Onrust in De Dollard
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Onrust in de Dollard Een visserijconflict uit 1911-1933 KAREL ESSINK De Dollard is een groot brakwatergebied op de grens tussen Nederland en Duitsland. Op 26 januari 1723 werd de ligging van de staatsgrens in de Dollard voor het eerst vastgesteld (Steen, 2013). Die grens liep vanaf de oostelijke oever van de Westerwoldsche Aa, daar waar die in de Dollard uitstroomt, in noordnoordoostelijke richting. Als richtpunt diende de kerkto- ren van Nesserland op de toenmalige linkeroever van de Eemsrivier. Tussen de vissersbevol- kingen aan weerszijde van de Dollard bestond jarenlang onenigheid over de rechten op de visserij in dit gebied. Met de vastlegging van de grenslijn verloor Oost-Friesland zijn zeggenschap over de Buiten Aa in de Dollard. Van de bij eb droogvallende gronden viel slechts ongeveer een vierde deel aan Oost-Friesland toe. De hoofdgeul in de Dollard, met de namen Buiten Aa en Groote Gat, lag geheel op Nederlands ter- ritoir. Spanningen tussen de vissersbevolkingen aan weerszijde van de Dollard waren er al voor de Eerste Wereldoorlog. In 1910 klaagden vissers uit Finsterwolde over de activiteiten van Duitse vissers op Nederlands grondgebied. Er ontstonden conflicten op meerdere bestuurlijke niveaus. Dit artikel doet hiervan verslag en baseert zich daarbij in hoofdzaak op de briefwisseling tussen de burgemeester van Finsterwolde, de inspecteur der Visserijen in den Haag en de Commissaris der Koningin in de provin- cie Groningen, zowel onderling als met hun Duitse gesprekspartners,1 en verder op een dossier in het Niedersächsisches Landesarchiv te Aurich, waarin correspondentie tussen de betrokken Duitse bestuurs- lagen onderling, alsmede briefwisseling met de Nederlandse autoriteiten.2 De visserij in de Dollard Duitse en Nederlandse vissers hebben jarenlang in de Dollard gevist. De visserij vanuit het Duitse Dit- z umerverlaat, Aaltukerei en Dyksterhusen, en vanuit het Nederlandse Nieuwe Statenzijl, Finsterwolde en Termunterzijl, maakte voornamelijk gebruik van de ‘kraite’ (Duits: Kreyer), een slikslee waarmee 1 Archief van de gemeente Finsterwolde (1811-1989), nr. 2.1.2.14/633: ‘Stukken betreffende het vissen door Duitsers in de Dollard (1911-1913)’. 2 Niedersächsisches Landesarchiv Aurich (Ost-Friesland), rep 41, 716. ‘Fischerei im Dollard auf holländischer Seite 1911-1931’. TIJDSCHRIFT VOOR HISTORISCHE GEOGRAFIE 4 (4): 235-249 (2019) 235 Guest (guest) IP: 170.106.33.22 ISSN24682187.pinn.THG20194.indb 235 13-11-19 11:45 Garnalenvisser Edo Wezeman (1881-1950) uit Ter- Harge van wilgentenen in de Dollard, gefotografeerd munterzijl met zijn kraite op weg naar zijn uitstaande door Joost Kirchhoff (bron: Kirchhoff, 2000; met toe- netten in de Dollard, omstreeks 1920. In de achter- stemming van H. Risius KG, Weener). grond tussen palen opgehangen kuilnetten (bron: foto collectie E. Wezeman, Westernieland). Kaartbeeld van de Dollard bij laagwater. Ook de ligging van de grens tussen de konink- rijken Hannover en Nederland is weergegeven (bron: Strating & Venema, 1855). 236 Guest (guest) IP: 170.106.33.22 ISSN24682187.pinn.THG20194.indb 236 13-11-19 11:45 Kaart van het Eems-Dol- lardgebied met alle in de tekst genoemde plaatsnamen, wad- platen en geulen. Tmz = Ter- munterzijl, Tm = Termunten, PvR = Punt van Reide, NSzijl = Nieuwe Statenzijl, Ditz.verlaat = Ditzumerverlaat, OFP = Oost-Friesche Plaat, WWA = Westerwoldsche Aa, S.diep = Schanskerdiep. Tevens is aan- gegeven de ligging van de staatsgrens ( ) en de positie van de in 1938-39 geplaatste grenspaal ( ). men zich gemakkelijk kon verplaatsen over de drooggevallen slikken van de Dollard. Er waren ver- schillende soorten van visserij (Kirchhoff, 1990, 2000). Bot en paling werd gevangen door zogenaamde ‘Buttschütten’ uit te zetten. Dit zijn lange rijen in een V-vorm in het slik gestoken sterke stukken rietstengel. Bij afgaand water worden de vissen hierdoor naar een fuik (Duits: Reuse) in de punt van de Buttschütte geleid. De fuiken werden dagelijks geleegd om te voorkomen dat de gevangen vis door krab- ben werd aangevreten. In tenen manden werd de vangst per slikslee naar de wal gebracht. Stratingh en Venema (1855) spreken in plaats van Buttschütten over ‘hargen’ en ‘dubbelzetten’. Een harge bestond uit lange rijen dunne in het slik gestoken rijshouten stokjes. Ter versteviging werden boven en onder vaak ‘dunne weenen’ van waterwilg aangebracht. Hierdoor ontstond een vlechtwerk van zo’n acht pas lang, dat ‘schutting’ werd genoemd. Dit is dus hetzelfde woord als in het reeds genoemde Buttschütte. Er werden 10 tot 15 van deze schuttingen gebruikt om een harge te maken. De schuttingen werden met rechtop in het slik gedrukte palen verstevigd. Soms werden twee V-vormige hargen tegen elkaar aan geplaatst, waardoor een W-structuur ontstond. Dit werd een ‘dubbelzet’ genoemd en kon wel 40 schuttingen lang zijn. Naast het gebruik van rijshout noemen Stratingh en Venema (1855) ook het gebruik van rietstengels. Op een kaart gaven Stratingh en Venema vele plaatsen in de Dollard aan waar toen visserij met har- gen plaats vond. In het oostelijk deel van de Dollard, wel aan de Nederlandse kant van de grens, worden op de Maanplaat twee, en op de Oostfriesche plaat zes hargen vermeld. Op de platen ten westen van het Groote Gat en langs de zuidrand van de Dollard staan in totaal 46 hargen vermeld. ONRUST IN DE DOLLARD 237 Guest (guest) IP: 170.106.33.22 ISSN24682187.pinn.THG20194.indb 237 13-11-19 11:45 Daarnaast werd ook gevist met zogenaamde ‘kuilen’ (Duits: Pfahlhamen). Dit is een staand vistuig, dat bestaat uit tussen kuilpalen opgehangen netten die in of op de rand van geulen werden geplaatst. Hiermee werd vooral op garnalen gevist, maar er werd ook ansjovis (Duits: Sardelle), spiering en sprot gevangen. Haring werd vooral op wat dieper water in het noorden van de Dollard gevangen door vissers uit Ditzum die over grotere en betere schepen (Bullen, Nederlands: ‘bollen’) beschikten dan de vissers uit Termunterzijl. Op de kaart op pagina 237 worden alle in de tekst genoemde plaatsnamen, wadplaten en geulen weergegeven. 1911 – De eerste klachten In maart 1911 beklaagden zich twee Dollardvissers uit Nieuwe Statenzijl en twee uit Finsterwolde bij bur- gemeester E.G. Braak van Finsterwolde over een toenemende activiteit van Duitse vissers op Nederlands grondgebied, niet alleen in het Groote Gat, de hoofdgeul in de Dollard, maar ook op de Heringsplaat, de Hoogeplaat en de Moeplaat. Dit waren locaties ruim ten westen van de officiële rijksgrens. In de Dollard zelf was de ligging van die grens echter niet gemarkeerd. Volgens de vissers plaatsten hun Duitse vakgenoten hun vistuig het liefst op de weinige geschikte visplaatsen op Nederlands gebied. Zij verzochten de burgemeester voor hun belangen te willen opko- men. De burgemeester bracht de klacht nog diezelfde maand onder de aandacht van mr. dr. C.C. Geertsema, Commissaris der Koningin (CdK) in Groningen. Bij die brief voegde hij een gedeelte van een topografische kaart waarop met potlood zes door Duitse vissers met netten bezette locaties waren Burgemeester Eisso Gerardus Braak (tweede van links) als voorzit- Commissaris der Koningin in ter van het College van burgemeester en wethouders in de gemeente de provincie Groningen mr. dr. Scheemda (1931). Braak was achtereenvolgens burgemeester van Fin- C.C. Geertsema in 1917? (bron: sterwolde (1904-1914), Nieuweschans (1914-1923) en Scheemda (1923- Fotoarchief Eerste Kamer). 1932) (bron: Collectie Cultuurhistorisch Centrum Oldambt). 238 KAREL ESSINK Guest (guest) IP: 170.106.33.22 ISSN24682187.pinn.THG20194.indb 238 13-11-19 11:45 aangegeven.3 De burgemeester verzocht om raad: welke maatregelen konden tegen de Duitse vissers worden genomen? De CdK antwoordde op 30 mei en verwees daarbij naar de invoering op 1 juli 1911 van een nieuwe wet op de visserijen.4 Deze wet bepaalt dat visserij in de Dollard valt onder de kustvisserij (art. 1 sub b) en dat een consent (= vergunning) tot het uitoefenen van de kustvisserij alleen wordt afgegeven aan ingezetenen van Nederland (art. 12, vijfde lid, sub A). De CdK adviseerde burgemeester Braak om de dag van inwerkingtreding van de nieuwe wet af te wachten. De burgemeester komt in actie Op die dag, 1 juli 1911, voer burgemeester Braak per roeiboot de Dollard op. Hij werd vergezeld door de brigadecommandant der Koninklijke Marechaussee en de veldwachter van Finsterwolde. Burgemeester Braak deelde aan de op Nederlands gebied aanwezige Duitse vissers briefjes uit waarin stond dat in Nederland een nieuwe visserijwet van kracht was geworden en dat het niet meer was toegestaan hier zonder consent het vissersbedrijf uit te oefenen. Een van de door burgemeester Braak uitgereikte brief- jes bevindt zich in het archief in Aurich; de tekst werd later ook in de krant afgedrukt. De volgende dag kwamen vier Duitse vissers naar Finsterwolde en verzochten de burgemeester toe- stemming om hun netten die zomer te mogen laten staan omdat velen van hen anders brodeloos zouden worden. Hierdoor zouden in Ditzumerverlaat 30 vissers uit 19 gezinnen, met in totaal 120 gezinsleden, en in Dyksterhusen 10 vissers uit 9 gezinnen, met tezamen ongeveer 40 gezinsleden, worden getroffen. De burgemeester herhaalde wat hij de dag daarvoor op de Dollard had gezegd, en gaf hen daarnaast de raad om te beginnen met het weghalen van hun op Nederlands grondgebied staande netten. De burgemeester informeerde de CdK en de Inspecteur der Visscherij te ’s-Gravenhage, en voegde daar een kaart bij waarop met zeven potloodkruisjes was aangegeven waar Duitse visnetten stonden langs het Schanskerdiep (Buiten