem laten trouwen, hem zelfs vermoorden, want Doyle was Holmes zo moe als warme yoghurt, omdat niemand nog sprak over zijn andere werken.

Maar zoals al gezegd: de betere dagen van de detectivefilm begon- nen pas toen het geluid erbij kwam. We schrijven 1927: er is The Jazzsinger. Er waren andere detectives die het goed deden, zoals Her- cule Poirot – de eerste Agatha Christie-verfilming dateert van 1928, de eerste Hercule Poirot was Alibi in 1931. Er waren ook de series zoals Charlie Chan – de eerste Charlie Chan film dateert van 1934 waarna er nog 57 volgden (tot in 2007), of de verhalen rond de Saint van Leslie Charteris – tussen 1938 en 1943 werden er maar liefst acht gedraaid. William Powell werd de Thin Man – naar Dashiell Hammett – in 1934 en zou hem nog diverse keren gestalte geven, terwijl Ronald Colman de verpersoonlijking werd van Bulldog Drummond, en hier hebben we hem weer! Basil Rathbone zal tussen 1939 en 1946 de rol van Sherlock Holmes op zich nemen. Daarnaast heb je nog de Boston Blackie-series met Chester Morris als Boston, en de Mr. Moto- films die het gezicht van Peter Lorre meekreeg. raymond chandler 237

EEN GROTE LIEFDE

U weet wel, Raymond Chandler, Zijn vrouw sinds 1924, Pearl de man die voor Alfred Hitchcock Cecily “Cissy” Hurlburt (andere Strangers on a Train van Patricia bronnen zeggen Cissy Pascal), Highsmith naar film omzette, die was 18 jaar ouder en stierf al in samen met Billy Wilder het scena- 1954. Haar urne werd begraven in rio (met Oscar nominatie) pende Los Angeles. dat Double Indemnity (1944) van James M. Cain wereldberoemd Enkele jaren geleden ontdekte maakte. Ja, u weet wel, diezelfde historicus Loren Latker aanwij- Chandler die privédetective Phi- zingen in het Chandlerarchief lip Marlowe creëerde en hem in dat hij wenste naast zijn vrouw te levenden lijve zag in films zoals worden begraven. , Farewell, My Lovely en The Big Sleep, is sinds Hij nam de dochter van John Valentijn 2011 weer verenigd met Wayne, een advocate, onder de zijn vrouw. Chandler stierf op 26 arm en die kon de rechtbank in maart 1959 en werd begraven in Los Angeles ervan overtuigen dat La Jolla, de badplaats binnen de het paar bij elkaar hoorde. Op grenzen van San Diego. Hij was Valentijn werd de urne van Cissy volop bezig aan een nieuwe Mar- boven die van Raymond begra- lowe, . Een bewon- ven. Dat ging niet onopgemerkt deraar van het eerste uur, Robert voorbij, want meer dan honderd P. Parker (auteur van de Spenser- trouwe volgelingen van Philip romans) heeft de roman later Marlowe kwamen opdagen voor uitgewerkt. Het werd een instant de gebeurtenis. bestseller.

THE BIG SLEEP

The Big Sleep verscheen in 1939 en is de eerste in de serie rond pri- védetective Philip Marlowe. De film speelt zich af in Los Angeles, Californië. Hiervoor kannibaliseerde Chandler zijn verhalen ‘Killer in the Rain’ (1935) en ‘The Curtain’ (1936), allebei verschenen in Black Mask. 238 duister verleden 2

DE ROMAN – HET VERHAAL

Privédetective Philip Marlowe wordt ontboden bij de rijke, oude generaal Sternwood. Sternwood wil dat Marlowe een poging tot afpersing op zijn jongste dochter, Carmen, onderzoekt. Een boek- handelaar, Arthur Geiger, zou bezwarend materiaal hebben. Car- men was al eerder gechanteerd door ene Joe Brody. Het gesprek komt ook op diens andere, oudere dochter, Vivian. Zij zit vast in een liefdeloos huwelijk met Rusty Regan, die plots “verdwenen is”. Wan- neer hij het huis wil verlaten, wordt Marlowe beleefd gevraagd om eens langs te gaan bij Vivian. Zij wil van hem weten of haar vader hem heeft ingehuurd om haar man te vinden, maar Marlowe laat niets los. Wat later bezoekt Marlowe Geigers boekenzaakje, wat een uit- leenbibliotheek blijkt te zijn, en ontdekt dat het pornografisch materiaal aanbiedt. Hij volgt Geiger op zijn weg naar huis en blijft het huis verder observeren. Dan ziet hij Carmen Sternwood naar binnen gaan. Enkele tijd later hoort Marlowe een kreet. Er vallen enkele schoten. Iemand rent weg, twee auto’s scheuren weg. Mar- lowe stormt naar binnen en vindt een dode Geiger met naast hem een naakte, gedrogeerde Carmen voor een camera waaruit de film- rol is verdwenen. Hij brengt Carmen naar huis, maar wanneer hij terugkeert in Geigers woning is diens lichaam verdwenen. Marlowe maakt zich snel uit de voeten. De volgende dag krijgt hij een telefoontje van de politie. Deze meldt hem dat Sternwoods auto van de pier is gereden, maar dat de bestuurder al dood was voor hij de duik nam. De politie wil van hem weten of hij op zoek is naar Regan. Marlowe besluit het boe- kenzaakje in het oog te houden en ziet hoe de inventaris naar het huis van Joe Brody wordt overgebracht. Vivian bezoekt Marlowe in zijn kantoor en vertelt hem dat Car- men nu met de recente naaktfoto’s wordt gechanteerd. Ze vertelt er nog bij dat ze speelde in het casino van Eddie Mars en dat ze het vermoeden heeft dat diens vrouw er met haar man Rusty Regan vandoor is. Wanneer Marlowe een nieuw bezoek aan het huis van Geiger wil brengen, vindt hij daar Carmen die ook probeert binnen te raken. raymond chandler 239

Samen gaan ze op zoek naar de foto’s. Op de vraag of ze zich nog herinnert wat er gebeurde, antwoordt Carmen negatief. Dan duikt Eddie Mars plots op. Hij beweert dat hij de huisbaas van Geiger is en op zoek naar hem te zijn. Mars wil van Marlowe weten wat hij daar uitvreet, maar Marlowe blijft vaag en probeert in de aanval te gaan door naar Regan en mevrouw Mars te vragen. Vervolgens gaat Marlowe Brody opzoeken en vindt daar ook Agnes, die vroeger bij Geiger werkte. Hij vertelt Brody dat hij weet dat hij Geigers zaakje heeft overgenomen en dat hij met zijn pas verworven materiaal Carmen opnieuw chanteert. Dan verschijnt Carmen op het toneel, goed en wel gewapend. Ze eist de foto’s op, maar na een korte schermutseling haalt Marlowe haar over de zaak aan hem over te laten. Exit Carmen. Marlowe zet zijn ondervraging verder en begint langzaam de knoopjes aan elkaar te rijgen: Geiger chanteerde Carmen maar de chauffeur van de familie hield daar niet van, drong Geigers huis binnen en vermoordde hem. Maar ook Brody hield het huis in het oog en volgde de bestuurder naar binnen, pikte de foto’s in en bracht de chauffeur om het leven. Hij was het die de wagen van de pier liet rijden. Er wordt aangebeld. Brody opent de deur, maar wordt onmid- dellijk neergeschoten. Marlowe gaat achter de dader aan en vangt hiermee het homovriendje van Geiger, die dacht dat Brody zijn lover had vermoord. Ook had hij het lichaam van Geiger verborgen, zodat hij wat later zijn eigen bezittingen kon weghalen voor de poli- tie opdaagde. Marlowe kan de zaak afsluiten, maar er knaagt iets en hij besluit toch verder te gaan. Hij vindt uit dat Regan inderdaad wegliep met Mona Mars. Marlowes vrienden bij de politie vermoeden dat Mars de moordenaar is van Regan, maar vinden geen enkel bewijs. Mar- lowe krijgt een telefoontje van Mars die hem vraagt naar de club te komen. Marlowe ziet toevallig hoe Vivian een flinke bom dui- 240 duister verleden 2 ten wint aan de roulettetafel. Wanneer ze met haar winst de club verlaat, gaat er iemand achter haar aan. Marlowe verijdelt de over- val, maar doorziet al snel de opzet. De overval moest bewijzen dat er niks is tussen Mars en Vivian. Hij brengt Vivian thuis, waar zij hem probeert te verleiden. Marlowe blijft onvermurwbaar. Thuisge- komen vindt hij Carmen in zijn bed, maar ook zij loopt een blauw- tje. Marlowe wordt gevolgd door Harry Jones, die de nieuwe partner is van Agnes, de vroegere hulp van Geiger. Jones biedt Marlowe het onderduikadres van Mona Mars aan tegen betaling, omdat Agnes zo snel mogelijk wil verdwijnen en zij dat geld nodig heeft. Marlowe zal hem later op de dag ontmoeten, maar wanneer hij zijn afspraak nakomt, kan hij net een gesprek tussen Jones en Mars’ beul, Canino, afluisteren. Canino wil weten waarmee Jones zo allemaal bezig is. Canino vermoordt Jones en verdwijnt. Wanneer Marlowe bezig is het lichaam van Jones te onderzoeken op eventuele aanwijzingen, belt Agnes. Hij spreekt met haar af en ze delen alles wat ze weten en vermoeden. Marlowe gaat naar de door Agnes aangeduide plek, een plaats waar men auto’s herstelt. Hij vraagt er om een banden- wissel, maar Canino is daar en vloert hem. Wanneer hij bijkomt, is hij gebonden en Mona Mars is daar ook. Ze vertelt hem dat Eddie Regan helemaal geen kwaad heeft gedaan, maar dat ze er gewoon even uit wilde. Ze bevrijdt Marlowe en die doodt Canino. De volgende dag bezoekt Marlowe generaal Sternwood, die het niet leuk vindt dat Marlowe op zoek is naar Rusty Regan. Op zijn weg naar buiten vraagt Carmen hem of hij haar wil leren schieten. Carmen neemt hem mee naar een verlaten olieveld dat bezit is van de Sternwoods. Hij zet een blik klaar op redelijke afstand en wan- neer hij terug naar Carmen loopt, schiet ze vol wraak op hem. Maar Marlowe was verstandig genoeg geweest om het wapen te laden met losse flodders. Carmen krijgt een woedeaanval. Marlowe brengt haar terug naar huis en vertelt Vivian zijn vermoeden dat Regan vermoord is door haar zus. Hij denkt dat Regan niet wilde ingaan op haar avances, net zoals hijzelf, en dat Carmen hem in een vlaag van woede doodde, net zoals ze Marlowe probeerde te vermoorden. Vivian geeft het toe en ook dat ze Eddie Mars vroeg om het te verdoezelen, alleen omwille van de gezondheidstoestand van haar raymond chandler 241 vader. Toen ging Eddie haar echter chanteren. Marlowe belooft niet naar de politie te stappen als Carmen zich laat opnemen. Het boek eindigt met Marlowe die denkt dat Regan nu deel uitmaakt van de ‘grote slaap’, waar ook de generaal zich weldra bij zal voegen.

THE BIG SLEEP (1946, Warner Brothers) REGIE: NAAR: The Big Sleep SCENARIO: William Faulkner, Leigh Bracket, Jules Furthman MET: Humphrey Bogart (Philip Marlowe), Lauren Bacall, John Ridgeley, Martha Vickers, Dorothy Malone, Regis Toomey, Bob Steele

Deze Marlowe-filmversie ligt heel dicht bij de oorspronkelijke roman, met maar een paar lichte afwijkingen – het verhaal moest in 114 minuten worden gepropt. Het is één van de meest aantrekke- lijke versies geworden. Hoe zou dat komen? Door Bogart en Bacall? Ik weet het niet, maar het enige wat Bogart doet is zichzelf zijn en als zijn personage nadenkt, aan zijn oor trekken – hoewel er even een uitzondering is, wanneer hij met enkele kleine ingrepen veran- dert in een liefhebber van antiquarische boeken. Bacall werd aan- genomen om mooi te zijn en flink rechtop te lopen, alsof ze net een opleiding tot mannequin achter de rug heeft. Waarom dan? Wel, als je de humor van Raymond Chandler tot filmscript laat omzetten door William Faulkner moet het wel voor vuurwerk zorgen en dat deed het. Dialogen zoals:

“How do you like your Brandy?” “In a glass.”

En: “You’re not very tall, are you?” “I try to be.” Lauren Bacall & Humphrey Bogart 242 duister verleden 2

En: “Such a lot of guns around town, and so few brains.”

En: “She tried to sit in my lap while I was standing up.”

En: “I don’t like your manners.” “And I’m not crazy about yours. I didn’t ask to see you. I don’t mind if you don’t like my manners, I don’t like them myself. They are pretty bad. I grieve over them on long winter evenings. I don’t mind your ritzing me drinking your lunch out of a bottle. But don’t waste your time trying to cross-examine me.”

En: “You go too far, Marlowe.” “Those are harsh words to throw at a man, especially when he’s wal- king out of your bedroom.” raymond chandler 243

Iedere acteur of actrice kan schitteren als hij of zij zulke dialogen in de mond gelegd krijgt. Eén van de sterkste dialogen is wanneer Bogart de bezitster van de Acme Bookshop verleidt. Het steekspel tussen Bogart en Dorothy Malone – in een van haar eerste films en nog natuurlijk donkerharig, ze werd pas blond in 1954 voor haar rol in Young at Heart – is van de bovenste plank en zelden werd er een erotischer gesprek gevoerd op film (of het moest dat zijn tus- sen Steve McQueen en in The Thomas Crown Affair). Malone verandert met de slag van een klassieke saaie boekentrut in een zeer aantrekkelijke vrouw – wat ze is – door het afzetten van haar bril en het losmaken van het haar. Op een andere plek is er nog een voorbeeld van hoe dialogen moeten geschreven worden, namelijk in het gesprek tussen de zwarte vrouwelijke taxichauffeur en Marlowe:

Taxi Driver: “If you can use me again sometime, call this number.” Philip Marlowe: “Day and night?” Taxi Driver: “Uh, night’s better. I work during the day.”

Is het verhaal spannend? Volgens mij zijn er te veel onverwachte wendingen in de plot om echte spanning los te maken. Je kunt The Big Sleep beter als boek waarderen: dan zie je pas hoe goed het geschreven is.

THE BIG SLEEP (1978, ITC) REGIE: Michael Winner NAAR: The Big Sleep SCENARIO: Michael Winner MET: Robert Mitchum (Philip Marlowe), Sarah Miles, Richard Boone, Edward Fox, , Joan Collins, James Stewart, Oliver Reed, Colin Blakely

Het lag voor de hand dat The Big Sleep een remake zou krijgen. De eerste versie 244 duister verleden 2 was enkel tot de klassieken gaan behoren door de Bogart/Bacall- combinatie en dan vooral om de Chandler-Faulkner samenvoe- ging. Ook was de Bogart/Bacall-versie een echt preutse verfilming geworden, waar naakt, drugs, pornografie en homoseksualiteit, in tegenstelling tot in de roman, zeer besmuikt zijn weergegeven. De aangewezen hoofdrolvertolker was een goede keuze, want Robert Mitchum had met Farewell, my Lovely bewezen dat hij een goeie Marlowe kon neerzetten. Hoewel, hij brengt het er hier niet zo goed af. Hij speelt eerder onverschillig, alsof hij de rol als een tussen- doortje beschouwt. Komt het door het scenario? Zeer waarschijnlijk, want niettegenstaande het feit dat het scena- rio veel dichter de roman van Chandler volgt, slaagt Michael Win- ner erin om soms erg leuke Chandlerismen weg te laten. Waarom bijvoorbeeld het cursieve zinnetje weglaten in: General Sternwood: “You may smoke, too. I can still enjoy the smell of it. The man is already dead who must enjoy his vices by proxy. You’re looking, sir, at a very dull survival of a very gaudy life, crippled, paralyzed in both legs, barely I eat and my sleep is so near waking it’s hardly worth a name. I seem to exist largely on heat like a new born spider.” Was het misschien wegens het feit dat James Stewart voor deze rol was gekozen en dat je deze oerconservatieve acteur zulke woor- den niet in de mond kon leggen? Wat dan met de volgende dialoog: General Sternwood: “If I seem a bit sinister as a parent, Mr. Mar- lowe, it’s because my hold on life is too slight to include any Victo- rian hypocrisy. I need hardly add that any man who has lived as I have and indulges for the first time in parenthood at my age deser- ves all he gets.” die ik ook in gewijzigde vorm aantrof.

En waarom verandert hij: “How do you like your Brandy?” “In a glass.” In: “How do you like your Brandy?” “Any way at all.” raymond chandler 245

De verplaatsing van het geheel van Los Angeles naar Londen stoort niet, een privédetective doet zijn werk zowel in Amerika als in Engeland, en zoals ik al zei, Chandler kreeg een Engelse opvoeding.

THE BIG LEBOWSKI

Toen aan de Coen Brothers werd gevraagd in hoeverre The Big Lebowski gebaseerd is op The Big Sleep, luidde het antwoord:

Joel Coen: “We wilden iets doen in Chandlerstijl, hoe het verhaal episodisch voortgang boekt, en hoe diezelfde voortgang invloed heeft op de personages en op het op te lossen mysterie. Maar ook wilden we een hopeloos complex plot dat uitermate onbelangrijk is.”

Ethan Coen: “En het was aantrekkelijk om er nu eens geen privéde- tective van te maken, maar zo’n potroker die intuïtief de waarheid en Dichtung van de niet bepaald gemakkelijke zaak oplost. En dan is er natuurlijk Walter, wiens instinct altijd fout zit.” 246 duister verleden 2

FAREWELL, MY LOVELY

Farewell, My Lovely verscheen in 1940 en was de tweede in de Philip Marlowe- serie. Het boek werd driemaal verfilmd. Voor het verhaal putte hij fragmenten uit de korte verhalen ‘The Man Who Liked Dogs’ (Black Mask, 1936), ‘Try The Girl’ (Black Mask, 1937) en ‘Mandarin’s Jade’ (Dime Detective Magazine, 1937).

DE ROMAN – HET VERHAAL

Marlowe vindt maar geen oplossing voor de zaak waaraan hij werkt en loopt wat te dwalen door de stad, waarbij hij belandt in een stads- deel dat de laatste jaren tot een zwart getto is verworden. Bij toeval ziet hij daar een zware jongen – in alle betekenissen van het woord, want Moose Malloy is een reus van een vent – die net vrijgelaten is en die zich nogal opgewonden toegang tracht te forceren tot de bar Florian’s. Daar wordt hij geweigerd omdat hij te opzichtig gekleed is en omdat hij blank is. Hij wringt zich echter naar binnen en Mar- lowe volgt hem onnadenkend. Malloy wil na zeven jaar gevangenis blijkbaar zijn ex, Velma Volento, terugvinden. Zij werkte vroeger in de club, maar deze blijkt in andere handen te zijn overgegaan, en niemand kan of wil hem ook maar iets vertellen. Opnieuw proberen ze hem buiten te zetten. Malloy neemt het niet en in een handgemeen schiet hij de eigenaar dood, waarna hij zich uit de voeten maakt. Marlowe besluit op onderzoek te gaan, ondanks de tegenkanting van de politie, die het maar niks vindt dat iemand de moord op een zwarte gaat onderzoeken.

Marlowe vindt de weduwe van de vroegere eigenaar en die vertelt hem dat Velma dood is, terwijl ze snel een foto tracht te verber- gen, foto waarvan Marlowe denkt dat het om Velma gaat. Dan belt raymond chandler 247

Lindsay Marriott en huurt hem in. Marriott hangt een verhaaltje op over een vriend die beroofd is van een kostbaar halssnoer en dat er losgeld betaald moet worden als hij het terug wil. Marlowe vindt het zaakje niet helemaal koosjer, maar kan het geld best gebruiken. Hij moet Marriott vergezellen naar de plek waar de ruil zal plaats- vinden. Marlowe zal de onderhandelingen doen, maar er daagt nie- mand op en wanneer hij terug naar de auto loopt, krijgt hij een klap. Opnieuw bij bewustzijn gekomen ligt hij naast het lijk van Marriott. Een voorbijrijdende auto met Anne Riordan aan het stuur brengt hem naar huis.

De politie denkt het zijne van zijn verhaal, maar laat hem toch gaan. Wat later komt Riordan hem opzoeken. Zij blijkt de dochter van een politieman te zijn, die heel wat weet over de lokale misdaadscène. Ze heeft zelfs ontdekt dat het halssnoer, dat dus bestaat, eigendom is van een dame, Levin Lockridge Grayle, die gehuwd is met een stinkend rijke oudere heer. Riordan belooft Marlowe dat ze Grayle zal opzoeken en haar zal overhalen hem in te huren. Marlowe ont- dekt intussen dat de sigaretten die hij bij Marriott vond, marihuana bevatten en dat het naamkaartje dat erbij zat de naam van dok- ter Jules Amthor vermeldt. Hij maakt een afspraak met Amthor die hem een mannetje zal sturen om Marlowe bij hem te brengen. Ondertussen komt Marlowe te weten dat Marriott de eigenaar is van het huis van de weduwe. Bij zijn bezoek aan Levin Grayle wordt hij niet veel wijzer, want ze doet plots erg verliefd, het halssnoer raakt even in de vergetelheid. Dan komt de escorte naar Amthor opdagen en wanneer Marlowe Amthor beschuldigt van drugshandel, duurt het niet lang of Marlowe wordt overmeesterd en opgesloten in een privékliniek. Daaruit kan hij ontsnappen en bij deze ontsnapping merkt hij Moose Malloy op die er zo vrij als een vogeltje rondloopt.

Hij praat erover met Riordan en de politie, maar die vindt hem enkel een sta-in-de-weg. Marlowe gaat nu onderzoeken of Marriott rijke vrouwen afperste met de hulp van Amthor en of hij de stickies en het naamkaartje bij zich had als voorzorg, wat hem wel niet had geholpen. Marlowe realiseert zich wat later dat de privékliniek een dekmantel is voor drugshandel en als schuilplaats fungeert voor 248 duister verleden 2 voortvluchtigen. Langs de geruchtenmachine van het gangster- milieu laat hij Malloy weten dat hij hem wenst te zien. Dan nodigt Marlowe Levin Grayle bij hem uit. Moose Malloy is er echter eerder en Marlowe begrijpt plots wat deze wilde uitzoeken. Malloy ver- bergt zich als mevrouw Grayle binnenstapt. Marlowe confronteert haar met het feit dat zij de gezochte Velma is en dat zij Marriott gebruikte om haar identiteit te verbergen, en, wanneer Marlowe en Malloy de zaak begonnen te onderzoeken, verzon ze de chantage en vermoordde Marriott. Malloy komt te voorschijn en beschuldigt haar hem te hebben verklikt, zodat hij in de gevangenis kon wegrot- ten en zij haar gangetje kon gaan. “You sent me away for eight years. My little Velma.” Velma schiet hem vijf kogels in het lijf en vlucht. Ze wordt opge- spoord en pleegt zelfmoord. De vieze zaakjes van Amthor worden opgedoekt en enkele corrupte agenten worden meegesleept in het schandaal.

THE FALCON TAKES OVER (1942, RKO) REGIE: Irving Reis NAAR: Farewell, My Lovely en personages gecreëerd door Michael Arlen SCENARIO: Lynn Root en Frank Fenton MET: George Sanders (Gay Lawrence, The Falcon), Helen Gilbert, Lyn Bari, , Ann Revere, Turhan Bey, Hans Conried, James Gleason, Allen Jenkins

In juli 1941 verkocht Chandler de filmrechten voorFarewell, my Lovely voor 2.000 $ (29.412 dollar vandaag). Het genre dat Chandler beoefende scheerde nog geen hoge toppen, dat zou pas later komen. De eerste filmadaptatie wasThe Falcon Takes Over uit 1942, met George Sanders die gentleman privédetective Gay Lawrence gestalte geeft. Dit is de derde film in de Falcon-serie, waarvoor de perso- nages werden geleend van Michael Arlen, een in Bulgarije geboren Armeniër die eigenlijk Dikran Koejoemdjian heette en die met een enkel verhaal, Gay Falcon, plots iemand werd in de wereld van de detectiveroman. In het verhaal is Gay Stanhope Falcon de gentle- raymond chandler 249 man detective, in de film wordt dat echter Gay Lawrence. Nu zijn er wel mensen die beweren dat je Marlowe niet kunt plakken op de gentleman Gay Lawrence, maar dat werd enkel gedaan om com- merciële redenen, want Chandler was nu eenmaal nog een onbe- kende voor het grote publiek, terwijl Arlen met één tekst als een meteoor omhoog was geschoten.

Een running gag in al de Falcon-films is dat de Falcon verloofd is en weldra zal gaan trouwen, maar dat hij bijna altijd en overal in de belangstelling staat van mooie vrouwen. Hij doet dat dikwijls onder andere namen, en verlaat dan ook al snel de opdringerige flirts om elders zijn geluk te beproeven. Falcon laat zich rijden door zijn stuntelige chauffeur, Goldy, die voor de komische noot moet zorgen. Goldy praat met een accent eigen aan en haalt voortdurend woorden door elkaar, bekende uitspraken zijn “corpus delicious” en “miscarriage of injustice”. Gay Lawrence heeft ook een haat-liefde verhouding met een politie-inspecteur, O’Hara, die de ene slimmigheid na de andere debiteert. De Falcon-verhalen spelen zich meestal af in de beau monde waar Lawrence de enige lijkt te zijn die er zich prettig voelt.

Er zijn dus nogal wat duidelijke verschillen te vinden met het origi- neel van Chandler. Iedereen weet dat The Falcon erg geïnteresseerd is in misdaad en als hij dus aan het begin van de film toevallig in Manhattan getuige is dat een reus van een man geweigerd wordt omdat hij niet beantwoordt aan de gestelde kledingvoorschriften van de high society club, ‘Club 13’, en hierbij de manager doodt, nemen de kranten het voor zeker aan dat hij een onderzoek zal instellen. Alles dus wat Chandler de reguliere detectiveroman ver- weet, vooral de montere, opgewekte amateurdetective, die een mis- daad oplost tussen brunch en avondmaaltijd en geen idee heeft hoe erg misdaad ingekankerd is in een grote stad, deed hem wel eens kotsen. Chandler bleef er immers naar streven dat zijn boeken niet als detectives werden gerecenseerd maar als literatuur. 250 duister verleden 2

MURDER, MY SWEET (1944, RKO) REGIE: Edward Dmytryk NAAR: Farewell, My Lovely SCENARIO: John Paxton MET: Dick Powell (Philip Marlowe), Claire Trevor, Anne Shirley, Otto Kruger, Mike Mazurki, Douglas Walton

Film twee werd Murder, My Sweet, een van de eerste films noirs.1

Murder My Sweet werd als filmtitel gekozen omdat Dick Powell de rol van de hard-boiled detective Marlowe op zich nam. Powell was toen al de ster van verschillende musicals en Fare- well My Lovely wees te veel in die richting. De film was voor Powell echter de start van een carrière als tough guy, hij had zichzelf her- uitgevonden.

Hier is het wel zo dat Moose Malloy naar het kantoor van Marlowe komt en van diens diensten gebruik wil maken om Velma op te spo-

1 Deze benaming ontstond in Frankrijk, waar de critici na de Tweede Wereldoorlog vijf jaar achterstand hadden in te halen en die vijf jaren waren gevuld met films als The Maltese Falcon en Double Indemnity waar de donkere zijde van de samenleving meer aan bod kwam, een samenleving waar corruptie en wanhoop regeren. Ze haalden de term film noir bij de Série noire (de naam werd uitgevonden door Jacques Prévert) van Marcel Duhamel. Duhamel was een Frans acteur (Drôle de drame en Le Crime de Monsieur Lange), scenarioschrijver en stichter in 1945 van de Série noire imprint. In 1966 verscheen zijn vertaling van Pop. 1208 van Jim Thompson, die later door Ber- trand Tavernier en Jean Aurenche van West-Texas werd verplaatst naar Noord-Afrika en werd verfilmd als Coup de torchon (1981). Hij schreef ook de superieure dialoog voor Eddie Constantine als Lemmy Caution in Cet homme est dangereux (1953) naar een roman van Peter Cheyney (This Man is Dangerous, 1936). raymond chandler 251

Dick Powell (Marlowe) & Claire Trevor

ren, die al meer dan zeven jaar verdwenen is. En Marlowe krijgt opnieuw te maken met een klant die dan weer wil dat hij Moose opspoort. In ieder geval ligt deze film veel dichter bij de Chandler- versie. Hij is een stuk beter, en de dialogen worden gebracht door sterke acteurs die juist gecast werden, terwijl de hele atmosfeer van de film onmiskenbaar Chandleriaans is.

FAREWELL, MY LOVELY (1975, RKO) REGIE: Dick Richards NAAR: Farewell, My Lovely SCENARIO: David Zelag Goodman MET: Robert Mitchum (Philip Marlowe), Charlotte Rampling, Sylvia Miles, John Ireland, Harry Dean Stanton, Jack O’Halloran, Sylvester Stallone

Film drie werd uiteindelijk Farewell, My Lovely en kreeg een schit- terende Robert Mitchum in de hoofdrol. Mitchum leek wel geboren om de vermoeide, cynische, vasthoudende romantische Marlowe 252 duister verleden 2

gestalte te geven. Zijn stem, zijn 57-jarige gezicht, de manier waarop hij zijn sigaret aansteekt, illustreren het feit dat Marlowe bezig is aan de weg naar beneden. Alle details kloppen en bovenal lijkt alles zo natuurlijk, in een schitterend decor bovendien, dat zo is afgekeken van de late jaren veertig van vorige eeuw. Wanneer Mitchum op volle toeren draait, zie je nooit dat hij acteert, en deze Marlowe is de rol van zijn leven, twee jaar na The Friends of Eddy Coyle waarmee hij een mijlpaal in de filmgeschiedenis schreef. Mitchum IS Marlowe, in tegenstelling tot Humphrey Bogart. Bogart had het geluk de detective te mogen vertolken in The Big Sleep, een sterker Marlowe verhaal dan deze Farewell my Lovely, maar hij zette de man te koud en te cynisch raymond chandler 253

neer. Bogart is echter zeer goed vergeleken bij de manier waarop Elliot Gould in The Long Goodbye van het Marlowe- personage neerzet. Ook hier wordt Marlowe ingehuurd door ex- bajesklant Moose Malloy om Velma terug te vinden. De sluwe, hoe- rige, psychopathische Velma/Grayle wordt schitterend vertolkt door Charlotte Rampling en Sylvia Miles kreeg zelfs een Oscarno- minatie voor beste bijrol voor haar vertolking van weduwe Florian. 254 duister verleden 2

THE HIGH WINDOW

The High Window is de derde roman met privédetective Philip Marlowe in de hoofd- rol. Hiervoor speelde Chandler leentjebuur bij zijn verhalen ‘Bay City Blues’ (Dime Detective Magazine, 1938) en ‘The ’ (Dime Detective Magazine, 1939). Het boek werd tweemaal verfilmd.

DE ROMAN – HET VERHAAL

Privédetective Marlowe wordt ontboden naar het huis van weduwe Elizabeth Bright Murdock, die er warmpjes in zit. Zij vraagt hem een zeldzame, waardevolle koperen dubloen terug te vinden. Weduwe Murdock verdenkt haar vervreemde schoondochter Linda Conquest ervan hem te hebben gestolen. Conquest was een zange- res en hield zich wel eens op met louche types. Op de weg terug naar zijn kantoor, krijgt Marlowe een blonde man in een coupé achter zich aan. Wat later krijgt Marlowe bezoek van Leslie Murdock, zoontje van, die probeert uit te vissen waarom zijn moeder hem inhuurde. Murdock praat zijn mond voorbij als hij in het gesprek toegeeft dat hij een bom duiten schuldig was aan nachtclubeigenaar Alex Morny. Marlowe verneemt ook dat Linda Conquest twee vrienden heeft: Lois Magic en mijnheer Vannier. Magic is nu mevrouw Morny. Marlowe bezoekt mevrouw Morny thuis en vindt haar in het gezelschap van Vannier, die zich erg ver- dacht gedraagt. Marlowe begint het op de zenuwen te krijgen van de blonde die hem nog steeds “schaduwt” en gaat de confrontatie met hem aan. De man, George Phillips, is een erg amateuristische privédetective, die Marlowe graag wil inhuren om een zaak voor hem op te lossen. Marlowe stemt toe en belooft hem in zijn flat te ontmoeten. Volgende stap is het bezoek aan een handelaar in oude mun- ten. Marlowe krijgt te horen dat er iemand een koperen dubloen raymond chandler 255 heeft aangeboden. Marlowe zegt tegen de man dat hij hem de vol- gende dag zal bezoeken om de munt te kopen. Vervolgens houdt hij zich aan zijn afspraak met Phillips, maar die is blijkbaar het rijk der doden ingetreden. De politie arresteert een in de buurt rond- hangende dronkenlap, hoewel die bij hoog en bij laag zijn onschuld uitschreeuwt. Marlowe wordt eveneens aan de tand gevoeld door de politie. Terug op kantoor krijgt Marlowe een pakje zonder ver- melding van afzender, het bevat de dubloen. Hij belt mevrouw Mur- dock om het haar te melden, maar op dat ogenblik wordt hij neer- geslagen. Tot zijn ontsteltenis treft hij ook de munthandelaar dood aan. Een telefoontje van een trawant van Morny maant hem om naar de club van zijn baas te komen. Wie zingt daar? Linda Conquest. Morny wil van Marlowe weten waarom die zijn vrouw bezocht, maar Marlowe verzekert hem in eerder vage bewoordingen dat hij niet achter hem aanzit. Morny biedt hem dan aan te betalen als hij bezwarende feiten over Vannier kan vinden, en speelt hem een ver- dacht tandartsvoorschrift toe dat Vannier blijkbaar verloren legde. Nu hij er toch is, praat Marlowe ook met Linda, en besluit dat zij niets met de zaak te maken heeft. Terug bij de Murdocks om verslag uit te brengen, krijgt hij te horen dat het zoontje van Murdock de munt als borg voor zijn schulden gaf, dan van gedacht veranderde en de munt terughaalde. Marlowe gelooft er geen reet van. Zijn gedachten zijn namelijk in de richting van de nu opduikende Merle gegaan, de timide secretaresse van de Murdocks toen de echtgenoot nog leefde. Leefde, want echt- genoot Horace Bright, de vader van Leslie, is even tevoren uit een raam naar zijn dood gevallen. Wanneer een dronkaard de moord op Phillips bekent, is voor de politie de zaak rond. Marlowe ontdekt echter dat de huisbaas van de zuipschuit alle kosten voor diens verdediging op zich neemt. Hij ontdekt ook dat de huisbaas alle redenen heeft om de politie uit de buurt te houden, want dat hij zijn voortvluchtige broer ergens ver- bergt. Vervolgens haast Marlowe zich naar zijn flat, van waaruit Merle hem belde en vindt haar daar met een totale zenuwinzinking. Ze vertelt hem dat ze Vannier heeft neergeschoten, maar dat klinkt vrij 256 duister verleden 2 verward. Marlowe gaat naar het huis van Vannier en na wat rond- neuzen, vindt hij een foto van een uit het raam vallende man. Hij kan zich net verbergen wanneer Morny en vrouw Magic opdagen. Met een linke truc slaagt Morny erin om Magics vingerafdrukken op het pistool naast het lijk te krijgen. Dan vertelt hij haar dat ze hem de strot uithangt en dat ze de schuld op zich moet nemen. Marlowe wacht tot ze vertrokken zijn en veegt dan de vingerafdrukken weg en zet die van het lijk erop, zodat het op zelfmoord lijkt. Een nieuw bezoek aan mevrouw Murdock brengt aan het licht wat hij vermoedde: haar echtgenoot, Horace Bright, probeerde Merle te verkrachten, maar zou bij de worsteling die volgde per ongeluk door haar uit het raam zijn geduwd. Hierdoor raakte ze geestelijk een beetje de weg kwijt. Vannier wist van de zaak en chanteerde de weduwe. Mevrouw Murdock vertelt het allemaal ijzig koud en voegt eraan toe dat ze spijt heeft dat ze Marlowe inhuurde. Marlowe maakt haar duidelijk dat de spijt wederzijds is. In het daarop vol- gende gesprek met Leslie onthult hij wat hij over hem weet: hij en Vannier wilden kopieën maken van de dubloen, gebruik makend van tandartstechnologie. Ze lieten Lois Magic een onbenullige, om geld verlegen zittende privédetective inhuren om de kopieën te ver- kopen. Maar die kreeg de bibberatie en zond de dubloen naar Mar- lowe. Toen Vannier te weten kwam dat Marlowe zich met de zaak bemoeide, doodde hij én Phillips én de munthandelaar. Daarna dreigde hij Leslie te ruïneren als hij zijn mond durfde open te doen. Gevolg: Leslie doodt Vannier. Leslie bekent, maar Marlowe besluit er verder niets mee te doen. Marlowe vertelt Merle dan dat hij weet dat mevrouw Murdock haar echtgenoot zelf uit het raam heeft geduwd en de schuld in haar schoenen schoof. De politie ontdekt uiteindelijk de rol die Vannier speelde in de moord op Phillips en de munthandelaar, maar neemt aan dat hij vervolgens vol wroeging een eind aan zijn eigen leven stelde.

TIME TO KILL (Twentieth Century Fox 1942) REGIE: Herbert I. Leeds NAAR: The High Window raymond chandler 257

SCENARIO: Clarence Upson Young MET: (Michael Shayne), , Doris Merrick, Ralph Byrd, Richard Lane, Sheila Bromley

Brett Halliday is de schepper van privédetective Michael Shayne en die kreeg sinds de eerste film in 1940 de figuur van Lloyd Nolan mee. De Michael Shayne-films: Private Eye (1940), Sleepers West (1941), Dressed to Kill (1941), Blue, White and Perfect (1942), The Man who wouldn’t Die (1942) en Just of Broadway (1942) gingen allemaal aan Time to Kill vooraf. Ook hier weer werd Marlowe ingepast en geplakt op een bekendere privédetective, door Halliday geschapen aan het eind van de jaren dertig. In het totaal werden er 12 films gedraaid met Lloyd Nolan (7) en Hugh Beaumont (5) in de hoofdrol. Hallidays werkelijke naam was David Dresser en naast detecti- ves schreef hij ook nog onder de pseudoniemen Asa Baker, Matthew Blood, Kathryn Culver, Don Davis, Hal Debrett, Anthony Scott, Peter Field en Anderson Wayne zulke diverse genres als westerns en liefdesromannetjes. Een deel van de Michael Shayne-verhalen wer- den door anderen gepend. Lloyd Nolan debiteert de Chandlerismen alsof ze behoren tot Hallidays Michael Shayne en niet tot Chandlers Marlowe, wat je alleen maar kan toejuichen. Jammer dat men zo’n complex verhaal als The High Window in 61 minuten heeft willen proppen. In deze versie huurt mevrouw Murdock Shayne in om haar schoondoch- ter te vinden, een danseresje dat een erg duur muntstuk van haar stal. Haar zoon, Leslie (vertolkt door James Saey die niet eens wordt vermeld in de rolverdeling), verschijnt nu en dan op het toneel om de indruk te wekken dat Shayne in het oog wordt gehouden, en is het soort kerel dat je niet vertrouwt. Wanneer Shayne de schoon- dochter, mevrouw Conquest, ontmoet, ziet hij een mooie vrouw die graag wil dat de Murdocks haar met rust laten zodat ze die periode van haar leven achter zich kan laten. Shayne vindt het maar een stinkend zaakje. 258 duister verleden 2

THE BRASHER DOUBLOON (Twentieth Century Fox 1947) REGIE: John Brahm NAAR: The High Window SCENARIO: Dorothy Bennet (Dorothy Hannah) en Leonard Praskins MET: George Montgomery (Philip Marlowe), Nancy Guild, Conrad Janis, Roy Roberts, Fritz Kortner, Florence Bates

Marlowe raakt in de zaak betrokken wanneer de halfzachte, hate- lijke Leslie Murdock een zeldzame dubloen steelt van zijn moeder, om deze aan een filmjournalist te geven die hem chanteert met een voor hem bezwarend filmpje. Marlowe maakt dan kennis met een meisje dat hysterisch wordt wanneer een man haar aanraakt; een vrouw die haar echtgenoot vermoordde; drie doden; een handge- meen of twee en een secretaresse die denkt dat ze haar baas heeft vermoord. Dit is geen slechte film, alleen zijn de andere Mar- lowe-films beter. Dat de keuze voor George Mont- gomery daar iets mee te maken heeft, kan niet wor- den ontkend. De schoenen van Dick Powell en Humphrey Bogart zijn een maat te groot voor hem. George Montgomery Dan is er, zoals bij voor- gaande, de tijd waarin het hele voorgaande verhaal moest worden gepropt. 72 minuten waren daarvoor uiteraard onvoldoende, zodat de film zich dus beperkte tot de essentie van de plot. Gelukkig had John Brahm de regie in handen, en die had met een sublieme The Lodger – naar de Jack The Ripper-roman van Marie Belloc Lowndes – en Hannover Square al bewezen hoe hij sfeer in een film moet brengen. De film ademt mysterie, brengt raymond chandler 259 onverwachte schurken ten tonele en toont schitterende vertolkin- gen, zoals die van Florence Bates als mevrouw Murdock die de arme Merle (Nancy Guild) bijna tot waanzin drijft.

THE LADY IN THE LAKE

De vierde roman in de serie rond Philip Marlowe was gebaseerd op de korte verha- len ‘Bay City Blues’ (1938), ‘’ (1939) en ‘No Crime In The Moun- tains’ (1941) die respectievelijk verschenen in Dime Detective Magazine en Detective Story.

DE ROMAN – HET VERHAAL

Marlowe wordt ingehuurd door de rijke zakenman Derace Kingsley om zijn vermiste vrouw op te sporen. Het is niet dat Derace haar terug wil, want ze heeft nogal wat overspel op haar conto, maar hij wil weten wat ze allemaal uitvoert, zodat hij kan tussenkomen wan- neer ze zijn goede naam in het gedrang brengt. Marlowes onderzoek brengt hem naar een berghut die bezit is van de Kingsleys. Het is daar dat hij een andere verdwijning ont- dekt, die van de buurvrouw, die op de bodem van het nabije meer ligt. We ontmoeten een Marlowe die rookt als een schoorsteen en heel wat liters alcohol naar binnen giet, zodat je je wel eens afvraagt of hij er geen verschrikkelijke kater aan overhoudt. Zijn weinig ortho- doxe wijze van ondervragen wordt meestal kracht bijgezet door de ondervraagde alcohol te voeren. Marlowe is eerlijk, soms zelfs te, wat dikwijls problemen met zich meebrengt. Wanneer hij in een dergelijke eerlijke bui is, roept dat gewelddadige types op tot geweld, wat hem ongewild een pak slaag oplevert met de nodige wonden om het te bewijzen. 260 duister verleden 2

LADY IN THE LAKE (1947) (MGM) REGIE: Robert Montgomery SCENARIO: Steve Fisher naar The Lady in the Lake MET: Robert Montgomery (Philip Marlowe), Audrey Totter, Lloyd Nolan

De meeste discussies rond deze film draaien om de techniek, die erop gericht is van de toeschouwer de detective te maken. De film opent met Marlowe die zich direct naar de camera richt: “You’ll see it just as I saw it – you’ll meet the people, you’ll find the clues – and maybe you’ll solve it quick and maybe you won’t.” Dan begint Marlowe met het vertellen van het verhaal in flashback. Marlowe is gedurende bijna heel de film niet meer te zien, omdat de camera Marlowe is. We zien de dingen zoals hij ze ziet. De personages kijken direct in de camera en zeg- gen hun dialogen, Marlowes stem antwoordt. Als iemand Marlowe een oplawaai verkoopt, is het de camera die ze in ontvangst neemt. Als Marlowe een sigaret opsteekt, vult rook het scherm wanneer hij pratend die rook uit zijn mond laat ontsnappen. Als hem iets opvalt, is het de camera die het onderzoekt. Op een bepaald ogenblik loopt een aantrekkelijke, blonde receptioniste voorbij wanneer Marlowe in gesprek is met Adrienne. Terwijl Adrienne verder praat volgt de camera de verleidelijke receptioniste. Dat maakt Adrienne echter erg boos en we horen hoe ze om meer aandacht van zijn kant vraagt en de camera richt zich onmiddellijk op haar. We zien Marlowe slechts vier keer in de hele film, en dat is wan- neer hij zich direct naar de camera wendt, of wanneer hij voorbij een spiegel loopt. Er wordt van het boek afgeweken wanneer de focus zich veel te veel richt op het romantische, maar daarvoor zijn we in Hollywood. Het verhaal begint drie dagen voor Kerstmis en zal eindigen op kerstdag zelf. Zo zien we Marlowe kijken naar het met kogels door- boorde lichaam van een man in een douche en vervolgens is hij te gast op een kerstfeestje. raymond chandler 261

Als Marlowe zelf wordt neergeslagen op een verlaten weg, wordt hij wakker in het luxueuze appartement van de vrouw die hij lief zal hebben. Op een bepaald ogenblik bevindt Marlowe zich in het kantoor van een harde flik, Kane, die volgens Marlowe de enige is die de corrupte en brutale luitenant DeGarmot onder de duim kan hou- den. Op dat ogenblik neemt Kane een telefoontje aan en het blijkt zijn dochter te zijn en we zien de harde flik veranderen in een lieve vader die een kerstgedicht voor zijn dochter opzegt. Chandler toont met die kleine dingen de karakters van zijn perso- nages en de scenarist heeft dit duidelijk begrepen. DeGarmot bijvoor- beeld was een goede flik maar wordt corrupt omdat hij zwaar verliefd is op Mildred, terwijl zij diegene is die de meeste moorden pleegde en hem in de steek liet. In de climax is het DeGarmot die Mildred en Marlowe zegt dat hij hen zal vermoorden, zodat hij van haar verlost is en Marlowe niets verder zal kunnen vertellen. De scenarist had dui- delijk ook begrepen dat hij minstens een aantal van de Chandlereske spitse dialogen letterlijk moest overnemen van het boek. In deze film zien we, net zoals in andere Marlowe verfilmingen, Chandlers afkeer van de politie.

THE LITTLE SISTER

Enkele passages in deze vijfde roman rond Philip Marlowe werden ontleend aan zijn verhaal ‘Bay City Blues’ (Dime Detective Magazine 1938)

DE ROMAN – HET VERHAAL

The Little Sister werd voor het eerst gepu- bliceerd in 1949. Het verhaal begint op de bekende manier: een vrouw komt het kan- toor van Marlowe binnenlopen en vraagt hem een vermist iemand op te sporen. 262 duister verleden 2

Deze scène kreeg al minstens duizend parodieën over zich heen. Wanneer dit je eerste Marlowe is, heb je aan de eerste hoofdstuk- ken al genoeg om verder te lezen en ook de rest van de Marlowe- verhalen aan te pakken. De dialogen zijn voor fijnproevers en de beschrijvingen brengen je op plekken waar je de levende personages kunt ontmoeten. De bewuste vrouw is Orfamay Quest, een ietwat teruggetrokken meisje uit een klein gehucht dat naar de grote stad kwam op zoek naar haar broer. Marlowe aanvaardt de zaak, hoewel ze nauwelijks twintig dollar te spenderen heeft en al dadelijk is de lezer meege- trokken in de smerige wereld van luizige hotelletjes, alcoholisme en geweld. Het duurt dan ook niet lang of de eerste moord komt eraan: op een naar gin ruikende huisbaas met een ijspik in zijn nek. Een tweede ijspik-moord brengt ons naar de arena van Hollywood waar actrices elkaar haast naar het leven staan om een goede rol te ver- sieren, en waar de georganiseerde misdaad en chantage welig tieren. Je raakt zo verdiept in dit boek dat je nauwelijks adem haalt omdat je met een razende vaart het ene geintje na het andere moet verwer- ken, naast de prachtige beschrijvingen die bijna poëzie lijken. De schoonheid tegelijk met de smerigheid van Los Angeles, die Mar- lowe om zich heen ziet, tekenen hem. Dit is een roman waarin iedereen zijn agenda lijkt te hebben en waarin woorden en daden zorgvuldig worden afgewogen. Niemand is wat hij of zij lijkt, een lekker stuk kan een crimineel genie zijn, jonge mannen uit verre gehuchten willen graag bij de penoze horen, en stille, verlegen, huiselijke vrouwen kun je soms best niet de rug toedraaien. Chandler schreef weer eens een roman die met razende snelheid doorheen zijn vele lagen raast.

MARLOWE (1969) (Cherokee Productions, MGM, Katzka-Berne Productions) REGIE: Paul Bogart SCENARIO: Stirling Silliphant naar de roman The Little Sister van Chandler. MET: (Philip Marlowe), Gayle Hunnicutt, Carol O’Connor, Rita Moreno, Bruce Lee raymond chandler 263

James Garner

De erg jonge Orfamay Quest uit Kansas huurt privédetective Philip Marlowe in om haar broer te vinden. Na tweemaal een doodlopend spoor te hebben gevolgd, ontdekt hij foto’s van tv-ster Mavis Wald die worden gebruikt als chantagemiddel. Wanneer Marlowe aan Mavis zijn hulp aanbiedt, weigert ze die en deze weigering wordt nog eens onderstreept door haar penoze-vriendje. Marlowe begint zich vragen te stellen: zou het kunnen dat de zaken Orfamay en Wald iets met elkaar te maken hebben?

THE LONG GOODBYE

Deze zesde in de Marlowe-serie verscheen eerst in de UK (1953) om een jaar later in de VS het licht te zien. Werd bekroond met een Edgard Award for Best Novel in 1955.

HET BOEK – HET VERHAAL

Dit is de langste van Chandlers romans en tegelijk ook de traagste. Chandler focust meer dan ooit op wat Marlowe zegt, zijn opmerkingen over de maatschappij. Zijn karakterbeschrijvingen en de moeilijkhe- den om clean te blijven in een corrupte wereld komen regelmatig aan bod, en hij probeert deze wereld zelfs te begrijpen en zich neer te leggen bij het feit dat die bestaat. Deze Marlowe, de zesde dus in de serie, 264 duister verleden 2

is belangrijk, niet alleen omdat het de laatste roman is die Chandler schreef, maar omdat Chandler eindelijk zijn wensdroom realiseerde om met zijn detectiveromans door de literaire kritiek voor vol te worden aanzien. Al van de eerste pagina’s voelen we de kracht van zijn gebalde taal. In zinnen zoals: “The first time I laid eyes on Terry Lennox he was drunk in a Rolls-Royce Silver Wraith outside the ter- race of The Dancers” vat Chandler samen dat het hier om een welge- steld iemand gaat, iemand die problemen heeft, en tegelijk maken we kennis met wat de centrale figuur in de roman zal worden. Marlowe heeft medelijden met Lennox, brengt hem naar huis en maakt hem nuchter. Daarmee begint een vriendschap, die verderge- raymond chandler 265 zet wordt met gimlets2 bij Victor, waar hij verneemt dat het bescha- digde gezicht van Lennox het gevolg is van mortiervuur en dat hij getrouwd is met de overspelige dochter van de miljonair Harlan Potter. Marlowe vindt het dan ook niet raar wanneer Lennox hem vraagt om hem naar Mexico te brengen, nadat zijn vrouw brutaal werd vermoord. Marlowe helpt hem, maar wordt onder verdenking van moord opgepakt wanneer hij het appartement van Lennox wil onderzoeken. Hij wordt drie dagen opgesloten, maar vrijgelaten wanneer blijkt dat Lennox zelfmoord heeft gepleegd in Otatoclan (Mexico) en een brief heeft nagelaten. De zaak blijkt hem echter niet los te laten en hij gaat op onder- zoek uit. Gangsters, schrijvers, uitgevers, kwakzalvers, en uiteraard mooie vrouwen vullen Marlowes leven na de zelfmoord van Len- nox, hoewel zij niet allemaal het spoor naar de moord op Sylvia Lennox blijken te zijn. Het briljante van The Long Goodbye is het directe resultaat van zijn tekortkomingen. Als je de normen van de misdaadroman han- teert en de standaardnorm van plot en climax, dan is The Long Goodbye een mislukking. Dat doet echter niets af aan de kracht van de roman en hiervoor verdient hij dan ook de status van klassieker.

2 Raymond Chandlers favoriete drank tijdens het schrijven van was een gimlet, een cocktail van gin of wodka gemengd met limoen. Dat hij kieskeurig was kun je op je vingers natellen wanneer hij Terry Lennox laat zeggen: “A real gimlet is half gin and half Rose’s lime juice and nothing else.” Rose’s lime juice was gebotteld vruchtensap (nu in handen van Dr Pepper Group) dat pas werd geïntroduceerd in de VS in 1901. Het werd door mijnheer Lauchlin Rose van de scheepsbouwers Rose van Leith nabij Edinburgh gepatenteerd in 1867, nadat hij een methode had gevonden om het vruchtensap te conserveren. In datzelfde jaar gebood de Engelse Merchant Shipping Act dat alle schepen van de Koninklijke Marine en de handelsvloot de bemanningen iedere dag van hun rantsoen limoen moesten voorzien, om scheurbuik te voorkomen. Hierdoor zag je Rose’s lime juice bijna overal. Daaruit vloeide ook ‘Limey’ voort, een benaming voor Britse zeelui. Chandler vulde zijn gimlet ook aan met vitaminen. 266 duister verleden 2

THE LONG GOODBYE (1973) (E-K-Corporation, Lion’s Gate Films) REGIE: Robert Altman SCENARIO: Leigh Bracket naar de gelijknamige roman MET: Elliot Gould (Philip Marlowe), Nina van Pallandt, Sterling Hayden, Mark Rydell

Marlowe brengt zijn vriend Terry Lennox van LA naar de Mexi- caanse grens en vindt bij zijn thuiskomst zijn flat vol met agenten die hem beschuldigen van de moord op de vrouw van Lennox. Na Marlowes vrijlating, nadat de zelfmoord van zijn vriend werd gemeld, huurt een mooie vrouw hem in om haar in alcoholische dampen levende echtgenoot op te sporen. Dan krijgt hij bezoek van een gangster en zijn gespierde vriend en die zeggen hem dat hij hen 350.000 dollar schuldig is, geld dat zijn dode vriend meenam naar Mexico. Marlowe volgt de gangster naar het huis van de vrouw met de meestal dronken echtgenoot. De draadjes worden langzaam aan elkaar geknoopt.

PLAYBACK

DE ROMAN – HET VERHAAL

Playback verscheen in 1958 en iedereen is het erover eens dat het de minst sterke is van allemaal, met zijn erg dun plot en de weinige personages; aan de andere kant spreekt in zijn voordeel dat raymond chandler 267

het werk het erg goed doet als luister- spel. En dat lijkt me normaal, als je weet dat dit werd geschreven als een oor- spronkelijk filmscenario tussen 1947 en 1948 en nooit werd geproduceerd, omdat de studio die er erg goed voor betaalde (zowat 4.000 $ per week, huidige waarde ongeveer 42.120 $) op het punt stond te worden overgenomen. In het originele scenario komt Mar- lowe niet voor. Het verhaal speelt in Canada en zou volgens sommigen beter geweest zijn dan The Blue Dahlia, Chand- lers enige originele scenario dat het tot een film bracht. Mocht je nieuwsgierig zijn naar het volledige scenario, dan kun je het vinden op http://www.dailyscript.com/scripts/playback.html.

De roman Playback is het verhaal van een jonge vrouw die gevan- gen zit in haar verleden – vandaar de titel – en achtervolgd wordt door een meute mannen. Het lijkt wel een ridderverhaal waarin de vrouw in moeilijkheden moet worden gered door haar Galahad. Marlowe wordt ingehuurd door een advocaat om het spoor te volgen van een vrouw nadat ze in Los Angeles arriveert. Met weinig meer informatie dan dat hij haar moet volgen, begint hij aan zijn taak. Hij volgt haar naar het kustplaatsje Esmeralda, waar al vlug duidelijk wordt dat zij het slachtoffer is en dat zij belaagd wordt door een niet zo vriendelijke afperser en daarbij ook nog achtervolgd wordt door een andere privédetective, eentje van wie Marlowe niets afweet. Dan verschijnt een gangsterbaas op het toneel en er wordt een moord gepleegd volgens hetzelfde patroon als een moord uit het verleden van de vrouw. De roman heeft heel wat lange beschrijvingen van mensen en plaatsen, zoals men die verwacht bij Chandler, net zoals heel wat Chandler-bloemetjes “The subject was as easy to spot as a kanga- roo in a dinner jacket” en de dialogen waarvoor hij bekend was, en toch verschilt hij van de andere Marlowe-boeken – vooral door het 268 duister verleden 2 voortdurend afwijken van het centrale gegeven om enkele irrele- vante ontmoetingen te beschrijven. Maar daarin kun je natuurlijk ook de schoonheid van dit boek ontdekken, een roman waarin Marlowe heel wat ouder is geworden en minder de eenling van voorheen, wat zich uit in een nachtje in bed met de vrouw met de wonderlijke naam Miss Helen Vermilyea en in wat geknuffel met een dame in moeilijkheden, Betty Mayfield, maar ook in een rist lange gesprekken met oudere mannen. Het belangrijkste van deze gesprekken – over liefde, dood en religie – is waarschijnlijk dat met Henry Clarendom IV, een verfijnd, welge- manierd heer die helemaal niet dom is en zeker niet zwak. Het zijn deze gesprekken die door enkelingen worden beschouwd als lang- dradig, maar die volgens mij het boek echt kleur geven. Zelfs al is de plot doorzichtiger dan voorheen, de karaktertekening minder gedetailleerd en de dialoog iets minder gepolitoerd, toch blijft dit het werk van een groot schrijver met een vakmanschap dat vele let- terkundigen jaloers kan maken. Playback is de enige door Chandler afgewerkte roman die niet in Los Angeles speelt, maar zich afrolt in Esmeralda, waarachter La Jolla (bij San Diego) zich verbergt, en waar Chandler zijn laatste jaren doorbracht. Poodle Springs het onafgewerkte boek van Chandler speelt zich af in Palm Springs.

THE BLUE DAHLIA (1946) (Paramount Pictures) REGIE: George Marshall SCENARIO: Raymond Chandler MET: Alan Ladd, Veronika Lake, William Bendix, Howard Da Silva

Hoewel het geheel wemelt van de onwaarschijnlijkheden, wordt Raymond Chandlers harde verhaal en scenario erg goed in beeld gebracht en daarbij mag je de acteurs en actrices niet vergeten die onder leiding van regisseur George Marshall tot heel hoge hoogte worden gedreven. The Blue Dahlia heeft het over een onlangs afgezwaaide militair, raymond chandler 269

Johnny Morrison, die thuiskomt en ontdekt dat zijn vrouw, Helen, hem hoorns zet tot in Tokio en dat haar huidige minnaar de clubei- genaar Eddie Harwood is, die ze niet alleen romantisch in haar macht heeft. Na een wake in de regen, vindt Johnny uit dat Helen is vermoord en dat hij moet achterhalen wie de moordenaar is vooral- eer de dienders hem oppakken. Alan Ladd (Johnny) zal later nog veel betere acteursprestaties afleveren, maar hij weet zijn personage toch de nodige hardheid te doen uitstralen, en hoewel Veronika Lake een houten actrice is, hebben ze als paar toch heel wat chemie te bieden. Hoewel The Blue Dahlia niet echt een goede film noir is, is hij toch te genieten. De film raast als een op hol geslagen trein en er is 270 duister verleden 2 heel wat actie, daarnaast is er ook nog het feit dat je op het verkeerde been wordt gezet, wat je in spanning houdt tot het einde. Waarschijnlijk zijn de meeste fans van Alan Ladd al naar het rijk der hemelen vertrokken, net als hun idool, maar na het bekijken van deze film zullen er heel wat nieuwe fans opduiken.

FILMS WAARVOOR CHANDLER ENKEL HET SCENARIO VERZORGDE

DOUBLE IDEMNITY (1944) (Paramount Pictures) REGIE: Billy Wilder SCENARIO: Raymond Chandler, Billy Wilder naar de gelijknamige roman van James M. Cain MET: Fred MacMurrey, Barbara Stanwyck, Edward G. Robinson

Het is 1938. Walter Neff, een verzekeringsmakelaar van de Pacific All Risk Insurance C°, komt bij de wellustige vrouw van een van zijn klanten aanwaaien, Phyllis Dietrichson, en ze beginnen een affaire. Phyllis stelt voor om haar echtgenoot te vermoorden maar het moet op een ongeval lijken, om zo het verzekeringsgeld te kunnen innen. Walter is nog gehaaider en stelt voor er nog een tweede clausule in te werken, die specifiek zegt dat, indien mijnheer Dietrichson sterft door een treinongeval, er een dubbele uitkering volgt. Wanneer Dietrichson uiteindelijk dood op de treinrails wordt gevonden, is de politie snel geneigd om dood door ongeval op te tekenen. Maar dat is buiten de waard gerekend, in dit geval Barton Keyes, de beste vriend van Walter en tegelijk verzekeringsdeskun- dige. Barton wil niet aan het verhaaltje en verdenkt Phyllis van de moord op haar echtgenoot, daarbij geholpen door een andere man. raymond chandler 271

AND NOW TOMORROW (1944) (Paramount Pictures) REGIE: Irving Pichel SCENARIO: Raymond Chandler, Frank Partos naar de roman van Rachel Field MET: Alan Ladd, Loretta Young, Susan Hayward, Barry Sullivan

And Now Tomorrow is het verhaal van Emily Blair. De Blairs bezit- ten een metaalpletterij en iedere Blair op zijn beurt doet alles wat van hem of haar wordt verwacht. De vader van Emily was echter de uitzondering. Hij was kunstschilder en trouwde met een Pools meisje dat was tewerkgesteld in de pletterij, en liet het leven in Frankrijk in de oorlog. Zijn twee dochters, Emily en Janice, werden opgevoed bij een lieflijke maar erg aan conventies verknochte tante, Em. Emily, die het verhaal vertelt, zet de lieve maar amorele Janice in het zonnetje, zodat ze zelf wat onfortuinlijk kleurloos blijft. Ook in haar jarenlange hemelse verloving met Harry Collins volgt ze de Blair-traditie. Harry houdt halflauw van haar en zelfs in de ver- schrikkelijke situatie dat Emily haar gehoor verliest door een geval van meningitis die haar van de ene dokter naar de andere kliniek brengt, blijft hij haar half trouw, maar zijn ogen zijn nu op Janice gericht. Emily berust in haar doofheid en wordt steeds afhankelijker van Harry, zonder dat ze beseft dat ze hem al lang verloren is. Een nieuwe dokter met een nieuwe techniek overtuigt haar ervan om het toch nog eens opnieuw te proberen. Uiteindelijk, met haar ogen, oren en hart open is ze klaar om een nieuw leven aan te vangen. Het geheel lijkt wat kunstmatig, ondanks de sterke sociale, men- selijke kwesties die aan bod komen. De schildering van de werk- situatie en de groeiende rancune van de arbeiders tegen de niets ontziende heerschappij van de Blairs heeft niets van doen met de realiteit en zelfs de odyssee van Emily laat je volledig koud. 272 duister verleden 2

THE UNSEEN (1945) (Paramount Pictures) REGIE: Lewis Allen NAAR: Midnight House (Her Heart in Her Throat) van Ethel Lina White SCENARIO: Hagar Wilde, Ken Englund, Raymond Chandler MET: Joel McCrea, Gail Russell, Herbert Marshalll, Richard Lyon, Nona Griffith, Phyllis Brooks, Isobel Elsom, Norman Lloyd

Toen Billy Wilder en Charles Bracket hun samenwerking opzeg- den, waardoor Chandler aan Double Indemnity kon werken, pro- duceerde Bracket The Uninvited, een Engels spookverhaal dat een onverwacht groot succes kende. De studiobazen wilden natuurlijk dit succes overdoen en zochten en vonden iets wat nog in de kast lag waarvan ze de auteursrechten hadden. Ze vonden het verhaal Her Heart in Her Throat van Ethel Lina White. Ze herdoopten het The Unseen en gaven regisseur Lewis Allen en de vrouwelijke hoofd- rolspeelster Gail Russell, die beiden The Uninvited tot een succes maakten, een nieuwe kans. Gail Russell (Chicago, 21/9/1924 – L.A. 27/8/1961) was een engel- achtige, mooie, gevoelige en intelligente vrouw die op haar negen- tiende een klein rolletje kreeg toebedeeld wegens haar schoonheid. Met haar tweede film, The Uninvited dus, was het meteen raak. Maar haar onzekerheid voor de camera maakte dat ze zich regelma- tig te buiten ging aan alcohol. Toen ze in 1961 stierf aan een hart- aanval, veroorzaakt door overdadig drankgebruik, werd ze gevon- den omringd met lege flessen. John Houseman die zich net bij Paramount had vervoegd, had het geluk om als producer te worden aangeduid. Het project was al door heel wat handen gegaan. Eerst was er een script van Ken Englund, toen het nog Her Heart in Her Throat heette. De volgende vier scripts droegen allemaal de naam Fear en auteur was Hagar Wilde. Het dialoogscript dat naar de filmcensuurcommissie werd gestuurd was The Unseen genaamd en kreeg de volgende vermel- ding mee: “Screenplay by Hagar Wilde and Raymond Chandler, Adaptation Hagar Wilde and Ken Englund. Based on the novel by Ethel Lina White”. Het grootste deel van het uiteindelijke script was het werk van raymond chandler 273

Hagar Wilde, die echter zwaar ziek werd voor zij het werk kon beëindigen en een passend einde had verzonnen. Houseman deed een beroep op Chandler om het script wat op te poetsen, maar ver- klaarde later dat het niet zijn beste idee was geweest, behalve dan dat hij er een vriendschap had aan overgehouden met Chandler. Drie weken had Chandler er zogezegd aan gewerkt, maar hij had nauwelijks iets nieuws gebracht. Dat Chandler toch vermeld werd, was het resultaat van de Oscarnominatie die hij net had gekregen voor zijn werk aan Double Idemnity, en ook aan het succes van de film Murder, My Sweet – gebaseerd op Farewell, My Lovely – die enkele maanden daarvoor uitstekende kritieken had gekregen en een kassucces was. Chandler was hot! Maar nu naar het verhaal van de film. In een lichtjes vervallen buurt in Londen overlijden nogal wat mensen op verdachte wijze, en een verlaten spookachtig huis met dichtgetimmerde ramen zou deel uitmaken van de verhalen die de ronde doen, daar werd immers 12 jaar daarvoor een moord gepleegd en nu is er regelmatig licht te zien. Elizabeth Howard arriveert via Boston om in het huis net naast het spookhuis een baan als gouvernante aan te nemen, waarbij ze de twee vroegrijpe kinderen van David Fielding moet opvangen. De dochter Ellen heeft een plakboek waarin ze alles over de moorden in Salem Alley blijkt te verzamelen, en Barney, de jongen, voert vreemde telefoongesprekken, blijkt geld te krijgen uit onbe- kende bron en heeft regelmatig gesprekken met iemand die de rest van de huisgenoten nooit te zien krijgen. Dat blijkt dan Maxine te zijn, de vroegere gouvernante en weldra zal Barney inzien dat hij partij koos voor de verkeerde. Komt nog bij dat vader Fielding regelmatig nachtelijke wande- lingen maakt. Her en der worden er vergelijkingen getrokken met The Turn of the Screw en Gaslight zonder echter ooit de kwaliteit van beide films ook maar te benaderen. 274 duister verleden 2

STRANGERS ON A TRAIN (1951) (Warner Bros) REGIE: Alfred Hitchcock SCENARIO: Raymond Chandler, Czensi Ormonde, Whitfield Cook, naar de roman van Patricia Highsmith MET: Farley Granger, Ruth Roman, Robert Walker, Patricia Hitchcock

Bruno Anthony denkt dat hij de perfecte moord op zijn vader kan uitvoeren wanneer hij tennisster Guy Haines op de trein ontmoet. Zijn plan is relatief simpel: twee mannen die vreemden zijn voor elkaar vermoorden de persoon waar de andere van af wil. Bijvoor- beeld, Haines kan Bruno’s vader vermoorden en hij Miriam, de vrouw van Haines, zodat Haines kan trouwen met de mooie doch- ter van U.S. senator Morton. Haines wijst alles van de hand en wil het vergeten, maar wanneer Miriam inderdaad wordt vermoord, wil hij wel snel de politie inlichten. Bruno heeft dit echter voor- zien en maant Haines aan om zijn moord te plegen, zo niet kan er bewijsmateriaal opduiken dat hem de moord op zijn vrouw in de schoenen schuift. Er is ook nog het bezwarende feit dat Haines zijn vrouw in het bijzijn van getuigen nogal wat stekelige opmerkingen naar het hoofd zwierde toen ze de echtscheiding weigerde, zodat hij verdachte nummer één wordt. Hij ziet zich wel verplicht toe te geven aan de krankzinnige verlangens van Bruno.

FILMS MET HET PERSONAGE PHILIP MARLOWE

MAZANÝ FILIP (2003) REGIE: Václav Marhoul SCENARIO: Chandlers Marlowe werd geclaimd door de Tsjechische regisseur en scenarist Václav Marhoul MET: Tomáš Hanák (Philip Marlowe), Vilma Cibulková

Deze avonturen van Marlowe werden gebaseerd op een luchtige komedie die in Tsjechië op de planken werd gebracht door het theater Divadlo Sklep. raymond chandler 275

TELEVISIE

THE LITTLE SISTER THE PHILCO TELEVISION PLAYHOUSE (18 september 1949) ... aka Arena Theatre - USA ... aka Repertory Theatre - USA ... aka The Philco-Goodyear Television Playhouse - USA REGIE: Albert McCleery SCENARIO: Samuel Carter naar de roman van Chandler, de vijfde in zijn Philip Marlowe-serie. MET: William Eythe, Jean Carson, Lola Montes,

Een behoorlijk ingewikkeld verhaal gepropt in 60 minuten zwart- wit televisie. De jonge zuster van een figurant klopt bij Marlowe aan met de vraag of hij haar broer wil zoeken. Marlowe twijfelt ten eer- ste aan haar identiteit en ten tweede aan haar goede bedoelingen. 276 duister verleden 2

THE BIG SLEEP ROBERT MONTGOMERY PRESENTS (25 september 1950) REGIE: Norman Felton SCENARIO: Richard Morrison naar de roman van Chandler MET: Zachary Scott (Marlowe), Patricia Gaye, Jan Miner, Herbert Rudley

Een stervende man huurt privédetective Philip Marlowe in om een oogje te houden op zijn jongste dochter die zich steeds opnieuw moeilijkheden op de hals haalt. Kon Marlowe bevroeden dat hij zou vallen voor de oudste dochter? En dat het nog een moordzaak zou worden ook?

PEARLS ARE A NUISANCE NASH AIRFLYTE THEATRE (15 februari 1951) REGIE: Marc Daniels SCENARIO: Jerry Marvin. Een veeleer ongewoon verhaal van Chandler, een dat vol satire zit en verdomd sterk is. Het wordt nogal eens gehanteerd om zijn eventuele homoseksualiteit te bewijzen. In dit verhaal zou een private joke tussen Ray en zijn vrouw verborgen zijn, namelijk dat de in de titel genoemde Pearls wel eens Pearl zou kunnen zijn, de echte naam van zijn vrouw Cissy. Verscheen in Dime Detective Magazine in april 1939. MET: Dane Clark, Constance Dowling, Edward Harvey

Wanneer Ellen aan Gage vraagt om gestolen parels terug te vinden zonder dat de eigenaar – haar werkgever – het weet, komt deze bij een zekere Henry Eichelberger terecht, een voormalige chauffeur. Samen zullen ze proberen de parels terug te vinden. Het verhaal heeft alles wat Chandler groot maakte: verraad, een corrupte rijke vrouw en een mooi meisje.

THE KING IN YELLOW STUDIO ONE (19 november 1951) ... aka “Studio One Summer Theatre” - USA ... aka “Studio One in Hollywood” - USA ... aka “Summer Theatre” - USA raymond chandler 277

... aka “Westinghouse Studio One” - USA ... aka “Westinghouse Summer Theatre” - USA REGIE: Franklin J. Schaffner SCENARIO: Betty Loring naar de gelijknamige novelle van Chandler MET: Jack Palance (als Walter Palance)

Zie p. 283.

THE KING IN YELLOW STUDIO ONE (27 juli 1953) REGIE: James Sheldon SCENARIO: Betty Loring naar haar eigen scenario uit 1951 MET: Constance Ford, Kevin McCarthy, Charles Nolte

THE LONG GOODBYE CLIMAX! (7 oktober 1954) ... aka Climax Mystery Theater - USA REGIE: William H. Brown jr. SCENARIO: E. Jack Neuman naar de gelijknamige roman van Chandler MET: Dick Powell (Philip Marlowe), , Tom Drake,

Het is in deze aflevering, die net als alle andere live ging, dat acteur Tristan Coffin, die de rol van een lijk speelt, de kijkers verraste door in beeld op te staan en van de set weg te wandelen, terwijl Dick Powell in zijn rol van Marlowe gewoon deed alsof er niets aan de hand was. Achteraf bleek dat Coffin dacht dat ze hem niet meer in beeld hadden.

THE WHITE CARNATION CLIMAX! (16 december 1954) ... aka Climax Mystery Theater - USA REGIE: Onbepaald SCENARIO: Raymond Chandler naar zijn gelijknamige verhaal MET: , Boris Karloff, Lester Matthews, Teresa Wright 278 duister verleden 2

Marlowe vindt een lijk in een bloemenzaak, leert een zigeuner- vrouw kennen die haar eigen toekomst vol dollars ziet, en is betrok- ken in een dodelijk gevecht net naast een kermismolen. En dit alles omdat een man een witte anjer vergat.

DOUBLE IDEMNITY LUX VIDEO THEATRE (16 december 1954) ... aka “Summer Video Theatre” - USA REGIE: Buzz Kulik SCENARIO: S.H. Barnett, Frederick Manley, naar een vroeger scenario van Raymond Chandler en Billy Wilder naar de roman van James M. Cain MET: Ray Collins, Laraine Day, Frank Lovejoy

Het Lux Video Theatre bracht live toneelopvoeringen naar bekende films. Oorspronkelijk duurde elke aflevering 30 minuten, maar toen de serie verhuisde naar NBC in augustus 1954 kregen de acteurs 60 minuten ter beschikking.

Een handelsreiziger in verzekeringen besluit in samenwerking met een cliënte een moord te plegen en zijn werkgever op te lichten.

TOWER ROOM 14-A SCHLITZ PLAYHOUSE OF STARS (11 januari 1957) ... aka “Herald Playhouse” - USA ... aka “Schlitz Playhouse” - USA ... aka “The Playhouse” - USA REGIE: Don Weiss SCENARIO: David P. Harmon naar het verhaal ‘I’ll Be Waiting’ van Raymond Chandler MET: Rayford Barnes, Marilyn Bufferd, Peggy Connely

Carl is de nachtportier in het Windermere Hotel. De hoteldetective, Tony Reseck, probeert Miss Cressy te beletten de torensuite te boe- ken, omdat daar in het verleden een vrouw van het balkon sprong. Ze zegt hem dat ze wacht op een man die ze in het verleden pijn raymond chandler 279 heeft gedaan en dat het helemaal niet haar bedoeling is om zelf- moord te plegen. Dan komt de nachtportier Tony vertellen dat er een zekere Al op hem wacht. Al maant Tony aan zijn zus zo snel mogelijk in veiligheid te brengen. Wanneer deze hem verwonderd aankijkt, vertelt Al hem dat de ex van Eve, Johnny Ralls, net uit de gevangenis kwam en dat Johnny daar belandde door de getuigenis van Eve.

PACTO SINISTRO TV DE VANGUARDA (3 februari 1957) REGIE: nergens specifiek aangeduid SCENARIO: Walter George Dust naar het scenario voor Strangers on a Train van Raymond Chandler naar het boek van Patricia Highsmith. MET: Fernando Balerini (nam tussen 1954-1959 30 afleveringen voor zijn rekening), Aida Mar, Jaime Barcellos

Een Braziliaanse tv-serie met 175 diverse verhalen van bijna even zoveel auteurs die liep van 1952 tot 1963. Schrijvers waren o.a. Ben Traven, Anton Tjechov, Emlyn Williams, Tennessee Williams, John Steinbeck, Jean-Paul Sartre, Fiodor Dostojevski, Nicolai Gogol e.v.a.

ONE FALSE STEP (19 december 1958) REGIE: James V. Kern SCENARIO: Raymond Chandler, Czenzi Ormonde naar Strangers on a Train van Patricia Highsmith voor de film uit 1951, voor televisie bewerkt door , Gertrude Fass, George Fass MET: Efrem Zimbalist jr., Roger Smith, Edd Byrnes

Een vreemdeling in een vliegtuig stelt een medepassagier voor om een moord uit te wisselen. Toevallig of niet is deze passagier mis- daadbestrijder Fred wiens vrouw niet wil toestemmen in een echt- scheiding. 280 duister verleden 2

PHILIP MARLOWE Serie gebaseerd op scenario’s voor radioluisterspelen. De enige Chandler- inbreng is de naam van het hoofdpersonage. REGIE: Robert Ellis Miller, Paul Stewart e.a. SCENARIO: Gene Wang e.a. MET: (Philip Marlowe)

The Ugly Duckling (6 oktober 1959) Prescription for Murder (13 oktober 1959) Buddy Boy (20 oktober 1959) Death in the Family (27 oktober 1959) Mama’s Boy (3 november 1959) Child of Virtue (10 november 1959) Bum Wrap (17 november 1959) Temple of Love (24 november 1959) The Mogul (1 december 1959) Hit and Run (8 december 1959) Mother Dear (15 december 1959) The Hunger (22 december 1959) Ricochet (29 december 1959) The Scarlet A (5 januari 1960) A Standard for Murder (12 januari 1960) Poor Lilli, Sweet Lilli (19 januari 1960) Death Takes a Lover (26 januari 1960) One Ring for Murder (2 februari 1960) Gem of a Murder (9 februari 1960) Time to Kill (16 februari 1960) Murder in the Stars (23 februari 1960) Murder by the Book (1 maart 1960) Murder Is a Grave Affair (8 maart 1960) Murder Is Dead Wrong (15 maart 1960) Last Call for Murder (22 maart 1960) You Kill Me (29 maart 1960) raymond chandler 281

I’LL BE WAITING STORYBOARD (25 augustus 1961) REGIE: James MacTaggart SCENARIO: Troy Hennedy-Martin, Michael Imison naar het gelijknamige verhaal van Chandler MET: Richard Lupino (Tony Reseck), Patricia Moffatt, Robert Arden

Zie hierna p. 287.

DOUBLE IDEMNITY (1973) TV-FILM REGIE: Jack Smight SCENARIO: Raymond Chandler, Billy Wilder naar de roman van James M. Cain voor de gelijknamige film van Billy Wilder, voor televisie bewerkt door Steven Bochco MET: Richard Crenna, Lee J. Cobb, Samantha Eggar, Robert Webber

Zie hiervoor p. 270.

ICH WERDE WARTEN (1982 ) TV-FILM REGIE: Stanislav Barabas SCENARIO: Stanislav Barabas naar het verhaal ‘Blackmailers Don’t Shoot’ van Raymond Chandler MET: Monica Bleibtreu, Armin Mueller Stahl, Kurt Raab

Zie hierna p. 285. PHILIP MARLOWE, PRIVATE EYE raymond chandler 283

1. THE PENCIL (16 APRIL 1983) REGIE: Peter R. Hunt SCENARIO: Jo Eisinger naar het gelijknamige verhaal dat voor het eerst verscheen in The Daily Mail op 6 april 1949 aka ‘Marlowe Takes on the Syndicate’ en ook als ‘Philip Marlowe’s Last Case’ MET: Powers Boothe (Philip Marlowe), Kathryn Leigh Scott, Billy Kearns

Met de openingsnoten van de blues muziek van John Cameron weten we onmiddellijk dat we in de jaren veertig van vorige eeuw zullen belanden en daar Philip Marlowe zullen ontmoeten. Heel wat huurmoordenaars kregen de opdracht van de maf- fia om een gangster om te leggen en Marlowe moet dat beletten. Natuurlijk loopt er ook een mysterieuze dame rond in dit verhaal.

2. THE KING IN YELLOW (23 APRIL 1983) REGIE: SCENARIO: Jesse Lasky jr., Pat Silver naar de gelijknamige novelle voor het eerst verschenen in Dime Detective Magazine maart 1938 MET: Powers Boothe (Philip Marlowe), Billy Kearns, Kathryn Leigh Scott

De huisdetective van een duur hotel heeft de pech dat hij het lijk vindt van de bekende jazztrompettist, King Leopardi, gekleed in zijn vermaarde gele zijden pyjama. Wanneer Marlowe het lijk ziet, mompelt hij, gedreven door de combinatie van King en de zijden pyjama “The King in Yellow” en voegt daaraan toe dat hij ooit een boek met die titel las – hiermee verwijzend naar zijn schepper, Ray- mond Chandler.

3. FINGER MAN (30 APRIL 1983) REGIE: Sidney Hayers SCENARIO: Jo Eisinger naar de gelijknamige novelle voor het eerst verschenen in Black Mask in oktober 1934 MET: Powers Boothe (Philip Marlowe), Billy Kearns, Kathryn Leigh Scott, Gayle Hunnicutt 284 duister verleden 2

Marlowe gaat naar de Hobard Arms om te zien of er een revolver werd neergelegd onder of nabij het lichaam van Lou, maar er is geen Lou en geen wapen waarmee hij zou gedood zijn. In een nabije tele- fooncel doet hij enkele telefoontjes en bij het verlaten ervan duwt een grijsharige man een revolver tegen Marlowe’s achterhoofd en dirigeert hem naar zijn auto. Een andere man komt op de achter- bank zitten en neemt Marlowe zijn revolver af…

4. NEVA DA GAS (7 MEI 1983) REGIE: David Wickes SCENARIO: David Wickes naar de gelijknamige novelle MET: Powers Boothe (Philip Marlowe), Kathryn Leigh Scott, Billy Kearns, John Terry

Hugo Candless, een rijke en machtige advo- caat in Los Angeles, speelt squash met een van zijn bedienden, George Dial, in de Del- mar Club. Wanneer hij de club verlaat, loopt hij naar een auto waarvan hij denkt dat het de zijne is en gaat achterin zitten. Als de rook van zijn sigaar het passagierscompartiment vult, probeert hij een raampje te openen, maar nergens is er een hendel aanwezig. En com- municatie met de chauffeur blijkt ook niet mogelijk. Terwijl de auto een voor hem onbekende koers volgt, vult het compartiment zich langzaam met een amandelgeur. Candless wordt vermoord met cyaankaligas, het gas dat in Nevada wordt gebruikt om de doodstraf van moordenaars uit te voeren.

5. SMART ALECK KILL (18 MEI 1983) REGIE: Peter R. Hunt SCENARIO: Jesse Lasky jr., Pat Silver naar het gelijknamige verhaal MET: Powers Boothe (Philip Marlowe), Michael Shannon, Liza Ross raymond chandler 285

De opdracht om de veiligheid van een jonge Hollywoodster te ver- zekeren, wordt pas echt ingewikkeld wanneer Marlowe ontdekt dat de acteur dood is en dat zijn dokter en de studiobazen dat probe- ren te verdoezelen. Marlowe zit tot over de oren in een schandaal verwikkeld, waarbij drugs en afpersing de gewoonste zaak van de wereld zijn. En om het nog erger te maken is daar die man die…

6. BLACKMAILERS DON’T SHOOT (27 APRIL 1986) REGIE: Allan King SCENARIO: Jesse Lasky jr., Pat Silver, Jeremy Hole MET: Powers Boothe (Philip Marlowe), Melody Anderson, Allan Royal, August Schellenberg

Marlowe wordt door een gangster gevraagd om diens vriendin, een actrice, te beschermen. Dan wordt ze eerder onopzettelijk gekid- napt.

7. SPANISH BLOOD (4 MEI 1986) REGIE: Robert Iscove SCENARIO: Jeremy Hole, George Markstein MET: Powers Boothe (Philip Marlowe), Helen Shaver, Mavor Moore, Frank Pellegrino

Marlowe onderzoekt de dood van zijn vriend Spanish, een advocaat die zich kandidaat heeft gesteld voor de func- tie van onderzoeksrechter, hiermee gaat hij in tegen de zittende, corrupte onderzoeksrechter. 286 duister verleden 2

8. PICKUP ON NOON STREET (11 MEI 1986) REGIE: Robert Iscove SCENARIO: Jeremy Hole, Murray Smith MET: Powers Boothe (Philip Marlowe), Robin Givens, Kate Trotter

Marlowe probeert uit te zoeken wie de moordenaar is van een jong meisje en heeft daarbij de kans om het leven van een ander meisje te redden. Wanneer hij Token Ware, een sigarettenmeisje in een nachtclub, te hulp snelt, wordt Marlowe ervan verdacht een belangrijke pion te zijn in een zaak van afpersing. Nu heeft hij ook nog af te rekenen met een acteur die het alleen met erg jonge meisjes wil doen, diens agent die het allemaal stil wil houden, een clubeigenaar die je van alle misdaden van de wereld kunt beschuldi- gen en ook nog enkele sterke jongens die Marlowe het leven zuur maken en hem het liefst naar het lijkenhuis zouden verhuizen…

9. GUNS AT CYRANO’S (18 MEI 1986) REGIE: Robert Iscove SCENARIO: Jeremy Hole MET: Powers Boothe (Philip Marlowe), Roxanne Hart, Cec Linder, John Ireland

Benny Cyrano is de eigenaar van een nachtclub, een gym, en Duke Targo, een bokser die wel eens de volgende zwaargewicht kam- pioen zou kunnen worden. Maar iemand probeert Duke zijn vol- gende wedstrijd te doen verkopen en Cyrano wil dat beletten door Marlowe in te huren. Het wordt ingewikkeld wanneer meisje, Jean, als wisselgeld wordt gebruikt, en dan ontdekt Marlowe ook nog dat de pas geïnstalleerde voorzitter van de bokscommissie er ook iets mee te maken heeft, hij moet snel handelen voor iemand er het leven bij laat. raymond chandler 287

10. TROUBLE IS MY BUSINESS (25 MEI 1986) REGIE: Robert Iscove SCENARIO: Jeremy Hole naar een novelle voor het eerst verschenen in Dime Detective Magazine in augustus 1939 MET: Powers Boothe (Philip Marlowe), Kate Reid, Jennifer Dale

Een miljonair huurt Marlowe in om de ontluikende liefde van diens naïeve neef voor een gouddelvende en de sociale ladder beklim- mende vrouw de grond in te boren.

11. RED WIND (3 JUNI 1986) REGIE: Martin Lavut SCENARIO: Jaron Summers MET: Powers Boothe (Philip Marlowe), Linda Griffiths, Maury Chaykin, Frank Pellegrino

De beroemde Santa Anna-wind in Los Angeles speelt zeer dikwijls heel wat bewoners parten. Tijdens de nachten dat de wind waait, gebeuren er steeds zaken die de voorpagina halen. Ook deze keer weer: er is een moord gebeurd in een bar en Marlowe wordt gevraagd ze op te lossen. Hierbij ontmoet hij een vrouw met een geheim, is er een halsketting met parels vermist, dreigt er een schandaal en komt er nog een ander lijk uit de kast vallen vooraleer de wind weer gaat liggen.

I’LL BE WAITING TV-SERIE Fallen Angels (15 augustus 1993) REGIE: Tom Hanks SCENARIO: C. Gaby Mitchell naar het gelijknamig verhaal van Chandler, voor het eerst verschenen in 1939 in The Saturday Evening Post 14 oktober 1939 MET: Bruno Kirby (Tony Reseck), Tom Hanks, Dan Hedaya

Eve Cressy is een gangsterliefje dat op haar lover wacht die uit de gevangenis is ontslagen. Ze ontmoet hoteldetective Tony Reseck, 288 duister verleden 2 wiens pogingen om haar te beschermen leiden tot een hele rist gewelddadigheden.

RED WIND TV-SERIE Fallen Angels (26 november 1995) REGIE: Agnieszka Holland SCENARIO: Alan Trustman naar een verhaal van Chandler MET: Danny Glover (Philip Marlowe), Dan Hedaya

Marlowe zit op enige afstand van de ene dronkenman aan de bar, terwijl de barman zich onledig houdt met de al blinkende glazen. Een man komt binnen op zoek naar een vrouw, van wie hij een gedetailleerde beschrijving geeft, kleren en al, en dat zet Marlowe aan het denken. De dronken man aan het eind van de bar ver- moordt de man die hij Waldo noemt en verdwijnt als de bliksem. Dit is pas het begin van het verhaal. Opmerkelijk is dat de zwarte acteur Danny Glover de rol van Mar- lowe op zich neemt. Glover werd hiervoor in 1996 genomineerd voor een Emmy Award for Outstanding Guest Actor in a Drama Series.

ONCE YOU MEET A STRANGER (1996) TV-FILM REGIE: Tommy Lee Wallace SCENARIO: Raymond Chandler en Czenzi Ormonde naar Strangers on a Train van Patricia Highsmith, voor televisie bewerkt door Whitfield Cook, Tommy Lee Wallace Met: Jacqueline Bisset, Nick Mancuso, Theresa Russell

Deze tv-film is eigenlijk een remake van de Hitchcockversie en volgt hetzelfde verhaal, alleen heeft men het geslacht van de hoofd- personages omgekeerd. Sheila Gaines is een voormalig kindsterre- tje, wier eerste echtgenoot haar geen echtscheiding wil geven. Een toevallige ontmoeting met Margo Anthony in een trein leidt tot een gesprek waarin de mentaal onstabiele Margo, die haar moeder haat, voorstelt dat ze hun moorden ruilen, zodat beider problemen zijn raymond chandler 289 opgelost. Sheila verwacht niet dat dit gesprek in daden zal worden omgezet, maar Margo voert wel de moord op haar echtgenoot uit en dringt nu aan dat Sheila haar deel van de “overeenkomst” naleeft.

POODLE SPRINGS (1998) TV-FILM REGIE: Bob Rafelson SCENARIO: Tom Stoppard naar personages gecreëerd door Raymond Chandler en de onafgemaakte novelle Poodle Springs die 30 jaar na de dood van Chandler werd vervolledigd door Robert B. Parker. MET: James Caan (Philip Marlowe), Dina Meyer, Joe Don Baker, David Keith

Een verschrikking kun je dit noemen. Deed Robert B. Parker nog de moeite om Chandler eer aan te doen, dan is deze adaptatie een modderig geheel, een soort drijfzand waarin voor mijn part Bob Rafelson en Tom Stoppard mogen verdwijnen.

In 1963 is Marlowe een man van middelbare leeftijd die pakken van enkele maatjes groter is gaan dragen en die getrouwd is met een rijke erfgename, Laura Parker. Het paar woont in Poodle Springs (Californië), dicht bij de grens met Nevada, in een huis dat hen geschonken werd door P.J. Parker, Laura’s vader. Wanneer Marlowe wordt opgesloten, beschuldigd van moord, betaalt Laura de borgsom en weldra krijgt Marlowe een nieuwe opdracht toegeschoven: hij moet een gokker opsporen die iemand 100.000 dollar schuldig is. Marlowe belandt bij fotograaf Larry Vic- tor en die heeft al meer vieze zaakjes op zijn kerfstok. Daar ver- neemt hij dat er een chantagezaakje bezig is waarbij ook de stripper Lola betrokken zou zijn; hij volgt een spoor dat leidt naar een intrige in verband met de verkoop van land en naar lijken die ergens in het vage gebied begraven liggen. 290 duister verleden 2

MARLOWE (2007) TV-FILM REGIE: Rob Bouwman SCENARIO: Carol Wolper (uitvoerend producent), Gregg Pruss (uitvoerend producent) die enkel gebruik maakten van het personage Philip Marlowe MET: Jason O’Mara (Philip Marlowe) die ook produceerde

Film is een duur zaakje en men kan er veel geld mee verdienen, maar ook verliezen en dat laatste is wat Jason O’Mara overkwam. Hij stak heel wat geld in deze Marlowe, produceerde hem zelf en nam de hoofdrol voor zijn rekening. De film zou de pilootfilm zijn voor een tv-serie, maar is zelfs nooit vertoond. Jason O’Mara zou een jaar later de hoofdrol vertolken in de VS-versie van de BBC- serie Life on Mars.

VERHALEN VERSCHENEN IN MAGAZINES EN TIJDSCHRIFTEN

DETECTIVE VERHALEN Achter de titel worden dikwijls de originele hoofdpersonages ver- meldt.

Blackmailers Don’t Shoot (Black Mask, december 1933; Mallory) Smart-Aleck Kill (Black Mask, juli 1934; Mallory, later veranderd naar John Dalmas in Simple Art of Murder) In de verzamelbundel die Ellery Queens Magazine publiceerde was het hoofdpersonage “Mallory”. Zijn naam werd gewijzigd in “Dalmas” in Chandlers “”. Waarom het niet werd veran- derd in “Marlowe” begrijpt niemand, want dat was wel het geval met veel andere verhalen. Finger Man (Black Mask, oktober 1934; oorspronkelijk zonder naam, later veranderd in Marlowe in Simple Art of Murder) Killer in the Rain (Black Mask, januari 1935; oorspronkelijk geen naam, maar diverse personages uit de John Dalmas verhalen zijn aanwezig) (Black Mask, juni 1935; Johnny DeRuse) Spanish Blood (Black Mask, november 1935; Sam Delaguerra) raymond chandler 291

Guns at Cyrano’s (Black Mask, januari 1936; origineel Ted Malvern en later veranderd in Ted Carmady in Simple Art of Murder) The Man Who Liked Dogs Black( Mask, maart 1936; Ted Carmady; gekannibaliseerd (zijn woorden) voor Farewell My Lovely) Noon Street Nemesis (Detective Fiction Weekly, mei 1936; Pete Anglich; titel veranderd in “Pick Up on Noon Street” voor publicatie in Simple Art of Murder) Goldfish Black( Mask, juni 1936; origineel Ted Carmady werd Marlowe in Simple Art of Murder) The Curtain Black( Mask, september 1936; Ted Carmady; gekannibali- seerd voor The Big Sleep en het begin van The Long Goodbye) Try the Girl (Black Mask, januari 1937; Ted Carmady; gebruikt voor Fare- well, My Lovely) Mandarin’s Jade (Dime Detective, 1937; John Dalmas; gebruikt voor Fare- well, My Lovely) Red Wind (Dime Detective, januari 1938; origineel John Dalmas, later veranderd in Marlowe voor Simple Art of Murder) The King in Yellow Dime( Detective, maart 1938; Steve Grayce) Bay City Blues (Dime Detective, juni 1938; John Dalmas, gekannibaliseerd voor The Lady in the Lake, The High Window en The Little Sister) The Lady in the Lake Dime( Detective, januari 1939; John Dalmas, gebruikt voor The Lady in the Lake en The High Window) Pearls Are a Nuisance (Dime Detective, april 1939; Walter Gage) Trouble is My Business (Dime Detective, augustus 1939; origineel John Dalmas, veranderd in Marlowe voor Simple Art of Murder) I’ll Be Waiting (Saturday Evening Post, oktober 14, 1939; Tony Reseck) No Crime in the Mountains (Detective Story, september 1941; John Evans, gekannibaliseerd voor The Lady in the Lake) Marlowe takes on the Syndicate (London Daily Mail, april 6-10, 1959; pos- tuum gepubliceerd. Eerste publicatie in de VS als “The Wrong Pigeon” in Manhunt (februari 1960; verscheen ook als “The Pencil”, Argosy, september 1965; en als “Philip Marlowe’s Last Case”, Ellery Queen’s Mystery Magazine, januari 1962)

VERHALEN

The Bronze Door Unknown( , november 1939) Fantasy Professor Bingo’s Snuff Park( East, juni, juli & augustus 1951; verscheen eveneens in Go, juni, juli & augustus 1951) een SF-mystery 292 duister verleden 2

English Summer (Antaeus, Herfst 1976; postume publicatie) een gothic- romance verhaal.

ARTIKELS

The Simple Art of Murder (Atlantic Monthly, december 1944) Writers in Hollywood (Atlantic, november 1945) Critical Notes (Screen, juli 1947) Oscar Night in Hollywood (Atlantic, maart 1948) 10 Greatest Crimes of the Century (Cosmopolitan, oktober 1948) The Simple Art of Murder Saturday( Review of Literature, april 15, 1950; dit is geen herdruk van het december 1944 artikel, maar eerder een beoordeling van zijn eigen vroege pulpverhalen. Dit artikel verscheen in herschreven versie als woord vooraf in de verhalenbundel The Sim- ple Art of Murder. Ten Percent of Your Life (Atlantic, februari 1952) The Detective Story as an Art Form The( Crime Writer, lente 1959) Farewell, My Hollywood (Antaeus, lente/zomer 1976)

GEDICHT

The Hit, (gedicht) Pulpsmith, winter 1981 raymond chandler 293

Een vroeg en nooit gepubliceerd werk van Raymond Chandler ontdekt

Een vroeg en nooit gepubliceerd werk van misdaadauteur Ray- mond Chandler werd ontdekt in de in Washington. Het 48 pagina’s tellend libretto voor een komische opera The Princess and the Pedlar, met muziek van Julian Pascal (de ex van de latere vrouw van Chandler, Cissy Pascal), werd bewaard op een plaats die voor iedereen toegankelijk was, niet eens verbor- gen, en dat sinds de dag dat het copyright werd geclaimd op 29 augustus 1917. Het werk, waarvan een kopie op de tafel van The Guardian terechtkwam, werd in maart van dit jaar (2014) herontdekt door Kim Cooper, net nadat ze haar debuutroman The Kept Girl zag verschijnen, daarin komt een verzonnen Chandler voor in het Los Angeles van 1929. Op zoek naar meer informatie over Pascal, ontdekte Cooper de missing link tussen Chandlers jeugd in Engeland en zijn detectiveromans. Het libretto is erg geestig en lijkt beïnvloed door Gilbert and Sullivan en gaat over een op een fantasie lijkende romance tussen Porphyria, dochter van de koning en koningin van Arcadia, en Mooie Jim, een reizende venter. Chandler schreef pittige dialogen, ook voor de bijrollen, en er zijn ook voortekenen aanwezig voor zijn eigen carrière als schrijver van misdaadromans, zoals wanneer de bultenaar Gor- boyne zingt: “Criminals dyed with the deepest dyes/Hated of all the good and wise, Soaked in crime to the hair and eyes/Very unpleasant are we.” Cooper zei in een interview met The Guardian: “Chandlers motivatie moet wel ernstig geweest zijn. Hij leefde nog maar vijf jaar in Los Angeles, na een bittere ervaring als auteur in Lon- den. Het is duidelijk dat dit libretto een ernstige poging tot het

294 duister verleden 2

schrijven was en dat te midden van een cultureel niemands- land.” Cooper voegde eraan toe dat de ontdekking van het libretto volledig loochent dat Chandler het schrijven had opgegeven tot hij in 1931 werd ontslagen bij de Dabney Oil Syndicate, waar hij een dik betaald staflid was, en dat om reden van herhaalde dronkenschap, affaires met vrouwelijke bedienden en onwettige afwezigheid. Sybil Davis, die Chandler kende als jonge knaap en wiens moeder, Jean Fracasse, een romantische verhouding had met de auteur in de laatste jaren van zijn leven, bevestigt de belang- rijkheid van het libretto voor Chandler. Chandler gaf Davis een kopie van het libretto, zonder de muziek van Pascal, in 1958, toen zij twaalf was – een gift in een lange reeks van giften aan haar en haar broer Vincent. Davis, een advocate op rust, ‘vergat’ alles in verband met het libretto tot ze het vijf jaar geleden terugvond nadat ze enkele honderden boeken uit Chandlers privébibliotheek schonk aan de universiteit van Californië. Toen ze het libretto doorbladerde kwam echter de herinnering en alleen al bij het lezen van de proloog “You may possibly have heard from some idle little bird” wilde ze, volgens haar eigen zeggen, een lied van Gilbert- and-Sullivan aanheffen. Cooper en haar echtgenoot, Richard Schave, die zich gespe- cialiseerd hebben in de geschiedenis van Los Angeles en de lei- ding hebben bij Esotouric Tours, busuitstappen in het geheime hart van het oude en literaire Los Angeles, hebben het plan opgevat om The Princess and the Pedlar te produceren. Ze enga- geerden Paul Sand, Tony Award winnaar, om het geheel te lei- den, terwijl gitarist Skip Heller de muzikale leiding in handen kreeg. Sand is enthousiast en vindt het libretto erg slim en heer- lijk satirisch, met opmerkelijke passages die vol zijn van de no- nonsense auteur die Chandler zou worden. Maar er is een kink in de kabel, de uitvoerders van de nala- tenschap van Chandler hebben hun veto uitgesproken tegen de raymond chandler 295

Kim Cooper & Richard Schave

opvoering. De literaire agent, Ed Victor, weigerde de toelating om het libretto zowel te publiceren als op te voeren, omdat zoals hij in een e-mail aan The Guardian stelt: “It is a very early work, and not representative of Chandler’s oeuvre. Yes, it is of course a curiosity, but we feel no more than that.” Victor weigert tot nu toe alle verdere commentaar. Het is niet moeilijk je voor te stellen dat Cooper en Schave teleurgesteld zijn met deze weigering. Cooper zei in een verkla- ring: “As a Chandler fan, I’d want to know about it.” Volgens Tom Williams, auteur van de biografie Raymond Chandler: A Mysterious Something in the Light zou de ontdek- king van dit libretto wel eens kunnen wijzen dat er nog meer te vinden is. Hij vermoedt dat er in de toekomst nog materiaal op de proppen zal komen, vooral wanneer er mensen sterven en wanneer de erfgenamen hun zolder of kelder opruimen. “There is always another box of letters out there somewhere.” Cooper en Schave hebben een website geopend met meer informatie over The Princess and the Pedlar om hiermee het publiek op te roepen om hen te steunen. 296 duister verleden 2

Raymond Chandler kreeg een gedenkplaat in Upper Norwood

De schepper van de hard- boiled L.A. detective Philip Marlowe leefde in een groene Londense voorstad toen hij studeerde aan het Dulwich College. Je moet door de niet zo gevaarlijke straten van Dulwich en Upper Norwood lopen om de nieuwe blauwe aanwijzing van de English Heritage te vin- den die verwijst naar een beroemde vroegere bewoner van deze Zuid-Londense buitenwijk, Raymond Chandler, die wel eens “the 10-minute egg of the world of hard-boiled detectives” wordt genoemd. Maar alles heeft te maken met de naam. De verfrommelde, katterige nobele privédetective had eruit moeten zien, zoals Chandler schreef in Farewell, My Lovely “about as inconspicu- ous as a tarantula on a slice of angel food” in het Edwardiaanse Norwood. Hij werd Marlowe gedoopt naar de afdeling die hij volgde aan zijn oude school, Dulwich College. De auteur huisde ooit wel op meer Chandlerachtige plaat- sen zoals daar zijn: het vijfsterren hotel The Connaught in het Londense Mayfair, of het fijnste luxueuze hotel The Ritz in Pic- cadilly, Londen. De herdenkingsplaat werd onthuld aan een huis in Auckland Road, Upper Norwood, een Victoriaanse villa waar Chandler woonde van 1900 tot 1905, toen hij studeerde aan het college om zich voor te bereiden op zijn examen voor ambtenaar. Zijn biograaf, Tom Williams, zei dat de connectie een ver- rassing voor velen was. Volgens hem leek Chandler een echte Californian te zijn, hoewel hij werd geboren in Chicago en opgevoed in Londen. Van het Dulwich college kreeg hij twee belangrijke dingen mee: een goede kennis van de klassieken die raymond chandler 297

hem beschermde tegen pretentie, wat zijn schrijven veel sterker en beter maakte dan die van zijn tijdgenoten, en een ridderlijke code van patriottisme en eer, die schering en inslag was in de scholen van die dagen, en dus ook centraal stond in Marlowe. Chandler beschreef zijn Marlowe als een verlegen Galahad en Williams wist daarover te zeggen dat Chandler studeerde in de bibliotheek van Dulwich onder een schilderij van deze Arthu- riaanse held van de hand van de Victoriaanse schilder George Frederic Watts, beroemd om zijn historische, mythologische en allegorische, door Italiaanse meesters geïnspireerde schilder- werken. Iedere Marlowe is volgens Williams niets anders dan een zoektocht naar de graal. Chandler bleef contact houden met de school nadat hij terug naar de VS was verhuisd, maakte zelfs een levenslange vriend in een koffiehuis in San Francisco omdat ze beiden de strohoed die ze droegen op het college op hadden en voedselpakketten naar een van hun oude leraren zonden tijdens de Tweede Wereldoor- log. Joseph Spence, schoolhoofd van Dulwich College, zei: “Chandler’s Philip Marlowe may speak with a Los Angeles accent, but his syntax owes more to Virgil and Livy than to any later writers.” In die dagen was ook P.G. Wodehouse een leer- ling aan Dulwich en een historicus stelde ooit de vraag aan lezers wie nu als eerste “A blonde to make a bishop kick a hole in a stained glass window” schreef. Het was Chandler in Farewell, My Lovely. Chandlers herdenkings- plaat is niet de enige die een schrijver van misdaadromans huldigt in Londen, er is ook die voor Agatha Christie in Holland Park en voor Arthur Conan Doyle in South Nor- wood.

Tiffany Thayer: poltergeisten en andere abnormale fenomenen

“No one read anything but the Book of the Month Club’s latest pick – although curious children nosed at the slime of Mr. Tiffany Thayer in the drug-store libraries.” F. Scott Fitzgerald

“Thayer is beyond question a writer of power; and his power lies in his ability to make sex so thoroughly, graphically, and aggressively unattractive that one is fairly shaken to ponder how little one has been missing.”

Tiffany Thayer werd geboren als Tif- fany Ellsworth Thayer op 1 maart 1902 in Freeport, Illinois (VS) uit het acteursechtpaar Sybil Farrar en Elmer Ellsworth Thayer die elkaar leerden kennen bij het Mackay Opera gezelschap. Elmer waagde zich eveneens aan het muzikaal the- ater als acteur en regisseur. Voor vele jaren was hij ook bekend als ‘black-face artist’. Toen Tiffany vijf jaar was scheid- den zijn ouders. Tiffany vereerde zijn vader en droeg al zijn boeken op aan “Pops” zoals hij zijn vader noemde. In een boek dat hij zijn vader zond, het eerste exemplaar zogezegd, schreef hij: “Just to be sure there is no dispute as to who owns this book, to ‘Pops’ from the ‘keed’ Tiffany Thayer.” In zijn 300 duister verleden 2 laatste roman schreef hij: “To Pops, for whom the moral will be clear.” Laat het ons meteen uit de doeken doen voor er een abnormale gebeurtenis plaatsheeft. Tiffany Thayer stierf op 23 augustus 1959 in Nantucket, (VS). Al in zijn eerste jaren op school ontdekten de leraren een schrijf- talent in Thayer. Toen hij in het eerste middelbaar zat werden zijn opstellen als voorbeeld gesteld voor de hogere klassen. Op zijn vijftiende liet hij echter de school voor wat ze was en werkte als acteur, reporter, krantenbezorger en als bediende in een antiquariaat in Chicago, Detroit en Cleveland. Hij was pas zestien toen hij als hoofdrolspeler in het drama over de burgeroorlog The Coward op tour ging door Amerika. Thomas H. Hince schreef The Coward oorspronkelijk als scenario voor de gelijknamige film uit 1915. In de jaren 1919 en 1920 ging Tiffany werken voor de Chicago Examiner in de periode dat Ben Hecht voor de Chicago Daily News werkte en de befaamde criticus Burton Rascoe zijn giftige pen scherpte bij de Chicago Tribune. Vervolgens probeerde hij het in de showbusiness, maar dat was niet van lange duur. In 1926 verhuisde Thayer naar New York City om zijn acteurs- loopbaan nieuw leven in te blazen, maar moest al vlug terugvallen op zijn pen. Later verklaarde hij dat hij wel moest schrijven omdat al zijn spaargeld uitgeput was. Hij kreeg eerst werk als copywriter, later werd hij advertentiemanager voor de grootste boekenclub van Amerika, Literary Guild. Hij stuurde eveneens korte verhalen naar diverse pulpmagazines en gebruikte pseudoniemen zoals Elmer Ellsworth jr. en John Doe. ‘The Brainless Informer’, als vervolgro- man gepubliceerd in het wekelijks verschijnende Detective Story Magazine in 1929 werd de blauwdruk van hoe hij fictie benaderde. Thayers eerste boekpublicatie was Thirteen Man (1930) en werd vierentwintig keer herdrukt in de daaropvolgende twintig jaar en verkocht meer dan een half miljoen exemplaren. Ieder hoofdstuk was het levensverhaal van één jurylid en het laatste hoofdstuk was een monoloog van de moordenaar die terechtstond. Je zag dat Thayer erg goed naar de dialogen van Ben Hecht had gekeken. Hecht had in 1927 het verhaal voor Underworld van regisseur Jozef tiffany thayer 301 von Sternberg geleverd en werkte eveneens met hem samen in The Great Gabbo. Thirteen Man is waarschijnlijk ook de eerste echte fortean roman: er zijn geen anomale fenomenen, maar de inter- connectie van het leven van ieder van de juryleden is een constant motief, daarbij schuift de moordenaar zijn nihilisme ook nog op de schouders van en waarschuwt ouders hun kinderen te behoeden voor, ik citeer: “And The Book of the Damned, by Charles Fort, for there is disclosed the rottenness of the root of Science… By all means forbid him this parade of pallid data relating to rainfalls of butter and porkchops. It is too heady for mere men.” Eveneens in 1930 was er The Illustrious Corpse, waarvan een criticus schreef: “dit is de enige poging van Thayer om een ‘gewoon’ misdaadverhaal te schrijven”. Thayer probeerde het intussen in de filmwereld en daarvoor ver- huisde hij naar Hollywood. Hij boekte er al snel resultaat, in 1932 werden er maar liefst drie van zijn romans verfilmd. Hierna schreef hij een behoorlijk aantal scena- rio’s voor verschillende studio’s die nooit werden verfilmd, som- mige van de titels verschenen in een advertentie van een filmblad, in de lijst stonden Call of the Wild, Star Spangled Banner, Casa- nova’s Memoirs, Bound to Rise, Lena Rivers, The Specialist, Ivanhoe en Benhur. Hij was het meest ontgoocheld over de niet-productie van Fig Leaves Burned Away, een komedie over een nudistenkolonie die hij schreef voor Cecil B. De Mille. Een keer had hij meer geluk en haalde een dialoog het tot aan het eindproduct, dat was in een sequentie van If I Had a Million – een film met acht regisseurs en 24 auteurs onder wie naast Thayer ook Ernst Lubitsch, en Joseph L. Mankiewitz. Eenmaal belandde hij als acteur in een film, dat was The Devil on Horseback (1936) een western die ook wel musical kan worden 302 duister verleden 2

Tiffany Thayer in The Devil on Horseback

genoemd, waarin hij de rol van Wilbur Hitchcock, de persagent van een beroemde filmster, op zich neemt, maar een film die in hoofd- zaak werd geschreven voor het luttele talent van Lily Damita die de rol van een filmster speelt die een bezoek brengt aan de haciënda van een bandiet in een niet nader genoemd Latijns-Amerikaans land en die dan door haar persagent aan de politie als ontvoerd wordt opgegeven. Een vreemde film. De meeste van de acteurs spreken Engels met een Spaans of Frans accent, er is een cryptolesbienne, een cryptoho- moseksueel, wat messenwerpen en een bizar en waanzinnig samba- feestje bij maanlicht.

STRANGERS OF THE EVENING (1932) Quadruple Film Company REGIE: H. Bruce Humberstone SCENARIO: Stuart Anthony, Warren Duff naar The Illustrious Corpse MET: Zasu Pitts, Lucien Littlefield, Eugene Pallette, Tully Marshall, Miriam Seegar, Theodore von Eltz

Eugene Pallette & Tully Marshall tiffany thayer 303

De Chandler Begrafenisonderne- ming in New York City krijgt het lijk van advocaat Clark C. McNaughton binnen. Clark werd gezien als de toe- komstige burgemeester. Zijn gezicht is haast totaal verminkt in een auto- ongeval. Joseph Chandler en twee politici, Nolan en Sutherland, die helemaal niet in de stad zijn, zijn betrokken in een cover-up over McNaughtons dood, en Chandler wil de leiding houden in alles wat in ver- band met het lijk staat. Assistent begrafenisondernemer Tommy Free- man heeft de opdracht het lichaam van Naughton klaar te maken, het zal zijn eerste ‘solo’ werk zijn. Terwijl Tommy, voor hij aan de klus begint, een pilsje gaat pakken om zich wat moed in te drinken, heeft dr. Raymond Everett, die een labo heeft in het mortuarium, een woordenwisseling met zijn toekomstige schoonvader, Frank Daniels, die tegen een huwelijk van zijn dochter Ruth met Everett is. Niemand ziet Frank buitengaan, en Ray gaat naar het Central Sta- tion om Ruth af te halen om dan met haar naar de noorderzon te vertrekken. Wanneer twee mannen een lichaam zien liggen in het steegje naast de begrafenisonderneming, dragen ze het lichaam naar bin- nen en overhandigen het aan Tommy, waarna ze vertrekken en het geval gaan aangeven bij de politie. Tommy begint ondertussen het nieuwe lijk te prepareren, maar als het lijk zijn hoofd opricht rent hij er als een haas vandoor. Op het ogenblik dat de politie eraan komt is er nog maar één lijk en ze nemen het mee naar het lijkenhuis van het politiebureau. De volgende dag berichten de kranten de dood van Frank Daniels en de speculatie is dat hij stierf in een auto- ongeval. Chandler vertelt zijn trawanten dat wanneer hij naar het lijkenhuis ging, het lichaam dat zogezegd McNaughton moest zijn, maar eigenlijk het lichaam van ene Lee was, verdwenen was, dus redde hij de situatie en stopte McNaughton zelf in de kist. Niemand opende ze omdat ze toch zeker waren dat het gezicht van McNaugh- 304 duister verleden 2 ton totaal verminkt was. Chandler wordt natuurlijk ondervraagd door sergeant Brubacher en detective Roberts betreffende de dood van Daniels, maar met de hand op het hart kan Chandler verklaren dat hij helemaal niet bekend is met Daniels en Tommy, Ray of Ruth die door de politie worden gezocht. Dan verschijnt er een man met geheugenverlies op het politie- bureau die zegt zich vaag een moord te herinneren in de nabijheid van het lijkenhuis. Deze man, Richard Roe, huist bij Sybil Smith, die hem enkel gekleed in een regenjas van de straat oppikte en hem onderdak gaf. Maar Ray, die verdween naar Chicago, volgde de Daniels zaak in de kranten en keert terug naar New York wanneer hij over Roe leest. Hij gaat naar de flat van Sybil en herkent daar de regenjas van Tommy, waarin een brief zit die Tommy uitnodigt om naar Philadelphia te komen. Hij vindt Tommy daar en Tommy ver- telt hem wat er die bewuste nacht gebeurde. Maar hier is het nog niet mee gedaan, eigenlijk verschijnen en verdwijnen er om de haverklap rare snuiters en ook lijken, wat op de lachspieren zou moeten werken, maar het duidelijk niet doet.

In 1931 verschenen er maar liefst drie boeken van zijn hand, eerst is er The Greek waarin de auteur zelf, in het personage Tiffany Thayer dus, zijn eigen mening, vooroordelen en betrachtingen kwijt kan, wat te begrijpen valt hoewel wel een beetje onconventioneel. De Griekse prins Paros vertolkt de hoofdrol en is de spreek- buis van de auteur en hij lijkt zo uit een tranentrekker van Ouida gestapt, wondermooi en fataal voor iedere vrouw, daarnaast een militair genie, vooral wanneer Tiffany zijn coach wordt in Amerika. Je ziet de opgang van Paros wanneer hij eerst Griekenland aan zich onderwerpt, vervolgens Bulgarije en Albanië en hij zal uiteindelijk de Verenigde Staten onderwerpen, dit met de hulp van alle Griekse restauranthouders, schoenpoetsers, bloemisten en wat nog meer, en zich tot Keizer van Amerika uitroepen. Voor zijn hulp in al dit krijgt Thayer de vrije hand om wetten te maken en af te schaffen, nieuwe reglementen op te stellen, en uiteindelijk een nieuwe grond- wet te maken. Er moet niet worden bijverteld dat de VS opbloeit tot een rijk en welvarend land en als een land dat leeft volgens de ideeën tiffany thayer 305 van Tiffany Thayer. Je zou The Greek als een handboek kunnen zien met de titel ‘What is Wrong With America?’ Een soort sciencefiction dus over een niet zo ver in de toekomst liggende dictatuur. Call Her Savage is het tweede boek dat jaar, daarover schreef Time Magazine op 1 juni 1931: “Als je een goede imitatie van een ernstige roman wil lezen, probeer dan Call Her Savage. Alles wat belangrijk kan zijn zit erin: pioniers, nobele wilden, gehaaide Man- hattanites en Chicagoans, vrijmoedigheid en een wat-kan-het-mij- schelen instelling. Tiffany Thayler weet hoe hij het broodje moet smeren, hij weet dat heel wat lezers de margarine wel zullen slikken wanneer ze er dik genoeg wordt opgelegd.”

CALL HER SAVAGE (1932) Fox Film Corporation REGIE: John Francis Dillon SCENARIO: Edwin Burke MET: Clara Bow, Gilbert Roland, Thelma Todd

De film werd gerestaureerd in 2012 door het Museum of Modern Art en kreeg zijn première op het derde jaarlijks Turner Classic Movies Film Festival in Hollywood.

Na een aanval door indianen op een trein kolonistenwagens, beschuldigt de stervende Mort de leider, Silas Jennings, dat hij de wraak van God over hen heeft uitgeroepen door zijn overspel. Wanneer Mort er nog bijvoegt dat het liefje van Silas een hoertje is, zet Silas zijn voet op diens strot en laat die daar tot Mort dood is. Een oude man citeert hem de Bijbel, waarin staat dat de zonden der vaderen zijn kinderen tot in de derde of vierde generatie zullen achtervolgen. Achttien jaar later, in Rollins, Texas, wordt Ruth, de dochter van Silas, verliefd op de indiaan Ronasa, omdat haar man, Pete Sprin- ger, haast nooit thuis is. Maar Ronasa moet zijn vader gehoorzamen en trouwen met de dochter van een ander opperhoofd. Ruth krijgt een kind en doopt het Nasa. Het meisje groeit op tot

Clara Bow in Call Her Savage tiffany thayer 307 een onstuimige vrouw, die wordt geplaagd door haar onverwachte gemoedswisselingen. Pete Springer, nu een van de rijkste mannen in Texas, ziet op een dag hoe Nasa haar vriend, de halfbloed Moon- glow, er met de zweep van langs geeft en zendt haar naar een privé- school voor meisjes in Chicago om manieren te leren. Nasa verwerft zich al vlug een reputatie door haar wild gedrag. Wanneer het feestje ter gelegenheid van de officiële introductie van het meisje in de grote wereld aanstaande is, geeft Pete het verhaal aan de kranten dat Nasa zich zal verloven met de man van zijn keuze, Charlie Moffett, en dat hij het bekend zal maken tijdens het feest. Nasa barst van woede en inviteert de playboy Larry Crosby. Op het feest arriveert Sunny De Lane, de minnares van Larry, met een andere man, en de twee vrouwen zitten elkaar letterlijk in het haar. Larry vraagt haar ter plekke ten huwelijk, zij aanvaardt, den- kend dat ze hiermee haar vader voor schut zet. Ze trouwen al de volgende namiddag. Nasa probeert vrede met haar vader te sluiten, maar deze stuurt haar de laan uit en hoopt haar nooit meer te zien. Later op de avond komt Larry stomdronken naar huis en nadat hij enkele uren heeft geslapen, kleedt hij zich terug op om deel te nemen aan een pokergame. Wanneer de geërgerde Nasa hem vraagt waarom hij met haar is getrouwd, bekent hij dat hij het deed om Sunny te pesten. Nasa gaat aan de rol in een speelhuis, koopt zich dan dure kleren, bont en juwelen en gebruikt hiervoor Larry’s goede naam die wel zal betalen. Maar de advocaat van Larry meldt haar dat Larry dodelijk ziek is in New Orleans en geeft haar de raad hem te gaan bezoeken. Wat zij doet, maar Larry probeert haar te verkrachten. Ze slaat hem met een stoel op het hoofd en wanneer hij bewusteloos is, vertelt de bijgeroepen dokter haar dat er iets met Larry’s verstandelijke vermogens is. Ze heeft nu grote angst voor het kind dat ze draagt. Een maand later wordt haar zevenmaands kindje geboren en de dokter verzekert haar dat alles oké is met het kind. Nasa gaat in een goedkoop hotelletje wonen. Wanneer ze geld nodig heeft voor haar zieke baby, vraagt ze een buurmeisje om het kind te babysitten, terwijl zij mannen oppikt op straat om aan geld te komen. Wanneer ze het voorschrift in medicijnen heeft omgezet en terug naar huis keert, ontdekt ze dat haar baby stierf door rook- 308 duister verleden 2 vergiftiging in een brand veroorzaakt door een dronken lor die de babysitter achternazat. Moonglow komt dan aanzetten met het nieuws dat haar groot- vader is gestorven en haar 100.000 dollar heeft nagelaten. Wanneer Moonglow haar tracht te troosten kan zij hem enkel vertellen dat ze vanaf dan alles uit het leven wil halen. Nasa scheidt van Larry en arriveert een maand later in New York, waar ze een adverten- tie plaatst voor een mannelijke escort. Zwaar onder de indruk van haar persoonlijkheid, solliciteert Jay Randall, de uitgebluste zoon van een stinkend rijke mijneigenaar, naar de plaats, zonder echter erbij te vertellen wie hij is. Wanneer er een ruzie ontstaat in een res- taurant in Greenwich nadat een man Jay als het miljonairszoontje herkende, heeft Nasa er enkel plezier in en bekent dat ze al vanaf de tweede dag wist wie hij was. Nu is het helemaal klaar en Jay zegt zijn vader dat hij wil trouwen met Nasa, deze echter waarschuwt hem voor haar ongecontroleerde driftbuien en daagt hem uit om Nasa mee te brengen naar een dinertje. Tot Jay’s en Nasa’s verbazing heeft pa ook Larry en Sunny uitgenodigd. Het dinertje wordt een gevecht nadat Larry een hoop onzin vertelde over Nasa’s dode kind. Jay is genezen van zijn verliefdheid en noemt haar een “wilde kat”. Alleen en dronken, windt Nasa zich steeds meer op over de mannen die haar leven verpest hebben. Wanneer ze verneemt dat haar moeder ziek is, keert ze terug naar Texas. Ruth sterft nadat ze met een laatste krachtsinspanning luid de naam Ronasa heeft uit- geroepen. Moonglow vertelt Nasa dat Ronasa de zoon was van een indiaans opperhoofd en dat hij zelfmoord pleegde omdat hij verliefd was op een blanke vrouw. Nasa realiseert zich nu dat de vrouw haar moeder was. Ze zegt Moonglow dat ze blij is dat ze een halfbloed is en neemt zijn hand in de hare.

Het derde boek dat jaar werd LO! En Thayer schreef dat in samen- werking met Charles Fort1, de grondlegger van het anomalisme.

1 Het anomalisme gebruikt wetenschappelijke methodes om anomaliën te evalueren (fenomenen die buiten het normale begrijpelijke liggen, occulte, bovennatuurlijke en paranormale verschijnselen, zoals klopgeest, het regenen van kikvorsen, telekinese, UFO’s, lijfelijke opheffing, spiritisme) met de bedoeling er een rationele verklaring voor te vinden. Colin Wilson noemt Fort de “patroon van de excentriekelingen en tiffany thayer 309

monomanen”. Forts principe lijkt een beetje op dit: Mensen met een psychologische nood om in wonderbaarlijke gebeurtenissen te geloven, zijn niet meer vooringenomen en lichtgelovig dan mensen met een psychologische nood om niet te geloven in het onverklaarbare. Theodore Dreiser (1871-1945), zoon van John, een strikt doopsgezinde Duitse immi- grant, en Sarah die in een mennonieten gemeenschap werd grootgebracht, werd de eerste voorzitter van The Fortean Society. Hij was in 1900 gedebuteerd met Sister Carry, maar het nam nog vijf romans meer om in 1925 de jackpot te winnen met American Tragedy. Dreiser was een overtuigd socialist en na een lange reis door de Sovjet-Unie in 1927 sloot hij zich zelfs aan bij de Amerikaanse communistische partij. Hij schreef tal van artikelen en non-fictie over politieke onderwerpen, waaronder, na zijn Rusland- reis, het bekende Dreiser looks at . Hij nam deel aan tal van sociale campagnes en ageerde fel tegen de executie van Sacco en Vanzetti, die door hem en meer dan de helft van de bevolking van de wereld onschuldig werden geacht. Charles Hoy Fort (6 augustus 1874, Albany; New York (VS) - 3 mei 1932, The Bronx, New York (VS) was een Amerikaans auteur en onderzoeker van anomale fenomenen. Vandaag worden de termen Fortean en Forteana vooral gebruikt om diverse van deze fenomenen te duiden. Fort suggereerde in zijn tijd dat er een Super Sargasso Zee is waarin alle verloren zaken terechtkomen, zoiets als een spontane abnormale teleporta- tie van een object in een andere dimensie. Charles Fort wordt wel eens afgedaan als een kluizenaar, maar eigenlijk wilde hij hele- maal geen fans en wilde enkel zijn eigen vrienden kiezen. Een van die vrienden was Theodoor Dreiser. Dreiser was de editor van Smith’s Magazine en kocht enkele van Forts korte verhalen, pikante en humoristische verhalen over het personeel op kran- tenredacties en geëngageerde vertelsels over de arme Ierse immigranten van de Hell’s Kitchen buurt van Manhattan. Dreiser moedigde de literaire ambities van Fort aan en nodigde hem uit op feestjes – een van die party’s was ter ere van Edgar Lee Masters bijvoorbeeld. Fort op zijn beurt nodigde Dreiser uit om samen een biertje te drinken, met eventueel een kaasplankje erbij en een bereiding van tomaten waarvan het recept verloren ging in the mist of time. Dreisers eerste boek Sister Carry werd gepubliceerd in 1900 en er ontstond een twee- strijd tussen de critici die het boek grandioos vonden, en hen die het schandalig noem- den. Forts eersteling The Outcast Manufacturers verscheen in 1909 en zou door zijn latere, meer radicale werken worden overschaduwd, maar het boek is geschreven met veel verbeelding en is een rechtdoor verhaal, zonder plot, over een groep Dickensi- aanse excentriekelingen, en het werd geschreven in een levendige impressionistische stijl. De besprekingen waren behoorlijk en de New York Times noemde het “A some- what unusual story… the shiftless life of the crowded district is set forth with a great deal of skill… the dialogue is unusually clever.” Dreiser schreef verder en verwierf zich langzaam een reputatie, Fort schreef eveneens verder, maar vernietigde heel wat manuscripten en je vraagt je af wat hij als roman- schrijver zou kunnen betekend hebben. Hij ging echter de weg op van wat hij zelf “vreemde orthogenetische goden” noemde, hij mixte filosofische speculaties, verwoed onderzoek en satire tot een moes. Dreiser hield ervan en probeerde uitgevers voor Fort te vinden, terwijl Fort dan weer zijn manuscripten terugeiste en hen in de papiermand deponeerde en ze er dan weer uitviste. Na enkele valse starts, herzag Fort alles tot wat The Book of the Damned werd en Dreiser overtuigde zijn uitgever om het uit te geven, dat gebeurde in 1919. De kritiek had het moeilijk. De Times die eerder The Outcast Manufacturers had opge- 310 duister verleden 2

Fort had wat problemen gehad om een uitgever te vinden, nadat zijn eerste uitgever hem als een baksteen had laten vallen. Hij leurde nu wat met zijn nieuwste, God and the Fishmonger, en Thayer intro- duceerde hem bij zijn uitgever, Claude Kendall. Kendall probeerde Fort ervan te overtuigen om de titel te veranderen en stelde hem de volgende alternatieven voor: Skyward Ho!, God Is an Idiot, If the Time Has Come, The Time Has Come. Uiteindelijk was het Thayer die met LO! kwam aanzetten. Dat werd het dus en Thayer schreef een vooraf in een rijke, overdadige taal, terwijl Alexander King voor de flamboyante illustraties zorgde. Lo! werd Forts populairste boek en het is vandaag de dag nog steeds een van de favorieten van de Forteans. De kritieken waren meestal positief en Burton Rascoe die het niet beu werd steeds nieuwe schrijvers te introduceren schreef: “in any mood your tem- perament dictates and whatever way you read it, it is a good book”. Wat Maynard Shipley, de criticus van ertoe bracht om “Reading Fort is a ride in a comet” te schrijven. Het boek kwam er dus dankzij de inspanningen van Thayer en hij kwam met

hemeld schreef “Painfully and boresomely commonplace. There are persons, perhaps living in Greenwich Village, who may enjoy puzzling through it”. Een ander blad schreef “Propaganda of systematic idiocy”. Maar in Illinois, ver van Greenwich Villange, was Ben Hecht in de wolken. Hij moest zijn eerste boek nog schrijven, maar schreef al levendige, jazzy verhalen en artikelen voor de Chicago Daily News en verklaarde: “I am the first disciple of Charles Fort. He has made a terrible onslaught upon the accumulated lunacy of fifty centuries… Henceforth I am a Fortean.” Hij schreef de columns ‘1001 Afternoons in Chicago’ en werd ook bekend als de man die de ‘Ragged Stranger Murder Case’ mee hielp oplossen, wat leidde tot de veroordeling en terechtstelling van een oorlogsheld, Carl Wanderer, voor de moord op zijn zwangere vrouw in 1921. Dagbladschrijver ligt niet zo ver af van scenarist en Hecht zou diezelfde dagbladwereld op de korrel nemen in The Front Page, voor het eerst verfilmd in 1931 met en Pat O’Brien. De winnaar van de Pulitzerprijs (1919 en 1922) en de auteur van het viermaal ver- filmde The Magnificent Ambersons en het meermaals verfilmde Penrod, Booth Tar- kington, was eveneens een fan van Fort. “Who in the name of frenzy is Charles Fort?” schreef hij naar The Bookman. “People must turn to look at his head as he walks down the street; I think it’s a head that would emit noises and explosions, with copper flames playing out from the ears.” Hij was zelfs zo onder de indruk dat hij een woord vooraf produceerde voor Forts volgende boek New Lands (1923). Ook hier weer gevarieerde kritieken: The Boston Transcript noemde het “an amazingly interesting book” terwijl de The New York Times opnieuw ongelukkig was met “Mr. Fort’s favorite method of proof seems to consist in lining up an array of data supporting his beliefs, and in mat- ching it with a cohort of carefully selected errors in the field of orthodox astronomy.” tiffany thayer 311 de idee aanzetten om tijdens de voorstelling van het boek aan de pers, tegelijk de oprichting van een Fortean Society in het leven te roepen. Fort wilde er echter zijn naam niet aan verbinden en stelde voor het Interplanetary Exploration Society te noemen. Maar Fort praatte voor dovemansoren en de Society werd opge- richt in het Savoy-Plaza Hotel in New York op 26 januari 1931 in aanwezigheid van Fort, die niet wist waarom hij was uitgenodigd. Hij werd ook nooit lid. De stichters waren niet de eersten de besten: Theodore Dreiser, Ben Hecht, , Burton Rascoe, Aaron Sussman, Harry Elmer Barnes en de bekende criticus, romanschrijver en poëet John Cowper Powys ondertekenden de oprichtingsakte, naast Harry Leon Wilson die ooit aan het hoofd stond van het satirisch weekblad Puck. Wie echter tot ieders verbazing meetekende was de eerder conservatieve die in zijn toneelkritie- ken, celebrity columns en sentimentele radioprogramma’s niet echt geestverruimend was. Maar als vriend van Tarkington en Hecht en zijn onorthodoxe opgroeien in een collectief van Fournière2 waren redenen genoeg. Om de lijst af te ronden was er nog J. David Stern, uitgever van de Philadelphia Record, en niet geheel toevallig denk ik, de man die het diner betaalde.

1932 bracht Three-Sheet, een semibiografische roman over een jonge man die opgroeit in een familie van vaudevilleartiesten met een iet- wat beperkt talent. De titel is een oude term voor dronken zijn. Nog datzelfde jaar verscheen ook Five Million in Cash, dit onder het pseudoniem O.B. King. Hoofdpersonage Ben Flinders, een

2 Benoit Malons werk ‘Le Socialisme intégral’ verschijnt in 2 delen, daarin zet hij een alles omvattend socialisme uiteen. In 1885 had hij, gevolg gevend aan zijn zucht om de verschillende scholen van het Frans socialisme tot een zekere eenheid te brengen, samen met Gustave Rouanet en Eugène Fournière in Parijs een ‘Société d’économie sociale’ gesticht, waarvan de statuten de volgende verklaring bevatten: ‘De “Sociëteit” heeft vooral ten doel om dringende hervormingen aan de orde te stellen, ontwerpen te bewerken en hun invoering voor te bereiden; zij is een studiegroep, geen militante groep; zij zal dus niet opgaan in enigerlei dusgenaamde politieke actie; haar leden blij- ven individueel vrij om in de praktijk te handelen zoals zij goed vinden.’ Eugène Fournière wordt afgevaardigde in de kamer en geeft in 1898 het boek ‘L’Idéalisme sociaal’ uit. Zijn tegenstanders noemen hem een ‘bavard’ (kletsmajoor). 312 duister verleden 2 gewone werkman die zijn brood verdient als autospuiter in New York City, stapt op een morgen uit bed en staat enkeldiep in geld, veel geld. Hij heeft er helemaal geen idee van hoe het geld daar komt, maar besluit meteen dat hij het zal behouden. Maar dan moet hij zich erg slim opstellen tegen de twee maffiabazen die even- eens achter de poen aanzitten. Na heel wat onderhandelen wordt de 5.000.000 opgedeeld in drie gelijke partijen: Flinders en de twee maffiabonzen. Dit boek is best onder te brengen onder de noemer noir-light of everymanslight. En dan is er ook nog Thirteen Women. In welke categorie moet deze worden ondergebracht? Is het een thriller, een karakterstudie, een allegorie over het lot? Wat het wel is: het is smakeloos, vulgair, lyrisch, pulpachtig, doordringend, weerzinwekkend, frustrerend, woede opwekkend, en uitermate verslavend. Zoiets als chips, je weet dat het niet goed is, maar je kunt er niet mee stoppen. Enkele maan- den na het verschijnen waren de filmrechten al verkocht en werd er direct met de opnamen gestart.

THIRTEEN WOMEN (1932) RKO Radio Pictures REGIE: George Archainbaud SCENARIO: Samuel Ornitz, Bartlett Cormack MET: Irene Dunne, Myrna Loy, Ricardo Cortez, Jill Esmond, Mary Duncan, Kay Johnson, Florent Eldridge

Nadat trapeziste June Raskob een brief ontving van Swami Yogodachi waarin deze voorspelt dat haar zuster May wel- dra zal sterven, wordt ze zo door angst overmand, dat ze er de oorzaak van is dat May naar haar dood valt tijdens hun tra- pezenummer. Wat later krijgt Hazel Cousins, een vriendin van de nu krank- zinnig geworden June, die lid is van de exclusieve St. Albans Seminary alumnae groep, een voorspellende horoscoop, en

Boekillustraties Thirteen Women (1932) 314 duister verleden 2 vermoordt nog dezelfde dag haar echtgenoot zoals de Swami had voorspeld. Dan krijgt Helen Frye, een ander lid van de sociëteit een brief die voorspelt dat ze zelfmoord zal plegen vooraleer Kerstmis wordt gevierd. Helen neemt contact op met de leidster van de vrouwen- groep, Laura Stanhope, die voorstelt om met de resterende vrouwen van de groep een reünie te houden in haar huis in Beverly Hills. Op de trein ontmoet Helen de halfindiaanse mystieke Ursula Georgi, die eveneens een lid is van de groep. Ursula heeft gewerkt met de Swami en heeft haar sterke hypnotische krachten gebruikt om de Swami te beheersen en vervolgens te vermoorden om vervolgens haar wraakplannetje tegenover de groep die haar uitsloot in de school vanwege haar ras, uit te voeren. Ze hypnotiseert Helen die nog dezelfde nacht zelfmoord pleegt. Wanneer ze het nieuws van Helens dood verneemt, begint de anders normaal niet van haar stuk te brengen Laura haar eigen horoscoop te lezen en daarin staat dat haar jonge zoon Bobby een ernstig ongeval zal overkomen op zijn aanstaande verjaardag. En het blijft niet alleen bij angst, want Laura ontdekt tussen de zoe- tigheden die werden gezonden aan Bobby, dat een ervan vergif- tigd is. Daar daagt dan politiesergeant Clive op. Nadat Clive erin is geslaagd om de connectie tussen Ursula en de Swami te ontdekken en de vorige gevallen, zet hij samen met Laura een val op. Laura zal de trein nemen naar New York, maar Ursula slaagt er wel in haar te hypnotiseren, ze wordt echter gered door Clive. Ursula probeert te ontsnappen, maar springt van de trein, haar dood tegemoet, de laatste voorspelling van de Swami wordt hiermee werkelijkheid.

Bekeken met de ogen van nu sta je paf van het feit dat er eigenlijk niets nieuws onder de zon is in filmland: alles wat zich in de psycho- logische drama’s en thrillers en slasherfilms van nu afspeelt en je op het randje van je stoel brengt, werd hier al voorgedaan. Zoals veel mensen die de film pas 50 jaar na datum ontdekten, vraag ik me af wat er zich in die fameuze 15 minuten die eruit werden geknipt nog heeft voorgedaan. Daardoor komt het waarschijnlijk dat er maar elf vrouwen in de film zitten, twee werden er in hoofdzaak uit geknipt om meer speel- tiffany thayer 315 ruimte aan Irene Dunne te geven, die net een hitfilm had bij een andere filmmaatschappij. , die Hazel Cousins speelt, pleegde zelfmoord op de dag van de Amerikaanse première, ze sprong van de letter “H” van de Hollywood-letters, toen nog “Hollywoodland”. Het is 1933 en Thayer deed het wat kalmer aan, er verscheen enkel One Woman, hij zou echter tot 1949 moeten wachten op de film.

CHICAGO DEADLINE (1949) Paramount Pictures REGIE: Lewis Allen SCENARIO: Warren Duff MET: Alan Ladd, Donna Reed, June Havoc, Irene Hervey, Arthur Kennedy, Berre Kroeger

De journalist Ed Adams is op zoek naar een weggelopen meisje en hij vindt haar in een goedkoop hotelletje. Net op het ogenblik dat het meisje ermee instemt om terug naar huis te gaan, wordt in de kamer ernaast door een schoon- maakster het lichaam van een vrouw gevonden. Als je een reporter bent kun je uiteraard je nieuwsgierigheid niet in toom houden en Ed gaat op onder- zoek uit in de kamer. Maar ner-

Alan Ladd & June Havoc 316 duister verleden 2 gens zijn er ook maar sporen van een misdaad te vinden, maar door een ingeving of om welke reden dan ook “redt” hij haar adresboekje. Even later is de politie en de wetsdokter er en als doodsoorzaak wordt een bloeding vastgesteld ten gevolge van tuberculose, wat in die dagen niet uitzonderlijk was, maar ik denk dat ik nooit een gelijkaardige dood in een andere film noir ben tegengekomen. Ed wil er echter toch een verhaal achter zoeken en wanneer hij terug op de redactie is, begint hij in het wilde weg de 54 namen die in het adresboekje zijn vermeld op te bellen. Hij wordt hierbij bijge- staan door zijn sidekick, Pig, die zomaar een naam aanduidt en die wordt gebeld. Dat leidt tot niets, tot er een nummer waar enkel de initialen G.G.T. voor staan wordt gebeld. Pig, die ook niet van de domste is, komt na even diep nadenken op de naam G.G. Temple, een hoge ome bij een belangrijke bank. Blijkt dat de vrouw Rosita Jean d’Ur is, een schoonheid die werd misbruikt door een hele rist mensen, hooggeplaatsten en gangsters. Niemand die het ook maar een zier kan schelen of ze nu op het kerkhof of op de vuilnis belandt. De enige die blijkbaar echt om haar treurt is haar broer Tommy Ditman, terwijl Leona Purdy, een society vrouw Ed helpt met het invullen van de achtergrond van Rosita. Er blijkt al snel dat Rosita niet zo lelieblank was als eerst werd gedacht. In haar verleden lopen we haar eerste man tegen het lijf, Jean d’Ur, een beginnend architect die erg verliefd is op het van de farm in Texas weggelopen meisje. Niet lang na hun huwelijk sterft Jean in een auto-ongeval. De eerste aanduiding dat Rosita niet echt geluk brengt. We ontmoeten Bat – een prijsvechter, Belle, Blacky – die door de kornuiten van G.G. even wordt bijgewerkt zodat hij de biezen pakt, G.G., Hotspur, Leona, Minerva, Pig en de gang- ster Solly Wellman en zijn snol die duidelijk niets van Rosita moest hebben. Solly’s illegale praktijken worden gefinancierd door G.G. Wanneer Solly voelt dat Ed hem te dicht op de hielen zit, stuurt hij enkele mannetjes op hem af. Maar Ed is een doorbijter. Al blijven de meeste mensen die Ed aanspreekt hun mond stijf dichthouden en diegenen die wel praten hebben doorgaans de slechte gewoonte om te sterven. Hier en daar is de film zo verward geraakt in zijn eigen raadsel, dat hij moeilijk te volgen is, maar daar wordt aan ver- holpen door iets wat ook eigen is aan de noir, Ed zal regelmatig in tiffany thayer 317 gesprekken een opsomming maken van wat hij tot nog toe heeft ontdekt, zodat ook wij, de kijkers, mee op ontdekking kunnen gaan. Alan Ladds Ed Adams doet een beetje denken aan zijn rolletje – niet in de rolverdeling – in Citizen Kane waarin hij als reporter het leven van de tycoon wedersamenstelt. Hiermee plaatst de film zich in dat andere subgenre, de dagblad noir, waarin een reporter een ingeving volgt en een brede waaier van corruptie ontdekt.

FAME IS THE NAME OF THE GAME (1966) Universal TV REGIE: Stuart Rosenberg SCENARIO: Ranald MacDougall, Carol Sobieski naar One Woman van Tiffany Thayer. MET: Tony Franciosa, Jill St. John, Jack Klugman, George Macready, , Lee Bowman, Robert Duvall, Susan Saint James (filmdebuut)

Pilootfilm voor de serie met dezelfde naam die over 3 tv-seizoenen liep met 76 afleveringen van 90 minuten, met sterren zoals Robert Stack, Peter Falk, Gene Barry, Robert Culp en Robert Wagner

Deze pilootfilm is gewoon een remake van Chicago Deadline waarin de rol van Alan Ladd op zich neemt. In de daar- opvolgende afleveringen wordt Franciosa afwisselend door Gene Barry en Robert Stack vervangen, eveneens reporters verbonden aan dezelfde krant.

In 1934 volgden er weer twee: Kings and Numbers en Doctor Arnoldi. In de laatste ontstaat de onster- felijkheid. Om de ene of de andere onverklaarbare reden gaat er niemand nog dood. In een wel erg gruwelijke scène lezen we hoe men probeert een man terecht te stellen op de elektrische stoel, maar na twaalf pogingen gaat men uit pure frustratie over tot het tot hamburgers hakken van zijn lichaam. De berg vlees blijft echter pulseren, duidelijk on-dood. Zoals in de meeste Thayer boeken is ook hier seks in hoge mate 318 duister verleden 2 aanwezig, Thayer gunt seks geen vakantie. De menselijke bevolking blijft toenemen over iedere vierkante meter van de aarde, onder de zeeën, sticht kolonies in de stratosfeer. Tot besluit zendt Thayer een bede aan alle goden van Adonis tot Zeus: “...the next time You have an idea like this to give away, You send it to H.G. Wells, because I won’t bother with it”. De hedendaagse forteans vinden Doctor Arnoldi een van de betere Thayers. In 1935 volgt The Cluck Abroad en de pers is niet erg mild. Het Assepoesterverhaal kreeg de al bekende perversiteiten van Thayer mee. Het is het verhaal van een bibliothecaresse uit een kleine stad die na een ietwat desastreuze liefdesaffaire met een geharde pervert meegaat met het jacht van een miljonair en uiteindelijk zal moe- ten kiezen. Na haar pogingen om de pervert op andere gedachten te brengen zal ze teruggaan naar haar miljonair. Te gek om los te lopen! In 1935 werkt hij mee aan de constructie van een scenario voor Peter Ibbetson naar een roman uit 1891 van George L. Du Maurier, die tot een theaterstuk werd omgezet en een opera van de Ameri- kaanse componist Deems Taylor die zijn wereldpremière beleefde op 7 februari 1933 in de Metropolitan Opera in New York. De hoofdrol wordt vertolkt door Gary Cooper en een hele rist mensen werken mee aan het scenario. Omstreeks 1936 keert hij terug naar de oostkust en schrijft Dreiser dat hij een magazine wil beginnen: Fortean Society Maga- zine. Dreiser neemt prompt ontslag. Niet uit zijn lood geslagen laat Thayer twee afleveringen van het magazine verschijnen in 1937. Thayer die zichzelf als atheïst, anarchist en Pyrrhonist bestem- pelde, was meer in Forts aanvallen op het dogma geïnteresseerd dan in diens cataloog van anomaliën. Voor hem was het Forteanisme meer dan dat. De idealen van de Griekse filosoof Pyrrho, de grond- legger van het pyrronistisch scepticisme, lagen hem beter. De eerste nummers van het magazine benadrukten nog maar eens het intellectueel kaliber van de stichters van de Society, de bij- dragen waren geschreven in een hoogdravende taal en ze probeer- den tegelijk aan te tonen dat Fort niet zomaar als een gek moest bekeken worden. Ook werden Forts notities afgedrukt, Thayer had tiffany thayer 319 deze in zijn bezit, meestal waren het opsommingen van vulkaanuit- barstingen en aardbevingen, die zonder de toelichting van Fort een saaie boel waren.3

Twee jaar later is er One Man Show (1937), een mix van sciencefic- tion en fantasy waarin een man na een auto-ongeval een complete gedaanteverwisseling ondergaat: zijn interesses zijn veranderd, zijn beroep, zijn vrienden, en hij wordt genezen van zijn idee dat hij de reïncarnatie is van een dode geest, en daarbij nog verliefd is op een andere incarnatie, tot zijn erg vlezige secretaresse hem van het tegenovergestelde overtuigd. Goed verteld en amusant en tot ieders verwondering zeer weinig seks. In 1937 klopt Hollywood weer aan en koopt de rechten van Thayers verhaal King of Gamblers.

KING OF GAMBLERS (1937) Paramount Pictures REGIE: Robert Florey SCENARIO: Doris Anderson, Ben Hecht, Charles MacArthur MET: Claire Trevor, Lloyd Nolan, Akim Tamiroff, Buster Crabbe, Helen Burgess

De film was een onofficiële serie van Paramount die lichtjes was gebaseerd op Persons in Hiding van J. Edgar Hoover.

Akim Tamiroff speelt de hoofdrol – hoewel hij pas op drie staat op het affiche – en zet zijn Steve Kalkas neer zoals niemand anders het kan. Hij is een gangster die speelautomaten plaatst die niet altijd met open armen worden ontvangen. De film opent op het ogen

3 Het derde nummer zou pas in 1940 verschijnen en het sloeg een heel andere toon aan. Thayer viel niet langer uit tegen wetenschappelijke expedities, maar was scherp over de staat waarin de journalistiek zich volgens hem bevond en het gevaar dat leugendetec- tors opleverde voor de burgerlijke vrijheden. Hij beweerde daarbij dat zijn schrijverij hem in de gevangenis zou helpen, wat uiteraard niet gebeurde. Hij was ook een fervent verdediger van de theorie dat alle planeten, de aarde inbegrepen, groeien en langzaam veranderen van kubus tot globe en terug naar kubus als ze volwassen zijn. 320 duister verleden 2

Akim Tamiroff in King of Gamblers

blik dat er een bom wordt binnengeworpen bij een kapper die net Tamiroffs fruitmachine heeft verwisseld voor die van een andere gangsterbaas. Enkele kinderen die op straat speelden sterven en de poppen gaan aan het dansen. Maar dat is maar één zorg, hij krijgt ook problemen met Dixie Moore (Claire Trevor), een nachtclubzangeres die hij in een mooi appartementje heeft gezet. Dixie treurt over de dood van haar vriendin en vroegere kamergenote Jackie en haar man, de laatste was een lid van Kalkas’ bende. Ze is op wraak uit. Dixie wordt aan- beden door Jim Adams (Lloyd Nolan), een moderne kruisvaarder die als reporter heel wat misstanden aan het kruis nagelt. Eveneens in 1937 verschijnt The Old Goat – in hardcover nog wel – hier komt Thayer met een vurig ver- haal over een kleurrijke familie, de Firestone’s. Ma en Pa Firestone pro- beren er het beste van te maken, ze krijgen enkele van de meest onvoor- spelbare kinderen die het leven er soms wat prettiger laten uitzien, maar ook hun zorgen meebrengen. Dou- glas, hun jongste, lijkt nog het meest op zijn vader en voor hem gaat een aardje naar zijn vaartje helemaal op. Wanneer hij een beetje gaat experi- menteren met het lief van zijn oudste tiffany thayer 321 broer, weet hij dat hij iets te ver ging en verdwijnt met de noorder- zon. Wanneer de galante en charmante Douglas tien jaar later thuiskomt voor een familiereünie, vindt hij het huis vol met een lawaaierige bende neven en nichten en hun aanhang, die blijkbaar meer weten over het leven dan wat ze uit boeken kunnen leren. Wat er gebeurt wanneer Douglas de lieflijke Blanche – de uitdagendste van de lokale bobby-sox brigade – ontmoet levert een stimulerend, komiek en toch ernstig verhaal op, eentje met een sardonische, humoristische boodschap voor de jeugd van die tijd. In dit verhaal van een verkwister met een heidens lichtje in de ogen stapelt de ene verrassing na de andere zich op. Een jaar later, 1938 is er Little Dog Lost, het verhaal van Frank Stanley John Franklin, een regisseur in Hollywood, een man waar- van we niet weten waar hij vandaan komt en die van zichzelf gelooft dat hij een is zoals die door Nietzsche werd beschreven, en die twee problemen heeft: eerst wat ben ik (zelfs nog iets meer dan wie ben ik) en hoe kan een tijdschrift als de Woman’s Home Journal (een fictie) bestaan. Het tweede wordt nooit opgelost. Hij begrijpt wel dat andere tijdschriften en kranten floreren, hoewel hij – net als Tiffany Thayer – ze zelf haat en denkt dat ze onzin publi- ceren in dienst van de machthebbers, maar dat is niet het geval met Woman’s Home Journal, dat volgens hem geen natuurlijk publiek aanspreekt met hun ongeloofwaardige en niet op enige werkelijk- heid gestoelde verhalen. Thayer gaat hier weer eens de autobiografische toer op, hoewel een beetje hermixt, je kunt eruit opmaken dat Thayer zichzelf ver- acht omdat hij zijn brood verdient met advertenties schrijven en werven, hierbij de kunst vergetend, en ook al omdat hij zijn eerste vrouw in de steek laat. Eigenlijk is het een egoïstisch manifest, een combinatie van midlifecrisis en puberachtig exentialisme, gewoon een aanklacht. Zijn conclusie was dat leven in een inrichting beter was dan de vereisten van de geesteloze wereld. Uiteindelijk verlaat hij Hollywood, schrijft geen romans meer en is de stichter van een satirisch magazine. Ondanks dat voornemen publiceert hij in 1939 de erg succes- volle roman Three Musketeers, opnieuw verteld naar het origineel van Alexandre Dumas. Maar naar Thayers hand gezet. Het verhaal 322 duister verleden 2 krijgt een andere volgorde en verschil- lende gezichtspunten. Het boek opent bijvoorbeeld met een scène uit Milady’s jeugd en hoe ze werd gebrandmerkt, en wat haar jeugd te maken heeft met de intrigante die ze later is geworden. Thayers behandeling van seks en poli- tiek die door seksualiteit wordt beïn- vloed is heel wat anders dan men in eender welke vertaling van het oor- spronkelijke werk kan lezen. Thayer heeft de personages haast in een fanta- sydecor geplaatst. Hij breide er nog een vervolg aan met Three Musketeers and a Lady. De opbrengst van Three Musketeers stelde hem in de gelegenheid om aan zijn enorme historische werk te beginnen: Tiffany Thayer’s Mona Lisa. Van de zeven geplande delen verscheen enkel het 1.200 pagina’s tellende The Prince of Tarantino (1956 – 3 dln)

HET FORTEAN SOCIETY MAGAZINE Het was Thayer die het magazine meestal vol schreef met eigen opi- nies, die vatte hij zelf samen als: “Respect for authority is the most paralyzing, subversive, degrading, enslaving, retarding, and com- pletely damning bit of mental con- ditioning that can be imposed upon human beings.” Het magazine kreeg ook een nieuwe naam: Doubt. En Thayer twijfelde zowat aan alles. Leugendetectors waren een bedrog, het tiffany thayer 323 pellen van de amandelen veroorzaakte kinderverlamming, Salks vaccin was een smerig brouwsel, beide WO waren enkel een samen- zwering van de geallieerden en de Asmogendheden. Atoomkracht was bedrog want er bestonden geen atomen. Spoetnik was een bedrog en UFO’s was een samenzwering van de strijdkrachten om aan meer geld te komen. De kranten publiceerden alleen maar leu- gens en hogere wiskunde was om te lachen, een zwendelarij van de mathematici. Religie was oplichting en er was geen goud in Fort Knox. Vaccinatie en fluorering veroorzaakten ziekten en luchtrei- zen moesten worden verboden, het was onveilig en niemand deed toch ooit iets met de bespaarde tijd. En steeds opnieuw waren er ook de fulminaties tegen wetenschappelijk onderzoek en expedities want dat waren enkel zaken om geld van de belastingbetaler te ste- len. Ook wanneer je het vandaag de dag leest is Doubt een bron van onorthodoxe gezichtspunten. Thayer was zelfs in zijn meest gekke standpunten humoristisch en vol intellectuele nieuwsgierigheid. De Society promootte ook een soort cultvorming, met logo’s en parafernalia en als mascotte werd voor Manneken Pis gekozen. In feite ergerden heel wat abonnees zich aan Thayer, maar dat was dubbel, want velen van hen hielden ervan om te zaniken. Som- migen fulmineerden tegen de politieke inhoud (welke strikt ideolo- gisch was en nooit over politieke partijen of kandidaten ging), ande- ren vroegen dan weer om meer actie. Antiklerikale schotschriften waren eveneens aan de orde van de dag, maar een blasfemische kerstkaart kon dan weer niet, zoals iemand terecht opmerkte had Jezus onder andere eeuwigdurende ongehoorzaamheid aan het gezag onder zijn aanhangers gestimuleerd. Thayer kende maar één religie en dat was de religie van het zelfrespect. Thayer die het meeste van de inhoud bijeenschreef, kreeg uiter- aard ook bijdragen van anderen. Onder hen was Eric Frank Rus- sell4, auteur van de Forteaanse sciencefiction roman Sinister Barrier uit 1939 – zijn debuut – (gewijzigd en uitgebreid in 1948).

4 Een vroege aanbidder van Fort, was Eric Frank Russell eveneens een enthousiast lid van Thayers Fortean Society. Zijn nieuwtjes betreffende abnormale gebeurtenissen waren geregelde onderdelen in The Fortean Society Magazine. Ongelukkigerwijze was de organisatie van de society in handen van de egotripper Thayer, die probeerde steeds 324 duister verleden 2

Als je aan namen noemen begint in verband met Doubt, kun je beginnen met Vincent Gaddis die de Bermuda Driehoek zijn naam gaf, en verder waren er de bioloog Ivan Sanderson die opzoekingen deed in de cryptozoölogie, fantasy auteur Abraham Merrit, toneel- schrijver Arthur Miller, invloedrijk architect Frank Lloyd Wright en uitvinder, architect, ontwerper en dichter Buckminster Fuller. Tussen het romanschrijven, het schrijven van artikelen, het beheren van de Fortean Society in, zou Thayer echter zijn halfjaar- lijkse baan als leverancier van advertenties niet verwaarlozen, want daar haalde hij uiteindelijk zijn geld. Hij schreef radio-ads voor J. Walter Thompson (Global Advertising Agency), ook Pall Mall jin- gles voor Sullivan, Stauffer, Caldwell & Bayles. Hij had ook een eigen uitgeverijtje The Old Wine Press, dat hij gebruikte om zijn romans in druk te houden. Hij schreef een the- aterstuk over de Mona Lisa en probeerde het geproduceerd te krij- gen, maar dat lukte niet. Toen begon hij het in proza om te zet- ten en hoopte er de langste roman die ooit werd geschreven van te maken. Het lag in zijn bedoeling om de middeleeuwse dief en vagebond François Villon het geheim van de lach van de Mona Lisa te laten uitleggen. Tegen de tijd dat hij bijna het einde zag, had hij Italiaans geleerd, wist hij alles over het Napels van de 15de eeuw en was hopen geld kwijt aan boeken en vertalingen. Het resultaat waren 46.000 pagina’s (met de hand geschreven, om het nog meer een heldendaad te maken) die zeker bovenaan de lijst mogen prijken van iedere poging om een epos te schrijven. Van de zeven geplande delen verscheen enkel het 1.200 pagina’s tellende The Prince of Tarantino (1956 – 3 dln). De rest van de Mona Lisa bleef in Thayers dossiermappen. Hij stierf in Nantucket op 23 zaugustus 1959. Doubt overleed samen met hem en dit na 61 nummers. De Forteans waren wezen gewor- den, dat duurde tot in 1965 toen Ron en Paul Willis de Internati- onal Fortean Organisation (INFO) startten, die nog steeds bloeit.

de roerganger te zijn. Maar hij steunde wel op Russell om de Engelse afdeling in stand te houden. Russell schreef ook Forteaanse artikelen voor andere tijdschriften, daarbij inbegrepen het SF pulpblad Fantastic dat verhalen publiceerde zoals ‘The Creeping Coffins of Barbados’ en ‘Satan’s Footprints’. Dat laatste verscheen eveneens in Russells non-fiction anthologie Great World Mysteries. tiffany thayer 325

Het laatste Fortfest 2016 greep plaats op 11 en 12 juni in Hanover, Maryland (VS). Tiffany Thayer was ook de samensteller van enkel humoristische anthologieën en schreef naast Dumas ook over Rabelais. Onder zijn vele hobby’s waren ook het verzamelen van zeldzame boeken en eerste drukken van tijdschriften, schilderen, schermen, en het afspelen van bandopnemers – hij had er maar liefst achttien. Thayer was driemaal gehuwd, de laatste keer met Kathleen McMahon, hij had geen kinderen en als je hem om meer informatie vroeg kreeg je steeds als antwoord “nobody’s business”.

Bibliografie

Thirteen Men The old goat; a simple picture of home life in America, a novel One-man show Call Her Savage One Woman Tiffany Thayer’s Three Musketeers Three Musketeers and a Lady Thirteen Women Doctor Arnoldi An Illustrious Corpse Adults’ Companion (Edited and annotated by) Little Dog Lost 33 Sardonics Which I Can’t Forget nor Will You Kings and Numbers An American Girl Mona Lisa: The Prince of Tarantino Three-Sheet The Greek The Cluck Abroad The books of Charles Fort 326 duister verleden 2

KORTE VERHALEN VERSCHENEN IN TIJDSCHRIFTEN

THAYER, TIFFANY (Ellsworth) (1902-1959); zie ook pseudoniem O.B. King (stories) Under the Cap and Bells (kort verhaal) Brief Stories okt 1922 The Chip and the Block (korte verhalen) Brief Stories nov 1922 One Splash of Color (kort verhaal) Top-Notch 1 dec 1922 Compensation (kort verhaal) 10 Story Book dec 1922 Relativity (kort verhaal) 10 Story Book dec 1922 The Middle House (kort verhaal) 10 Story Book mrt 1923 The Brainless Informer (segment) Detective Story Magazine 23 nov 1929, etc.

KING, O. B.; pseudoniem van Tiffany Thayer, (1902-1959) (stories) Five Million in Cash (novelle) Garden City, NY: Doubleday 1932 Leo Rosten: de waarheid is vreemder dan fictie

Truth is stranger than fiction; fiction has to make sense Leo Rosten

Leo Calvin Rosten (11 april 1908, Lódź (Polen) – 19 februari 1997, New York (USA)) werd geboren in een Jiddisch sprekende familie, die emigreerde naar Amerika in 1911. De Rostens, Samuel C. Ros- ten en Ida Freundlich Rosten waren vakbondsmensen, maar toch openden ze een winkel in breigoed in Lawndale, een buitenwijk die enkele tijd daarvoor bij Chicago was gevoegd en waar Bohemers en Tsjechen lange tijd de scepter zwaaiden, maar waar ook steeds meer Joden kwamen wonen. Leo en zijn jongere zus groeiden op in een arbeidersmilieu en spraken zowel Engels als Jiddisch. Rond 1920 had Lawndale de grootste concentratie van Joodse bewoners en leefden 25 procent van de Joden in deze buurt. Al op zeer jonge leeftijd was Leo geïnteresseerd in boeken en taal in het bijzonder. Hij schreef zijn eerste verhaal toen hij pas negen was. Hij doorliep de lagere en middelbare school met groot gemak en belandde uiteindelijk op de universiteit van Chicago waar hij zijn doctoraat haalde. Vervolgens ging hij verder studeren aan de London School of Economics. Op 10 maart 1935 trouwde Leo met Priscilla Ann ‘Pam’ Mead (zus van de antropologe Margaret Mead). Ze kregen twee doch- ters en een zoon. Echtscheiding volgde in 1959. Pam pleegde op 1 december van datzelfde jaar zelfmoord. Leo’s tweede vrouw werd Gertrude Zimmerman. Ze trouwden op 5 januari 1960. Hij over- leefde haar iets meer dan een jaar.

Als de Grote Depressie woedt heb je weinig of niets aan je diploma’s, dus solliciteerde hij voor een baan als leraar Engels voor recent 328 duister verleden 2

ingeweken immigranten. Wat hem later de stof leverde voor zijn meest populaire boeken The Education of H*Y*M*A*N K*A*P*L*A*N (1937) en The return of H*Y*M*A*N K*AP*L*A*N (1959). Deze ver- halen over Hyman Kaplan, een Jiddisch sprekende immigrant uit Kiev en leerling Engels op de avondschool, werden voor het eerst gepubliceerd in The New Yorker. Het eerste deel haalde net niet de eerste plaats in The National Book Award 1938, het tweede boek was finalist in 1960. De musical The Education of H*Y*M*A*N K*A*P*L*A*N, met als setting de Lower East Side van het New York van 1919-1920, ging op 4 april 1968 in het Alvin Theatre (NY) in première en er volgden nog 41 voorstellingen. De muziek en de lied- teksten waren van Paul Nassau en Oscar Brand. Tom Bosley – wereldberoemd als de pa van Ritchie (Ron Howard) in 255 afleve- ringen van Happy Days – speelde de hoofdrol. Rosten was ook bekend om zijn encyclopedisch werk The Joy of Jiddish (1968) en Leo Rosten’s Treasury of Jewish Quotations. Hij kreeg de Freedom Foundation Award en de George Polk Memorial Award (to honor excellence in print and broadcast journalism, uitgereikt door de Long Island Universiteit (NY)).

INTERESSE UIT HOLLYWOOD

In 1944 krijgt Hollywood interesse voor zijn verhaal All Through the Night, dat in afleveringen werd gepubliceerd onder de naam Leo- nard Q. Ross – net zoals enkele van de voornoemde boeken. Vincent Sherman werd de regisseur en Leonard Spigelgass en

330 duister verleden 2

Edwin Gilbert schreven het scenario, nadat Spigelgass ook nog wat aan het verhaal had gesleuteld. Het verhaal gaat over Gloves Donahue (Humphrey Bogart), een gokker die net uit de musical Guys and Dolls lijkt gestapt. Gloves wil de moordenaar vinden van de man die zijn favoriete kaassoufflé bereidde. De bekende nachtclubzangeres, Leda Hamilton, lijkt ook al betrokken wanneer haar baas wordt vermoord en ze samen met haar begeleider, Pepi (Peter Lorre – die ook hier weer de rol van een slechterik speelt), verdwijnt. Maar achter dit alles schuilt een nazicomplot om een US oorlogsschip in de haven van New York op te blazen. Een beetje halfslachtige, erg patriottische film, die niet kon kiezen tussen actie, komedie en drama. Conrad Veidt is de nazi-spion van dienst. Filmdebuut van de komieken Phil Silvers en Jackie Gleason. In 1943 was het verhaal They Got Me Covered aan de beurt. Het werd een muzi- kale komedie met Bob Hope en Dorothy Lamour. Naast scenarist Harry Kurnitz waren er nog wat dialogen van Frank Fen- ton en Lynn Root. Weer was er Leonard Spi- gelgass die mee sleutelde aan het banale ver- haaltje over een afgedankte journalist en zijn lief, die achter een groep nazi’s in Washington aangaan. Otto Preminger zien we als de doortrapte leider van de nazi- samenzwering. Er is een scène waarin Bob Hope een muziekdoos opent en Bing Crosby hoort zingen, en waar Bob Hope de dialoog ‘That guy is haunting me’ in de mond werd gelegd, aldus verwijzend naar de vele films die ze samen maakten.

VERZETSSTRIJDER

Datzelfde jaar, 1943, schrijft hij het scenario voor de 30 minuten durende Mechanized Patrolling voor Warner Brothers en het Signal Corps. Dit Corps staat in voor het stichten en leo rosten 331

onderhouden van de scholen voor seiners, zowel voor officieren als voor soldaten vrijwilligers en alles wat maar met communicatie te maken heeft wordt er onderwezen. In die 30 minuten stopt hij een dramatisch verhaaltje. In 1944 maakt regisseur Jean Negulesco gebruik van Rostens scenario voor The Conspirators naar de roman van Frederic Pro- kosch. Hierbij kreeg Rosten de hulp van Vladimir Pozner en Jack Moffit. Prokosch was een geboren Amerikaan (Madison, Wisconsin) en zoon van een Oostenrijkse immigrant die professor Germaanse talen was aan de Yale universiteit. Het is het verhaal van de Neder- landse verzetsstrijder, Vincent Van der Lyn, ook bekend bij de Duitsers als ‘Der Fliegende Hollander’ (Paul Henreid), die moet vluchten voor de Duitsers, na een succesvolle sabotagedaad, en in Lissabon belandt. Daar wordt hij snel opgenomen in een kleine groep van de 332 duister verleden 2 ondergrondse. De leider Ricardo Quintanilla (Sidney Greenstreet) weet dat een van hen een nazimol is en hij heeft Van der Lyn nodig om deze te ontmaskeren. De film werd indertijd een mislukte kloon van Casablanca genoemd, weer anderen zeiden dat het een opvolger was. Je zou het makkelijk kunnen denken, als je de acteurs ziet: Paul Henreid, Peter Lorre, Sidney Greenstreet, terwijl Hedy Lamar de rol van Ilsa Lund in Casablanca aan haar neus zag voorbijgaan ten voordele van Ingrid Bergman – omdat MGM haar niet wilde uitlenen aan War- ner, enkel Bogart en Conrad Veidt ontbreken dus. Gelukkig maar voor Bergman zou ik zeggen, want de rol bestond er grotendeels in zo veel mogelijk jurken en kapsels te tonen. Peter Lorre mag in zijn rol van verzetsstrijder Jan Bernarsky de onsterfelijke woorden zeg- gen: “A pawn shop is the grave yard of dead hopes”. Gelukkig was daar ook nog David Hoffman – in een piepkleine rol, je vindt hem niet in de rolverdeling, wat hem wel meer gebeurde – die de cel deelt met Vincent Van der Lyn. Zijn acteursprestatie als geknakte gevangene maakt dat de film het bekijken waard is.

DE OORLOG IS VOORBIJ

De oorlog is voorbij, het is 1946, en Rosten levert het verhaal voor de film noir The Dark Corner van Henri Hathaway. Jay Dretler en Bernard C. Schoenfeld pennen het scenario. Iedere auteur van die tijd kon zich gelukkig prijzen met acteurs als Clifton Webb en Wil- liams Bendix, maar meer nog met Lucille Ball die hier mocht bewij- zen hoe groot haar talent wel was. Eigenlijk heeft ze veel te weinig rollen als de onschuldige heldin of femme fatale – wat de regel in noir is – mogen spelen, daarbij horen leo rosten 333 ook Lured (zie hierna) en Two Smart People (1946) van regisseur Jules Dassin. Kathleen (Ball) is de nieuwe receptioniste van privédetective Bradford Galt (Mark Stevens). Bradford was ooit vals beschuldigd van doodslag en dat kleefde zo aan hem, dat hij San Francisco ver- ruilde voor New York. Stauffer (William Bendix), een onberispelijk geklede heer, heeft echter plannen met Bradford. Wat in San Fran- cisco niet lukte, kan in New York misschien wel. Hij probeert de detective zo te manipuleren dat deze zijn oude partner Anthony Jardine (Kurt Kreuger) – die hem erin luisde – vermoordt. Jardine is zich zelfs nog niet bewust dat Bradford vrij is en in New York. Hij heeft het te druk met het versieren van Mari (Cathy Downs), de jonge aantrekkelijke echtgenote van galeriehouder Hardy (Clifton Webb). Hardy is echter de man die aan de koordjes trekt, hij is het die Jardine uit de weg wil laten ruimen. Dus wan- neer Bradford uit zijn bewusteloosheid ontwaakt, met een pook in zijn hand en Jardine tot moes geslagen naast hem ligt, moet hij met de hulp van Kathleen een race tegen de tijd beginnen, om nogmaals zijn onschuld te bewijzen. The Dark Corner heeft alles wat een film noir nodig heeft en de zwart-witfotografie is gewoon subliem.

EVEN KIJKEN BIJ AGATHA?

Douglas Sirk, die regelmatig voorkomt in de top 50 van de beste regisseurs van Hollywood’s Gol- den Age, hield af en toe ook wel van een myste- rieverhaal en Lured van Leo Rosten (met de hulp van drie helpende handen bij het schrijven van het scenario) kwam in 1947 op zijn weg. Hij kreeg ook nog een rist bekende sterren ter beschikking, zoals daar zijn: George Sanders, Charles Coburn, Lucille Ball en Boris Karloff. In Lured is de Sirk – die later de dra- ma’s Imitation of Live, Written in the Wind en All that Heaven Allows zal regisseren – al aanwezig. In Lured wordt, zoals in vele Poirotverhalen, een groep verdach- 334 duister verleden 2

Lucille Ball & Boris Karloff Lucille Ball & Mark Stevens ten in een kamer bij elkaar gebracht door een detective van Scot- land Yard. De detective speelt een kat-en-muisspelletje met zijn ver- dachten, want hij heeft al heel wat bewijsmateriaal verzameld, zoals daar zijn: vingerafdrukken, de fouten in de letters van een schrijf- machine, het papier dat werd gebruikt. Hij heeft zelfs een dichter geraadpleegd (de moordenaar van een rist vrouwen zond aanwij- zingen in dichtvorm aan de politie). Sandra Carpenter (Ball) is een zakelijke New Yorkse die de poli- tie helpt als lokvogel, nadat haar vriendin werd vermoord. De film zet je voortdurend op het verkeerde been, maar had wel iets korter mogen zijn. Sirk had blijkbaar de smaak te pak- ken, want zijn volgende film, we schrij- ven 1948, wordt Sleep My Love, naar een roman van Leo Rosten, die ook mee- werkt aan het scenario (met enkele hulp- jes). De fanatieke film noir fan zal wel wat moeite hebben en de film meer bestempelen als een ‘vrouwenfilm’, ande- ren vinden hem dan weer dichter bij Hitchcock aanleunen. Eigenlijk heeft Sirk er een mix van gemaakt om zo iedereen te bevredigen en dat werkte in leo rosten 335 het nadeel van de film. De openingsscène is zo sterk dat alles wat erna komt steeds bergaf is. Alison () is een leuke society vrouw die heel wat geld meebracht in haar huwelijk met Richard (). Richard houdt er een ietwat opzichtige maîtresse op na en die zou hij graag trouwen. Daarvoor moet Alison echter dood, zodat hij als erfgenaam verder grote sier kan maken. Hij begint met een spel dat Alison tot zelfmoord zou moeten drijven. Het boek verscheen in het Nederlands onder de titel Suggestie en werd in 1953 als enigszins gekruide ontspanningslectuur beschouwd.

ONVRIJWILLIGE DOODSLAG

Ook in 1948 verfilmt Jack GageThe Velvet Touch naar een idee van Annabel Ross en uitgeschreven door Leo Rosten, waarna Walter Reilly het voor film adapteerde. De film is gekatalogeerd als drama en thriller en dat zal meer dan 50 jaar gele- den ook wel het geval geweest zijn, maar de huidige bioscoopbezoeker is nu veel meer gewoon. Het verhaal is simpel: Broadwayster Valerie Stanton () heeft een nieuwe beau, Michael Morrell (Leo Genn), en maakt het uit met haar producent en lief Gordon Dunning (Leon Ames). Dat loopt uit op een ruzie die nogal hoog oploopt en ze doodt hem onvrijwillig. De volgende dag wordt Maria Webster (Claire Trevor), een vroe- gere rivale van Valerie, door kapitein Danbury (Sidney Greenstreet) opgepakt wegens moord. Wat enigszins in het voordeel van deze film spreekt zijn de soms schitterende dialogen. Het is 1950 en John Farrow regisseert Where Danger Lives, Leo Rosten levert het verhaal en Charles Bennett het scenario. Dokter Jeff Cameron (Robert Mitchum) heeft net een werkdag van 15 uur achter de rug en is op weg naar huis, wanneer hij wordt teruggeroepen door de spoedafdeling om een jonge vrouw te red- 336 duister verleden 2

den na een zelfmoordpoging. Ze wordt enkele dagen later ontslagen, maar is Jeff blijkbaar niet vergeten. Ze stuurt hem een telegram in het ziekenhuis en vraagt om een ontmoeting. Wanneer Jeff haar ziet, opgemaakt en wel, wordt hij halsoverkop verliefd en nodigt haar uit voor een etentje in een chic restaurant. Wat Jeff niet weet is dat Margo psychotisch is en daarnaast ook nog samenleeft met mul- timiljonair Frederick Lannigton () in zijn wel uiterst luxueuze villa. Langzaam spint ze haar web in een poging om Dr. Cameron te overhalen om haar handtastelijke vader – zo noemt ze Frederick toch – te vermoorden. Maar Jeff zoekt een andere oplossing en gaat Lannigton om Margo’s hand vragen. Het antwoord hierop is: “I wish you’d stop calling her my daughter, she happens to be my wife.” Wanneer wat later de dokter Lannigton vloert met een fikse uppercut en vervolgens even de kamer verlaat om een slok water, is het Margo die haar echtgenoot verstikt met een kussen. Ze over- tuigt de dokter ervan dat hij de schuldige is en ze vluchten samen richting Mexico. Robert Mitchum, de absolute favoriet van RKO studiobaas Howard Hughes, is in topvorm.

DE NIET ZO PROPERE FBI

In 1951 verfilmt Irving Cummings Double Dynamite naar een ver- haal van Rosten. Het enige vermeldenswaardige aan deze muzi- kale komedie is dat Jane Russell, een vlam van RKO baas Howard Hughes, de hoofdrol vertolkt; dat Groucho Marx en een duet zingen en dat het trio dezelfde song nog eens herhaalt. Wie het zwaar anticommunistische Walk East on Bacon uit 1952 ooit een thriller en een drama noemde, doet regisseur Alfred L. Werker te veel eer aan. Het begint al met de vijf mensen die aan het scenario moesten werken. Vooreerst is daar de niet zo zuiver op de graat zijnde J. Edgar Hoover die het artikel ‘The Crime of the Cen- tury’ schreef in Reader’s Digest (mei 1951); dan is er Leo Rosten die leo rosten 337 van 1949 tot 1971 voor Look Magazine werkte, die er een filmvul- lend verhaal van maakte; dan kwam Leonard Heideman er nog aan te pas (die schreef korte verhalen met oorlog als onderwerp voor het Department of Defense) en zijn vrouw Virginia Shaler, terwijl ene Emmet Murphy ook nog wat inbracht. Het verhaal is simpel, een G-man gaat in Boston achter een communistische cel aan. Als je dan toch de rode vlag wil verbran- den, kijk je beter naar Samuel Fullers Pick up on South Street met Richard Widmark. Het totaal onterecht vergeten Mister Cory van Blake Edwards ging in première in 1957. Edwards schreef zelf het scenario naar een verhaal van Leo Rosten. , zoon van een immigrant die nooit enige school- opleiding kreeg en alles leerde, zoals hij het zelf zei, in de school van de harde vuisten, speelt hier op 32-jarige leeftijd een ambitieuze achterbuurtjongen die alles weet van gokken. Hij krijgt een baan als hulpkelner bij een kakkineus vakantieoord, maar zijn eigenlijke doel is gokken met de leiding en de gasten en om ondertussen wat te flirten met de jonge dames. Hij wordt echter verliefd op Abigail terwijl hij zich rijker voordoet dan hij is en dat steekt dan weer de ogen uit van een jaloerse mededinger die alles verraadt; het meisje wil niet meer van hem weten, maar haar zuster wel, want die is sta- pelgek op hem. Het wordt dus niets. Wat later heeft Cory zich opgewerkt tot professioneel gokker en wanneer hij met vriend Jeremiah Caldwell een eigen tent opent, nodigt hij de beide zussen uit. Abigail komt met haar verloofde, maar dat belet niet dat de liefde opbloeit en zoals in een goed drama past, krijgen we ook de dramatische gevolgen gepresenteerd.

TELEVISIE

In november 1958 zendt de televisie in de tv-serie ‘Goodyear Thea- tre’ (andere bronnen zeggen: ‘Alcoa Theatre’) The Guy in Ward 4 uit. Regie is in handen van Arthur Hiller. Leo Rosten en Paul Monash bewerken het verhaal van de eerste aflevering, dat verscheen in Harper’s Magazine. Het speelt in een ziekenhuis en enkele illustere 338 duister verleden 2 onbekenden (en meestal ook onbekend gebleven) hebben de rollen verdeeld. Toch even vermelden dat de rol van Cap- tain Josiah Newman op zich neemt, personage dat we later opnieuw tegenkomen in Captain Newman M.D. Verscheen in het Neder- lands met als titel Kapitein Newman, psychiater in oorlogstijd en werd door het Algemeen Secretariaat van de Katholieke Boekerijen bestempeld als “vaak mensonterend grof in de voorstelling”. Het verhaal heeft een overwerkt psychiater als onderwerp. Hij helpt mensen van de luchtmacht in een militair ziekenhuis in Enge- land tijdens de Tweede Wereldoorlog. In januari 1961 is het de tv-serie ‘Hong Kong’ die het verhaal Suitable for Framing naar een origineel scenario van Leo Rosten uitzendt. Rod Taylor en Lloyd Bochner zijn de vaste sterren in de serie en deze episode werd geregisseerd door Stuart Rosenberg. Rosenberg kon na vele jaren opgesloten te zitten in de tv-wereld zich eindelijk vrijmaken voor enkele meesterwerkjes, om er maar enkele te noemen: Cool Hand Luke, Voyage of the Damned en Bru- baker. Julie London, die een behoorlijk goede actrice was (na een verschrikkelijk filmdebuut met Nabonga in 1944) voor ze een zang- carrière begon, kreeg hier een rolletje toebedeeld dat haar volledig paste. London bewees al in The Red House, naast Edward J. Robin- son, dat ze haar vrouwtje kon staan, ook op politiek gebied. The Red House was mede geschreven door Albert Maltz, een lid van de Hollywood Ten die het vertikten om te getuigen voor de Bloedraad van senator Joseph McCarthy. Even hun namen op een rijtje: sce- naristen Alvah Bessie (Oscarnominatie for best writing in 1946), Lester Cole, Ring Lardner jr. (Oscar for best writing in 1943 en 1971), John Howard Lawson (Oscar for best writing 1939), Samuel Ornitz, (Oscarnominatie 1941, Oscarwinnaar best writing 1954 en 1957), daarnaast nog scenarist en regisseur Herbert Biberman, scenarist en producer Adrian Scott en regisseur Edward Dmytryk (Oscarnominatie voor best director 1948). leo rosten 339

EEN MOOIE OM TE EINDIGEN

Het laatste wat van Leo Rosten werd verfilmd isCaptain Newman M.D. (1963) van regisseur David Miller. Phoebe Ephron, Richard L. Breen en Henry Ephron stonden in voor het scenario. Deze kome- die hinkt op twee krukken: drama en oorlog. En hier is kapitein Josiah J. Newman M.D. weer, dit keer in de figuur van Gregory Peck die baas is op zaal 7 van de neuropsychiatrie in een ziekenhuis van de luchtmacht en zelf worstelt met een licht drankmisbruik. Het gebrek aan middelen neemt schrikbarende afmetingen aan en New- man maakt dankbaar gebruik van de kundigheden van zijn vin- dingrijke medewerkers en dan vooral van korporaal Jackson ‘Jake’ Leibowitz (Tony Curtis). De militaire overheid die het altijd moeilijk heeft gehad met de psychiatrie (mensen die het in hun kop hebben zijn lijntrekkers is daar het motto) begint wel langzaam te ontdooien en ze geven New- man tot maximum zes weken om zijn patiënten weer gevechtsklaar te maken. Zaal 7 raakt overbevolkt en wanneer een nieuwe patiënt, kolonel Norval Algate Bliss (een hartbrekende Eddie Albert) erbij komt – nadat hij een gespleten persoonlijkheid heeft ontwikkeld – worden de dingen er niet gemakkelijker op. Dan heb je nog kapitein Paul Cabot Winston (Robert Duvall) met spanningswaanzin na 13 maanden in een kelder achter de vijandelijke linies en de 20-jarige korporaal Jim Tompkins (Bobby Darin – wat hem een jaar later een Oscarnominatie opleverde) die allerlei trauma’s ontwikkelde nadat zijn toestel werd neergehaald. Het is een komen en gaan. Daartus- sen loopt de erg aantrekkelijke, sympathieke en innemende luite- nant Francie Corum (Angie Dickinson) en bij iedere verschijning zie je hoe mooi ze wel is. Vooraleer er over M*A*S*H* sprake was, was er deze Cap- tain Newman M.D. Ik verdenk Jamie Farr er trouwens van dat hij zijn personage van Klinger in M*A*S*H* op die van Tony Curtis baseerde. Curtis die helemaal geen zangstem heeft, vertolkt ook nog ‘Jingle Bells’ samen met de patiënten. In het overlijdensbericht van The Independent van 27 januari 1997 schreef collega auteur Chaim Bermant: “Rosten was een ver- stokte anglofiel. Hij genoot van zijn jaren aan de London School of 340 duister verleden 2

Economics, was verbaasd over de lovende kritieken in de Engelse pers voor zijn Kaplan verhalen en kwam naar Londen als het weer eens nodig was en ook als het niet nodig was. Hij woonde rede- lijk luxueus in een dakappartement in een van de meest exclusieve buurten van New York en huurde een toevluchtsoord in het Lon- dense Mayfair, waar hij de stilte vond die hij in Amerika niet vond. Zijn grootste hobby was rondneuzen in Engelse boekhandels, hij droeg graag Engelse kleding en bezocht geregeld de Londense the- aters, om zich vervolgens te vermaken in een van de gentlemen’s clubs. Hij was lid van de Saville, de Reform en de Garrick.”

ARTIKELEN EN KORTE VERHALEN VERSCHENEN IN TIJDSCHRIFTEN

Rosten, Leo (Calvin) Groucho (Biografie) Argosy (UK) sept 1965 Guess What? A Riddle in Words (kort-kort verhaal) Cricket apr 1974 Happy Was the Soldier (kort verhaal) The Saturday Evening Post 11 aug 1956 I Witness a Death (kort verhaal) Fiction Parade feb 1938 Wilbur (kort verhaal) Ladies Home Journal okt 1979

Ross, Leonard Q (pseudoniem van Leo Rosten) Kaplan Learns English (artikel) Lilliput mrt 1938 (Hyman Kaplan) Hyman Kaplan’s So-and-So (kort verhaal) Lilliput sept 1938 (Hyman Kaplan) Dateline Europe (deel v/e serie) Pictoral Review feb 1939 The Return of Hyman Kaplan (kort verhaal) Lilliput apr 1939 (Hyman Kaplan) Mr. Kaplan Bares His Teeth (kort verhaal) Lilliput nov 1939 (Hyman Kaplan) Kaplan’s Birthday (kort verhaal) Lilliput dec 1939 (Hyman Kaplan) Kaplan to the Rescue (kort verhaal) Lilliput feb 1940 (Hyman Kaplan) Sleep, My Love (deel v/e serie) Collier’s 27 jul 1946 enz Kaplan’s Composition (kort verhaal) The New Yorker (Hyman Kaplan) Rufus King: dramatische voorloper

I find that schoolboys offer more than many a college sophomore uit Paranoia, een musical van Thomas Lawrason Riggs en Cole Porter

Rufus King werd geboren in New York op 3 januari 1893 als enig kind van rijke ouders. Zijn jeugd bracht hij door in een weelderig huis in Manhattan, New York. In de winter resideerden zijn ouders in Florida. Ze stuurden hem naar een voorbereidingsschool vooral- eer hij naar Yale ging om daar rechten te studeren. In Yale leerde hij de twee jaar oudere Cole Porter (9 juni 1891) kennen, die eveneens uit welgestelde ouders werd geboren en door hen ook richting rechten was gedwongen. Porter schreef toen al musicals voor de Yale Dramatic Association en hierdoor leerde hij King beter kennen, want beiden werden ze sleutelfiguren, later zelfs voorzitters van YDA. King was ook lid van de Elizabethan Club, die gewijd was aan gesprekken, thee en literatuur. In dit alleen-mannen-clubje moesten de vrouwelijke rollen dan ook door mannen worden gespeeld en “Rufu” King was blijkbaar de ideale vertolker, want hij kreeg steeds de vrouwenrollen toebedeeld. Dat leidde soms wel eens tot jaloerse reacties, zodat een ander lid van de YDA en studiegenoot van Cole Porter, de latere historicus Arnold Whitridge een couplet schreef: “Little Rufe King couldn’t teach me a thing/I’m the Queen of the Yale Dramat”. Aan het eind van Porters leven kwam Whitridge wel eens dine- ren en wanneer Porter al eens een dipje had, probeerde Whitridge Porter op te vrolijken door uit het geheugen, stanza na stanza, som- mige songs die Porter schreef toen ze beiden nog op Yale zaten te 342 duister verleden 2 zingen. En dan lachte Cole triest en zei: “Did I write that? Is that really mine?” In de musical And the Villain Still Pursued Her (op tekst en muziek van Cole Porter), die een mix was van De negerhut van Oom Tom en nogal wat negentiende eeuwse melodrama’s, was de negentienjarige King hoofdrolspeelster en dit naast de latere Oscar- winnaar Monty Woolley (17 augustus 1888) die de rol van de boos- doener speelde. Een eerste vertoning ging door op 24 april 1912 in de New Haven Lawn Club, een tweede op 10 mei in de Yale Club of New York City in een productie van de YDA. Monty, die ook uit de betere kringen van Manhattan stamde, was eveneens een intieme vriend van Porter die al zijn geheimen kende, dus ook op de hoogte was van zijn homoseksualiteit. Ook na de universiteit bleven Porter en Monty vrienden en speelde Monty nog in diverse Porter musicals. In ieder geval kreeg King deze keer de song The Lovely Heroine toebedeeld:

Oh gee! It’s heaven to be the lovely heroine. All the men woo me And try to undo me But that’s not my line. I live so far from New York I faint dead away at the smell of a cork. Why! I’m such a child I believe in the stork! For I’m the heroine.

In de musical Paranoia – met tekst en muziek van Thomas Law- rason Riggs en Cole Porter, die op 24 april 1914 in Hotel Taft in New Haven eenmalig werd opgevoerd in een productie van Yale University Dramatic Association en in een regie van Monty Wool- ley – kreeg Rufus King de song The Prep School Widow (I find that schoolboys offer more/than many a college sophomore) voorge- schoteld, naast Oh What a Lovely Princess (Years have I waited for someone adorable/So far my luck is deplorable). King was 21 en bereidde zich voor om naar Columbia Law School te gaan (wat een groot verlies voor het muzikale blijspel betekende), maar het werd een nog radicalere en zeker onverwachte koerswij- rufus king 343 ziging. Hij nam dienst bij de cavalerie en was aan de Mexicaanse grens gelegerd. In de Eerste Wereldoorlog vinden we hem terug als luitenant bij de artillerie in Frankrijk. Nadat hij afgezwaaid was, keerde hij terug naar New York en monsterde aan als radiotelegra- fist om zoals hij zelf zei ‘het romantische leven van rollende sche- pen en vreemde havens’ te leiden. Dat leven bracht hem meermaals naar Zuid-Amerika. Hij deed natuurlijk heel wat maritieme kennis op die hem later in zijn boeken erg van dienst was. Dat gecombi- neerd met enkele tijd bij de New Yorkse maritieme politie moest wel explosieve detectiveromans opleveren. Een eerste verhaal, Dirty Weather, verschijnt in oktober 1922 in afleveringen in Argosy All-Story Weekly. Dat viel blijkbaar in de smaak van enkele vrienden in Hollywood, want die vragen Rufus een verhaal voor hen te schrijven. Dat wordt in 1923 de stille film The Silent Command.

THE SILENT COMMAND (1923) Fox Film Corporation REGIE: J. Gordon Edwards SCENARIO: Anthony Paul Kelly naar het gelijknamig voor de film geschre- ven verhaal MET: Edmund Lowe, Alma Tell, Bella Lugosi, Martha Mansfield, Betty Jewel, Florence Martin

Kapitein Decatur moet beletten dat de terrorist Hisston het Pana- makanaal opblaast, zodat de Amerikaanse vloot wordt opgesplitst in twee gemakkelijker doelwitten. Hisston betaalt een knappe blonde vamp die moet pogen Decatur enkele geheimen te ontfutse- len. De film heeft een klein dipje in het midden, maar kan zeker tot een van de beste Bella Lugosi films uit de stille periode worden gere- kend, waarvan jammer genoeg een groot deel verloren is gegaan.

Na enkele verhalen in afleveringen, verschijnt op 14 februari 1925 de eerste aflevering van het verhaal North Star in Argosy All-Story 344 duister verleden 2

Weekly. Nog datzelfde jaar verschijnt het in boekvorm onder de titel North Star: A Dog Story of the Canadian North West (New York, 1925, G.H. Watt) en wordt het verfilmd.

NORTH STAR (1925) Howard Estabrook Productions REGIE: Paul Powell NAAR: North Star: A Dog Story of the Canadian Northwest SCENARIO: Charles Horan MET: Virginia Lee Corbin, Stuart Holmes, Ken Maynard, Harold Austin, Clark Gable

Wilbur Gale denkt dat hij iemand heeft doodgeslagen en vlucht naar Canada. Zijn zus Marcia gaat met Dick Robbins, in wie zij een vriend ziet, op zoek naar haar broer. Robbins probeert echter een vies spelletje te spelen. De journalist Noel Blake komt haar te hulp samen met North Star, de hond van Wilbur. Noel Blake werd vertolkt door Ken Maynard die van zijn film- maatschappij, Clifford S. Elfelt Productions, toestemming had ge- kregen om deze te draaien tussen zijn serie westerns door. Toen de film enkele jaren later opnieuw werd uitgebracht en Blake ondertus- sen een idool was geworden, stond hij bovenaan de affiche. Dit was al de tiende film van Clark Gable, maar wel de belangrijkste tot dan toe. Cameraman Joseph Walker maakte schitterende plaatjes in het Hoge Noorden, tegelijk is de film een groot hondenverhaal, en opgedragen aan de hond .1

1 Balto (1919 - 14 maart 1933) was een sledehond, die hulpgoederen transporteerde in . Hij speelde een rol tijdens de Great Race of Mercy in 1925, een actie waar- bij 20 mannen en 150 sledehonden in een recordtijd van vijf dagen difteriemedicijnen vervoerden van Nenana naar Nome en de omliggende gemeenschappen. Balto’s team, geleid door de Noor , werd ingezet voor het laatste traject van de route. Balto was vernoemd naar ontdekkingsreiziger Samuel Balto. Kaasen vond hem een niet erg goede sledehond, maar tijdens de race bleek hij toch uitermate bruikbaar. Zo wist hij ook in een zware sneeuwstorm waarin Kaasen zelf nauwelijks iets kon zien op het goede spoor te blijven. Bij aankomst in Nome stond Kaasen erop dat ook Balto mocht delen in de eer. (Bron WIKIPEDIA) rufus king 345

Ook in 1925 verschijnt het korte verhaal Houdini Jake (eveneens bekend als “The Man Who Didn’t Exist”) op 11 juli inFlynn’s, een pulpmagazine van gemiddeld 160 pagina’s dat in 1924 was opge- start en werd samengesteld door William J. Flynn voor The Red Star News Co. Het is het eerste verhaal waarin detective Reginald de Puyster optreedt. De Puyster is een kapitaalkrachtig man, nadat hij de ronde som van 20 miljoen dollar erfde. Hij is erg verstandig en leeft het goede leven en is een amateurdetective. Mensen die aan vergelijkende litteratuurstudie doen, beweren dat er een duidelijke vergelijking te trekken is tussen De Puyster en Philo Vance, een detective die maar liefst in 12 misdaadromans van S.S. Van Dine (pseudoniem voor Willard Huntington Wright) de moordzaken oplost. De boeken verschenen in de jaren 1920 en 1930. Philo Vance was enorm populair, zowel de boeken, de films als de luisterspelen. Vance werd geportretteerd als een stijlvolle zelfs fatterige dandy, een Newyorkse bon vivant met een hoog IQ. De verhalen werden zogenaamd opgeschreven door zijn vriend Van Dine – die als een soort dokter Watsonfiguur in de boeken voorkomt en tegelijk dus de auteur is. Ik ga er echter vanuit dat Rufus King de toonzetter is, omdat zijn eerste De Puysterverhaal al verscheen in 1925, terwijl Van Dine’s eerste boek The Benson Murder Case pas in 1926 werd gepubliceerd, het was het eerste deel van een trilogie waarvan The Canary Mur- der en The Greene Murder Case de opvolgers waren. Als we echter naar de voorgeschiedenis van deze drie boeken kijken, zien we dat mijnheer Wright (Van Dine dus) een heel tijdje ziek te bed lag en uit verveling de ene na de andere misdaadroman las en zich bijna een jaar lang verloor in het lezen van alle mogelijke detectivepulpbla- den en hierover een essay publiceerde onder zijn eigen naam, The Detective Story (Scribner’s, november 1926, pp. 532-538). Ik denk dat ook Isaac Asimov deze mening was toegedaan, want hij nam niet de immens populaire held van Van Dine, maar parodieerde De Puyster in zijn verhaal Author! Author! (1943), een fantasy waarin een misdaadromanschrijver zijn verzonnen detective Reginald de Meister tot leven ziet komen. Deze basissituatie werd trouwens later nog wel gebruikt door andere auteurs en filmmakers. 346 duister verleden 2

In 1926 verschijnt het tweede De Puysterverhaal The Weapon That Didn’t Exist (herdrukt in Ellery Queens Mystery Magazine, juni 1948). Niet geheel toevallig denk ik. Voor een korte periode in het midden van de jaren dertig van vorige eeuw waren er, althans in de ogen van de regerende critici en de lezers, twee regerende konin- gen in de Amerikaanse klassieke detective fiction, Ellery Queen en Rufus King. Als je spreekt over Ellery Queen zal er bij de liefhebbers van het genre wel een lichtje opgaan, maar als je de naam Rufus King nu uitspreekt word je schaapachtig en schouderophalend aan- gekeken. Wat erg onrechtvaardig is! Twee van de Reginald De Puy- sterverhalen verschijnen achtereenvolgens in 1927 en 1928 in boek- vorm. In januari 1929 verschijnt in The Red Book Magazine ‘Double Murder’, de eerste aflevering van het eerste Lieutenant Valcour ver- haal. Rufus King staat nu een trapje hoger op de ladder, want The Red Book Magazine dat weldra alleen als Redbook bekend zal staan, is een prestigieus en populair magazine. Valcour is een minzame, competente Franssprekende Cana- dees, zoon van Henri-Jules de Valcour, een Frans politieagent die emigreerde naar Canada. Valcour, die de universiteit van Montreal bezocht, is in dienst van de New Yorkse politie. Net zoals zijn vader voordien gebruikt Valcour de modernste technieken in het obser- veren van de reacties van de verdachten tijdens de ondervragingen, waarbij hij zelf een serene en onverstoorbare kalmte bewaart. Latere verhalen durven zich weleens afspelen aan de grens met Quebec. Is Valcour meer down-to-earth dan De Puyster, soms lijken zijn tegenstanders dan weer meer tot de elitaire klasse van diezelfde De Puyster te behoren. Nog datzelfde jaar brengt de Newyorkse uitge- verij Doubleday het eerste Lieutenant Valcour verhaal uit, het krijgt de gewijzigde naam Murder by the Clock mee en Hollywood is er als de kippen bij om het aan te kopen en het twee jaar later te verfilmen. rufus king 347

MURDER BY THE CLOCK (1931) Paramount Pictures REGIE: Edward Sloman NAAR: de gelijknamige roman van King en het theaterstuk Dangerously Yours van Charles Beahan SCENARIO: Charles Beahan, Henry Meyers MET: William “Stage” Boyd, Lilyan Tashman

De film opent op een mistig kerkhof waar een groep treurenden rond een graf is verzameld. Dan komt mevrouw Julia Endicott het beeld inlopen, samen met haar meid en zoon. Mevrouw Endicott komt niet om te treu- ren, neen, zij wil de familiecrypte bezoeken. Daar wil ze er zich van overtuigen dat de crypte nog steeds voldoet aan haar wensen. Mevrouw Endicott heeft – zoals vele mensen trouwens – angst om levend te worden begraven en heeft daarom een ijselijk klinkende hoorn laten installeren, zodat ze, indien het toch kon gebeuren, het alarm op gang kan brengen en alzo worden gered. Dus probeert ze het alarm nu en dan eens uit. De familie Endicott heeft een lange stamboom die diep gewor- teld is in een rijk verleden. Nu blijven er echter maar twee mogelijke erfgenamen over voor de rijkdom die aan deze boom is verbonden. Ten eerste is daar mevrouw Endicotts zoon, Phi- lip, een zinnelijke idioot, en haar alcoholische neef, Herbert. Voor Philip is het duidelijk dat het hoogste doel in het leven is:

Lilyan Tashman & William Boyd 348 duister verleden 2 mensen met de blote hand vermoorden, daarom laat mevrouw Endicott haar fortuin aan haar neef. Philip is niet zo idioot dat hij niet begrijpt wat er rondom hem gebeurt en is er erg boos om, ter- wijl Herbert wat blij is, nu kan hij immers zijn altijd om geld mek- kerende vrouw, Laura, verzekeren dat haar toekomst veilig is. De nacht volgend op het schrijven en tekenen van het nieuwe testament wordt mevrouw Endicott gewurgd. Philip belandt in de gevangenis. Al snel na de begrafenis nemen Herbert en Laura hun intrek in het voorvaderlijk huis, zoals het testament bepaalde. En wat later wordt Herbert gewurgd teruggevonden. Kort daarna gaat de hoorn in mevrouw Endicotts crypte… Geheime doorgangen, schaduwen in de mist, een Laura die wel in aanbidding lijkt te staan voor alle kwaad en haar overspel met Thomas Hollander is daar een van. Daar duikt lieutenant Valcour op en die probeert zicht op de zaak te krijgen, maar wordt wel in de weg gelopen door Laura. En de moorden stapelen zich op. Deze film dateert nog van voor de Hays Code2 en kon dus ook negatief aflopen. Dat moet je zelf maar uitvinden. Murder by the Clock boezemde in 1931 waarschijnlijk meer angst in dan vandaag, al mag hij er nog best wezen. In de film werd helemaal geen rekening gehouden met sommige in het boek aange- stipte onderwerpen. Zo zijn er de vijf jonge politieagenten die Valcour vergezellen naar de plek van de moord. De poltiemannen worden beschreven als goedgebouwd en perfect in het uniform zittend. Valcour pikt er de jongste uit om samen met hem bewijzen te zoeken op de plaats van de misdaad. De verhou- ding tussen het tweetal lijkt meer op een flirt, wat helemaal contras-

2 De Hays Code of Motion Picture Production Code was een verzameling regels waaraan Amerikaanse films moesten voldoen op het gebied van zedelijk gedrag. Amerikaanse films mochten alleen worden uitgebracht in Amerikaanse bioscopen als er geen ver- wijzingen waren naar seksualiteit, homoseksualiteit, rassenvermenging, abortus en drugs. Extreem geweld mocht niet worden uitgebeeld en misdaad moest altijd worden gestraft. De Hays Code werd toegepast tussen 1934 en 1968. De code was bedoeld als zelfcensuur voor en door de Amerikaanse filmwereld. rufus king 349 teert met de sinistere atmosfeer en de persoonlijke relaties van de bewoners van het moordhuis. In Murder by Lattitude (1931) zou je ook een “gay sensibility” kunnen ontdekken. Tracht je de scène voor te stellen met mevrouw Poole, een vrouw van middelbare leeftijd, die altijd veel jongere mannen trouwt en die nu aan boord van een schip is gekomen met echtgenoot nummer vijf, Ted Poole. Rufus King laat Ted zien door de ogen van mevrouw Poole en dan krijgt men het volgende resultaat: “It was a pity he had his clothes on”, denkt mevrouw Poole, terwijl ze naar haar veel jongere echtgenoot kijkt die zich in allerlei bochten wringt in zijn dekstoel. Er is ook de ontroerend beschreven relatie tussen twee bemanningsleden, waar- bij je je haast in Moby Dick waant. En bovenop dit alles is er nog de homoseksuele Fransman, de esthetische mijnheer Dumarque. Ook in Murder Masks Miami (1939) is er sprake van een vriendschap die ontstaat tussen Valcour en een jonge veiligheidsagent. Dit alles wijst er niet op dat het om “gay mysteries” gaat, maar het lijkt er wel op alsof de boeken geschreven zijn door een homo. Wat echter dan weer te weinig in het zonnetje wordt gezet, is de antiracistische houding van King, die helemaal niet hield van de zogenaamde “ethnic humor” en nog minder van het feit dat men- sen met een andere kleur zouden azen op het fortuin van de witte landgenoten, wat in zijn tijd zeer dikwijls als een cliché doorheen de verhalen in pulpmagazines liep. Je hoeft maar naar Murder by the Clock te kijken om te zien dat ook White Anglo-Saxon Protestants (WASP’s) niet op een moord meer of minder keken. In de verfilming van Murder by the Clock wordt weinig of geen aandacht gegeven aan de simpele verhaallijn rond mannenhoeden die in het boek wel aanwezig is. Als je nu weet dat het verhaal in januari 1929 in feuilletonvorm het licht zag en later in 1929 in boek- vorm verscheen, kun je – het hoeft niet maar ik doe het toch – een rechte lijn trekken naar het eerste werk van Ellery Queen (tege- lijk het hoofdpersonage en het pseudoniem onder welke de neef- jes Daniel Nathan, alias Fredericck Dannay en Manford Lepofsky alias Manfred Bennington Lee schreven): The Roman Hat Mystery (Het mysterie der hooge hoeden – Zeemeeuw Serie, Uitgeverij Ser- vire, Den Haag, 1935). Het zou dus kunnen dat het boek van Rufus King het startschot was voor dit hoge hoeden verhaal. Trouwens, de 350 duister verleden 2 neefjes hadden ook Van Dine gelezen, want op de keper beschouwd was de hele plotopbouw dan weer op Van Dine geënt. Ook wat het pseudoniem betreft heb ik ook een vermoeden: Rufus KING werd Ellery QUEEN.

Als je de frekwentie van ver- schijnen ziet: twee titels ver- schijnen in 1931, twee in 1932, géén in 1933, dan kun je hieruit opmaken dat King met iets anders bezig was, en dat was een mix van een musical en een detectiveverhaal: Murder at the Vanities (1933). Hij schreef het in samenwerking met Earl Carroll, de muziek was van Richard Meyers, op teksten van Edward Herman en met additionele muziek van Victor Young en Johnny Green, met rollen voor Robert Cum- mings (Carpenter), Bela Lugosi (Siebenkase), James Rennie (Inspec- tor Elloroy) en Jean Adair (Madame Tanquaray). Het werd voor het eerst vertoond op Broadway. Het stuk kreeg 207 vertoningen, de laatste op 10 maart 1934. Er liepen volgens de officiële rolverdeling maar liefst 52 van the Most Beautiful Girls of the World in rond die de songs Virgins Wrapped in Cellophane en Fans voor hun rekening namen.

Rufus King was teruggekeerd naar een oude liefde, het theater, de musical. Het bleek een perfecte uitstap te zijn, want al na een jaar kwam er de film.

MURDER AT THE VANITIES (1934) Paramount Pictures REGIE: Mitchell Leisen SCENARIO: Carey Wilson, Joseph Gollomb MET: Carl Brisson, Victor McLaglen, Jack Oakie, Kitty Carlisle en het orkest van Duke Ellington (Ebony Rhapsody) met een klein rolletje voor Lucille Ball en . rufus king 351

Kort nadat het doek voor de eerste keer is opgegaan in de nieuwste vertoning van Earl Carroll’s Vanities, probeert iemand de hoofd- rolspeelster Ann Ware te verwonden, Ann is blijkbaar verliefd op de hoofdrolspeler Eric Lander en iemand vindt dat niet zo leuk. De toneelmeester van dienst is Jack Ellery (!!!) en die roept de hulp in van zijn vriend Bill Murdock, een politieman. Bill denkt dat Jack hem het baantje heeft toegespeeld omdat hij vergeten is hem tickets voor de première te bezorgen. Dan wordt een vermoorde vrouw gevonden. Bill verdenkt Eric van de misdaad, en dat vooral door de getuigenis van de tweede hoofdrolspeelster, Rita Ross, die de vrouw uit Erics kleedkamer zag komen. Dan wordt Rita op het toneel neergeschoten en dat met het pistool van Eric. Jack en Bill besluiten de show niet te onderbreken terwijl Bill de arrestatie van Eric voor- bereidt…

Murder at the Vanities was voor die tijd wel erg vooruitstrevend met songs zoals Sweet Marijuana (Marijuana, help me in my dis- tress) gezongen door Gertrude Michael (je kunt het vinden op youtube), Virgins Wrapped in Cellophane en Fans.

Gertrude Michael

Er is één boek in 1934 en het theaterstuk Invitation to a Murder (1934), dat zijn première kreeg op Broadway, nauwelijks twee maan- den na de laatste vertoning van Murder at the Vanities. Invitation liep van 17 mei 1934 in het Theatre Masque, waar 53 vertoningen plaatshadden. Hoofdrolspelers waren Walter Abel (Dokter Linton), Humphrey Bogart (Horatio Channing), Jane Seymour (Jeannette Thorne) en Gale Sondergaard (Lorinda Channing). Je kunt deze productie zonder meer een voorloper noemen van Dial M for Mur- der en Wait Until Dark. 352 duister verleden 2

Lorinda Channing heeft het familiefortuin omgezet in goud en het verborgen op het landgoed. Ze heeft het vermoeden dat iemand uit de familie ernaar op zoek is geweest. Ze is een harde tante, dat kunnen we merken wanneer ze haar tuinman beschuldigd van chantage en diefstal en hem naar zijn waterachtig graf zendt via een verborgen trapdeur die in de vloer van de leefkamer ligt. Ze beraamt een plan om te ontdekken wie van haar familieleden achter haar geld aanzit. Ze betrekt dokter Linton in het complot, wat erg gemakkelijk gaat, en samen bedenken ze een ongelooflijk plot. Dok- ter Linton zal een speciale drug gebruiken zodat Lorinda haar dood kan simuleren. Nadat er een uitleg wordt gegeven over de bizarre angst van haar familie om levend te worden begraven, zal Lorinda in een open kist voor 24 uur in de familiecrypte worden opgebaard. Dan zal ze van deze tijdelijke rustplaats worden bevrijd en de lege kist zal worden begraven. De familie die zal denken dat ze dood is, zal veel openlijker over haar praten, terwijl zij hen dus bespioneert en zal ontdekken wie de zogenaamde dief is. Linton heeft een niet onbevlekt verleden en Lorinda, die daar weet van heeft, gebruikt het om hem tot medeplichtige te maken. Maar het plan heeft een haakje. Linton beslist op het laatste ogenblik de lijkkist dicht te nagelen en zal hiermee Lorinda naar een zekere en verschrikkelijke dood sturen. Hij wil het geld voor zichzelf. Er volgen diverse plotwen- dingen, waarin verborgen getuigen en andere spionnen dokter Lin- ton beschuldigen van moord, maar hij kan er zich gemakkelijk uit- praten. Walter, Lorinda’s neef die altijd in geldtekort zit, probeert zelfs Linton te chanteren. En dan duikt Lorinda weer op, ze is bezig een andere val voor te bereiden en hoopt dat dokter Linton erin zal trappen. Ze confronteert Linton, die wat verbaasd is door haar ont- snapping aan de dood. Dan verschijnt Martin, de butler, die Lorin- da’s geheime beschermengel blijkt te zijn en haar uit de kist heeft bevrijd. Wanneer dan Walter op de scène verschijnt, schiet ze hem dood met het wapen dat in handen van Linton is geweest en ver- dwijnt dan, zodat Linton heel wat te verklaren heeft, maar wie zal geloven dat een dode vrouw Walter heeft vermoord? rufus king 353

Hier moest wel even gewacht worden op de film, die kwam er pas in 1942. Wel moet worden gezegd dat het op theater beter werkte dan op film.

THE HIDDEN HAND (1942) Warner Bros REGIE: Benjamin Stoloff NAAR: Invitation to a Murder SCENARIO: Anthony Coldeway, Raymond L. Schrock MET: Craig Stevens, Elisabeth Fraser, Julie Bishop, Willie Best, Frank Wilcox

Alles speelt in een oud, donker huis en de spanning wordt gedeel- telijk weggenomen door het feit dat je als toeschouwer de moorde- naars kent en dat ze je zelfs op de hoogte brengen van hun plannen, maar de andere personages blijven in het duister over deze plannen. Een rijke oude vrouw helpt haar waanzinnige broer ontsnappen uit het gekkenhuis en neemt hem in dienst als butler. Ze inviteert dan verschillende familieleden die er volgens haar alleen maar op uit zijn om haar kapitaaltje te erven. De oude vrouw doet alsof ze sterft en dat met de hulp van haar dokter, zodat ze kan zien hoe de familieleden reageren op haar dood. En dan beginnen de lijken zich op te stapelen. Rufus King was niet direct gelukkig met deze verfilming die het zwaar te verduren kreeg van de critici en het was vooral de regisseur Stoloff die de modder over zich heen kreeg: langdradig, vervelend, teveel gefluister zodat je ook als toeschouwer weinig of niets hoort. Ondanks de slechte regie konden er toch enkele sterren flonkeren en dat waren vooral Elisabeth Fraser, Julie Bishop, Craig Stevens en Milton Persons die de psychotische broer speelt.

En er is één boek in 1935, géén in 1936 en 1937, want King heeft het te druk met: 354 duister verleden 2

A NOTORIOUS GENTLEMAN (1935) Universal Pictures REGIE: Edward Laemmle NAAR: A Notorious Gentleman van Colin Clements en Florence Ryerson SCENARIO: Leopold Atlas, Eugene Berton, Ralph Berton, Colin Clements, Karen DeWolf, Rufus King, Florence Ryerson, Robert Tasker MET: Charles Bickford, Sidney Blackmer, Onslow Stevens, Helen Vinson

Kirk Allen is een diabolische en briljante advocaat die zijn grote kennis van de wet wil gebruiken om te ontsnappen aan een ver- oordeling voor de moord op zijn gehate rivaal Clayton Bradford. Niet alleen ontsnapt Allen aan een veroordeling, hij slaagt er zelfs in iemand anders de moord in de schoenen te schuiven. Maar open- bare aanklager John Barrett ruikt onraad en zet een duivels plan- netje op om Allen in zijn eigen net te vangen. Nog datzelfde jaar schrijft hij I Want a Policeman (1936) in samenwerking met Milton Lazarus. Het stuk werd geproduceerd op Broadway en kreeg een eerste vertoning op 14 januari 1936 in het Lyceum Theatre, het liep voor in het totaal 47 vertoningen. Het stuk speelt gedeeltelijk in Eric Davidsons (gespeeld door Dudley Hawley) leef- en slaapkamer en dan weer in Fern Davidsons (Sylvia Field) slaapkamer, met een tussenstop in een telefooncel en op een politiebureau.

Tijdens de Tweede Werelkdoorlog (King heeft zojuist een boerde- rij gekocht in Rouse’s Point, New York, dicht bij Lake Champlain, ongeveer twee kilometer van de Canadese grens) beginnen er nieuwe verhalen te verschijnen, dit keer geen Valcour en geen De rufus king 355

Puyster, maar een dokter, Colin Starr, die spreekuur houdt in Lamel Falls, een klein stadje in het noorden van de Verenigde Staten. Er is ook nog Stuff Driscoll, die zijn werk uitvoert in Halcyon, een soort verstedelijkt dorp in Californië waar je miljardair moet zijn om er iets te kopen. (Niet te verwarren met dat andere Halcyon waar The Temple of the People is gehuisvest.) King ging reeds vele jaren naar Champlain op vakantie en is tijdens een van die vakanties in 1926 toegetreden tot de kring van de vrijmetselaars aldaar.

WHITE TIE AND TAILS (1946) Universal Pictures (in 1951 opnieuw uitgebracht als The Swindlers) REGIE: Charles Barton SCENARIO: Bertram Millhauser naar The Victoria Docks at Eight van Charles Beahan en Rufus King MET: Dan Duryea, Ella Raines, William Bendix

De erg rijke New Yorker Andrew Latimer, zijn vrouw Barbara en hun twee kinderen, Bill (17) en Betty (15) gaan met vakantie en laten hun Gotham3 huis in handen van hun onberispelijke, inwo- nende butler Charles DuMont. De familie is nog maar net de deur uit als Charles – die kunst- liefhebber is en mislukt schilder– aan George, de chauffeur des hui- zes, meldt dat hij zijn hele vakantie in New York zal doorbrengen. Thuis kan hij genieten van de schilderingen van Corot, Goya, Degas en nog enkelen, maar ook de fijne likeuren van de Latimers wil hij soldaat maken, en wanneer Charles er zin in heeft moet George een rondritje door de stad maken, met Charles uiteraard op de achter- bank. Wanneer hij dineert in de Club Bergerac ontmoet Charles Loui- se Bradford en haar opgeblazen lief, Archer. Charles weet helemaal niets van Louise, alleen dat ze een revolver in haar tasje meezeult.

3 Gotham City is niet alleen de fictieve stad uit de strips waarin actief is. In feite is Gotham een oude bijnaam voor New York City, en dan specifiek Manhattan, die al in de 19e eeuw gebruikt werd. 356 duister verleden 2

Dat belet echter niet dat hij haar wil weerzien. Hij regelt het zo dat hij dicht bij haar kan komen in de opera, die ze bezoekt in gezel- schap van haar vader en zuster Cynthia. Louise is er helemaal niet mee opgezet dat zus Cynthia samen met Nate Romano de opera uitloopt. Nate is een gokker die wordt geassocieerd met Larry Lun- die, een opschepper die een gokhuis uitbaat. Wat later biedt Charles aan om Louise te vergezellen om uit te zoeken waarom Cynthia zich met deze gokkers ophoudt. Ze ervaren al snel dat er meer achter de zaak schuilt. Romano moet alleen maar Cynthia in het oog houden en zal er pas mee stoppen als Cynthia de 103.000 $ (huidige waarde 1.240.960 $) speelschulden heeft betaald. Charles, die nog steeds het heertje uithangt, wordt verplicht een cheque voor het totale bedrag uit te schrijven op naam van Lundie. Louise verzekert hem dat haar vader hem de volgende dag het geld zal terugbetalen. Later op de avond komt Lundie bij Charles aankloppen om te ontdekken of hij wel goed is voor de 103.000 $. Voor het geval dat niet zo mocht zijn, neemt Lundie alvast drie waardevolle schilde- rijen van Latimer mee. Als toemaatje krijgt Charles van Louise te horen dat haar vader wel enkele weken tijd nodig heeft om het geld bij elkaar te krijgen. Dan is het uur van de waarheid aangebroken en Charles vertelt Louise dat hij enkel een kunstenaar is die als butler werkt om de eindjes aan elkaar te knopen, wat ze helemaal niet leuk vindt. Dan komt Lundie opdagen en die vertelt dat hij de schilderijen heeft laten schatten en dat die enkel 85.000 $ waard zijn en hij wil nog enkele schilderijen om dat bedrag aan te vullen. Nog tijdens de discussie arriveren onverwacht de Latimers… Een niet helemaal geslaagde film, met sterren die helemaal niet passen in het decor, een film waarin veel van de grappen slecht zijn uitgewerkt en de regisseur onderweg de weg verloor. rufus king 357

DE REGINALD DE PUYSTERVERHALEN

Mystery De Luxe (New York, Doran, 1927) The Fatal Kiss Mystery (New York, Doubleday, 1928) Geen mysterie maar een luimig SF-verhaal over een jonge geleerde die mensen naar een andere dimensie transporteert.

SERIE LIEUTENANT VALCOUR

Kings eerste Valcour-verhalen zijn vol met water: de zee, de natte mist in Murder by Lattitude, de regen, dauw en rivieren die buiten hun oevers treden en een veenmoeras in Valcour Meets Murder. Ook vloeistoffen zijn talrijk aanwezig: inkt, kraanwater, crèmes, drank, was. Kings romans zijn vol abstracte beelden, meestal gebruikt om mentale processen en emoties te beschrijven, en ook daar vinden we heel wat vloeistoffen: tranen, meren, regen, protoplasma, siroop, en woorden zoals “drijven” en “doordrenkt”. Murder by the Clock (New York, Doubleday, 1929) A Women is Dead (London, Chapman, 1929) verscheen ook als Somewhere in this House Murder by Latitude (New York, Doubleday, 1930) Murder in the Willett Family (New York, Doubleday, 1931) Murder on the Yacht (New York, Doubleday, 1932)

In april 1934 werd de gangster John Dillinger en zijn bende omsin- geld in de Little Bohemian Lodge in het stadje Manitowish Waters in de staat Wisconsin. De vrouw van de eigenaar van de Lodge slaagde erin een brief aan de FBI te zenden, wat een erg slecht voorbereide aanval op het gebouw als gevolg had, waarbij een burger werd gedood, maar waarbij geen Dillinger en niemand van zijn gang werd gevangengenomen. 358 duister verleden 2

De eigenaar van de Lodge, Emil Wanatka, die niet van enige handelsgeest gespeend was, probeerde zoveel mogelijk geld uit de overval te slaan. Nadat hij zijn verhaal I Was Held Captive by Dillin- ger and Saw Him Blast His Way to Freedom verkocht aan Startling Detective Adventures, kwamen er heel wat toeristen opdagen. Hij toonde hen de kogelgaten in de muren en richtte een kleine ten- toonstelling in van de zaken die hij had gevonden. Deze bezittingen waren, naast enkele revolvers, twee boeken: John Fox jr.’s The Little Shepherd of Kingdom Come, een populaire roman over de Ameri- kaanse burgeroorlog en, je verwachtte uiteraard al zoiets, het Rufus King misdaadverhaal Murder on the Yacht.

Valcour meets Murder (New York, Doubleday, 1932) The Lesser Antilles Case (New York, Doubleday, 1934) Profile of a Murder (New York, Harcout Brace,1935) The Case of the Constant God (New York, Doubleday, 1938) Crime of Violence (New York, Doubleday, 1938) Murder Masks Miami (New York, Doubleday, 1939)

ROMANS

North Star: A Dog Story of the Canadian North West (New York, 1925, G.H. Watt) Holiday Homicide (New York, Doubleday, 1941) Design in Evil (New York, Doubleday, 1942) A Variety of Weapons (New York, Doubleday, 1943) The Deadly Dove (New York, Doubleday, 1945) The Case of the Dowager’s Etchings (New York, Doubleday, 1946) Museum Piece No. 13 (New York, Doubleday, 1946) herdrukt als Secret Beyond the Door (New York, Triangle, 1947) Kings biografie van Valcour verwijst eveneens naar de Franse onder- zoeksmethodes die zich ook met de psychologie van de verdachte bezighoudt. In het werk van King komen we wel meer personages tegen die psychologische problemen hebben die we terugvinden in de freudiaanse films noirs van de jaren veertig van vorige eeuw. Een van de beste films in dat genre is Fritz Langs Secret Beyond the Door (1947). rufus king 359

SECRET BEYOND THE DOOR (1947) Diana Production Company REGIE: Fritz Lang SCENARIO: Silvia Richards naar Museum Piece No. 13 van King MET: Joan Bennet, Michael Redgrave, Anne Revere

Dit Blauwbaardverhaal lijkt wel door Freud herschreven. Hoofd- personage is een jonge Newyorkse, Celia, die behoorlijk goed kan leven van het beheerfonds op haar naam. Ze gaat net voor ze zal trouwen met een oude vriend die ze volledig vertrouwt naar Mexico met vakantie. Maar wat vaker gebeurt, ze ontmoet daar de man van vele dromen, een knappe, mysterieuze vreemdeling die er haar blijkbaar heeft uitgepikt. Na enkele dagen zijn ze al getrouwd, gaan op huwelijksreis en gaan vervolgens in zijn herenhuis wonen. Ze ontdekt heel wat geheimen in zijn huis, ook een vleugel met perfecte reconstructies van kamers waarin een moord is gebeurd. Maar wat ze het meest van al wil weten is wat er achter de deur schuilt die haar echtgenoot steeds gesloten houdt. Rufus King zal zich in de handen hebben gewreven na het bekij- ken van deze film, die bijna beter is dan de roman waarop hij geba- seerd is.

Rosa Rey Michael Redgrave Joan Bennet Nathalie Schaefer 360 duister verleden 2

Lethal Lady (New York, Doubleday, 1947) The Case of the Redoubled-Cross (New York, Doubleday, 1949) Duenna to a Murder (New York, Doubleday, 1951)

VERHALENBUNDELS

Diagnosis Murder (New York, Doubleday, 1942) Verhalen opgenomen in deze bundel: The Case of the Three Bale- ful Brothers, The Case of the Prodigal Bridegroom, The Case of the Sudden Shot, The Case of the Imperious Invalid, The Case of the Buttoned Collar.

Malice in Wonderland (New York, Doubleday, 1958) Hierin werden drie verhalen die King schreef over agent Bill Dug- gan opgenomen: Let Her Kill Herself, Malice in Wonderland, Agree–Or Die, naast Miami Papers Please Copy, To Remember You By, The Body in the Pool.

The Steps to Murder (New York, Doubleday, 1960) Naast het verhaal dat de titel aan deze bundel gaf, zijn er de losse verhalen Murder on Her Mind, Rendezvous With Death, A Border- line Case en twee Stuff Driscoll verhalen: The Patron Saint of the Impossible en A Little Cloud... Like a Man’s Hand.

The Faces of Danger (New York, Doubleday, 1964) Met vier detective Stuff Driscoll verhalen: The Faces of Danger, Gift for the Bride, The Gods, To Avenge..., The Caesar Complex naast Each Drop Guaranteed.

NOVELLEN

Three Paths to Choose (1940) The Body by the Pool (1954) Miami Please Papers Cover (1955) Happy Hands (1958) rufus king 361

Agree... or Die (1957) To Remember You By (1957) Each Drop Guaranteed (1958) The Patron Saint of the Impossible (1958) A Little Cloud... like a Man’s Hand (1959) The Seeds of Murder (1959) The Bluebird Persuaders (1960) The Face of Danger (1960) The Perfect Stanger (1964) Anatomy of a Murder (1966)

TONEEL

Murder at the Vanities (1933) Invitation to a Murder (1934) I want a Policeman (1936)

VERHALEN VERSCHEEN IN MAGAZINES EN TIJDSCHRIFTEN

Dirty Weather (fragment) Argosy All-Story Weekly okt 7 1922, etc. Tuned Out (fragment) Argosy All-Story Weekly sept 6 1924, etc. North Star (fragment) Argosy All-Story Weekly feb 14 1925, etc. Houdini Jake (kort verhaal) Flynn’s Jul 11 1925 ook bekend als “The Man Who Didn’t Exist” [Reginald de Puyster] Scraps of Paper (kort verhaal) Munsey’s aug 1925 The Weapon That Didn’t Exist (kort verhaal) Flynn’s 1926 [Reginald de Puyster] Without a Clue (kort verhaal) The Red Book Magazine aug 1928 Double Murder (fragment) The Red Book Magazine jan 1929, etc [Lt. Val- cour] The Murder in the Storm (fragment) The Red Book Magazine jul 1929, etc [Lt. Valcour] The Murders on the Ship (fragment) Redbook feb 1930, etc [Lt. Valcour] Champagne (kort verhaal) College Humor apr 1931 362 duister verleden 2

The Secret Agent (fragment) Redbook mei 1932, etc. Murder Fathoms Down (roman) Redbook mrt 1934 The Case of the Constant God (novelle) Cosmopolitan apr 1936 [Lt. Val- cour]

LOVE LETTERS OF A STAR (1936) Universal Pictures REGIE: Milton Carruth, Lewis R. Foster SCENARIO: Milton Carruth, Lewis R. Foster, James Mulhauser naar het in Cosmopolitan Magazine verschenen The Case of the Constant God MET: C. Henry Gordon, Henry Hunter, Polly Rowles, Hobart Cavanaugh

Sigurd Repellen is een verstandig gehan- dicapte die wel genoeg bij zinnen is om Jenny Aldrich te chanteren met een sta- pel intieme fanbrieven die ze schreef aan de theateracteur Meredith Landers. In het begin gaat Jenny in op de chantage, maar wanneer de prijs alsmaar stijgt en er een schandaal dreigt, pleegt ze zelf- moord met vergif, zodat ze haar verwanten, die in het landelijke gedeelte van Long Island wonen, niet in verlegenheid brengt. Dat had ze gedacht. In haar zelfmoordnota vertelt ze dat ze werd gechanteerd. Haar echtgenoot John, haar ouders, Veronica en Arte- mus Todd, en haar zus Lydia steken zich steeds verder in de proble- men, met hun pogingen om de dood van Jenny zo stil mogelijk te houden. Ze worden zelfs verdachten in het politieonderzoek en vol- gens de politie zou Meredith Landers weleens medeplichtig kunnen zijn aan de chantage. Charley Warren, advocaat en de verloofde van zus Lydia gaat Landers in zijn huis opzoeken, maar Landers zegt nooit brieven van Jenny te hebben gekregen, en als dat wel zo was, dan had zijn knecht, Jaffrey ze wel verbrand. Dan laat Repellen terug van zich horen en bezoekt zelfs de Todds, waar alles uitloopt op een vechtpartij. John slaat Repellen neer. John denkt dat hij Repellen heeft vermoord en samen met rufus king 363 vader Todd probeert hij zich van het lichaam te ontdoen, maar iemand, een kleine begrafenisondernemer met de naam Blodgett, heeft het gezien en belt de politie. Dan daagt luitenant Valcour op en neemt John in voorlopige hechtenis, tot hij meer heeft uitgezocht. Ondertussen maken de Todds een trip met hun yacht en dwingen Landers mee te gaan. Valcour arriveert met een watervliegtuig en terwijl hij het yacht onderzoekt, wordt Landers vermoord in zijn hut. Valcour vindt Charley over het lijk gebogen met een slagers- mes in de hand en Charley die denkt dat iemand van de familie de moord heeft gepleegd, neemt de schuld op zich. Maar Valcour ont- dekt bij nader onderzoek Blodgett in Landers hut en één plus één is nu eenmaal twee, Blodgett is Jaffrey en die ontdekte dat Repellen wilde verdwijnen met het geld en daarom schoot hij die dood door een open raam toen John hem had neergeslagen in het huis van de Todds. Maar Jaffrey is erg slim en slaagt erin iedereen in de hut van Landers op te sluiten. Maar Valcour blijkt toch nog slimmer te zijn.

A Wreath from the Sky (kort verhaal) Street & Smith’s Detective Story Magazine aug 1936 Eye Witness (kort verhaal) Short Stories sept 25 1936 Crime of Violence (roman) Cosmopolitan jun 1937 [Lt. Valcour] Murder Over Miami (roman) Cosmopolitan feb 1939

King wilde zich duidelijk losmaken uit het keurslijf dat hij zich- zelf had opgelegd met het traditionele misdaadverhaal en schudde een nieuwe detective uit zijn mouw, dokter Colin Starr. Starr was voorbehouden voor zijn korte verhalen, geen romans, en Starr loste meestal zaken op met een medische inbreng. Dat Starr niet uniek was bewijzen namen zoals dokter Thorndyke (de Brit R. Austin Freeman), Miss Pinkerton (de Amerikaanse Agatha Christie Mary Roberts Rhinehart), dokter Jeffrey McNeill (de Amerikaanse Theo- dora Du Bois), dokter Paul Standish (de Amerikaanse George Har- mon Coxe) en dokter Coffee (de Amerikaanse forensisch patholoog Lawrence G. Blochman). Heel wat van de medische mysteries bewijzen weer eens de parate kennis van King, hoewel ze niet zo sterk zijn omdat de lezers zeer dikwijls in het ongewisse worden gelaten over de aanwijzingen 364 duister verleden 2 waarover dokter Starr beschikt. De meeste van de verhalen hebben qua titels leentjebuur gespeeld bij de titels van Perry Mason verha- len, die zeer dikwijls aanvangen met ‘The Case of’ gevolgd door een alliteratie en een zelfstandig naamwoord. De Starr verhalen spelen zich af in de omgeving van een golfclub van een klein stadje in Ohio, dat dicht bij enkele rivieren is gelegen. De rijkelui zijn voor het grootste deel enkel geïnteresseerd in wat men ook wel liefde pleegt te noemen. De Starr verhalen zijn ook het laboratorium voor zijn latere verhalen die zich in het zuiden van Florida afspelen waarin affaires soms erg wrang beschreven zijn, en die geplaatst zijn in het decor van luxueuze huizen en clubs van de rijken en met de Florida Gold Coast dichtbij.

The Case of the Sudden Shot (kort verhaal) Redbook dec 1939; ver- scheen ook onder de titel “The Tenth Case Out of Ten” Dr.[ Colin Starr] (opgenomen in “Diagnosis: Murder” (Doubleday, 1941) The Y-Shaped Scar (kort verhaal) 1939; waarschijnlijk in Redbook, 1941 [Dr. Colin Starr]

In de verhalen van de jaren veertig zie je ook dat King heel wat van de diverse kunststromingen afwist. In de dokter Starr verhalen worden schilders van de Hudson River School4 opgevoerd, terwijl in The Case of the Dowager’s Etchings (Redbook jul 1943, etc.) wordt verwezen naar de Franse academische schilder Bougereau.

The Case of the Buttoned Collar (novelle) Redbook apr 1940; verscheen ook als“Three Paths to Choose” Dr.[ Colin Starr] The Case of the Muted Violin (kort verhaal) 1940 [Dr. Colin Starr] The Case of the Metal Ring (kort verhaal) Redbook mrt 1941 The Case of the Jet Black Sheep (kort verhaal) Redbook apr 1941; ver- scheen ook als “You Must Ride with the Wind” [Dr. Colin Starr]

4 Een groep landschapschilders wier esthetische idealen sterk beïnvloed waren door de romantiek. De schilderijen die zij maakten, en waar de stroming uiteindelijk naar ver- noemd is, beeldden de vallei van de Hudson-rivier af, alsook het omliggende gebied, waaronder de Catskills, Adirondacks en White Mountains. rufus king 365

Buck Fever (kort verhaal) The Red Book Magazine mei 1941, verscheen eveneens onder de titel “The Case of the Seven Good Hunters” Dr.[ Colin Starr] Case of the Fragile Flower (kort verhaal) Redbook sept 1941 [Dr. Colin Starr] The Case of the Peculiar Precautions (kort verhaal) 1941; waarschijnlijk in Redbook [Dr. Colin Starr] The Case of the Pleasant Strangers (kort verhaal) Redbook jun 1942 [Dr. Colin Starr] A Lonely, Lovely Lady (novelle) Redbook aug 1942 [Dr. Colin Starr] The Case of the Rich Recluse (kort verhaal) Redbook apr 1943 The Case of the Dowager’s Etchings (fragment) Redbook jul 1943, etc. The Body in the Pool (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine feb 1955 The Body in the Rockpit (kort verhaal) The Saint Detective Magazine okt 1955 Let Her Kill Herself (novelle) The Saint Detective Magazine mei 1956 [Chief Bill Duggan] Miami Papers Please Copy (novelle) Ellery Queen’s Mystery Magazine okt 1956 To Remember You By (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine aug 1957 Malice in Wonderland (novelle) Ellery Queen’s Mystery Magazine okt 1957 [Chief Bill Duggan] Agree–or Die (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine dec 1957 [Chief Bill Duggan] Dit verhaal is een uitschieter in het oeuvre van King, het heeft een magische atmosfeer en setting. Het gaat om een sinister sprookje, met veel gebeurtenissen die bovennatuurlijk zouden kunnen worden genoemd. Murder on Her Mind (kort verhaal) Mike Shayne Mystery Magazine dec 1957 Each Drop Guaranteed (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine mrt 1958 Damon and Pythias and Delilah Brown (kort verhaal) Alfred Hitchcock’s Mystery Magazine apr 1958 Rendezvous with Death (kortverhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine- aug 1958 Happy Ending (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine okt 1958 366 duister verleden 2

The Patron Saint of the Impossible (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine dec 1958 [Stuff Driscoll] The Tigress of the Chateau Plage (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine mrt 1959 A Little Cloud... Like a Man’s Hand (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine mei 1959 [Stuff Driscoll] The Seeds of Murder (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine aug 1959 [Stuff Driscoll] A Borderline Case (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine dec 1959 The Bluebird Persuaders (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine mei 1960 [Lieutenant Ben Coll] The Faces of Danger (novelle) Ellery Queen’s Mystery Magazine nov 1960 [Stuff Driscoll] Gift for the Bride (novelle) Ellery Queen’s Mystery Magazine mei 1962 [Stuff Driscoll] The Gods, to Avenge... (novelle) Ellery Queen’s Mystery Magazine jun 1963 [Stuff Driscoll] The Caesar Complex (novelle) Ellery Queen’s Mystery Magazine sept 1963 [Stuff Driscoll] The Perfect Stranger (kort verhaal) Ellery Queen’s Mystery Magazine sept 1964 [Stuff Driscoll] Anatomy of a Crime (novelle) Ellery Queen’s Mystery Magazine dec 1966 [Stuff Driscoll]

Rufus King wisselde het tijdelijke met het voor altijd in februari 1966 in Hollywood (Florida), sommige bronnen vermelden 1 janu- ari 1966. Cyril McNeile: De schrijver van Bulldog Drummond was geen nette heer

Herman Cyril McNeile werd geboren in de gevangenis van de zee- macht in Bodmin, Cornwall, Engeland, op 28 september 1888, waar zijn vader directeur was. Zijn opleiding kreeg hij aan het Chelten- ham College in Gloucestershire, vervolgens ging hij naar de Royal Military Academy in Woolwich. Hij nam in 1907 dienst bij de Royal Engineers, die beter bekend stonden onder hun in zwang zijnde bij- naam ‘de sappers’ en zwaaide af in 1919, nadat hij in 1914 tot kapi- tein was bevorderd. Hij werd gepensioneerd als luitenant-kolonel. Hij ontving tijdens de Grote Oorlog het Military Cross. Hij trouwde met Violet Douglas in 1914 en het paar kreeg twee zonen. McNeile begon met schrijven onder het pseudoniem Sapper (to sap: Brits slang voor iemand bewusteloos slaan. De naam kan echter ook verwijzen naar een slag- wapen en naar een soldaat van de genie). De naam werd hem aangereikt door Lord Northcliffe, de eigenaar van de Daily Mail, waarin zijn eerste novellen verschenen die bijna allemaal het leven in de loopgraven van de Eerste Wereld- oorlog als onderwerp hadden, maar als officier die nog steeds in dienst was mocht hij zijn eigen naam niet gebruiken. Het eerste Bulldog Drummondverhaal volgde in 1920, en deze Bulldog werd hoofdpersonage in tien romans. Drummond is de be- middelde ex-kapitein Hugh Bulldog Drummond, DSO (Distinguis- hed Service Order), MC (Military Cross) in het Royal Loamshire Regiment die uit de Eerste Wereldoorlog komt en het burgerleven helemaal niet ziet zitten, op zoek gaat naar avontuur en het ook vindt als privédetective. 368 duister verleden 2

Demobilised Officer finding peace incredibly tedious would welcome diversion. Legitimate if possible; but crime of a humorous description, no objection. Excitement essential. luidt de advertentie die hij laat verschijnen in de krant. Het personage is gedeeltelijk gebaseerd op Gerald Fairlie, een vriend van McNeile, die officier was bij de Scottish Guards en die de serie boeken verder zette na de dood van McNeile. Drummond is het prototype van James Bond en een versie van die avonturiers die zich inzetten voor het Groot Britse Rijk zoals de Schot John Buchan hen beschrijft in zijn The Thirty-Nine Steps, een spionagethriller die speelt net voor de Eerste Wereldoorlog en waarin Richard Hannay de hoofdrol speelt, die op zijn beurt op een vriend van Buchan uit zijn dagen in Zuid-Afrika was gebaseerd, Edmund Ironside, en die het daarop volgende jaar de held werd in het vervolg Greenmantle. Natuurlijk was Drummond niet de eerste privédetective, voor hem was er Sherlock Holmes van Arthur Conan Doyle, en Denis Nay- land Smith die het opneemt tegen de geslepen Fu Manchu, een schepping van de Brit Sax Rohmer wiens verhalen worden verteld door Dr. Petrie. De doordrijver Nayland Smith die het met een lager IQ dan Holmes moet stellen, heeft respect voor zijn tegenstander, die net als hij gelooft dat je een gegeven woord moet nakomen, zelfs tegenover je vijand. Natuurlijk hebben zij en ook veel auteurs daarna alles gehaald bij de auteur van het eerste werkelijke detec- tiveverhaal De moorden in de rue Morgue van Edgar Allan Poe uit 1841, die C. Auguste Dupin – wiens persoonlijke vriend als verteller fungeert – ten tonele brengt, en later zal terugkeren in The Mystery of Marie Rogêt en The Purloined Letter.

FYSIEK

Drummond is een kleerkast van een man, die erin geslaagd is de beperkingen van zijn gestalte te overwinnen: hij kan sluipen zonder dat het gras beweegt, en snel, en hij kan met de blote hand een man doden in een seconde. Dat heeft hij allemaal geleerd in de Grote Oorlog op zijn eenzame patrouilles in niemandsland. cyril mcneile 369

Drummond heeft een vriendenkring van ex-militairen en houdt er een mannelijke bediende – ook secretaris – op na, James Denny, zijn vroegere oppasser bij het leger. Drummond leeft in stijl in een flat in het Londense West End. In de eerste vier boeken heeft Drummond Carl Peterson als tegenstander. Peterson wordt gedood in het vierde boek The Final . Peterson heeft natuurlijk ook zijn voorgangers, maar vooral Professor Moriarty, de vijand van Sherlock Holmes, heeft model gestaan. Sapper ging zelfs deze verwijzing niet uit de weg wan- neer hij in , Drummond en Peterson een duel laat uitvechten op een gletsjer, hiermee het gevecht tussen Holmes en Moriarty aan de Reichenbach Falls in herinnering brengend. Daar- naast zijn er de verwijzingen naar Fu Manchu en diens zucht naar wereldoverheersing. De titel van het vijfde Bulldog Drummond-boek The Female of the Species heeft hij gehaald bij Rudyard Kipling: “The female of the species is more deadly than the male”. Drummonds tegenstander hier is Petersons minnares, Irma (hoewel haar nergens deze status werd toebedeeld), die in dit en de vijf volgende boeken van McNeile Drummond probeert te vermoorden als wraak voor de dood van haar geliefde, waarna Fairlie haar nog eens vijf maal ten tonele voert en zelfs Peterson terug tot leven brengt. McNeile had in zijn leven meer dan waarschijnlijk weinig met vrouwen omgegaan; het feit dat hij recht van de school in militaire dienst en vervolgens de oorlog in ging, heeft daar waarschijnlijk veel toe bijgedragen. Daarom had hij zich waarschijnlijk een droomwe- reld geschapen waarin de vrouwen beantwoordden aan zijn pube- rale voorstellingen ervan: ze zijn meestal lelieblank, door de bank genomen hulpvaardig en op de juiste manier vrouwelijk, daarom hebben ze recht op bescherming en bewondering.

RACISME TROEF

Het lijdt geen twijfel dat Bulldog Drummond heel wat inspiratie opleverde voor latere pulp- en andere helden. Ian Fleming zei ooit dat Bond boven de gordel was gebaseerd op Drummond en onder de 370 duister verleden 2 gordel op Mickey Spillane. W.E. Johns baseerde zijn Biggles-figuur eveneens op Drummond en Sydney Horlers – ooit ‘among the worst of British thriller writers’ geklassificeerd – populaire personage ‘Tiger’ Standish is ook al schatplichtig. Horlers schrijverij vertolkt zijn eigen vooroordelen, met woorden als ‘wogs’ (Italianen, Grieken, Libanezen, Macedoniërs en Maltezers die allemaal een overdaad aan brillantine zouden gebruiken en zich opsmukken met gouden juwelen) en ‘stinking Italianos’. Ook zijn afkeer voor homo’s komt meermaals aan bod. De criminelen, afpersers en ander gespuis zijn zeer dikwijls Joden. In zijn memoires Excitement: An Impudent Autobiography kun je heel wat onverdraagzaamheid vinden tegen- over de Joodse gemeenschap in het algemeen. Het wordt totaal te gek wanneer Horler in Nighthawk Mops Up (1944) een Joodse boef, Wilfred Abrahams, ten tonele voert, die collaboreert met de Nazi’s. McNeile zelf gebruikte zeer dikwijls dubbele bijwoorden om zijn afkeer te uiten, zo zijn er voorbeelden aan te halen zoals “filthy, murdering Boche’ en ‘stinking, cowardly Bolshevik”.

TEGEN HET LICHT VAN DE GESCHIEDENIS

Het is pas in de jaren 50 van vorige eeuw dat de boeken van Sapper tegen het licht van de Tweede Wereldoorlog werden gehouden en journalist Richard Usborne de markeerstift gebruikte om passages te highlighten waarin ‘het Führer principe’ naar voren komt. DelFattore is het volkomen met hem eens en staaft met bewijzen dat in de tweede Bulldog Drummondroman (1922) de fascistische ideeën werden geïntroduceerd, en dat de uitlatingen in relatie tot de Joden gewoon conservatief waren voor die tijd maar naar onze moderne standaard erg beledigend. Jaillant brengt wel in het midden dat de beschuldigingen van fascisme pas na de Tweede Wereldoorlog werden geuit, terwijl Ion Trewin inbrengt dat McNeile in zijn tijd enkel werd gezien als een opstan- dige Tory die de spreekbuis was van veel van zijn landge- noten. Green zegt dan weer dat personages van andere auteurs van die tijd, bijvoorbeeld Agatha Christie, even- cyril mcneile 371 eens xenofobische en antisemitische onzin uitkramen, maar dat McNeile de beleefdheidsgrens overschreed. De boeken van McNeile zijn doorspekt met agressief patriot- tistische en chauvinistische, discriminerende stereotypes, eigen aan de Britse avonturenromans van die tijd (kijk maar even naar Greenmantle (1916) van Buchan), maar het is niet te loochenen dat de woorden die in Drummonds mond werden gelegd geregeld vij- andige verwijzingen waren naar vreemdelingen, in het bijzonder Duitsers en Joden. In bijvoorbeeld wordt er naar Rusland verwe- zen als “ruled by its clique of homocidal alien Jews”. Eerder in het boek vermomt een van Drummonds metgezellen zich als “a nasty- looking little Jew”. In The Female of the Species vermomt Drummond zich als de zwarte bijltjesman van de schurkachtige Irma en wanneer hij zijn vermomming prijsgeeft voor Irma en zijn verbaasde metgezellen, verklaart hij: “Every beard is not false, but every nigger smells. That beard ain’t false, dearie, and dis nigger don’t smell. So I’m thinking there’s something wrong somewhere.”

DE BOEKEN

McNeile schreef iedere morgen ongeveer 1000 woorden en begon niet aan het herwerken vooraleer het verhaal of de roman volledig klaar was. Als je in dit tempo schrijft, kun je geen literatuur verwach- ten en herhalingen en clichés waren troef in wat je melodrama’s zou kunnen noemen. Ook ontbrak er in sommige van zijn boeken een doorlopende lijn en waren het meer aan elkaar genaaide korte ver- halen, zoiets als een lappendeken. Hij ‘vergat’ wel eens iets, zodat je een personage dat al dood was in een volgende boek zag opduiken. De belangrijkste invloed van de boeken is indirect: Hitchcock plande zelf een Bulldogvervolg te schrijven met de titel Bulldog Drummond’s Baby, over een kidnapping, maar dat werd uiteindelijk The Man Who Knew Too Much, wat de start was van de spionage- cyclus die Hitch uiteindelijk op het succesvolle pad naar de thriller zette. 372 duister verleden 2

Bulldog Drummond (1920, McNeile) The Black Gang (1922, McNeile) The Third Round (1924, McNeile) The Final Count (1926, McNeile) The Female of the Species (1928, McNeile) (1929, McNeile) The Return of Bulldog Drummond (1932, McNeile) Knock-Out (1933, McNeile) Bulldog Drummond at Bay (1935, McNeile) The (1937, McNeile) Bulldog Drummond on Dartmoor (1938, Gerard Fairlie) Bulldog Drummond Attacks (1939, Fairlie) Captain Bulldog Drummond (1945, Fairlie) Bulldog Drummond Stands Fast (1947, Fairlie) Hands Off Bulldog Drummond (1949, Fairlie) Calling Bulldog Drummond (1951, Fairlie) The Return of the Black Gang (1954, Fairlie) (1966, Henry Reymond) – naar een origi- neel verhaal van Jimmy Sangster (1969, Henry Reymond) met als basis het filmscript van David Osborn & Liz Charles-Williams

FILMS NAAR BOEKEN VAN MCNEILE – DE RECENTSTE EERST

Diverse acteurs die Drummond gestalte gaven zijn Ray Milland, John Barrymore, Ronald Coleman, Ralph Richardson, Tom Con- way, John Howard, John Lodge, Richard Johnson, Robert Beatty, Ron Randell, Atholl Fleming, Kenneth MacKenna, Jack Buchanan, Carlyle Blackwell en Walter Pidgeon.

SOME GIRLS DO (1969) (naar de originele personages van Sapper) Een serie onverklaarbare ongevallen overkomt de mensen en firma’s die meewerken aan het ontwerpen van het eerste supersonische pas- cyril mcneile 373 sagiersvliegtuig (de SST1). Richard Johnson die weer in de huid van Bulldog Drummond kroop, werkt samen met een undercoveragent om een plot dat ontspon aan het brein van Carl Petersen te ontmas- keren. Petersen kreeg acht miljoen pond aangeboden om de ont- wikkeling te vertragen. De schurk Petersen heeft een aantal ‘robots’ ontwikkeld – eigenlijk mooie vrouwen (Dahlia Lavi, Beba Loncar, Adrienne Posta en de 23-jarige Joanna Lumley in haar eerste film) met elektronische hersenen – die hem moeten helpen om het SST1- project te saboteren door middel van ‘infrasound’ – extreem lage frequentie geluidsgolven – die schadelijk zijn voor mensen en mate- riaal.

DEADLIER THAN THE MALE (1967) (naar de originele personages van Sapper) Jimmy Sangster leverde het verhaal en het scenario maar baseerde zich hierbij op de personages van McNeile. De wraaklustige Irma wordt vertolkt door Elke Sommer en nog heel wat vrouwen (onder wie Sylva Koscina) moeten het moorden op zich nemen. De film opent met de titelsong van de Walker Brothers. Richard Johnson, een van de eersten aan wie werd gedacht om de door iedereen begeerde rol van James Bond te spelen, is Bulldog Drummond. Bulldog is nu een vriendelijke en hoffelijke inspec- teur van een verzekeringsmaatschappij die een paar aantrekkelijke moordenaressen op het spoor is. Een uiterst originele scène is het gevecht op een schaakbord met levensgrote beweeglijke stukken.

IT HAPPENED LIKE THIS (1962-1963) (tv-serie) Een serie van 45 minuten durende afleveringen naar verhalen van McNeile. Enkele werden geplukt uit The Finger of Fate: Fourteen thrilling short stories (1931), andere verschenen in tijdschriften.

1. A Two-to-One Chance (20 december 1962) (Sapper) 2. The Diamond Hairslide (27 december 1962) (Sapper) 3. Fer-de-Lance (3 januari 1963) (Sapper) 374 duister verleden 2

4. The Man with His Hand in His Pocket (10 januari 1963) (Sap- per) 5. The Missing Line (17 januari 1963) (Sapper) 6. Coincidence (24 januari 1963) (Sapper) 7. Will You Walk Into My Parlour (31 januari 1963) (Sapper) 8. The Idol’s Eye (7 februari 1963) (Sapper) 9. Episode #1.9 (14 februari 1963) (Sapper) 10. The Hill of Lions (21 februari 1963) (Sapper) 11. The Hidden Witness (28 februari 1963) (Sapper) 12. Superstitions (7 maart 1963) (Sapper) 13. The Black Monk (14 maart 1963) (Sapper) 14. Three of a Kind (21 maart 1963) (Sapper)

DOUGLAS FAIRBANKS, JR., PRESENTS (1957) (tv-serie) BULLDOG DRUMMOND AND ‘THE LUDLOW AFFAIR’ (1957) (naar personages van H.C. ‘Sapper’ McNeile) Bulldog Drummond wordt gecontacteerd door Mrs Harriet Ludlow, de vrouw van een oude vriend; haar echtgenoot heeft een formule voor een nieuw antibioticum ontwikkeld die een fortuin waard is, maar is nu gekidnapt en er wordt een losprijs gevraagd. Drummond zal proberen de formule uit de handen van de boeven te houden, zelfs als zijn vriend daardoor de dood zou vinden.

YOUR FAVORITE STORY (1954) (tv-serie) THE MAN TRAP (1954) (Herman Cyril McNeille) Naar een korte novelle.

THE UNEXPECTED (1952) (tv-serie) BLACKMAIL (1952) Het tweede seizoen (en laatste) werd ingezet door deze ‘Blackmail’, naar een verhaal van Sapper dat verscheen in McClure’s in mei 1925 cyril mcneile 375

SCHLITZ PLAYHOUSE OF STARS (1952) (tv-serie) THE HUMAN TOUCH (1952) De 25ste episode in de 362 afleveringen tellende tv-serie, naar een korte novelle van Sapper die werd opgenomen in de bundel No Man’s Land, met Diana Lynn en Vincent Price. Een indringend oorlogsverhaal uit de bloedgrachten van de Eerste Wereldoorlog.

BULLDOG DRUMMOND (1952) (kort verhaal) Het enige vermeldenswaardige van deze Bulldog is dat hij wordt gespeeld door Robert Beatty.

CALLING BULLDOG DRUMMOND (1951) Het verhaal is van Fairlie en hij schildert een nietsontziende Lon- dense bende die de stad terroriseert. Scotland Yard roept Drum- mond terug uit pensioen en met de hulp van detective Helen Smith infiltreert Drummond de bende. Het tweetal wordt al snel in ver- trouwen genomen door de bendeleden, tot de bendeleider hun ware identiteit ontdekt en hen gevangen neemt.

THE CHALLENGE (1948) (Sapper) Een echt ingenieuze plot dat je mee op zoektocht neemt naar de plek waar het goud verborgen ligt. De sleutels liggen verborgen in de zeilen van modelzeilschepen die om de haverklap worden gesto- len. Een betere Drummond zonder franjes, zonder humor, gewoon rechtdoor. Het verhaal werd al eerder verfilmd in 1938 als Bulldog Drummond in Africa. 376 duister verleden 2

13 LEAD SOLDIERS (1948) (Sapper) Tom Conway kruipt voor de tweede maal in de huid van Bulldog Drummond. Wanneer een man wordt vermoord bij de diefstal van twee antieke loden soldaatjes, wordt Bulldog geëngageerd door een man die eveneens zulke soldaatjes bezit en angst heeft dat ook hij zal worden vermoord. Na nog enkele doden wordt de zaak opgelost. Niet de beste Drummond, maar toch te genieten.

BULLDOG DRUMMOND STRIKES BACK (1947) (Sapper)

Ron Randell als Bulldog Drummond

Een inspecteur van Scotland Yard die op zoek is naar een vermiste erfgename wordt vermoord in zijn eigen huis. Bulldog Drummond vindt een van de twee vrouwen die beweren de echte erfgename te zijn in een kast in het huis. Drummond ondervraagt haar maar zij beweert onschuldig te zijn en ook dat zij de echte erfgename is. Maar is ze het of niet? Een van de beste Drummond-mysteries dat je bezighoudt tot het laatste beeld. cyril mcneile 377

BULLDOG DRUMMOND AT BAY (1947) (Sapper) Bulldog houdt vakantie in een kleine cottage wanneer er een steen door zijn ruit wordt gegooid. Even later komen twee mannen hem ondervragen, maar Bulldog doet zich voor als een gewone land- man. De twee mannen vragen niet verder en laten hem verder met rust, maar Bulldog volgt hen en ziet hen een lijk inladen in een auto en wegrijden. Wanneer de wagen uit het zicht is verdwenen keert Drummond terug naar de cottage en vindt daar een cheque met opdruk ‘Victoria’ en een geheime code ‘A5’. En dan begint een laby- rint van gebeurtenissen met als centraal punt juwelen die toebeho- ren aan een familie die collaboreerde met de Duitsers. Hoe ze het allemaal in die 70 minuten propten is mij een raadsel, maar de film is duidelijk anders opgevat dan die van 1937.

BULLDOG DRUMMOND’S BRIDE (1939) (naar Bulldog Drummond and the Oriental Mind van H.C. ‘Sapper’ McNeile) De uitgekookte bankrover Henri Armides blaast de kluis van de Southern Midland Bank op in volle daglicht en ontsnapt met een flink bedrag. Op de vlucht vermomt hij zich als een gekke huis- schilder en verschaft zich toegang tot de flat van Drummond. Daar verbergt hij zijn geld in een radio en ontloopt vervolgens de politie door zich in een ambulance te laten wegvoeren. Bulldog heeft al snel door dat de gekke schilder en de bankrover een en dezelfde per- soon zijn en wanneer hij en zijn vriend Algy terug in de flat komen, betrappen ze Armides, waarbij een gevecht ontstaat en Armides zijn buit moet achterlaten. Dan belandt de radio in een klein Frans stadje, waar Phyllis vergeefs wacht op Drummond om eindelijk in het huwelijk te treden. Armides gaat naar Frankrijk, gevolgd door Drummond, daar belandt hij nog even in de gevangenis, maar uit- eindelijk wordt de zaak opgelost en zal het huwelijk alsnog worden voltrokken. 378 duister verleden 2

BULLDOG DRUMMOND’S SECRET POLICE (1939) (naar Temple Tower van Sapper) Drummond ontdekt dat er een schat is verborgen ergens in de geheime doorgangen onder zijn oude Britse landgoed. Wanneer een van de beste geschiedenisprofessoren dit voor hem onthult, nodigt hij deze uit op het landgoed, maar de prof wordt vermoord. Drummond moet nu zelf proberen de schat te vinden en ook nog de moord op de prof oplossen. Geheime doorgangen, oude martelattri- buten en allerlei middelen om iemand te vermoorden vervolledigen het geheel.

ARREST BULLDOG DRUMMOND (1939) (naar The Final Count van H.C. ‘Sapper’ McNeile) De laatste in de serie van Paramount B-films. De huwelijksreis wordt weer eens uitgesteld wanneer Drummond ervan wordt verdacht dat hij een nieuw ontworpen wapen zou hebben gestolen. Zoals met alle wapens is het gemaakt met de goede bedoelingen zich te kunnen verdedigen, maar als het in de verkeerde handen valt… en dat zijn in dit geval George Zucco en zijn bende. De voortvluchtige Drum- mond heeft een massa vrienden die op jacht gaan en dan heeft hij ook nog de niet op papier gezette goedkeuring van inspecteur Niel- sen van Scotland Yard.

BULLDOG DRUMMOND IN AFRICA (1938) (naar Challenge van Sapper) Aan de vooravond van zijn huwelijk met Phyllis vliegt kapitein Hugh Drummond naar Marokko met zijn eigen vliegtuig, omdat een kolonel van Scotland Yard door een internationaal gezochte cri- mineel, Richard Lane, is gekidnapt. In het vliegtuig zitten naast het toekomstige paar zijn vriend Algy en zijn knecht ‘Tenny’ Tennyson. De Britse consul is echter niet zo gelukkig met zijn komst en stuurt hem terug, maar een Bulldog is nu eenmaal een dier dat niet meer loslaat zodra het zich ergens in heeft vastgebeten. cyril mcneile 379

BULLDOG DRUMMOND’S PERIL (1938) (naar The Third Round van Sapper) Heeft weinig of niets te maken met de versie uit 1925 die naar The Third Round werd gemaakt. Weer wordt de trip naar het altaar van Bulldog Drummond en Phyllis belet wanneer het paar in Zwitserland is en er een detec- tive wordt vermoord nadat het toekomstige paar een diamant heeft gekregen. Dan daagt ook nog Scotland Yard op. Je zou het sciencefiction kunnen noemen wanneer een machine wordt uitgevonden om diamanten te maken, als men weet dat het miljoenen jaren vraagt om een echte diamant te doen ontstaan. De machine lijkt zo weggelopen uit het laboratorium van Dr. Franken- stein. Leuk is ook dat er twee boeven zijn, een industrieel en een riva- liserende wetenschapper, die allebei de hand willen leggen op de formule. Zoals men weet zijn diamanten niet alleen ‘a girl’s best friend’, maar worden ze ook in de industrie gebruikt, zoals in olie- boormachines bijvoorbeeld.

BULLDOG DRUMMOND’S REVENGE (1937) (naar The Return of Bulldog Drummond) De rol van Bulldog Drummond zit John Howard als een gegoten jasje en dit is dan ook een van de betere verfilmingen. De dialogen zijn erg snel en soms humoristisch. Over de plot valt ook al weinig negatiefs te zeggen: vliegtuigen storten neer en er zijn scènes aan boord van een vliegtuig en van een schip, variatie troef dus. Drummond zit toevallig in hetzelfde vliegtuig waarin spionnen van een vreemde natie proberen te ontkomen met een koffer gevuld met geheime explosieven.

BULLDOG DRUMMOND COMES BACK (1937) (naar Female of the Species) In deze aflevering is de kapitein twee boeven op het spoor die zijn verloofde Phyllis Clavering hebben gekidnapt. Het wordt echt inte- ressant wanneer de geschreven en gesproken boodschappen die 380 duister verleden 2

Drummond ontvangt een ware puzzel voor hem zijn. Die bood- schappen komen van Irena Soldanis en haar zwager Mikhail Val- din. Het motief achter de ontvoering gaat terug naar het proces in de moordzaak die Irena’s echtgenoot naar de galg zond.

BULLDOG DRUMMOND AT BAY (1937) (roman) Wapenhandelaars proberen een nieuwe Britse uitvinding te stelen die vliegtuigen met afstandsbediening zou kunnen besturen. Ze willen de uitvinding natuurlijk aan een vreemde mogendheid ver- kopen en kidnappen dan maar de jonge uitvinder ervan. Natuur- lijk is dit een kolfje naar Drummonds hand. Het loopt uiteraard niet altijd zoals Drummond het wel zou wensen en op een bepaald moment zit hij opgesloten in een laboratorium waar iemand de gas- kraan open heeft gedraaid en er is geen uitweg. Er is ook humor wanneer Drummond tegen Doris Thompson – die rijdt als een gek en daarmee Drummond de stuipen op het lijf jaagt – zegt: “I never found a woman who could handle a car.” En zij antwoordt: “I never found a man who could handle a woman.”

BULLDOG DRUMMOND ESCAPES (1937) (naar toneelstuk Bulldog Drummond Again van H.C. ‘Sapper’ McNeile) Bulldog Drummond is net terug in Engeland. Hij rijdt naar huis in het donker wanneer een jonge vrouw voor zijn auto springt. Hij mist haar, maar ze valt. Wanneer hij haar probeert bij te brengen, hoort hij iemand om hulp roepen en vervolgens enkele schoten. Als hij op onderzoek uitgaat, gaat de vrouw er met zijn auto vandoor. Hij kan haar al vlug situeren in het nabije Greystone Manor, en wanneer ze elkaar ontmoeten probeert ze hem te overhalen om haar te helpen.

DEBT OF HONOUR (1936) (verhaal) De dochter van een kolonel ontmoet enkele boeven en bij het gok- cyril mcneile 381 ken raakt ze diep in de schulden bij hen. Ze steelt het geld uit de offi- ciersmess om die gokschuld te kunnen betalen. Jimmy, die verliefd op haar is, neemt de schuld op zich en wordt naar Afrika gezonden. Peggy verneemt op een bepaald ogenblik wat hij voor haar heeft gedaan en gaat hem achterna.

BULLDOG JACK (1935) Bulldog Drummond verongelukt en is gewond nadat iemand zijn auto saboteerde. Jack Pennington gaat akkoord dat hij de plaats van de verongelukte speurder zal innemen. Hij wordt ingehuurd door Ann Manders die hem vraagt haar gekidnapte grootvader, een juwelier, op te sporen, die zoals blijkt, voor de misdadigers een kopie moet maken van een waardevolle halsketting die zij wen- sen te stelen. Het slaat wat tegen in het British Museum en er volgt een opwindende jacht in een op hol geslagen trein in de Londense metro.

BULLDOG DRUMMOND STRIKES BACK (1934) (naar The Challenge van H.C. McNeile) Algy, de rechterhand van Bulldog Drummond, gaat trouwen. Bull- dog woont de trouwpartij bij. Op de weg terug, in de mist, rijdt hij de verlaten lijkende heerlijkheid van prins Achmed binnen, op zoek naar een telefoon. Die vindt hij niet, maar wel een lichaam – dat verdwenen is wanneer de door hem opgeroepen politieman arri- veert. En het gebeurt hem nog eens. Algy heeft ook al een bewogen huwelijksnacht, en natuurlijk is er ook een mooie vrouw, Gwen, de dochter van de dode met wie alles begon.

THE RETURN OF BULLDOG DRUMMOND (1934) (naar The Black Gang van Sapper) The Return of Bulldog Drummond is waarschijnlijk de meest pro- pagandistische fascistische film van de jaren dertig. Hier werd geen letter van de roman The Black Gang veranderd en de film omarmt 382 duister verleden 2 de meest verfoeilijke, aanstootgevende uitlatingen van Bulldog Drummond die zijn tegenstanders betitelt als “specimen”, “worms”, “insects”, “rats” die hij voor altijd zal uitroeien. Maar de film is bij- zonder goed gemaakt en regisseur Walter Summers – die ook het boek in beeld vertaalde – heeft er een werkelijk ontspannende prent van gemaakt, hoewel tenenkrullend. Het uiterst rechtse element is gemakkelijk te ontdekken. De pacifisten worden opgehemeld omdat de echte Britse fascisten van die dagen, onder leiding van Oswald Mosley, tegen oorlog in Europa waren, om de evidente reden dat hun sympathie bij Hitler en Mussolini lag. De idee dat duistere internationale belangen (Joden) speelden was erg populair in Britse thrillers, van High Treason (1929) tot Bombs Over London (1937), die instelling gaat waarschijnlijk terug tot aan The Thirty-Nine Steps van John Buchan, die openlijk zijn antisemitisch jasje draagt. Iemand is druk in de weer om de leiders van de vredesbeweging om te brengen en een ondergrondse vigilanten-organisatie die zich de Black Clan noemt tracht deze iemand te liquideren. Even worden we op het verkeerde been gezet, wanneer aan het begin van de film wordt beweerd dat Drummond nu een teruggetrokken leven leidt. Enkele scènes verder leren we dat hij de eigenlijke de leider is van de Black Clan, die onder het welwillende oog van zijn vriend, het hoofd van politie, zijn gang mag gaan. Drummonds vaste assistent, Algy, die meestal voor de komische noot moet zorgen, heeft nu de rol van bijltjesman toegeschoven gekregen; deze rol wordt vertolkt door de komische acteur Claud Allister die hier volkomen buiten zijn kunnen is en totaal uit de toon valt.

LOVE ON THE SPOT (1934) (naar Three of a Kind van Sapper) Een Brits muzikaal niemendalletje van Graham Cutts opgenomen in de Ealing Studios. Twee ex-criminelen ontmoeten elkaar en wor- den verliefd. cyril mcneile 383

THE IMPASSIVE FOOTMAN (1932) (toneelstuk) Grace Marwood en haar hypochondrische echtgenoot gaan op cruise en Grace wordt al snel verliefd op de jonge scheepsdokter, Dr. Daventry. De twee zetten in de daarop volgende jaren hun platoni- sche ontmoetingen verder. Maar de echtgenoot wordt uiteindelijk achterdochtig en beschuldigt haar van overspel, wat eigenlijk niet echt is gebeurd, maar wat haar wel doet besluiten haar man te verla- ten voor de man op wie ze verliefd is. Ondertussen ziet de echtgenoot er wel op toe dat aan iedere wens wordt voldaan door zijn welopgevoede bediende, Simpson, die blijkbaar alles wat zijn baas vraagt ook uitvoert. Maar Marwood wordt uiteindelijk dan toch echt ziek en Daventry is de enige dokter in Engeland die hem kan redden… en zijn bediende heeft zelf ook al een geheimpje.

BULLDOG DRUMMOND (1929) (toneelstuk van Sapper) Hier trekt Ronald Colman het pak van Bulldog Drummond aan, ik weet niet waaraan het te wijten is dat hier geen racistische, patriottistische en chauvinis- tische uitlatingen uit zijn mond te horen zijn. Ik weet wel dat de beste humoristi- sche momenten ook de meest brutale zijn; zo fluistert Bulldog lieve woordjes voor Joan Bennett terwijl hij rustig bezig is Lio- nel Atwill de keel toe te knijpen. 1929 was de spil tussen stille en sprekende film en Bulldog Drummond was de eerste talkie voor box office-ster Colman, het publiek kreeg een wondermooi Engels te horen. Dat paste volledig bij Drummond, een heer van stand die een militaire loopbaan ach- ter de rug heeft en zich verveelt, ondanks zijn verzameling auto’s, waar hij er nauwelijks twee van gebruikt, een Mercedes SSK en zijn secretaris en knecht volgen hem meestal in zijn Rolls Royce. Na een advertentie in de krant waarin hij zijn diensten aanbiedt, 384 duister verleden 2 spreekt hij af met Phillys in de Green Bay Inn en krijgt van haar te horen dat haar vader tegen zijn wil wordt vastgehouden in een ver- zorgingstehuis dat wordt gerund door de snode Dr. Lackington, die er zelfs niet voor terugdeinst om zijn patiënten te martelen om hen alzo het geheim van hun spaarcenten te ontfutselen.

POPPIES OF FLANDERS (1927) (verhaal Sapper) British International Pictures, Limited, Production REGIE: Arthur Maude SCENARIO: Violet Powell, naar de korte novelle The Hopeless Case (opgeno- men in The Finger of Fate van Sapper). Stille film MET: Jameson Thomas, Eve Gray, Malcolm Todd, Gibb McLoughlin, Henry Vibart, Daisy Campbell, Cameron Carr, Vivienne Whittaker, Tubby Phillips.

BULLDOG DRUMMOND’S THIRD ROUND (1925) (novel The Third Round van Sapper) De eerste van twee films die naar The Third Round zijn gemaakt (in 1938 werd dat Bulldog Drummond’s Peril). John Howard speelt de titelrol. We leren Drummond kennen terwijl hij bezig is te trainen met een sparringpartner. Niet lachen, maar deze sparringpartner was een echte bokser die Brits zwaargewicht kampioen was, maar later de naam van ‘Fainting’ Phil Scott verwierf, omdat hij zich iedere keer liet vallen wanneer hij beneden de gordel werd geraakt. Drummond zit achter Carl Peterson en zijn handlangster Irma aan, die op verzoek van een groep miljonairs de uitvinder van een proces om synthetische diamanten te maken hebben gekidnapt.

BULLDOG DRUMMOND (1922) (toneelstuk van Sapper) Ging op 21 oktober 1922 in wereldpremière in Nederland, waar het verscheen onder de titel De bloedhond van het geheimzinnig sana- torium. De regie was van Oscar Apfel en B.E. Doxat-Pratt adapteerde het cyril mcneile 385 toneelstuk naar film. We komen heel wat Nederlandse namen tegen in deze Brits-Nederlandse productie, zo werd Carl Peterson door de Nederlandse acteur Willem van der Veer (die zijn pseudoniem Horace de Vere gebruikte) vertolkt en zagen we bijrollen toebedeeld worden aan Co Balfoort, Frans Bogaert, Johan de Boer en Nico de Jong.

KORTE VERHALEN, ARTIKELS, NOVELLEN EN VERVOLGROMANS VERSCHENEN IN MAGAZINES EN VERHALENBUNDELS

ALS SAPPER

Private Meyrick, Company Idiot The Land of Topsy Turvy The Human Touch The Lieutenant and Others (1916) bevat volgende verhalen: The Lieutenant/The end of Wipers/The black sheep/James and the land mine/The sixth drunk/The mine/Driver Robert Brown/The coward/Ebeneezer the goat/The pepnotised milk/“Will you take over this horse, Sir?”/The aftermath Sergeant Michael Cassidy, M.E. (1916) een verhalenbundel: Cassidy is een legendarische soldaat in het Corps of Royal Engi- neers – moedig, vurig en gezegend met Ierse charme, en wordt zelfs gevreesd door brigadier-generaals. Tijdens zijn tijdelijke afwezigheid 386 duister verleden 2

in de bloedgrachten aan de IJzer ontmoet hij de verteller, een hoger geplaatste officier die Cassidy bewondert, en tijdens deze breaks ver- telt hij verhalen over het leven aan het front. Enkele van de verhalen verschenen ook in The Lieutenant and Others: The Guards/A Subaltern of the Guards/The Bridge/The Charge of the Cooks/The Spy/Mud and Noise/The Christmas Truce/The Heavy Lieutenant’s Prisoner/How to be Happy tough Wounded/Good-bye and Good Luck/The Lieutenant/ The end of Wipers/The Black Sheel/James and the Land Mine/The Sixth Drunk/The Mine No Man’s Land (1917) bevat de volgende verhalen: The Way to the Land/A Day of Peace/Over the Top/The Man Trap/A point of Detail/My Lady of the Jasmine/Morphia/Bendigo James – His Three/The Song of the Bayonet/The Seed/The First Lesson/An Impersonal Demonstration/ Somewhat More Personal/The Second Lesson and Some Further Side-Issues/The Third Lesson and a Digression/The Third Lesson Learned/“And Some fell on Good Ground”/Harvest The Finger of Fate: Fourteen thrilling short stories (1931) bevat volgende verhalen: The Finger of Fate/The Diamond Hearslide/The Black Monk/The Hidden Witness/The two-way Switch/Will You Walk into My Parlour?/A Hopeless Case/The Undoing of Mrs. Cransby/A Ques- tion of Mud/The Bullet Hole Has a History/The Idol’s Eye/A Question of Identity/Fer de Lance/The Green Death The Making of an Officer, een serie van artikels verschenen in The Times The Making of an Army Signaller (artikel) Chums mrt 24 1917 The Sniper (kort verhaal) The Popular Magazine aug 20 1917 The Real Test (kort verhaal) The Saturday Evening Post aug 23 1919 The Idol’s Eye (kort verhaal) The Strand dec 1919 Bull-Dog Drummond, D.S.O., M.C. (kort verhaal) Hutchinson’s Story Magazine jan 1920 The House by the Headland (kort verhaal) The Sovereign Magazine mrt 1920 A Glass of Whisky (kort verhaal) The Strand dec 1921 The Chronicles of Jim Maitland (kort verhaal) Pearson’s Magazine aug 1922 The Fight at Bull Mine Creek (kort verhaal) The Popular Magazine feb 7 1923 The Killing of Baron Stockmar (kort verhaal) McClure’s May 1923 [Jim Maitland] Out of the Blue (kort verhaal) Hutchinson’s Magazine mrt 1924 cyril mcneile 387

The Porterhouse Steak (kort verhaal) McClure’s mei 1924 The Missing Line (kort verhaal) McClure’s jun 1924 The Ducking of Herbert Polton (kort verhaal) Pearson’s Magazine jul 1924 Stubby (kort verhaal) McClure’s aug 1924 Blackmail (kort verhaal) McClure’s mei 1925 A Question of Identity (kort verhaal) Hutchinson’s Magazine jul 1925 Marie (kort verhaal) McClure’s okt 1925 The Hidden Witness (novelle) The Strand dec 1928 The Masked Strangler (vervolgverhaal) Detective Fiction Weekly jun 15 1929 [Captain Hugh “Bulldog” Drummond] The Death Scratch (vervolgverhaal) The Strand feb 1930 The Island of No Return (vervolgverhaal) Detective Fiction Weekly mrt 14 1931 The Mystery of the Studio (vervolgverhaal) The Strand dec 1931 [Captain Hugh “Bulldog” Drummond] The Broken Record (kort verhaal) Pearson’s Magazine mrt 1932 Men Kill for Love (kort verhaal) The Illustrated Detective Magazine aug 1932 “Good , Old Chap” (kort verhaal); geen Bulldog Drummond- verhaal maar een erg ontroerende story die is gebaseerd op McNeiles eigen hond. McNeile hield van zijn hond en kon zichzelf niet vergeven dat hij hem had laten inslapen. Duidelijk een cathartisch verhaal. Jimmy Lethbridge’s Temptation (kort verhaal) The Madness of Charles Tranter (kort verhaal) The Patch on the Quilt (kort verhaal) The Silent Victim (kort verhaal)

ALS McNEILE, H(erman) C(yril)

The Man with His Hand in His Pocket (kort verhaal) The Strand dec 1920 Colette Cries Help! (kort verhaal) Pearson’s Magazine nov 1922 [Jim Maitland] Pete Cornish’s Revenge (kort verhaal) Pearson’s Magazine jan 1923 [Jim Maitland] The Seven Missionaires (kort verhaal) Pearson’s Magazine mrt 1923 [Jim Maitland] Raymond Blair—Drunkard (kort verhaal) McClure’s apr 1923 [Jim Mait- land] 388 duister verleden 2

The Black Gang (vervolgverhaal) McClure’s mei 1923, etc [Captain Hugh “Bulldog” Drummond] The Pool of the Sacred Crocodile (kort verhaal) Pearson’s Magazine mei 1923 [Jim Maitland] An Experiment in Electricity (kort verhaal) Pearson’s Magazine jun 1923 [Jim Maitland] A Game of Bluff (kort verhaal) McClure’s jun 1923 [Jim Maitland] Molly’s Aunt at Angmering (artikel) Pearson’s Magazine jul 1923 [Jim Maitland] Bulton’s Revenge (kort verhaal) Hutchinson’s Magazine sept 1923 Jim Maitland’s Adventure at Corn Reef Light (kort verhaal) McClure’s sept 1923 [Jim Maitland] The Third Round (vervolgverhaal) McClure’s sept 1923, etc. [Captain Hugh “Bulldog” Drummond] Lady Hounslow’s Charity (kort verhaal) McClure’s nov 1923 [Jim Mait- land] Bulldog Drummond Strikes Back (novelle) Mystery Novels Magazine Quarterly zomer 1933 [Captain Hugh “Bulldog” Drummond] Was It Murder? (kort verhaal) Short Stories jul 25 1933 Bulldog Drummond at Bay (vervolgverhaal) Answers okt 6 1934 (+14), Sapper [Captain Hugh “Bulldog” Drummond] Bulldog Drummond at Lonely Inn (kort verhaal) Detective Fiction Weekly sept 4 1937 Thirteen Lead Soldiers (novelle) The Strand dec 1937 [Captain Hugh “Bulldog” Drummond] Bulldog Drummond Steps In (kort verhaal)

Aangenomen mag worden dat al de Bulldog Drummond short stories eerst verschenen in The Strand in 1937.

THEATER

Bulldog Drummond (1925, door Gerald du Maurier – acteur en manager, vader van bestsellerauteur Daphne du Maurier – en McNeile himself) Bulldog Drummond Hits Out (1937) In 1937 waren McNeile en Fairlie bezig aan dit toneelstuk wanneer McNeile de melding kreeg dat hij terminale keelkanker had. Hij sloot een overeenkomst met Fairlie dat deze het stuk mocht afmaken na zijn dood en gaf hem ook de toestem- cyril mcneile 389

ming om verdere Drummond-verhalen te schrijven. McNeile stierf op 14 augustus 1937 in zijn huis in West Chiltington, West Sussex. Andere bronnen spreken dan weer over longkanker, die het gevolg zou zijn geweest van een gasaanval. Zijn begrafenis in het Woking crema- torium gebeurde met militaire eer. Het stuk werd afgemaakt door Fairlie en kreeg een korte tour in Brigh- ton, Birmingham, Manchester en Edinburgh, vooraleer te openen in Londen in het Savoy Theatre op 21 december 1937. Fairlie zette het stuk later om tot een boek met de titel Bulldog Drummond on Dart- moor.

COMICS

BULLDOG DRUMMOND (2004, Moonstone Noir) 48 p., z/w Auteur: William Messner Loebs Tekeningen Brett Barkley Omslag Tim Seelig

DEEL 2

WESTERNS NOIRS

Van Rio Bravo, Rio Lobo, El Dorado tot Les insoumis

John Wayne in Rio Bravo

Rio Bravo kun je zowat het macho meesterwerk noemen van regis- seur Howard Hawks. Hij baseerde zich ervoor op een scenario van Leigh Brackett en toen zijn dochter Barbara H. McCampbell met het idee kwam aanzetten om dynamiet te gebruiken om de bandie- ten tot overgave te dwingen, werd dat in dank aanvaard. Jules Furthman hielp ook wat met het scenario en uiteindelijk vulde Hawks het geheel nog wat aan met eigen ideeën. Hij kreeg John Wayne, Dean Martin, Angie Dickinson, Walter Brennan, Ward Bond en tieneridool Ricky Nelson ter beschikking en Dimitri Tiom- kin leverde de muziek waarop iedereen danste. Hawks draaide Rio 394 duister verleden 2

Bravo vooral uit woede over het trage, psychologische zichzelf wes- tern noemende High Noon met een tranerige Gary Cooper:

Do not forsake me, oh, my darlin’, On this, our wedding day. Do not forsake me, oh, my darlin’, Wait; wait alone. I do not know what fate awaits me. I only know I must be brave. For I must face a man who hates me, Or lie a coward, a craven coward; Or lie a coward in my grave.

Hierin werd hij gesteund door Ward Bond en John Wayne himself, omdat ze de film beschouwden als een zachte kritiek op wat in die dagen in Hollywood bezig was: vang een rode! – in het kader van de zogenaamde communistische uitzuivering die door senator Joseph McCarthy werd gepredikt. Ward Bond en John Wayne, die volle- dig achter de principes van McCarthy stonden, zorgden er dan ook voor dat scenarist Carl Foreman op de zwarte lijst terechtkwam. Deze had echter de bui voelen aankomen en was al naar Engeland vertrokken vooraleer High Noon in de zalen kwam. Nog even ver- melden dat Bill Clinton de film zeventien keer zag tijdens zijn twee ambtstermijnen als president.

RIO BRAVO: DE FILM

De eerste scène van de film zet al dade- lijk de toon. Dude (Borachón) (Dean Martin) – de Coen broers kunnen be- weren wat ze willen, maar The Dude van The Big Lebowski is hier gehaald – kruipt dronken naar een spuwbak om er een dollar uit op te vissen, die er door een man met opzet werd ingeworpen, om Dude zo tot in het diepste van zijn van rio bravo, rio lobo, el dorado tot les insoumis 395 ziel te vernederen. Wanneer sheriff John T. Chance (John Wayne) op zoek gaat naar hulpsheriffs om te helpen zijn gevangenis te ver- dedigen – hij heeft er de broer van de lokale ‘slechte’ opgesloten en die dreigt hem te komen bevrijden – dient Dude zich ook aan, net zoals Colorado Ryan (Ricky Nelson), een jonge blaag die zo graag zijn bravoure toont. Dit drietal wordt vervolledigd door Stumpy (Walter Brennan), een niet zo dwaze ouwe die soms voor de komi- sche noot zorgt; en natuurlijk is er ook een vrouw (Angie Dickin- son), hoe zou het anders kunnen, de spaghettiwestern was nog niet uitgevonden. De gevangenis wordt belegerd en de ‘slechten’ laten de degüello (een Mexicaanse doodsmelodie, die generaal Santa Anna voor de aanval op de Alamo liet spelen) door het stadje klinken, om hiermee de belegerden de moed te ontnemen, want ze hield in dat niemand zou worden gespaard. Sterke scènes, zoals Dude die probeert met bevende handen een sigaret te rollen en er een aangeboden krijgt van Chance, maken deze film waardevol, en vooral de karakterte- kening van de belegerden is enig. En de slotscène vergeet men nooit. Rio Bravo is een van die films waarom Hollywood is ontstaan.

NOG HOWARD HAWKS: EL DORADO

Hawks zou zich nog twee keer laten inspireren door Rio Bravo. In 1967 was dat met El Dorado. Hierin speelt Robert Mitchum de rol van de dronkaard die voor- heen door Dean Martin werd ver- tolkt; Arthur Hunnicutt is Stumpy, rol die Walter Brennan voor zijn rekening nam; James Caan is Mississippi en vervangt Ricky Nelson (Colorado Ryan). Caan is nu goed met messen ter- wijl Nelson het met de revolver deed, en John Wayne is John 396 duister verleden 2

Wayne. Hawks zei over El Dorado: nadat we Rio Bravo beëindigden, vonden we dat het beter had gekund… en daarom maakten we El Dorado (1966). Het gedicht El Dorado van Edgar Allan Poe heeft vier verzen, Mississippi (James Caan) citeert er drie, het tweede slaat hij over, daar waar de ouder wordende ridder klaagt over het feit dat hij El Dorado niet kan vinden. Hij reciteert het eerste vers en een gedeelte van het vierde terwijl hij naast Cole Thornton (John Wayne) rijdt nadat ze elkaar voor de eerste maal hebben ontmoet; het derde wan- neer Thornton op het punt staat om naar het laatste tweegevecht te rijden; het complete vierde wanneer hij zelf de teugels neemt van de tweede wagen.

El Dorado Gaily bedight, A gallant knight, In sunshine and in shadow, Had journeyed long, Singing a song, In search of Eldorado.

But he grew old– This knight so bold– And o’er his heart a shadow Fell as he found No spot of ground That looked like Eldorado.

And, as his strength Failed him at length, He met a pilgrim shadow– “Shadow,” said he, “Where can it be– This land of Eldorado?”

“Over the Mountains Of the Moon, van rio bravo, rio lobo, el dorado tot les insoumis 397

Down the Valley of the Shadow, Ride, boldly ride,” The shade replied– “If you seek for Eldorado!”

Ook nu zorgde Leigh Brackett voor het scenario, daarvoor baseerde hij zich echter op een roman van Harry Brown, The Stars in Their Courses. Brown leverde wel wat meer aan Hollywood, de sublieme en ongewoon realistische oorlogsfilm (het boek) A Walk in the Sun uit 1945, met Dana Andrews en Richard Conte, en het verhaal en het scenario voor Sands of Iwo Jima uit 1949 en met John Wayne. The Stars in Their Courses verscheen in 1960 (308 pagina’s), terwijl Rio Bravo in april 1959 werd uitgebracht en zogenaamd zou zijn gemaakt naar een novelle van B.H. McCampbell, die eigenlijk Bar- bara heet en de dochter is van Hawks wier enige bijdrage dus de dynamietscène is. Dus een kwestie van de kip en het ei. Eigenlijk zit het zo met Harry Brown: hij wilde gewoon dat zijn naam werd ver- wijderd van de filmrol, omdat de film te veel op Rio Bravo lijkt en te weinig gelijkenissen vertoont met zijn roman, die tot op de dag van vandaag wordt aangeboden met de tagline: The epic novel of the old west, a living legend of lust, doom, death, of tall strong men, golden women and towering passions! Hier is Wayne een revolverheld die een dronken sheriff te hulp komt. Robert Mitchum speelt zijn rol tot in de perfectie. Naast Wayne zijn er dus James Caan en Arthur Hunnicutt. Het viertal neemt het op tegen de doorslechte landeigenaar, Bart Jason (Ed Asner), zijn huurmoordenaar Nelse McLeod (Christopher George) en een hele rist revolverhelden die op zoek zijn naar gemakkelijk geld. Een rivaliserende familie, de MacDonalds, worden onder druk gezet door Jason en C° en Wayne en C° schieten te hulp. Men moet ook weten dat aartsconservatieve John Wayne niet kon opschieten met Edward Asner, niet omdat hij de ‘slechte’ speelt, maar omdat hij er volgens hem nogal liberale ideeën op nahield. Als hij over Asner sprak, was het altijd als ‘that New York actor’. 398 duister verleden 2

RIO LOBO: EEN DERDE HAWKS POGING

Laat me dadelijk beginnen met de woorden van Hawks: “I didn’t think it was any good.” Het is 1970 en het hier uitgedachte plot ligt nog iets verder af van Rio Bravo. Bur- ton Wohl heeft het uitgedok- terd en samen met Leigh Brackett heeft hij de dronken sheriff eruit gewerkt. Alles begint met een overval op een trein die een lading goud naar de Noordelijken brengt, maar die door de Zuidelijken geroofd wordt. De tijd is de Amerikaanse burgeroorlog. Vervolgens verplaatst de actie zich naar een ranch in het voor- oorlogse Texas, waar alles wordt gecontroleerd door een arro- gante rancher. We hebben uiteraard John Wayne als kolonel Cord McNally, Christopher Mitchum (zoon van) als sergeant, de Mexi- caanse filmster Jorge Rivero als en Etan Wayne (zoon van) in zijn filmdebuut, een piepklein rolletje dat zelfs niet op de rol- verdeling voorkomt. Super model Jennifer O’Neill mag ook opdra- ven en haar worden de woorden “was running out of things to say” in de mond gelegd, en dat slaat trouwens op de hele film. Als men dan ook nog de draak gaat steken met de dikker wordende Wayne himself: “He’s heavier than a baby whale” en zijn acteerkunst “If you’d been a good enough actor”, weten we dat deze laatste film van Hawks beter niet was gemaakt. Tijdens de opnamen ging John Wayne zijn Oscar voor Beste Acteur in True Grit ophalen die hij kreeg uit de handen van Barbara Streisand. Toen hij terugkeerde naar de set had ieder lid van de cast een ooglapje voorgedaan – zelfs zijn paard. van rio bravo, rio lobo, el dorado tot les insoumis 399

L’HOMME A L’ETOILE D’ARGENT

In deze in hoofdzaak Franse aangelegenheid met opnamen in Mexico wordt wel een hele rist aan talen gesproken: Engels, Atha- pascan – een van de acht belangrijkste talengroepen en de meest verspreide in Noord-Amerika –, Duits, Frans, Spaans en Apache – acht of meer stammen vallen onder de naam Apache, waarvan de belangrijkste zijn: de Kiowa, Mescalero, Jicarilla en Chiricahua. Een serieus probleem waren de Lipan Apaches uit Texas, die zich zulk een slechte reputatie verwierven dat de Fransen hun Parijse gangsters naar hen gingen noemen. Zijn de talen verzorgd, ook de cinematografische kwaliteiten tonen zich vooral in de prachtige landschappen. Blueberry is het hoofdper- sonage in een reeks realistische westernstrips, een creatie van de Waalse stripauteur Jean-Michel Charlier en de Franse tekenaar Jean Giraud. De eerste aflevering verscheen in 1965 in het Franse stripblad Pilote. In Nederland werden de verhalen voorgepubli- ceerd in Pep en later in Eppo. De man met de zilveren ster (1969) is de zesde in de Blueberry-serie. Charlier heeft niet ver moe- ten zoeken voor de inspiratie, hij keek eens even zeer goed naar Rio Bravo en had zijn plot, dat bijna gelijk loopt met de film. Blueberry is sheriff John T. Chance, McClure, een liefhebber van whiskey, hij combineert de rollen van Dude en Stumpy; Dusty speelt de rol van Colorado en de Burdettes zijn de Bass Brothers geworden. In Amerika werd de film uitgebracht als Blueberry en als Rene- gade. De eigenzinnig genoemde heer van Louisiana, Michael ‘Mike’ Blueberry (Vincent Cassel), wordt door zijn familie bij een oom 400 duister verleden 2 in het Wilde Westen gedumpt. Deze oom regeert met de stok. Na een bijna fatale ontmoeting in een hoerenkast met Wallace ‘Wally’ Sebastian Blount (Michael Madsen), wordt Mike voor dood achter- gelaten in de woestijn. Familie van een Chiricuahua medicijnman vindt hem, verzorgt en initieert hem. Dat zorgt voor nogal wat scè- nes die geïnspireerd zijn op drugs door het gebruik van Ayahuasca dat Dimethaltryptamine (DMT) bevat, een sterk hallucinogeen dat we op natuurlijke wijze aanmaken in onze slaap. Mensen die niet zo erg zijn opgezet met het esoterische gelieven zich te onthouden. En de CGI (computer-generated imagery) effecten zijn soms erg over the top. Na de dood van de sjamaan keert Mike terug en wordt een eer- lijke hulpsheriff. Dan komt de goudkoorts en Mike wordt gecon- fronteerd met een geest uit het verleden, Wallace Blount… en hier begint Rio Bravo.

ASSAULT ON PRECINCT 13

Wanneer een man en zijn dochter de ‘verkeerde’ straat inrijden, komen ze terecht in het midden van een bendeoorlog. Het kleine meisje wordt gedood en de vader verlaat uitzinnig de plek van de misdaad, gewapend met het wapen van een ander slachtoffer. Hij sluit zich aan bij de bende en doodt de leider, daarna gaat hij zijn heil zoeken in een lokaal politiebureau. Het bureau dat binnenkort zal worden opgeheven, wordt nog enkel bemand door enkele perso- neelsleden onder leiding van Bishop (Austin Stoker), die erop toe- ziet hoe alles in dozen wordt gepakt en naar buiten wordt gedragen. Maar de vader werd gevolgd door de bende en die gaat zich op korte afstand van het bureau organiseren. Dan arriveert er nog een gevangeniswagen met enkele gevange- nen, onder wie een bekende moordenaar, Napoleon Wilson (Dar- win Joston) en een zieke gevangene; de bewakers vragen toestem- ming om hen daar te mogen opsluiten. Joston baseerde zijn figuur op die van ‘Harmonica’ uit Once Upon a Time in the West, vertolkt door Charles Bronson. Net op dat ogenblik begint de belegering van het politiebureau

402 duister verleden 2 door de straatbende die gewapend is met gestolen automatische wapens met geluiddempers. Natuurlijk wilde regisseur John Carpenter een western maken, maar hij wist dat hij daarvoor niet het nodige geld had. Daarom maakte hij van het verhaal een erg gestileerde western spelend in het Los Angeles van die tijd, in grote mate geïnspireerd door Rio Bravo. Bravo werd gemaakt door zijn grote held, Howard Hawks, die hij eerde door de naam John T. Chance (vertolkt door John Wayne) als pseudoniem voor hemzelf te gebruiken als editor van de film. Carpenter maakte ook de filmmuziek en daarvoor speelde hij leentjebuur bij de Dirty Harry-score van Lalo Schifrin en Led Zep- pelins Immigrant Song. Diegenen die goed bij de les waren, hebben opgemerkt dat de aanval wordt gelanceerd op Precinct 9, Division 13. Er is dus geen Precinct 13! Carpenter had zijn film de naam The Anderson Alamo meegegeven, want de belegering van de Alamo is het ultieme Ame- rikaanse voorbeeld van een belegering. Tijdens het draaien veran- derde hij de titel dan nog maar eens in The Siege. Dat zag de filmver- deler echter niet zitten en vandaar dus deze foutieve titel. Dat Carpenter erg goed bekeken wordt door andere filmmensen kun je bijvoorbeeld zien in een aflevering van Hill Street Blues: Can World War III Be an Attitude? (1981), waar een stadsbende uit wraak de elektrische stroom naar een politiestation afsluit. Je kon het ook zien in de horrorkomedie Dead End (1985), waar mensen hun heil zoeken in een politiebureau dat wordt belegerd, terwijl Carpenter zelf wel eens bloemleest uit zijn favoriete films, zoals daar zijn Night of the Living Dead en Once upon a Time in the West. Assault on Precinct 13 werd een grotere hit in Engeland dan in Amerika, omdat de Britse filmliefhebber de gelijkenissen met een western begreep en ervan genoot.

GHOSTS OF MARS

In 2001 gebruikt John Carpenter opnieuw het thema van Rio Bravo en Assault on Precinct 13, maar zet het geheel in een sciencefiction- omgeving. van rio bravo, rio lobo, el dorado tot les insoumis 403

En daarmee bewijst Carpenter eens te meer zijn rijke verbeel- ding. Hoewel hij nu zombies, veel bloed, het spietsen en doorbo- ren in de rode omgeving van Mars zet, samen met een heavy metal score, blijft het toch een western. Er is een trein, een man van de wet (gespeeld door een actrice), een handvol hulpsheriffs, een bende bandieten en een beschavingsgrens die door de woestijn loopt. Net zoals bij Hawks werken de individuele personen als een groep waarin de limieten van hun mogelijkheden duidelijk zijn afgelijnd in een omgeving waar mannelijkheid een grote rol speelt. Carpen- ter portretteert de Marsiaanse maatschappij als matriarchaal, maar alles verloopt er net zoals in een patriarchale maatschappij: de goe- den en de slechten onderscheiden zich van elkaar, enkel en alleen omdat ze ieder aan een kant van de wet staan, maar ze zijn verwis- selbaar. Hij keek ook naar Hawks in verband met de drugverslaving van Melanie, die verwijst naar het overdadig alcohol gebruik van Dude (Dean Martin). Hoewel Carpenter hier en daar een steekje laat vallen, is dit ver- haal – dat in flashbacks vanuit verschillende standpunten verteld wordt – erg Carpenter: harde vrouwen die gelijk zijn aan de man en verzet tegen de autoriteit zijn in deze mix van SF, horror, western en humor aanwezig, net zoals in al zijn andere films. Een B-film, ja, met onnozele dialogen en onnozele situaties, maar ze zijn wel gewild, want nergens probeert hij ook maar de film als ernstig te beschouwen, alles klopt en verloopt in de maat als een perfecte Mozart-symfonie. Misschien kan alleen een Carpenter-fan zien dat hij in al – ik zeg al – zijn films dezelfde meesterlijke regisseurshand gebruikt en dat is waarschijnlijk de oorzaak van het feit dat er heel wat cultfilms op zijn naam staan, films die het oorspronkelijk niet deden aan de kassa, maar uitgroeiden tot proporties waar veel andere regisseurs maar van kunnen dromen.

THE NEST

De oorspronkelijke titel Nid de guêpes (2002) wijst op de Franse oor- sprong van deze ongelooflijke goeie actiefilm die je vanaf het begin 404 duister verleden 2 aan je stoel kluistert, een gewelddadige film ook, maar je moet nu eenmaal wat méér doen om de Amerikanen in hun genre te over- troeven. Regisseur Florent Siri kan zo de oceaan oversteken en als ze daar ooit een remake maken, moeten ze zeker de muziek van Alexander Desplat gebruiken. Alles draait om een groep die Abedin Nexhep (Angelo Infanti), het hoofd van de Albanese maffia, probeert te bevrijden. Helene Laborie (Nadia Fares), een officier van de Franse Speciale strijd- krachten, staat aan het hoofd van een groep die de gangster moet escorteren en een bevrijdingspoging moet beletten. Ze staan tegen- over een dievenbende geleid door Nasser (Sami Nacery) en Santino (Benoit Maginel) die door Nexhep zelf zijn ingehuurd. Het wordt een gevecht tot de dood, want niemand wil ook maar een toege- ving doen. Alles eindigt in een opslagplaats op een industrieterrein, waar de groep van Helene een groep inbrekers betrapt die bezig zijn met het stelen van de computers, maar net zoals Helene en haar medewerkers zitten ze ingesloten door de belegering van de huur- lingen van Nexhep.

ASSAULT ON PRECINCT 13

Het is 2005 en in plaats van een vervolg te maken op de een of andere hitfilm, besluiten de bazen van Rogue Pictures (USA), Why Not Productions (FR) en Liaison Films (FR) om Jean-Francois Richet in te huren voor een remake van Rio Bravo, dit keer ver- momd als Assault on Precinct 13. Gemakshalve wordt het scenario van John Carpenter gebruikt dat een beetje wordt aangepast door de in Brooklyn, New York, geboren James DeMonaco, die als adel- brief het scenario van The Negotiator (met Samuel L. Jackson en ) kon voorleggen. De film start op een nieuwjaarsavond in een politiebureau dat op het punt staat voor altijd te worden gesloten. Daar zitten een zoo tje misdadigers opgesloten en een aantal corrupte agenten is van plan om koste wat het kost een gevangene, gangsterbaas Marion Bishop (Lawrence Fishburne), het zwijgen op te leggen, omdat hij de namen kan noemen van heel wat van hen. Dat er meer doden zullen

406 duister verleden 2 vallen kan hen geen ene moer schelen. Intussen is in het bureau een politiesergeant, Jake Roenick (Ethan Hawke), die ook al een wolkje over zijn verleden heeft hangen, bezig de enkelingen die nog over- blijven te organiseren. Hij zal ook de meedogenloze gangsterbaas Bishop te hulp roepen. Tja, het is een remake, en een Carpenter zal Richet nooit wor- den, maar hij leverde wel een meer dan middelmatige maar niet zo originele actiefilm af. De opnamen gebeurden in Detroit (USA) en in Hamilton en Toronto (Canada). “Fuck” en alle afleidingen van dat woord komen maar liefst 127 keren aan bod, en ten minste 7 personen worden in het hoofd geschoten.

LES INSOUMIS

De laatste jaren hebben de Fransen wel meer naar de actiefilmfilms uit Amerika gekeken en La femme Nikita (1990 – van en met Anne Parillaud), Léon (1994 – van Luc Besson en met Jean Reno) kunnen rustig de vergelijking doorstaan. Dan zijn er ook nog Banlieu 13 (District B13 - 2004 van Pierre Morel en mee geschreven door Luc Besson – eigenlijk een omgekeerde versie van Rio Bravo waar iemand moet binnendringen om van binnenuit de boel op te kuisen) en L’ immortel (2010 – van Richard Berry en met Jean Reno). Toen Les Insoumis (2008) uitkwam, kon men alleen aan de artiesten zien – met voornoemde Richard Berry in de hoofdrol - dat het een Franse film was, want alle buitenlandse films worden daar uiteindelijk nagesynchroniseerd – en dat soms op een vreselijke manier. Maar deze verrassende actiefilm sloot duidelijk aan bij wat men vroeger te zien kreeg in de gangsterfilms bevolkt met louche types die met hun Citroën met voorwielaandrijving doorheen de straten van Parijs en Marseille raasden, zoals in Du Rififi chez les hommes. Vincent Drieu (Berry) wordt overgeplaatst naar een buitenwijk van Marseille, nadat hij een anti-gang operatie in de soep liet lopen. Het politiebureau bestaat uit een aantal op elkaar gestapelde contai- ners waarin de agenten in mensonterende omstandigheden moe-

408 duister verleden 2 ten werken onder een vrouwelijke commissaris, Vasseur (Zabou Breitman – zelf regisseur van diverse prenten, zoals Je l’amais met Daniel Auteuil), die zich niet graag te moe maakt nu het politiebu- reau toch zal worden opgedoekt. Een soort Fort Apache the Bronx (1981)-situatie zou je kunnen zeggen, waar agenten komen wanneer ze willen, bijna nooit arrestaties verrichten en nauwelijks achter een moordenaar aangaan. Vincent denkt daar echter anders over en slaagt er binnen de kortste keren in de hele wijk – van de kleinste tot de grootste boe- ven – tegen hem en de rest van de agenten in het harnas te jagen. Het resultaat is echter dat de agenten zich opnieuw meer handha- vers van de wet gaan voelen en hun zelfrespect terugwinnen, ze gaan een ploeg vormen. De film is doorspekt met kleine alledaagse voorvallen, zoals de hysterische vrouw met haar zieke dochter, de jonge drugsdealer die sterft in vreemde omstandigheden, de racis- tische (Nederlands sprekende) oud-legionair die ’s nachts op katten jaagt, de herhaalde inbraken in een wapenopslagplaats. Alles lijkt verband met elkaar te hebben… Geen enkele acteur wil blijkbaar onderdoen voor een ander, zodat je een vuurwerk aan acteerkunst krijgt dat je van je sokken blaast. Bijzondere vermelding verdient de van Mali stammende Aïssa Maïga, die een charmante en met beide voeten op de grond staande verfrissing is in de rol van Kathia. Dat alles eindigt met een belegering van het politiebureau ligt uiteraard voor de hand, dat zag je al van ver aankomen, maar dat is voor de op actie beluste filmkijker zeker geen bezwaar. Luke Short: De cowboy die een zwartkijker was

Frederick Dilley Glidden werd geboren in Kewanee, Illinois, op 19 november 1908, achttien maanden na zijn broer Jonathan Hurff. De broers konden doorgaan als tweelingen met hun Black Irish zwart haar, bruine ogen en getaande huid. In 1921 stierf hun vader, nau- welijks veertig, aan een hartaanval tijdens een uitstapje naar zijn geliefde visplek. Beide broers gingen naar de Universiteit van Illinois in Urbana- Champaign, de campus die het vlaggenschip van de universiteit wordt genoemd. Jonathan haalde er in 1929 zijn bachelor Engelse Literatuur, Frederick versaste naar de Universiteit van Missouri en haalde daar in 1930 zijn bachelor in de journalistiek. Jonathan had tijdens zijn studies een meisje leren keren, Dorothy Steele, dat hij ook trouwde en hij vond dadelijk een baan bij de Cities Services Oil Company, gevestigd in Lexington, Kentucky. Frederick gaat achtereenvolgens voor diverse kranten werken, maar nergens houdt hij het lang vol, de ene keer omdat het hem niet bevalt, de andere keer omdat de Grote Depressie aan de gang is en de laatste die in dienst kwam het eerst wordt ontslagen. Maar hij laat zich niet uit het lood slaan en trekt naar Canada, waar hij pels- jager wordt. Wat later verhuist hij naar New Mexico, de staat die bekend staat om zijn gebergte en om zijn extreme temperaturen, om er assistent-archeoloog te worden. Daar ontmoet en trouwt hij Flo- rence Elder, die al tijdens hun vrijage het verhaal ‘The Chute of Love’ – onder het pseudoniem Vic Elder – voor 50 $ verkoopt aan Rangeland Romances. Na het lezen van een stapeltje western pulp- magazines en in een poging om wat geld te verdienen begint Frede- rick eveneens te schrijven, het worden westerns en hij gebruikt de naam waaronder hij bekend zal worden: Luke Short. Luke Short was eveneens de naam van een beruchte revolverheld in het Wilde luke short 411

Westen, maar het is niet geweten of Frederick zich daar bewust van was. Nadat hij de literair agente, Marguerite E. Harper, in de arm had genomen, begonnen zijn verhalen te verkopen. Aan het eind van de jaren dertig stonden er veertien romans en heel wat korte verhalen op zijn cv. Bij een bezoek van Jonathan en diens vrouw probeert Frederick zijn broer ook aan het schrijven te krijgen. Het worden eveneens westerns. Jonathan schrijft, na zijn dagelijkse achturige werkdag, in de kelder van hun huis. De verhalen stuurt hij naar Fred, die ze leest en ze terugzendt met raadgevingen en op- en aanmerkingen. Tot het verhaal ‘ Pledge’ in zijn bus valt en Fred het goed genoeg vindt om het aan zijn agente te sturen. Ze verkoopt het ver- haal voor 135 $ aan Complete Stories. Zij kiest voor Jonathan het pseudoniem Peter Dawson, en hij zal fulltime schrijver worden en voor de rest van zijn leven onder deze naam schrijven. Een van zijn verhalen ‘Face of a Fugitive’ wordt in 1959 verfilmd.

FACE OF A FUGITIVE (1959) Columbia Pictures REGIE: Paul Wendkos SCENARIO: David T. Chantler, Daniel B. Ullman MET: Fred MacMurray, Lin McCarthy, Dorothy Green

Jim Larsen is een dief en tijdens de treinreis naar de gevangenis waar hij zal worden opgesloten, probeert zijn jongere broer Danny een ontsnapping te ensceneren. De sheriff die Jim begeleidt wordt gedood en Danny is dodelijk gewond. Jim ontsnapt en bereikt de nabije stad, waar hij een revolver en een paard wil aanschaffen en verdwijnen. De sheriff laat echter niemand uit de stad vertrekken vooraleer hij de nieuwste posters met gezochte personen heeft ont- vangen. Jim Larsen weet dat hij erbij zal zijn wanneer de posters aankomen. Terwijl hij in de stad verblijft, raakt hij betrokken in een oorlog tussen de sheriff en een veeboer, Reed Williams, en vindt zichzelf vreemd genoeg terug aan de zijde van de sheriff. Een van de betere rollen van Fred MacMurray in een western 412 duister verleden 2 die mijlenver uitsteekt boven wat er tot dan toe in het genre werd gepresteerd.

Luke Shorts aanwezigheid in de pulpwesterns was redelijk kort, want al in 1938 verkocht zijn agente een verhaal aan Collier’s en in 1941 verkocht ze zijn roman Blood on the Moon (ook bekend als: Gunman’s Chance) aan The Saturday Evening Post. Ook in 1941 schrijft hij het verhaal voor de Hollywood-komedie Hurry, Char- lie, Hurry die niet erg hoog scoort aan de kassa. Het in maart 1943 in The Saturday Evening Post als vervolgroman verschenen Ramrod wordt in 1947 een film.

RAMROD (1947) Enterprise Productions REGIE: André De Toth SCENARIO: Jack Moffitt, C. Graham Baker en Cecile Kramer MET: Joel McCrea, Veronika Lake en Lloyd Bridges

Wanneer de veeboer Frank Ivey een oorlog begint met de schapen- fokkers, wordt de verloofde van Connie Dickason gedood. Zij wordt erfgename van zijn ranch en besluit het werk van haar verloofde voort te zetten al was het alleen maar om Ivey stokken in de wielen te steken. Ivey is de ‘baas’ van de vallei en Connies vader zou graag zien dat ze met hem trouwt. Ze neemt Dave Nash – die net zijn alcoholverslaving onder controle heeft – aan als voorman en deze brengt een groep van tegenstanders van Ivey bij elkaar om de ranch te runnen. Ivey begint een oorlog, maar Dave is vastbesloten om hem op wettelijke wijze te bevechten… wat hem niet in dank wordt afgenomen. Ramrod kun je waarschijnlijk de eerste western noir noemen. Connie blijkt het archetype te zijn van de femme fatale, die recht uit de hard-boiled pulp lijkt te zijn gestapt. Ze gebruikt haar seksuali- teit om mannen aan zich te binden, die dan haar inhalige ambities voor weelde en macht voor haar moeten verwezenlijken, waarbij ze er niet voor terugdeinst die mannen een zekere dood in te jagen.

Veronika Lake in Ramrod

414 duister verleden 2

Het sterke karakter van Connie staat naast het eerder zwakke van Dave Nash. Samen met Pursued (1947) van Raoul Walsh en Blood on the Moon (1948) van (eveneens naar een verhaal van Luke Short) is Ramrod een hybride tussen western en film noir. Alle drie zitten ze vol met elementen eigen aan de films noirs van het einde van de jaren 40 en de eerste heft van de jaren 50: een pessimistische kijk op het leven, moreel verwerpelijke personages en situaties. Dit in tegenstelling tot de vroegere westerns, waarin een eerder opti- mistische kijk de bovenhand had, kijken we maar naar Stagecoach (1939) van , Dodge City (1939) van Michael Curtiz en zelfs My Darling Clementine (1946) van Ford, die nog niet geleden had- den onder het feit dat er net een oorlog was gevoerd.

De jaren 40 kun je wel de economisch beste jaren in het leven van Glidden noemen. In het begin werkte hij als scenarist in Holly- wood, dan zag hij na elkaar vier van zijn verhalen verfilmd. Na het hiervoor genoemde Ramrod komt er Blood on the Moon (1948).

BLOOD ON THE MOON (1948) RKO Radio Pictures REGIE: Robert Wise NAAR: Gunman’s Chance SCENARIO: Lillie Hayward, Luke Short, Harold Shumate MET: Robert Mitchum, Barbara Bel Geddes, Robert Preston, Walter Brennan luke short 415

Jim Gary, een zwerver, lanterfanter en man van twaalf stielen en dertien ongelukken komt per ongeluk terecht in een dispuut tussen veeboer Lutton en een groep boeren onder leiding van Tate Riling. Riling heeft een geheim akkoord met Pindalist, de agent die de indiaanse belangen behartigt, om Lutton van zijn vee te beroven en het dan te verkopen aan het leger. Gary wordt ingehuurd door Riling, maar als hij merkt dat Riling de boel, zijnde de boeren, belazert, loopt hij over. Dat het hierbij helpt dat Lutton een dochter heeft, Amy, op wie hij verliefd is, lijkt normaal, was het niet dat de andere dochter, Carol, verliefd is op Riling en haar vader bedriegt. Dat dit alles leidt tot een uiteindelijke afrekening is niet te veel gezegd. De film weeft een klassiek film noir-scenario in een western die alle voor de hand liggende motieven van het genre heeft: de geheim- zinnige zwerver met een verdeelde loyaliteit, de ongerepte dochter, de complotterende dief, de gewetenloze agent van het reservaat, huurmoordenaars, vuurgevechten, barruzies, een atmosfeer van fataliteit, uitbarstingen van woede en wraak. Maar ondanks de sterke vertolkingen van alle protagonisten, moeten we de grootste lof toezwaaien aan regisseur Robert Wise en zijn cameraman Nicholas Musuruca die in iedere nachtelijke scène het toekomstige geweld en verraad lijkt te vatten, volledig in de lijn van wat de meester van de films noirs, Val Lewton, hen had voor- gedaan. De titel Blood on the Moon is perfect gekozen, want in het bijgeloof wordt gezegd dat er iemand zal sterven wanneer er bloed op de maan (een zekere atmosferische toestand) zit.

STATION WEST (1948) RKO Radio Pictures REGIE: Sidney Lanfield NAAR: Station West SCENARIO: Frank Fenton, Winston Miller MET: Dick Powell, Jane Greer, Agnes Moorehead, Burl Ives (die enkele liedjes zingt), Raymond Burr (die een advocaat speelt) 416 duister verleden 2

Haven wordt door de regering gevraagd om de moord op twee cava- leristen te onderzoeken. Hij reist incognito naar de afgelegen voor- post waar Charlie, de zangeres in de saloon, blijkbaar de controle heeft over alle illegale activiteiten. Nadat Haven snel korte metten maakt met de potige trawant van Charlie, krijgt hij een baan in haar gokimperium, waar hij genoeg bewijzen kan verzamelen tegen de aantrekkelijke bendeleidster, bijvoorbeeld wat bepaalde goud- transporten te maken hebben met de dood van de twee soldaten. Dick Powell speelt zijn rol voortreffelijk. Agnes Moorehead is erg geloofwaardig als de bezitster van de goudmijn die lieflijke blikken werpt naar kapitein Powers. Film noir-koningin Jane Greer (regis- seur Lanfield was niet erg vriendelijk voor haar, want hij had liever Marlene Dietrich in de rol gezien) speelt haar rol alsof ze de heup- wiegende godin in persoon is. Eigenlijk moet je tweemaal kijken om te weten dat je hier niet in een Spade of Marlowe verzeild bent geraakt. Burl Ives speelt zijn rolletje van filosofische barman uitstekend en krijgt de kans om enkele liedjes te zingen, zoals A Stranger in Town en A Man Can’t Grow Old, Raymond Burrs advocaat ligt wel mijlenver van Perry Mason. Een van de beste scènes in de film is wel het gevecht tussen Powell en de reus Mick Marion (Guinn ‘Big Boy’ Williams), wat de oneli- ner oplevert: “You’re too small to have made such a big mistake”. luke short 417

Er volgden wel meer films, maar dat waren echte westerns.

Ook in het boekenwereldje ging het hem voor de wind, want hij tekende contract na contract met de uitgevers van paperbacks. Gedurende de volgende twintig jaar probeerde Glidden het ene zaakje na het andere op te zetten, maar alles mislukte jammerlijk. Hij schreef het ene scenario na het andere, maar kreeg ze prompt terug. Hij spande diverse processen aan wegens vermeend plagi- aat, maar geen ervan haalde de rechtszaal. Hij probeerde het ook in andere genres, maar die lagen hem blijkbaar niet. Dan ging hij zich maar bezighouden met de locale politiek. Ondertussen slaagde zijn agente erin om de novelle The Whip (ook bekend als Doom Cliff) aan Collier’s te verkopen. In het num- mer van 21 december 1956 en dat van 4 januari 1957 verschenen de twee eerste afleveringen. Toen hield Collier’s op te verschijnen, maar gelukkig voor hem kocht The Saturday Evening Post de rechten over en verscheen de rest van de novelle in het nummer van 9 februari 1957. Langzaam groeide bij hem het besef dat hij zich beter bij zijn cowboyromans had gehouden en het gevolg was dat er zes nieuwe boeken uit zijn schrijfmachine rolden. Dan kwam de natuur stokken in de wielen steken: zijn ogen gin- gen zienderogen achteruit en zijn uiteindelijke strijd tegen keelkan- ker verloor hij in augustus 1975, nadat hij in 1974 was opgenomen in de National Cowboy Hall of Fame.

VERHALEN GEPUBLICEERD IN MAGAZINES

The Feud at Single Shot, Adventure aug 1 1935, etc. Gamblers Don’t Quit, Star Western okt 1935 Blood of His Enemies, Star Western nov 1935 Caribou Copper, Dynamic Adventures nov 1935 No More Guns!, Star Western nov 1935 Bounty Hunter, Cowboy Stories dec 1935 Gambler’s Glory, Dime Adventure Magazine dec 1935 418 duister verleden 2

Gun Boss of Hell’s Wells, Star Western dec 1935 Border Rider, Dime Adventure Magazine jan 1936 Guns for a Peacemaker, Star Western feb 1936 Walker, Dynamic Adventures mrt 1936 Gun-Boss of Broken Men, Dime Western Magazine apr 1936 Son of a Gun-Curse, Adventure apr 1936 Tinhorn’s Last Gamble, Star Western apr 1936 Trigger Traitor, Cowboy Stories apr 1936 Long Rider Lawman, Cowboy Stories jun 1936 Boothill Ride, 10 Story Western Magazine aug 1936 Booze-head Heritage, Top-Notch aug 1936 Doc Potter’s Six-Gun Cure, Ace-High Western Magazine sept 1936 Rustling Lawman, Western Adventures sept 1936 Trial by Fury, Cowboy Stories sept 1936 Boothill Brotherhood, 10 Story Western Magazine okt 1936 Outlaws Make Good Neighbors, Star Western okt 1936 The Buzzard Basin Gun Stampede, Star Western nov 1936 Fighting Nesters of Sacaton, Ace-High Western Magazine nov 1936 Gunhawks Die Hard!, Western Trails nov 1936 Rustlers’ Range, Adventure nov 1936, etc. Buckshot Freighter, Star Western dec 1936 Buckskin-Popper’s Last Ride, Dime Western Magazine jan 1937 Silver Horn Breaks, Street & Smith’s Western Story Magazine mrt 6 1937, etc. Bandit Lawman, Big-Book Western Magazine mrt/apr 1937 Gunslick Gold, Thrilling Western mrt 1937 Town-Tamer on the Dodge, Dime Western Magazine apr 1937 The Ghost Deputy of Doubletree, Star Western jun 1937 King Colt, Argosy jul 3 1937, etc. The Marshall of Vengeance, Dime Western Magazine jul 1937 The Ivory Butt Plate, The Blue Book Magazine aug 1937 Tough Enough, Argosy sept 4 1937 Red Trail to Black Treasure, Street & Smith’s Western Story Magazine okt 9 1937, etc. The Right Kind of Tough, The Blue Book Magazine okt 1937 Death Cold-decks a Tinhorn, Ace-High Magazine nov 1937 Border Rider’s Requiem, Western Aces dec 1937 Roll, Jordan, All-American Fiction dec 1937 Golden Acres, Argosy jan 29 1938, etc. luke short 419

The Warning, Collier’s jan 29 1938 War Fires Light the Stage Trails, 10 Story Western Magazine feb 1938 Payoff at Rain Peak, Street & Smith’s Western Story Magazine apr 9 1938 Trouble Fighter, Street & Smith’s Western Story Magazine apr 23 1938, etc. Lobo Quarantine, Argosy jun 4 1938 Death Rides Tornado Basin, Street & Smith’s Western Story Magazine aug 20 1938, etc. Light the War Fires, Argosy sept 24 1938 First Judgment, Argosy okt 22 1938 Test Pit, Street & Smith’s Western Story Magazine jan 7 1939 Brand of Justice, Country Home Magazine feb 1939 Bounty Guns, Street & Smith’s Western Story Magazine mrt 4 1939, etc. Indian Scare, Argosy mrt 25 1939 Rough Shod, The Blue Book Magazine apr 1939 Court Day, Collier’s mei 20 1939 Swindle in Piute Sink, Street & Smith’s Western Story Magazine mei 27 1939 Some Dogs Steal, Argosy jun 10 1939 [Blackie–the one-dog Reign of Terror] Hurricane Range, Argosy aug 19 1939, etc. Hideout, Adventure aug 1939 Lead Won’t Lie, Street & Smith’s Western Story Magazine sept 9 1939 Ring-Struck, Country Home Magazine sept 1939 Dead Freight for Piute, Street & Smith’s Western Story Magazine nov 18 1939, etc. Danger in the Air, Country Home Magazine dec 1939 The Doctor Keeps a Promise, Collier’s mrt 2 1940 The Fence, Adventure mrt 1940 A Mistake in Crates, Short Stories mei 25 1940 Spy of the North, Adventure jun 1940, etc. Countermand, Short Stories jul 10 1940; Action. Smuggler’s Berg, Short Stories sept 10 1940; North-West. Gunsmoke Graze, Street & Smith’s Western Story okt 5 1940, etc. A Swindler for Love, Liberty okt 26 1940; “A breathless tale of danger in the sky and happiness in two hearts”. Neutral Spirits, The Blue Book Magazine jan 1941 Take Your Lunch, Dime Detective Magazine feb 1941 Blood on the Moon, The Saturday Evening Post mrt 15 1941, etc. Delayed Fire, Grit apr 13 1941 The Strange Affair at Seven Troughs, The Blue Book Magazine jun 1941 420 duister verleden 2

Hard Money, Grit jul 13 1941, etc. Brassguts, Argosy jul 26 1941 Exile, Adventure aug 1941 Paper Hero, Argosy sept 27 1941 White Horse, Black Horse, Street & Smith’s Detective Story Magazine jan 1942 Ride the Man Down, The Saturday Evening Post apr 4 1942, etc. Second-Guesser, Street & Smith’s Detective Story Magazine mei 1942 And the Wind Blows Free, Short Stories feb 10 1943, etc. Ramrod, The Saturday Evening Post mrt 27 1943, etc. Top Hand, The Saturday Evening Post okt 30 1943 Coroner Creek, The Saturday Evening Post mei 19 1945, etc. Trumpets West!, Argosy jul 1945 Fiddlefoot, The Saturday Evening Post mrt 2 1946, etc. Station West, The Saturday Evening Post okt 19 1946, etc. High Vermillion, The Saturday Evening Post mei 31 1947, etc. The Danger Hole, The Saturday Evening Post aug 7 1948, etc. Ambush, The Saturday Evening Post dec 25 1948, etc. Hurricane Range, All-Story Western sept 1949; als ‘Way of the Untamed’. Way of the Untamed, All-Story Western sept 1949, als ‘Hurricane Range’. Vengeance Valley, The Saturday Evening Post dec 3 1949, etc. Play a Lone Hand, Collier’s nov 4 1950, etc. Saddle by Starlight, Collier’s jun 7 1952, etc. Silver Rock, Collier’s sept 4 1953, etc. High Grade, Luke Short’s Western apr/jun 1954 Fool’s Treasure, The Saturday Evening Post apr 16 1955, etc. Doom Cliff, Collier’s dec 21 1956, etc. C.S. Boyles, jr.: Een man met vele namen

Boyles werd op 1 augustus 1905 geboren als C.S. Boyles, jr. in Baird, Texas, uit een familie van veeboeren, zowel aan vaders- als moe- derszijde. Na zijn studies ging hij de journalistiek in, daarnaast publiceerde hij enkele verhalen in pulpbladen. Toen hij zich aan- meldde voor het Marine Corps, wilden ze zijn initialen (wat heel gewoon was in Texas – kijk maar naar J.R.) niet accepteren als voor- namen en er werd gekozen voor Clarence Scott Boyles jr. Na WO II ging hij zich helemaal toeleggen op het schrijven, als journalist en als pulpschrijver van westerns, die laatste onder het pseudoniem Will C. Brown. Tot in het midden van de jaren vijftig verschenen er jaarlijks onge- veer vijf verhalen, waaronder ook enkele detectiveverhalen die verschenen in Ellery Queen’s Mystery Magazine. In 1955 verschijnt zijn eerste roman The Border Jumpers, waarvoor hij datzelfde jaar de Dell Book Award voor beste western krijgt; het boek wordt in 1958 omgezet in de film Man of the West. Zijn roman The Nameless Breed wint de Golden Spur Award van de Western Writers of America voor beste roman in 1961. De laatste heeft het over politieke intriges, vijan- dige indianen, en woestijn- 422 duister verleden 2 zand dat de Texaan Brazos McCloud voor de voeten krijgt gescho- ven wanneer hij poogt zijn vader uit de handen van de Comanches te redden. Maar het vraagt heel wat meer om een man zoals McCloud tegen de houden. Brown overlijdt op 25 juni 1995 op 89-jarige leeftijd in San Diego.

MAN OF THE WEST (1958) Ashton Productions, Productions REGIE: NAAR: The Border Jumpers SCENARIO: Reginald Rose MET: Gary Cooper, Julie London, L.J. Cobb,

Link Jones is een voormalige outlaw, die op weg is om een schooljuf in te huren voor het kleine stadje waar hij nu woont. Hij heeft al het spaargeld van de inwoners bij zich. Dan wordt de trein overvallen en ook Links bagage – waarin het geld zit – wordt meegenomen. Tot overmaat van ramp vertrekt de trein ook nog zon- der hem, maar ook de zangeres Billie Ellis en Sam Beasley zien de trein wegstomen. De volgende trein wordt pas een week later verwacht. Ze gaan op zoek naar een onderkomen en vinden een verlaten ranch waar ze de koude van de nacht kunnen buitensluiten. Blijkt dit net de ranch waar de treinovervallers hun basis hebben. Men moet ook weten dat Link ooit lid was van de bende, waarbij ook enkele verre fami- lieleden zijn aangesloten. Hij stelt Billie voor als zijn vrouw en zegt dat hij wil terugkeren bij de bende. Link moet vanaf dan als een koorddanser over een strak gespannen koord lopen. Het verschil tussen Link en zijn verderfelijke familieleden wordt duidelijk in de manier waarop ze Billie behandelen. De meeste wes- c.s. boyles jr. 423 ternhelden zijn helemaal geen helden wanneer het respect voor vrouwen betreft, maar Link respecteert in elk geval al twee vrou- wen: de zijne en de mooie saloonzangeres, Billie. Het maakt hem helemaal niets uit dat Billie een erg duister verleden heeft en dat ze waarschijnlijk voor heel wat mannen haar kleren heeft uitgetrokken en misschien nog verder gegaan is ook. Maar wanneer Coaley, een echte maniak, Billie dwingt om zich te ontkleden, voelt hij de pijn die zij moet voelen… Nadat hij Coaley een flinke pandoering heeft gegeven, dwingt hij hem zich in zijn nakie te zetten voor Billie en vraagt hem hoe hij zich nu voelt. Man of the West was heel verschillend van wat men meestal kreeg voorgeschoteld; er is nauwelijks actie, maar het psychologi- sche drama is overal aanwezig, tegelijk met de claustrofobische situ- atie. Het was niet de laatste western die Anthony Mann regisseerde. Nadien volgde nog Cimarron, maar de film behoorde al wel tot de nieuwe lichting westerns; geen cowboys en indianen hier, geen strijd om territorium, maar een veeleer pessimistische, volwassen filosofische benadering, net zoals The Searchers en The Man Who Shot Liberty Valance van John Ford – die ongeveer rond dezelfde tijd werden gemaakt – deze verandering inluidden. Dit waren de voorlopers van wat Sam Peckinpah in de jaren zestig zou draaien, Ride the High Country (1962) en culminerend in zijn beste, The Wild Bunch (1969). Er is niks mis met deze film, de buitenopnamen zijn schitterend, de passages in de trein zijn niet in de studio opgenomen maar in een echte, rijdende trein. Gary Cooper speelt zijn rol vlekkeloos en de bandieten zijn van de gemeenste die je ooit in een pre-1960 film zag – een verre voorbode van de spaghetti westerns.

VERHALEN VERSCHENEN IN MAGAZINES

Purgatory Pardners, Big-Book Western Magazine mei 1946 Hell-for-Leather!, Ace-High Western Stories sept 1946 The Bar B Maverick, Big-Book Western Magazine okt 1946 Tie That Hangnoose Tight!, .44 Western Magazine mrt 1947 424 duister verleden 2

Pesky’s War-Dance Remedy, New Western Magazine apr 1947 Lead Ballots Don’t Count!, Ace-High Western Stories jun 1947 Chisholm Trail Gun-Cure, .44 Western Magazine okt 1947 Stampede ’em at Red River, Lariat Story Magazine nov 1947 Ace in the Holster!, .44 Western Magazine jan 1948 Rigged Out to Kill, Big-Book Western Magazine jan 1948 In Due Season, New Western Magazine feb 1948 The Tinstar Renegade, Lariat Story Magazine mrt 1948 Ride Wide ’Round Santone!, Ace-High Western Stories apr 1948 Texas Law Comes Loaded!, .44 Western Magazine apr 1948 Salt ’Em with Hot Lead!, Big-Book Western Magazine aug 1948 Button Savvy, 10 Story Western Magazine nov 1948 Saddle Up For Boothill, Fighting Western jan 1949 [Frisco Thomas] Sixguns Every Sunday, 10 Story Western Magazine jan 1949 Dead Man’s Stretch, Ace-High Western Stories sept 1949 Boss of Doom Town’s Dumbbells, .44 Western Magazine okt 1949 Printed in Texas Blood!, 10 Story Western Magazine nov 1949 Triggers, 10 Story Western Magazine aug 1950 The Quitter, New Western Magazine okt 1950 Brand of the Caprock Breed, Pioneer Western dec 1950 Call the Hangman!, 10 Story Western Magazine jan 1951 Last Card at Lost Creek, Western Short Stories jan 1951 Trail Man’s Bluff, Argosy apr 1951 Brand of a Texican, 10 Story Western Magazine jun 1951 Once a Ranger, Western Short Stories jun 1951 Mob Fever, Fifteen Western Tales sept 1951 Pot Shot, Zane Grey’s Western Magazine jan 1952 And Tombstones All the Way, Masked Rider Western feb 1952 Samaritan, Zane Grey’s Western Magazine apr 1952 The Gunslick from Siberia, Zane Grey’s Western Magazine mei 1952 Duel in Captive Valley, Zane Grey’s Western Magazine aug 1952 General Santa Claus, Western Short Stories dec 1952 Drive to Glory, Zane Grey’s Western Magazine jan 1953 Texas’ Last Great Manhunt, Best Western jan 1953 Trigger-Testing of the O’Tooles, Western Short Stories feb 1953 Tonight at Massacre Bend, Western Short Stories apr 1953 Return of the Outcast, Roaring Western Stories mei 1953 The Scissor-Tails, Zane Grey’s Western Magazine mei 1953 The Bashful Bandit, Western Short Stories jul 1953 c.s. boyles jr. 425

Big Knife, Zane Grey’s Western Magazine sept 1953 Cactus Juice Spree, Big-Book Western Magazine sept 1953 Suicide Letter, Pursuit Detective Story Magazine sept 1953 One for the Road, Ellery Queen’s Mystery Magazine nov 1953 Stampede Smell, Zane Grey’s Western Magazine dec 1953 Too Big for the Rangers, Zane Grey’s Western Magazine jan 1954 Printer on the Prod, Western Short Stories jun 1954 Come and Take It!, Best Western sept 1954 Miracle at Circle Seven, Western Short Stories sept 1954 Too Tough for Texans!, Star Western sept 1954 The Marshall and the Mob, Luke Short’s Western okt/dec 1954 Quick-Draw Question, 2-Gun Western nov 1954 Red Sand, Spur Western Novels feb/apr 1955 Wild But No Coward, Western Short Stories sept 1956 Trouble on the Brazos, Ranch Romances feb #1 1957, etc. Caprock Rebel, Star Weekly okt 21 1961 Last Creed at Lost Creek Lonely Trail

Niven Busch

Busch werd op 26 april 1903 geboren in New York City. Na stu- dies aan de begon hij aan zijn schrijverscar- rière in de vroege jaren twintig, toen hij begon te werken voor Time Magazine (de medestichter Briton Hadden was een neef van Busch). Kwam het door de neef of door zijn werklust, maar hij beklom de ladder erg snel en werd redacteur en samensteller van het blad, ter- wijl hij ook voor The New Yorker werkte, waar hij bekende Ame- rikanen profileerde, die werden gebundeld in zijn eerste boek, de non-fiction bundel Twenty-One Americans. Hij trouwde op 23 juli 1928 met Sonia Alexandra Frey. In 1932 hield hij het voor gezien bij Time Magazine. Beseffend dat hij het hoogste had bereikt dat hij kon bereiken, klopte hij aan bij literair agent Myron Selznick, die hij kende via zijn vader; deze laatste had nog gewerkt voor Myrons vader Lewis Selznick in de eerste 15 jaar van de eeuw.

HOLLYWOOD

Myron bezorgde Busch al direct werk bij Warner Bros Pictures wat Busch aanspoorde om New York te verruilen voor Los Angeles. De eerste film waar hij aan meewerkte, samen met vier andere scena- risten, was The Crowd Roars (1932) voor Howard Hawks, die ook het verhaal had verzonnen. De generiek vermeldt zijn naam foutief als Nevin Busch. Doorheen de jaren dertig werkte Busch voor de meeste van de grote Hollywood studios – van 1931 tot 1934 voor Warner Bros en opnieuw van 1938 tot 1939. Daarnaast deed hij freelance werk voor de kleinere studio’s. Hij werkte vooral aan B-films waarvan The Big Shakedown (1934) naar een eigen verhaal ‘Cut Rate’ – dat hij samen met Samuel G. Engels schreef – een redelijk succes kende, maar dat 428 duister verleden 2 kwam waarschijnlijk ook door Bette Davis. Ook in 1934 volgde de echtscheiding van Sonia. In 1938 kwam hij op de lijst van Oscarnominaties terecht voor In Old Chicago (1937) naar zijn verhaal ‘We the O’Learys’, samen met nog vijf andere nominaties voor de film. Twee werden er ver- zilverd: Best Assistant Director en Best Actress in Supporting Role (Alice Brady). Bij de uitreiking van de Oscars was Alice Brady afwe- zig, maar iemand kwam naar voren om hem in ontvangst te nemen en die iemand, net zoals de Oscar zelf, werd nooit teruggevonden. Brady stierf in 1939, 46 jaar oud, zonder Oscar op de schouw, want de Academy had nog geen nieuw beeldje laten maken. In 1940 schreef hij samen met enkele anderen (zie hoofdstuk Stuart N. Lake, p. 441) The Westerner voor regisseur en producent . Niet lang daarna werd hij proef- lezer voor Goldwyn en een van zijn eerste aanbevelingen was The Pride of the Yankees (1942). Deze werd verfilmd met Gary Cooper en Teresa Wright, die op 23 mei 1942 mevrouw Busch werd, ze had- den elkaar leren kennen op de set. Op 2 december 1944 werd hun zoon Niven Terrence geboren en op 12 september 1947 een dochter, Mary Kelly.

VERHUIZING

Als gevolg van de gezinsuitbreiding gingen Teresa en Niven zich vestigen in de heuvels van Encino (Spaans voor altijd groen of groene eiken), waar veel bekende personen woonden en nu ook nog wonen (John Wayne, Michael Jackson, Clark Gable, Tom Petty, Joe Jackson, Janet Jackson). Daar vond hij ook de rust om werk van lan- gere adem te schrijven. In 1941 verscheen The Carrington Incident waarover The Saturday Review schreef: “Mr. Busch has a thriller here with the insulation removed. His horror novel—it is that— is made of the stuff of now, if not precisely here…” en “This is going to be a hard book for anybody to put down”. Was dit incident een succes bij de kritiek, zijn volgende boek, Duel in the Sun (1944) was helemaal in de roos en belandde op de bestsellerlijsten. David O. Selznick verwierf de filmrechten en schreef zelf het scenario voor niven bush 429 regisseur King Vidor, hierbij geholpen door Ben Hecht en Oliver H.P. Garrett. Het werd een kassucces, mede geholpen natuurlijk door de sterke vertolkingen van Jennifer Jones, Joseph Cotten, Gregory Peck en Lionel Barrymore, terwijl Lilian Gish en Walter Huston zich ook even tonen en we de vertelstem van Orson Welles horen.

TUSSEN ROMAN EN SCENARIO

Hij verdeelt nu zijn tijd tussen Hollywood en zijn schrijftafel. Uit zijn pen vloeit They Dream of Home (eveneens verschenen in 1944), een belangrijke roman die het verhaal vertelt van een verloren gene- ratie aan de hand van de ervaringen van vijf mariniers, helden van Tulagi, die totaal onaangepast blijken bij hun terugkeer. Kirkus Review schreef: “Serious treatment of a serious problem, thoughtful and provocative, with no soft edges... On the rising tide of interest.” Dit verhaal werd later meermaals door andere auteurs over- gedaan, zoals het brutale We Fished all Night van Willard Motley (1951) over het naoorlogse Chicago; en dan is er ook nog de erfenis van Korea, Vietnam, Irak en zelfs van de Amerikaanse burgeroor- log (film zie p. 439), enzovoort… Ondertussen werkt hij voor Metro-Goldwyn-Mayer ook aan het scenario van The Postman Always Rings Twice (1946), samen met Harry Ruskin, naar de roman van James M. Cain. In 1947 schrijft hij het originele scenario van Pursued (1947) voor regisseur Raoul Walsh, een van de eerste psychologische wes- terns met een echt noir randje. Bedgenote Teresa Wright speelt de hoofdrol naast Robert Mitchum die hiermee zijn eerste A-film maakt. De tienermeisjes die hem zagen zitten (ze werden wel eens ‘the Droolettes’ genoemd), vertelden in fanmagazines dat hij op een kwaadaardige manier sexappeal had en ook dat hij het meest immorele gezicht had dat ze ooit zagen. Vervolgens is er de roman The Furies (1948) die in 1950 door Anthony Mann wordt verfilmd met Barbara Stanwyck. In datzelfde jaar wordt er nog een origineel scenario verfilmd, The Capture (1950), dat Busch schreef als roman (die trouwens nooit verscheen) en later omwerkte tot scenario. De 430 duister verleden 2 film heeft opnieuw Teresa Wright in de hoofdrol, naast Lew Ayres. In 1951 schrijft hij het verhaal en het scenario voor Raoul Walsh’ Distant Drums met Gary Cooper als leading man. In 1952 is de liefde tussen Teresa en Niven voorbij en de echt- scheiding wordt uitgesproken op 25 november.

VEEBOER EN SCHRIJVER

Busch verlaat Los Angeles en verhuist naar Noord-Californië, waar hij zich wijdt aan zijn vee en aan het schrijven. The Hate Merchant wordt gepubliceerd in 1953 en The Actor in 1955. Ook in 1953 leverde hij samen met Oliver Crawford (die voordien en later enkel voor televisie schreef) het verhaal voor dat werd verfilmd door Budd Boetticher met Glenn Ford in de hoofdrol. Het werd een druk jaar voor Busch want ook voor The Moonlighter (1953) leverde hij het verhaal en het scenario, een western met veel romantisch gedoe en met Barbara Stanwyck, Fred MacMurray en Ward Bond in de hoofdrollen. In 1955 schrijft hij het scenario voor The Treasure of Pancho Villa naar een verhaal van J. Robert Bren en Gladys Alwater. In 1956 maakt hij even de tijd om op 14 maart te trouwen met Carmencita Baker. In 1957 neemt de tv-serie The 20th Century-Fox Hour – die hoofd- zakelijk is samengesteld uit 60 minuten durende afgietsels van suc- cesfilms van Fox – opnieuw het verhaal We the O’Learys ter hand en verfilmt het als City of Flames (in 1938 verfilmd als In Old Chicago). Er komt nu een drukke romanperiode aan en hij publiceert achter- eenvolgens Street (1959) over de krantenwereld van San Francisco, The San Franciscans (1962) en The Gentleman from Cali- fornia (1965). In Turkije neemt regisseur Muzaffer Tema het verhaal Duel in the Sun onder handen, maar vergeet de naam van Busch te vermelden, de titel ‘Vahsi Kedi’ (1962) is Turks voor mij. Ondertussen is hij ook een graag geziene figuur geworden in de literaire wereld van San Francisco en wordt hij Regent’s Professor van de University of California. De titel ‘Regent’s Professor’ is de hoogste eer die een faculteit kan geven aan hen die een pioniersrol niven bush 431 vervulden in hun domein van expertise en die nationaal en interna- tionaal erkend zijn voor hun verwezenlijkingen. Op 6 augustus 1968 is het alweer afgelopen tussen Carmencita en Niven. Op 1 december 1973 stapt hij in het huwelijksbootje met Suzanne De Sanz. Ze zal hem overleven, want op 25 augustus 1991 sterft Busch op 88-jarige leeftijd. Maar dat is pas nadat hij de romans The Take Over (1973), No Place for a Hero (1980), Continent’s Edge (1980) en The Titan Game (1989) publiceerde in 1986 in Mexico het verhaal La gloria y el inferno verfilmd zag en… een rol vertolkte in The Unbearable Lightness of Being (1988), waarin hij de ‘Old Man’ is in de scène waarin Sabina (Lena Olin) de brief ontvangt die haar vertelt dat Tómas en Tereza dood zijn.

THE FURIES (1950) Hall Wallis Productions REGIE: Anthony Mann SCENARIO: Niven Busch & Charles Schnee MET: Barbara Stanwyck, Wendell Corey, Walter Huston, Gilbert Roland

Barbara Stanwyck en Walter Huston in The Furies 432 duister verleden 2

Barbara Stanwyck in The Furies

T.C. Jeffords is een veebaron die zijn ranch, the Furies, van de grond af heeft opgebouwd. Hij leent van banken, betaalt met zelf gemaakt geld en onderhoudt een gewapende vrede met de Mexicanen die het land oorspronkelijk bebouwden. Natuurlijk heeft hij vijanden, onder wie Rip Darrow, de eigenaar van een saloon, die zag hoe het land van zijn vader gestolen werd door T.C. T.C. heeft een koppige, eigenzinnige dochter, Vance, die al haar hele leven bevriend is met een van de Mexicanen, daarnaast heeft ze haar zinnen gezet op Rip en op de ranch. Haar hoop wordt echter stukgemaakt wanneer Rip zich wreekt, een geldgeile vrouw T.C. het hoofd op hol brengt en T.C. zijn moordende bezittings- drang tot het uiterste drijft. De freudiaanse subtekst is in deze western duidelijk aanwezig en echte westernliefhebbers zullen daar wel iets over te zeggen heb- ben, misschien ook over het feit dat dit volgens hen geen western is, maar eerder het verhaal van een vrouw en tegelijk een Griekse tragedie – indien ze al weten wat dat laatste betekent.

PURSUED (1947) United States Pictures, Warner Bros REGIE: Raoul Walsh ORIGINEEL SCENARIO: Niven Busch MET: Teresa Wright, Robert Mitchum, Judith Anderson, Dean Jagger

Het is 1881 en de wees Jeb Rand, wiens familie is vermoord, is opge- nomen in de Callum familie, die een paardenfokkerij heeft. Jeb niven bush 433 wordt achtervolgd door het trauma dat hij heeft opgelopen bij het uitmoorden van zijn familie en heeft vaak nacht- merries waarin hij is opgesloten ter- wijl de vlammen aan zijn schuilplaats likken. De weduwe Callum doet haar best om hem liefdevol op te voeden en hem een nieuwe thuis te geven, maar de jonge man houdt koppig vast aan zijn eigen identiteit en blijft de eeuwige outsider. Hij heeft wel een goede ver- houding met zijn pleegzuster Thorley, maar zijn relatie met haar broer Adam is gespannen omdat Jeb hem verwijt zijn paard te hebben doodge- schoten. Mevrouw Callum vertelt wel dat het jagers waren die dit deden, maar weet dat haar zwager Grant, een louche figuur, om onbekende redenen besloten heeft Jeb het leven zuur te maken. Dan verliest Jeb een toss tegen Adam en hij wordt aangeduid als de vrijwilliger die zal deelnemen aan de Spaans-Amerikaanse oorlog. “Al heel mijn leven weet ik dat ik alleen mijzelf kan zijn,” zegt Jeb Rand. Hij is helemaal niet geïnteresseerd in vast werk, verwerpt de heersende moraal en hoewel hij er wel een van eigen maaksel heeft, wordt hij niet vertrouwd, afgekeurd en benijd door andere man- nen. Hij is een speler, bereid om alles te verliezen – bij de toss ver- liest hij eveneens zijn deel in de Callum-ranch – omdat hij weet dat het beste waarop hij kan hopen is dat hij alles zal verliezen, maar dan langzaam. Jeb is een fatalistische, afstandelijke man, die zich vreemd genoeg heel comfortabel voelt, zich schikt in het feit dat hij weinig geluk heeft en dat aanvaardt met een onoverwinnelijke zelf- verzekerdheid.

Jesse en Frank James: populaire boeven

THE RETURN OF FRANK JAMES (1940) Twentieth Century Fox Film Corporation REGIE: Fritz Lang ORIGINEEL SCENARIO: Sam Hellman MET: , , Jackie Cooper, John Carradine

Toen Jesse James in 1939 in de zalen kwam, was het Henry Fonda die de laconieke oudere broer Frank James speelde en die de beste besprekingen kreeg. Het publiek vroeg om een vervolg. Het scheelde weinig of dat vervolg werd niet gemaakt omdat Fritz Lang door produ- cent Darryl F. Zanuck als regisseur werd aangenomen in plaats van Henry King die ‘Jesse James’ regisseerde. Henry Fonda haatte Lang; volgens hem was Lang een sadistische pestbuil op de set en hoewel hij de hoogste prestaties uit Fonda had gehaald in You Only Live Once, haatte Fonda iedere seconde op de set. In het voorafgaande- lijke gesprek tussen Lang en Fonda beloofde Lang het wat zachter aan te pakken, maar verviel hij volgens Fonda in hetzelfde euvel. Fonda maakte echter plichtsgetrouw de film af. Dus herneemt Fonda de rol van Frank James die het leven van postkoetsovervallen en geweld vaarwel heeft gezegd en een gewoon leven tracht op te bouwen, hij leeft en werkt vreedzaam en anoniem op een ranch, waar hij samen met een kleurling, Pinky, en ene Clem inwoont. Maar dan hoort hij over de moord op zijn broer, gepleegd door de broers Bob en Charlie Ford, en ook dat ze nog altijd vrij 436 duister verleden 2 rondlopen. Hij haalt zijn wapens uit de bloedrode zakdoek waarin hij ze bewaarde en gordt ze om. Als Clem hem zo vastberaden ziet, besluit hij mee op pad te gaan en hem te helpen in wat hij wil aan- vatten. Maar Frank weigert. Franks eventuele medestander wordt een journalist, Rufus Cobb, een majoor die zich omschoolde tot journalist, drukker en uitgever en die interviews maakt en publi- ceert terwijl hij het spoor volgt van de broers Ford. Je moet steeds voor ogen houden dat dit gewoon een western is en zeker geen geschiedenisles. Met uitzondering van de moord op Jesse James door Robert Ford is alles pure fictie, een goedgemaakte

Gene Tierney in The Return of Frank James jesse en frank james 437 western over wraak. Natuurlijk wordt er niet voorbijgegaan aan de hebzucht van de uit de grond schietende spoorwegindustrie en de Noordelijke opportunisten, dikwijls zwarten, die na het winnen van de burgeroorlog in het Zuiden geld gingen verdienen, wee de overwonnene. Frank James stopte met de misdaad en gaf zich over aan de wet na de moord op zijn broer, Jesse. Hij werd nooit vervolgd voor medeplichtigheid aan de vele misdaden van Jesse. Hij probeerde diverse stielen, ging zelfs boeren, en werkte een korte periode als afdelingschef in het Sanger Brothers warenhuis in Dallas, Texas. Het is duidelijk dat hij stierf met zijn laarzen uit. De lafaard Robert Ford die Jesse James in de rug schoot, stapte in de showbusi- ness, speelde een gedramatiseerde versie van zijn neerschieten van Jesse – maar dan in een beslissend treffen – en eindigde als de eige- naar van een saloon in Creed. Hier werd hij vermoord – op dezelfde manier als die waarop hij zelf Jesse James had vermoord (in de rug) – door een man die een wrok tegen hem had. Sommigen beweren dat hij het deed om de moord op Jesse te wreken, maar dat is spe- culatie.

Sam H. Rolfe Het begin van een grote vriendschap

Sam H. Rolfe (die zich soms ook wel eens Samuel Harris noemt) was met het scenario voor The Naked Spur aan zijn proefstuk, hij schreef het samen met Harold Jack Brown die voordien al had meegewerkt aan de tv-serie Studio One, waarvoor hij een onbekend aantal sce- nario’s schreef. Het tweetal kreeg er in 1954 een Oscarnominatie voor, die niet werd verzilverd.

THE NAKED SPUR (1953) Metro-Goldwyn-Mayer REGIE: Anthony Mann ORIGINEEL SCENARIO: Sam Rolfe & Harold Jack Bloom MET: James Stewart, Janet Leigh, Robert Ryan, Ralph Meeker, Millard Mitchell

Howard Kemp is een rancher die alles is kwijtgeraakt. Toen hij ging deelnemen aan de Burgeroorlog vermaakte hij zijn ranch aan zijn meisje, maar bij zijn terugkeer was hij niet meer welkom. In 1952, toen deze film werd gedraaid, lag WO II nog vers in het geheugen en was de Koreaanse oorlog nog aan de gang, zodat de gedachte dat een soldaat niet zou terugkeren van de oorlog sterk leefde. Kemp is daarom premiejager ge- worden en hij zit moordenaar Ben Vandergroat al een tijdje op de hielen. Ben begrijpt helemaal niet waarom ‘Howie’ hem op de hielen zit, vroeger Janet Leigh waren ze toch vrienden? 440 duister verleden 2

Kemp, die de achtervolging moe wordt, krijgt zelfs enkele part- ners: Jesse Tate, een oude goudzoeker die zich bij hem aansluit om hem zogezegd de weg doorheen de Rocky Mountains te wijzen, en Roy Anderson, een oneervol ontslagen soldaat van de Noordelijken, die zonder het te weten de moordenaar onder schot heeft en zich dan voor het gemak bij het tweetal aansluit. Wanneer ze uitvinden dat de premie al tot 5.000 $ is gestegen, slaan de hebzucht en de onenigheid toe. Na een afgeslagen aanval van indianen probeert Vandergroat elke situatie in zijn voordeel uit te buiten en hij probeert ieder van de drie om de beurt te lijmen, zodat hij zou kunnen ontsnappen. De opnamen van de Rocky Mountains doen je dadelijk naar de reisbrochures van Noord-Amerika grijpen. De sterren lijken zich wel in een echte film noir te bevinden, wat regisseur Anthony Manns vroegere specialiteit was: Kemp die probeert zijn vroegere bezit terug te krijgen; Kemp die gillend wakker wordt uit de zoveel- ste nachtmerrie en opgescheept zit met een posttraumatisch syn- droom. Zelden was de boodschap echter zo goed verborgen. Het is Vandergroat (Robert Ryan) echter die de show steelt, zijn boosaardig- heid en sluwheid zitten mooi verborgen achter een grimmig lachje. Wat Janeth Leigh komt doen als het kwajongensach- tige meisje dat Ben verge- zelt op zijn vlucht is voor mij een raadsel gebleven. The Naked Spur is een hoogwaardige film, die de tegenwoordige stu- dio’s niet meer (of kun- nen) maken, en dat is een groot verlies voor de cinefiel. Stuart N. Lake: hield Wyatt Earp in leven

“This is the west, sir. When the legend becomes fact, print the legend.” — The Man Who Shot Liberty Valance (1962)

Stuart N. Lake werd geboren op 23 september 1889 in Rome, New York, als zoon van Mr. en Mrs. Harry Q. Lake. Van zijn jeugd is weinig bekend, maar het is wel bekend dat hij een promotor van beroepsworstelaars was en persagent van Theodore Roosevelt toen die bezig was met zijn Bull Moose campaign1. Toen Lake tijdens de Eerste Wereldoorlog werd overreden door een truck, had hij heel wat tijd nodig om te herstellen. Hij begon te schrijven en ging zich verdiepen in het Wilde Westen, het gebied in de Verenigde Staten ten westen van waar de eerste Europese kolo- nisten zich vestigden. Deze denkbeeldige grens (frontier) schoof steeds verder naar het westen op. Al in 1931 schreef hij Wyatt Earp: Frontier Marshal, een biografie van Wyatt Earp die later bijna hele- maal uit de duim gezogen bleek. Dat belette echter niet dat de film Frontier Marshal (1939) van Allen Dwan en met Randolph Scott, en My Darling Clementine (1948) van John Ford erop waren gebaseerd,

1 In 1912 wilde Roosevelt opnieuw een gooi naar het presidentschap doen, maar de Repu- blikeinse Partij nomineerde zittend president William Howard Taft die in 1908 door Roosevelt zelf was voorgedragen als president. Hierna richtte hij zijn eigen partij op: de Progressieve Partij, ook wel de Bull Moose Party genoemd, naar een uitspraak tegen journalisten van Roosevelt zelf: “I’m as fit as a bull moose.” Hij werd genomineerd met Hiram Johnson als vicepresidentskandidaat. Roosevelt verloor de verkiezing van de Democraat , Taft eindigde derde. Er wordt wel eens gezegd dat hij de verkiezingen verloor omdat veel grote bedrijven zijn verkiezingscampagne niet meer steunden omdat hij de versterking van de overheidscontrole op grote bedrijven door- voerde, door juridische aanvallen op zakelijke monopolies. Hij stichtte een ministerie voor Handel en Arbeid dat de bevoegdheid kreeg onderzoeken in te stellen naar over- tredingen van de bestaande antitrustwetten. 442 duister verleden 2 net zoals de televisieserie The Life and Legend of Wyatt Earp (229 afleveringen die liepen van 1955 tot 1961), daarnaast werden ook nog The Westerner (1940) en Winchester ’73 (1950) verfilmd.

WAPENS

Stuart is de eerste auteur die Wyatt Earp de Colt Buntline laat gebruiken, terwijl later onderzoek uitwees dat Earp waarschijnlijk nooit zo’n wapen had. Voor de wapenliefhebbers: de Colt Buntline Special is een variant van de Colt Single Action Army revolver met een lange loop die Stuart N. Lake creëerde terwijl hij zijn biogra- fie van Earp schreef. Volgens Lakes biografie van Earp die werd gepubliceerd in 1931, had pulpschrijver Ned Buntline vijf Buntline Specials besteld voor Earp en vier deputies voorafgaand aan de gebeurtenissen in de zomer van 1876. Lake beschreef hen als Colt Single Action Army revolvers met 30 cm lange loop. Buntline zou hen hebben gegeven aan de mannen van de wet als dank voor het leveren van de ‘couleur locale’ van zijn westerns. Maar er worden ons regelmatig blaasjes verkocht in verhalen die met wapens van Wild West-helden te maken hebben. De mytholo- gie van het Amerikaanse Wilde Westen mag nooit worden verward met de waarheid. Bij onderzoek naar het geaccepteerde geloof wordt de waarheid steeds moeilijker te vangen en diegenen die het leven van toen populariseerden, beweren zeer dikwijls dat hun waarheid de echte is. Daartoe behoort ook het verhaal van de Colt Buntline van Wyatt Earp, die hij in Dodge City en Tombstone zou hebben gebruikt, en het blijft steeds opduiken in de literatuur en in Hol- lywood, daarmee het beeld van Wyatt Earp scherp stellend dat hij bijna alleen het kwade overwon. De mensen hebben blijkbaar nood aan helden zoals Achilleus en Koning Arthur, die eveneens onver- saagd waren en gebruikmaakten van mythische wapens en meester waren over hun eigen toekomst. stuart n. lake 443

HOLLYWOOD

Bij de baardragers op Wyatt Earps begrafenis in 1929 waren de wes- tern filmsterren Tom Mix en William S. Hart2.

Beide Hollywood-cowboys, toen de grootste namen in hun genre, waren grote bewonderaars van Earp. Je kon hen vaak in zijn gezel- schap zien en ze waren bijzonder trots dat ze hem hun vriend kon- den noemen. Was hij niet the real thing? Had hij niet de sheriff- ster gedragen en enkele grote boeven naar de hel gezonden? Maar Earp was ook in hen geïnteresseerd. De laatste twintig jaar van zijn leven woonde hij in Los Angeles, daar werkten heel wat cowboys als stuntman in de nog prille filmindustrie. Met velen van hen zat hij op café en werd daardoor steeds meer aangetrokken tot de films die ze maakten. En hij haalde zelfs het scherm: hij was figurant in The Half Breed (1916) met . Wist hij veel dat hij ooit een van de boegbeelden van het Wilde Westen zou worden in de Hollywoodfilm.

William Surrey Hart – acteur, scenarist, regisseur en producent – was de echte cowboy, altijd recht door zee en eerlijk, zelfs als hij de rol van ‘slechte’ speelde, wat zeer dikwijls het geval was. Hart was geobsedeerd door zijn pogingen om de realiteit van de Old West te portretteren, en daarom wilde hij een film maken over Earp, maar de producenten zagen geen box-office potentieel. Wat vanuit onze ogen gezien haast onmogelijk is. De waarheid is echter dat de massa

2 Een interessante voetnoot in verband met Richard S. Hart is dat er ook een Richard James Hart was, deze had echter op legale wijze zijn naam laten veranderen, want hij werd geboren als James Vincenzo Capone (1892 – oktober 1, 1952) en was de oudste broer van Al Capone. James Capone liep thuis weg toen hij 16 was en vestigde zich in , waarschijn- lijk volgde hij een circus. Hij probeerde zijn Brooklynaccent kwijt te raken en deed er alles aan om niet als een Italiaan te worden aangezien. Hij diende in de Eerste Wereld- oorlog, vocht in Frankrijk en kreeg uiteindelijk de luitenant sterren opgespeld. Na de oorlog liet hij dus zijn naam veranderen, gedeeltelijk omdat hij een fan was van de filmster William S. Hart. Hij trouwde in 1919 en het duurde niet lang of hij werd een federale droogleggingsagent. Na een reeks geslaagde raids tegen illegale drankstokers, kreeg hij de bijnaam “Two-gun” Hart. Midden van de jaren twintig achterhaalde een journalist zijn ware naam en moest hij even aan kant blijven. 444 duister verleden 2 wel Buffalo Bill, Wild Bill Hickok, Jesse James en Billy the Kid kende, maar van Wyatt Earp hadden ze nog nooit gehoord. Wyatt Earp was geen held van de Wild West Shows geweest, er waren geen pulpromannetjes over hem verschenen noch populaire melodra- ma’s. Hij was een plaatselijke beroemdheid in een hoekje van het Amerikaanse zuidwesten, maar nationaal stond hij nergens: een nul die pas beroemd zou worden bij de publicatie van het boek van Stu- art N. Lake: Wyatt Earp, Frontier Marshal.

SUCCES

Het boek werd een fenomenaal succes en de eerste vier hoofdstuk- ken verschenen nog voor de publicatie als vervolgverhaal in de Saturday Evening Post die het “a rare contribution to authentic Wes- tern history” noemde, terwijl zowat overal uittreksels verschenen. De New York Times bestempelde het zelfs als “the book is a nota- ble contribution to the history of our Western and Southwestern frontier.” Lake begon meer korte verhalen en novellen – zelfs voor kinderen – te schrijven rond zijn nieuw ontdekte held. Het duurde dan ook niet lang of Wyatt Earp was bekend bij iedere man, vrouw en kind, bij kinderen in het bijzonder, want hij was iemand naar wie je kon opkijken. Hij werd de echte American Hero. Het boek mag dan waardeloos zijn als biografie, het leest wel als een roman. Hoewel Lake beweerde dat alles was gebaseerd op wat Earp hem vertelde, weten wij nu dat hij Earp pas ontmoet heeft in de laatste maanden van diens leven en dat de citaten die in Earps mond worden gelegd allemaal uit het brein van Lake ontsproten, omdat Earp nauwelijks verstaanbaar praatte en enkel eenlettergre- pige woorden gebruikte. Toch zijn er in bepaalde kringen nog altijd mensen die je bij deze beweringen ongelovig aankijken en snel hun exemplaar uit de kast halen om je passage na passage voor te lezen in een poging je ongelijk te bewijzen. Met de toegezwaaide lof die de zogezegd definitieve biografie van Wyatt Earp kreeg, werd het moeilijk voor de historici om de echte waarheid te achterhalen, iedereen praatte immers Stuart N. Lake na. stuart n. lake 445

Maar het bewijs is er dat er geen bewijzen zijn, geen enkel bewijs werd geleverd door mogelijk andere bronnen. Wat maar één ding bewijst: Stuart N. Lake was a hell of a writer!

BUCK PRIVATES (1928) Universal Pictures REGIE: Melville W. Brown NAAR: Stuart N. Lake SCENARIO: Melville W. Brown, John B. Clymer, terwijl de verantwoordelijke voor de tussentitels Albert DeMond was MET: Lya De Puth, Malcolm McGregor, Zasu Pitts

Wereldoorlog I is aan de gang en de Amerikaanse infanterist John Smith belandt in Luxemburg. Ingekwartierd in het huis van een pacifistische landeigenaar, raakt Smith gefascineerd door diens dochter Anna, met wie hij niet mag spreken; hij mag zelfs niet naar haar kijken. Als Anna maar met hem zou praten, dan zou ze wor- den gebrandmerkt als ‘verrader’ in het dorp dat bijna volledig pro- Duits is, wat haar een kaalgeschoren hoofd kan opleveren. Dat houdt Smith echter niet tegen en hij heeft enkele middernach- telijke ontmoetingen met haar, ondanks de tussenkomst van zijn sergeant, Butts, die ook een oogje op haar heeft. Butts wordt betrapt tijdens een vrijpartij met Anna en wordt verplicht met haar te trou- wen. Geholpen door haar meid, Hilda, zal Anna verdwijnen in de nacht om te gaan trouwen met haar ware liefde, John Smith.

FRONTIER MARSHAL (1934) Fox Film Corporation REGIE: Lewis Seiler NAAR: Wyatt Earp Frontier Marshal van Stuart N. Lake SCENARIO: Stuart Anthony, William M. Conselman MET: George O’Brien, Irene Bentley, George E. Stone, Ward Bond

Earp aanvaardt Marshall te worden van Tombstone en de orde te herstellen. Het is 1880 en in het mijnstadje Tombstone doet Ben 446 duister verleden 2

Carter, de eigenaar van ‘The Palace of Pleasure’ saloon, zijn beklag over zijn directe concurrent ‘The Belle Union’, die saloonmeisjes uit Chicago invoert en zijn cliënteel afsnoept. Hij voert een van zijn mannen, Indian Charlie, dronken, en vervolgens stuurt hij hem naar de concurrentie waar Charlie wild in de saloon begint rond te schieten. De marshall weigert ook maar een poot uit te steken en Wyatt Earp, een voormalige verkenner voor het leger, slaat Charlie verrot. Dat levert hem het aanbod op om marshall te worden, maar hij weigert. Het zijn echter Curly Bill en andere leden van Carters bende die hem overtuigen, want nadat ze hem een flinke afrossing hebben gegeven voor zijn ‘vrijwillige marshallschap’ staat Earps besluit vast. Als Marshall begint hij de stad op te schonen en haalt zich daar- bij de woede op de hals van de ‘danseres’ Jerry, die hij betrapt bij het valsspelen tijdens een pokerspelletje. Revolverheld Doc Hol- lyday verschijnt dan ten tonele om Jerry’s ‘eer’ te verdedigen en daagt Earp uit om zijn revolver te trekken. Maar Doc krijgt op dat ogenblik een hoestaanval en Earp moet hem zelfs te hulp komen, omdat Dan Blackmore, ook een speler, Doc wil doden. Earp en Doc worden vrienden, wat ook Jerry ervan mag denken. Sarah Allen, de oude vlam van Doc die nog steeds op hem verliefd is, vindt hem uiteindelijk na twee jaar zoeken. Hollyday, een voormalige dokter, beveelt haar op te rotten en vertelt haar dat hij niet de man is die ze heeft ontmoet in Illinois. Wat later verschijnt Eddy Foy, een gevierde zanger en danser, en gaat optreden in The Bell Union. Net voor hij op moet, wordt hij echter gekidnapt door Buck Newton die hem verplicht om op te tre- den in The Palace of Pleasure. Earp en Hollyday redden Foy, waarbij Hollyday Newton doodt. Later die dag wordt Doc onhandelbaar, zodat Earp hem knock-out slaat en naar zijn kamer brengt, waar hij een foto van Sarah in de portefeuille van Hollyday vindt. Earp gaat naar Sarah en zegt haar nog niet te vertrekken, dat Doc om haar geeft en zal sterven als ze weggaat. Jerry vindt uit dat Earp als begeleider zal fungeren voor het vol- gende goudtransport. Zij gaat naar Carter en vraagt hem haar te helpen om het goudtransport te overvallen en meteen ook Earp naar de hel te zenden. De overval verloopt echter niet zoals gewenst, stuart n. lake 447 omdat Doc – die op weg was naar andere oorden, weg van Sarah – gezel werd van Earp. Tijdens de daarop volgende confrontatie wordt Carter gedood en Hollyday gewond. Earp ordonneert dat The Palace of Pleasure wordt gesloten, wat een vuurgevecht tot resultaat heeft. Earp raakt ongedeerd weg, maar Pablo, een Mexicaanse jongen, wordt per ongeluk verwond. Doc Hollyday opereert, met Sarah als assistente, en redt de jongen zijn leven. Wanneer hij de bar verlaat, loopt Doc in een hinderlaag en wordt vermoord door Curly Bill en zijn mannen. Earp gaat op de uitdaging van Curly Bill in om het uit te vech- ten in de O.K. Corral en doodt alle bendeleden behalve Curly, die naar de stad vlucht, waar hij Earp probeert in de rug te schieten, maar het is Jerry die Earps leven redt wanneer ze Curly neerschiet met de revolver van Doc. Sarah besluit te blijven in het van geboefte bevrijde Tombstone en het is Jerry die vertrekt. Vooraleer te ver- trekken gaat Jerry naar het graf van Hollyday en leest daar het sim- pele, maar aangrijpende grafschrift.

WELLS FARGO (1937) Paramount Pictures REGIE: Frank Lloyd NAAR: Stuart N. Lake SCENARIO: Paul Schofield, Gerald Geraghty, Frederick J. Jackson MET: Joel McCrea, Frances Dee, Lloyd Nolan, Henry O’Neill

Het verhaal van het bekende postbedrijf en bank wordt gevolgd van begin 1840 tot een stukje na de Burgeroorlog. Er wordt wel eens afgeweken om ook de romantiek aan bod te laten komen, terwijl ook de armoede aandacht krijgt. Je moet erg goed bij de les blijven, want de film davert heen en weer van de ene plek naar de andere met de pony express en de postkoets, van de ene periode naar de andere, van de in Californië, over een gevecht met indi- anen tot een bloedige strijd tussen een konvooi van Wells Fargo en troepen van de Zuidelijke Staten van Amerika. De Wells Fargo Company wordt bekeken door de ogen van een jonge man, Ramsay, die verondersteld wordt de weg te bereiden 448 duister verleden 2 voor de firma tijdens de jaren 1840 tot 1850 en later zelfs directeur wordt van de bank in San Francisco. Dan heb je Justine Pryor, die naar San Francisco reist om de held te trouwen, maar hem opnieuw verlaat wanneer de Burgeroorlog uitbreekt. Ze worden herenigd wanneer hij ontdekt dat het niet zij was, maar haar moeder, die de Zuidelijken inlichtte over een goudtransport. Sterke beelden van de galopperende paarden, draaiende wielen, treinen uit het midden van de eeuw en de drukte van San Francisco maken van deze film een ononderbroken schouwspel vol atmosfeer en beweging.

FRONTIER MARSHAL (1939) Twentieth Century Fox Film Corporation REGIE: Allan Dwan NAAR: Stuart N. Lake SCENARIO: Sam Hellman MET: Randolph Scott, Nancy Kelly, Cesar Romero (Doc Hollyday), John Carradine, Ward Bond, Lon Chaney jr.

Vroege low budget-versie van het bekende gevecht in O.K. Corral, later door John Ford omgezet in My Darling Clementine (1946) en door John Sturges verfilmd als Gunfight at the O.K. Corral (1957), naar een artikel van George Scullin en met een scenario van Leon Uris.

Wyatt Earp komt naar Tombstone omdat hij er een postkoetslijn wil starten. Maar de dronken indiaan Charlie begint in het wilde weg in de saloon te schieten. De lokale rechtsdienaar is bang om in te grijpen, dus vraagt Wyatt een badge, gaat naar binnen en sleept de indiaan met de voeten vooruit de saloon uit. Earp wordt op slag fulltime marshall. Hij ontmoet Doc Hollyday, een tuberculeuze dokter, speler en revolverheld, en na een begin van een ruzie worden de twee min of meer vrienden. Hollyday heeft een ietwat louche vriendin, Jerry, die stuart n. lake 449 een grote muil opzet tegen Earp, maar die steekt haar met het hoofd in een drinkbak voor paarden. Doc vindt dat dan weer niet zo leuk, hij legt zijn wapens op de bar en begint een gevecht, dat hij verliest. Dan duikt er een oude vlam van Doc op, Sarah Allen, ze heeft hem stad na stad gevolgd, maar Doc geeft haar opnieuw de bons omdat hij zichzelf haat om wat hij geworden is. Hij herpakt zich echter wanneer hij een zwaargewonde het leven redt, alleen maar om door Curly Bill en zijn bende te worden afgeknald wanneer hij de saloon verlaat. Er volgt een shoot-out in de O.K. Corral waarbij Wyatt gehakt maakt van zijn tegenstanders. Docs vriendin verlaat de stad en Sarah blijft, zich bewust van de steelse blikken van Wyatt.

THE WESTERNER (1940) Samuel Goldwyn Company REGIE: William Wyler NAAR: Stuart N. Lake (genomineerd voor de Oscar voor beste origineel scenario) SCENARIO: Jo Swerling, Niven Busch, W.R. Burnett, Lilian Hellman, Oliver La Farge MET: Gary Cooper, Walter Brennan (Judge Roy Bean wat hem een Oscar opleverde voor beste bijrol), Doris Davenport, Forest Tucker, Lilian Bond (Lily Langtry)

Gary Cooper & Doris Davenport in The Westerner. 450 duister verleden 2

“Je ziet zo dat Cole Harden geen paardendief is,” zegt Jane Ellen Matthews tegen Judge Roy Bean terwijl ze naar de bar loopt, waar Cole zijn zakken leegt en het beetje geld dat hij heeft op de bar legt en de wijze woorden spreekt “ik kan het toch niet meenemen”. Hij ziet twee grote afbeeldingen van Lily Langtry boven de bar hangen (Langtry (1853-1929) was een beroemde schoonheid, die de muze was van beroemde schilders en schrijvers). Cole heeft deze Jersey Lily ooit gekend, deze vrouw die aanbeden wordt door de Judge die nogal gemakkelijk iemand tot de strop veroordeelt, hij bezit zelfs een haarlok van haar. Coles straf wordt voor veertien dagen uitge- steld om hem de tijd te geven naar Lily op zoek te gaan. Maar Cole belandt midden in een oorlog tussen veeboeren en schapenboeren. En dan komt Lily Langtry, voormalige minnares van Edward VII voor hij koning werd, naar Texas.

WELLS FARGO DAYS (1944) Cinecolor Corporation REGIE: Mack V. Wright NAAR: Stuart N. Lake SCENARIO: dialogen Stuart N. Lake MET: Dennis More, Louise Stanley

Deze twintig minuten durende film werd al in 1939 ingeblikt als The Man from Tascosa, bleef echter liggen tot Warner Bros hem in 1944 kocht en hem onder deze titel uitbracht. Hij blijft echter even waardeloos: slechte acteurs, het script rammelt en de regie werd waarschijnlijk in handen van een tienjarige gegeven. Het verhaal is dat Bob McAdams arriveert in Sunrise en zijn wapen inlevert om niet in de problemen te komen. Wanneer een beroeps hem bedriegt bij het pokeren gaat hij zelfs een gevecht uit de weg. Dan wordt het kantoor van Wells Fargo overvallen en de agent gedood. Bob gespt zijn revolver terug aan en gaat achter de overvallers aan. stuart n. lake 451

MY DARLING CLEMENTINE (1946) Twentieth Century Fox Film Corporation REGIE: John Ford NAAR: Stuart N. Lake, Sam Hellman SCENARIO: Samuel G. Engel, Winston Miller MET: Henry Fonda, Cathy Downs, Linda Darnell, Victor Mature, Walter Brennan, Ward Bond, John Ireland

De Earp broers, Wyatt, Morgan, Virgil en James drijven hun vee door Arizona, op weg naar Californië. Onderweg ontmoeten ze Old Man Clanton en diens zoon, die graag hun vee willen kopen. Wyatt weigert op hun voorstel in te gaan en laat op de avond rijden de drie oudste broers naar het nabijgelegen Tombstone, terwijl James ach- terblijft om het vee te bewaken. Nadat Wyatt erin slaagde de dron- ken indiaan Charlie te kalmeren, wordt hem de baan van marshall aangeboden, die hij echter weigert. Wanneer de broers in hun kamp terugkeren, is hun vee ver- dwenen en James vermoord. Wyatt neemt dan de baan van mars- hall aan, met het doel de moord op zijn broer te wreken. Wat later ontmoet Wyatt in de saloon Doc Hollyday, die probeert de nieuwe marshall te provoceren. Als hij echter de andere broers rond hem ziet, besluit hij dat het beter is Wyatt een borrel aan te bieden. Wyatt ontdekt dat Doc een goede opleiding genoot en wanneer diens monoloog uit wordt onderbroken door een flinke hoestbui, weet hij ook dat hij de tering heeft. Dan, op een dag, arri- veert de postkoets en een modieus geklede dame stapt uit, Clemen- tine Carter, het vroegere liefje van Doc. Haar plotse verschijning komt voor Doc erg ongelegen, omdat hij nu een verhouding heeft met Chihuahua, de zangeres van de saloon. Doc drinkt zich lazarus, probeert een gevecht aan te gaan met Wyatt, die hem echter vloert en naar zijn kamer brengt. Clementine weet dat ze niet welkom is en wanneer ze staat te wachten om haar hotelrekening te beta- len ontmoet ze Wyatt, die erg door haar gecharmeerd is. Ze gaan samen naar een bal dat genoeg geld voor een kerk moet opbrengen en dineren in het hotel. Doc is razend wanneer hij merkt dat Cle- mentine er nog steeds is en scheldt het stel voor verrot. De volgende dag vertrekt Doc met de postkoets naar Tucson. Dat is echter niet 452 duister verleden 2 naar de zin van Chihuahua die erop had gehoopt dat Doc met haar in Mexico zou trouwen. Ze stormt de hotelkamer van Clementine binnen en helpt haar met pakken, om haar zo vlug mogelijk de stad uit te krijgen. Wyatt merkt echter dat zij een halssnoer draagt dat James kocht voor zijn meisje. Chihuahua zegt dat Doc het haar gaf en Wyatt gaat Doc achterna. Wanneer de twee terugkomen wil Wyatt echter de waarheid van Chihuahua horen. Na het hele ver- haal te hebben aangehoord besluit de zangeres de waarheid te ver- tellen: het halssnoer was een geschenk van Billy Clanton. Billy heeft alles gehoord en schiet haar neer. Terwijl Virgil achter hem aangaat, begint Doc schoorvoetend aan de operatie die het meisje moet red- den, hierbij geholpen door Clementine, die verpleegster is. Ondertussen is Virgil op de ranch van de Clantons aangekomen en wordt gedood door Clanton nadat Billy aan zijn verwondingen is overleden. De Clantons rijden naar de stad en werpen het lichaam van Virgil voor de voeten van Wyatt en zeggen hem dat zij de Earps verwachten in de O.K. Corral. Die nacht vertelt Doc dat Chihuahua gestorven is en besluit de Earps te helpen in hun gevecht tegen de Clantons. De strijd begint bij zonsopgang en aan het eind zijn alle Clan- tons dood, alleen de vader leeft nog, ook Doc is dood. Wyatt doodt Clanton niet, maar stuurt hem naar huis zodat hij nog een leven lang kan treuren om de dood van zijn zonen. Maar dat kan Morgan niet aan zich voorbij laten gaan en hij doodt Clanton toch. Wyatt en Morgan besluiten Tombstone te verlaten, terwijl Clementine blijft en aan Wyatt vraagt haar te bezoeken wanneer hij weer eens in de buurt is.

WINCHESTER ’73 (1950) Universal International Pictures REGIE: Anthony Mann NAAR: Stuart N. Lake SCENARIO: Borden Chase, Robert L. Richards MET: James Stewart, Shelley Winters, Dan Duryea, Stephen McNally, Will Geer (als Wyatt Earp), Rock Hudson als Indian Chief, Tony Curtis (zijn laatste film als Anthony Curtis als US Cavalry officier) stuart n. lake 453

Lyn McAdam arriveert in Dodge City, waar de moordenaar van zijn vader, Dutch Henry Brown, ook net is aangekomen. McAdam weet dat Brown zich zal laten inschrijven voor de wedstrijd voor scherpschutters. Ze schrijven zich allebei in en in een spannende finale wint Lyn het van Dutch; de winnaar krijgt een splinternieuw Winchester geweer, van het type ‘één in de duizend’. Dutch Brown snauwt hem toe dat een dergelijk geweer helemaal niet geschikt is voor een man die alleen maar op konijnen schiet. Later op de avond wacht Dutch, in het gezelschap van twee vrien- den, Lyn op in zijn hotelkamer en ze stelen het geweer. Lyn moet terug op tocht. De speurtocht begint bij een man die wapens levert aan de indianen, die verkocht het Winchester geweer aan een Indiaans opperhoofd op oorlogspad, dan kwam het in han- den van een moordenaar, om uiteindelijk terug bij Dutch Brown te belanden, die zoals zal blijken de sinds lang vermiste broer van Lyn is, die de naam Matthew meekreeg. Er volgt een spannende jacht die eindigt op de rand van een klip, waar de twee broers tegenover elkaar staan. Met Winchester ’73 treedt James Stewart binnen in het pantheon van iconische westernhelden zoals daar zijn: John Wayne, Gary Cooper, Randolph Scott, Joel McCrea, Henry Fonda en Glen Ford. Winchester 73 wordt wel eens tot de eerste volwassen westerns gere- kend. 454 duister verleden 2

POWDER RIVER (1953) Twentieth Century Fox Film Corporation REGIE: NAAR: Stuart N. Lake, Sam Hellman SCENARIO: voornoemd tweetal en Daniel Mainwaring MET: Rory Calhoun, Corinne Calvet, Cameron Mitchell

Ex-marshall Chino Bull hing zijn revolvers aan de kapstok, maar als zijn partner wordt doodgeschoten, treedt hij weer in dienst en sluit vriendschap met scherpschutter Mitch Hardin. Daardoor haalt hij de vijandschap van de Logan broers op de hals. Hardin heeft wat problemen wanneer zijn vriendin arriveert, omdat hij een nieuwe vlam heeft, Frenchie, de eigenares van de saloon.

WINCHESTER 73 (1967) Universal TV REGIE: Herschel Daugherty NAAR: Stuart N. Lake (niet vermeld) en een vroeger scenario van Borden Chase MET: Tom Tryon, John Saxon, Dan Duryea, John Drew Barrymore, Joan Blondell

Remake voor televisie van de James Stewart western uit 1950 waarin twee broers, de ene een ex-boef en de andere een wetsdienaar, strij- den om het bezit van het beroemde repetitiegeweer. DEEL 3

ANDERE FILMVERHALEN

Pierre Louÿs: De vrouw en de ledenpop

Pierre Louÿs (Gent 18/12/1870 – Parijs 4/6/1925) schreef in zijn tijd niet voor zedige, preutse deernen maar wel voor schijnheilige dames en heren. Louÿs was namelijk de auteur van een dertigtal romans en poëziebundels waarin nogal wat personages het voorbeeld van Aphrodite volgen, het enige wat hen interesseert is de liefde bedrij- ven. Heel wat van die teksten beschrijven de lichamelijke liefde Portret van Louÿs door Henry Bataille tussen vrouwen. Vrouwen die dwepen met de gedichten van de Griekse Sappho zullen ook gecharmeerd zijn door Louÿs’ Chansons de Bilitis, die de biseksualiteit als onderwerp heeft. Louÿs begon erotische teksten te schrijven vanaf zijn achttiende en verwierf weldra heel wat bekendheid, men zegt dat hij er zelfs op zijn doodsbed nog mee bezig was. Louÿs was ook fotograaf en er wordt gezegd dat hij meer dan tienduizend naaktfoto’s maakte, meestal van vrouwen; of hij er net als Simenon ook mee naar bed ging, blijft een geheim tussen hem en die vrouwen. Met zijn debuut, de lyrische roman Zangen van Bilitis, kreeg Louÿs direct enige faam, vooral omdat hij een aantal kenners van de oud-Griekse literatuur beetnam door het boek te presenteren als een vertaling van een antiek manuscript in de stijl van Sappho. Over liefde en erotiek gaan ook zijn bekendste romans Aphrodite en De vrouw en de ledenpop (La femme et le pantin) en veel van zijn gedichten. Louÿs was een rasechte erotomaan. Louÿs was een vriend pierre louÿs 459 van de beroemde holebi’s André Gide en en bewoog zich in hun kringen. Claude Debussy liet zich dan weer inspireren door enkele gedichten uit Bilitis (La flûte de Pan: Pour le jour des Hyacinthies, La chevelure: Il m’a dit « Cette nuit j’ai rêvé », Le tom- beau des Naiades: Le long du bois couvert de givre) om enkele prach- tige muziekstukken voor piano en stem te componeren. Daarnaast stonden de grootste kunstenaars aan te schuiven om zijn boeken en gedichten te illustreren, waarbij ze lekker hun gang gaan en hun meest erotische gedachten op papier of doek zetten. Marcel Vertes, die de ori- ginele muurschilderingen van het New Yorkse Carlyle Hotel borstelde en de Oscar kreeg voor de beste kostuums voor de film Moulin Rouge (1952), was er een van. Dan was er ook nog Milo Manara, de Italiaanse stripkunstenaar, bekend om zijn erotische strips vol ele- gante, mooie vrouwen, gevangen in fantastische erotische dromen. De schakelaar is hier een goed voorbeeld van. Naast voornoemden is er nog Paul-Emile Becat – Grote Prijs van Rome 1920 – die zich ging specialiseren in het werken met de droge naald om erotische kopergravures te maken. Ook Tsugubaru Foujita, wiens naaktportret van Kiki, het losbandige lief van fotograaf Man Ray, de sensatie was van het Parijse Salon d’Automne van 1922, illustreerde Louÿs. Naast vele anderen is er dichter bij huis de Vilvoordse kunstenaar Ruvanti (Rudi Vantilborgh) die in Divina Erotica (Loem- piart, 1987) enkele gedichten in hun blootje zette. 460 duister verleden 2

ECHTE KUNSTENAAR

Maar Louÿs was meer dan dat, hij was ook wat schreef in 1925 in het tijdschrift Den Gulden Winckel naar aan- leiding van het overlijden van Louÿs: ‘De dood van Pierre Louÿs heeft, gelijk men dat met reden zegt: rouw gebracht over de Franse letterkunde. Maar niet alleen de letterkundigen treuren. Niemand, die in verband staat met of belang stelt in het geestelijk leven, kan bij dit verscheiden onverschillig blijven. Louÿs was een buitengewoon rijk gestoffeerde geest, een rustig, bedachtzaam en scherpzinnig man. Zijn cultuur was groter dan die van zijn tijd en hij had een kritisch vernuft, waar geen van zijn tijdgenoten aan raken kon. Hij behoorde tot die groep Franse kunstenaars uit het eind van de 19de eeuw, die mede geholpen hebben om de kunst en de poëzie van de heersende invloeden te bevrijden. Hoewel zij zich officieel vol eerbied toonden voor de meesters, reeds vergaan of voorbijgestreefd, maakten zij voor zich zelf, bewust, een geheel nieuwe kunst; of zij hielpen, bewust, een nieuwe kunst voorbereiden. (…) Hij was verzot op het zuivere hellenisme; maar óók op een meng- sel van Griekse en Oosterse cultuur. Hij wist echter alles voor zich zelf duidelijk te onderscheiden en hij stond hierdoor alleen reeds verre boven al zijn critici, bewonderaars en vleiers. Met het oog op de zuivere waardebepalingen en de juiste groepe- ring der verdiensten is het te betreuren, dat hij bij het grote publiek bijna uitsluitend bekend is door zijn ‘Aphrodité’, dat zeker niet zijn beste werk is. Dan is ‘La Femme et le Pantin’ een heel ander boek: een gaaf en krachtig meesterwerk. De onvergelijkelijke stompzinnigheid van onze letterkundige wereld maakte dat ‘Aphrodité’, geheel tegen de duidelijk uitgesproken bedoelingen van de schrijver in, beschouwd werd als een monument van het verfijndste atticisme. De brave Fran- çois Coppée lanceerde Louÿs, en voor die gelegenheid haalde hij de hele Helleens-Romeinse oude rommel van de Romantiek en de ‘Par- nas’ nog eens voor de dag. Dat neemt niet weg dat in dat boek de toon, de stijl en de denkvormen dichter bij het Hoge Lied en zelfs dichter bij de vertellingen van Duizend en Een Nacht staan, dan bij de mannelijke geest van de Atheense poëzie uit de goede jaren.’ pierre louÿs 461

Bij de begrafenis van Pierre Louÿs sprak de radicale socialistische minister Anatole De Monzie (Ministre de l’Instruction publique et des Beaux-Arts) ‘op de drempel’ van de kerk van Notre-Dame-de- la-Miséricorde een zeer fraaie rede uit: “Il a honoré la beauté d’une dévotion sans bassesse, honoré la langue française d’un culte sans défaillance. Son caractère ajoutait à son art, selon cette théorie de Taine qui n’est point inactuelle. Il fut le dernier et le plus charmant adversaire de Tartuffe. Je salue sa dépouille du même hommage dont j’eusse salué un filleul de Ronsard.” En dan moeten we zeker terugkomen op de door Maussard ver- noemde La femme et le pantin: Roman Espagnol. Louÿs zou zijn inspiratie hebben gevonden in Carmen van Bizet en daarnaast ook het verhaal van Casanova en La Charpillon hebben gelezen.

HET VERHAAL – HET BOEK

Het boek opent met het carnaval van Sevilla in 1896. De jonge Fransman André Stevenol slaagt erin de aandacht te trekken van de verleidelijke Concha, de getrouwde vrouw doña Conception Perez, echtgenote van Don Manuel Garcia. Hij versiert een afspraak met haar wanneer ze in haar koets huiswaarts wordt gebracht. Even later ontmoet hij versierder Don Mateo, een edelman op middelbare leeftijd die obsessief verliefd is op Concha, en die hem in een lange monoloog vertelt hoe hij door Concha is misleid. Hij vertelt over hun eerste ontmoeting in een trein wanneer Concha wordt aangevallen door een andere vrouw. Het meisje, Concha, een sigarenmaakster, gaat erg graag in op zijn vraag of ze naar zijn paleis in Sevilla wil komen. Hij wordt haar minnaar en is zwaar ver- liefd, maar ze speelt een spelletje met hem. Het spel van aantrekken en afstoten. Concha is verliefd op een jonge man, wiens foto’s ze op haar kamer heeft staan. Wanneer Don Mateo haar geld aanbiedt, moedigt haar moe- der haar aan om het aan te nemen, maar ze gaat ervandoor. Enkele maanden later ziet hij haar in een derderangscabaret een flamenco dansen. Ze merkt hem op, maar gaat bewust met andere heren flir- ten, vervolgens met de jongeman van de foto, en als laatste is Don 462 duister verleden 2

Mateo aan de beurt. Maar de manager vraagt haar zich klaar te maken voor haar volgende optreden. Don Mateo begrijpt onmid- dellijk dat het dansen niet op het toneel zal gebeuren, maar in een afzonderlijke kamer. Daar danst ze naakt voor rijke toeristen. Hij onderbreekt haar dans en vraagt haar om haar ontslag aan te bie- den. Ze accepteert en gaat ergens anders optreden.

DE FILMS

Nog tijdens zijn leven (1920) zag Louÿs een Amerikaanse verfilming van deze roman The Woman and the Puppet, naar het toneelstuk dat Pierre Frondaie uit het boek had gedistilleerd. De mannelijke hoofd- rol (Don Mateo) werd door de Nederlands-Griekse acteur Lou Tel- legen vertolkt, de verleidelijke vrouw (Concha Perez) was Geraldine Farrar (naast actrice was ze ook een beroemde operadiva en schrijf- ster, ze heeft zelfs twee sterren op de Hollywood Walk of Fame).

De tweede verfilming kwam er in 1929, het werd de Franse film La femme et le pantin van Jacques de Baroncelli, wiens carrière loopt van 1915 tot 1948, maar hij bleef onbe- kend voor het grote publiek. Hij benaderde de roman van Louÿs met de nodige eerbied en stijlvol, met af en toe sterke beelden: • het volledig vooraanzicht bij het naaktdansen van Conchita, – met enkel kousen aan, weerspie- geld in een wijnfles, zo klein dat je het nauwelijks ziet, kwestie van de censor te slim af te zijn – drijft Don Mateo en de toeschouwer naar erotische dromen; • het dansende paar vanuit de hoogte gefilmd; • Don Mateo die als een dolle stier de poort aanvalt van het huis van Conchita; • de scène die vanuit een Spaanse gitaar werd gefilmd. pierre louÿs 463

De fotografie maakt zeer veel gebruik van schaduwen, wat de zwart- witbeelden tot kunst verheft. De film wordt ook wel eens tot de Wit- Russische school van de Franse stomme film gerekend. De snelle editing stelt Baroncelli in staat, in een scène waarin Don Mateo Conchita een afranseling geeft, de tientallen gelegenheden te ver- werken waarbij ze hem afwees. Baroncelli vertelt het verhaal rechttoe, rechtaan en niet zoals sommigen van zijn opvolgers (Jozef von Sternberg en Louis Buñuel) in flashback. De film vangt aan wanneer Don Mateo bij een trein- reis twee luidruchtig ruziënde vrouwen uit elkaar haalt (ook Stern- berg maakt hier gebruik van). De vrouwen zijn danseressen en de jongste bespotte de oudere door haar dans te vergelijken met die van een stierenvechter, wat ze ook uitbeeldde. Baroncelli haalde de mise-en-scène hiervoor bij een schilderij van Goya. De 18-jarige Conchita Montenegro is Conchita en Raymond Destac is Don Mateo. Conchita Montenegro werd later naar Holly- wood gehaald en ze draaide er heel wat films voor Fox. In een van deze films, het dramaNever the Twain Shall Meet, speelde ze een hoofdrol en ze kreeg als mede- speler – die in zijn tweede sprekende film optrad. Ze hadden een korte verhouding. Vervolgens trouwde ze met een ultrarechtse Spaanse diplomaat en de geruchten gaan dat ze haar connecties gebruikte om Howard – die al eens wat opknapte voor de Britse Inlichtingendienst – tot bij Generalissimo Franco te krijgen, wat zou hebben meegeholpen om Spanje uit de Tweede Wereldoor- log te houden. Conchita Montenegro 464 duister verleden 2

THE DEVIL IS A WOMAN

Marlene Dietrich had een erg geslaagde start in Duitsland, die voor een groot deel het werk was van regisseur Jozef von Sternberg, die ook wel eens haar goeroe wordt genoemd. In de nasleep van hun grote succes met Der blaue Engel – waarin ze Ich bin von Kopf bis Fuß auf Liebe eingestellt onnavolgbaar vertolkt, slaagde Von Stern- berg erin zijn protegee en minnares in Hollywood te introduceren. Hij kwam, zag en overwon. Sternberg had zijn engel gevonden en Marlene haar slaaf en meester. Marlene was op dat ogenblik nog getrouwd en had een dochter, maar ze deed zoals ze altijd deed: eerst Marlene en dan de ande- ren. Iedereen moest zich schikken naar haar wensen en dan werd je ingelijfd in het legertje van hen die net geen slaven waren; daarnaast waren er de claque en de minnaars, Marlene verzamelde namelijk mannen zoals anderen postzegels. The Devil is a Woman naar La femme et le pantin is meteen ook de laatste samenwerking Dietrich/Sternberg. Het verhaal: Begin twintigste eeuw, carnaval in Spanje. De republikeinse banneling, Antonio Galvan (Cesar Romero) komt van Parijs om zijn vriend kapitein pierre louÿs 465

Don Pasqual ‘Pasqualito’ Costelar (Lionell Atwill) te ontmoeten en hoopt dat tijdens de feesten niemand op hem zal letten. Op het feest flirt hij met de mysterieuze Concha Perez (Marlene Dietrich) en ze spreken af om elkaar wat later te ontmoeten. Wanneer Antonio zijn vriend Pasqualito uiteindelijk toch ontmoet, vertelt deze laatste over zijn frustrerende relatie met de overspelige Concha en de heb- zucht van haar moeder, en hoe zijn leven werd verpest door zijn obsessie voor de mooie demi-mondaine. Pasqualito dwingt van Antonio de belofte af dat hij Concha niet meer zal ontmoeten. Maar van zodra Antonio de mooie Concha toch ontmoet, verleidt ze hem en hiermee komt ook de lange vriendschap tussen Antonio en Pas- qualito op een laag pitje te staan. Dietrich is mooi en uiterst efficiënt als de oervrouw, de verper- soonlijking van haar sekse – hoewel je de film erg vrouwonvrien- delijk kunt noemen – de vrouw die twee mannen bijna tot moord drijft. Er worden nogal wat verha- len verteld over de laatste woor- den van Marlene in de film: “I used to work in a cigarette factory.” Ze zouden een verwij- zing zijn naar het verleden van Concha, wat in het boek aan bod komt maar niet in de film; hier zou het eerder gaan om het feit dat ook Marlene ooit in een sigarettenfabriek werkte. De Spaanse regering dreigde alle films van Paramount te verbieden in Spanje en afhan- kelijke staten en eiste dat de film uit circulatie werd geno- men, en dit wereldwijd. Ze protesteerde hiermee tegen het nogal laakbare optreden van de Spaanse politie in de film. Para- mount vernietigde het origineel nadat de film uit de zalen was geno- men en hij bleef uit circulatie tot 1959. Marlene had zelf een print 466 duister verleden 2 van de film in haar bankkluis bewaard, omdat het haar favoriete film was en ze angst had dat hij voor altijd verloren zou zijn. Nieuwe prints werden van deze kopie gemaakt en de film kreeg een nieuwe release in de betere cinema’s. De Amerikaanse censuurcommis- sie, die enkel maar kon suggereren maar niet verbieden, stelde een einde voor waarin Pasqual Concha neerschiet, zodat haar immoreel gedrag uiteindelijk toch werd bestraft, maar de suggestie werd niet doorgevoerd, hoewel er her en der wel enkele seksuele toespelingen werden geknipt.

VAN EGYPTE TOT BRIGITTE

In 1946 is er de Egyptische versie Laabet el Sitt, waarin de belang- rijkste rollen zijn weggelegd voor Naguib Al Rihani, Taheya Cariocca en Suleiman Naguib. De film werd opgenomen in Caïro en staat gelabeled als komedie én als drama. Vermits ik geen Arabisch spreek noch lees, is het enige wat ik over deze film kan vertellen dat de muziek ‘Taht il-Shibbak’ werd geschreven door Aziz Osman and Badei Khayri en uitgevoerd door Aziz Osman. Ze wordt gebruikt in een scène waarin Taheya Cariocca danst. Je kunt de film wel vinden op het internet onder de titel ‘The Lady’s Puppet’. Het is 1959 en Brigitte Bardot had al enkele sterke films gedraaid, waaronder La lumière d’en face (1955) met Raymond Pellegrin, ‘Et Dieu… créa la femme’ (1956) met Curd Jürgens en Jean-Louis Trin- tignant en En cas de malheur’ (1958) met , toen ze werd gevraagd door de in Frankrijk erg gewaardeerde regisseur voor La femme et le pantin. Duviviers eerste film stamde uit 1919, hij was dus een oude rot in het vak. Hoewel deze film niet tot zijn beste wordt gerekend – een kleine onderschatting mag nu en dan – gebruikt hij Bardot als de mooie jonge verleidster op haar best. De film werd opgenomen in Spanje en het Spaanse zonlicht geeft het blonde, op haar schouders vallende, haar van Bardot de meest verleidelijke flonkering, zodat iedere man voor haar valt. Ze speelt een spelletje met een rijke fokker van stieren (met een erg innemende invalide vrouw) en heeft tegelijk een affaire lopen met een flamenco-student. Het lijkt wel of mademoiselle Bardot zich pierre louÿs 467

Brigitte Bardot & Antonio Vilar in La femme et le pantin. in haar element voelt en de natuurlijkheid waarmee ze de mannen naar haar pijpen doet dansen is verfrissend. Ook de kostuumafde- ling heeft haar best gedaan, ofschoon ze dan weer blootsvoets loopt, met de wiegende dansende tred die haar eigen was. Bardots strip- tease in een kamer bezet met roodfluwelen gordijnen en spiegels is speciaal en zal zelfs herinnerd worden door hen die langzaam hun bewustzijn verliezen aan de heer Alzheimer. Don Matteo Diaz (Antonio Vilar) werd er in ieder geval hoorndol van. 468 duister verleden 2

ACHTTIEN JAAR LATER

In 1976 geeft Luis Buñuel, Don Luis zoals hij ook wordt genoemd, de opdracht aan Jean-Claude Carrière om het door Luis geschre- ven scenario voor Cet obscur objet du désir filmklaar te maken. In 1977 wordt er gestart met filmen. Uiteraard wordt het een ode aan Spanje en dan vooral Sevilla en Andalusië, maar ook aan de vrouw, warm of koud, want Luis heeft maar liefst twee vrouwen die de rol van Conchita gestalte geven: de twintigjarige, verleidelijke en sen- pierre louÿs 469 suele Carole Bouquet in haar eerste filmrol en de tweeëntwintigja- rige Ángela Molina die twee jaar daarvoor was gedebuteerd in No quiero perder la honra. Ángela heeft mooie ogen waarin de tristesse te lezen is. Het verhaal: net nadat hij op de trein is gestapt, gooit een man, Matthieu Faber (Fernando Rey - stem Michel Piccoli) een emmer water over een vrouw die nog op het platform staat. Tijdens de treinreis vertelt hij aan de passagiers van zijn compartiment over zijn liefde voor Conchita, een verleidelijke vrouw die hij poogt te veroveren. Maar zij ontloopt steeds zijn avances: het gewone alle- daagse verhaal van een man die zijn seksuele gevoelens voor een vrouw voldaan wil zien, maar de vrouw ontglipt hem om diverse redenen. De ene keer zit ze vol romantiek, de volgende keer is ze een wilde panter, dan weer de zelfverzekerdheid zelf. Je kan er geen touw aan vastknopen (alleen Freud misschien), je ziet alleen maar hoe ze met hem speelt, hoe ze hem soms vernedert, dan weer toe- geeft aan zijn seksuele verlangens en op sommige ogenblikken hem ook liefheeft. De film staat bol van symboliek en geen van de personages is echt sympathiek. Het mannelijke archetype is aanwezig in de vorm van Matthieu (Rey), ietwat ouder, rijk en op seks belust. Het vrou- welijke archetype is aanwezig als Conchita (kort voor het Spaanse Conceptión), jong, mooi, maagdelijk, maar seksueel bewust. 470 duister verleden 2

Buñuel verwerpt ook elke vorm van realisme. Decor en kleur zijn opzettelijk kunstmatig. De acteurs worden gedubd en het ver- haal wordt verteld door de hoofdrolspeler, Don Matteo, hoofdfi- guur in een spel dat Conchita leidt. De regisseur vermengt ook hier voortdurend de beide kunstvormen, toneel en film. Naast de opge- drongen keuze – zie verder – (die hem blijkbaar goed uitkwam) van twee actrices – Conchita I (Carole Bouquet) en Conchita II (Angela Molina – stem van Florence Giorgetti) – om een zelfde personage te spelen, wordt ook in vele kleine details alles in het werk gesteld om identificatie door de kijker te vermijden, zowel met de persona- ges en hun handelingen als met het decor. De toeschouwer wordt gedwongen zich dingen af te vragen bij de rol van het beeld en van de nabootsing. Men ziet in dit object van verlangen, zijn laatste bioscoopfilm, een samenvatting van al diegenen die hem hebben beïnvloed: Mar- kies de Sade (de dikwijls aanwezige sadomasochistische scènes), Fritz Lang, André Breton, Federico Garcia Lorca, Richard Wagner (op de soundtrack staat een uitvoering van De Walkure, door het orkest van het Festival van Bayreuth onder leiding van Karlheinz Böhm). In zijn autobiografie Mon Dernier soupir (Mijn laatste zucht) vertelt Buñuel dat Maria Schneider (Last Tango in Paris) de rol weigerde omdat ze teveel naaktscènes moest spelen. Ook de keuze voor de twee actrices wordt verhelderd. Volgens hem waren de opnamen bijna klaar, toen de hoofdrolspeelster die alle belangrijke scènes al had opgenomen de hele zwik voor bekeken hield en ver- trok. Luis zag heel wat kosten voor zich als hij alles opnieuw moest beginnen, dus huurde hij een invalster om enkel de nog niet opge- nomen scènes te spelen en monteerde ze in de volgorde die hij had voorzien, zonder acht te slaan op de actrice die er op dat moment aan bod kwam. Het moet gezegd: schitterend en heel wat fans van Buñuel kwamen woorden te kort om hem voor deze keuze te roe- men. Soms kan iets erg simpel zijn. pierre louÿs 471

NOG LATER

Vijftien jaar later, in 1992, draaide Mario Camus de Frans-Spaanse tv-film La femme et le pantin met Pierre Arditi in de rol van Mat- thieu en Maribel Verdú als Estrella en er was nogal wat vrouwelijk vlees te zien. Weer vijftien jaar later (2007) was er de nieuwe tv-film van Alain Schwartzstein met Roger Hanin in de rol van Charles Mathéo en Leïla Toualbi, haar filmdebuut. Beide films qualité négli- geable.

De Shaffer tweeling

De Liverpoolse tweeling Anthony Joshua Shaffer en Peter Levin Shaffer werden met vijf minuten verschil geboren om 9.30 en 9.35 a.m. op 15 mei 1926. Anthony was ook de eerste die bekendheid kreeg in 1971 met het scenario van een al lang vergeten film met John Hurt, Mr Forbush and the penguins. Roem zou hij vergaren toen hij in 1971 een Tony Award kreeg voor zijn toneelstuk Sleuth.

De filmwereld had Anthony Shaffer ontdekt en het duurde dan ook niet al te lang of men ging bij hem aankloppen voor nieuw materiaal. Dat werd in 1972 de heer Alfred Hitchcock die de roman Frenzy van Arthur La Bern door Anthony liet omzetten tot een sce- nario. Het daarop volgende jaar mocht hij het scenario zelf uitschrij- 474 duister verleden 2 ven voor de filmversie van ‘Sleuth’ met Laurence Olivier en Michael Caine in de hoofdrollen. Joseph L. Mankiewicz stond aan het roer en de publiciteitsafdeling verzon de slogan: ‘If it was murder, where’s the body?’ Op de IMDb-website vind je onder trivia: ‘Michael Caine was erg zenuwachtig omdat hij met Olivier moest werken. Hij vroeg zich af hoe hij hem moest aanspreken en durfde het uiteindelijk te vragen. Het antwoord van Olivier is historisch: “Well I am the Lord Olivier and you are Mr Michael Caine. Of course that’s only for the first time you address me. After that I am Larry and you are Mike.” De film, net als het theaterstuk trouwens, werd een groot succes. Het verhaal is dan ook erg ingenieus in elkaar gestoken: Engeland: de kapper van Italiaanse origine en lage komaf Milo (Caine) wordt door de erg succesvolle schrijver van detectiveverhalen Andrew (Olivier) uitgenodigd in een erg afgelegen huis. Milo is de minnaar van Andrews echtgenote, die echter haar goede financiële status niet wil ruilen voor de bijna-armoe die Milo haar kan bieden. Maar Milo wil haar koste wat het kost trouwen. Daarom gaat hij ook in op het voorstel van Andrew om een gesimuleerde juwelenroof te plegen. Milo zal de dingen die erg veel waard zijn verkopen aan een heler en Andrew zal het geld van de verzekering trekken. Maar alles “turns nasty” en Milo verdwijnt. Dit kat-en-muisspelletje kreeg vier Oscarnominaties. Anders is het gesteld met de versie van 2007, waarin Caine nu op schitterende wijze de rol van Olivier op zich heeft genomen en Jude Law afschuwelijk afsteekt in de rol die Caine speelde. schreef het scenario voor regisseur Kenneth Branagh en dat zul je geweten hebben, want de schunnige en schuine woor- den vervuilen het gegeven, het is net alsof Pinter net de babyjaren is ontgroeid en nu met genoegen alle woorden die hem werden verboden met wellust gebruikt. de shaffer tweeling 475

Dan worden er nog eens wat homogevoelens tegenaan gegooid en het resultaat is een slecht afkooksel. Als je Sleuth wil zien moet het zeker de 1972 versie zijn! In 1973 kwam dan The Wicker Man (In België uitgebracht als De gevlochten god) van regisseur Robin Hardy en met acteurs Edward Woodward, Christopher Lee, Diane Cilento (Anthony Shaf- fer trouwde met haar in 1985 na haar scheiding van en werd stiefvader van Jason Con- nery) en Britt Ekland. Anthony inspireerde zich hier op het boek Ritual van schrijver/acteur David Pinner. Als men The Wicker Man met de ogen van vandaag bekijkt, vraagt men zich af waarom deze film zoveel succes oogstte in het wereldje van horror- en thrillerfanaten. Het eenvoudige verhaaltje loopt al vlug dood en ontaardt in een dorpsgeschiedenis. Het begint met politieman Howie (Woodward) die een foto krijgt toegespeeld van een verdwenen tienermeisje op een eiland voor de Schotse kust. De bevolking aldaar leeft onder de knoet van Lord Summerisle (Lee). Deze wil de oude heidense riten tot leven wekken en dat daar naakt dansende meisjes bij komen kijken is vanzelfsprekend (ver- mits de opnamen in de herfst plaatsgrepen, droegen de meisjes wel een vleeskleurige maillot). Howie botst op een muur van stilzwij- gen, niemand kende of kent het meisje. Wanneer hij het meisje uit- eindelijk vindt, ontdekt hij ook het duistere geheim van de gevloch- ten god. Men ziet de oplossing al snel aankomen en wanneer de eindjes aan elkaar worden geknoopt, blijkt dat er hier en daar wel eentje ontbreekt, wat de film bijna tot een mislukte joke maakt, vooral met de onuitstaanbare volksmuziek die erop werd geplakt. Ik weet niet of het The Wickerman Festival – waarbij aan het eind een reusachtig Wicker Man beeld in de vlammen wordt gegooid, en dat sinds 2004 wordt gehouden – de oorzaak is van de onnodige 476 duister verleden 2 remake in 2006 met Nicolas Cage en Ellen Burnstyn die – of all places – in Nederland zijn wereldpremière kreeg. Maar desondanks is The Wicker Man een cultfilm geworden en er werd in 2001 zelfs een tv-documentaire aan gewijd: Burnt offering: The cult of the Wicker Man waarin o.a. Roger Corman, Britt Ekland, Robin Hardy, Christopher Lee, Anthony Shaffer en Edward Wood- ward vertellen over hun ervaringen. En eerlijk gezegd, als ik dit 50 minuten durend document als voorfilm mee zou hebben gekregen, zou ik misschien wat minder hard voor de film geweest zijn. Jongere broer Peter Shaffer, Liverpool (Engeland) 15 mei 1926 – County Cork 6 juni 2016 (hij maakte een trip door het zuidwesten van Ierland), kun je vandaag niet meer wegdenken. Sinds het herne- men van zijn theaterstuk Equus in de Londense West-End in februari 2007, Daniel Radcliffe met Daniel Radcliffe (Harry Potter) ongeveer tien minuten in zijn nakie en de verhuis van het geheel naar Broadway, is Peter weer hot. In Vlaanderen was het de Fluistercompagnie die Equus weer op de planken bracht met Steven De Lelie, Kurt Defrancq en Magda Cnudde. Ik weet niet of deze hernemingen de film uit 1977 kunnen doen vergeten, want daarin was Richard Burton gewoon meesterlijk – was hij ooit anders? – en naast hem kreeg de jonge Peter Firth de gelegenheid te tonen wat hij in zijn mars had en dat was heel wat. Het verhaal van de 17-jarige verwarde jongen uit een middenklassegezin, die zes paarden de ogen uitsteekt en hiervoor naar een psychiater wordt gezonden, heeft het over een strenge reli- gieuze opvoeding en seksuele passies. Maar niet alleen het proces van de patiënt wordt gemaakt, ook dat van de dokter. De film kreeg het daarop volgende jaar een Oscar en BAFTA voor “Best Writing”. Maar het beste moest nog komen, namelijk Amadeus, het onge- de shaffer tweeling 477 looflijke verhaal van Wolfgang Amadeus Mozart in flashback ver- teld door Antonio Salieri die in het gekkenhuis zit opgesloten. Nadat Amadeus op 2 november 1979 in het National Theatre in Londen in première ging en in 1981 in Amerika een Tony Award ving na 1181 opvoeringen in het Broadhurst Theater met Ian McKel- len en Tim Curry, was het duidelijk dat een film niet veraf was. Het was Milos Forman die de eer en het genoegen had om de 1984 film te mogen regisseren. Toen bekend werd dat de film er zou komen, kwamen heel wat grote jongens auditie doen, onder wie Mel Gibson en Tim Curry eveneens voor de rol van Mozart. Ook het vele lob- byen van Mark Hamill, die net als Curry Mozart op de Broadway- planken had gespeeld, had geen resultaat. De titelrollen werden uit- eindelijk vertolkt door F. Murray Abraham (Salieri) – die er een Oscar voor kreeg – en Tom Hulce (Mozart), die na het bekijken van

Elisabeth Berridge en Tom Hulce in Amadeus. heel wat tennis met John McEnroe precies wist hoe hij Mozart ging neerzetten. Beide acteurs hadden weinig of niets sensationeels op hun cv staan en nadat ze schitterden in Amadeus was het terug naar af en de bijrolletjes die ze voordien hadden vertolkt. De productie bleek dan ook nog goedkoop te kunnen, want de hele film werd opgenomen met natuurlijk licht: Praag was het decor. 478 duister verleden 2

Slechts vier decors moesten worden gebouwd: Salieri’s ziekenkamer, Mozarts appartement, een trap en het vaudeville-theater, al de rest werd op locatie gevonden. De uitvoering van Don Giovanni werd opgenomen op dezelfde scène waarop de opera in 1787 in Praag in première ging. En wil je de film opnieuw bekijken, let dan op dat je de 180 minuten durende director’s cut in handen hebt. Peter Shaffer begon zijn carrière in 1955 met The Saltland voor ITV, waarna Balance of Terror (1957) door de BBC werd uitgezon- den. Volgde de comedy The Private Ear (1962) dat in 1967 door de ORF (Österreichiser Rundfunk) werd geproduceerd. Op het theater vormde The Private Ear en The Public Eye een tweeluik. Elk van de twee eenakters had drie personages en Shaffer onderzocht aan de hand van hen de verschillende aspecten van de liefde. Er volgden nog verfilmingen, maar zijn leven draaide in hoofd- zaak toch rond het theater. Zijn oudere broer Anthony ging hem al op 6 november 2001 voor naar de eeuwige jachtvelden. De wind in de wilgen

Bij de Engelse uitgever W.W. Norton & Company verscheen The annotated Wind in the Willows van Annie - ger. Dit kinderboek van Kenneth Gra- hame – ook wel familieboek genaamd – is sinds zijn verschijnen in 1908 in Engeland en andere Engelssprekende landen een longseller. In het Neder- lands – voor het eerst verschenen in 1949 als De wind in de wilgen – is het nooit echt iets geworden. Blijkbaar doen, op enkele uitzonderingen na, leesboeken met dieren in de hoofdrol het niet zo goed in onze taal. Na enkele miserabele uitgaven verscheen er in 2000 een luxe-editie bij Ploegsma met de originele tekeningen. Grahame zou zijn hoofd in ongeloof hebben geschud als na het verschijnen van zijn boek iemand had beweerd dat zijn verha- len rond Toad, Mole, Ratty en Badger honderd jaar later nog zou- den worden gelezen. Want ze waren helemaal niet voor publicatie bedoeld, laat staan als boek. Ze werden geschreven om zijn enige zoon Alastair te vermaken. Deze was een prematuurtje met een aangeboren cataract, die hem blind liet in zijn rechteroog en met zijn linkeroog loenste hij. Dat maakte dat zijn vader zijn ‘Mouse’, zoals hij hem noemde, verwendde tot op het randje van het onre- delijke. En Alastair was een bizarre knaap: zonder enige reden viel hij andere kinderen aan die speelden in de Londense Kensington Gardens, of hij ging in het midden van de straat liggen waardoor hij het verkeer stillegde. Grahame moest dus duidelijk niet ver zoeken 480 duister verleden 2 om het slechte gedrag van Mister Toad neer te pennen. Toen zoon- lief naar het pensionaat werd gezonden en brieven schreef aan zijn vader met het smekende verzoek om een bezoek, kreeg hij meestal een afwijzend antwoord van Mister Toad. Psychiaters zeggen wel eens dat Grahame op de loop was voor het vaderschap en Toad als zijn plaatsvervanger had aangesteld. Het zijn die antwoorden van Mister Toad die uiteindelijk De wind in de wilgen werden. Het was de Amerikaanse literair agente Constance Smedley die Grahame benaderde, nadat hij succes had geoogst met zijn jeugdherinnerin- gen The Golden Age, om zijn brieven tot een boek te maken. Het werd een onnavolgbaar succes. Met Alastair liep het echter minder goed af, hij mislukte aan de eliteschool Rugby, later in Eton liep het ook al niet lekker, vooral omdat de school helemaal niet was aan- gepast aan gehandicapte leerlingen. Alastair pleegde zelfmoord in Oxford vijf dagen voor zijn twintigste verjaardag door zich op de treinrails te leggen. Na de dood van zijn zoon droogde de pen van Grahame langzaam op. Maar hij bleef veel anderen inspireren, tot op de dag van vandaag. In 1996 waagde de Franse tekenaar en sce- narist Michel Plessix zich aan een vierdelige, erg geslaagde stripversie die in 2003 bij Standaard Uit- geverij begon te verschij- nen. Het werd een der leukste kinderstrips van de laatste decennia. Het succes zette Plessix ertoe aan om een vervolg met dezelfde figuren te maken: De wind in de woestijn. Ook het theater speelde in op het succes van het boek en in 1929 creëerde A.A. Milne (ja, de maker van Winnie the Pooh!) het toneelstuk Toad of Toad Hall naar het boek van Grahame. In deze bewerking zou acteur Ian McKellen in 1962 in het Belgrade Theatre in Coventry zijn eerste rol als boef spelen. De Coventry Evening Telegraph schreef dat hij een perfecte, hatelijke Wezel speelde. Alan Bennetts bewer- de wind in de wilgen 481 king werd in 2005 gespeeld in het Coliseum Theatre (Oldham) en bleef te dicht bij het boek, waarin erg lange passages de aandacht niet echt lang kunnen vasthouden. Op 8 april 2007 zond PBS televi- sie in de serie Masterpiece Theatre een schitterende bewerking van Lee Hall uit, met de Britse komiek Matt Lucas in de hoofdrol en met Imelda Staunton.

De belangrijkste personages uit het boek zijn: Water Rat: uiteraard woonachtig aan een rivier. Een verstandige, intelligente levensgenieter. Mole (Mol): trouw, eenvoudig en een schijtebroek. Woont in een ondergronds huis. Badger (Das): wijs, gerespecteerd en gevreesd. Woont in Wild Wood. Is erg verstandig, maar zijn humeur is soms niet te prui- men, daarom is hij het liefst alleen. Toad (Pad): woont op Toad Hall (Paddenburg). De deuren van zijn landgoed staan open voor alleman en iedereen, maar hij is erg verwaand en nog meer onvolwassen, wat dan weer wordt goed- gemaakt door zijn vriendelijkheid en welbespraaktheid. (Ik ver- denk heer Bommel er soms van dat hij familie van Toad is.) Pad is gek op boten, hete luchtballons, auto’s (die erg schaars waren toen Grahame het boek schreef) en tweedpakken. Zijn imitatie van een toeter is historisch: “Poop-Poop”. Zijn dwaasheid rond auto’s gaat zelfs zover dat hij er op een dag een steelt en vervol- gens in de prak rijdt, wat hem een gevangenisstraf oplevert. Maar muren kunnen hem niet tegenhouden; hij ontsnapt, verkleed als wasvrouw, en wint de oorlog tegen de wezels om Toad Hall. Hij wordt nooit opnieuw opgepakt, wat een raadsel blijft.

Een eerste verfilming komt er in 1946, naar de toneelbewerking van A.A. Milne. De mij onbekende Alan Reid is Toad en , die een van zijn eerste optredens in film maakt, is Badger. In 1949 is er een animatiefilm uit de Disneystudio’s. The Adventures of Icha- bod and Mr. Toad (verteld door Basil ‘Sherlock Holmes’ Rathbone) vormt samen met het behoorlijk wrede The legend of Sleepy Hollow – over de hoofdloze ruiter – van auteur Washington Irving (vertelt door Bing Crosby) één geheel. Eric Blore gaf zijn stem aan Toad. de wind in de wilgen 483

Het jeugdprogramma van de BBC Jackanory bracht tussen 1966 en 1970 zowat 25 vertelafleveringen. In 1983 maakte studio Cos- grove Hall een animatiefilm van 75 minuten. Een BAFTA award en een Emmy award vallen deze versie ten deel. David ‘Frost’ Jason is Toad. Als gevolg van dit succes werd er een tv-serie van 52 afleve- ringen geproduceerd in opdracht van Thames Television, die door ITV uitgezonden werd tussen 1984 en 1987. Het succes bleef duren en er werden nog eens 60 minuten ‘A tale of two toads’ (1989) en 13 afleveringen ‘Oh! Mr Toad’ (1990) aan toegevoegd. Er wordt foutief beweerd dat er werd gefilmd in ‘claymation’, het gaat echter om een stop-motion animatieproces met schaalmodellen en figuurtjes die in pose kunnen worden gezet, te weten een metalen skelet overdekt met latex rubber, wat deze serie enig maakt. Een animatiefilm die Kenneth Grahames goedkeuring zeker zou hebben meegekregen werd in 1985 geproduceerd door Rankin/Bass productions. De versie was trouw aan het boek, maar kreeg er nog zes liedjes aan toegevoegd, Wind in the willows incluis; ze werden gezongen door Judy Collins. Toad kreeg de stem mee van Charles Nelson Reilly en ook deze van de Nederlandse acteur Coen Flink (De kleine waarheid, Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen mijnheer, Kapitein Haddock in de Kuifje-animatie van Ray Goos- sens). Is het hierdoor dat de productie uiteindelijk pas in 1987 zijn eerste uitzending kreeg? José Ferrer was Badger, Roddy McDowall was Ratty. In 1988 waagde men zich aan een Australische tv-animatie- versie, een serie films die waren gebaseerd op meestal Europese klassiekers. Burbank Films was de producent en nam het niet zo nauw met de originele tekst, die aangepast werd voor kinderen. De plot werd ingekort en sommige personages werden toegevoegd en andere weggelaten. Enkele zeer grote acteurs, zoals Alan Bennet (Ratty) die zoals voordien gezegd een eigen toneelversie maakte, Michael Palin (Mole), Michael Gambon (Badger), Rik Mayall (Toad) zijn de hel- den in de animatiefilm uit 1996 van Television Cartoons in Londen. Zelfs kwam opdraven om haar stem te geven aan de grootmoeder. “Het wordt weer eens tijd voor een live-action film” moet Terry 484 duister verleden 2

Jones hebben gedacht in 1996 en riep enkele van zijn vrienden bij elkaar. Steve Coogan die gestalte geeft aan Alan Partridge werd Mole, Eric Idle was Rat, Terry Jones wilde en kreeg uiteraard Toad, John Cleese was de advocaat van Toad, Michael Palin mocht de zon zijn en ook Stephen Fry, Julia Sawalha en Victoria Wood waren van de partij. De film werd nooit uitgebracht in België.

We zijn tien jaar later, 2006, en opnieuw komt er een live-action adaptatie, een samenwerking tussen UK, Canada en Roeme- nië. Matt Lucas die roem heeft verworven met Little Britain wordt Toad, Bob Hoskins is Badger en Lee Ingleby is Mole. In 2003 werkte Guillermo del Toro aan een nieuwe adap- tatie voor Disney. Het zou een live-action mix met CG-anima- tie worden, maar Del Toro die het boek prachtig vond, werd door de Disneyheren gevraagd om Toad een skateboard te geven en hem dingen zoals ‘radical dude’ te laten zeggen - en dat was hem te veel. De laatste dagen van Pompeii

Lezend in Doek, het boek over film van Lukas De Vos, stoot ik op de filmtitel The Last Days of Pompeii en dat zet me aan het denken. Ik herinner me dat ik ooit het boek met dezelfde titel heb gelezen. En toeval of niet, ik lees in de Radio Times dat Radio 4 (BBC) een uitzending heeft die gaat over de Victoriaanse auteur Edward baron Bulwer-Lytton (1803-1873). Na het intikken van zijn naam op Google, blijkt Edward, naast auteur van The last days of Pompeii uit 1834, ook parlementslid te zijn geweest. Charles Dickens, Mary Shel- ley en Richard Wagner mocht hij tot zijn fans rekenen. Hij bleek ook een dandy te zijn, die in 1827 huwde met de mooie Ierse Rosina Doyle Wheeler, zonder de toestemming van zijn moe- der. Zij blokkeerde zijn toelage en Edward moest gaan werken voor de kost. Dat hij goed boerde – hij was een van de succesvolste auteurs van zijn eeuw – blijkt uit het feit dat hij leefde in een met waterspuwers voorzien herenhuis. Ook was hij in menig schandaal betrokken. Edward was ook een jaar lang Staats- secretaris voor Koloniën, van juni 1858 tot juni 1859. In het artikeltje dichten ze hem ook de titel van uitvinder van de sciencefiction, de thriller en de historische roman toe. Maar het beroemdste is hij geworden voor de kitschy aanvang van zijn roman Paul Clifford: “It was a dark and stormy night”. Deze aanvang is de titel geworden van een prijskamp in Californië (USA) waarbij je openingszinnen moet verzinnen voor afgrijselijke boeken. Maar ik wil hem liever afgerekend zien op een andere frase, namelijk 486 duister verleden 2

“the pen is mightier than the sword” – schitterend gebruikt in de Indiana Jones-film met dad Sean Connery – uit het allang vergeten toneelstuk Richelieu: Or the Conspiracy (een week na de opening en de laaiende kritieken bezocht door koningin Victoria). Deze zin ging een eigen leven leiden en werd herhaalde malen gebruikt: als politieke slagzin, als reclame voor een vulpenmerk en in zijn gelati- niseerde vorm “Calamus Gladio Fortior” is hij het motto van de Keio universiteit in Tokio (Japan). Toch zou deze zin tientallen vaders hebben, ik citeer er twee flagrante: “De inkt van de scholier is heiliger dan het bloed van de martelaar” (Mohammed) en “velen die rapieren dragen, hebben angst van ganzenveren” ( – Hamlet). Maar het ooit druk gelezen Pompeii is nu nauwelijks nog te vin- den, ondanks de vele verfilmingen die het kreeg: in 1900 een korte film van Walter R. Booth; in 1908 (regie Arturo Ambrosio), 1913 (regie Mario Caserini); eveneens in

488 duister verleden 2

1913 maken Ubaldo Maria Del Colle en Giovanni Enrico Vidali hun eigen versie; 1926 (regie Carmine Gallone); 1935 (met Basil Rathbone, waar enkel de uitbarsting van de Vesuvius enige gelijke- nis met het verhaal vertoont); in 1940 is er de komische Spaanse film van Rafael E. Portas; 1950 (regie Marcel L’Herbier en Paolo Moffa); 1959 (regie Sergio Leone); tot slot een miniserie in 1984 en in 2008 een Duitse musical versie. Misschien is de tijd gekomen om het boek weer eens te verfilmen. Ik stel voor dat Roland Emmerich het aanpakt, of James Cameron, of Steven Spielberg himself? Wat gebeurde er met A Month in the Country?

“Here’s a heart-lifting British movie which becomes a holiday for the spirit. Its perception of the world after the First World War is not just luxuriant nostalgia. It is about values as abiding as they are affirming.” — Tom Hutchinson Mail on Sunday (UK)

De aanvang van de carrière van wordt dikwijls vastge- pind aan zijn rol als Mister Darcy in de tv-serie Pride and Prejudice (1995). Vele vrouwen vielen in katzwijm toen ze hem uit het water zagen komen met zijn witte hemd aan zijn lijf geplakt. En inder- daad, vele latere personages die hij vertolkte, lagen in de lijn van deze Mister Darcy. Maar er wordt dan wel voorbijgegaan aan de film Valmont (1989) waarin hij de hoofdrol op zich neemt. De film had natuurlijk wel te lijden van Dangerous Liaisons die net het jaar daarvoor in roulatie was gebracht en waarin John Malkovich met zwier de rol van Valmont op zich neemt. Ook had hij al 3 tv-episo- des van de Ruth Rendell Mysteries achter de rug. Maar belangrijker was zijn rol in A Month in the Country (1987) in het derde jaar van zijn film- en tv- carrière. Deze werd indertijd door Excel- sior Films uitgebracht in België en werd ook in Cannes vertoond in de selectie van ‘Un Certain Regard’ in de volledige versie van 96 minuten. Kenneth Branagh speelt hier 490 duister verleden 2

Colin Firth en Kenneth Branagh in A Month in the Country. in zijn eerste bioscoopfilm. Tussendoor speelde Branagh nog een rol in de Westend. Natascha Richardson zien we in haar tweede film en Firth in zijn eerste hoofdrol. De film werd gedraaid met een erg laag budget en het filmen startte op 18 augustus 1986, om iets meer dan een maand later op 22 september 1986 te eindigen. Firth en Bra- nagh werden in een filmbespreking van die tijd “Internationaal onbekenden” genoemd. Tja, men moet toch ergens beginnen, ja toch? De film is gebaseerd op een boek van J.L. Carr, die niet alleen schrijver maar ook uitgever was, daarnaast was hij leraar en vol-

J.L. Carr wat gebeurde er met een month in the country? 491 gens sommigen ook een excentriekeling. Hij onderbrak zijn lera- renopleiding ooit om een jaar les te gaan geven in Huron, South Dakota in de Great Plains (USA). Het grootste deel van het jaar was een strijd om te overleven in een voor hem vreemde cultuur waarin bovendien zijn Britse salaris, omgezet in dollars, bedroevend ontoe- reikend was om de Amerikaanse kosten van levensonderhoud te kunnen betalen. Tegen het einde van het jaar reisde Carr door het Midden-Oos- ten en het Middellandse Zeegebied, terwijl de Tweede Wereldoorlog dreigde. In september 1939 arriveerde hij in Frankrijk en bereikte Engeland waar hij als vrijwilliger dienst nam in de Royal Air Force. Hij kreeg een opleiding als fotograaf en werd gelegerd in West- Afrika, terwijl hij later in Engeland geheim agent was. Na de oorlog trouwde hij en ging weer les geven. Hij bracht het tot een school- hoofd dat graag gezien werd door zowel de leerkrachten als de leer- lingen. Daar tussenin publiceerde hij af en toe een boekje, non-fic- tion en fiction dat in de meeste gevallen gebaseerd was op wat hij zelf of in zijn directe omgeving had meegemaakt. In hoeverre het in 1980 gepubliceerde A Month in the Country iets autobiografisch had, weet men niet en daarover heeft hij zelf nooit iets gezegd. Het was zijn eerste boek bij een grote uitgeverij, tot dan toe had hij bij kleine uitgeverijen of in eigen beheer uitgegeven. Het boek werd genomineerd voor de Booker Prize en kreeg de Guardian Fiction Prize. Hij werd opnieuw genomineerd voor de Booker in 1985 voor zijn boek The Battle of Pollocks Crossing. Deze totaal vergeten film zal heel wat filmgeschiedenis maken, maar niet voor de maker en niet voor de acteurs. Een slechte versie werd ooit uitgebracht op video, maar daar had iemand de schaar ingezet en er maar liefst vier minuten uitgeknipt, ook de hiernaar gemaakte dvd was dus de onvolledige versie. In 2004 begon Glyn Watkins, een Engelse dichter en illustrator en vriend van de in 1994 overleden J.L. Carr, een zoektocht naar de originele versie op 35 mm. Tot zijn grote verbazing bleek die nergens te vinden. Maar de aanhouder wint en hij nam contact op met Kenneth Branagh en Colin Firth. Ook die hadden hem niet; Kenneth gaf hem ech- ter de raad een beroep te doen op de fans van Firth en hemzelf en die wezen hem uiteindelijk de weg naar Warner Brothers. Na een 492 duister verleden 2 jaar opzoekingswerk werd er nog een kopie gevonden in een opslag- plaats. Deze was in erg slechte staat. Dat was niet genoeg voor Wat- kins, hij wilde een dvd en zou die krijgen, maar daar moest de hou- der van het copyright voor worden gevonden. Die vond hij en de dvd werd uitgebracht. Maar tegen een minimum prijs van 33,99 € blijft hij voor de echte liefhebbers wat aan de dure kant en dan blijkt het nog de geknipte versie te zijn. In 2008 werd een volledige versie van 96 minuten ontdekt in het Academy Film Archive in Los Ange- les en een campagne werd gestart om deze uitgebracht te krijgen op dvd. Een gelimiteerde editie op Blu-ray van de 96 minuten versie werd uitgebracht in de VS op 14 juli 2015. In juni 2016 bracht het British Film Institute de film uit op Blu-ray en dvd in de UK. De film speelt zich af rond 1920 en volgt de ervaringen van de kunstenaar Tom Birkin (Firth), die door een legaat van de overle- den rijke erfgename, Hebron, in staat is om te gaan werken in een landelijk dorpje waar hij een verborgen muurschildering in het plaatselijke kerkje aan het licht moet brengen. Voor Birkin, die de littekens van de Eerste Wereldoorlog met zich draagt, is dit een welkome duik in het trage landelijke leven, waar hij zijn oorlogs- spoken kan verjagen. Voor hem arriveerde een andere veteraan, James Moon, een archeoloog die net als hij beschadigd uit de oorlog kwam. Ook hij werkt op een legaat en moet het graf vinden van een van de voorouders van Hebron. Maar Moon heeft een tweede interesse, het eventueel blootleggen van een oude Angelsaksische basiliek. De mannen sluiten vriendschap, hoewel ze elkaar nauwe- lijks zien, zo verdiept zijn ze in hun werk. Birkin ziet tijdens zijn werkzaamheden in de kerk geregeld de echtgenote van de predi- kant, Alice Keach, en er komt een moment dat hij verliefd op haar wordt, zonder echter deze liefde uit te spreken.

“I should have lifted an arm and taken her shoulder, turned her face and kissed her. It was that kind of day. It was why she’d come. Then everything would have been different. My life, hers. We would have had to speak and say aloud what both of us knew and then, maybe, turned from the window and laid down toge- ther on my makeshift bed. Afterwards, we would have gone away, wat gebeurde er met een month in the country? 493

maybe on the next train. My heart was racing. I was breathless. She leaned on me, waiting. And I did nothing and said nothing.”

Bij Moon is het andere koek, want die wordt met de tijd steeds meer verliefd op Birkin, maar ook hij zal zijn liefde nooit uitspreken. Bir- kin is zich daar echter niet van bewust en zal het pas ontdekken wanneer hij in een naburig dorp een man ontmoet die samen met Moon heeft gevochten in Frankrijk en verneemt dat Moon voor de krijgsraad werd gebracht voor homoseksueel gedrag. Zij die de film hebben gezien, kunnen niet begrijpen dat hij, net zoals vele andere trouwens, zo maar kon verdwijnen in het luchtle- dige.

The Yellow Rose of Texas

De Mexicaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1810-1821) maakt een einde aan de Spaanse overheersing, ook op het Noord-Amerikaanse grondgebied. Het nieuwe Mexico omvat een groot deel van het grondgebied van het voormalige vicekoninkrijk Nieuw-Spanje. Op 4 oktober 1824 krijgt Mexico een nieuwe grondwet, het land wordt een federale republiek, opgedeeld in negentien staten en vier terri- toria. Texas is een deel van de staat Coahuila y Tejas, met als hoofd- stad Saltillo. De Mexicaanse regering staat in deze periode de immigratie van (Anglo-)Amerikanen naar het schaars bevolkte Texas toe, op voorwaarde dat zij katholiek worden. Al snel ontstaan er culturele en politieke spanningen, want de meeste immigranten blijven bij hun protestantse godsdienst. Ook willen zij, tegen de Mexicaanse grondwet in, slaven naar Texas brengen. Op hun beurt beschuldi- gen de immigranten Mexico ervan dat ze hun eigen grondwet niet naleven en bevoegdheden die voorbehouden zijn aan de staten cen- traal proberen te regelen. President Anastasio Bustamante poogt de immigratie naar Texas in te dijken, zonder veel succes, want op dat ogenblik wonen er al 30.000 Anglo-Texanen tegenover 7.800 Mexicaanse Texanen. Anto- nio López de Santa Anna komt roet in het eten gooien: hij roept zich uit tot alleenheerser van Mexico en verwijst de grondwet van 1824 naar de prullenmand. Gevolg: Texas verklaart zich onafhan- kelijk en vormt een voorlopige regering. De Texaanse Revolutie tegen de dictatuur begint. Een rebellenle- ger – of beter gezegd, verschillende eenheden – vormt zich en Mexi- caanse soldaten worden bijna dagelijks het slachtoffer van kleine guerrillagroepjes. Honderden vrijwilligers komen naar Texas om te helpen en vormen weldra twee regimenten die de basis gaan vor- 496 duister verleden 2 men van het Texaanse leger. Andere vrijwilligers, onder wie Anglo- Texaanse en Mexicaans-Texaanse kolonisten, organiseren zich in compagnies. Kleine Mexicaanse eenheden worden aangevallen en uitgeschakeld en in worden de laatste Mexicaanse sol- daten uit Texas verjaagd. President-generaal Santa Anna kan dit niet over zich heen laten gaan en wanneer hij van een spion verneemt dat het centrum van de Texaanse onafhankelijksheidsbeweging zich in de Alamo bevindt – een katholiek missiegebouw – besluit hij aan te vallen. Met een leger van meer dan 5000 soldaten overvalt hij het garnizoen dat uit nau- welijks 200 man bestaat. De belegering loopt van 23 februari 1836 tot 6 maart 1836, toen de laat- ste Texanen sneuvelden, onder wie James “Jim” Bowie en Davy Crocket. Als we de legende moe- ten geloven, liet Santa Anna elke avond de degüello spelen alvorens het vuur te openen. Deze muziek gebruikten de Spanjaarden in hun strijd tegen de Moren, om aan te geven dat niemand aan de dood zou ontsnappen. Het volgende wapenfeit van de Mexicanen heeft ongeveer een maand later plaats. Op 19 en 20 maart winnen zij de Slag bij Coleto. Coleto is een kreek in Goliad County in Texas. Deze slag, ook wel ‘the battle of the prairie’ genoemd, wordt gestreden tussen de troe- pen van de Mexicaanse generaal José Urrea en de Texaanse rebellen onder leiding van James Fannin. Na twee dagen geven de Texanen zich over, samen met hun 9 doden en 60 gewonden. De Mexi- caanse president Santa Anna geeft Urrea het bevel alle gevangenen van Goliad (Coleto) – ongeveer 350 – op 27 maart (Palmzondag) te executeren. Urrea weigert in eerste instantie en laat vervolgens de dokters gaan, maar zal dan de orders uitvoeren. Hij vertelt de gevangenen dat ze naar een andere plek worden overgebracht en in één lange file, naast iedere Texaan een Mexicaanse soldaat, gaan ze the yellow rose of texas 497 op weg. Op een bepaald ogenblik wordt dan het bevel uitgevoerd en de soldaten vermoorden de Texanen, met geweer, zwaard of bajo- net. Achtentwintig Texanen kunnen ontsnappen en zes van hen vertellen hun verhaal aan de ongeveer 900 man tellende militie van . Die zal een maand later, 21 april 1836, tegenover het leger van Antonio López de Santa Anna staan. Houston heeft posi- tie gekozen in het woud aan de samenvloeiing van de San Jacinto Rivier en de Buffalo Bayou. Santa Anna, die zichzelf dikwijls verge- leek met Napoleon, zet zijn kamp op in een grasveld dat ongeveer negenhonderd meter lager is gelegen. Dan laat hij de brug, de enige aanvoerweg van materiaal en voedsel voor beide legers, in de fik steken.

Maar Santa Anna hield van de vrouwtjes en zeker op de avond voor een aanval. Hij had in de Texaanse nederzetting, New Washing- ton, een mooie mulattin met een vrijbrief van de Texaan Morgan gevangen laten nemen en die avond sommeerde hij haar naar zijn tent. Emily D. West, zoals ze heette, zond echter vooraleer ze de tent betrad, een andere bediende van Morgan naar Sam Houston om hem de positie van Santa Anna te verraden. Verwijzend naar recent verloren slagen, joeg Sam Houston zijn manschappen onder de strijdkreten ‘Remember the Alamo!’ en ‘Remember Goliad’ naar de overwinning. De strijd zelf duurde 18 minuten, maar het afslachten van de Mexicanen ging nog wel een 498 duister verleden 2 uurtje door. Er stierven 630 Mexicanen en 9 Texanen. Het Mexi- caanse leger werd omsingeld door de Texanen. Santa Anna werd daarbij gevangengenomen, omdat hij het althans volgens de legende te druk had met zijn Yellow Rose, de mulattin Emily. In ruil voor zijn vrijlating gaf hij de Mexicaanse troepen het bevel zich terug te trekken tot voorbij de Rio Grande, maar de Texa- nen hielden een troef achter de hand: Santa Anna bleef gevangen en moest pleitbezorger worden voor de onafhankelijkheid van Texas, maar de Mexicaanse regering weigerde deze te erkennen en het zou nog tot 1848 en het Verdrag van Guadaloupe Hidalgo duren voor ze zich erbij neerlegde.

VERWANTE FILMS

In 1911 werd de korte (20 minuten) stomme film The Immortal Alamo in zwart-wit gedraaid. Nergens is er nog een kopie te vinden. William F. Haddock was de regisseur.

Eveneens in de mist van de tijd verdwenen is de in 1914 uitgebrachte The Siege and Fall of the Alamo, een speelfilm met Ray Myers. Men weet wel dat dit de enige film is die gedraaid is in The Alamo zelf. The Library of Congress heeft 4 setfoto’s en een bespreking in stock, dat is het enige wat resteert van deze film.

Het is 1915 en de 71 minuten durende Martyrs of the Alamo wordt uitgebracht. regisseerde en schreef het scenario naar het boek van Theodosia Harris, haar enige werk van lange adem, voor de rest waren het korte verhalen die werden verfilmd. Alan Sears is Davy Crocket, Alfred Paget neemt voor zijn rekening en Tom Wilson is Sam Huston. In een bijrolletje zien we Douglas Fairbanks in zijn tweede film.

1926 is het jaar dat Davy Crocket at the Fall of the Alamo in de Ame- rikaanse bioscopen komt. Deze speelfilm heeft Cullen Landis als Davy Crocket, hij speelde datzelfde jaar in nog 13 andere films. the yellow rose of texas 499

1935 brengt ons de korte film The Fall of the Alamo van regis- seur Stuart Paton. Drie jaar later, 1938, draait diezelfde Paton The Alamo: Shrine of Texas Liberty in San Antonio (Texas), naar een script van Norman Sheldon, die later nog scenario’s afleverde voor wildwestfilms. Dayton Faulkner speelde de hoofdrol, het zou zijn enige rol worden.

Het is 1937 en de Amerikanen hebben wat peptalk nodig, want Hit- lers Europa kondigt gure tijden aan. De 75 minuten durende wordt op het Amerikaanse publiek losgelaten, opnieuw worden Crocket, Bowie en Houston de helden; jammer genoeg is de film zo amateuristisch gemaakt door de nochtans doorgewinterde Harry L. Fraser dat geen hond ernaar gaat kijken.

Man of Conquest, uit 1939, is een biografische film over Sam Hous- ton van George Nichols jr. Met wat romance doorheen de geschie- denis gemengd was hij goed voor drie Oscarnominaties, maar daar- bij hoorden zeker niet de acteursprestaties.

In 1956 draait Byron Haskin . Het verhaalt hoe advocaat Sam Houston een schandaal wil vermijden en ver- huist naar Texas waar hij zich ver van alle politiek wil houden. Maar president Jackson beveelt hem de leiding te nemen in de Texaanse Revolutie en hij zal zijn troepen leiden naar de uiteindelijke overwinning. Joel McRea (Sam Houston), Jeff Morrow (Jim Bowie) en James Griffith (Davy Crocket) spelen in deze mix van western en oorlogsdrama.

In 1960 liet all American John Wayne – opeenvolgend gehuwd met drie Spaanssprekende vrouwen: Josephine Alicia Saenz (dochter van de Panamese Consul Generaal in de USA), Esperanza Bauer (Mexico) en Pilar Palette (Peru) – zich verleiden door het originele script van James Edward Grant om The Alamo te draaien. Natuur-

the yellow rose of texas 501 lijk nam hij de hoofdrol voor eigen rekening, hij werd Davy Croc- ket, terwijl Richard Widmark de rol van Jim Bowie op zich nam. Naast hen zien we nog Laurence Harvey, Frankie Avalon en Patrick Wayne. Richard Boone en Ruben Padilla, respectievelijk Sam Hous- ton en Santa Anna, krijgen nauwelijks een plaatsje toebedeeld.

De 144 minuten durende tv-film Houston: The Legend of Texas (1986) heeft Sam Elliot in de hoofdrol. Het moet gezegd dat regis- seur Peter Levin weinig of niets heeft begrepen van de werkelijk- heid, want Sam Houston zou niks hebben betekend als hij niet omringd was door mensen die hem de strijd hielpen winnen. Levin concentreert zich te veel op Sam Elliot en daardoor zijn alle acteurs rondom hem bleke aftreksels geworden. Er werd nochtans geld noch moeite gespaard om deze film tot een succes te maken.

In 1987 draaide Burt Kennedy met sterren James Arness, , Alec Baldwin The Alamo: Thirteen Days of Glory voor tv.

1988 brengt ons Alamo: The Price of Freedom met een rist onbe- kenden en Merrill Conally (Davy Crocket) en Steve Sandor (James Bowie). De opnamen gebeurden in de buurt van de echte, histori- sche locaties.

In 1996 maken Nina Gilden Seavy en Paul Wagner een gespeelde tv-documentaire The Battle of the Alamo voor Discovery Channel Pictures e.a., duur 47 minuten. Hal Holbrook is de verteller. Onder de acteurs geen enkele bekende naam.

In 1998 krijgt Kris Kristofferson de gelegenheid om een aan The Alamo verwante film te draaien, waarin hij samen met een vriend ontsnapt uit de gevangenis en dienst neemt in het leger van Sam Houston. Zij zullen de finale aanval leiden op de troepen van Santa Anna. De 96 minuten durende film kreeg de titel Two for Texas mee.

2003 brengt ons Remember the Alamo een tv-documentaire geschreven en geregisseerd door Joshua Alper. In hetzelfde jaar ver- schijnt een twee uur durende video The History Channel Presents: 502 duister verleden 2

The Alamo waarin we Dennis Quaid volgen op zijn tocht door de geschiedenis.

Het is 2004 en The Alamo Documentary: A True Story of Courage komt uit op video.

In 2004 draaide John Lee Hancock The Alamo met Dennis Quaid (Sam Houston), Billy Bob Thornton (Davy Crocket) en Jason Patric (James Bowie). Datzelfde jaar komt de videodocumentaire The Alamo Documentary in de handel. Hij is van Lyn Stevenson naar een scenario van zichzelf en Jason Freeman. De interviews met mensen die zich hebben verdiept in de echte geschiedenis maken dat je aan het scherm gekluisterd blijft.

In 2009 draaien Andrew Lee en Matt Wallach een korte film (7 minuten) met de titel The Alamo. Het wordt een hilarische, nage- speelde documentaire met in de hoofdrol kinderen die waterballon- nen als wapens hanteren.

VERWANTE MUZIEK

Een vroege met de hand geschreven versie van de song The Yellow Rose of Texas dateert waarschijnlijk van net na de slag bij San Jacinto. De auteur is onbekend. Met de Yellow Rose wordt verwezen naar Emily D. West, die zoals gezegd een kleurtje had. Later waren er nog versies, zoals eentje van Gene Autry en Jimmy Long. Nog later herwerkte Don George de originele versie van de song en Mitch Miller maakte er in 1955 een nummer één hit van, daarbij Bill Haley van zijn Rock around the Clock-troon stotend. Deze Mil- ler-versie werd gebruikt in de 1956 film Giant met James Dean, Rock Hudson en Elizabeth Taylor, Carroll Baker, Dennis Hopper, Sal Mineo, en stond heel toevallig op nummer één op de dag dat James Dean verongelukte. Naar het einde van de film toe heeft Rock Hudson het verwerkt dat zijn zoon met een Mexicaanse is getrouwd. Wanneer de restauranteigenaar van Sarge’s Place weigert enkele Mexicaanse klanten te bedienen, bemoeit Hudson zich ermee en er the yellow rose of texas 503 ontstaat een

gevecht tussen Rock en de potige eigenaar. Die slaat Rock van het kastje naar de muur en terug en wanneer Rock tegen de jukebox valt, begint die plots The Yellow Rose of Texas te spelen. Waarna de eigenaar op de halfbewusteloze Hudson een bordje werpt met de tekst: “We reserve the right to refuse anyone.” http://www.youtube.com/watch?v=e4ptm6F2KHQ

In 1963 was er de documentaire A nation sings, een muzikale her- denking van liederen van de Burgeroorlog, met de U.S. Army Band en koor, en de Rose is er een van. Beroemde performers waren Elvis Presley, Hoy Axton, Waylon Jennings e.v.a.

Remember the Alamo is een song geschreven door de Texaanse sin- ger-songwriter Jane Bowers. In de tekst worden de namen genoemd van alle Texaanse helden en ook die van Santa Anna.

Hey up Santa Anna, they’re killing your soldiers below So the rest of the Texas will know And remember the Alamo 504 duister verleden 2

Tex Ritter bracht de song in 1955 als allereerste, het werd de b-zijde van zijn hit Gunsmoke. Een jaar later werd zijn versie gebruikt in de film Down Liberty Road. The Kingston Trio nam een versie op met lichtjes afwijkende tekst, waarna Johnny Cash weer naar de versie van Tex Ritter overstapte. Maar de versie van de Schotse singer-songwriter Donovan is in Europa wel de meest bekende geworden, alhoewel de single die ervan werd uitgebracht maar enkele dagen in verkoop bleef, zodat het zijn LP What’s Bin Did and What’s Bin Hid was die voor het succes van deze song zorgde. Ieder zijn vergif

Het is van alle tijden: kunstenaars die naar meestal illegale middelen grijpen om hun werk te kunnen afmaken. Is het gewoon koffie, of alcohol, uppers, downers en psy- chedelics, allemaal verwachten ze er wat van en in sommige gevallen is het ook aan hun werk te mer- ken. Toen Samuel Taylor Cole- ridge zijn Kubla Khan schreef, was hij aan de laudanum; William Burroughs had veel hulp van hero- ïne met Junkie (eerst verschenen onder het pseudoniem William Lee); Charles Baudelaire was aan de hash toen hij Les Paradis artifi- ciels schreef; Carlos Castaneda gebruikte peyote toen hij Journey to Ixtlan schreef; Jean-Paul Sartre’s Critique de la raison dialectique werd geschreven met de hulp van koffie en corydrane (een menge- ling van amfetamines en aspiri- nes) en het zal niemand verbazen dat Timothy Leary aan de LSD was toen hij High Priest schreef. 506 duister verleden 2

ALCOHOL

Raymond Chandlers favoriete drank tijdens het schrijven van The Blue Dahlia was een gimlet, dat is een cocktail van gin of wodka gemengd met limoen. Dat hij kieskeurig was, kun je nalezen in The Long Goodbye wanneer hij een van zijn personages, Terry Lennox, laat zeggen: “A real gimlet is half gin and half Rose’s lime juice and nothing else.” Rose’s lime juice was gebotteld vruchtensap (nu in handen van Dr Pepper Group) dat pas werd geïntroduceerd in de VS in 1901. Het werd door mijnheer Lauch- lin Rose van de scheeps- bouwersfamilie Rose van Leith nabij Edingburgh gepatenteerd in 1867, nadat hij een methode had gevonden om het vruchtensap te conserve- ren. In datzelfde jaar gebood de Engelse Mer- chant Shipping Act dat alle schepen van de Koninklijke Marine en de handelsvloot de bemanningen iedere dag van hun rantsoen limoen moesten voorzien, om scheurbuik te voorkomen. Hierdoor zag je Rose’s lime juice bijna overal. Daaruit vloeide ook ‘Limey’ voort, een benaming voor Britse zeelui. Chand- ler vulde zijn gimlet ook aan met vitaminen. Carson McCullers schreef The Heart is a Lonely Hunter met warme thee en sherry naast zich. Dit verhaal vertelt over de doof- stomme Singer die in contact komt met een jong meisje, Mick, en hoe hij haar helpt in haar soms hopeloos lijkende pogingen om con- certpianiste te worden – met alle ups en downs. Singer helpt nog ieder zijn vergif 507 andere mensen, maar niemand kan hem helpen met zijn eigen ver- langens. Een behoorlijk deprimerend verhaal over eenzaamheid, racisme, armoede en wanneer men er dan nog een film naar draait kan het niet anders dan dat de ondraaglijke triestheid en melancho- lie van het scherm spatten. Dat krijg je waarschijnlijk van die thee en sherry. Wel een mooie film met twee Oscarnominaties. Beste acteur in hoofdrol en beste actrice in bijrol, voor Allan Arkin en Sondra Locke. Van Truman Capote is dan weer bekend dat hij zijn hoofdwerk In Cold Blood schreef met de flessen Martini naast zich, want hij nam ze niet enkel, maar dubbel. Je moet wel, denk ik dan, als je met zo’n gruwel bezig bent. Martini wordt met zijn 15% alcohol wel eens onderschat als aperitief. Capote was openlijk homoseksueel in een tijd waarin dat nog ongebruike- lijk was en dat maakte zijn leven iets minder gemakkelijk. Hij stond bekend om zijn hoge, lispelende stem en aparte kleding. Hij was een beroemdheid in de literaire kringen van de Verenigde Staten en onderhield een levenslange vriendschap met Harper Lee, auteur van To Kill a Mockingbird en tevens zijn buurmeisje van toen hij acht was. Hij was niet echt gelukkig en raakte aan de alcohol en de drugs die hij zich kon ver- oorloven door het vele geld dat hij verdiende aan de verfilmingen van tientallen van zijn verhalen, waaron- der Breakfast at Tiffany’s dat een beroemde uitschie- 508 duister verleden 2 ter werd door de sublieme vertolking van Audrey Hepburn en het sublieme scenario van toneelschrijver George Axelrod, die ooit het toneelstuk The Seven Year Itch schreef en het scenario voor de gelijknamige film waarin Marylin Monroe dan weer kon schitteren. Capote stierf aan een overdosis. Toen Darryl F. Zanuck de rechten verwierf voor een remake van Les croix de bois uit 1932 van de Franse regisseur Raymond Ber- nard naar de roman van Roland Dorgelès, ging hij op zoek naar een Amerikaan om het scenario te schrijven. Het werd een martelgang, want maar liefst drie auteurs zouden werken aan The Road to Glory, onder hen William Faulkner. Deze dronk in die dagen heel wat af en de whiskyfles was nooit veraf, want hij wilde en moest wakker blijven. Begrijpelijk als men weet dat Faulkner tijdens het schrij- ven van het script ook nog zijn roman Absolom, Absolom! afwerkte. Deze gotische roman die nog steeds in druk is (paperback van 378 pagina’s), speelt in het diepe zuiden van de VS.

UPPERS

Als je gaat kijken naar de bio van cineast Walter Salles zie je daar Jack Kerouacs klassieker over the Beat Movement On the Road staan, die in mei 2012 op het Filmfestival van Cannes zijn pre- mière beleefde, na bijna zeven jaar in de steigers te hebben gestaan. Het filmen begon in 2010 in Montreal, onder leiding van Walter Salles, van daar ging het naar Quebec, Calgary, Mexico, Arizona, Louisiana, Calfornië, Argentinië en Chili. Het scenario is van Jose Rivera, die ook verantwoordelijk was voor het scenario van Diarios de motocicleta, de geniale on the road film over Ernesto ‘Che’ Gue- vara. On the Road is Kerouacs bekendste boek en wordt door velen als een van de belangrijkste boeken van vorige eeuw beschouwd. Het gaat naar de kern van the Beat Movement en wordt verteld van- uit het perspectief van Sal Paradise, het alter ego van Kerouac. Dat hij het boek schreef onder invloed van de amfetamine benzedrine, een merknaam van Smith, Kline & French dat het in de vorm van respirators op de markt bracht, is algemeen geweten. Benzedrine werd gebruikt om psychische angsten te onderdrukken. Het is ver- ieder zijn vergif 509 slavend en wordt tegenwoordig gebruikt bij de productie van extasy en chrystal meth. Ook W.H. Auden was in hetzelfde bedje ziek. Deze Engels-Ame- rikaanse dichter, essayist en literair criticus, wiens gedicht Funeral Blues tijdens een van de meest aangrijpende scènes uit Four Wed- dings and a Funeral wordt gedebiteerd, was homoseksueel. Deson- danks trouwde hij in 1935 onverwacht met Erika Mann, de dochter van de Duitse schrijver Thomas Mann. Dit huwelijk was bedoeld om Erika van een Engels paspoort te voorzien. Het echtpaar woonde niet samen, maar bleef wel levenslang bevriend en ze zijn nooit gescheiden. In 1939 emigreerde Auden, samen met zijn vriend Christopher Isher- wood, naar de Verenigde Staten. Isherwoods verhalen over de Weimar republiek, Christopher and His Kind, waren de basis voor Cabaret (1972) en ook voor de tv-film Christopher and His Kind (2011) met voormalig vertol- ker van Doctor Who, Matt Smith. In 1945 werd Auden Amerikaans staats- burger en kreeg een levenslange rela- tie met Chester Kallman. Met Kall- man heeft hij veel samengewerkt aan libretto’s, o.a. voor Benjamin Britten, Igor Stravinsky, Hans Werner Henze en Nicolas Nabokov. De gewone upper die Honoré de Balzac gebruikte tijdens het schrijven van La comédie humaine was koffie. Liters en liters. In deze cyclus zitten enkele meesterwerken, waar Eugé- nie Grandet er een van is. Eugénie werd vertolkt door Alida Valli in de Italiaanse productie uit 1947 en in 1994 werd er een Franse tv-film naar gedraaid met Alexandra London. 510 duister verleden 2

Het ligt voor de hand dat het meer- maals verfilmdeThe Strange Case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde door Robert Louis Stevenson onder invloed werd geschreven. Roberts drug was cocaïne. Het hele boek pende hij neer in drie dagen na een nachtmerrie, vernietigde het dan op aanraden van zijn vrouw om het vervolgens opnieuw te schrij- ven. Dat het thema van de gespleten persoonlijkheid de filmwereld aantrok, is te zien in de meer dan honderd ver- filmingen. De versie met Jerry Lewis The Nutty professor vind ik een van de betere. Stevensons relatief korte leven was vol van ondernemingen en avontuur. Hij begon als ingenieur, evenals zijn vader (deze moderniseerde het ontwerp van de vuurto- ren). Wegens zijn zwakke gezondheid stapte hij over naar een rech- tenstudie, maar werd geen praktiserend jurist. Aan het eind van zijn leven was hij plantagehouder en stamleider in Samoa, waar ze hem tusitala – verteller van verhalen – noemden. Rudyard Kipling, Ernest Hemingway, Vladimir Nabokov en Jef Geeraerts zijn hem schatplichtig. Een ander meermaals verfilmd boek is zijn Treasure Island.

DOWNERS

Elizabeth Barrett Browning schreef Aurora Leigh, een gedicht dat zo lang was als een novelle. In 1915 – ze was net geen vijftig jaar dood – werd het gedicht verfilmd in zwart-wit en zonder geluid. Elizabeth maakte rijkelijk gebruik van laudanum dat vrij verkrijgbaar was en relatief goedkoop, en dus in alle lagen van de bevolking populair. Het gebruik in de 18e en 19e eeuw is te vergelijken met het tegen- woordige gebruik van aspirine. Een tijd lang was het woord ‘lauda- num’ synoniem met pijnstillend middel in het algemeen. Het was echter niet zo onschuldig als werd aangenomen. Laudanum werd ieder zijn vergif 511 uitgevonden door de arts en onderzoeker Theophrastus Bombastus von Hohenheim, beter bekend als Paracelsus. Hij dacht dat hij met laudanum een soort geneesmiddel tegen alle kwalen gevonden had en noemde zijn tinctuur dan ook ‘Steen der Onsterfelijkheid’. De bestanddelen waren zo’n 90% wijn (of andere alcoholische drank) en tot 10% opium. In enkele bronnen wordt ook bilzekruid – de narco- tisch en hallucinaties opwekkende gifplant – als ingrediënt genoemd en verder behoorden waarschijnlijk ook kaneel en kruidnagel tot de ingrediënten. In schrijverskringen werd laudanum wel gebruikt om de creativiteit te stimuleren, hoe- wel langdurig gebruik de eigen creativi- teit niet ten goede scheen te komen. Bekende (en tevens bekennende) gebruiker was bijvoorbeeld Thomas de Quincey wiens Confessions of an English Opium-Eater wereldbekend is. Hij ging gebukt onder ernstige versla- ving aan het middel. De in 1995 verfilmdeThe Basketball Diaries, film met Leonardo DiCaprio en Lorraine Bracco, is het verhaal van auteur Jim Carroll, een basketbalta- lent dat erg veel op de bank zat en de drugs waren dichtbij toen de tegen- slagen zich aanboden. Liefde, verlies, pijn en vreugde en alles daar tussenin beschreef hij in zijn instant bestseller in die dagen dat de heroïne rijkelijk werd geconsumeerd. Het was pas na de publicatie van zijn tweede dagboek Forced Entries: The Downtown Diaries waarin hij de jarenlange samenwer- king met Andy Warhol beschrijft maar vooral zijn strijd met de heroïne, dat hij uiteindelijk de strijd won van zijn drugsverslaving. 512 duister verleden 2

PSCHYCHEDELICS

Aldous Huxley is een psychonaut, een zeevaarder van de ziel, iemand die op ontdekkingsreis gaat in het universum van de geest; een mentale reiziger. Toen hij Doors of Perception schreef, was hij aan de mescaline. Het effect van mescaline wordt door gebruikers beschreven als een innerlijke reis door de geest, waarbij zowel de negatieve als positieve kanten van de geest uit een ander perspec- tief kunnen worden verkend. The Doors en Jim Morrison vonden hier hun naam en het is algemeen geweten dat Morrison regelmatig experimenteerde met mescaline. Dit is ook te zien in de gelijkna- mige film The Doors uit 1991. Toen One Flew Over the Cuckoo’s Nest in 1975 de vijf belangrijk- ste Oscars won, voor beste film, beste acteur, beste actrice, beste regisseur en beste scenario, was dat een overwinning voor die de filmrechten al had vastgelegd bij het verschijnen van het boek van Ken Kesey in 1962. Tien jaar later droeg hij de rechten over aan zijn zoon Michael en deze produceerde de film. Hij koos Milos Forman als regisseur, die op zijn beurt Jack Nicholson en

Jack Nicholson in One Flew Over the Cuckoo’s Nest. ieder zijn vergif 513

Louise Fletcher binnenhaalde. Kesey deed voldoende stof op in de periode dat hij werkte in een ziekenhuis voor veteranen. In die dagen was hij een vrijwilliger in het testprogramma voor LSD. Na zijn tweede roman, Sometimes a Great Notion, vijf jaar voor Cuckoo’s Nest verfilmd door en met Paul Newman en met Henri Fonda, hield hij het voor bekeken. Hij kocht een oude schoolbus en in het begin van de jaren ’60 ondernamen Kesey en Neal Cassidy – die nog bevriend was geweest met Kerouac en Ginsberg – een historische bustocht naar New York, samen met de Merry Pranksters, een groep ‘alternatieven’. Daar werd druk geëxperimenteerd met peyote – een mescaline-achtige drug die legaal kan worden gebruikt door de leden van de Native American Church – en LSD. De bus was volge- stouwd met muziekapparatuur. Tom Wolfe legde de trip vast in de roman The Electric Kool-Aid Acid Test. In het midden van de jaren zestig vestigde hij zich in Pleasant Hill. Bij een inval werd er marihu- ana gevonden en daarvoor ging hij vier maanden de gevangenis in. Zijn opvallend rode schuur werd een baken voor de psychedelic era. Hunter S. Thompson maakt het niet meer mee dat zijn roman The Rum Diary werd verfilmd met Johnny Depp, maar hij was er wel bij toen oddball – ik vind de Nederlandse vertaling “rare snui- ter” te beperkt – Terry Gilliam zijn Fear and Loathing in Las Vegas aanpakte en Johnny Depp, Benicio del Toro, Tobey Maguire, Ellen Barkin en Christina Ricci strikte. Het verhaal van journalist Raoul Duke en zijn advocaat Dr. Gonzo die naar Las Vegas rijden in een rode cabriolet, die volgestouwd zit met drank en drugs, was een hapklaar brokje voor Gilliam. Raoul moet een verslag over een motorcrosswedstrijd schrijven, wat maar niet wil lukken omdat hij en zijn advocaat telkens in de meest vreemde en trippende gebeur- tenissen belanden. Ze beleven een delirante trip naar het hart van The American Dream. Duke noemt dit gebeuren een opdracht; voor Dr. Gonzo is het een missie om zijn cliënt voor zelfverwoesting te behoeden. Thompson kon de trips zo beeldend beschrijven doordat hij zelf rijkelijk genoot van LSD. De conclusie kan zijn dat opwekkende middelen niet per se het talent vernietigen en voor sommigen een uitweg uit het schrijvers- blok kunnen zijn, maar ik heb dit boek geschreven zonder enig middel, ook geen koffie en geen thee.