Livret LASSUS.Indd
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
In samenwerking met Davidsfonds / Eufoda Eufoda 1376 Conception et direction artistique / Concept en artistieke leiding / Concept and artistic direction / Konzept und Künstlerische Leitung: Dirk Snellings Enregistrement / Opname / Recording / Aufnahme : Abdijkerk van Park, Heverlee - Belgium, 06 / 2009 Prise de son et montage / Digitale opname en montage / Sound engineer and editing / Digitale Aufnahme und Montage: Jo Cops Directeur de production / Producer / Produzent : Jérôme Lejeune Photo / Foto Capilla Flamenca : Miel Pieters Portrait / Portret / Porträt Lassus (p.26) : Anonymus, Bologna, Museo Bibliografico Musicale (Photo Nimatallah/AKG-images) CAPILLA FLAMENCA : www.capilla.be 2 Roland de LASSUS (1532-1594) Bonjour mon cœur CAPILLA FLAMENCA Marnix De Cat contre-ténor / contratenor / counter-tenor / Kontratenor Tore Denys ténor / tenor / Tenor Lieven Termont baryton / bariton / barytone / Baryton Dirk Snellings basse / bas / bass / Bass Jan Van Outryve luth et cistre / luit en cister / lute and cister / Laute und Cister Liam Fennelly, Thomas Baeté, Piet Stryckers viole de gambe / viola da gamba / viol / Gambe Patrick Denecker flûtes à bec / fluiten / recorders / Blockflöten 3 Le matin : l’amour naissant Ochtend: ontluikende liefde Morning : dawning love Morgen: aufblühende Liebe 1. Bonjour mon cœur 1’47 Roland de Lassus 2. Bonjour mon cœur 1’15 Jean de Castro 3. Vive mon Dieu, à mon Seigneur 1’07 Roland de Lassus 4. Bonjour mon cœur 1’27 Bernhard Schmidt 5. O Herre Gott mein noth 1’08 Roland de Lassus 6. Bonjour mon cœur 2’21 Andreas Pevernage 7. Passomezzo 3’35 Pierre Phalèse Le midi : l’amour épanouï Middag: uitbundige liefde Afternoon: exuberant love Mittag: stürmische Liebe 8. Bonté divine, vien et monstre 0’59 Roland de Lassus 9. O vin en vigne 3’40 Jean de Castro / Roland de Lassus 10. Sauter, danser, faire les tours 0’51 Roland de Lassus 11. Het was een aerdich vrouken 1’57 Sebastiaen Vreedman * 12. Ick sach vrou venus burseken 2’22 13. Een meysken op een ryvierken sadt 0’51 14. Dessus le marché d’Arras 2’24 Adrian Willaert / Pierre Attaignant 15. Dessus le marché d’Arras 1’40 Roland deLassus 4 Le soir : l’amour éternel Avond: eeuwige liefde Evening : eternal love Abend: ewige Liebe 16. Ardant Amour souvent me fait 2’19 Roland de Lassus 17. Zu aller stundt 2’22 Roland de Lassus 18. Ardant Amour fi t Dieu 2’49 Roland deLassus 19. La Nuict froide et sombre 1’45 Roland de Lassus 20. Du fons de ma pensée 4’46 Roland de Lassus 21. Hola Caron nautonnier infernal 3’07 Roland de Lassus La nuit : l’amour sommeillant Nacht: slapende liefde Night : sleeping love Nacht: schlafende Liebe 22. Doulce Mémoire 5’12 Pierre Sandrin 23. Missa Doulce Mémoire (Kyrie) 3’25 Roland de Lassus 24. Doulce Mémoire 2’47 Diego Ortiz 25. Doulce Mémoire 2’47 Albert de Rippe 26. Missa Doulce Mémoire (agnus Dei) 2’29 Roland de Lassus 27. Finy le bien : responce Doulce Mémoire 2’48 Pierre Certon * Arrangement : Piet Stryckers 5 Bonjour mon cœur: kleinkunst van grote allure bij Lassus en zijn tijdgenoten In oktober 1581 kreeg het Beierse hof in München het bezoek van de godsdiensthervormer Walram Tummler, een rabiate Jezuïet. Op aandringen van de Beierse hertog Wilhelm kwam hij uit Rome over om de liturgische en daarmee verbonden muzikale gebruiken in de hofkerk aan een kritisch onderzoek te onderwerpen. Tummler was kennelijk alleen vertrouwd met het pauselijk hof in Rome. Hij keek dan ook verbaasd op dat de kapelmeester Orlandus Lassus en ‘zijn trawanten’ gehuwd waren (in tegenstelling tot de musici in Rome) en dat sommigen de godsdienstplechtigheden bijwoonden eerder als militairen, met de degen omgord, dan als dienaren Gods. Lassus kreeg bovendien een veeg uit de pan omdat hij ‘onbetamelijke boeken’ op de markt bracht, waarmee ongetwijfeld zijn al te profaan getinte, zelfs expliciet erotische Franse chansons bedoeld waren. Hoewel Tummler in 1583 afdroop, was intussen de strenge contrareformatorische gedachte diep doorgedrongen aan het Beierse hof. Vooral hertog Wilhelm zelf viel ten prooi aan een ziekelijk godsdienstig fanatisme waarvoor ook zijn omgeving, noodgedwongen, niet ongevoelig kon blijven. Hij kreeg toepasselijk de bijnaam ‘pius’ (‘de vrome’). Vanaf die jaren is er ook in Lassus’ oeuvre een verschuiving merkbaar onder invloed van de religieuze sfeer aan het hof. In profane genres als het Franse chanson en het Duitse lied maakte de humoristische en bijwijlen frivole toon plaats voor een vaak moraliserende inhoud, zoals refl ecties over de vergankelijkheid van het bestaan. De bekroning van Lassus’ late, door geestelijke waarden geïnspireerde productie was de grandioze cyclus Italiaanse ‘madrigali spirituali’ Lagrime di San Pietro (‘De boetetranen van Petrus’), die hij in zijn laatste levensjaar 1594 voltooide. De postume publicatie in 1595 was voorzien van een opdracht aan de paus. Wellicht beschouwde Lassus deze berouwvolle identifi catie met Petrus als een vrijbrief voor de eeuwige zaligheid. Lassus’ profane werken, vooral de Franse chansons en de Duitse liederen zijn inderdaad vaak doordrongen van een aanstekelijke levensvreugde, met voor die tijd vanzelfsprekende, en doorgaans onschuldige, zij het soms expliciete allusies op de lichamelijke liefde. Ook de wijn, 6 in de Duitse liederen soms het bier, vloeit op geregelde tijdstippen. Maar zelfs platvloerse en volkse teksten, waarvan het poëtisch gehalte vaak bedenkelijk was, weet Lassus om te toveren tot muzikale pareltjes. Verfi jnde poëzie, zoals gedichten van Pierre de Ronsard, inspireerden hem uiteraard nog meer tot het schrijven van meesterlijke miniaturen, die de tand des tijds probleemloos hebben doorstaan. Zo slaagt hij er in Bonjour mon cœur, een bijzonder verfi jnd liefdesgedicht van de Ronsard, muzikaal te vertalen in een al even betoverend equivalent. De charme van de liefl ijke verkleinwoorden, die verbonden zijn door het steeds herhaalde refrein bonjour, straalt van de muziek af. Bij de inzet begroet de verliefde schroomvol zijn gezellin. De ritmische versnelling vertolkt treffend de passionele affectie, de vertragingen daarentegen de ingehouden spanning. De bedrieglijke eenvoud van het gedicht bulkt van de subtiele details – let op de fi nale donderslag bij heldere hemel: ‘ma douce rebelle’! Lassus’ chanson straalt evenzeer een directheid uit, die echter constant wordt gekruid met melodische, ritmische en harmonische fi nesses die de grootmeester verraden. Voor de tijd van individualistische romantiek, die gericht was op de hoogste originaliteit, was een muzikale compositie geen ongenaakbaar ‘kunstwerk’, dat als een soort heilig reliekschrijn moest benaderd en gerespecteerd worden. Wat de componist afl everde was eerder één mogelijke versie, waarop muzikale collega’s en navolgers verder konden en mochten borduren. Drie praktijken waren toen algemeen verspreid. Vooreerst de instrumentale bewerking van het vocale origineel, dat zelf ook vaak gemengd vocaal-instrumentaal werd ten gehore gebracht. Bij de zuiver instrumentale uitvoering liet de speler – op luit, klavecimbel, viola da gamba, en andere – bovendien zijn fantasie de vrije loop door het toevoegen van zogenaamde ‘diminuties’, virtuoze, aan het instrument aangepaste, improviserende versieringen die de melodie oplosten in kleinere notenwaarden. Zelfs in vocale uitvoeringen was de zucht om te versieren ingeburgerd. De Engelse componist Peter Philips, die in Brussel actief was, schreef een briljante versie voor klavier van Lassus’ Bonjour mon cœur. Een tweede populaire praktijk was het vocale arrangement of de ‘parodie’. Hierbij diende het origineel als uitgangspunt voor een nieuw werk, dat echter zijn inspiratiebron bewust en duidelijk 7 herkenbaar prijsgaf. Naar het voorbeeld van de antieken was de ‘imitatio’, de nabootsing van bewonderde modellen, toentertijd een vanzelfsprekend, en zelfs prijzenswaardig esthetisch principe. De imitatie betekende echter geen klakkeloze navolging, want die ging meestal gepaard met een tweede, uit de oudheid overgeleverd principe, namelijk de ‘aemulatio’ of de wedijver: het streven om het model artistiek te overstijgen. Een schitterend voorbeeld hiervan is de achtstemmige uitbreiding van Lassus’ origineel in Bonjour mon cœur van Lassus’ Vlaamse tijdgenoot Andreas Pevernage. Een andere tijdgenoot uit de Zuidnederlandse contreien, Jean de Castro, beperkte zich tot een driestemmig arrangement, dat nu eens duidelijk refereert aan Lassus, dan weer eigen paden bewandelt die de luisteraar doet afdwalen. Herkenning en verrassing gaan duidelijk hand in hand in dit intrigerende repertoire. Minder spectaculair, maar even courant was een derde praktijk, die van het ‘contrafact’. Bij een contrafact wordt bij de muziek van een bestaande compositie de oorspronkelijke tekst vervangen door een nieuwe. Meestal werd een profane tekst geruild voor een religieuze, zelden omgekeerd. Vooral bij de Franse Hugenoten waren de chansons van Lassus zeer geliefd als religieuze contrafacten. De muziek van Lassus vonden zij onovertroffen – jammer echter dat de teksten zo werelds waren! Een van de ferventste Franse protestanten die de teksten van Lassus’ chansons ‘uitzuiverde’ was een zekere Jean Pasquier, die in 1575 en 1576 twee delen contrafacten samenstelde. Zij verschenen in La Rochelle, een toevluchstoord van de Franse protestanten. Met behoud van de muziek werd Bonjour mon cœur omgetoverd tot een gebed: Vive, mon Dieu, à mon Seigneur soit gloire. Het hoeft geen betoog dat in vele gevallen de meeste subtiliteiten van het origineel verloren gaan. Blijft evenwel de prachtige muziek, zoals ook in het Duitse contrafact