82 M.J. Van Lichurg* DE MICROSCOPIE in HET
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
82 Tsch.Gesch.Cink.N;itiiurw.Wisk.Ti;i.hn. 6(1983) 2 Thcmanummer M.J. van Lichurg* DE MICROSCOPIE IN HET ONDERWIJS VAN DE KLINISCHE SCHOLEN IN NEDERI.AND (1824-1865) Bezien vanuit de geschiedenis van de onderwijsinstellingen op medisch en farmaceutisch gebied heeft de ontwikkeling van de genecskiinde en natuur- wetenschappen zich in de jaren 1824-1865 op twee niveaus voltrokkcn: op academisch niveau binncn de universitaire instellingen te Leiden. LItrecht en Groningen en op niet-academisch niveau binnen de zogenaamde genees- kundige of klinische scholen. Tussen beide niveaus in staan de semi- academische instituten. i.e. de athcnea te .Amsterdam. Franeker.Devenler en Maastricht. Of deze instellingen een afzonderlijk niveau vertegenwoordigen dan wel gerekend mogen worden tot hetzij het academische hetzii het niet academische niveau laat zich vooralsnog niet duidelijk bepalen. Voor geen van genoemde niveaus zijn historische studies beschikbaar waarin de ont wikkeling van de genoemde vakgebieden gedurende de I9de eeuw op degelijke wijze aan de orde is gesteld. Dit overzicht van de ontwikkeling van het microscopisch onderwijs aan de klinische scholen kan dan ook niet meer zijn dan een voorlopige bijdraee tot een geschiedschrijving waarvan de voltooiing nog op zich wachten laat. I. De klinische .scholen Voorbijgaand aan de klinische scholen in de Zuidelijke Nederlanden die daar in sommige steden na het decreet van 1806 waren opgericht,' waren de geneeskundige scholen op het huidige Nederlandse grondgebied direkt het gevolg van een Koninklijk Besluit van 1823. waarbij steden met "geschikte openbare gasthuizen" in de gelegenheid werden gesteld een school op te richten "ter aankweeking van heelmeesters en vroedvrouwen". In een vierjarige cursus zou op deze scholen onderwijs worden gegeven in "de ontleedkunde en physiologie, de kruidkunde, de chemie, de artsenijmeng- •Medisch Eneyclopcdisch Inslitiiiit. Vrije Univcrsiicit. Van iler Bocchorststraat 7. Amsterdam. I. Dergcliike scholen waren er te Antwcrpen. Brugge. Gent en Briisscl. Vgl. G.Ph.F, Groshans, Hi.slori.^ch Ver.slas; over <lc GcnecskiindiiH' School te Roiieritam (Rotterdam. 185.1) 83-85. noot 74. 83 kunde. (...) de natuurlijke historic, materics medica, pathologie, therapie, heelkunde en vroedkunde".' Nadere uitwerking van deze bepalingen vond plaats in provincial'' of stedelijke'' reglementen omtrent op te richten scholen. Voor de examens blcven de Provinciale Commissien voor Genees- kundig Onderzoek en Toevoorzigt verantwoordelijk, die bij het examen voor de verschillende bevoegdheden (stedelijk of plattelands heelmeester en vroedmeester, scheepsheelmeester. oogmeester en tandmeester) gebruik maakten van de uitvoerige examenreglementen die in 1818 opnieuw waren opgesteld. In geen van de reglementen, noch in de verschillende "Plan en Regelmaat"-bepalingen' is sprake van leerstof die bekendheid met de microscopic veronderstelt. In een zestal steden zijn tenslotte geneeskundige of klinische scholen opgericht: Middelburg (1824), Haarlem (1825), Hoorn (1825), Alkmaar (1827). Amsterdam (1828) en Rotterdam (1828). Bij de bestudering van deze scholen doet zich de moeilijkheid voordat van een eenheid in het schooltype van de klinische scholen geen sprake is. De uitwerking die aan de eerder genoemde reglementen gegeven werd, leidde tot onderling zeer aanzienlijke verschillen wat betreft accommodatie (gasthuis. theatrum anatomicum. laboratorium, instrumenten, enz.) en verdeling van de vakken over de verschillende lectoren. De geschiedenis van de geneeskundige school te Amsterdam is in het vervolg verder buitcn beschouwing gebleven. om reden dat hier het geneeskundig onderwijs van de klinische school in de praktijk dooreenliep met het onderwijs aan het athenaeum illustre. een situatie die overigens door de wetgever duidelijk was gewild.' Daardoor ontstond te Amsterdam een nogal complexe situatie, waarover tot op heden weinig onderzoek is verricht.' zodat voor een beschouwing van het microscopie-onderwijs nauwelijks op secundaire literatuur kan worden teruggevallen, terwiji het archiefonder- zoek nog als niet voltooid moet worden beschouwd. Een afzonderlijke beschouwing van de microscopic binnen het onderwijs van de vier athenaea moet, gelet op de verwijzingcn in de literatuur'* in dit verband als wenselijk worden beschouwd. 2. Zie Verzamelin;.; van Wetien. Besluilen en Replemenien. heirekkelijk de Biiraerlijke Oenee.skiindifie Diensi in hel Koninkrijk der Nederlanden ('s-Gravenhage, 1836) 245-253, 3. Ibid.. 254-260 (Zeekind) en 265-272 (Noord-Brabant), 4. Zo voor Rouerdam. Haarlem, Hoorn. Alkmaar. 5. i'erzamelin^ van Wetien. 231-244. 6. Ibid.. 246-247 (art. 5). 7. G. Hellinga's sliidie over "De Geneeskundige School te Amsterdam". Ncdcrlands Tijdse/irifi voor Gcneeskunde 72(1928) 4220-4269. is geheel gcschreven \anuit de geschie denis van het Binnengasthuis. 8. Zie \'oor Amsterdam: Van Aibeneum lot Vniver.siieit. (iesehiedenis van het Athenaeum Illustre in de negenliende eemv (Amsterdam. 1927) en \ooral Gedenkboek van het 84 2. De microscopic te Middelburg, Haarlem, Hoorn en Alkmaar De geschiedenis van de geneeskundige school te Middelburg valt in twee tijdvakken uiteen: die van de provinciale school (1824-1856) en die van de stedelijke school (1856-1865). Voor de eerstgenoemde instelling laat zich de situatie kort weergeven met de mededeling van de oud-lector van de school, Jan Cornells de Man (1818-1909), die in zijn geschiedschrijving van de school bericht dat zijn vader, die lector was in de anatomic en fysiologie, niets ter beschikking had wat bij anatomische of fysiologische demonstraties dienstig kon zijn, "zelfs niet een microscoop, dat men trouwens ook niet had weten te gebruiken". Een vergoelijking meende de berichtgever te vinden in het feit. dat hijzelf bij zijn studie onder de Leidse hoogleraar Sandifort in 1838 nooit een microscoop had gezien." Wat de periode na 1856 betreft bericht De Man over de lessen van Gijsberl van Hennekeler (1825-1884), die de fysica en botanic doceerde en bij zijn onderwijs veel gebruik maakte van de werktuigen van het natuurkundig gezelschap tc Middelburg. waarbij 66k van de microscoop. Kostbare preparaten zouden door Van Hennekeler voor zijn microscopie-onderwijs zijn aangeschaft.'" Daarnaast toonde de lector in de chemie en botanie, Pieter Marinus de Ligny (overl. 1892) belangstelling, getuige de inrichting op eigen kosten van een laboratorium waarin "fijnere balanzen, een goed microscoop, spectros- copen en zoo meer" waren te vinden." Hoe deze belangstelling zich in het geneeskundig onderwijs heeft gemanifesteerd laat zich uit de gedrukte bescheiden niet opmaken. Over de geneeskundige school van Haarlem berichtte in 1865 de lector in de anatomic Douwe Lubach (1815-1902) dat voor het anatomisch onderwijs goede hulpmiddelen beschikbaar waren, waaronder "een zeer goed mikros- koop en (...) eene kleine verzameling mikroskopische praeparaten".'^ Ongetwijfeld heeft ook Marinus Nicolaas Beets (1780-1869). de centrale figuur binnen de Haarlemse medische en farmaceutische gemeenschap en geneeskundige school de microscopic niet ongemerkt aan zich voorbij laten gaan," al was het alleen al vanwege de status die het bezit en gebruik van een Athenaeum en de i'niver.titeit van .Amsterdam 1632-I9J2 (Amsterdam. 1932), Voor Deventer. 7ie: .I.C, van Slee. De Ilhistre School te Dcventer 16J0-I878. Hare ge.sehiedeni.s. hoogleeraren en .sludenten. met bijvoeging van het .Album Studiosorum (Den Haag, 1916), 9. J,C. de Man. De geneeskundige school te Middelburg 1825-1866. dl. 1 (Middelburg, 1902) 47. 10. Ibid.. 69 en D, Schoute, De Geschiedenis van het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. (Mi(ide\bm^. 1923). 11. De Man. Geschiedenis. 69. 12. D. Luhach. De Genee.s-. Heel-. >• er/os- en Artsenijmengkundige School te Haarlem 1824-1865 (Haarlem, 1865) 10. 13. W. Stoeder. Marinus Nicolaas Beets. Fen nuttig en wel besteed /even (Amsterdam, 1889). 85 microscoop met zich bracht. Bronnen betreffende de Haarlemse school leveren daarvoor echter geen bevestiging. De geneeskundige school te Hoorn maakte met de microscopic voor het eerste kennis door de aktiviteiten van het Genootschap Vis Unita Fortior, dat sinds 1848 over een eigen microscoop beschikte. De leidinggevende rol van de lectoren van de school binnen dit genootschap, evenals de nauwe historische banden tussen beide instellingen.''* docn met rccht vermoeden dat daarmee de microscopic ook in het onderwijs ter sprake is gebracht. In 1859 werd zelfs op verzoek van de lectoren een assistent-lector, P. Verkade aangesteld om de "physiologie in verband met microscopic" te doceren." Een jaar later volgde zijn benoeming tot lector in de materics medica, pathologie en therapie, in welk Icctoraat hij twee jaar later al werd opgevolgd door G.H. de Feyfer. Ook hier laat zich bij gemis aan bronnen de situatie niet nauwkeuriger beschrijven. Wat de Alkmaarse geneeskundige school betreft kan slechts het vermoeden worden geuit dat de lector Josephus van Dam (1766-1843), die een aanzienlijke prive-collectie van preparaten, boeken en instrumenten bezat, belangstelling had voor de microscopie, maar van enige invloed daarvan op het onderwijs is nergens sprake.'* 3. De microscopie en de klinische school te Rotterdam De geneeskundige school van Rotterdam is zonder twijfel kwalitatief de beste klinische school geweest.'^ De wetenschappelijke verdiensten van de hier werkzame lectoren (Mulder. Oudemans, Rauwenhoff, Molewater, De Vrij etc.),'* de volledigheid van de onderwijsvoorzieningen (theatrum ana tomicum, laboratorium. hortus