Wat bezielde onze voorgangers uit de negentiende eeuw? Nog meer passie voor mossen

Dries Touw

Inleiding doorgeven in deze uitbreiding van Ger In het midden van de negentiende eeuw Harmsens Passie voor mossen, maar ook kregen vier Nederlandse huisartsen inter- mijn verhaal geeft een niet meer dan nationale bekendheid als bryoloog. Mol- fragmentair beeld van onze voorgangers. kenboer, Dozy, Van den Bosch en Van der Centraal staan de vier hoofdpersonen en Sande Lacoste ontdekten honderden nieu- hun werk voor de bryologie van Nederland we soorten blad- en levermossen uit Oost- en Indië. Daarbij komen de mensen met en West-Indië, en zelfs uit Japan, waar wie ze te maken kregen en de ontwikke- Nederlanders toen als enige westerlingen lingen binnen de Nederlandse botanie en toegang hadden. Ze publiceerden hun ont- het Rijksherbarium. Aan de basis staat hun dekkingen in nu deftig aandoend Latijn. aller inspirerende leermeester Reinwardt. Molkenboer begon met Dozy aan Bryologia javanica, waarin ze van alle Indische blad- Ik heb de destijds gebruikelijke namen van mossen beschrijvingen en paginagrote pla- eilanden en plaatsen in Indonesië gebruikt ten wilden publiceren, naar het voorbeeld en Indië geschreven in plaats van Indone- van het in die jaren uitkomende Bryologia sië of Nederlands-Indië. Joop Kortselius en europaea. Ze overleden kort na het ver- Huub van Melick hebben het manuscript schijnen van de eerste afleveringen, maar grondig doorgenomen en voorzien van ver- Van den Bosch en Van der Sande Lacoste beteringen en suggesties, waarvoor ik ze namen het stokje over en na zevenentwin- heel dankbaar ben. tig jaar lag daar een zwaar, tweedelig werk, het eerste dat zoveel tekst en zulke goede De leermeester: Reinwardt en gedetailleerde illustraties gaf van een In 1798 werden alle bezittingen en schul- tropische bladmosflora. den van de Verenigde Oostindische Com- De herbaria van het viertal liggen in het pagnie (VOC) overgenomen door de Ba- Leidse Rijksherbarium, dat nu is opgegaan taafse Republiek, die daarmee het bestuur in het Naturalis Biodiversity Center. Al kort kreeg over wat toen Nederlands-Indië na mijn aanstelling merkte ik dat er iets werd. De VOC werd een jaar later opgehe- grondig mis was met het Indisch herbari- ven en tijdens de Napoleontische oorlogen um van Dozy en Molkenboer. Vele van hun kwam Nederlands-Indië in handen van de nieuwe soorten ontbraken, terwijl er wel Engelsen, die het bestuur in 1814 over- doubletjes aanwezig waren. Wat was er droegen aan het Koninkrijk der Nederlan- met hun mossen gebeurd? In de literatuur den. Om het bestuur van de kolonie op en het archief van het instituut kon ik lang poten te zetten stuurde Koning Willem I er niets vinden, maar toen ik na mijn pensio- in 1818 een regeringsdelegatie heen onder nering volop tijd kreeg ben ik gaan zoeken leiding van de eerste gouverneur-generaal in alle hoeken en gaten. En zowaar! Op een Van der Capellen. Vanwege zijn brede ken- onwaarschijnlijke plek in het archief vond nis werd professor Reinwardt (Fig. 1) ik een briefwisseling, zeg maar ruzie, tus- meegestuurd als adviseur, in het bijzonder sen de directeur en Van den Bosch. Daaruit voor land- en bosbouw, gezondheidszorg werd alles duidelijk. en onderwijs. Hij moest onderzoek doen Inmiddels had ik vele snippertjes nieuwe naar de natuurlijke hulpbronnen en verza- informatie gevonden, waardoor ik wat melingen bijeenbrengen voor het Kabinet meer zicht kreeg op de mensen aan de mi- van Natuurlijke Historie in . croscoop en op hun aanvankelijk moeilijke Bovendien kreeg hij een pakket mee met werkomstandigheden. Die kennis wil ik bijna honderd specifieke vragen, meren-

Buxbaumiella 101 (2014) 1 dikke pakken aantekeningen, op het laatst geschreven in een beverig en haast niet te ontcijferen handschrift. Maar hij is niet veel verder gekomen dan het bijeen- brengen van informatie en heeft heel wei- nig gepubliceerd. Voor een korte schets van zijn leven heb ik gebruik gemaakt van wat zijn leerling De Vriese (1858) en de historicus Weber (2012) over hem schre- ven.

In Indië werd hij directeur voor landbouw, kunsten en wetenschappen, zette hij het lager onderwijs op poten, besteedde hij veel aandacht aan het natuurwetenschap- pelijk onderzoek, en adviseerde hij bij de organisatie van de gezondheidszorg, waar- binnen een grootschalige pokkenvaccinatie werd opgezet. Zijn adjunct Blume werd daarvoor aangesteld als inspecteur. Op Figuur 1. Caspar Georg Carl Reinwardt. Reinwardts voorstel werd ‘s Lands Plan- tentuin in Buitenzorg (Bogor) gesticht voor deels met betrekking tot de economische het onderzoek van de flora en het experi- ontwikkeling van de kolonie. menteren met cultuurgewassen. Er kwam een Natuurkundige Commissie voor Neder- Caspar Georg Carl Reinwardt (1773– lands-Indië, waarvan de leden kennis bij- 1854) kwam uit het Duitse Roergebied, eenbrachten over de natuurlijke hulpbron- trok in 1787 naar Nederland en ging stude- nen, hoofdzakelijk door het verzamelen ren aan het Amsterdamse Athenaeum Illus- van planten en dieren. Net als het leger- tre, de voorloper van de huidige Gemeente personeel werden ze voor zes jaar aange- Universiteit. Plantkunde had zijn grootste steld, maar twaalf van de achttien tussen interesse, maar hij was extreem leergierig 1820 en 1850 uitgezonden onderzoekers en bouwde zo’n veelzijdige kennis op dat overleden voortijdig, soms al binnen een hij anderen daarmee versteld deed staan. jaar. Hun verzamelingen waren rijkseigen- In 1800 werd hij hoogleraar aan de uni- dom. De herbaria werden naar het in 1829 versiteit van Harderwijk en beleefde daar hiervoor gestichte Rijksherbarium ge- naar eigen zeggen de prettigste jaren van stuurd. Van de leden die mossen verzamel- zijn leven. Vanaf zijn studietijd ging hij op den konden alleen Junghuhn en Korthals excursie en verzamelde hij planten, ook na een voltooid contract terugkeren naar Nederlandse mossen. Toen Van Hall werk- Europa. te aan de eerste flora van Nederland (Flora Belgii Septentrionalis,1825–1840) gebruik- Toen Reinwardt in het gevolg van de eerste te hij daarbij Reinwardts herbarium en Gouverneur-Generaal rondreisde over aantekeningen, maar in diens Leidse ar- ging veel tijd op aan representatieve for- chief zitten drie schriften (BPL 611) die maliteiten. Ze werden bijvoorbeeld door de blijkbaar over het hoofd zijn gezien. Ze be- Javaanse regeerders vergast op gevechten vatten waarnemingen die in de flora ont- tussen een tijger en een karbouw, waar- breken, zoals bijvoorbeeld Homalia en Ano- voor die dieren eerst razend van angst en modon viticulosus uit de Zalkerwaard. Toen pijn werden gemaakt met lawaai, vuur en de mossenwerkgroep daar in 1959 kwam een gloeiend heet aftreksel van scherpe groeiden ze er nog. Reinwardt bleef zijn kruiden. Toch zag Reinwardt kans veel leven lang informatie verzamelen op vele kunstvoorwerpen, etnografica, mineralen, gebieden, met een grote bibliotheek en planten en dieren te verzamelen, en zocht

2 Buxbaumiella 101 (2014) hij naar nuttige planten en manieren om duur durfde niemand er meer over te be- die te kweken. Hij had daarbij de mede- ginnen. Het onderwerp werd taboe. Zo werking van lokale bestuurders, die op- werd hij een verguisde figuur, die wat be- dracht hadden om hem zo veel mogelijk te treft het onderzoek van Indië werd voor- helpen. Hij stuurde zijn verzamelingen bijgestreefd door anderen. naar Nederland, maar tot 1820 gingen die Hij wilde voor alles een goed docent zijn en allemaal verloren door schipbreuk of werd tot tranen geroerd toen hem een stranding. Voor hij in 1821 terugkeerde gedenkpenning werd aangeboden ter gele- naar Nederland mocht hij in dat jaar een genheid van zijn vijftigjarig hoogleraar- lange ontdekkings- en verzamelreis maken schap. Een van de organisatoren van die naar Soembawa, Timor, de Molukken en festiviteit was zijn leerling Molkenboer. Noord-Celebes. Hij moet een beminnelijk Reinwardt kreeg een graf op de nu niet en zachtaardig mens zijn geweest en meer gebruikte begraafplaats aan de Groe- mentaal zowel als fysiek geen krachtpatser, nesteeg in . Het is nu leeg en niet maar als het om zijn onderzoek ging was langer herkenbaar, want bij een restauratie hij voor geen kleintje vervaard. In 1990 is de gebroken dekplaat vervangen door keken Ria en ik vanaf de rand van de Maha- een blanco exemplaar. Zijn bibliotheek wu op Celebes in de diepe afgrond met het werd verkocht voor twintigduizend gulden, kratermeer, waaruit wolken stoom en een astronomisch bedrag. Een directeur zwaveldamp spoten. We waren gewaar- van een middelbare school verdiende toen schuwd: klim niet omlaag, want dan stik je. drieduizend gulden per jaar! Zijn opvolger Reinwardt liet zich hier aan door dragers De Vriese bewerkte en publiceerde het gevierde lianen omlaag zakken tot dicht dagboek van Reinwardts reis naar het oos- boven het wateroppervlak, om vulkanolo- ten van de archipel. Hij voegde er een uit- gische waarnemingen te doen! Dat wisten voerige levensbeschrijving en een paar an- we niet. dere nog niet gepubliceerde manuscripten van Reinwardt aan toe. Het boek is zeld- Van 1823 tot 1845 was hij hoogleraar in zaam, maar is tegenwoordig te lezen op het Leiden. Hij woonde er op Rapenburg 19, internet. waar nu het museum Sieboldhuis is. Hij bestuurde de hortus en het universiteits- Was Reinwardt een bryoloog? herbarium, gaf onderwijs in kruidkunde, Wie zich bezighoudt met blad- en lever- farmacie, scheikunde en natuurlijke histo- mossen van tropisch Azië ziet achter veel rie, waar geologie, mineralogie, paleontolo- algemene soorten Reinwardts naam staan gie en landbouw bij hoorden. Na zijn eme- als auteur. Hij staat dan ook als bryoloog te ritaat werden die taken verdeeld over drie boek, bijvoorbeeld in het Lexikon deutsch- opvolgers. Naast al die bezigheden moest sprachiger Bryologen (Frahm & Eggers, hij ook zijn Indische zaken afwikkelen. 2001), maar dat beeld klopt niet. In zijn Dankzij de steun van het bestuur had hij Leidse tijd verzamelde hij geen mossen en daar veel tot stand gebracht, maar nu in zijn archief is te zien dat hij zijn kennis stond hij er alleen voor en kwam er haast van veel planten op peil hield, maar daar- niets terecht van zijn verslagen. In binnen- van niet. Ik vond alleen wat aantekeningen en buitenland hield hij voordrachten over voor zijn overzichtscollege en nauwelijks de ontstaanswijze van de eilanden, de correspondentie met bryologen. Dat hij er krachten die daarvoor verantwoordelijk ook in Indië weinig aandacht aan besteed- waren, en over hun natuur, maar hij publi- de blijkt wel uit het feit dat hij van zijn ceerde bitter weinig en de regering drong grote reis naar het oosten maar zeven tevergeefs aan op antwoorden op de mee- bladmossen meebracht, waaronder zijn gegeven vragen. Ook zijn reisdagboeken meest spectaculaire vondst. Toen hij in de bleven onbewerkt. Het was de tijd van Ale- Molukken rondtrok schreef hij op 30 au- xander von Humboldts opzienbarende gustus: ‘Op de kreupelige stammen [van reisverslagen, maar naar die van Rein- het mosrijke bos op de vulkaan van Tidore] wardt werd tevergeefs uitgezien. Op den waren over ‘t algemeen de kryptogamische

Buxbaumiella 101 (2014) 3 Figuur 2. Spiridens reinwardtii. De allereerste afbeelding van een mos uit Indië. gewassen veelvuldiger [dan op Ternate], berg tevoren nooit door eenen Europeaan onder andere een Hypnum dat meer dan beklommen was, heb ik op den top eene een voet lange stammen maakte. Daar de wèlverzegelde flesch achtergelaten, waarin

4 Buxbaumiella 101 (2014) een slap, sterk gebogen uiteinde, maar zo groeit de ware Spiridens niet.

Ook zijn andere Indische mossen deelde Reinwardt links en rechts uit, vaak zonder zelf wat te houden. In Leiden ligt niet meer dan een restant, aangevuld met materiaal dat hij in het herbarium van de universiteit had gedeponeerd, of aan Van Hall, Dozy en Molkenboer, Korthals, Splitgerber en ande- ren had gegeven. Samen maar een stuk of vijftig soorten bladmossen en dertig lever- mossen. Kwalitatief is zijn collectie bene- den peil door slordige etiketten, meestal zonder nummer en niet altijd met verza- melplaatsen. Daardoor is niet uit te maken op hoeveel vondsten het materiaal van een soort betrekking heeft. Dit was in die tijd geen uitzondering. Soms liggen bij één monster etiketten van verschillende vind- plaatsen. Blad- en levermossen die hij aan Nees, Hornschuch en Schwägrichen gaf werden door die bryologen gedetermi- neerd en gepubliceerd. Er zijn tientallen in Figuur 3. Spiridens reinwardtii, ingekleurde Leiden ontbrekende soorten bij. Nees en versie van de tekening. Hornschuch namen Reinwardt op als eer- ste auteur van hun nieuwe soorten, maar ik mijnen naam, benevens den stand van uit zijn correspondentie blijkt dat hij alleen barometer en thermometer op die hoogte, de verzamelaar was en soms de naamge- heb opgeteekend.’ ver. De type-exemplaren liggen in het her- barium van de eigenlijke bewerkers. Dat Het mos was Spiridens reinwardtii, een drie van Hornschuch is in 1943 verloren gegaan decimeter lange reus onder de epifyten, die bij een bombardement, waarbij haast het in toefen stijf afstaat van stammen en tak- hele Berlijnse herbarium in vlammen op- ken (Fig. 3 & 4). Het lijkt het meest op een ging. Toen De Vriese determinaties publi- reusachtig haarmos, met tot anderhalve ceerde van Reinwardts vaatplanten voegde centimeter lange bladen en daartussen Van der Sande Lacoste (1856b, 1857) daar verstopt zittende kapsels. Hij heeft er heel zijn determinaties aan toe van de blad- en ruim van verzameld, liet het na terugkeer levermossen, met een grote plaat van Spiri- in Europa zien bij zijn voordrachten in dens erbij. binnen- en buitenland, en deelde ervan uit aan velen. C.G.D. Nees von Esenbeck Reinwardt heeft tijdens zijn Indische jaren beschreef het en noemde het naar z’n onwaarschijnlijk veel tot stand gebracht en ontdekker. De naam Spiridens sloeg op de in zijn Leidse jaren was hij een inspirerend sterk naar binnen gekrulde tanden van het docent. Zijn voornaamste bijdrage aan de buitenperistoom. Hij stuurde een doublet bryologie was indirect, via zijn leerlingen naar W.J. Hooker, die zo enthousiast was Dozy, Molkenboer, Van den Bosch en Van over ‘this most noble of all mosses’, dat hij der Sande Lacoste. Zij speelden een hoofd- een afbeelding ervan gebruikte als eerste rol bij de ontwikkeling van de bryologie plaat in zijn nieuwe tijdschrift met van Indië en behoorden zonder meer tot de afbeeldingen en beschrijvingen van kern van de Nederlandse botanici. buitengewone planten. Om de plant op ware grootte af te beelden kreeg de stengel

Buxbaumiella 101 (2014) 5 Blume en het jonge vond pas plaats in 1871. In 1839 verhuisde Rijksherbarium het Rijksherbarium naar drie kamers aan Bij Reinwardts vertrek uit Indië werden het Rapenburg, waar het zo vochtig was veel van zijn taken overgenomen door Carl dat op den duur veel materiaal verloren Ludwig Blume (1796-1862), die medicij- ging. Aanvankelijk was er geen geld om het nen had gestudeerd en als officier van ge- instituut uit te bouwen tot meer dan een zondheid bij het koloniale leger naar Indië opslagplaats. Tijdelijk hulppersoneel moest kwam. Omdat veel uit Europa geïmpor- worden bekostigd uit het kleine materieel teerde medicijnen gedurende de lange reis krediet en pas in 1844 kon een bediende hun werking verloren, zocht hij inlandse worden aangesteld. medicinale planten en daarvoor kon hij Het schamele onderkomen en het geringe veel verzameltochten maken. Hij was heel budget moeten een bittere pil zijn geweest ambitieus en werd een keihard werkende, voor de ambitieuze Blume, die in Java zo- voortreffelijke botanicus. Zijn enorme ken- veel armslag had gehad. Maar Nederland nis van de Javaanse flora vatte hij samen in was straatarm. De economie van de repu- een serie publicaties over ongeveer 700 bliek was in de tweede helft van de acht- geslachten en 2400 soorten, waaronder tiende eeuw achteruit gegaan en in de talloze nieuwe. In 1829 was hij de aange- Napoleontische tijd verarmde het land nog wezen persoon om de eerste directeur te meer door het stagneren van de overzeese worden van het oorspronkelijk in Brussel handel en het verlies van de Aziatische gevestigde Rijksherbarium. Bij de afschei- wingewesten. In het nieuwe koninkrijk ding van België verhuisde dat naar Leiden, werd veel verwacht van de inkomsten uit waar Blume hoogleraar werd zonder leer- Indië en daarom werd aanvankelijk veel opdracht. geïnvesteerd in het onderzoeken van de economische mogelijkheden, maar toen snelle resultaten uitbleven werd fors be- zuinigd. Instituten als ’s Lands Plantentuin en het Rijksherbarium kregen daarmee te maken. Het economisch herstel kwam pas op gang na de invoering van het infame en door bestuurders misbruikte cultuurstelsel (1830). Daarbij moesten de boeren bij wijze van pacht een vijfde deel van hun grond gebruiken voor de teelt van koffie of andere producten voor de Europese markt. Als dat niet kon moesten ze werk uitvoeren in dienst van het gouvernement.

Blume was een voortreffelijk botanicus, maar een met zichzelf ingenomen man, die andere botanici tegen zich in het harnas joeg door zijn tegenwerking en zijn scher- pe tong, waarmee hij insinueerde, mensen kwetste en op den duur zichzelf isoleerde. Hij raakte betrokken in controverses, die Figuur 4. Carl Ludwig Blume. tot op het hoogste niveau werden uitge- vochten. Op rijkskosten gemaakte verza-

melingen behoorden in het Rijksherbarium De collecties werden voorlopig onderge- gedeponeerd te worden, maar Blume ha- bracht in de hortus, waar ook het door merde erop dat dit een plicht was. De Reinwardt beheerde herbarium van de meeste botanici uit die tijd waren gewend academie lag. Al in 1832 werd besloten dat zulke verzamelingen zelf te houden. Bo- die twee herbaria samengevoegd moesten vendien merkten ze, dat een in het Rijks- worden, maar de feitelijke samenvoeging

6 Buxbaumiella 101 (2014) herbarium gedeponeerde collectie vrijwel veertiende ging hij in de leer bij een apo- ontoegankelijk werd, doordat Blume ieder- theker, maar hij vond in dat vak niet ge- een buiten de deur hield en bovendien noeg uitdaging. Hij wilde scheikunde gaan tegen het uitlenen van materiaal was. studeren, kreeg de medewerking van zijn Ook de relatie met Reinwardt werd slecht. vader, leerde snel het nodige Latijn en Voor zijn flora van Java had Blume diens Grieks, en ging in 1825 natuurwetenschap- herbariummateriaal nodig, want Rein- pen en medicijnen studeren aan de Leidse wardt had talloze planten een naam gege- academie. ven, maar er geen beschrijving van gepu- Leiden was toen niet groter dan het tegen- bliceerd. In zijn verzoek schreef hij dat woordige door singels omgeven centrum. Reinwardt vast niet beticht wilde worden Er waren ongeveer 35.000 inwoners, nu van het achterhouden van rijkseigendom. 120.000. Meer dan de helft was afhankelijk Reinwardt (BPL 2425-II) schreef terug dat van de textielfabrieken die werk gaven aan hij zijn herbarium zelf nodig had, maar hij mannen, vrouwen en kinderen. De arbei- deed er uiteindelijk niets mee. Later ver- ders woonden dicht opeen in kleine, arme- weet Reinwardt ten onrechte aan Blume lijke huisjes langs een aantal grachten. On- dat hij Reinwardts nieuwe soorten onder ze bryologen woonden in de oudere, rijke- zijn eigen naam publiceerde, zonder de re buurten bij het stadhuis en de universi- ontdekker te noemen. Zo ontstond een teit. bittere animositeit tussen de beroemde Reinwardt, die wetenschappelijk gezien In die tijd begon de medische studie met niets produceerde, en de wetenschapper een vooropleiding in scheikunde, kruid- Blume, die in de loop der jaren steeds meer kunde, wis- en natuurkunde, Latijnse en geïsoleerd raakte. Het is geen wonder dat Griekse letterkunde en logica. Als je daar- Reinwardt zijn herbarium naliet aan de voor geslaagd was volgden er twee jaar Leidse universiteit, op voorwaarde dat het universitair onderwijs, waarbij de nadruk niet zou worden opgenomen in het Rijks- minder lag op het opdoen van handvaar- herbarium. digheid dan op het in je hoofd stampen van boekenwijsheid. De professoren gaven hun De grondleggers: Dozy en colleges meestal thuis. Alle examens en een Molkenboer deel van de colleges waren in het Latijn. De François (Frans) Dozy (1807–1856) was studenten moesten anatomische en patho- een Leidenaar. Zijn familie was in de ze- logische preparaten bestuderen, maar zelf- ventiende eeuw uit Noord-Frankrijk naar standig patiënten onderzoeken was er nau- Nederland gekomen. Op verzoek van een welijks bij. Als afsluiting van de doctoraal- weldoener, die zonder nakomelingen was studie moest de kandidaat ziektegevallen gestorven, had zijn vader de naam ‘van bespreken of aforismen van Hippocrates Klinkenberg’ aan de zijne toegevoegd, zo- uitleggen. Die aforismen waren kernachti- dat Frans eigenlijk ‘van Klinkenberg Dozy’ ge uitspraken in de trant van ‘bij de heftig- heette, maar hij gebruikte die toevoeging ste ziekten zijn de heftigste behandelingen niet. Als kind had hij rachitis gehad. Daar- de beste’, ‘tering ontstaat meestal tussen door was hij maar 1 meter 57 lang. Hij de leeftijd van 18 tot 35' en ‘om de nage- vond zichzelf zo lelijk dat hij zich niet liet boorte uit te drijven, geeft men een nies- portretteren (G.J. Dozy 1911). Ik heb geen middel en houdt men de neus en de mond afbeelding van hem gevonden, maar wel dicht’. Na het examen kon je promoveren, gelezen dat hij een smal gezicht had met waarna je als medicinae doctor praktijk een grote neus, een grote mond en een mocht uitoefenen in de interne genees- spitse kin. Zijn patiënten noemden hem kunde. Door het afleggen van aanvullende later natuurlijk ‘de kleine dokter’. Dick examens en de verdediging van theses kon Kerkhof vond toch één kleine afbeelding je je daarna specialiseren als chirurg (chi- van hem, op de website van de Koninklijke rurgiae doctor) of als verloskundig arts Nederlandse Akademie van Wetenschap- (artis obstetriciae doctor). Deze informatie pen (www.dwc.knaw.nl) (Fig. 5). Op zijn vond ik in een artikel van Houwaart (1995)

Buxbaumiella 101 (2014) 7 bij de zeven cholera-epidemieën in de ne- gentiende eeuw. Er kwam pas een eind aan na de aanleg van waterleiding en riolering. Dozy analyseerde en rapporteerde het ver- loop van de ziekte en de bestrijding ervan. In december 1832 kreeg hij daarvoor een eredoctoraat in de geneeskunde. Als medi- cijn kregen de patiënten braakmiddelen en mosterdkompressen. Die moesten bevor- deren dat de smetstof verdween via de huid, maar ze zullen eerder averechts heb- ben gewerkt, net als aderlating. Dat jaar Figuur 5. François Dozy. stierven 485 van de 1087 Leidse cholera- over de ontwikkeling van de gezondheids- patiënten na een kort en afschuwelijk ziek- zorg en de geneeskunde in de negentiende bed. De meeste doden vielen onder de be- eeuw. volking van de armste wijken. Een van de cholerahospitalen was het academisch zie- Toen in 1830 de Belgische revolutie begon kenhuis (Nosocomium academicum). Bij de nam Dozy als lid van het Vrijwillig Jagers- Leidenaren werd dat ‘Nou, zo kommie om’. korps van de Leidse studenten deel aan de In zijn proefschrift heeft Meijer (2005a) Tiendaagse Veldtocht, samen met zijn alle Leidse cholera-epidemieën tot in detail studiegenoot en toekomstige zwager R.B. geanalyseerd. Dozy’s bijdragen aan de be- van den Bosch. Lange tijd moesten ze in strijding en zijn beschrijving van het ziek- Brabant wachten op actie. Dozy maakte teproces komen erin aan de orde. Het boek van de gelegenheid gebruik om er te bota- staat boordevol schrikaanjagende en weer- niseren. Twee jaar later bereikte de eerste zinwekkende feiten, die hij ook heeft ge- Europese epidemie van Aziatische cholera bruikt in een verzonnen verhaal (De blau- Nederland. Dozy ging als arts helpen, eerst we dood, 2005b). Ook daar komt Dozy in in Rotterdam en daarna in Leiden. Hij was voor, maar de kleine man is bij hem een rij- een van de stadsdokters en kreeg de lei- zige figuur! ding over een cholerahospitaal. Aziatische cholera was een voor Europa Gedreven door zijn afschuwelijke herinne- nieuwe, heel besmettelijke ziekte, waaraan ringen heeft Dozy zich levenslang ingezet veel mensen binnen een paar dagen overle- voor een verbetering van de levensomstan- den. Door een onophoudelijke diarree ver- digheden in de volkswijken, maar met wei- loren ze in korte tijd zoveel vocht dat hun nig concreet resultaat, en op den duur als bloed stroperig werd en zijn transport- een roepende in de woestijn. Volgens Mol- functie niet meer kon vervullen. Waardoor kenboer voelde hij zich in het revolutiejaar mensen zo snel besmet raakten en hoe ze 1848 zo betrokken bij de sociale ontwikke- konden worden genezen waren vragen lingen in andere delen van Europa dat hij waarop nog geen antwoord was. Maar één erbij wilde zijn. Of hij gegaan is vermeldt man wist hoe besmetting kon worden de historie niet. In 1833 promoveerde hij voorkomen: Blume. Hij had op Java gezien nog een keer, ditmaal bij Reinwardt en op dat cholera weinig kans kreeg op plaatsen een botanisch onderwerp, maar hij bleef met schoon drinkwater, of wanneer de huisarts. In zijn necrologie schreef Vrolik mensen gekookt water gebruikten. In 1832 (1857) dat hij werken als dokter het hoofd- publiceerde hij dat in een brochure die hij doel van zijn leven vond. in duizendvoud en op eigen kosten liet af- In 1847 zag hij dagelijks vijftig tot negentig drukken en aan alle Nederlandse gemeen- minvermogende patiënten en bezocht hij ten toestuurde (Blume 1832). Maar de een aantal particuliere. Toch bleef hij actief geneeskundige autoriteiten negeerden die in de botanie, en net als de meeste floristen onbekende Duitser. Daardoor zijn in Ne- had hij daarbinnen een brede belangstel- derland veel te veel mensen omgekomen ling. Wij kennen hem als bryoloog, maar hij

8 Buxbaumiella 101 (2014) deed ook werk aan fungi en schreef een groot artikel over de bijzondere planten- groei van de Nederlandse duinen. Na de komst van Molkenboer werkten ze bijna altijd samen en publiceerden ze onder hun beider naam, waarbij Dozy’s naam steeds voorop staat, hoewel Molkenboer de initia- tiefnemer was en veruit het meeste werk deed. Dozy had lange perioden van depressivi- teit, verviel waarschijnlijk daardoor al gauw tot inertie en moest dan worden aan- gespoord. Toch nam hij in 1852 het tijd- rovende conservatorschap van het herba- rium van de Vereniging voor de Flora van Nederland over van Molkenboer. Na diens Figuur 6. Julianus Henricus Molkenboer. veel te vroege overlijden nam hij ook zijn andere verenigingsfuncties over en zette het Rijksherbarium. Hij zal dat hebben ge- hij in zijn eentje het werk aan Bryologia zien als het begin van een botanische car- javanica voort. rière, maar een aanstelling als conservator werd afgewezen door het ministerie, zodat Julianus Henricus (Julian Hendrik) Mol- zijn salaris moest worden betaald uit het kenboer (1816–1854) werd op 24 februa- budget van het instituut. De vreugde was ri 1816 in Haarlem geboren. Over zijn van korte duur. jeugd weet ik alleen dat hij op zijn zesde Door het ontbreken van een aantal jaar- zijn vader verloor, die Luthers predikant verslagen van Blume is over Molkenboers was. In 1835 ging hij in Leiden studeren en taak niet veel meer bekend dan dat hij woonde daar bij de kostschoolhouder vaatplanten determineerde en ordende. Hij Nieuwveen. Hij bleef lang vrijgezel, maar had al een eigen herbarium, waaruit hij een jaar voor zijn dood trouwde hij met veel exemplaren aan het Rijksherbarium Nieuwveens dochter Hermina. Wat hun schonk, onder andere Javaans materiaal relatie in de tussentijd was, vond ik van Reinwardt. In het herbarium ontmoet- nergens. In zijn brieven is haast niets te te hij Pieter Willem Korthals (1807– vinden over zijn privéleven. Uit de be- 1892), die een jaar assistent was geweest schrijvingen door zijn tijdgenoten komt hij van Reinwardt en daarna lid was gewor- naar voren als een bijzonder prettig mede- den van de Natuurkundige Commissie. Hij mens, iemand die een sfeer van vriend- was een van de weinigen die hun contract schap om zich schiep. De Vriese (1854) in Indië volledig uitdienden en was de rekende de gezellige avonden bij Molken- eerste Nederlandse botanicus in . boer tot zijn aangenaamste herinneringen. Hij verzamelde ook op Java en Sumatra. Toen Molkenboer kwam was hij bezig met Hij wilde botanicus worden, maar er was het uitwerken en publiceren van zijn resul- toen nog geen sprake van biologie als stu- taten (in Temminck, 1840–1842 [–1844]). dierichting en daarom deed hij genees- Hij was een uitstekend botanicus en hij had kunde, waarvan kruidkunde een onderdeel een goede medewerker van Blume kunnen was. Reinwardt was een van zijn docenten zijn, maar die had geen mogelijkheid om en werd een vriend, net als Dozy, die al iemand aan te stellen en bovendien huisarts was toen Molkenboer met zijn stu- beklaagde Korthals zich er later over dat die begon. In 1840 publiceerde hij met C. Blume hem bij zijn onderzoek had dwars- Kerbert een vaatplantenflora van de gezeten. Hij werd een goede vriend van omgeving van Leiden, promoveerde hij tot Molkenboer en trouwde een paar jaar na medicinae doctor op een botanisch proef- diens dood met zijn weduwe Hermina. schrift, en kreeg hij een tijdelijke baan bij

Buxbaumiella 101 (2014) 9 Blume gaf Molkenboer toestemming om de Hij maakte Van Gesker assistentbeheerder mossen uit Indië en Japan uit te zoeken en van de bergtuin bij Tjipanas, op de hel- ze in zijn vrije tijd te determineren, samen lingen van de Gedeh. Daar zullen zijn mos- met Dozy, die al eerder over de mosflora sen vandaan zijn gekomen. In 1849 werd van Leiden had geschreven (1841, 1843). hij ontslagen nadat hij een Javaan had In het Rijksherbarium lagen toen de doodgeschoten. Teijsmann hielp Van Ges- Indische herbaria van de leden van de ker toen met het opzetten van een bloe- Natuurkundige Commissie en Blume, en menkwekerij. het Japanse van Von Siebold. Ze bewerkten ook Javaanse mossen die ze kregen van Na de eerste sortering gingen Molkenboer Willem Hendrik de Vriese (1806–1862), en Dozy de bladmossen determineren en geen bryoloog maar een jaargenoot van nieuwe soorten analyseren. Ze hadden Dozy, die hun werk aan tropische mossen groot gebrek aan vergelijkingsmateriaal van begin af aan steunde. Hij was in 1834 van tropische bladmossen en hadden nog hoogleraar kruidkunde geworden aan het geen doubletten die ze konden ruilen voor Amsterdamse Athenaeum Illustre en volg- materiaal uit herbaria van buitenlandse de in 1845 Reinwardt op. Molkenboer bryologen. In Leiden lag waarschijnlijk moet van zo’n carrière hebben gedroomd. weinig meer dan het restant van Rein- wardts collectie, die blijkbaar slecht toe- gankelijk was, want ze hebben niet al het aanwezige materiaal gezien. Via de Duitse bryologen Hampe en Laurer kregen ze uit het herbarium van Hornschuch duplicaten van een paar op mossen van Reinwardt ge- baseerde soorten, die in Leiden ontbraken. Ze mochten Reinwardts bibliotheek ge- bruiken. Daarvoor bedankten ze hem in hun eerste publicatie. Uit de literatuur ko- pieerden ze afbeeldingen van mossen. Die zijn bewaard gebleven en liggen in het Leidse herbarium, in vier dikke kartonnen dozen met het opschrift Iconographia muscorum. Wie die kopieën heeft gemaakt staat er niet bij, maar afgaand op de bij- schriften is de Iconographia opgezet door Molkenboer. Hier en daar staat een bij- schrift in het mooie handschrift van Dozy. Er zijn ook afbeeldingen van levermossen, maar die zijn door de bank genomen slechter van kwaliteit dan de rest. Figuur 7. Willem Hendrik de Vriese. Alle bewaard gebleven manuscripten en aantekeningen en bijna alle herbariumeti- Het door De Vriese beheerde herbarium ketten zijn geschreven door Molkenboer. van de academie werd al gauw een onder- Hij voerde waarschijnlijk hun correspon- komen voor collecties van degenen die hun dentie, want Dozy schreef niet graag. Zijn materiaal niet aan Blume wilden toever- handschrift is het meest te vinden op trouwen. Hij stuurde omstreeks 1840 tuin- etiketten van miniatuurdoubletten die zij man Herman van Gesker (?–1858) naar ‘s aan de inschrijvers op Bryologia javanica Lands Plantentuin in Buitenzorg om er stuurden. levend materiaal te verzamelen voor de hortus in Amsterdam. Daar zat hortulanus In 1843 vertrok Korthals en in hetzelfde (beheerder) Teijsmann vast niet te wach- jaar of een jaar later kwam een eind aan de ten op een hem opgedrongen medewerker. aanstelling van Molkenboer. De reden voor

10 Buxbaumiella 101 (2014) zijn ontslag kon ik niet achterhalen. Hij had en Japan, die met maar 25–75 woorden het liefst een betrekking als botanicus werden beschreven en waar verder alleen gewild, maar de professoraten bij de bij staat op welke eilanden ze waren ge- academies in Amsterdam, Groningen en vonden. Vinders en vindplaatsen ontbra- Leiden, en de lectoraten bij de zes scholen ken dus, maar bijna alle nieuwe soorten voor heelmeesters waren de enige aan- waren gebaseerd op vondsten van Kort- stellingen voor kruidkundigen. Er zat voor hals. Wat Blume uitdeelde was blijkbaar hem niets anders op dan huisarts te wor- een voorpublicatie en het lijkt erop dat ze den. Hij werd permanent lid van de plaat- hun nieuwe taxa zo snel mogelijk wilden of selijke Commissie voor het Geneeskundig moesten publiceren, maar vanwaar die Toevoorzicht, die toezicht moest houden haast? Werden ze door Blume achter de op de gezondheidszorg. Op een statiepor- broek gezeten? tret zit Molkenboer met de andere leden Het stuk trok internationaal de aandacht. achter een tafel, maar de datering (1856) Op 15 januari 1845 schreef Miquel aan klopt niet, want hij was toen al overleden. Reinwardt: ‘De Heer Montagne heeft mij Hij was ook een tijd lid van het hoofd- onlangs gevraagd, of de Heeren Dozy en bestuur van de Maatschappij van Genees- Molkenboer ook genegen zouden zijn, de kunde, maar botanie bleef zijn grote liefde species van mossen, door hen onlangs en hij bleef contact houden met studenten beschreven, te ruilen tegen species, die hij en vakgenoten. De Vriese schreef: ‘Gedu- alleen kan geven’ en een maand later kreeg rende den dag was hij met hart en ziel Reinwardt een brief van J. Decaisne, die gewijd aan zijne zieken; des avonds vond schreef, dat J.D. Hooker graag in contact men hem bij zijn microscoop met het wilde komen met 'vos deux bryologistes' onderzoek zijner mossen bezig, en dit werd Dozy en Molkenboer. Ze hebben ook con- meestal tot zeer laat na middernacht voort- tact gekregen met andere Europese bryo- gezet. Men is er meermalen over verwon- logen, maar alleen deze brieven uit het ar- derd geweest, hoe, wanneer hij te midden chief van Reinwardt zijn mij bekend. van die onderzoekingen, bezoeken van De beknoptheid van de beschrijvingen en vrienden of jonge aankomende botanisten het ontbreken van vondstgegevens maken ontving, hij toch, als ware hij ongestoord, Muscorum frondosorum zowel voor heden- met zijne mossen voortging, waarvan niets daagse bryologen als voor die uit hun tijd hem scheen te kunnen aftrekken.’ Volgens een onbevredigende publicatie. Molken- Suringar (in Vuyck 1898) verlevendigden boer en Dozy kondigden in het voorwoord een poes en een zingende theeketel de meteen aan dat ze gedetailleerde gegevens avonden waarin hij zijn jeugdige vrienden wilden publiceren in een werk met afleve- inwijdde in de geheimen van de biologie, in ringen van elk 10 soorten en met in totaal het bijzonder van de cryptogamen. 70–80 platen.

Muscorum frondosorum was een voorloper Eerste stappen in de mossen- van Musci frondosi inediti archipelagici in- wereld van de tropen dici, sive descriptio et adumbratio musco- In augustus 1844 verscheen hun eerste pu- rum frondosorum in insulis Java, Borneo, blicatie, in de vorm van een Latijnse bro- Sumatra, Celebes, Amboina, nec non in Japo- chure met een Duits voorwoord: Muscorum nia nuper detectorum minuscve cognitorum frondosorum novae species ex archipelago (hierna: Musci frondosi inediti). Daarin Indico et Japonica. Blume deelde haar in staan uitvoeriger beschrijvingen van de september uit op een bijeenkomst van meeste nieuwe soorten uit 1844, vondstge- Duitse botanici (Anonymus 1845). Twee gevens en paginagrote afbeeldingen, naar maanden later verscheen hetzelfde stuk het voorbeeld van Bryologia europaea nog eens, maar nu helemaal in het Latijn en (Bruch et al., 1836–1855). Er staan ook zes in een Frans tijdschrift. Het was niet meer nieuwe soorten in en vondsten van eerder dan een opsomming van twee nieuwe door anderen beschreven soorten. Tussen geslachten en 73 nieuwe soorten uit Indië 1845 en 1848 verschenen zes afleveringen

Buxbaumiella 101 (2014) 11 met in totaal zestig platen. In de laatste over hun werk. In december 1846 schreef aflevering ontbreekt het bijschrift van hij: ‘Uw bewerking van de Musci inediti plaat 52. Uit de tekst is op te maken dat op interesseert mij zeer en de voortzetting de linkerhelft Meteorium polytrichum is ervan is zeer gewenst, hoewel twijfelachtig afgebeeld, maar over de soort op de rech- vanwege de enorm hoge prijs die Uw uit- terhelft is geen woord te vinden. Waar- gever ervoor vraagt... Voor alles wens ik U schijnlijk kenden ze die niet, want Molken- van harte een snelle voltooiing van Uw boer schreef in het herbarium Neckera werk.’ Hij liet in zijn brief en in een recen- glabella? bij de afgebeelde planten. Het is sie van de volgende drie afleveringen wel Neckeropsis nitidula (Mitt.) M.Fleisch. uit blijken dat hij ten aanzien van een aantal Japan. nieuwe soorten van opvatting verschilde Voor het maken van illustraties werd met Molkenboer en Dozy, dat hij hun clas- P.W.M. Trap opgeleid tot tekenaar en litho- sificatie gebrekkig vond, en dat hij zich graaf. Hij had later een steendrukkerij in erover verbaasde dat zij blijkbaar niet alle Leiden. Dozy en Molkenboer waren waar- nieuwe literatuur kenden. Hij wist dus niet schijnlijk niet tevreden over zijn werk, hoe hun situatie in Leiden was. Hij werd want in Bryologia javanica namen ze later een waardevolle correspondent, ook van alleen platen op van A.J. Kouwels. Traps Van den Bosch en Van der Sande Lacoste. platen zijn, hoe verdienstelijk ook, minder Ze wisselden opinies en waardevol materi- nauwkeurig en technisch van mindere aal met elkaar uit. kwaliteit dan die van Kouwels. Dat Van der Sande Lacoste er ook zo over dacht, blijkt Hun relatie met Blume werd erg moei- uit zijn doorhalingen, correcties en soms zaam. Molkenboer had na zijn ontslag niet ongezouten commentaar bij Traps platen langer toegang tot het instituut. Hij kwam voor de geaborteerde zevende aflevering. er niet meer in, en ook in andere opzichten Hij gebruikte ze niet in Bryologia javanica bemoeilijkte Blume hun onderzoek. Als ze en schreef bij een wat al te zwierige afbeel- aanvullend materiaal nodig hadden koos ding van een sporogoon ‘de kindheid der Blume dat uit en moesten zij het bij de bui- Bryologie’! tendeur komen halen. In november 1844 kregen ze voor Musci frondosi inediti een Na het uitkomen van de eerste aflevering lening met nieuw materiaal. Blume stelde kreeg Molkenboer een eredoctoraat in de ongebruikelijk strenge, beperkende voor- wis- en natuurkunde, waarschijnlijk op waarden, waaraan ze zich strikt moesten voordracht van Reinwardt, die in dat jaar houden en dat ook deden. Voor de buiten- met emeritaat ging. De grote Duitse bryo- wereld bleven die verborgen, tot ik erop loog Karl Müller (1818–1899) had voor die stootte in een brief van Van den Bosch. aflevering geen goed woord over. De be- schrijvingen van de nieuwe soorten vond hij zo gebrekkig (‘kärglich und nackt’), dat De Vereeniging voor de Flora van bryologen er niets mee konden beginnen. Nederland komt tot bloei De afbeeldingen waren veel slechter dan in Molkenboer en Dozy behoorden tot de ac- Bryologia europaea, er zat geen systeem in tiefste floristen van Nederland. Ze verza- de opsomming, hij had allerhande kritiek melden zowel bloemplanten als mossen, op de tekst, en het werkje was te duur algen en fungi. In 1845 zetten R.B. van den (zeven gulden per aflevering, schreef Rein- Bosch, H. Boursse Wils en zij een adverten- wardt in zijn aantekeningen). Er moest tie, waarin belangstellenden werden opge- snel een eind komen aan dit project. Wat roepen voor een vergadering waarbij de Dozy en Molkenboer van deze ijzige ont- ‘Vereeniging voor de Flora van Nederland’ vangst vonden vermeldt de historie niet. zou worden opgericht. Die noem ik verder Opbouwende kritiek kregen ze van Müllers kortweg ‘de vereniging’. In die vergadering vriend en leermeester Hampe, een andere benadrukte Van den Bosch dat Nederland Duitse bryoloog met een grote naam. Hij in soortenkennis ver achterliep bij landen stond van begin af aan welwillend tegen- als Engeland en Duitsland en dat op Van

12 Buxbaumiella 101 (2014) Halls Flora Belgii septentrionalis het nodige met buitenlandse botanici. In 1848 stuurde was aan te merken. In het mossendeel uit Van den Bosch 1640 doubletten van 74 1832 staan bijvoorbeeld maar 144 blad- soorten! Hij was de drijvende kracht achter mossen, maar in 1845 waren er al 79 bijge- de projecten van de Vereniging. Molken- komen en Molkenboer gaf een jaar later boer kreeg al gauw zijn handen vol aan het nog 36 aanwinsten op. Er moest nodig een inrichten, ordenen, determineren, etikette- nieuwe flora komen, maar voor alle plan- ren, het versturen van zendingen aan be- tengroepen gold, dat er om te beginnen werkers en uitleners, en aan de niet op- veel moest worden verzameld, en dat met houdende strijd tegen vraatzuchtig gedier- behulp van de buitenlandse literatuur een te. Hij kreeg hulp van ‘papiervouwer Dozy, kritische studie moest worden gemaakt theeschenker Oudemans, alsook scriba en van de Nederlandse geslachten en soorten. getrouwe hulp Wils’ (brief aan Van den Aangezien er nog geen groot landelijk her- Bosch). Maar al gauw werd de vloed van barium was zouden alle leden materiaal aanwinsten kleiner en in 1854 verzuchtte moeten leveren voor een verenigings- Van den Bosch dat er in het afgelopen jaar herbarium en zo mogelijk deelnemen aan maar zes zendingen waren ontvangen. Op het grondig bestuderen van het materiaal die manier kon de Vereniging haar doel uit de grootste en moeilijkste geslachten. niet bereiken.. De leden kwamen eenmaal per jaar bij elkaar om te vergaderen, voordrachten te In 1845 hield het Tijdschrift voor natuur- geven en te beluisteren, en om de dagen lijke geschiedenis en physiologie op te be- erna samen te botaniseren in de omgeving staan. Omdat daarmee de gebruikelijke van de vergaderplaats. In een van de ver- plaats voor het publiceren van floristische slagen staat dat ze rondtrokken per rijtuig. mededelingen verdween, namen De Vriese, Dozy en Molkenboer er een taak bij, door De meeste leden waren medici of juristen te starten met de uitgave van het Neder- met een floristische belangstelling. Profes- lands Kruidkundig Archief. Twee jaar later sionele botanici waren er toen haast niet maakte de Vereniging een begin met de en op De Vriese en M.J. Cop na werden ze Prodromus Flora batavae. Op het eerste ge- niet meteen lid. De vier oprichters waren zicht is dat weinig meer dan een opsom- praktiserende huisartsen en leerlingen van ming van in Nederland voorkomende soor- Reinwardt. Van den Bosch werd voorzitter, ten en de aan de samenstellers bekende Dozy vicevoorzitter, Molkenboer beheer- vindplaatsen, maar de bewerkers contro- der van het herbarium en de bibliotheek, leerden de determinaties van alle collecties en Boursse Wils werd secretaris. Van den van de Vereniging en van anderen, die Bosch woonde in Goes, de andere drie in daarvoor materiaal uitleenden. Oncontro- Leiden. De eerste tijd was het een uitge- leerbare, maar niet onwaarschijnlijke oude sproken floristenclub, met als hoofddoel opgaven werden tussen haakjes gezet. Van het bestuderen van alle Nederlandse plan- den Bosch nam bijna alle bloemplanten tengroepen en fungi, en uiteindelijk het voor zijn rekening en later ook de korst- maken van een flora. Die flora is er niet ge- mossen en de algen. Regelmatig ging een komen. In 1850 werd het werkterrein ver- speciaal hiervoor gemaakte kist met her- groot tot ‘Nederland en deszelfs Overzee- bariummateriaal, boeken, bestuurscorres- sche Bezittingen’ en al in 1867 werd het de pondentie en andere zaken heen en weer ‘Nederlandsche Botanische Vereeniging‘, tussen Leiden en Goes. De kist werd vanuit die de hele botanie als werkterrein kreeg. Leiden naar een zeilmakerij aan de Mossel- trap in Rotterdam gestuurd, want de trein Voor het herbarium werd in Leiden een ging nog niet verder dan Rotterdam. De kamer gevonden. In de beginjaren was de Mosseltrap was een korte kade met hoge toestroom van collecties groot. Sommigen gebouwen aan de Oude Haven. Daar wer- schonken hun hele herbarium, of grote den ooit mosselen verkocht, maar in de aantallen doubletten, die bestemd waren 19de eeuw lagen er schepen van beurt- voor de andere leden en voor het ruilen schippers. De kist ging met zo’n schip mee.

Buxbaumiella 101 (2014) 13 Het moet een snelle verbinding zijn ge- over de Duitse grens geboren, maar bracht weest, want Molkenboer wenste Van den haast zijn hele leven door in Nederland en Bosch op 4 december 1848 een plezierige werd Nederlander. Hij was inmiddels Sinterklaas toe! Toen het eerste deel van hoogleraar medische botanie in Amster- de prodromus in 1850 uitkwam werd het dam geworden. Met grote bereidwilligheid opgedragen aan Reinwardt. Die eerste stelde hij al zijn Nederlandse en buiten- druk was in het Latijn. Pas de tweede, die landse bladmossen ter beschikking en veertig jaar later verscheen, was voor ie- nodigde hij Dozy en Molkenboer uit om dereen leesbaar. zijn eventuele misslagen te herstellen. Wat een verademing moet dat zijn geweest na hun moeilijkheden met Blume! Maar Mi- quel was dan ook een heel ander persoon. Hij wordt beschreven als de voornaamste plantentaxonoom van zijn tijd en een sympathiek, tactvol man, die open stond voor communicatie en samenwerking. In het Kruidkundig Archief schreef Molken- boer: ‘Moge de handelwijze van den hoog- leraar Miquel navolging vinden bij allen die zich vroeger of thans jegens de flora verdienstelijk hebben gemaakt!’ Wie de schoen past...

In 1851 kwam het mossendeel van de pro- dromus uit. In de jaren daarvoor hielden Dozy en Molkenboer nauwelijks tijd over voor hun onderzoek aan Indische mossen. Ze produceerden nog drie afleveringen van Musci frondosi inediti. Dat de zevende en Figuur 8. Friedrich Anton Wilhelm Miquel. laatste nooit verscheen valt te begrijpen. Molkenboer had te veel hooi op zijn vork Brieven van Molkenboer, Boursse Wils en genomen. Naast zijn dokterspraktijk en de Van den Bosch waren mijn voornaamste medische besturen kostten zijn diverse bron van persoonlijke informatie uit de bezigheden voor de Vereniging hem veel jaren 1846–1848. Ik vond maar weinig tijd, en hij was ook nog secretaris van de in andere brieven van Molkenboer, en van moeilijkheden geraakte ‘Maatschappij tot Dozy haast niets. Voor de prodromus na- aanmoediging van de tuinbouw’. Volgens men zij de bewerking van de bladmossen Boursse Wils zag zijn kamer eruit als een voor hun rekening, Van der Sande Lacoste expeditiekantoor en was de bewoner deed de levermossen. Het werk aan de ‘overkropt met bezigheden’. Hij was diep bladmossen kwam grotendeels neer op de teleurgesteld, doordat een lang gehoopte schouders van Molkenboer. Hij begon er in aanstelling als botanicus uitbleef. In 1848 1847 meteen aan, maar Dozy was moeilijk kreeg hij te kampen met grote twijfels en op gang te krijgen en in december 1848 neerslachtigheid. Hij schreef aan Van den had hij nog niet meer klaar dan Sphagnum. Bosch: ‘Twee heren dienen kan niet goed Molkenboer noemde hem ironisch ‘loffe- gaan. Ik heb dit gedurende 7 jaren moeten lijker gewoonte inert’. Om een indruk te doen, teneinde te zien, waarheen mijn krijgen van de betrouwbaarheid van de levensweg mij zoude voeren. Liefst had ik determinaties in Van Halls flora nam Mol- mij bepaald aan Botanie geavoueerd, maar kenboer contact op met Friedrich Anton tot dusverre is daarop niet het geringste Wilhelm Miquel (1811–1871), die als stu- uitzicht geweest. Vandaar ben ik altijd di- dent bij Van Hall een aantal moeilijke ge- lettant gebleven. Medicus op de ware hoog- slachten had bewerkt. Miquel werd even te der wetenschap ben ik ook niet, daar mij

14 Buxbaumiella 101 (2014) de tijd ontbreekt om alles bij te houden. De gidum, waarschijnlijk bedoeld als plaat 62. praktijk wordt gewetensvol waargenomen, Pas in 1854 verschenen de titelpagina, het maar zij is ook niet afgedaan, of goddank ik voorwoord en de registers. Van de in Mus- kan aan mijn botanisch werk beginnen. corum frondosorum gepubliceerde soorten Ieder die mij daarin komt storen, vindt mij ontbreken er 28 in Musci frondosi inediti. niet even bereidvaardig als dit bij een me- Daarvan is Fissidens filicinus door Dozy en dicus behoort. Hij wordt geholpen, maar Molkenboer behandeld in Plantae Jung- niet dan in knorrige stemming. Wederkerig huhnianae. De overige zijn door Van den lijdt daaronder de Botanie, die slechts af- Bosch en Van der Sande Lacoste opgeno- gebroken en meestal als de oogleden wat men in Bryologia javanica. zwaar gaan worden een meer onafgebro- ken beurt krijgt. Onder deze omstandighe- Op eigen benen verder den heb ik na lang aarzelen begrepen, dat In het Rijksherbarium droogde de stroom het meer dan tijd is om na 7 vruchteloos nieuwe collecties uit Indië zo goed als op gewachte jaren de Botanie te laten varen doordat de Natuurkundige Commissie in en mij geheel aan Medicijnen te wijden. 1850 was opgeheven en Blume in conflict Beperken kan ik niet, dit is onmogelijk! Zoo was geraakt met Teijsmann, die bij ‘s Lands lang één boek op mijn kamer is, zoo lang Plantentuin een herbarium wilde stichten. één microscoop tot mijn dienst staat, kan Blume verzette zich daartegen, maar be- ik het onderzoek der vrij kostbare natuur reikte alleen dat Leiden geen planten uit althans niet nalaten. Ik zal mij dus de gele- Buitenzorg kreeg zolang Blume directeur genheid moeten benemen.’ was. Dozy en Molkenboer moesten dus op Uiteraard probeerde Van den Bosch hem zoek naar andere bronnen van tropische ervan te overtuigen, dat zijn vertrek een mossen. Ze zijn daarin bijzonder goed ge- groot verlies voor de bryologie zou zijn. slaagd, vooral door steun uit hun directe Gelukkig meldde Molkenboer een paar omgeving. Ik beperk me hier grotendeels maanden later dat zijn besluit nog steeds tot biografische informatie uit de literatuur vast stond, maar dat niet nader genoemde en van het web. omstandigheden hem ertoe hadden ge- bracht de uitvoering op te schorten. ‘Intus- Hun eerste rechtstreeks uit Indië afkom- schen hartelijken dank vriend voor uwe stige mossen zaten in een zending van een beide vorige belangstellende brieven; zij zekere dokter Holle uit Batavia. Er staat hebben in mij een aangenaam gevoel van niet meer over hem in het dikke boek vol vriendschap opgewekt, doch ook in eene biografieën van plantenverzamelaars in moeyelijke positie gebracht door uwe het Maleise gebied (Van Steenis-Kruseman overredingskracht.’ Hij bleef tot zijn dood 1950), maar het gaat vrijwel zeker om Carl lid van het bestuur, maar wilde in 1852 Holle (1802–1848), een Duits lid van de niet langer verantwoordelijk zijn voor het bekende plantersfamilie. In Berlijn promo- herbarium. Een jaar later wisselden Dozy veerde hij in 1833 als arts en niet lang en hij van functie. Hij was nog van plan de daarna ging hij naar Nederlands-Indië, als fungi te bewerken voor de prodromus, chirurgijn bij het Nederlands Indisch leger maar daar kwam het niet meer van. (het latere KNIL). Veel buitenlanders be- proefden hun geluk in Indië of in de koop- In deze periode zal het besluit zijn gevallen vaardij. Vanaf 1842 woonde hij in Pondok om de publicatie van Musci frondosi inediti Cina bij Buitenzorg en hij verzamelde voortijdig te beëindigen. Aflevering 7 werd hoofdzakelijk in de omgeving van Depok. niet meer uitgegeven, hoewel hij bijna Dat was bepaald geen gewoon Javaans klaar was. Hij zou tien soorten van Hypnum dorpje. Het was in 1696 gesticht door een hebben bevat. De platen 61–70 liggen in de zendeling, die het door hem gekochte land collectie icones van het voormalige Rijks- naliet aan zijn gekerstende slaven, die hij herbarium, samen met de door Molken- vrijliet. Zij waren afkomstig uit vele delen boer geschreven teksten, behalve die bij van Indië en bleven er wonen, waardoor een ongenummerde plaat van Hypnum tur- Depok tot de vorming van de staat Indone-

Buxbaumiella 101 (2014) 15 Daarvan waren Dozy en Boursse Wils lid. Veel artsen waren toen sterk maatschap- pelijk betrokken liberalen, wat hen niet bij iedereen geliefd maakte. J.J. Rochussen was van 1845 tot 1851 gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Hij stuurde inder- daad mossen. Op een aantal plaatsen in Bryologia javanica staat, dat die waren ver- zameld door Johannes Elias Teijsmann (1808–1882), de al eerder genoemde hor- tulanus van 's Lands Plantentuin, die ook de aangrenzende paleistuinen in beheer had. Teijsmann (of Teysmann) had geen aansporing nodig. Hij was in 1830 naar Indië gekomen als tuinman van de gouver- neur-generaal. Hij had geen noemenswaar- dige scholing of plantenkennis, maar leer- de snel en volgde in 1831 de ziek gewor- den Engelse hortulanus van ‘s Lands Plan- tentuin op. Hij werd de sterke man, aan Figuur 9. Johannes Elias Teijsmann. wie het te danken is dat de tuin bleef voort- sië een protestantse enclave werd, op den bestaan in een periode waarin ze bedreigd duur met een eigen bestuur binnen de werd door bezuinigingen en tijdelijk ver- kolonie. Misschien heeft Holle daar als arts lies van onafhankelijkheid. Vijfendertig gewerkt. Vermoedelijk is hij, tijdens de jaar lang verzamelde hij planten in de hele voor buitenlandse artsen verplichte trai- archipel, Thailand en Singapore. Voor onze ningsperiode in Nederland, via Reinwardt bryologen werd hij een van de belangrijk- of rechtstreeks in contact gekomen met ste leveranciers van mossen. Dozy en Molkenboer. Hij verzamelde uit- sluitend mossen en korstmossen. Drie Dozy en Molkenboer kregen alle mossen te bladmossen kregen zijn naam: Sphagnum zien die de Zwitserse beroepsverzamelaar holleanum, Leucobryum holleanum en Fissi- Heinrich Zollinger (1818–1859) tussen dens holleanus. Dat is op zich niets bijzon- 1842 en 1848 verzamelde op Sumatra, Ja- ders, want alle in dit verhaal genoemde va, de Kleine Soenda eilanden en Celebes. botanici en verzamelaars kregen soorten Van den Bosch kocht een grote set van zijn en vaak ook geslachten naar zich genoemd. collecties voor het herbarium van de Vere- niging, maar gaf de bladmossen aan zijn Dozy en Molkenboer kregen de beschik- vrienden. Ze waren al gedetermineerd king over drie grote, belangrijke collecties. door de Zwitserse botanicus Duby, maar Op 17 mei 1846 schreef Molkenboer aan Dozy en Molkenboer revideerden zijn hele Van den Bosch: ‘Door Rochussen verwach- collectie en kregen daartoe het in hun set ten wij eene hulp om Javaansche cryptoga- ontbrekende materiaal te leen. Hun bewer- men te erlangen. Thorbecke heeft zich onze king werd opgenomen in Zollingers Syste- positie tot het herbarium regium (Rijksher- matisches Verzeichniss (1854–1855). Van barium) aangetrokken en aan Rochussen der Sande Lacoste bewerkte later materi- geschreven. Dit blijve echter onder ons, op- aal van Zollingers tweede reis, naar Java, dat geene kinkels in dien kabel geworpen Madoera en Bali. kunnen worden.’ Wie die kinkels kon wer- pen is wel duidelijk, maar hoe ze Thor- De derde grote verzamelaar was Franz beckes steun kregen begreep ik pas toen ik Wilhelm Junghuhn (1809–1864). Over las dat hij toen in Leiden woonde en daar die bijzondere man behoef ik hier niet uit een kleine groep liberale medestanders te weiden, want Ger Harmsen heeft veel had verenigd in het Zaterdaggezelschap. aandacht aan hem besteed in Passie voor

16 Buxbaumiella 101 (2014) Figuur 10. Aerobryum speciosum uit de bergen van Midden-Java, een nieuwe soort en een nieuw geslacht van Dozy en Molkenboer. mossen. Toen hij in 1848 naar Europa ten de blad- en levermossen, Molkenboer kwam, bracht hij zijn grote Indische herba- nam een paar kleine bloemplantenfamilies rium onder bij de Leidse academie, want voor zijn rekening, Van den Bosch en J.P. hij vond het Rijksherbarium te ontoegan- Montagne de korstmossen en medebryo- kelijk voor onderzoekers. Hij had grote be- loog L.H. Buse de grassen. langstelling voor cryptogamen en had er veel meegebracht. De Vriese en Molken- Dozy en Molkenboer ontdekten in Jung- boer sorteerden zijn planten, Van der San- huhns collectie het mooie hangende mos de Lacoste, Dozy en Molkenboer bewerk- Aerobryum en publiceerden het meteen.

Buxbaumiella 101 (2014) 17 Later volgden hun determinaties van de Bryologia javanica acrocarpen, maar door hun vroege dood Bryologia javanica seu descriptio muscorum kwamen ze niet toe aan een publicatie over frondosorum archipelagici indici, iconibus de pleurocarpen. Zelf deponeerden ze ook illustrata, 1854–1870 Indische mossen in het herbarium van de Het magnum opus van Dozy en Molken- academie. Molkenboers formele aanbie- boer was geïnspireerd op het Europese dingsbrieven aan directeur en vriend De standaardwerk Bryologia europaea, waar- Vriese waren een protest en een aanklacht van het laatste deel in 1855 verscheen. Het tegen Blumes beheer van het Rijksherbari- moest net zo’n schitterend geïllustreerde um. ‘Ofschoon ik mij met mijnen vriend en samenvatting worden van hun kennis, ambtgenoot Dr. F. Dozy reeds verscheidene maar geen flora, dus zonder determineer- jaren heb onledig gehouden met de be- tabellen. Het is onbegrijpelijk en verwar- schrijving en bewerking der Oost-Indische rend dat ze die titel kozen, want het werk mosvegetatie en mij daartoe verschillende betrof de mosflora van heel Indië. Ze wil- bronnen de gelegenheid aanboden, zoo is den vijf afleveringen per jaar uitgeven, elk echter meer en meer voor mij de mogelijk- met vijf platen in steendruk en bijbeho- heid verdwenen om zonder mij aan de rende teksten in het Latijn, wat Bryologia grofste onaangenaamheden bloot te stel- javanica onleesbaar maakt voor de meeste len, daarvan gebruik te maken... Ik heb het gebruikers van nu. In Musci frondosi inediti genoegen U hooggeleerde hiernevens aan geïllustreerde soorten zouden niet op- te bieden eene verzameling extra-Europe- nieuw worden afgebeeld, maar wel worden aansche planten uit de Familie der Musci, opgenomen in de tekst. De financiering ten behoeve van het Academische Herbari- werd aanzienlijk verlicht doordat de rege- um in den Kruidtuin te Leyden. (...) Of- ring van elke aflevering zestig exemplaren schoon de exemplaren verre achterstaan afnam, vijftig door het Ministerie van Bin- voor die in het zogenaamde Rijksherbari- nenlandse Zaken en tien door het Ministe- um, zoo acht ik mij toch verplicht jegens de rie van Koloniën. Voor zover ik kon nagaan Nederlandsche en Buitenlandsche Musco- heeft het project die steun steeds gehou- logen in uwe inrigting neder te leggen wat den. Illustrator werd de al eerder genoem- bij mij beschikbaar is, opdat de kennis- de A.J. Kouwels. neming van dat gedeelte der O. Indische flora althans meer toegankelijk zoude zijn Arnoldus Jacobus Kouwels (1824–1888) en het onderzoek van die voorwerpen niet kwam uit Zoeterwoude en overleed daar langer noch afgebedeld, noch naar den wil- ook. Hij was tekenaar, graveur en kunst- lekeur van den Ambtenaar des Rijksherba- schilder, en begeleidde voor Bryologia ja- riums geheel of gedeeltelijk teruggehouden vanica ook het drukken van de platen. In behoeft te worden.’ het laatste deel van zijn leven was hij tekenaar bij het botanisch laboratorium Voor De Vriese determineerden ze een van de Leidse universiteit en leraar bij een kleine collectie bladmossen uit Suriname middelbare school. Molkenboer en Dozy en Venezuela. Ze publiceerden in 1854 het leerden hem hoe hij preparaten van mos- resultaat onder de topzware titel Prodro- sen moest maken en, met Bryologia euro- mus Flora bryologicae Surinamensis. In dat paea als voorbeeld, waar het op aankwam jaar verschenen ook de titelpagina, het bij het tekenen ervan. Hij werd er zo goed voorwoord en de registers van Musci fron- in dat Van der Sande Lacoste aan Van den dosi inediti, hun bewerkingen van de mos- Bosch schreef: ‘Met de analyse der peristo- sen van Junghuhn en Zollinger en, last but mia van Distichophyllum nanum kom ik not least, de eerste afleveringen van Bryo- niet teregt, [doordat] het inwendig peristo- logia javanica. Molkenboer had duidelijk mium moeijelijk is zuiver te prepareren. In armslag gekregen na het beëindigen van zulke moeyelijke zaken is het beter op zijn zware bestuurswerk binnen de Vere- Kouwels bevindingen af te gaan.’ Hij had niging, maar hij heeft er niet lang van ook wel eens een mening over de soorten. kunnen genieten. Zo schreef hij achterop een niet gepubli-

18 Buxbaumiella 101 (2014) ceerde plaat van Philonotis secunda var. soorten! Na de dood van Dozy is Van den perwaktiana: 'Bartramia secunda en Bar- Bosch nog even doorgegaan met het maken tramia prabaktiana verschillen onderling van zulke mini-sets. Als hij daarbij mate- zóó weinig, dunkt mij, dat een varieteit ja, riaal gebruikte uit het herbarium van Dozy maar een soort er niet bij mij in wil. Ik en Molkenboer zette hij er hun stempel op; herinner mij ook nog zeer goed dat Dr. bij andere schreef hij alleen ‘Br.jav.’ en/of Molkenboer met zijnen medewerker reeds ‘Java’. deswege verschilden. Doch toen zweeg Kouwels, omdat hem zwijgen paste.' Hij Helaas werd Molkenboer maar 38 jaar. Hij werd Van der Sande Lacostes vaste illus- overleed op 17 september 1854 snel aan trator, werkte ook voor andere botanici als tyfus en longontsteking, kort na het uit- Miquel en Suringar en maakte van 1868 tot komen van het prospectus en de eerste zijn dood de platen voor de delen 13–18 aflevering. Wat had zo’n gedreven man nog (1868–1889) van de prestigieuze Flora ba- veel kunnen doen als hij langer had ge- tava. Na zijn dood werd hij herdacht tij- leefd! Hij was pas vijftien maanden ge- dens de wintervergadering van de Botani- trouwd met Hermina Nieuwveen en stierf sche Vereniging. kinderloos. Zij hertrouwde drie jaar later met Korthals, zoals men zich zal herinne- Tegen het eind van 1854 waren de eerste ren. vijf afleveringen van Bryologia javanica ge- Dozy nam Molkenboers taken binnen de drukt en werd een prospectus rondge- Vereniging over en wilde Bryologia java- stuurd in het Frans, samen met de eerste nica in zijn eentje voortzetten. Hij kreeg aflevering en een inschrijvingsformulier. daarvoor krachtige steun vanuit de Ko- Uitgever Fürnrohr (1854) van het Duitse ninklijke Akademie van Wetenschappen tijdschrift Flora was zo enthousiast over de (Anonymus 1856). Nadat Blume en Miquel eerste aflevering dat hij inschrijvingsfor- in een vergadering op 27 oktober 1855 mulieren bij zijn tijdschrift insloot. Dozy en niets dan lof hadden getoond voor het pro- Molkenboer waren van plan alle inschrij- ject, werd met algemene stemmen besloten vers in het boek te noemen, maar dat is bij de minister van binnenlandse zaken aan uiteindelijk niet gebeurd. Ik heb er geen te dringen op voortzetting van de finan- lijst van gevonden. ciële steun eraan. Dozy kon doorgaan. Een bijzonder aanbod was, dat de inschrij- Toen hij in 1855 een voordracht hield over vers gratis materiaal konden krijgen van zijn bewerking van de Polytrichaceae de behandelde soorten. Ze werden uitgeno- noemde Buse (1857) fouten in het Latijn digd, maar niet verplicht, om in ruil materi- en had hij kritiek op het gebruik van de aal te sturen van soorten die Molkenboer naam Spirula, die al in gebruik was voor en Dozy nog niet hadden. Wat ze distribu- een inktvissengeslacht. De regels staan dat eerden waren minuscule doubletjes van toe. Hij vroeg ook waarom ze in hun publi- vaak maar een of twee stengeltjes in een catie over Junghuhns mossen de classifica- bruin convoluutje van drie bij zes centime- tie in Müllers Synopsis Muscorum (1849– ter. Op het etiket kwam een stempel met 1851) hadden gevolgd, maar dat niet had- 'Bryologia javanica herb. Dz. et Mb.', de den gedaan in Bryologia javanica en hun naam van de soort, en bij soorten uit de eerdere publicaties. Dozy antwoordde dat eerste vijf afleveringen ook het nummer ze omwille van de continuïteit hun eigen van de plaat. Misleid door het stempel inzichten bleven gebruiken, die hij niet na- hebben sommige ontvangers aangenomen der toelichtte. Hij hechtte geen grote waar- dat de plantjes uit Java kwamen, maar er is de aan hun classificatie en beschouwde ze ook materiaal bij uit andere eilanden. Het a ls voorlopig, gezien de beperkte kennis nummer van de afbeelding is door sommi- van de bladmossen op wereldschaal. Er gen abusievelijk aangezien voor een collec- was in die jaren geen enkele overeenstem- tienummer. De monstertjes zien er waar- ming over de classificatie van de bladmos- deloos uit, maar er zitten stukjes type- sen. De toonaangevende Duitse bryologen materiaal in van minstens vierendertig Hampe, Müller en Schimper gebruikten al

Buxbaumiella 101 (2014) 19 len een eigen classificatie. Dozy en Molken- mossen indeelde op grond van het peri- boer correspondeerden met Hampe, die de stoom en de calyptra. Hij vond Schimpers

Figuur 11. Titelpagina van Bryologia javanica.

20 Buxbaumiella 101 (2014) classificatie onlogisch opgebouwd uit brok- gingen binnen het protestantisme die stre- stukken en die van Müller onjuist en ver- ven naar een leven vanuit het evangelie en ward, doordat de bouw van het peristoom wars van kerkelijke dogmatiek. In de zo- daarin van ondergeschikt belang was. mer van 1856 gingen ze samen naar een Müller vond het een ruzie om des keizers religieuze bijeenkomst in het Duitse Neu- baard (volgens Kison & Sacher, 1995). On- wied. Dozy was ziek en overwerkt bij hun ze bryologen voelden zich dilettanten op vertrek en hoopte daar beter te worden, dit gebied en hebben zich op de vlakte ge- maar ook hij kreeg longontsteking en over- houden door geen keus te maken en in hun leed op 17 oktober. Zijn gezin kreeg het publicaties zelfs geen families te noemen, moeilijk, maar werd geholpen door de maar dat ze dit niet hebben vermeld is een familie. Haar broer kreeg de door Dozy en zwak punt in hun werk. Van der Sande La- Molkenboer nagelaten collecties, aanteke- coste en Van den Bosch volgden de werk- ningen, manuscripten en illustraties. wijze van hun voorgangers, ook nadat Van den Bosch zich nog eens had laten voor- Roelof Benjamin van den Bosch (1810– lichten door Hampe. Ook Van der Sande 1862) kwam uit Rotterdam, groeide op in Lacoste bleef zich zijn leven lang een dilet- Neuwied en verhuisde voor hij naar de tant voelen. In 1884 schreef de Zweedse middelbare school ging naar Goes. Daar bryoloog Lindberg dat hij dat helemaal ver- vertegenwoordigde zijn vader een ven- keerd zag (‘You call yourself, too humbly nootschap van 24 Rotterdamse kooplieden, indeed, only a dilettant, what is quite die de in 1809 bedijkte Wilhelminapolder wrong; I wish that all professional bota- hadden gekocht. Ze exploiteerden die als nists had done so much and so well as één reusachtig landbouwbedrijf, dat nog you!’) steeds bestaat en nu de Koninklijke Maat- schap de Wilhelminapolder heet. Hij stu- Dozy kon maar vijf afleveringen uitbrengen deerde medicijnen in Leiden, werd een voor ook hij overleed. Uit piëteit jegens leerling van Reinwardt, en net als Dozy Molkenboer publiceerde hij de nieuwe nam hij deel aan de Tiendaagse Veldtocht. soorten onder hun beider naam, maar welk In 1837 promoveerde hij op een musico- aandeel hij had in de bewerkingen is niet logisch onderwerp, want muziek speelde duidelijk. Die van Sphagnum en de Polytri- een grote rol in zijn leven. Bij zijn begrafe- chaceae waren zeker van zijn hand, maar nis zong het mannenkoor van de Goessche Molkenboers handschrift op de etiketten Zangvereniging, die later een speciale uit- van de Calymperaceae suggereert dat hij voering te zijner ere gaf. Hij ging terug naar die familie nog heeft bewerkt. Müller Goes, werd er huisarts, zette zich in voor (1857) maakte in een kritische recensie de bevordering van muziekbeoefening in duidelijk dat hij grote moeite had met een Zeeland, deed er bestuurswerk ten behoe- paar soorten en de gebruikte classificatie. ve van de armenzorg, en was vanaf 1848 Bezien met de kennis van vandaag had hij lid van de gemeenteraad als vertegenwoor- nu eens gelijk en dan weer niet. Dit keer diger van de liberalen. Het is verbazend, was hij blij met de voortzetting van het dat hij daarnaast nog zo veel tijd vond voor project, waarschijnlijk vooral vanwege de botanie. Hij had een grote belangstelling platen, die hij nu bewonderde. Hij wilde voor Nederlandse vaatplanten, Nederland- het met zijn herbariummateriaal onder- se en exotische korstmossen, schimmels, steunen. De auteurs bedankten hem in het algen, mossen en varens. Tot zijn overlij- voorwoord van deel 1, maar ik ben in Lei- den was hij de krachtige voorzitter van de den geen enkel exemplaar uit zijn herbari- Vereniging voor de Flora van Nederland en um tegengekomen. de motor achter de eerste druk van de Pro- Dozy’s vrouw, Wilhelmina, was een zus van dromus florae batavae, waarin hij de wie- medebestuurslid Van den Bosch. Hun fami- ren, de korstmossen en bijna alle bloem- lie hoorde tot de Evangelische Broeder- planten voor zijn rekening nam. gemeente (Hernhutters), een van de bewe-

Buxbaumiella 101 (2014) 21 schuldigingen, die pas na drie maanden op gang kwam doordat Blume ook niet rea- geerde op een missive van het ministerie. Hij had dat mondeling willen doen, maar kreeg het te druk om naar het ministerie te gaan. Het lijkt me eerder dat hij zijn ogen sloot voor hem onwelgevallige vragen. Hij wees hun aanvragen af om drie rede- nen: Van den Bosch had nog korstmossen te leen die eerst geretourneerd moesten Figuur 12. Roelof Benjamin van den Bosch worden, de reglementen stonden hem niet toe om materiaal van meer dan een plan- Samen met J.P. Montagne bewerkte hij tengroep tegelijk te sturen (dus geen va- Junghuhns Indische korstmossen. Toen rens en mossen) en hij had die varens zelf Dozy overleed werkte hij aan een overzicht nodig voor zijn Flora Javae. Van den Bosch van alle tropische vliesvarens (Hymeno- zou de korstmossen meteen retourneren, phyllaceae). wees erop dat de afzonderlijke aanvragen betrekking hadden op een enkele groep, en Van den Bosch wilde Bryologia javanica vroeg zich af of Blume het recht had om voortzetten, maar kon dat moeilijk combi- met zijn argument materiaal vast te hou- neren met zijn eigen onderzoek. Hij vond den. Zo kon hij immers elke uitlening blok- in Van der Sande Lacoste een medewerker keren. Blume is waarschijnlijk niet meer die alle tijd had voor bryologisch onder- toegekomen aan die vliesvarens, want hij zoek en niets liever deed. In mei 1857 overleed drie jaar later. stuurden ze de inschrijvers bericht dat het project op de oude voet zou worden gecon- Blume gooide het over een andere boeg tinueerd met dezelfde financiële steun van door via de minister te vragen of er in Goes de regering als tevoren. Dozy en Molken- nog door Dozy en Molkenboer geleend ma- boer bleven in naam hoofdauteurs, maar teriaal lag. Zij hadden volgens hem een aan de titel werd 'post mortem auctorum compleet stel Indische en Japanse blad- edentibus R.B. van den Bosch et C.M. van der mossen uit het Rijksherbarium geleend, Sande Lacoste' toegevoegd. maar ze niet alle teruggestuurd. Van den De elfde aflevering verscheen in het voor- Bosch reageerde geïrriteerd. Dozy en Mol- jaar van 1858, maar veel verder kwamen kenboer hadden beslist geen complete set ze niet. Om de door Dozy en Molkenboer gekregen, wat Van der Sande Lacoste later ontdekte soorten grondig te leren kennen ook constateerde. Ze kregen vaak maar één moesten ze de door hen onderzochte mos- collectie per soort. Belangrijk voor mij is, sen zien die in het Rijksherbarium lagen. dat Van den Bosch voor de minister op- Ze vroegen materiaal te leen, maar kregen schreef onder welke voorwaarden ze mos- geen antwoord van Blume. Hetzelfde ge- sen mochten lenen. Ze moesten schriftelijk beurde toen Van den Bosch materiaal te verklaren dat al het materiaal compleet leen vroeg voor zijn varenonderzoek. Na- zou worden geretourneerd, vergezeld van dat Blume ook niet had gereageerd op een hun determinaties en observaties. ‘Aan derde verzoek greep Van den Bosch zijn welke voorwaarde, hoe onbillijk ook en pen en verzocht de minister van Binnen- voor hunne studies nadeelig, door hen zoo landse Zaken om tussenbeide te komen. zorgvuldig is voldaan, dat in hunne verza- Van den Bosch liet zich niet afschepen! meling, thans ter mijner beschikking, niet een enkel authentiek exemplaar der in dat De laatste barrière werk beschreven soorten aanwezig is. Een half jaar gingen brieven heen en weer Overal elders zou men aan mannen, die tussen Van den Bosch, Blume en het minis- hunnen tijd en hunne kunde veil hadden terie. Het werd een beschamende discus- voor de uitbreiding der wetenschap, een of sie, met wederzijdse insinuaties en be- meer exemplaren der door hen bestemde

22 Buxbaumiella 101 (2014) Figuur 13. Homaliodendron flabellatum (Sm.) M.Fleisch., een prachtige Neckeracee uit het bergbos (plaat uit Bryologia javanica). soorten hebben afgestaan, eene handelwij- de kruidkundige door dien afstand van een ze, die, zoover mij bekend is, bij alle open- of meer exemplaren zijn eigen verzameling bare en bijzondere plantenverzamelingen verrijkt ziet, maar hij heeft behoefte aan gebruikelijk is. En te regt! Niet alleen, dat het bezit daarvan, zoowel om de juistheid

Buxbaumiella 101 (2014) 23 zijner bestemming steeds te kunnen bewij- stap was dat hem ‘s Rijks belangen meer zen, als ook om later zijn onderzoek te kun- golden dan de goed- of afkeuring door eni- nen herhalen en vergelijkende waarne- ge hem waarschijnlijk niet bijzonder wel- mingen te kunnen doen. De Heer Blume gezinde geleerden. daarentegen leent aan Nederlandsche Kruidkundigen onbestemde voorwerpen In een laatste brief benadrukte Van den uit het Rijks Herbarium, laat hen zich Bosch dat Blume nooit leenzendingen had schriftelijk verbinden om die wetenschap- teruggevorderd van Dozy en Molkenboer pelijk te onderzoeken en te bewerken, en of hun erfgenamen, ook niet toen Bryologia ontzegt hen door den eisch van teruggave javanica na Dozy’s dood op losse schroe- van alle voorwerpen en afstand van hun ven kwam te staan. Dat zou voor een handschrift, alle belooning niet slechts, plichtgetrouwe ambtenaar de aangewezen maar zelfs het blijvend genot van de vrucht weg zijn geweest om de belangen van het hunner studien.’ Wat hij schreef is juist. instituut te behartigen. Wat Van den Bosch Het is nog steeds gebruikelijk dat de be- hierna schreef deed de deur dicht. Als Blu- werker een deel van het materiaal mag me gelijk had moest het voor aflevering zes houden, maar Blume zag niets onbillijks in van Musci frondosi inediti geleende materi- het terugvragen van geleend materiaal en aal nog in Goes liggen, maar Van der Sande vond de opvatting van Van den Bosch Lacoste had nu juist materiaal van vier ‘wonderlijk’. soorten uit die aflevering te leen gevraagd! Bij zijn brief voegde Van den Bosch Blu- Dat was niet met elkaar te rijmen. Een me’s ontvangstbewijzen van geretour- week later schreef de minister dat verder neerd, voor de eerste vier afleveringen van onderzoek onnodig leek en dat hij Blume Musci frondosi inediti geleend materiaal. had verzocht onverwijld te voldoen aan het Blume reageerde met de constatering dat gedane verzoek. de reçu’s voor de overige afleveringen Hierna kreeg Van der Sande Lacoste zon- ontbraken en meende nog steeds dat er in der moeite materiaal te leen. Hij kreeg zelfs Goes materiaal uit zijn instituut lag. Hij toestemming om wat materiaal te houden schreef dat het niet zijn bedoeling was om en stuurde zelf doubletten van in Bryologia de nagedachtenis van Dozy en Molkenboer javanica beschreven soorten naar het te ontheiligen, maar dat dit eerder gebeur- Rijksherbarium. Blume schreef in zijn jaar- de door degenen die zich voor hun eigen verslag voor het ministerie, dat die mossen verzamelingen voorwerpen toe-eigenden, samen met de al aanwezige exemplaren die in goed vertrouwen aan de overlede- een onmisbaar geheel vormden voor ieder nen waren toevertrouwd. die zich aan een kritische studie van de sierlijke bladmossen van tropisch Azië wil- Inmiddels hadden Van den Bosch en Van de wijden. der Sande Lacoste in aflevering 15 van Bryologia javanica geschreven dat ze de Een schriftelijke overeenkomst tussen Blu- nieuwe soorten van Dozy en Molkenboer me en Molkenboer heb ik niet gevonden en niet goed konden beoordelen, doordat Blu- de erin gestelde voorwaarden vond ik me geen toegang gaf tot het materiaal. Het nergens anders genoteerd dan in de brief staat in een ongemarkeerde tekst op van Van den Bosch. Toen ik ze las begreep pagina 88, die aansloot bij hun notities ik eindelijk waardoor er een verschil als over Holomitrium dicranoides. Geen latinist tussen hemel en aarde is, tussen hun zijnde, heb ik hem over het hoofd gezien, collecties met en zonder het gedrukte eti- maar hij was Blume niet ontgaan. Die be- ket ‘Herb. Dozy en Molkenboer’. Een eye- klaagde zich bij de minister over een tira- opener! Ze worden in alle registers van het de, waardoor hij voor het oog van de hele herbarium en in artikelen over het insti- botanische wereld en van het beschaafd tuut beschouwd als hun herbarium, maar publiek werd gecompromitteerd. Er werd vormen het materiaal dat Blume uitleende. een blaam geworpen op de goede naam Niet hun eigendom, maar wel een verzame- van een Rijksambtenaar, wiens grote mis- ling met de type-exemplaren van de mees-

24 Buxbaumiella 101 (2014) te nieuwe soorten. Molkenboers erbij ge- schreven door Molkenboer. Op zulke vellen schreven teksten vormen de door Blume zaten ook de planten waarop de beschrij- verlangde gegevens. Dat verklaart ook, vingen van hun nieuwe soorten waren waarom er in het herbarium geen tekst- gebaseerd: de type-exemplaren, waarmee vellen liggen bij hun nieuwe soorten die de identiteit van de soort vastligt. niet op uit het Rijksherbarium geleend ma- teriaal zijn gebaseerd. De meeste vellen hebben een volgnummer, dat haast altijd betrekking heeft op één Hun echte herbarium ging na het overlij- soort, maar hij gebruikte ook één nummer den van Van den Bosch op in dat van Van voor groepjes sterk op elkaar lijkende, der Sande Lacoste. Veel van hun materiaal maar duidelijk van andere mossen ver- is makkelijk te herkennen. Het zit op vel- schillende soorten, zoals van Leucobryum. letjes dun papier met vondstgegevens in de Het sorteren moet een boeiende botani- rechter benedenhoek, haast altijd geschre- sche ontdekkingsreis zijn geweest, maar ven door Molkenboer. De rest zit in kleine ook een confrontatie met soorten waar- convoluutjes met buitenop geschreven ge- voor hij als beginner niet meteen een naam gevens, of is later door Van der Sande La- had. Vermoedelijk heeft hij ze daarom aan- coste in de zijne gestopt met ‘herb. Dz. & vankelijk genummerd en is hij daarmee ge- Mb.’ erop. Hij deed al zijn mossen in convo- stopt toen hij genoeg kennis had opgedaan luutjes en nam daarvoor vaak al eerder ge- voor een voorlopige determinatie. bruikt papier van convocaties en derge- De diagnoses en beschrijvingen komen lijke. Een mooi plantje van Hypnodendron vrijwel overeen met die in Muscorum fron- reinwardtii zat in een kwitantie van twee dosorum en Musci frondosi inediti. De overi- gulden vijftig, ter betaling van vijf in okto- ge opmerkingen omvatten commentaren ber 1865 door de weduwe Heintze gelever- op de literatuur, morfologische en andere de diners. waarnemingen, de verschillen met andere soorten en dergelijke. De meeste schetsjes Iets meer over het ‘Herbarium zijn met grote zorg getekend, vermoedelijk Dozy en Molkenboer’ door Trap, hun eerste tekenaar. Bij een van Molkenboer kreeg twee leningen. Het Indi- de eerste vellen (van Racopilum spectabile) sche materiaal uit de eerste zending be- zitten ook geïnkte en ingekleurde schetsjes stond voor tachtig procent uit mossen van en een proefdruk van een lithografie. Korthals. In de tweede zaten mossen van Molkenboer vatte de vindplaatsgegevens Blume, Zippelius, Forsten en Kuhl & Van van alle collecties op een vel samen in een Hasselt. Natuurlijk kwam een groot deel zin en schreef ze zelden bij de afzonderlijke van het materiaal uit Java, maar Korthals collecties. Daardoor is de herkomst van de had ook verzameld op Borneo en Sumatra, afzonderlijke monsters onzeker, maar er is en Forsten op Celebes. Zippelius was naar soms achter te komen door het materiaal de Molukken en Nieuw-Guinea geweest en op de vellen te vergelijken met doubletten. op die reis overleden. Met zijn gedetailleer- Het is maar een van de vele haken en ogen de vind- en standplaatsgegevens stak hij bij de typificatie van hun nieuwe soorten, ver boven de anderen uit. Hij schreef vaak maar daar verder op ingaan past niet in dit een verzonnen naam op zijn etiketten, verhaal. Ik heb er eerder over geschreven maar Dozy en Molkenboer hebben die na- (Touw 2006 en 2014). Vaak zijn aanvullen- men niet gebruikt. de vondsten met potlood bijgeschreven. Collecties die Molkenboer tot eenzelfde Voor zover ik kon nagaan betreft dat mate- soort rekende plakte hij op een dubbel fo- riaal uit de tweede lening. liovel, samen met kleine convoluutjes voor losgeraakte of nader onderzochte stukjes, Blume bewaarde de vellen in een porte- analytische schetsjes, en tekst met vondst- feuille met het opschrift ‘Herb. Dozy en gegevens, soortsdiagnoses, gedetailleerde Molkenboer’. Daaruit is die hardnekkige beschrijvingen in het Latijn en andere in- misvatting ontstaan. Aanvankelijk beston- formatie in het Nederlands. Alle tekst is ge- den de collecties van het Rijksherbarium

Buxbaumiella 101 (2014) 25 Figuur 14. Een deel van vel 41 uit het zogenaamde herbarium van Dozy en Molkenboer. Erop ligt een door Reinwardt geschreven etiket uit zijn herbarium. uit zulke afzonderlijk bewaarde verzame- Als er meer dan een collectie op een vel zat lingen, maar rond 1910 werd al het materi- werden ze van elkaar gescheiden en afzon- aal uniform gemonteerd en samengevoegd. derlijk in de collectie gestopt. Dat had niet Molkenboers vellen werden verknipt en moeten gebeuren. Gedrukte etiketten met opgevouwen om ze passend te maken voor 'Herb. Dozy en Molkenboer' en 'Herb. Lugd. de kleine vellen van het mossenherbarium. Bat., Typen Bryologia javanica (Dozy en

26 Buxbaumiella 101 (2014) Molkenboer)' zullen toen zijn bijgevoegd. Of hij veel aan hem had is de vraag. Hij ‘Typen’ betekent hier dat het gaat om mos- schreef in 1861 aan Van den Bosch ‘Die sen waaraan is te zien wat Dozy en Mol- meneer Amann is een rare vent. Ik zie hem kenboer onder die soort verstonden, en zelden, daar hij zich sterk met zijne studiën niet om nomenclatorische type-exempla- bezig houdt, doch uitsluitend met kryp- ren. Er waren ook al eerder bekende soor- togamologie, waarin hij zeer bedreven ten bij. Toen de hele mossencollectie na schijnt; met phanerogamen houdt hij zich 1950 in convoluten werden gestopt, zijn de weinig op. Ik wenschte wel dat ik wat voor vellen nog sterker verknipt en gevouwen. hem doen konde, doch daar hij soldaat is, gaat dit moeijelijk, en was nog zijn studie Van der Sande Lacoste voltooit omgekeerd, dan zouden wij misschien het werk partij van hem kunnen trekken, daar wij Het is aan de vasthoudendheid van Van eene goede botanist missen’ [na het ver- den Bosch te danken, dat Bryologia javani- trek van de botanicus Hasskarl]. Amann ca volgens plan kon worden voltooid. Van leerde in die jaren toch erg veel over der Sande Lacoste had geen vechtersmen- vaatplanten, zowel van Teijsmann als uit taliteit. Niet langer belemmerd, vorderde de boeken in de bibliotheek, maar zolang het werk gestaag, met Van der Sande La- hij soldaat was verzamelde hij mossen en coste als hoofduitvoerder. korstmossen. Hij stuurde ze naar Van den Bosch en Van der Sande Lacoste, die hem Er verscheen een opmerkelijke nieuwe met raad en daad steunden. Hoe het was, verzamelaar ten tonele in de persoon van om als soldaat te verzamelen, staat in een Johannes Amann (1834–1878), een Duit- brief uit 1860 (hier ingekort en vertaald uit se infanterist van het KNIL, die in Neder- het Duits): land voor zes jaar had getekend. Hij had deelgenomen aan een actie in Bangka en ‘Alleen hij, die weet met hoeveel onwe- aan de oorlog tegen het vorstendom Bone tendheid en kleingeestigheid enerzijds en in Zuid-Celebes. In 1859 had hij de eerste met hoeveel moeite en tijdverlies ander- drie jaar van zijn contract erop zitten en zijds de militaire dienst in Indië gepaard probeerde hij gedetacheerd te worden bij gaat, kan goed beoordelen met hoeveel de plantentuin in Buitenzorg. In eerste in- liefde voor de wetenschap en ontzegging stantie was Teijsmann niet gecharmeerd van ieder gemak het mij mogelijk is om ook van hem, omdat Amann in zijn verzoek onder deze uiterst extreme omstandighe- hoog opgaf van zijn contacten met grote den zo veel voor de botanie te doen als Europese geleerden. Hij schreef aan zijn maar mogelijk is. Ik heb gemeend daaraan superieur: ‘Zijn bluf van met alle groote ge- dan ook niet meer dan een scherfje te kun- leerden in alle landen in correspondentie nen bijdragen. Zo wil ik voortgaan en daar- te hebben gestaan rijmt niet zeer met zijn bij in het bijzonder Uw behoeften en Uw jaren, daar hij op den ouderdom van 14–18 interesses in het oog houden, al ben ik jaren reeds een groot geleerde moet ge- momenteel niet in staat geheel aan Uw weest zijn. Men ziet hieruit, op hoe hoogen wensen tegemoet te komen, doordat mijn prijs de kunst in Europa geschat wordt, excursiemogelijkheden nu eenmaal door daar men Harderwijk tot bereiking van zijn de wil van anderen worden bepaald. Het doel moet gaan opzoeken’. Waarschijnlijk microscoop, dat de heer Teijsmann me een noemde Amann Reinwardt, die daar hoog- paar dagen ter beschikking heeft gesteld is leraar was geweest. Maar hij kreeg toch te kapot en alle sterke vergrotingen ont- zijn zin en nadat Teijsmann hem een tijd breken, zodat 50× de sterkste is, die ik kan aan het werk had gezien schreef hij: ‘Deze gebruiken. man is van onbesproken gedrag en ver- Mijn laatste zending zal voor U niet veel staat de talen die bij het onderzoek van bijzonders bevatten. De excursie naar de planten onmisbaar zijn, terwijl hij daar- Salak maakte ik in opdracht en op kosten enboven met de noodige kundigheden in van een amateur-entomoloog, die zelf mee dat vak ook is toegerust.’ ging, zodat er voor mij haast geen tijd over

Buxbaumiella 101 (2014) 27 bleef om cryptogamen te verzamelen. Ik het noodzakelijke sorteren. Tenslotte dank moet bekennen, dat de nummering veel te ik U hartelijk voor het honorarium dat de wensen overlaat. Dat komt, doordat ik als heer Teijsmann mij uit uw naam heeft soldaat niet genoeg ruimte en tijd heb voor overhandigd. Het spijt me zoiets te moeten

Figuur 16. Mniodendron dendroides (Brid.) Wijk & Margad., het bekendste mospalmpje, dat een decimeter groot kan worden (plaat uit Bryologia javanica).

28 Buxbaumiella 101 (2014) aannemen. Ik zou liever willen ruilen tegen bloemplanten. In veertien jaar produceer- boeken of instrumenten, maar mijn om- de hij een tweedelige Forest Flora of British standigheden maken dit nodig. Ook be- Burma en 65 kleinere publicaties. In 1878 schouw ik deze bedragen niet als betaling, overleed hij in Maleisië aan een slepende maar zuiver als ondersteuning voor vol- longziekte, pas 43 jaar oud en net te vroeg gende excursies. Als het U niet te veel tijd om in München een eredoctoraat in ont- kost zou ik U willen vragen, mij bij gelegen- vangst te kunnen nemen. heid de determinaties en de nummers te sturen. Daardoor groeit mijn kennis en Van den Bosch heeft niet veel kunnen wordt bij latere zendingen duplicering ge- bijdragen aan de inhoud van Bryologia makkelijker voorkomen.’ javanica, doordat hij de handen vol had aan zijn Synopsis Hymenophyllacearum (1859, In 1863 liep zijn contract met het KNIL af 1861) en in 1862 stierf. Uit schetsen, eti- en had hij in dienst van de tuin kunnen ketjes in het herbarium en corresponden- komen, maar het liep anders. De Ameri- tie met Van der Sande Lacoste en andere kaanse kinaboom levert kinine, het eerste bryologen valt af te leiden, dat hij overleed geneesmiddel dat hielp tegen malaria. toen hij bezig was met de bewerking van Hasskarl bracht in 1854 zaden en planten de Hookeriaceae en Hypopterygiaceae. De ervan naar Buitenzorg, waar de eerste suc- Indische mossen van Dozy, Molkenboer en cesvolle cultures in Azië werden opgezet. Van den Bosch verhuisden naar Amster- Toen de directeur van de botanische tuin dam, waar Van der Sande Lacoste de reste- in Calcutta (Kolkata) in 1864 naar Buiten- rende afleveringen van Bryologia javanica zorg kwam om kinazaden en boompjes bewerkte en ze publiceerde onder hun bei- voor Brits-Indië te bemachtigen maakte hij der naam. Met de nieuwe soorten deed hij kennis met Amann. Hij wist dat die een dat meestal ook, en net als bij Dozy en goed botanicus en een fervent verzamelaar Molkenboer werd de voornaamste bewer- was en trok hem aan als curator van zijn ker daarbij als laatste genoemd. herbarium. Amann vertrok dus naar Brits-Indië, maar Dankzij Wachters biografie uit 1938 weten onder de naam Wilhelm Sulpiz Kurz. we over Cornelis (Kees) Marinus van der Amann was een schuilnaam! Hij was gebo- Sande Lacoste (1815–1887) meer dan ren in Regensburg, opgegroeid in München over onze andere oude bryologen. Wachter en wilde veel reizen, planten verzamelen vond zelfs een achterneef (J.W. van Oor- en zijn zucht naar kennis bevredigen. Hij schot), die een beeld gaf van de jeugd van begon aan een studie, maar moest voor Kees en van de relatie met zijn familie- zichzelf gaan zorgen nadat zijn familie in leden. Veel van wat volgt is ook bij Wachter 1854 haar kapitaal verloor. Met zijn ver- te vinden, maar er is meer te melden over langen naar verre reizen in gedachte ver- zijn werk aan buitenlandse mossen, zijn dween hij zonder iemand in te lichten naar cruciale rol bij de bewerking en uitbreiding het buitenland, werkte in een Delftse apo- van de collecties in het Rijksherbarium en theek tot hij voldoende Nederlands kende, zijn tot dusver over het hoofd geziene tekende onder een schuilnaam voor zes bijdrage aan Flora Batava. jaar bij het KNIL, en bereikte zo tropisch Hij was een kind van welgestelde ouders. Azië. Zijn vader heette Van der Sande, maar Op Java was hij als soldaat gebonden aan voegde op verzoek van de familie van zijn het garnizoen van Buitenzorg, maar in vrouw haar achternaam toe aan de zijne, Calcutta kon hij zijn reislust botvieren met omdat die anders verloren zou gaan door verzameltochten van Sikkim en Bihar tot het ontbreken van mannelijke dragers. Het Myanmar, Maleisië en de Nicobaren, waar was gebruikelijk om zo’n uitbreiding voor hij ernstig ziek werd. Hij bleef mossen ver- de eigen achternaam te zetten, zoals bij zamelen en stuurde die naar Hampe, die ze Dozy ‘van Klinkenberg’ ervoor is gekomen, determineerde en doubletten naar Neder- maar Van der Sande deed dat niet. Bij de land stuurde. Eigen onderzoek deed hij aan familie Dozy is de toevoeging binnen een

Buxbaumiella 101 (2014) 29 854). Hij werd een teruggetrokken levende eenling die heel sober leefde, maar geen vrek was. Hij stelde grote sommen beschik- baar voor wetenschappelijke publicaties, ook voor die van anderen. Dankzij zijn deel van het familiekapitaal en zijn zuinigheid was hij voor inkomen niet afhankelijk van zijn praktijk en ging hij zich op den duur volledig wijden aan de botanie, die zijn grote passie was. Verzamelen was daarbij een middel, geen doel. Volgens Suringar was hij te bescheiden om bijzondere vondsten te publiceren, maar stelde hij flo- ristische informatie ter beschikking aan anderen. Zijn buitenissige bezigheden wer- den niet altijd begrepen. Binnen de Vere- niging vertelde hij met smaak, dat hij eens tegen zijn hospita zei dat hij mossen ging Figuur 17. Cornelis Marinus van der Sande zoeken, en dat zij toen een patiënt weg- Lacoste. stuurde met de mededeling dat de dokter op mussenjacht was. generatie verdwenen, maar er zijn nog steeds Van der Sande Lacostes. Van der Sande Lacoste was vanaf de op-

richting lid van de Vereniging en nam tot Hij groeide op in een huis aan de Wolwe- het laatst actief deel aan de vergaderingen vershaven in het oude centrum van Dor- en excursies, maar hij weigerde conse- drecht, maar werd geboren in Werkendam. quent lid te worden van het bestuur. Het Zijn naar het heet levenslang rentenieren- kostte ook moeite om hem zo ver te krijgen de vader bezat daar boerderijen waar dat hij het hem aangeboden lidmaatschap pachters in woonden. Volgens Van Oor- van de Koninklijke Nederlandse Academie schot ging hij er zo nu en dan logeren en van Wetenschappen accepteerde, en moet wat ‘uitblazen van de beslommeringen van toen hebben verzucht dat hij met rust gela- het rentenieren’. Na een vooropleiding op ten wilde worden. een school in Geertruidenberg ging Kees medicijnen studeren in Leiden, maar hij Hij verzamelde zowel vaatplanten als mos- stapte over naar Utrecht en promoveerde sen en korstmossen, eerst hoofdzakelijk daar in 1843 op een proefschrift over bot- rond zijn woonplaatsen Dordrecht, Utrecht vorming. Vanuit Dordrecht stuurde hij een en Amsterdam, vanaf de vijftiger jaren brief aan ‘den WeledelZeerGeleerde Heere door het hele land, en daarna overwegend Dozy op de Mare te Leyden’. Nauwkeuriger in Zuid-Limburg. Voor hij Bryologia javani- hoefde het adres niet te zijn. Hij was naar ca voortzette had hij de levermossen voor Tiel geweest om te kijken of dat een goede zijn rekening genomen in het Prodromus- plaats was om zich te vestigen. Dat was het project, de determinaties van Reinwardts niet, maar hij had van de gelegenheid ge- bladmossen herzien en een grondige studie bruik gemaakt om excursies te maken naar gemaakt van de Indische levermossen uit de Grebbe en de Wageningse Berg. Daar de herbaria van de Vereniging, Junghuhn, verzamelde hij onder andere Dicranum Reinwardt en de Leidse academie. De majus met kapsels en Abietinella, vondsten resultaten werden samengevat in zijn die de bryoloog van nu doen watertanden. belangrijke Synopsis hepaticarum javanica-

rum (1856a). De levermossen uit het Rijks- In dat jaar vestigde hij zich als huisarts in herbarium kreeg hij pas te zien na het Amsterdam, waar hij de rest van zijn leven overlijden van Blume. woonde, uiteindelijk in een grachtenpand met een hijsbalk in het dak (Prinsengracht

30 Buxbaumiella 101 (2014) In de eerste maanden van 1862 stierven afgevraagd, hoe ze in vredesnaam in het Van den Bosch, De Vriese en Blume, binnen Rijksherbarium waren terechtgekomen. een paar weken na elkaar. De Vriese was in 1857 in opdracht van de regering op reis Thorbecke wilde dat de al eerder genoem- gegaan naar Ceylon, Singapore en Indië om de professor Miquel directeur werd van de teelt in de plantages te bestuderen en het Rijksherbarium en had het liefst gezien maakte er grote verzamelingen, ook van dat hij ook De Vriese zou opvolgen als mossen. Hij had lang naar zo’n reis uitge- hoogleraar, maar Miquel verzette zich. Hij zien, maar kreeg al gauw dysenterie en was in 1859 hoogleraar plantkunde gewor- kwam in 1861 sterk verzwakt terug, om in den aan de universiteit van Utrecht en Leiden het overlijden mee te maken van voelde zich daar gelukkig met zijn gezin en zijn vrouw en zijn enige zoon. Als hoog- met collega’s, met wie hij een goede relatie leraar en beheerder van het academieher- had. Hij had er meer mogelijkheden dan bij barium werd hij opgevolgd door Willem het Amsterdamse Atheneum en bovendien Frederik Reinier Suringar (1832–1898). had Utrecht de naam een gezonde woon- Suringar was een natuurliefhebber en een plaats te zijn. Dat was belangrijk omdat hij van de actiefste leden van de Vereniging. vaak ziek was. Hij had dus weinig zin om te Hij studeerde bij De Vriese en promoveer- verhuizen naar ‘dem fieberreichen Leiden, de op een algologisch onderwerp. In 1857 dass ausserdem eine sehr stille Stadt ist'. werd hem gevraagd De Vriese te ver- Volgens Swellengrebel en Honig (1926) waren de kustprovincies destijds berucht vanwege moeraskoorts, een naam die sloeg op een groep infectieziekten als dysenterie, malaria, tyfus, ademhalingsziekten, et cete- ra. Die kwamen in dit deel van het land meer voor dan ergens anders. Uiteindelijk bleef Miquel in Utrecht wonen, behield hij daar zijn positie en werd hij onbezoldigd directeur van het Rijksherba- rium. Hij zag het Rijksherbarium beslist niet als een bijbaan. Er lagen veel onbe- werkte en daardoor voor de wetenschap nog waardeloze verzamelingen uit Indië, die hij beschikbaar wilde maken door het instituut eindelijk open te stellen voor Figuur 18. Willem Frederik Reinier Suringar. binnen- en buitenlandse botanici. Door zijn goede contacten zal het hem weinig moeite hebben gekost om medewerkers te vinden. vangen tijdens diens reis naar Indië. Zo Hij ging op grote schaal doubletten ruilen werd hij op zijn vijfentwintigste buitenge- met andere herbaria. Van de grote voor- woon hoogleraar en na De Vriese’s over- raad door Blume niet verstuurde doublet- lijden gewoon hoogleraar. In 1857 werd hij ten was na tien jaar niet veel over, maar ook beheerder van het verenigingsherba- het herbarium werd er door verrijkt. rium. In die functie kreeg hij uit de nala- tenschap van Van den Bosch ‘een collectie Miquel heeft onvoorstelbaar veel geprodu- planten, tekeningen, notities, enz.’, die hij ceerd en gepubliceerd, maar direct na zijn op zijn beurt naliet aan het Rijksherbari- aanstelling werd hij ziek, zodat hij pas in um. Daar zijn ze verspreid geraakt, zodat ik het najaar van 1862 kon beginnen. Van der in het algemeen archief correspondentie Sande Lacoste kwam toen naar Leiden om vond, in het collectiearchief mossenlijstjes de collecties Indische blad- en levermossen en andere papieren van Molkenboer, en in te zien en constateerde dat alle levermos- de officiële correspondentie de controver- sen nog gedetermineerd moesten worden. se tussen Blume en Van den Bosch. Belang- ‘Dat materiaal had ik moeten hebben voor rijke papieren waarvan ik me lang heb

Buxbaumiella 101 (2014) 31 Figuur 19. Syrrhopodon ciliatus (Hook.) Schwägr., een lichtminnend epifytje (plaat uit Bryologia javanica). mijne Synopsis’. De determinaties van de ning veranderd. Vele soorten liggen zowel bladmossen moesten worden gecontro- op den aangenomen naam als op hare sy- leerd, want ‘nadat Dozy en Molkenboer nonymen, dus twee of drie maal in de niet meer in het Rijksherbarium kwamen geordende collectie, andere alleen op den zijn zij omtrent sommige soorten van mee- synonymen, reden waarom ik eenige aan-

32 Buxbaumiella 101 (2014) gevraagde soorten niet heb kunnen ont- het allemaal één soort (Neckeropsis lepine- vangen, daar ik eenen anderen naam had ana), waarvan het type-exemplaar afkom- opgegeven.’ Veel convoluten bevatten meer stig is uit Tahiti! dan een soort, maar op het etiket werd er In de Icones van het Rijksherbarium liggen maar een genoemd. Bij de doubletten was Dozy en Molkenboers Icones muscorum, de situatie nog slechter, want die hadden tien platen voor de niet gepubliceerde ze- Dozy en Molkenboer niet te zien gekregen. vende aflevering van Musci frondosi inediti, Hij controleerde de determinaties, ordende proefdrukken van elf eerder gepubliceerde de collectie en nam aanvullingen en correc- platen, en tekeningen plus proefdrukken ties op in de laatste aflevering van Bryolo- van twee daarin niet opgenomen soorten gia javanica. (Didymodon cuspidatus Dozy & Molk. en Syrrhopodon crispus Dozy & Molk.). Van vijf In december 1870 werd het project vol- in deel 1 van Bryologia javanica behandel- tooid met de 64ste aflevering, de 320ste de soorten zijn de originele tekeningen plaat, het voorwerk en het register. Van bewaard gebleven en van alle soorten zijn der Sande Lacoste had veruit het meeste er proefdrukken en/of definitieve drukken. bryologenwerk gedaan; Kouwels maakte Van de in deel 2 behandelde soorten zijn alle platen (enkele ervan worden hierbij de originele tekeningen bewaard gebleven getoond). De afleveringen moesten tot en vanaf aflevering 31 ook de proefdruk- twee delen worden verenigd. In het voor- ken. Bij de meeste tekeningen staan obser- woord van het eerste deel werden buiten- vaties van Kouwels of aanwijzingen van landse botanici bedankt voor hun mede- Van der Sande Lacoste, maar er staat zel- werking, maar waaruit die bestond is in de den bij welke collectie is afgebeeld. meeste gevallen niet meer na te gaan. De meeste correspondenten zullen mossen Naspel hebben gestuurd. Hampe en Mitten stuur- In 1872 publiceerde Van der Sande Lacoste den veel belangrijk materiaal en hielpen een aanvullend artikel met beschrijvingen met determinaties. Mitten ontdekte bij- en afbeeldingen van vijfentwintig nieuwe voorbeeld vijf nieuwe soorten van Macro- soorten. Dozy, Molkenboer, Van den Bosch mitrium in het Nederlandse materiaal. In en Van der Sande Lacoste ontdekten bij deel twee werd de Zweeds-Finse bryoloog elkaar 322 nieuwe soorten bladmossen uit Lindberg bedankt voor zijn bewerking van Azië. Hoeveel nieuwe levermossen Van der de mospalmpjes Hypnodendron en Mnio- Sande Lacoste heeft beschreven heb ik niet dendron. nagegaan. Hierna werd het wat de mossen Bryologia javanica is het eerste grote werk betreft stil in Leiden, want in Indië werd over de bladmosflora van Zuidoost-Azië en haast geen mos meer verzameld. De grote een negentiende-eeuws unicum door de Midden-Sumatra-expeditie van 1877–1878 gedetailleerde illustraties. Er staan weinig leverde haast niets op, doordat er geen soorten in waarvan de auteurs een ver- botanicus mee was (Van der Sande Lacos- keerd beeld hadden, maar veel van hun te, 1884). nieuwe soorten moesten op den duur van In 1869 kreeg hij een brief van zijn neef, naam veranderen doordat ze al eerder marine-luitenant J.W. van Oorschot, die in beschreven waren uit een ander deel van Indië voer op het raderschip Ardjoeno. Hij de wereld. Men besefte toen nog niet dat wilde mossen verzamelen voor oom Kees, veel mossen een zo groot verspreidingsge- die een vriendelijke brief terugschreef. Hij bied hebben dat een soort uit Java ook kon betwijfelde of de luitenant iets waardevols voorkomen in Nigeria. In 1876 schreef de zou kunnen vinden, maar stuurde hem nut- al eerder genoemde Karl Müller dat zijn tige aanwijzingen en wat mosplantjes als nieuwe Neckera-soort van een eiland tus- voorbeeld, want bij een eerdere gelegen- sen Afrika en Madagaskar eigenlijk niet te heid stuurde iemand hem een kistje vol onderscheiden was van een soort uit het korstmossen. Van Oorschot stuurde wel Maleise gebied, maar uiteraard niet diezelf- degelijk interessant materiaal, zowel uit de soort kon zijn. Tegenwoordig vinden we zijn standplaats op Java als uit Borneo.

Buxbaumiella 101 (2014) 33 Figuur 20. Thuidium cymbifolium (Dozy & Molk.) Dozy & Molk., een algemeen thujamos in vochtige bossen van Zuidoost-Azië en aangrenzende gebieden (plaat uit Bryologia javanica).

Van der Sande Lacoste was er blij mee, was een zoon van de luitenant. Hij ver- maar schreef in 1871: ‘Veel blijft er nog te moedde dat zijn vader die mossen had onderzoeken overig, maar ik zal dit aan verzameld om zijn stugge, rijke oom voor hen die na mij komen overlaten, daar ik zich te winnen en dat diens afhoudende deze studie eindig’. Wachters informant reactie daaruit voortkwam. Wachter nam

34 Buxbaumiella 101 (2014) dit over in zijn biografie, maar berichten door te ruilen met Brotherus, Bescherelle, dat oom Kees wilde stoppen staan ook in Hampe, Geheeb, Lindberg, Rehmann en de jaarverslagen van het Rijksherbarium Levier. Door het revideren van de deter- over 1870, 1872 en 1873. Uiteindelijk minaties van de Nederlandse mossen in het werkte hij tot kort voor zijn dood aan de herbarium van de Vereniging bracht hij de mossencollectie van het instituut en werd gegevens over mossen bij elkaar voor de hij als bryoloog een uiterst waardevolle, tweede editie van de Prodromus florae ba- onbezoldigde medewerker. Tijdens het tavae. Die werd na zijn dood samengesteld directoraat van Miquel revideerde hij de en gepubliceerd door Abeleven (1893). determinaties van alle aanwezige levermossen, maakte hij een bewerking De Vereniging was in 1863 zo klein gewor- van de Japanse bladmossen voor Miquels den dat er sprake was van opheffing. Na Prolusio florae japonicae (1866-1867) en een vergroting van het werkveld tot de determineerde hij de bladmossen die hele botanie kwamen er veel leden bij uit Pollen en Van Dam hadden verzameld in andere disciplines, maar de floristiek en de Madagaskar. ‘ouderwetse’ beschrijvende taxonomie raakten daardoor op de achtergrond. Dat Miquel overleed in januari 1871. Kouwels leidde tot spanningen. In 1880 schreef Van schreef aan Van der Sande Lacoste: ‘Met der Sande Lacoste aan Suringar: ‘Sedert prof. Miquel is er weer een van de oude langen tijd, doch zeer langzaam, is eene garde gevallen. Onderzoeken, werken, af- reorganisatie der Vereeniging in gang. Het doen, met opoffering van tijd en moeite, doel schijnt wel te zijn centralisatie van het vooruit, altoos maar vooruit, had hij ook bestuur, waarin natuurlijk Amsterdam, met de andere hooggeschatte, ontslapen met zijn nieuwbakken universiteit, moet vrienden gemeen. Ik behoef U niet te zeg- heerschen. Wordt Leiden de plaats van de gen dat het voor den teekenaar alleraan- zomervergaderingen, dan zal dat de dood- genaamst was om voor zulke doortastende steek zijn van de gezamenlijke excursies, beoefenaars te werken.’ die toch zoo veel hebben bijgedragen om Hij werd opgevolgd door Suringar. Het her- onze flora te leeren kennen. Zoo doende zal barium van de universiteit werd toen vere- langzamerhand het hoofddoel der Veree- nigd met het Rijksherbarium en ook het niging, de kennis der inlandsche planten, herbarium van de Vereniging kreeg er een op den achtergrond geraaken en in eene plek, maar het werd apart bewaard. Su- inrichting veranderen, waar men wel plan- ringar wordt omschreven als een beschei- tencellen, maar geen plantenvormen leert den, vriendelijk, door zijn omgeving ge- kennen. Dien weg gaat het op. De oude waardeerd man en een grondige werker, leden ruimen van tijd tot tijd op en worden die hoge eisen aan zichzelf stelde. Anders niet meer door jongeren vervangen, die dan Miquel ontwikkelde hij geen grote on- met geestdrift voor de Vereeniging bezield derzoeksprojecten. Hij deed veel onder- zijn. Wat waren onze zamenkomsten vroe- zoek aan de flora van Nederland, schreef ger aangenaam en vriendschappelijk, maar onze eerste zakflora, breidde het herbari- deftigheid en naijver zijn in de plaats getre- um uit met belangrijke collecties en vulde den. Men leert elkander niet meer kennen.’ hiaten erin op. Soms kocht hij collecties De interne spanningen werd in de loop der voor eigen rekening, om die vervolgens jaren zo sterk, dat voorzitter Suringar bij- aan het herbarium na te laten of ze tegen voorbeeld pijnlijk te maken kreeg met Hu- een lager bedrag eraan te verkopen. In zijn go de Vries, zijn eigen student, die bij hem tijd werd de mossencollectie sterk uitge- was gepromoveerd maar een bittere tegen- breid met waardevol materiaal uit de hele stander was geworden. Na een tijdelijke wereld. scheuring werd de Vereniging zo gereorga- Zijn vriend Van der Sande Lacoste kon hem niseerd dat de fracties naast elkaar konden daarbij adviseren en maakte ruilmateriaal blijven bestaan. Meer hierover is te vinden van mossen klaar. Ook voor zijn eigen her- in Patricia Faasse’s geschiedenis van onze barium kreeg hij in die jaren aanwinsten georganiseerde botanie (1995).

Buxbaumiella 101 (2014) 35 In 1868 werd Frederik Willem van Eeden Van der Sande Lacoste stuurde van januari (1829-1901) redacteur van Flora batava, 1880 tot zijn sterfjaar materiaal, wat resul- afbeelding en beschrijving van Nederland- teerde in eenendertig platen. Na het druk- sche gewassen, een in 1800 door J. Kops ken werden ze met de hand ingekleurd. De begeleid plaatwerk in afleveringen, vol eerste was van Orthotrichum sprucei (plaat paginagrote afbeeldingen van Nederlandse 1254). Na het zien van de tekening leverde planten en fungi, met bijbehorende be- hij gedetailleerd, kritisch commentaar en schrijvingen en andere informatie. Van aanwijzingen voor verbetering van de Eeden was botanicus, directeur van het plaat en Van Eedens tekst. ‘Daar de heer K. latere Tropenmuseum en vader van de be- geen mannelijke knoppen kon vinden zoo kende schrijver. In het voorwoord van het heb ik deze opgezocht en hierbij ingeslo- eerste door hem verzorgde deel bedankte ten. Ik veronderstel dat de reeds [eerder] hij onder andere ‘onzen geachten mede- afgebeelde Orthotricha als weeuwtjes op werker, den heer A.J. Kouwels te Leiden, het papier zijn verschenen. Fl. Bat. moet de die ons met zijn kunsttalent terzijde staat.’ vorderingen der wetenschap volgen. De Hij gaf per jaar vier afleveringen uit en bloemen mogen evenmin bij de mossen wilde in elk daarvan een bladmos opne- verwaarloosd worden als bij de phanero- men. Aanvankelijk gebruikte hij vooral gamen’. Ook met het eindresultaat was hij door Willem Albarda gestuurde mossen, niet blij. ‘Vergeef mij, dat ik de aanmerking maar in 1879 kreeg Van der Sande Lacoste maak, dat en over plaat en over tekst wat het verzoek om materiaal te leveren. Diens losjes is heengelopen. Ik zal in geene bij- brieven over Flora Batava liggen in het zonderheden treden. Gedane zaken nemen archief van de vereniging (KNBV). Hij was geen keer. Maar het spijt mij. Ik zal trach- niet tevreden over de al gepubliceerde pla- ten U later gemakkelijker soorten voor de ten, huiverde om Van Eeden wat te zenden bewerking toe te zenden.‘ en stelde als voorwaarde, dat de teke- ningen wetenschappelijk uitgevoerd moes- Toen hij dit schreef was Kouwels al begon- ten worden en dat hij ze moest zien voor ze nen met het afbeelden van door Van der werden gegraveerd. Verschillen tussen Sande Lacoste gestuurde Brya. Dat werden soorten moesten duidelijk uitkomen en 22 platen, die heel wat zweetdruppels Kouwels had daartoe begeleiding en voor- hebben gekost, maar Van der Sande lichting nodig. Hij drong erop aan dat aller- Lacoste vond het heel belangrijk dat die eerst belangwekkende of nog nergens afge- moeilijke groep goed werd afgebeeld en beelde soorten zouden worden gekozen. benadrukte dat keer op keer: ‘De waarde der Flora Batava zal erdoor ‘Het geslacht Bryum is een struikelblok verhoogd worden en ikzelf zoude gelukkig voor de bryoloog. Zelden vindt men verza- zijn, zoo ik de platen nog kon zien. Want de melingen waar alle soorten goed bestemd jaren klimmen, ook bij Kouwels.’ Die stond zijn. Jaren lang heb ik dit geslacht in ons niet te springen van enthousiasme en land bijzonder nagegaan. Gemakkelijk zijn schreef aan Van Eeden: ‘Aan Uwe uit- ze niet om geteekend te worden. Dat zal K. noodiging om het mos [Orthotrichum spru- ondervinden.’ cei] af te teekenen wilde ik gaarne voldoen. ‘De heer Kouwels schijnt van U geene korte Doch de belofte dat mij nog meer mossen beschrijving ontvangen te hebben van de zullen gezonden worden, bevalt mij, rond- mossen, die geteekend moesten worden, weg gezegd, maar half. Ik heb in mijn jonge anders hadden verscheidene correcties in leven al zooveel mossen geteekend, dat ik de teekeningen kunnen voorkomen zijn. Ik wezenlijk naar het microscopisch getreuzel vrees dat het bewerken van mossen voor niet meer begeerig ben. Daarbij komt dat de Fl. Bat. te moeijelijk is.’ het soms zoo tijdroovend kan zijn. De goe- ‘Het spijt mij, dat ik zoo vele aanmerkingen de doctor van der Sande Lacoste zou ik moet maken, welke de schijn geven van echter niet gaarne voor het hoofd stooten vitterij, maar zonder correctie komt er de als hij nog meer mossen mogt zenden om teekenaar niet af, of het wordt broddel- af te teekenen.’ werk. Hij, die goed Brya kan teekenen (en

36 Buxbaumiella 101 (2014) deze zijn de moeilijkste mossen), kan alle Nadat ook de andere Bryaceae aan de andere geslachten gemakkelijk afbeelden.’ beurt waren gekomen wilde Van Eeden ‘De teekeningen der Brya zijn nu naar mijn verder gaan met Orthotricha, maar daar inzien in orde. Zij hebben voor de teeke- voelde Van der Sande Lacoste niets voor. naar veel moeite gekost, maar zonder in- ‘Wilt ge ze voor de teekenaar hebben, dan spanning komt niets groots tot stand. K. is is het mij wel, doch verzoek dan van mijne nu op den goede weg. Hij weet waarop hij zijde geen correctie te vragen. De Mnia zal letten moet.’ K. veel gemakkelijker teekenen.’ Dat ge- schiedde. Kouwels laatste vijf mosprenten

Figuur 21. De door Van der Sande Lacoste ontdekte Bryum marratii (plaat 1274 uit Flora batava).

Buxbaumiella 101 (2014) 37 Figuur 22. Uitsnede van het portret van C.M. van der San- de Lacoste, geschilderd door Johann Georg Schwarze.

waren van Mniaceae, gebaseerd op door ken niet kon staan en in bed moest blijven. Van der Sande Lacoste gestuurd materiaal, Vanaf januari 1886 kon hij zich een maand maar afgaand op de bijbehorende teksten lang niet bewegen zonder hevige pijnen te heeft hij ze niet meer begeleid. Ze kwamen lijden. Pas in mei ging het beter, maar hij uit na zijn overlijden en toen de laatste bleef nog lang zwak. Die zomer wilde hij prent verscheen was ook Kouwels er niet gaan botaniseren in Midden-Limburg, meer. Flora Batava werd voortgezet tot maar in juni schreef hij aan Suringar ‘nu 1940, maar zonder mossen. ben ik te vermoeid om verder te schrijven en zal de dingen afwachten, die komen In de brieven aan Van Eeden komt telkens zullen.’ terug hoe de conditie van Van der Sande In 1885 zagen J.W.C. Goethart en D.J. Kobus Lacoste in die jaren achteruitging en ziek- in Maastricht een grijs oud heertje lopen, ten hem het leven zwaar maakten. Hij zag dat zwak gebogen liep en een lange botani- er tegenop om naar de duinen te gaan ‘om- seertrommel met drie slotjes op zijn rug dat zij zoo vermoeien’ en in de zomerhitte droeg. Dat was Van der Sande Lacoste bij kon hij niet meer botaniseren in Zuid- wat waarschijnlijk zijn laatste bezoek was Limburg. Hij leed aan ontstekingen van zijn aan zijn favoriete excursiegebied. Bij een ogen en oren, maar het ergst waren reuma- later bezoek aan Zuid-Limburg raakten ze tische pijnen in zijn voeten, waardoor hij in gesprek met een overwegwachter, die bijvoorbeeld in de herfst van 1881 zes we- nieuwsgierig was naar wat ze uitvoerden.

38 Buxbaumiella 101 (2014) Hij was hier jaar-in, jaar-uit een kruiden- de Lacoste (1860–1894), die vanaf zijn kin- zoekende dokter uit Holland tegengeko- dertijd jaarlijks logeerde bij zijn Amster- men. Daar moest veel geld mee zijn te ver- damse oom. Ook hij was een buitenbeentje. dienen! Die dokter was overduidelijk Van Het moet voor de familie een bittere pil der Sande Lacoste, speurend naar mosjes zijn geweest om in de krant te lezen dat op de leemwanden langs het spoor. hun rijke familielid zijn kapitaal groten- Na een maandenlange ziekteperiode over- deels naliet aan een kinderziekenhuis en leed hij op 15 januari 1887. Hij werd be- aan instellingen voor liefdadigheid of we- graven op de lommerrijke, toen nog nieu- tenschap. Zijn bibliotheek ging grotendeels we begraafplaats Zorgvlied. Bij zijn begra- naar de universiteit van Amsterdam, zijn fenis waren maar twee mensen die hem herbarium van Nederlandse planten naar ooit ontmoet hadden. In 2006 vonden we de Botanische Vereniging, en het buiten- zonder moeite zijn door een laag hekje landse materiaal naar het Rijksherbarium. omgeven graf, vlakbij de kantoorvilla. Eer- Daar werden zijn collecties voorzien van der op de dag maakten we in de lentezon een minuscuul etiketje ‘S.L.’, dat later wel foto’s van zijn huis, waar de nog bladloze eens verloren ging als het materiaal op- iepen doorzichtig groen waren door hun nieuw werd gemonteerd. Ook de mossen jonge vruchtjes. uit het herbarium van Dozy en Molkenboer kregen dat etiketje. Van der Sande Lacoste had geen opvolger. Door zijn teruggetrokken levenswijze was Afgezien van een late foto en een silhouetje hij niet iemand die leerlingen aantrok. Hij uit zijn jonge jaren is het enige mij bekende was een vrijgezel die grote moeite had om portret het levensgrote, door Johann Georg met vrouwen om te gaan, behalve met zijn Schwarze gemaakte en door Wachter en moeder, van wie hij veel hield. Over de re- Harmsen getoonde schilderij uit 1863. In latie met zijn vader was niets te vinden en 1962 werd het door de familie aangeboden met de rest van de familie raakte hij op aan de Leidse universiteit en sindsdien gespannen voet. Haast alle kinderen van heeft mijn voorganger me vriendelijk aan- zijn enige broer kozen voor een militaire gezien in de leeskamer van het herbarium. carrière of trouwden met een militair. Helaas is het beschadigd door bezoekers. Sommigen kregen een hoge rang. Wachters Het is een raadsel, hoe een uiterst zuinige informant was in de dertiger jaren hoofd en niet om uiterlijkheden gevende man als van de militaire inlichtingendienst en hij ertoe kwam om zich zo extravagant te speelde in 1939 een hoofdrol in het be- laten portretteren. Was het schilderij mis- ruchte Venlo-incident, waarbij de Duitsers schien van begin af aan bestemd voor Carel twee Engelse geheim agenten in handen Eliza en heeft zijn oom hem misschien niet kregen en een Nederlandse agent neer- volledig onterfd? Dat zou kunnen verkla- schoten. De Jong heeft dit uitgebreid be- ren waardoor het schilderij in de familie is schreven in zijn geschiedenis van Neder- gebleven. Carel Eliza en Schwartze hebben land in de tweede wereldoorlog. Een ande- elkaar vast leren kennen binnen het Am- re achterneef was A.C. van der Sande La- sterdamse schilderswereldje. coste (1888–1972). Hij was in de dertiger jaren commandant van het Nederlandse In Nederland bleef het lange tijd stil in de vlooteskader in Indië en van de kruiser ‘De bryologie, maar in 1898 ging de kunstschil- Ruyter’, het latere vlaggenschip van Karel der Max Fleischer (1861-1930) naar Java Doorman. om er schilderijen te maken voor de we- Onze Van der Sande Lacoste was fel anti- reldtentoonstelling van 1900. Hij was ook militaristisch en verkondigde lang voor bryoloog en begon op Java aan zijn vier- zijn dood al dat hij de familie om die reden delige Moose der Flora von Buitenzorg (zu- zou onterven. Dat deed hij inderdaad. Vol- gleich Laubmoosflora von Java) (1904– gens Van Oorschot maakte hij zelfs geen 1923), alweer een boek met een mislei- uitzondering voor zijn neef, de jong gestor- dende titel, want in die eerste bladmosflora ven kunstschilder Carel Eliza van der San- van een tropisch gebied stopte hij al zijn

Buxbaumiella 101 (2014) 39 oprichting lid van de Vereeniging, maar liep niet warm voor haar werkprojecten, want hij was geporteerd voor onderzoek waarmee nieuwe informatie kon worden gevonden, zoals nieuwe soorten voor de wetenschap of voor Nederland. Toen Mi- quel en De Vriese later medewerkers zoch- ten voor het bewerken van Junghuhns Indi- sche collecties, nam Buse de grassen voor zijn rekening en legde daarmee het funda- ment onder de Indische agrostologie. Dit soort werk trok hem het meest. Hij was ook van plan om de Nederlandse lichenen kritisch onder de loep te nemen, maar daar is het niet van gekomen. Het maken van een Nederlandse mosflora vond hij niet urgent en de veel later door hem begonnen revisie van de prodromus vond hij een ondankbaar werk. Het is geen wonder dat Boursse Wils in 1847 aan Van den Bosch liet weten, dat er van Buse en zíjn broer waarschijnlijk niet veel was te verwachten. Het kostte wat moeite om materiaal uit Figuur 23. Max Fleischer. hun herbarium te krijgen voor de prodro- kennis van de Indische bladmossen, plus mus. zijn ideeën over de verwantschap tussen bladmosgroepen. In de verenigingsbijeenkomst van 1858 Daaruit kwam een nieuwe, door Brotherus ontvouwde Buse een in overleg met Su- en hem ontwikkelde classificatie van de ringar opgesteld plan tot herziening, ver- bladmossen voort, die tot ver in de twin- betering en uitbreiding van het mossen- tigste eeuw is gebruikt. Hij kreeg uit Leiden deel van de prodromus. Hij wilde er ook 306 doubletten van Indische mossen mee gegevens in opnemen over nomenclatuur, en leende er 152, maar kon niet weten dat geslachtsverdeling, de eerste vondst in Ne- de daarbij zittende doubletten van door derland en andere onderwerpen. Hij vond Dozy en Molkenboer beschreven soorten dat het onderzoek van Dozy en Molken- niet door hen waren gedetermineerd en boer te vluchtig was geweest en niet gepu- daardoor soms een verkeerde naam droe- bliceerd had moeten worden en noemde gen. als voorbeeld Encalypta, waarbinnen Dozy en Molkenboer per abuis een paar niet in De vijfde bryoloog: Buse Nederland voorkomende soorten hadden opgenomen. Ze hebben zulke fouten ge- Een jaar na Van der Sande Lacoste over- maakt, maar hij liet buiten beschouwing leed Lodewijk Hendrik Buse (1819– dat Van den Bosch en zijn team haast 1888). Hij komt hier en daar voor in mijn maakten met hun werk, om de gebrekkige verhaal. Er is weinig over hem gepubli- kennis van onze flora snel op te vijzelen en ceerd en ik vond geen portret. Net als Van zich daarna te richten op het schrijven van der Sande Lacoste kon hij zijn tijd groten- een flora. Buse verwachtte dat Van der deels besteden aan botanie en bracht hij Sande Lacoste net zo hard zou oordelen een groot herbarium bij elkaar, maar publi- over Dozy en Molkenboers werk aan Indi- ceerde weinig. Vanaf 1855 bracht hij zeven sche mossen, maar in de aanvullingen en series van vijfentwintig gedroogde Neder- correcties aan het eind van Bryologia java- landse mossen in de handel en daarmee nica accepteerde Van der Sande Lacoste was hij de eerste die in Nederland exsic- alleen hun nieuwe geslacht Calymperidium caten van mossen maakte. Hij was vanaf de

40 Buxbaumiella 101 (2014) niet en interpreteerde hij maar één soort autodidact en raakte al jong geïnteresseerd (Syrrhopodon revolutus) anders dan zij. in de successie van mossen op rotsblokken Buse dacht twee jaar nodig te hebben voor en het geslacht Dicranum. Door overeen- zijn revisie, maar pas in 1862 presenteerde komst te zien tussen successie en evolutie hij een lijst van twaalf abusievelijk in de ontdekte ze de evolutietheorie, onafhanke- prodromus opgenomen soorten en het jaar lijk van Wallace en Darwin. Haar biografie daarna liet hij zijn bewerking zien van een is pas in 2013 gepubliceerd door Elizabeth aantal Dicranaceae. Haast al zijn correcties Gilbert. Lees maar, 't is niet te geloven! Het zijn later door anderen bevestigd. Volgens is ook niet meer dan een boeiend verhaal. hem liepen Nederlandse bryologen door determinatiefouten van Dozy en Molken- Bronnen boer drie keer de eer mis van de ontdek- king van een nieuwe soort voor de weten- Literatuur schap, maar in twee gevallen had hij het Abeleven, Th.H.A.J. 1870. Levensberigt van Dr. mis. Die soorten waren al vóór de eerste R.B. van den Bosch. Ned. Kruidk. Arch. 5: 353- 358. Nederlandse vondst beschreven in het bui- Abeleven, Th.H.A.J. 1893. Nieuwe lijst der Neder- tenland, maar de door Hooker en Wilson in landse blad- en levermossen. Prodromus 1855 beschreven Bryum marratii had B. Florae batavae 2 (1). Ed. 2. Nijmegen. sandei kunnen heten. Van der Sande Lacos- Anonymus. 1845. Verhandlungen der botani- te had haar al vier jaar eerder gevonden. schen Section bei der 22sten Versammlung deutscher Naturforscher und Aerzte zu Bre- In een aantal jaarlijkse bijeenkomsten van men in September 1844. Flora 28: 17–35. de Vereeniging uitte Buse kritiek op het Anonymus. 1856. Gewone vergadering der afdeeling wis- en natuurkundige wetenschap- werk van Van den Bosch, Dozy en Molken- pen, gehouden den 27sten October 1855. boer. Daarmee riep hij weerstand op, die Verslagen en mededeelingen der Koninklijke een van de leden in 1862 scherp verwoord- Akademie van Wetenschappen 4: 119–128. de tijdens het overleg over de opvolging Blume, C.L. 1832. Vruchten mijner ondervinding van Van den Bosch. Toch werd hij toen pre- in het afweren en genezen der Cholera. Am- sident, maar niet voor lang. In de bijeen- sterdam. C.A. Spin. komst van 1864 stelde hij het doel van de Bosch, R.B. van den, et al. 1850–1866. Prodro- vereniging ter discussie. De meeste leden mus Florae batavae. Vereeniging voor de flora van Nederland. wilden het plan van Van den Bosch uitvoe- Bosch, R.B. van den. 1859, 1861. Synopsis Hyme- ren: een Nederlandse flora, om te beginnen nophyllacearum, monographiae hujus ordinis van de vaatplanten. Zoals bekend had Buse prodromus. 1. Ned. Kruidk. Arch. 3: 341–419 liever gewild dat de vereniging zich zou in- (1859). 2. Ibid. 5: 135–185. 1861. zetten voor het zoeken naar nieuwe infor- Bosch, R.B. van den, & C.M. van der Sande Lacos- matie. Het jaar daarna deponeerde hij een te. 1857. Bulletin in het Frans aan de inschrij- set van zijn exsiccaten in het verenigings- vers op Bryologia javanica (zonder titel), 1 p. herbarium, hield een laatste voordracht Bosch, R.B. van den, 1859. Levensbericht van F. Dozy. Ned. Kruidk. Arch. 4: 221-224. over zijn revisie van de prodromus en trok Bruch, Ph., W.Ph. Schimper & W.T. von Gümbel. zich daarna terug uit de botanie. Doordat 1836–1855. Bryologia europaea seu genera de bij die bijeenkomst gehouden voor- muscorum Europaeorum monographice illu- drachten niet zijn gepubliceerd weten we strata. Stuttgart. niet hoe ver hij is gekomen met zijn revisie. Buse, L. H. 1854. Gramineae; in F.A.W. Miquel Of Van der Sande Lacoste hem later betrok- (ed.): Plantae Junghuhnianae, enumeratio ken heeft bij zijn revisie van het vereni- plantarum, quas in insula Java et Sumatra de- gingsherbarium is niet bekend. texit Fr. Junghuhn. Buse, L.H. 1857. In: Verslag van de tiende jaar-

lijkse vergadering der Vereeniging voor de flo- Slotopmerking ra van Nederland en zijne overzeesche bezit- Net nadat ik dit verhaal had voltooid las ik tingen. Ned. Kruidk. Arch. 4: 15–81. dat Alma Whittaker (1800–1883?) in 1854 Buse, L.H. 1858. Eene nalezing op de in den als conservator voor mossen werd aange- Prodromus opgenomen Musci frondosi. Ned. steld bij de Amsterdamse hortus. Ze was Kruidk. Arch. 4 (4): 476–495.

Buxbaumiella 101 (2014) 41 Buse, L.H. 1862. Revisio muscorum frondosorum https://archive.org/details/mobot317530020 Prodromi Florae batavae. Ned. Kruidk. Arch. 5 85469 (4): 281–290. Dozy, G, J. 1911. De familie Dozy, genealogie en Buse, L.H. 1863. Vervolg van de Revisio musco- geschiedenis, I-XVI + 1-349. ’s-Gravenhage. rum frondosorum Prodromi Florae batavae. Faasse, P. 1995. Between seasons and science. Ned. Kruidk. Arch. 5 (4): 385–399. SPB Academic Publishing. Dozy, F. 1841. Bijdrage tot de Flora Leidensis. Fleischer, M. 1904–1923. Die Musci der Flora Tijdschr. Nat. Gesch. en Phys. 8: 260–269. von Buitenzorg (zugleich Laubmoosflora von Dozy, F. 1843. Tweede bijdrage tot de Flora Lei- Java). Flore de Buitenzorg V. Leiden. densis. Tijdschr. Nat. Gesch. en Phys. 10: 108– Frahm. J.-P. & J. Eggers. 2001. Lexikon deutsch- 114. sprachiger Bryologen. Books on Demand. Nor- Dozy, F. 1856. Plagiochila sandei Dz. icone illu- derstedt. strata. Accedunt novae hepaticarum javani- Fürnrohr, A.E. 1854. Recensie van Dozy, F. & J.H. carum species a C.M. van der Sande Lacoste Molkenboer: Bryologia Javanica, fasc. 1. Flora M.D. breviter descriptae. Lugduno-Batavorum. 33: 524–526. Dozy, F. 1857. In: Verslag van de tiende jaarlijk- Gilbert, E. 2013. Het hart van alle dingen (orig.: se vergadering der Vereeniging voor de flora The Signature of All Things),. De Bezige Bij, van Nederland en zijne overzeesche bezit- Amsterdam. tingen. Ned. Kruidk. Arch. 4: 15–81. Hall, H.C. van 1832. Flora Belgii septentrionalis Dozy, F. & J.H. Molkenboer. 1844 (Aug.). Musco- II, 1. Equisetaceae, Filices, Marsiliaceae, Lyco- rum frondosorum novae species ex Archipela- podiaceae, Musci et Hepaticae. Amsterdam, go Indico et Japonica. Leiden. Sepp en Zoon. Dozy, F. & J.H. Molkenboer. 1844 (Nov.). Musco- Hampe, E. 1847. Recensie van Dozy, F. & J.H. rum frondosorum novae species ex Archipela- Molkenboer: Musci frondosi archipelagici indi- go Indico et Japonica. Ann. Sci. Nat., Bot. Sér. 3, ci,fasc. 2–4. Bot. Zeitung 5: 918–923, 937–941. 2: 297–316. Harmsen, G. 1998. Passie voor mossen. KNNV Dozy, F. & J.H. Molkenboer. 1851. Aerobryum Dz. Uitgeverij, Utrecht. et Molkb., novum muscorum genus. Ned. Hooker, W.J. 1829. Spiridens reinwardtii, in Bot. Kruidk. Arch. 2: 279–283. Misc. 1: 1–2. Dozy, F. & J.H. Molkenboer. 1853. Prodromus Houwaart, E,.S. 1995. De modernisering van de Florae batavae 2 (1): I–VIII, 1–116. gezondheidszorg en de geneeskunde in de Dozy, F. & J.H. Molkenboer. 1845–1848 [–1854]. negentiende eeuw, pp. 9–33 in: Aulbers, B.J.M. Musci frondosi inediti archipelagici indici, & G.J. Bremer (red.). De huisarts van toen. Een sive descriptio et adumbratio muscorum historische benadering. Rotterdam. frondosorum in insulis Java, Borneo, Sumatra, Kison, H.-U. & P. Sacher. 1995. Ernst Hampe Celebes, Amboina, nec non in Japonia nuper (1795–1880) – Leben und Werk, in: E. Hampe, detectorum minusve cognitum. Leiden. Flora Hercynica, Halle 1873 (Nachdruck). Dozy, F. & J.H. Molkenboer. 1854. Musci fron- Botanischer Arbeitskreis Nordharz e. V., Qued- dosi, p. 22–31 in: H. Zollinger, Systematisches linburg. Verzeichniss der im indischen Archipel in den Kops, J. 1800-1934. Flora batava: of afbeelding Jahren 1842–1848 gesammelten sowie der en beschrijving van Nederlandsche gewassen. aus Japan empfangenen Pflanzen. Zürich. Amsterdam: J.C. Sepp en Zoon. Dozy, F. & J.H. Molkenboer. 1854. Musci frondo- Korthals, P.W. 1840-1842 [-1844]. Kruidkunde, si, in F.A.W. Miquel (ed.), Plantae Junghuhnia- in C.J. Temminck: Verhandelingen over de nae, enumeratio plantarum, quas in insula natuurlijke geschiedenis der Nederlandsche Java et Sumatra detexit Fr. Junghuhn 4: 312– overzeesche bezittingen: 1–259. 341. Leiden Meijer, H.A.M.M. 2005a. Het vuil, de stad en de Dozy, F. & J.H. Molkenboer. 1854. Prodromus dokter. Diss. Leiden florae bryologicae Surinamensis. Accedit: Pu- Meijer, H.A.M.M. 2005b. De blauwe dood. Leiden. gillus specierum novarum florae bryologicae Miquel, F.A.W. 1863. Verslag over den staat van Venezuelanae. Haarlem. het Rijksherbarium en de aldaar verrigte Dozy, F. & J.H. Molkenboer. Ongedateerd [1854]. werkzaamheden gedurende het jaar 1862: 1– Franse aankondiging en inschrijvingsformu- 11. Leiden. lier voor inschrijvers op Bryologia javanica, 4 Molkenboer, J.H. & C. Kerbert. 1840. Flora lei- p. [Leiden] densis sive elenchus plantarum spontanearum Dozy, F. & J.H. Molkenboer. 1854–1870. Bryolo- phanerogamicarum quae hucusque prope gia javanica seu descriptio muscorum frondo- Lugdunum Batavorum repertae sunt, secun- sorum Archipelagici indici iconibus illustrata. dum ordines naturales degestus. Leiden. Leiden. Nu ook op het web in te zien: Montagne, C. & R.B. van den Bosch. 1855. Liche- nes, in F.A.W. Miquel (ed.) Plantae Junghuhni-

42 Buxbaumiella 101 (2014) anae, enumeratio plantarum, quas in insula ge, Bijdragen tot de kennis der flora van Mid- Java et Sumatra detexit Fr. Junghuhn.4: 395– den-Sumatra. Leiden. 422. Paris. Schwägrichen, C.F. 1824-1842. Species musco- Müller, C. [K.A.F.W.].1846. Revisie van Dozy, F. & rum frondosorum descriptae. Supplementum J.H. Molkenboer: Musci frondosi Archipelagici 2(1). indici, fasc. 1. Bot. Zeitung 4: 131–135. Steenis-Kruseman, M.J. van. 1950. Malaysian Müller, C. [K.A.F.W.]. [1848–]1849-51. Synopsis plant collectors and collections. Flora Malesi- muscorum frondosorum omnium hucusque ana I, 1. Djakarta. cognitorum.Berlin. Suringar, W.F.R. 1887. Necrologie van C. M. van Müller, C. [K.A.F.W.].1855. Recensie van Bryolo- der Sande Lacoste, in: Verslag van de vijfen- gia javanica, fasc. 1. Bot. Zeitung 13:548–550. veertigste vergadering der Nederlandsche Bo- Müller, C. [K.A.F.W.].1857. Recensie van Dozy, F. tanische Vereeniging. Ned. Kruidk. Arch.,ser.2, & J.H. Molkenboer: Bryologia javanica, fasc.6– 5: 127-132. 10. Bot. Zeitung 15: 530–535. Swellengrebel, N.H. en P.J.J. Honig, 1926. Bijdra- Nees von Esenbeck, C.G.D. 1823. Spiridens, no- ge tot de geschiedenis der malaria in Neder- vum muscorum diploperistomiorum genus. land, N.T.G. 1926: 1874–1875. Detexit Dr. C.G.G. Reinwardt. Nova Acta Phys.- Touw, A. 2006. An outline of Dutch nineteenth Med. Acad. Caes. Leop.-Carol. Nat. Cur. 11(1): century research on Asian mosses and guide- 141–146. lines for the typification of species described Reinwardt, C.G.G, C.L. Blume & C.G. Nees von by Reinwardt, Molkenboer, and Dozy. J. Hatto- Esenbeck. 1824. Hepaticae Javanicae. Nova ri Bot. Lab. 100: 495–515. Acta Acad. Caes. Lep. Carol. Nat. Cur.12 (1): Touw, A. 2014. Original specimens kept in the 181-238, Suppl. 409-417. herbarium of Naturalis Biodiversity Center Reinwardt, C.G.C. & C.F. Hornschuch. 1828. Mus- (section Nationaal Herbarium Nederland) of ci frondosi Javanici. Nova Acta Phys.-Med. Asian and South American moss taxa pub- Acad. Caes. Leop.-Carol. Nat. Cur.14 (2): 697– lished by F. Dozy, J.H. Molkenboer, R.B. van 732. den Bosch and C.M. van der Sande Lacoste. Sande Lacoste, C.M. van der. (1854). Novae spe- http://www.repository.naturalis.nl/document cies Hepaticarum ex insula Java, detexit Dr. F. /521325. Junghuhn. Ned. Kruidk. Arch. Ser. 1, 1: 415– Treub, M. 1890. J.E. Teijsmann, eene schets. 424. Teysmannia 1: 1–11. Sande Lacoste, C.M. van der. 1856a. Synopsis Vriese, W.H. de. 1854. Julianus Hendrik Molken- hepaticarum Javanicarum [adjectis quibusdam boer, overleden te Leiden den 17 september speciebus hepaticarum novis extra-javanicis]. 1854. Jaarb. Mij. Tuinb. 1854: 305–313. Amsterdam. Vriese, W.H. de (1858). Reis naar het oostelijk Sande Lacoste, C.M. van der. 1856b. Hepaticae, gedeelte van den Indischen Archipel, in het in De Vriese, Plantae Indiae batavae orientalis, jaar 1821; door C. G. C. Reinwardt [bevat: initinere per insulas Archipelagici indici Ja- ‘Reinwardts leven en werken’ en ‘Reinwardts vam, Amboinam, Celebem, Ternatem, aliasque, reis in den Indischen Archipel. 1821, door annis 1815–1821, exploravit Casp. Georg. C.G.C. Reinwardt.’] F. Muller, Amsterdam. Carol. Reinwardt. 1: 18–26. Leiden. http://reader.digitale-sammlungen.de/de/fs1 Sande Lacoste, C.M. van der. 1857. Musci frondo- /object/display/bsb10433917_00005.html? si, in De Vriese, Plantae Indiae batavae orien- content. talis, in itinere per insulas Archipelagici indici Vrolik, W. 1857. Levensbericht van François Do- Javam, Amboinam, Celebem, Ternatem, alias- zy, lid der Koninklijke Akademie van Weten- que, annis 1815–1821, exploravit Casp. Georg. schappen. Vers. Meded. Kon. Ned. Akad. Wet., Carol. Reinwardt. 2:116–127. Leiden. Afd. Natuurk. 5: 402-412. Sande Lacoste, C.M. van der. 1864. Hepaticae. Vuyck, L. 1898. In memoriam prof. dr. W.F.R. Jungermannieae archipelagici indici adjectis Suringar. Ned. Kruidk. Arch. ser. 3, 1: I–X. quibusdam speciebus japonicis. Ann. Mus. Wachter, W.H. 1938. C. M. van der Sande Lacoste Lugd.-Bat. 1: 287–314. (1815-1887). Ann. Bryol. 10: 131-140. Met: Sande Lacoste, C.M. van der. 1866–7. Musci fron- Oorschot, J.W. van. 1937. Brief aan W.H. Wach- dosi, in: F.A.W. Miquel, Prolusio florae japoni- ter met informatie over zijn oudoom C.M. van cae. Ann. Mus. Lugd.-Bat. 2: 292–300 and 3: der Sande Lacoste. 209. Wachter, W.H. 1947. De Nederlandsche Botani- Sande Lacoste, C.M. van der. 1872. Species novae sche Vereeniging 1845–1945. Ned. Kruidk. vel ineditae muscorum archipelagici indici. Arch. 55: 12–116. Amsterdam. Weber, A. 2012. Hybrid ambitions. Science, go- Sande Lacoste, C.M. van der. 1884. Musci frondo- vernance, and empire in the career of Caspar si, Hepaticae, in: A.L.van Hasselt & J.G. Boerla- G.C. Reinwardt (1773-1854). Diss. Leiden.

Buxbaumiella 101 (2014) 43 Archieven en verslagen Summary Nationaal Herbarium Nederland: What inspired our passionate nineteenth-century Jaarverslagen van de directeur. bryologists? Algemeen archief, ciële correspondentie; cor- In the middle of the nineteenth century bryology respondentie met curatoren van de Leidse shed in Holland. The general practitioners universiteit; archievenof�i met betrekking tot het and friends J.H. Molkenboer, F. Dozy, R.B. van collectiebeheer (inventaris, aanwinsten, uitle- den�louri Bosch and C.M. van der Sande Lacoste ningen, verzonden doubletten, dagregister). created a solid base of information on the bryo- Universiteitsbibliotheek (Leiden): phyte lora of the country and added new data BPL. Archieven van C.G.C. Reinhardt in de verza- during their lifetime. They also started Dutch meling 'Codices Bibliothecae Publicae Latini'. research� on the bryophytes of Japan and the Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging former Dutch colonies in Southeast Asia and (KNBV): tropical America, publishing lavishly illustrated Verslagen van de jaarlijkse bijeenkomsten van books, articles, and hundreds of new species. de Vereeniging voor de lora van Nederland en Their life and main contributions to bryology are deszelfs Overzeesche Bezittingen. Ned. Kruidk. described here, together with information on Arch. 1846–1888. � collectors and other important persons. Detailed Correspondentie van Van den Bosch, Van Eeden notes relating to their work on Asian mosses en Van der Sande Lacoste. and concise biographies in English have been published before (Touw 2006). Auteursgegevens A. Touw, Lokhost r 53, 2352 KE Leiderdorp, [email protected] en [email protected]

44 Buxbaumiella 101 (2014)