RAAP-RAPPORT 3443 Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten

Gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek

Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Colofon

Titel: Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Versie: 19-07-2018

Auteur: ir. E.H. Boshoven, drs. B.J.G. van Snippenburg

Projectcode: AAAG2

Bestandsnaam: RAAPrap_3443_AAAG2_20180719

Autorisatie: H.F.A. Haarhuis

ISSN: 0925-6229

RAAP Leeuwenveldseweg 5b Telefoon: 0294-491 500 1382 LV Weesp E-mail: [email protected] Postbus 5069 Website: www.raap.nl 1380 GB Weesp

© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2018 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Samenvatting

In opdracht van Ecogroen Advies B.V. heeft RAAP in juli 2018 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten in de gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek. Het onderzoek vond plaats in het kader verdere uitwerking van de plannen en als voorbereiding op de aanvraag van een omgevingsvergunning.

De doelstelling van het bureauonderzoek is het vaststellen van de archeologische waarde van het gebied. Daartoe wordt informatie verzameld over bekende en verwachte archeologische resten teneinde een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen.

Op grond van de onderzoeksresultaten en onder verwijzing naar de doelstellingen, kunnen de volgende uitspraken worden gedaan:

Voor het overgrote deel van het plangebied geldt een lage archeologische verwachting. Dit deel ligt in een laaggelegen, natte zone met al dan niet verspoeld dekzand. Tot aan de 20 e eeuw is dit gebied overdekt geweest met veen, maar dit veen is verdwenen na de ontginning van het gebied. Aan dit gebied kan dan ook een lage archeologische verwachting worden toegekend. Alleen in het zuidwestelijke deel van het plangebied, een zone met dekzandwelvingen die al dan niet zijn afgedekt met een pakket stuifzand zijn archeologische resten te verwachten uit de periode van zowel de jager- verzamelaars als de landbouwers. De afdekking met het stuifzand heeft bovendien waarschijnlijk geleid tot een goede conservering.

Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het zuidwestelijke deel van het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden bij eventuele geplande bodemingrepen. Daarom wordt geadviseerd om de plannen zodanig aan te passen dat verstoring wordt voorkomen.

Mochten in deze zone toch bodemingrepen gepland zijn die dieper reiken dan 30 cm –mv (de verwachte dikte van de bouwvoor), dan wordt een nader archeologisch onderzoek geadviseerd in de vorm van een inventariserend veldonderzoek door middel van een verkennend booronderzoek. Een dergelijk vervolgonderzoek heeft tot doel de opbouw van de ondergrond, de bodemopbouw en/of bodemverstoringen gedetailleerd in kaart te brengen. Aan de hand daarvan kan de in dit bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting worden getoetst en kunnen concrete gegevens worden verzameld over gaafheid van de bodem en verwachte diepteligging van de archeologisch relevante niveaus.

In het overige deel van het plangebied wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [3] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Inhoud

Samenvatting ...... 3 Inhoud...... 4 1 Inleiding ...... 5 1.1 Kader ...... 5 1.2 Administratieve gegevens ...... 7 1.3 Doel- en vraagstelling ...... 7 2 Bureauonderzoek ...... 9 2.1 Methode ...... 9 2.2 Aardkundige situatie ...... 9 2.3 Archeologische gegevens ...... 12 2.4 Historische situatie ...... 17 2.5 Huidige situatie ...... 19 2.6 Toekomstige situatie ...... 20 3 Gespecificeerde archeologische verwachting ...... 21 4 Conclusies en advies ...... 24 4.1 Conclusie ...... 24 4.2 Advies ...... 24 4.3 Tot slot ...... 25 Literatuur ...... 26 Overzicht van figuren, tabellen, bijlagen en appendices ...... 27

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [4] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

1 Inleiding

1.1 Kader

Aanleiding

In opdracht van Ecogroen Advies B.V. heeft RAAP in juli 2018 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten in de gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek (figuur 1). Het plangebied is onder te verdelen in vier deelgebieden, van west naar oost betreft het deelgebieden Vennebulten en Zwarte Veen, beide gelegen in de gemeente Oude IJsselstreek en de deelgebieden Aaltense Goor en Percelen Luiten in de gemeente Aalten. Het onderzoek vond plaats in het kader verdere uitwerking van de plannen en als voorbereiding op de aanvraag van een omgevingsvergunning.

Beleidskader

Het uitgangspunt voor dit onderzoek wordt gevormd door het wettelijk en beleidsmatig kader voor de ruimtelijke ordening en monumentenzorg. De gemeente is de bevoegde overheid die een besluit zal nemen over hoe om te gaan met de eventueel aanwezige archeologische waarden.

Deelgebieden Vennebulten en Zwarte veen

Op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Oude IJsselstreek ligt het gebied ten oosten van de Schapendijk in zone met categorie 7: lage archeologische verwachting. In het (ontwerp)bestemmingsplan Oude IJsselstreek 2017 (NL.IMRO.1509.BP000100-ON01) is aan deze categorie geen verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek gekoppeld. Het deel ten westen van de Schapendijk ligt grotendeels in een zone met categorie 4: hoge archeologische verwachting Het beleid voor deze categorie schrijft voor dat er bij bodemingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm -mv een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. In het uiterste noordwesten van deelgebied Vennebulten ligt een gebied met een oppervlak van circa 7,5 hectare in een zone met categorie 2: hoge archeologische verwachting. Het beleid voor deze categorie schrijft voor dat er bij bodemingrepen groter dan 0 m2 en dieper dan 30 cm -mv een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd.

Deelgebieden Aaltense Goor en Percelen Luiten

Op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Aalten ligt het plangebied nagenoeg geheel in een zone met categorie 6: lage archeologische verwachting. Het beleid voor deze categorie schrijft voor dat er bij bodemingrepen groter dan 5.000 m2 en dieper dan 50 cm -mv een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Deze voorschriften zijn verankerd in het bestemmingsplan Landelijk Gebied 2015 (NL.IMRO.0197.BP00075-VG02). Alleen in het uiterste westen van deelgebied Aaltense Goor ligt een gebied met een oppervlak van circa 3.500 m2 in een zone met categorie 4: hoge archeologische verwachting. Het beleid voor deze categorie schrijft voor dat er bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 40 cm -mv een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Deze voorschriften zijn verankerd in het

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [5] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

bestemmingsplan Landelijk Gebied 2015 (NL.IMRO.0197.BP00075-VG02).

Kwaliteitsborging

De werkzaamheden zijn uitgevoerd onder certificaat BRL4000, conform artikel 5.4 van de Erfgoedwet. Het onderzoek is uitgevoerd volgens de normen van de archeologische beroepsgroep. De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 4.1), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; www.sikb.nl), is door de minister aangewezen als norm.

RAAP is gecertificeerd voor de protocollen 4001 Programma van Eisen, 4002 Bureauonderzoek, 4003 Inventariserend veldonderzoek (landbodems), onderdelen proefsleuven en overig, 4004 Opgraven (landbodems) en 4006 Specialistisch onderzoek.

Zie bijlage 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde archeologische perioden.

Figuur 1. Aanduiding plangebied. Inzet: ligging in Nederland (ster).

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [6] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

1.2 Administratieve gegevens

Type onderzoek Bureauonderzoek Opdrachtgever Ecogroen Advies B.V. Bevoegde overheid Gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek Plaats Aalten Gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek Provincie Centrumcoördinaten (X/Y) 233.548 / 441.643 Oppervlakte plangebied 325 hectare Afbakening plangebied Tijdens onderhavig onderzoek is het plangebied inclusief een zone van 500 m rondom het plangebied onderzocht. Onderzoeksperiode juli 2018 Uitvoerder RAAP Oost Projectleider ir. E.H. Boshoven Projectmedewerkers drs. B.J.G. van Snippenburg RAAP-projectcode AAAG2 ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer 4619628100 Beheer en plaats documentatie RAAP regio Oost te

Tabel 1. Administratieve gegevens.

1.3 Doel- en vraagstelling

De doelstelling van het bureauonderzoek is het vaststellen van de archeologische waarde van het gebied. Daartoe wordt informatie verzameld over bekende en verwachte archeologische resten teneinde een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Het onderzoek wordt uitgevoerd conform de uitvoeringsvoorwaarden die binnen de regio worden gesteld aan archeologisch vooronderzoek (Kocken & Willemse, 2012). Hierbij gelden de volgende onderzoeksvragen:

1. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging en c) ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen in het omringende gebied (binnen een afstand tot ca. 200 m van de onderzoekslocatie) en in de ondiepe ondergrond? d) Hoe dik is de holocene deklaag? 2. Wat is a) de aard (ontstaanswijze en classificatie) b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid van natuurlijke bodemhorizonten in het omringende gebied? 3. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid van eventueel aanwezige antropogene bodemhorizonten (akkerlagen en overige ‘verstoringslagen’, bemestingslagen e.d.) in het omringende gebied? 4. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) dikte, en c) omvang van eventueel in het omringend e gebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, colluvium, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)? 5. Wat is het historisch landgebruik van de onderzoekslocatie en het omringende gebied geweest, uitgaande van a) de Hottingerkaart, b) het Kadastraal minuutplan, c) de Topografisch Militaire Kaart 1850 en d) het Bonneblad?

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [7] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

6. Welke gegevens met betrekking tot archeologische complexen (‘waarnemingen’ inclusief uitkomsten historisch kaartonderzoek uit 5) zijn reeds binnen het onderzoeksgebied en/of binnen de landschappelijke eenheden rondom de onderzoekslocatie bekend? Wat is per vondst- en/of spoorcomplex bekend over: a) bronvermelding (onderzoeksrapportages, ARCHIS-gegevens), b) de materiaalcategorieën, c) ouderdom, d) ruimtelijke (geografische) verspreiding, e) stratigrafische verspreiding (diepteligging en/of dikte vondstlaag), f) fragmentatie, g) waarnemingsmethode, h) interpretatie, dat wil zeggen zowel systemisch (indien redelijkerwijs uit de gegevens af te leiden) als volgens het principediagram (zo gespecificeerd mogelijk (top-down typering) op basis van de waarnemingen). 7. Gegeven 1 tot en met 4; welke (primaire) natuurlijke formatieprocessen (fasen van sedimentatie, erosie, laterale verplaatsing, bodemvorming, degradatie e.d.)zijn van toepassing in het onderzoeksgebied? 8. Gegeven 5 en 6; welke (primaire) culturele formatieprocessen (grondbewerking, bemesting, ophoging, betreding, percelering, [de-]constructie, materiaaltypen, materiaalgebruik en materiaaldepositie e.d.) zijn van toepassing in het plangebied [inclusief (sub)recente bodemverstoring als gevolg van (sub)recent landgebruik/inrichting]? 9. Gegeven 7 en 8; welke kunnen een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming (geografisch en stratigrafisch) van eventuele aanwezige vondstspreidingen, de vondstdichtheid, vondst- en spoorniveaus (stratigrafisch), en de fysieke kwaliteit van eventueel aanwezige archeologische resten? 10. Wat is de archeologische verwachting op de verschillende archeologische verwachtingskaarten? In hoeverre dient deze aangepast te worden op basis van bovenstaande onderzoeksvragen? 11. Gegeven 1 tot en met 9; wat is de aard (mobilia [materiaalsoorten, fragmentatie, dichtheden], immobilia, ruimtelijke en stratigrafische spreiding, etc.) van (mogelijk) aanwezige vondst- en/of spoorcomplexen? 12. Hoe manifesteren deze zich tijdens prospectieonderzoek (prospectiekenmerken, geografisch en stratigrafisch)? 13. Welke vondst- en/of spoorcomplexen (conform het principediagram) kunnen binnen het onderzoeksgebied aangetoond worden? 14. Met de inzet van welke zoekmethoden (detectie- en waarnemingsvorm, monsterbehandeling en zoekstrategieën) kunnen deze vondst- en/of spoorcomplexen (indicatoren) systematisch opgespoord worden (zoeksleuven, booronderzoek, veldkartering, geofysisch etc.)?

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [8] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

2 Bureauonderzoek

2.1 Methode

Het bureauonderzoek dient ervoor om - op basis van verschillende bronnen - inzicht te krijgen in de genese van het landschap, de bodemopbouw en de sporen die het menselijk gebruik in de loop van de tijd heeft achtergelaten. Met behulp van deze gegevens wordt een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld.

Naast de conform de KNA verplichte bronnen is door de gebiedsexperts van RAAP een beredeneerde keuze gemaakt uit betrouwbare bronnen die voor de archeologische verwachting relevante informatie bevatten (zie literatuurlijst). Daarvoor is gebruik gemaakt van de landelijk en voor RAAP digitaal beschikbare archieven. Voor de beschrijving van de historische situatie is gebruik gemaakt van hiervoor relevante informatiedragers. Voor de actuele metadata van de verzamelde gegevens (gemeente, plaats, etc) wordt verwezen naar het van toepassing zijnde data-archief.

2.2 Aardkundige situatie

1. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging en c) ouderdom van de relevant e natuurlijke afzettingen in het omringende gebied (binnen een afstand tot ca. 200 m van de onderzoekslocatie) en in de ondiepe ondergrond? d) Hoe dik is de holocene deklaag? 2. Wat is a) de aard (ontstaanswijze en classificatie) b) diepteligging, c) genese e n d) gaafheid van natuurlijke bodemhorizonten in het omringende gebied? 3. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid van eventueel aanwezige antropogene bodemhorizonten (akkerlagen en overige ‘verstoringslagen’, bemestingslagen e.d.) in het omringende gebied? 4. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) dikte, en c) omvang van eventueel in het omringende gebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, colluvium, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)? Tabel 2. Relevante onderzoeksvragen mbt de aardkundige situatie.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [9] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Geologische situatie in het grootste deel van het plangebied ligt dekzand (formatie van Boxtel; laagpakket van Wierden) aan het oppervlak. In de Vennebulten is stuifzand aanwezig (formatie van Boxtel; laagpakket van Kootwijk). Eventueel aanwezig veen kan worden gerekend tot de formatie van Nieuwkoop. Geomorfologische situatie Een groot deel van het plangebied ligt in een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden (2M23). Langs de zuidgrens van het Aaltens Goor bevinden zich dekzandwelvingen (3L51C). Een groot deel van de Vennebulten bestaat uit stuifduinen (4L54) en enkele uitblazingslaagtes (3N51). In het uiterste zuiden van de Vennebulten bevindt een zone met dekzandruggen (3B53yc). Ouderdom geomorfologische structuur Het aanwezige dekzand is afgezet in de laatste fase van het Weichselien. Door stromend smeltwater is in de lagere delen van het landschap het dekzand verspoeld. In de loop van het Holoceen is het laaggelegen dekzandlandschap afgedekt met een veenpakket. Dit veenpakket is echter vanaf de ontginning van het gebied (19 e/20e eeuw) door menselijk handelen verdwenen. De ouderdom van het stuifzand op de Vennebulten is niet bekend, maar de meeste stuifzanden in Nederland dateren uit de Middeleeuwen, alhoewel ook stuifzandgebieden uit het neolithicum voorkomen. Bodemkundige situatie bodemkaart 1:50.000 (figuur 2): Het overgrote deel ligt in een zone met veldpodzolgronden (Hn51), maar in deelgebied Aaltens Goor liggen ook zones met moerpodzolen (zWz) en gooreerdgonden (pZn23). Gedetailleerde bodemkaart ruilverkaveling Aalten (Kloosterhuis, 1968; figuur 3): in overgroot deel van het plangebied zijn veldpodzolgronden (Hna52 of Hna53) aanwezig, al dan niet in associatie met moerpodzolen (zWz). In het uiterste oosten zijn beekeerdgronden (tZga52) aanwezig. In de westhoek van deelgebied het Aaltense Goor bevinden zich leemgronden (Pln). Deze gronden zijn kenmerkend voor laaggelegen, natte landschappen. In deelgebied Vennebulten bevinden zich haarpodzolgronden (Hd51) die kenmerkend zijn voor hoger, droger gelegen landschappen. Voor zover te achterhalen zijn in het plangebied geen zones met een plaggendek aanwezig. Grondwatertrap (en betekenis) in deelgebieden Zwarte Veen en Aaltens Goor: grotendeels GWT II of III (GHG <40 cm; GLG tussen 40-80 of 80-120 cm -mv In deelgebied Vennebulten: GWT VII (GHG> 80 cm; GLG > 160 cm - mv Verwachte diepteligging van in deelgebieden Zwarte Veen en Aaltens Goor: archeologisch relevante lagen - In de top van de dekzandafzettingen met een vondstniveau in de bouwvoor en een sporenniveau in de podzol-B horziont en top van de C-horizont (binnen ca. 70 cm –mv) - Indien veen aanwezig is, zou in het veenpakket een tweede sporenniveau aanwezig kunnen zijn. in deelgebied Vennebulten; - In de top van de dekzandafzettingen met een vondstniveau in de bouwvoor en een sporenniveau in de podzol-B horziont en top van de C-horizont (binnen ca. 70 cm –mv) - Het stuifzandpakket kan eveneens worden beschouwd als archeologisch relevante laag (met mogelijk meerdere archeologische niveaus).

Tabel 3. Samenvattend overzicht van de geologische, geomorfologische en bodemkundige kenmerken van het plangebied en de directe omgeving.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [10] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Figuur 2. Het plangebied geprojecteerd op de geomorfologische kaart, bodemkaart, het AHN en een luchtfoto uit 2017.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [11] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Figuur 3. Uitsnede van de gedailleerde bodemkaart van de ruilverkaveling Aalten (Kloosterhuis e.a., 1968).

2.3 Archeologische gegevens

6. Welke gegevens met betrekking tot archeologische complexen (‘waarnemingen’ inclusief uitkomsten historisch kaartonderzoek uit 5) zijn reeds binnen het onderzoeksgebied en/of binnen de landschappelijke eenheden rondom de onderzoekslocatie bekend? Wat is per vondst- en/of spoorcomplex bekend over: a) bronvermelding (onderzoeksrapportages, ARCHIS-gegevens), b) de materiaalcategorieën, c) ouderdom, d) ruimtelijke (geografische) verspreiding, e) stratigrafische verspreiding (diepteligging en/of dikte vondstlaag), f) fragmentatie, g) waarnemingsmethode, h) interpretatie, dat wil zeggen zowel systemisch (indien redelijkerwijs uit de gegevens af te leiden) als volgens het principediagram (zo gespecificeerd mogelijk (top-down typering) op basis van de waarnemingen). Tabel 4. Relevante onderzoeksvragen mbt archeologische complexen.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [12] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Gemeentelijk archeologiebeleid

Deelgebieden Aaltense Goor en Percelen Luiten

Op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Aalten (figuur 4) ligt het plangebied nagenoeg geheel in een zone met categorie 6: lage archeologische verwachting. Alleen in het uiterste westen van deelgebied Aaltense Goor ligt een gebied met een oppervlak van circa 3.500 m2 in een zone met categorie 4: hoge archeologische verwachting.

Figuur 4. Uitsnede van de archeologische maatregelenkaart van gemeente Aalten (Brugman, 2010).

Deelgebieden Vennebulten en Zwarte Veen

Op de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Oude IJsselstreek (figuur 5) ligt het gebied ten oosten van de Schapendijk in zone met categorie 7: lage archeologische verwachting. Het deel ten

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [13] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

westen van de Schapendijk ligt grotendeels in een zone met categorie 4: hoge archeologische verwachting. In het uiterste noordwesten van deelgebied Vennebulten ligt een gebied met een oppervlak van circa 7,5 hectare in een zone met categorie 2: hoge archeologische verwachting.

Figuur 5. Uitsnede van de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Oude IJsselstreek.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [14] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Monument Ligging Complex Datering Materiaal Diepte Waarde 3753 deelgebied nederzetting/ mesolithicum vurusteen onbekend hoge Vennebulten jachtkampement archeologische waarde

Zaakidentifica Ligging Complex Datering Materiaal Diepte Verzamelwijze tienr. 3084142100 Zwarte Veen onbekend laat aardewerk onbekend niet bekend. neolithicum (standvoetbeker) Administratief A en hout geplaatst. (veenweg) Aangetroffen in 1936 2754084100 Aaltens Goor onbekend late bronstijd bronzen mes onbekend niet bekend. Vondst (kokermes?) is administratief geplaatst 2754132100 Vennebulten onbekend mesolithicum vuursteen (niet onbekend niet bekend. nader genoemd Gevonden in 1971 aantal) 3084061100 Vennebulten onbekend mesolithicum vuursteen, onbekend niet bekend waaronder afslag en kern en een werktuig 2798221100 Vennebulten bewoning mesolithicum 34 vuurstenen maaiveld oppervlaktekartering afslagen in 1989 3058400100 Romienendiek onbekend laat vuursteen, onbekend gevonden tijdens (buiten plangebied) paleolithicum waaronder niet-archeologisch Tjonger-spits graafwerk in 1952 2754051100 Romienendiek begraving laat fragmenten onbekend gevonden tijdens (buiten plangebied) neolithicum aardewerk niet-archeologisch A (standvoetbeker graafwerk in 1952 en AOO-beker

Tabel 5. Overzicht van de bekende archeologische monumenten en archeologische vondstlocaties in en rond het plangebied.

Wanneer de vindplaatsen en hun landschappelijke inbedding bekeken worden in vergelijking met de situering van het plangebied, dan blijkt dat de relevante archeologische vindplaatsen van bewoning en begraving in de hoger gelegen zone van de Vennebulten liggen in de dekzand- en/of stuifzandafzettingen. Zoals uit de administratief geplaatste vondstlocaties blijkt, zijn in het laaggelegen, natte landschap van het Zwarte Veen en Aaltens Goor ook wel archeologische resten te verwachten, maar dit betreft vooral losse vondsten of eventuele depots. Ook bestaat de mogelijkheid (en het vermoeden) dat in het voormalige veengebied knuppelpaden hebben gelegen.

Eerder in de omgeving uitgevoerd onderzoek volgens ARCHIS3

Zaakidentificatienummer Resultaat/advies Opmerking 2224116100 geen vervolgonderzoek nodig. -

Tabel 6. Overzicht van eerder archeologisch onderzoek in en rond het plangebied.

In het plangebied heeft tot op heden slechts 1 archeologisch onderzoek plaatsgevonden in de vorm van een booronderzoek (archis zaakidentificatienr. 2224116100). Het oppervlak van het plangebied bedroeg nog geen 4.000 m2.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [15] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Bekende archeologische gegevens uit andere bronnen

Amateurarcheologen zijn niet benaderd omdat in het gebied geen actieve archeologische verenigingen aanwezig zijn.

Figuur 6. Overzichtskaart archeologische gegevens uit de directe omgeving van het plangebied.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [16] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

2.4 Historische situatie

5. Wat is het historisch landgebruik van de onderzoekslocatie en het omringende gebied geweest, uitgaande van a) de Hottingerkaart, b) het Kadastraal minuutplan, c) de Topografisch Militaire Kaart 1850 en d) het Bonneblad? Tabel 7. Relevante vragen mbt het historisch landgebruik.

Op basis van historische kaarten kan inzicht worden verkregen in de het historisch g ebruik van een gebied vanaf de late middeleeuwen tot begin 20e eeuw. In die periode was men veel meer dan nu gebonden aan de (on)mogelijkheden die het natuurlijke landschap bood voor bewoning en andere vormen van landgebruik. Het historisch gebruik zegt daarmee iets over de archeologische potentie van het gebied. Daarnaast kan het informatie leveren over eventuele bodemverstoringen die in het verleden hebben plaats gevonden.

Voor deze analyse zijn de Hottingerkaart, Kadastrale minuutplan, Topografisch Militaire Kaart en twee Bonnekaarten vergeleken. Een weergave hiervan is op de volgende pagina te vinden. Te zien is hoe het onderzoekgebied tot ver in de 19e eeuw onontgonnen is geweest. De Hottingerkaart (ca. 1780) noemt het oostelijk deel (nu Aaltense Goor geheten) het Aaltense Veen. De oostelijke – lichtgekleurde – helft daarvan is onderdeel van ’t Baarlse Goor. Het gebied in het westen, met afwijkende topografie (nu Zwarte Veen geheten) wordt ’t Vaeseveltse Veen genoemd. Het complete veengebied op de grens van Lichtenvoorden, Aalten en wordt ’t Groote Veen genoemd. De zuidwestrand v an het onderzoeksgebied bestaat uit heuvelachtige gronden die De Wollenboom heten, waarover de doorgaande weg tussen Aalten en Zelhem loopt.

De Kadastrale minuutplan (ca. 1830) laat een ander beeld zien. Het gehele onderzoeksgebied is ingetekend als heide. Net ten noorden van het gebied liggen een paar kavels die als ‘natte gronden’ zijn gekarteerd. Het gebied zal dus nog steeds aan de natte kant zijn geweest, al is het veen verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor heide. Ook de heuvelachtige gronden in het zu idwesten zijn in gebruik als heide.

Op de Topografisch Militaire Kaart (ca. 1850) is het gebied nog steeds onontgonnen. Het landgebruik is niet duidelijk, maar een groot deel van het onderzoeksgebied is ingekleurd als bestaande uit plassen of anderszins drassig terrein. Vermoedelijk betreft het hier dus een behoorlijk nat heidegebied. De gronden in het zuidwesten, langs de doorgaande weg, zijn wat lichter van kleur en minder nat.

De Bonnekaart van 1900 laat zien dat het gebied eindelijk ontgonnen wordt. De zuidoostelijke helft, tot de huidige Prinsendijk, is ontgonnen in een dambordpatroon en voornamelijk als wei -/hooiland in gebruik. Houtwallen scheiden de kavels van elkaar en van de weg. Op verschillende plaatsen zijn de kavels nog niet volledig ontgonnen maar bestaan ze nog (deels) uit woeste grond. De rest van het onderzoeksgebied is nog steeds heide. Allen in het Zwarte Veen zien we grasland met enkele plassen die lijken op kleine individuele veenputten.

De Bonnekaart van 50 jaar later laat zien dat het onderzoeksgebied volledig ontgonnen is. De Aaltense Goor is fijnmazig verkaveld, fijner dan op de vorige kaart, wat aangeeft dat het een nat gebied betreft. Het grondgebruik is ook enkel grasland, met hier en daar een perceel bos. De dijk-namen van de wegen in het gebied geven ook aan dat we met een nat gebied te maken hebben. Het Zwarte Veen, aan de andere kant van de gemeentegrens is verkaveld in grote blokken en grotendeels in gebruik als akkerland. De veenputten zijn ook nog aanwezig, in omvang toegenomen ten opzichte van de vorige

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [17] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

kaart. Het heuvelachtige zuidwesten is deels in gebruik als heide, deels als bos met enkele kleine percelen akkerbouw.

In de huidige situatie is het aantal bospercelen in de Aaltense Goor toegenomen. Het meest oostelijke deel hiervan is herverkaveld en de houtwallen zijn verdwenen. In het Zwarte Veen zijn de veenputten verdwenen en de kavels verkleind. Het areaal grasland is toegenomen ten koste van de akkers. Het heuvelachtige deel bestaat voornamelijk uit bos en een klein stukje heide, met een plas.

Concluderend heeft het veen plaatsgemaakt voor (natte) heide, die geleidelijk aan is ontgonnen en nog steeds natte grond betreft. Een klein deel is herverkaveld en de dekzandrug is bebost, waardoor het hoogteverschil geaccentueerd wordt.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [18] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Figuur 7. Overzicht van historische kaarten.

2.5 Huidige situatie

Aan de hand van actuele gegevens van recente luchtfoto’s, Google Street View, locatiebezoek en navraag bij de opdrachtgever zijn de onderstaande zaken over de huidige situatie te melden.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [19] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Huidig grondgebruik agrarisch landgebruik. Met name grasland. In het deelgebied het Zwarte Veen zijn een aantal percelen in gebruik als akkerland. Het gebied tussen de Schapendijk en Landstraat betreft een bosgebied. Binnen dit bosgebied zijn twee locaties met heide aanwezig en binnen één van de heidegebieden ligt een ven Hoogteligging maaiveld het overgrote deel van het plangebied ligt tussen de 19,2 en 19,6 m +NAP Alleen in het gebied tussen de Schaapsdijk en Landstraat ligt het maaiveld hoger: 19,9 tot 22,5 m +NAP en is sterk geaccidenteerd Grondwatertrap of –stand grotendeels ondiepe grondwaterstand (GHG < 40 cm –mv). In het gebied tussen Schaapsdijk en Landstraat vermoedelijk GWT VI of GWT VII Milieutechnische condities niet bekend Aanwezige constructies (funderingen, binnen het plangebied is geen bebouwing aanwezig. kelders e.d.) Locatie en diepte van kabels/leidingen Door het deelgebied het Zwarte Veen loopt een aardgas- transportleiding (min of meer noord-zud georiënteerd) Volgens de bodemkaart 1:50.000 is de bodem in het deelgebied het Zwarte Veen vergraven en in het westelijke deel (direct oostelijk van de Schaapsdijk) van dit deelgebied zou de bodem zijn afgegraven (delfstofwinning)

Tabel 8. Samenvattend overzicht van de huidige situatie van het plangebied.

2.6 Toekomstige situatie

Bijlage 2 bevat een visiekaart. Op deze kaart staat de gewenste inrichting van het gebied weergegeven. De plannen betreffen onder andere de aanleg van nieuwe watergangen, de aanleg van piekberging, aanleg van lanen/bomenrijen, de aanleg van parkeervoorzieningen en wandelpaden. Tevens zal het landgebruik wijzigen naar kruiden- en faunarijk grasland, vochtig hooiland en natuurlijk grasland. In een deel van het plangebied zal de top van het bodemprofiel worden afgegraven (afgraven bezanding), De plannen bevinden momenteel in een dergelijk vroeg planstadium dat nog niet bekend is in welke delen van het plangebied bodemingrepen plaats zullen vinden en hoe diep deze bodemingrepen zullen zijn.

.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [20] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

3 Gespecificeerde archeologische verwachting

7. Gegeven 1 tot en met 4; welke (primaire) natuurlijke formatieprocessen (fasen van sedimentatie, erosie, laterale verplaatsing, bodemvorming, degradatie e.d.)zijn van toepassing in het onderzoeksgebied? 8. Gegeven 5 en 6; welke (primaire) culturele formatieprocessen (grondbewerking, bemesting, ophoging, betreding, percelering, [de-]constructie, materiaaltypen, materiaalgebruik en materiaaldepositie e.d.) zijn van toepassing in het plangebied [inclusief (sub)recente bodemverstoring als gevolg van (sub)recent landgebruik/inrichting]? 9. Gegeven 7 en 8; welke kunnen een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming (geografisch en stratigrafisch) van eventuele aanwezige vondstspreidingen, de vondstdichtheid, vondst- en spoorniveaus (stratigrafisch), en de fysieke kwaliteit van eventueel aanwezige archeologische resten? 10. Wat is de archeologische verwachting op de verschillende archeologische verwachtingskaarten? In hoeverre dient deze aangepast te worden op basis van bovenstaande onderzoeksvragen? 11. Gegeven 1 tot en met 9; wat is de aard (mobilia [materiaalsoorten, fragmentatie, dichtheden], immobilia, ruimtelijke en stratigrafische spreiding, etc.) van (mogelijk) aanwezige vondst- en/of spoorcomplexen? 12. Hoe manifesteren deze zich tijdens prospectieonderzoek (prospectiekenmerken, geografisch en stratigrafisch)? 13. Welke vondst- en/of spoorcomplexen (conform het principediagram) kunnen binnen het onderzoeksgebied aangetoond worden? Tabel 9. Relevante onderzoeksvragen mbt de archeologische verwachting.

Op basis van de tijdens het bureauonderzoek verzamelde gegevens is een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Deze geeft inzicht in de aard en de ouderdom (inclusief omvang en uiterlijke kenmerken), (diepte)ligging, en gaafheid van eventueel aanwezige archeologische resten.

Aard en ouderdom

Het verspreidingspatroon van archeologische vindplaatsen is voor een groot deel gerelateerd aan de fysieke eisen die de mens stelde aan de leef- en woonomgeving. Het meest markant zijn de verschillen tussen jager-verzamelaars enerzijds en landbouwers anderzijds.

Jager-verzamelaars

In de steentijd (paleolithicum t/m neolithicum) leefden de mensen voornamelijk van de jacht, visvangst en het verzamelen van eetbare planten en vruchten. Deze zogenaamde jager-verzamelaars trokken door het landschap en verbleven alleen tijdelijk op een plek. Uit een ruimtelijke analyse blijkt dat hun kampementen in vrijwel alle gevallen waren gesitueerd op de overgang van nat naar droog. Nabij dergelijke gradiëntzones waren namelijk de meeste voedselbronnen voorhanden en was (drink )water bereikbaar.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [21] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

In het plangebied komen binnen het zuidwestelijk deel van het plangebied gradiëntsituaties voor. Zodoende worden in deze zone vindplaatsen van jager-verzamelaars verwacht. Het betreft resten van jachtkampementen en extractiekampen uit de laat paleolithicum tot vroege Bronstijd. Deze vindplaatsen zijn over het algemeen tot enkele honderden vierkante meters groot en kenmerken zich door een (oppervlakkige) spreiding van vuurstenen werktuigen en afval.

Het overige deel van het plangebied heeft een dermate lage, natte landschappelijke ligging dat in deze zone geen resten van jager-verzamelaars worden verwacht.

Landbouwers

Met de introductie van de landbouw (vanaf het neolithicum) werd de mate waarin gronden geschikt waren om te beakkeren een steeds belangrijker factor in de locatiekeuze van de mensen. De eerste akkergronden werden aangelegd op de van nature vruchtbaarste gronden. Bovendien moesten de gronden goed ontwaterd zijn.

Het zuidwestelijke deel van het plangebied kenmerkt zich door de ligging in een zone met dekzandwelvingen. Hierdoor worden wel archeologische resten vanaf de tijd van de eerste landbouwers (late prehistorie) tot de middeleeuwen verwacht. Op basis van het historisch kaartmateriaal blijkt dat er in de nieuwe tijd geen bewoning in dit deel van het plangebied heeft plaatsgevonden. Zodoende worden in het plangebied archeologische resten van nederzettingsresten en grafvelden verwacht uit de periode laat neolithicum tot en met middeleeuwen. Dergelijke vindplaatsen zijn over het algemeen 2000 m2 in omvang en kenmerken zich door een spreiding van vondstmateriaal.

In het overige deel van het plangebied kenmerkt zich door de ligging in een laaggelegen, natte landschappelijke zone met. Hierdoor worden geen archeologische resten vanaf de tijd van de eerste landbouwers (late prehistorie) tot de middeleeuwen verwacht. Bovendien is dit deel van het plangebied overdekt geraakt met veen en daardoor niet meer geschikt voor bewoning. Analyse van historisch kaartmateriaal bevestigt dat er in de nieuwe tijd geen bewoning in dit deel van het plangebied heeft plaatsgevonden. Zodoende worden in dit deel van het plangebied geen archeologische resten van nederzettingsresten verwacht uit de periode laat neolithicum tot en met middeleeuwen. Mogelijk waren in het veenpakket wel losse archeologische vondsten of depots te vinden, maar is het veenpakket na de in cultuurname in de 20e eeuw verdwenen en zijn eventuele archeologische resten derhalve verstoord.

(Diepte)ligging

In het zuidwestelijke deel van het plangebied komt een jong afdekkend stuifzandpakket voor dat een ouder loopvlak afdekt. De datering van dit afdekkende pakket is niet bekend, maar dateert mogelijk uit de middeleeuwen. Oudere resten worden zodoende door het pakket afgedekt en bevinden zich op op 1 tot 3 m -mv.

In het overige deel van het plangebied liggen dekzanden uit het Laat Pleistoceen direct aan het maaiveld. Het huidige maaiveld vormt zodoende al sinds het Laat Paleolithicum het loopvlak. Aangezien een jong afdekkend pakket ontbreekt, kunnen archeologische resten vanaf deze periode direct aan het maaiveld aanwezig zijn.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [22] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Fysieke kwaliteit

Vanwege het jonge afdekkende pakket is het prehistorische loopvlak in het zuidwestelijke deel van het plangebied geconserveerd. Eventuele archeologische resten zijn zodoende goed beschermd (bijvoorbeeld tegen recente diepe bodembewerking) en kennen naar verwachting een hoge gaafheid.

In het overige deel van het plangebied afdekkende pakketten ontbreken is waarschijnlijk sprake van een slechte conservering van de archeologische resten. Het feit dat dit deel van het plangebied pas in de loop van de 20e eeuw is ontgonnen doet vermoeden dat de ondergrond tot in de C-horizont van de (verspoelde) dekzandafzettingen is verstoord.

Overzicht

De archeologische verwachting en de verschillende deelaspecten daarvan, zoals hiervoor beschre ven, zijn samengevat in tabel 10.

Archeologische Complextype Omvang Kenmerken Diepteligging Gaafheid periode jager- jachtkampementen enkele honderden strooiing van in de top van de waarschijnlijk verzamelaars /extractiekampen vierkante meters vuursteen dekzandafzettingen goed (afgedekt met een tot 3 m dik stuifzandpakket) landbouwers nederzettingsterrei enkele duizenden strooiing van in de top van de waarschijnlijk nen en grafvelden vierkante meters fragmenten dekzandafzettingen goed aardewerk (afgedekt met een tot 3 m dik stuifzandpakket)

Tabel 10. Samenvatting van de gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [23] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

4 Conclusies en advies

4.1 Conclusie

Op grond van de onderzoeksresultaten en onder verwijzing naar de doelstellingen, kunnen de volgende uitspraken worden gedaan:

Voor het overgrote deel van het plangebied geldt een lage archeologische verwachting. Dit deel ligt in een laaggelegen, natte zone met al dan niet verspoeld dekzand. Tot aan de 20e eeuw is dit gebied overdekt geweest met veen, maar dit veen is verdwenen na de ontginning van het gebied. Aan dit gebied kan dan ook een lage archeologische verwachting worden toegekend. Alleen in het zuidwestelijke deel van het plangebied, een zone met dekzandwelvingen die al dan niet zijn afgedekt met een pakket stuifzand zijn archeologische resten te verwachten uit de periode van zowel de jager - verzamelaars als de landbouwers. De afdekking met het stuifzand heeft bovendien waarschijnlijk ge leid tot een goede conservering.

4.2 Advies

Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het zuidwestelijke deel van het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden bij eventuele geplande bodemingrepen. Voor de begrenzing van deze zone wordt verwezen naar figuur 8. Daarom wordt geadviseerd om de plannen zodanig aan te passen dat verstoring wordt voorkomen.

Mochten in deze zone toch bodemingrepen gepland zijn die dieper reiken dan 30 cm –mv (de verwachte dikte van de bouwvoor), dan wordt een nader archeologisch onderzoek geadviseerd in de vorm van een inventariserend veldonderzoek door middel van een verkennend booronderzoek. Een dergelijk vervolgonderzoek heeft tot doel de opbouw van de ondergrond, de bodemopbouw en/of bodemverstoringen gedetailleerd in kaart te brengen. Aan de hand daarvan kan de in dit bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting worden getoetst en kunnen concrete gegevens worden verzameld over gaafheid van de bodem en verwachte diepteligging van de archeologisch relevante niveaus.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [24] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Figuur 8. Verwachtingen- en advieskaart op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek.

In het overige deel van het plangebied wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).

4.3 Tot slot

Dit rapport geeft (selectie)adviezen. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek, deze al dan niet over te nemen in de vorm van een (selectie)besluit.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [25] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Literatuur

Brugman, B.A. e.a., 2010. Cultuurhistorische inventarisatie, waarden-, verwachtingen- en maatregelenkaart ter onderbouwing van het archeologiebeleid van de gemeente Aalten. Vestigia-rapport V652, Vestigia, Amersfoort. Brugman, B.A., e.a., 2015. Cultuurhistorische inventarisatie, waarden- , verwachtingen- en maatregelenkaart als basis voor het archeologiebeleid van de gemeente Oude IJsselstreek. Vestigia-rapport V653, Vestigia Amersfoort. Kloosterhuis, J.L. , Harbers, P. & Wopereis, F., 1968. De bodemgesteldheid van het ruilverkavelingsgebied Aalten. Stiboka-rapport 688. Stichting voor Bodemkartering, . Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft. SIKB, 2016. Beoordelingsrichtlijn Archeologie. BRL SIKB 4000. SIKB, Gouda. Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen, M. Verbruggen, 2012. Leidraad inventariserend veldonderzoek: deel: karterend booronderzoek, versie 2.0. SIKB, Gouda. Weerts, H., J. Schokker, K. Rijsdijk & C. Laban, 2006. Geologische overzichtskaart van Nederland. TNO Bouw en Ondergrond, .

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [26] Plangebied Aaltense Goor en Zwarte Veen te Aalten, gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek

Overzicht van figuren, tabellen, bijlagen en appendices

Figuren:

Figuur 1. Aanduiding plangebied. Inzet: ligging in Nederland (ster). 6 Figuur 2. Het plangebied geprojecteerd op de geomorfologische kaart, bodemkaart, het AHN en een luchtfoto uit 2017. 11 Figuur 3. Uitsnede van de gedailleerde bodemkaart van de ruilverkaveling Aalten (Kloosterhuis e.a., 1968). 12 Figuur 4. Uitsnede van de archeologische maatregelenkaart van gemeente Aalten (Brugman, 2010). 13 Figuur 5. Uitsnede van de archeologische maatregelenkaart van de gemeente Oude IJsselstreek. 14 Figuur 6. Overzichtskaart archeologische gegevens uit de directe omgeving van het plangebied. 16 Figuur 7. Overzicht van historische kaarten. 19 Figuur 8. Verwachtingen- en advieskaart op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek. 25

Tabellen:

Tabel 1. Administratieve gegevens. 7 Tabel 2. Relevante onderzoeksvragen mbt de aardkundige situatie. 9 Tabel 3. Samenvattend overzicht van de geologische, geomorfologische en bodemkundige kenmerken van het plangebied en de directe omgeving. 10 Tabel 4. Relevante onderzoeksvragen mbt archeologische complexen. 12 Tabel 5. Overzicht van de bekende archeologische monumenten en archeologische vondstlocaties in en rond het plangebied. 15 Tabel 6. Overzicht van eerder archeologisch onderzoek in en rond het plangebied. 15 Tabel 7. Relevante vragen mbt het historisch landgebruik. 17 Tabel 8. Samenvattend overzicht van de huidige situatie van het plangebied. 20 Tabel 9. Relevante onderzoeksvragen mbt de archeologische verwachting. 21 Tabel 10. Samenvatting van de gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. 23

Bijlagen:

Geen gegevens voor lijst met afbeeldingen gevonden.

RAAP-rapport 3443 / versie 19-07-2018 [27]

Bijlage 1. Tijdschaal

Archeologische perioden

Tijdperk Datering

Recente tijd - 1945 C - 1850 Nieuwe tijd B - 1650 A - 1500 Laat B - 1250 Laat A - 1050 D: Ottoonse tijd

Middeleeuwen - 900 g

e C: Karolingische tijd

o - 725 r

V B: Merovingische tijd - 525 A: Volksverhuizingstijd - 450 Laat - 270 Romeinse tijd Midden - 70 na Chr. Vroeg - 15 voor Chr. Laat - 250 IJzertijd Midden - 500 Vroeg - 800 Laat - 1100 Bronstijd Midden - 1800 Vroeg - 2000

Laat e

i - 2850

r Neolithicum

o Midden

t (Nieuwe Steentijd) - 4200 s i Vroeg

h - 4900/5300 e r Laat P Mesolithicum - 6450 Midden (Midden Steentijd) - 8640 Vroeg - 9700 Laat Paleolithicum - 12.500 Jong B (Oude Steentijd) - 16.000 Jong A - 35.000 Midden - 250.000 Oud

tabel1_standaard_Archeologisch_RAAP_2014

Bijlage 2. inrichtingsplannen