<<

BIJLAGE I

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

Fuzeon 90 mg/ml poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie

2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

Iedere flacon bevat 108 mg . 1 ml gereconstitueerde oplossing bevat 90 mg enfuvirtide.

Voor hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3. FARMACEUTISCHE VORM

Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie. Fuzeon is een wit tot gebroken wit gevriesdroogd poeder.

4. KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties

Fuzeon is geïndiceerd, in combinatie met andere antiretrovirale middelen, voor de behandeling van HIV-1 geïnfecteerde patiënten, die eerder behandeld zijn en waarbij behandelingsregimes met tenminste één geneesmiddel uit elk van de antiretrovirale geneesmiddelklassen van proteaseremmers, non- reverse transcriptaseremmers en nucleoside reverse transcriptaseremmers gefaald hebben of die intolerant zijn voor eerder gebruikte antiretrovirale behandelcombinaties (zie rubriek 5.1).

Bij het vaststellen van een nieuw regime voor patiënten bij wie een antiretroviraal regime gefaald heeft, dienen de behandelingsgeschiedenis van de individuele patiënten en de patronen van mutaties geassocieerd met verschillende middelen zorgvuldig in overweging te worden genomen. Indien beschikbaar, is het testen van resistentie van toepassing (zie rubriek 4.4 en 5.1).

4.2 Dosering en wijze van toediening

Fuzeon dient voorgeschreven te worden door artsen die ervaring hebben met de behandeling van HIV-infecties.

Fuzeon dient alleen via een subcutane injectie toegediend te worden.

Volwassenen en adolescenten ≥ 16 jaar: De aanbevolen dosering van Fuzeon is 90 mg tweemaal daags subcutaan geïnjecteerd in bovenarm, dijbeen of buik.

Bejaarden: Er is geen ervaring bij patiënten ouder dan 65 jaar.

Kinderen ≥ 6 jaar en adolescenten: De ervaring is gebaseerd op een zeer beperkt aantal kinderen (zie rubriek 5.2). In lopende klinische onderzoeken wordt het doseringsschema gebruikt zoals weergegeven in tabel 1 hieronder.

2 Tabel 1: Pediatrische dosering Injectie volume Dosis per injectie tweemaal (90 mg enfuvirtide Gewicht (kg) daags (mg/dosis) per ml)

11,0 t/m 15,5 27 0,3 ml 15,6 t/m 20,0 36 0,4 ml 20,1 t/m 24,5 45 0,5 ml 24,6 t/m 29,0 54 0,6 ml 29,1 t/m 33,5 63 0,7 ml 33,6 t/m 38,0 72 0,8 ml 38,1 t/m 42,5 81 0,9 ml ≥42,6 90 1,0 ml

Er zijn geen gegevens beschikbaar om dosisaanbevelingen voor Fuzeon te geven bij kinderen jonger dan 6 jaar.

Verminderde nierfunctie: Bij patiënten met een creatinineklaring hoger dan 35 ml/min is geen dosisaanpassing vereist. Er zijn geen gegevens beschikbaar om een dosisaanbeveling te geven voor patiënten met een creatinineklaring lager dan 35 ml/min of voor patiënten die gedialyseerd worden. (zie rubriek 4.4 en 5.2)

Verminderde leverfunctie: Er zijn geen gegevens beschikbaar om een dosisaanbeveling te geven voor patiënten met een verminderde leverfunctie (zie rubriek 4.4 en 5.2).

4.3 Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de hulpstoffen.

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik

Fuzeon dient gebruikt te worden als onderdeel van een combinatietherapie. Raadpleeg ook de samenvatting van de productkenmerken van de andere antiretrovirale geneesmiddelen die gebruikt worden in de combinatie. Evenals bij andere antiretrovirale middelen dient enfuvirtide optimaal gecombineerd te worden met andere antiretrovirale middelen waarvoor het virus van de patiënt gevoelig is (zie rubriek 5.1).

Patiënten dienen op de hoogte gebracht te worden dat het niet bewezen is dat antiretrovirale therapieën, waaronder enfuvirtide, het risico van overdracht van HIV aan anderen middels seksueel contact of bloedbesmetting kan voorkomen. Zij dienen daarom de juiste voorzorgsmaatregelen te blijven gebruiken. Patiënten dienen ook op de hoogte gebracht te worden dat Fuzeon geen genezing biedt voor een HIV-1- infectie.

Een toename in het optreden van enkele bacteriële infecties, met name een hogere mate van pneumonie, is waargenomen bij patiënten die behandeld werden met Fuzeon. Patiënten dienen nauwkeurig geobserveerd te worden op tekenen en symptomen van pneumonie (zie rubriek 4.8).

Overgevoeligheidsreacties zijn in enkele gevallen geassocieerd met behandeling met enfuvirtide en in zeldzame gevallen keerde de overgevoeligheid terug bij hernieuwd gebruik. Symptomen omvatten uitslag, koorts, misselijkheid en braken, rillingen, rigors, lage bloeddruk en verhoogde serum levertransaminasen in verschillende combinaties en mogelijk primaire immuuncomplexreacties, ademhalingsnood en glomerulonefritis. Patiënten die tekenen/symptomen van een systemische overgevoeligheidsreactie ontwikkelen moeten stoppen met de enfuvirtidebehandeling en zij moeten onmiddellijk medisch onderzocht worden. Behandeling met enfuvirtide dient niet opnieuw gestart te worden na systemische tekenen en symptomen die overeenkomen met een overgevoeligheidsreactie

3 die beschouwd wordt als gerelateerd aan enfuvirtide. Er zijn geen risicofactoren geïdentificeerd die het optreden of de ernst van overgevoeligheid voor enfuvirtide zouden kunnen voorspellen.

Leverziekte: De veiligheid en werkzaamheid van enfuvirtide is niet specifiek bestudeerd bij patiënten met significante onderliggende leveraandoeningen. Patiënten met chronische en C en die behandeld worden met antiretrovirale therapie hebben een verhoogd risico van ernstige tot mogelijk fatale leverbijwerkingen. Enkele patiënten die deelnamen aan de Fase III onderzoeken hadden een co-infectie met hepatitis B/C. Bij deze patiënten verhoogde de toevoeging van Fuzeon de incidentie van stoornissen van de lever niet. In geval van gelijktijdige antivirale therapie voor hepatitis B of C wordt u ook verwezen naar de relevante productinformatie voor deze geneesmiddelen.

Toediening van Fuzeon aan niet HIV-1 geïnfecteerde personen kan antilichamen tegen enfuvirtide induceren die kruisreageren met HIV . Dit kan resulteren in een vals-positieve HIV test met de anti-HIV ELISA test.

Er is geen ervaring bij patiënten met verminderde leverfunctie of bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornis en slechts beperkte gegevens bij patiënten met matige nierfunctiestoornis. Fuzeon dient bij deze patiënten met voorzichtigheid gebruikt te worden (zie rubriek 4.2 en 5.2).

Immuunreactiveringssyndroom: Bij met HIV geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie (CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen voordoen die tot ernstige klinische manifestaties of verergering van de symptomen kan leiden. Dergelijke reacties zijn vooral in de eerste weken of maanden na het starten van CART gezien. Relevante voorbeelden zijn cytomegalovirus retinitis, gegeneraliseerde en/of focale mycobacteriële infecties en Pneumocystis carinii pneumonie. Alle symptomen van de ontsteking moeten worden beoordeeld en zo nodig dient een behandeling te worden ingesteld.

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie

Er worden geen klinisch significante farmacokinetische interacties verwacht tussen enfuvirtide en gelijktijdig gegeven geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden door CYP450 enzymen.

Invloed van enfuvirtide op het metabolisme van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen: In een in vivo humane metabolisme studie werd door enfuvirtide, in de aanbevolen dosering van 90 mg tweemaal daags, het metabolisme van substraten van CYP3A4 (dapson), CYP2D6 (debrisokine), CYP1A2 (caffeïne), CYP2C19 (mefenytoïne) en CYP2E1 (chlorzoxazone) niet geremd.

Invloed van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen op het enfuvirtide metabolisme: In afzonderlijke farmacokinetische interactiestudies resulteerde gelijktijdige toediening van (krachtige CYP3A4 remmer) of in combinatie met een booster van ritonavir of van rifampicine (krachtige CYP3A4 inductor) niet in klinisch significante veranderingen van de farmacokinetiek van enfuvirtide.

4.6 Zwangerschap en borstvoeding

Er zijn geen adequate en goed gecontroleerde onderzoeken bij zwangere vrouwen. Dierproeven wijzen niet op schadelijke effecten voor de ontwikkeling van de foetus. Enfuvirtide dient alleen gebruikt te worden tijdens de zwangerschap indien het potentiële voordeel opweegt tegen het potentiële risico voor de foetus.

Het is niet bekend of enfuvirtide wordt uitgescheiden in moedermelk. Indien moeders enfuvirtide krijgen dienen zij geïnstrueerd te worden om geen borstvoeding te geven vanwege zowel de mogelijke overdracht van HIV als vanwege de mogelijke bijwerkingen bij zuigelingen die borstvoeding krijgen.

4

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en van het vermogen om machines te bedienen

Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Er is geen bewijs dat enfuvirtide de rijvaardigheid van de patiënt en het vermogen om machines te bedienen kan veranderen. Het bijwerkingenprofiel van enfuvirtide dient echter in overweging te worden genomen (zie rubriek 4.8).

4.8 Bijwerkingen

Gegevens over de veiligheid verwijzen voornamelijk naar de 48-weken gegevens uit de gecombineerde TORO 1 en TORO 2 studies (zie rubriek 5.1). Veiligheidsresultaten zijn uitgedrukt in aantal patiënten met een bijwerking per 100 patiënt-jaren blootstellingsduur (met uitzondering van reacties op de plaats van injectie).

Reacties op de plaats van injectie

Reacties op de plaats van injectie (ISRs) waren de meest frequent gemelde bijwerkingen en deze kwamen voor bij 98% van de patiënten (tabel 2). De overgrote meerderheid van ISRs kwam voor in de eerste week van toediening van Fuzeon en ging samen met milde tot matige pijn of ongemak op de injectieplaats zonder dat dit de gebruikelijke activiteiten beperkte. De ernst van de pijn en het ongemak namen niet toe met de duur van de behandeling. De tekenen en symptomen duurden in het algemeen minder dan of gelijk aan 7 dagen. Infecties van de injectieplaats (inclusief abces en cellulitis) kwamen voor bij 1,5% van de patiënten.

Tabel 2: Samenvatting van individuele tekenen/symptomen karakteristiek voor lokale reacties op de injectieplaats in de gecombineerde TORO 1 en TORO 2 studies (% patiënten) N=663 Als gevolg van ISRs gestopt 4% Categorie gebeurtenis FUZEON % van % van +geoptimali- gebeurtenis met gebeurtenis met seerde graad 3 reacties graad 4 reacties achtergronda Pijn/ongemak 96,1% 11,0%b 0%b Erytheem 90,8% 23,8%c 10,5%c Verharding 90,2% 43,5%d 19,4%d Knobbeltjes en cysten 80,4% 29,1%e 0,2%e Pruritus 65,2% 3,9%f n.v.t. Ecchymosis 51,9% 8,7%g 4,7%g aalle graderingen van ernst. bGraad 3= ernstige pijn die pijnstillers vereiste (of verdovende pijnstillers ≤ 72 uur) en/of normale activiteiten beperkte; Graad 4=ernstige pijn die ziekenhuisopname of verlenging van ziekenhuisopname vereist, die resulteert in overlijden of blijvende of significante invaliditeit, die levensbedreigend is of die medisch significant is. cGraad 3= ≥ 50 mm maar <85 mm gemiddelde diameter; Graad 4= ≥ 85 mm gemiddelde diameter. dGraad 3= ≥ 25 mm maar <50 mm gemiddelde diameter; Graad 4: ≥ 50 mm gemiddelde diameter. eGraad 3= ≥ 3 cm; Graad 4= indien drainage. fGraad 3= ongevoelig voor plaatselijke behandeling of orale of parenterale behandeling vereisend; Graad 4= niet gedefinieerd. gGraad 3= >3 cm maar ≤ 5 cm; Graad 4=>5 cm.

Andere bijwerkingen

De toevoeging van Fuzeon aan antiretrovirale achtergrondtherapie verhoogde in het algemeen niet de frequentie van de meeste bijwerkingen. De meest voorkomende, met regelmaat gemelde bijwerkingen in de TORO 1 en TORO 2 studies, waren diarree (38 versus 73 patiënten met deze bijwerking per 100 patiënt-jaren voor Fuzeon + OB versus OB) en misselijkheid (27 versus 50 patiënten met deze bijwerking per 100 patiënt-jaren voor Fuzeon + OB versus OB).

5

De volgende opsomming toont de bijwerkingen die in een hogere mate voorkomen bij patiënten met Fuzeon + OB therapie vergeleken met de patiënten met alleen de OB therapie met een verhoging van minstens 2 patiënten met bijwerking per 100 patiënt-jaren aangepaste blootstelling. Deze bijwerkingen zijn daarna gekarakteriseerd in frequentie schatting (zeer vaak en vaak). Een statistisch significante toename is gezien bij pneumonie en lymphadenopathie. De meeste bijwerkingen waren van milde of matige intensiteit.

Infecties en parasitaire aandoeningen Vaak (>1/100, <1/10): sinusitis, huid papilloom, influenza, pneumonie, oorinfecties.

Bloed- en lymfestelselaandoeningen Vaak (>1/100,<1/10): lymfadenopathie.

Voedings- en stofwisselingsstoornissen Vaak (>1/100,<1/10): verminderde eetlust, anorexia, hypertriglyceridemia, diabetes mellitus.

Psychische stoornissen Vaak (>1/100,< 1/10): angst, nachtmerrie, geïrriteerdheid.

Zenuwstelselaandoeningen Zeer vaak (>1/10): perifere neuropathie. Vaak (>1/100,< 1/10):, hypoesthesie, concentratiestoornis, tremor.

Oogaandoeningen Vaak (>1/100,< 1/10): conjunctivitis.

Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen Vaak (>1/100,< 1/10): vertigo.

Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen Vaak (>1/100,< 1/10): epistaxis.

Maagdarmstelselaandoeningen Vaak (>1/100,< 1/10): pancreatitis, gastro-oesofageaal reflux ziekte.

Huid- en onderhuidaandoeningen Vaak (>1/100,< 1/10): droge huid, seborroïsch eczeem, erythema, acne.

Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen Vaak (>1/100,< 1/10): myalgie.

Nier- en urinewegaandoeningen Vaak (>1/100,< 1/10): calculus renalis.

Algemene aandoeningen en toedieningsplaats stoornissen Vaak (>1/100,< 1/10): influenza-achtige ziekte, zwakheid.

Onderzoeken Zeer vaak (>1/10): verlaging van het gewicht. Vaak (>1/100,< 1/10): triglycerideverhoging in bloed, hematurie aanwezig.

Bovendien zijn er een klein aantal overgevoeligheidsreacties toegeschreven aan enfuvirtide en in enkele gevallen kwamen deze na hernieuwde blootstelling terug (zie rubriek 4.4).

6 Bij met HIV geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie (CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische infecties voordoen (zie sectie 4.4).

Laboratoriumafwijkingen

De meerderheid van de patiënten had geen verandering in de toxiciteitsgraad van een laboratoriumparameter gedurende de studie, behalve voor die patiënten die in Tabel 3 genoemd zijn. Tot en met week 48 eosinofilie, [hoger dan de bovengrens van normaal (ULN) van >0,7 x 109/l] kwam voor in een hogere mate onder patiënten in de Fuzeon + OB groep (12,4 patiënten met deze bijwerking per 100 jaar patiënt-jaren) in vergelijking met de OB groep alleen (5,6 patiënten met deze bijwerking per 100 patiënt-jaren). Wanneer een hogere drempel voor eosinofilie (> 1,4 x 109/l) gebruikt werd, is de blootstellingsdrempel van de patiënten in beide groepen gelijk (1,8 patiënten met bijwerking per 100 patiënt-jaren).

Tabel 3: Graad 3 & 4 laboratoriumafwijkingen onder patiënten op Fuzeon+OB en OB therapie alleen aangepaste blootstelling, gemeld bij meer dan 2 patiënten met bijwerking per 100 patiënt-jaren Laboratoriumwaarden Fuzeon+OB therapie OB alleen therapie Gradatie Per 100 patiënt-jaren Per 100 patiënt-jaren N 663 334 (Totale blootstelling patiënt- (557.0) (162.1) jaren) ALAT Gr. 3 (>5-10 x ULN) 4.8 4.3 Gr. 4 (>10 x ULN) 1.4 1.2 Hemoglobine Gr. 3 (6.5-7.9 g/dL) 2.0 1.9 Gr. 4 (<6.5 g/dL) 0.7 1.2 Creatinefosfokinase Gr. 3 (>5-10 x ULN) 8.3 8.0 Gr. 4 (>10 x ULN) 3.1 8.6

4.9 Overdosering

Er zijn geen gevallen van overdosering gerapporteerd. De hoogste dosis tijdens een klinische studie aan 12 patiënten toegediend, was 180 mg subcutaan als enkelvoudige dosis. Deze patiënten ondervonden geen bijwerkingen die niet bij de aanbevolen dosis gezien werden. In een Early Access Program studie, kreeg een patiënt eenmalig 180 mg Fuzeon toegediend als een enkelvoudige dosis. Hij heeft daarvan geen bijwerkingen ondervonden.

Er is geen specifiek antidotum voor overdosering met enfuvirtide. Behandeling van overdosis dient te bestaan uit algemene ondersteunende maatregelen.

5. FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen

Farmacotherapeutische categorie: Antivirale middelen voor systemisch gebruik, Andere antivirale middelen, ATC-code: J05 A X07

Werkingsmechanisme: Enfuvirtide is een middel uit de therapeutische klasse die fusieremmers wordt genoemd. Het is een remmer van de structurele herschikking van HIV-1 gp41 en functioneert door specifiek extracellulair te binden aan dit viruseiwit en daardoor fusie tussen het virale celmembraan en het target celmembraan te blokkeren om de binnenkomst van het virale RNA in de targetcel te voorkomen.

7 In vitro antivirale activiteit: De gevoeligheid voor enfuvirtide van 612 HIV recombinanten die de env genen bevatten van HIV RNA monsters bij baseline afgenomen van patiënten in fase III studies, gaven een geometrisch gemiddelde EC50 van 0,259 µg/ml (geometrisch gemiddelde + 2SD = 1,96 µg/ml) in een recombinant fenotype HIV entry assay. Enfuvirtide remde ook de HIV-1 envelop gemediëerde cel-cel fusie. Studies naar combinaties van enfuvirtide met representatieve vertegenwoordigers van de verschillende antiretrovirale klassen toonden additieve tot synergistische antivirale activiteiten en ze toonden een afwezigheid van antagonisme aan. De relatie tussen de in vitro gevoeligheid van HIV-1 voor enfuvirtide en remming van HIV-1 replicatie bij mensen is niet vastgesteld.

Antiretrovirale geneesmiddelresistentie: Onvolledige virale suppressie kan leiden tot geneesmiddelresistentie voor één of meerdere componenten van de regimes.

In vitro resistentie tegen enfuvirtide: Er zijn HIV-1 isolaten met gereduceerde gevoeligheid voor enfuvirtide, die substituties bezitten in de aminozuren 36-38 van het gp41 ectodomein in vitro geselecteerd. Deze substituties werden gecorreleerd aan wisselende mate van gereduceerde gevoeligheid voor enfuvirtide van HIV site-directed mutanten.

In vivo resistentie tegen enfuvirtide: In Fase III klinische studies vertoonden HIV-recombinanten die de env genen bevatten van HIV RNA monsters, genomen bij 187 patiënten tot 24 weken, een >4-voudige verminderde gevoeligheid voor enfuvirtide in vergelijking met de corresponderende monsters van voor de behandeling. Hiervan droegen 185 (98,9%) env genen, specifieke substituties in de regio’s van aminozuur 36 – 45 van gp41. De waargenomen substituties bevonden zich in afnemende frequentie op aminozuurposities 38, 43, 36, 40, 42 en 45. Specifieke enkelvoudige substituties op deze residuen van gp41 resulteerden elk in een aantal verminderingen in recombinant virale gevoeligheid voor enfuvirtide ten opzichte van de uitgangswaarde. De belangrijkste geometrische veranderingen varieerden van 15,2- voudig voor V38M tot 41,6-voudig voor V38A. Er waren onvoldoende voorbeelden van meervoudige substituties om enig consistent patroon van substituties of om hun effect op virale gevoeligheid voor enfuvirtide te bepalen. De relatie van deze substituties tot de in vivo effectiviteit van enfuvirtide is niet vastgesteld. Vermindering in virale gevoeligheid was gecorreleerd aan de mate van resistentie tegen achtergrondtherapie vóór de behandeling. (zie tabel 5).

Kruisresistentie: Vanwege het nieuwe virale target is enfuvirtide in vitro even actief tegen laboratorium en klinische wildtype isolaten als tegen isolaten met resistentie tegen middelen uit 1, 2 of 3 andere antiretrovirale klassen (nucleoside remmers, non-nucleoside reverse transcriptase remmers en proteaseremmers). De verwachting is ook niet dat mutaties in aminozuren 36-45 van gp41 die resistentie geven tegen enfuvirtide, kruisresistentie geven tegen andere klassen van antiretrovirale middelen.

Klinische farmacodynamische gegevens

Studies bij met antiretrovirale middelen voorbehandelde patiënten: Het klinische effect van Fuzeon (in combinatie met andere antiretrovirale middelen) op plasma HIV RNA spiegels en CD4 aantallen werd in twee gerandomiseerde, multi-center, gecontroleerde studies van Fuzeon (TORO-1 en TORO-2) gedurende 48 weken, onderzocht. 995 patiënten behoren tot de intent-to-treat populatie. Patiënten demografie heeft een mediaan baseline HIV-1 RNA van 5.2 log10 kopieën/ml en 5,1 log10 kopieën/ml en een mediaan baseline CD4 cellen aantal van 88 cellen/ mm3 en 97 cellen/mm3 respectievelijk voor Fuzeon + OB en voor OB. Patiënten waren voorbehandeld met een mediaan aantal van 12 antiretrovirale middelen en voor een mediane duur van 7 jaar. Alle patiënten kregen een geoptimaliseerd achtergrond (OB) regime bestaande uit 3 tot 5 antiretrovirale middelen geselecteerd op basis van de behandelinggeschiedenis van de patiënt en op basis van genotypische en fenotypische resistentie bepalingen.

Het deel van de patiënten met < 400 kopieën/ ml in week 48 was 30,4% onder patiënten op de Fuzeon + OB regime in vergelijking met 12% onder de patiënten op OB regime alleen. De gemiddelde toename in CD4 celaantal was groter bij de patiënten op de Fuzeon+OB regime dan bij de patiënten op OB regime alleen (zie tabel 4).

8

Tabel 4: Resultaten van gerandomiseerde behandeling op week 48 (gecombineerde studies TORO 1 en TORO 2, ITT) Resultaten FUZEON +OB OB Behandeling 95% p-waarde 90 mg bid (N=334) sverschil vertrouwen (N=661) sinterval HIV-1 RNA -1.48 -0.63 LSM -1.073, - <.0001 Log verandering t.o.v. -0.85 0.628 baseline (log10 kopieën/ml)* CD4+ cel aantal +91 +45 LSM 25.1, 67.8 <.0001 Verandering t.o.v. baseline 46.4 (cellen/mm3) # HIV RNA >1 log daling 247 (37.4%) 57 (17.1%) verschil 2.16, 4.20 <.0001 t.o.v. baseline** ratio 3.02 HIV RNA <400 kopieën/ml** 201 (30.4%) 40 (12.0%) verschil ratio 2.36, 5.06 <.0001 3.45 HIV RNA <50 kopieën/ml** 121 (18.3%) 26 (7.8%) verschil ratio 1.76, 4.37 <.0001 2.77 Behandelingstop door 9% 11% bijwerkingen/intercurrente † ziekte/labs Behandelingsstop door 4% N/A † injectieplaats reacties Behandelingsstop om andere 13% 25% †φ§ redenen * Gebaseerd op resultaten van gecombineerde TORO 1 en TORO 2 studies op ITT populatie. 48 weken virale load voor personen kwijtgeraakt aan follow-up, afgebroken therapie, of hadden virologisch falen vervangen door hun laatste observatie (LOCF). # Laatste waarden carried forward. ** M-H test: behandeling gestopt of virologisch falen gezien als falers. † Percentages gebaseerd op Fuzeon+OB (N=663) en OB (N=334) groepen. Noemer voor non-switch patiënten: N=112. φ Volgens het oordeel van de onderzoeker. § Bevat behandelingsstop door verlies voor follow-up, weigering van behandeling en andere redenen.

Fuzeon+OB therapie werd geassocieerd met een groter deel patiënten die <400 kopieën/ml (of < 50 kopieën/ ml) bereikten ten opzichte van alle subgroepen op baseline CD4, baseline HIV-1 RNA, aantal vorige antiretrovirale (ARVs) of het aantal actieve ARVs in het OB regime. Echter 3 patiënten met baseline CD4 > 100 cellen/ mm , baseline HIV-1 RNA <5.0 log10 kopieën/ml, ≤ 10 eerdere AVR’s, en/of andere actieve ARV’s in hun OB regime bereiken eerder een HIV-1 RNA van < 400 kopieën/ml (of < 50 kopieën/ ml) in een van beide behandelingen (zie tabel 5).

9 Tabel 5: Deel van de patiënten met < 400 kopieën/ ml en < 50 kopieën/ ml in week 48 per subgroep (gecombineerd (TORO 1 en TORO 2, ITT) Subgroepen HIV-1 RNA < 400 kopieën/ml HIV-1 RNA < 50 kopieën/ml

FUZEON + OB OB FUZEON + OB OB 90 mg bid (N=334) 90 mg bid (N=334) (N=661) (N=661) Baseline HIV-1 RNA 118/269 26/144 77/269 18/144 1 < 5.0 log10 (43.9%) (18.1%) (28.6%) (12.5%) kopieën/ml Baseline HIV-1 RNA 83/392 14/190 44/392 8/190 1 ≥ 5.0 log10 (21.2%) (7.4%) (11.2%) (4.2%) kopieën/ ml Totaal eerdere ARVs 100/215 29/120 64/215 19/120 ≤ 101 (46.5%) (24.2%) (29.8%) (15.8%) Totaal eerdere ARVs 101/446 11/214 57/446 7/214 > 101 (22.6%) (5.1%) (12.8%) (3.3%) 0 Actieve ARVs in 9/112 0/53 4/112 0/53 achtergrond1,2 (8.0%) (0%) (3.5%) (0%) 1 Actieve ARV in 56/194 7/95 34/194 3/95 OB1,2 (28.9%) (7.4%) (17.5%) (3.2%) ≥2 Actieve ARVs in 130/344 32/183 77/334 22/183 OB1,2 (37.8%) (17.5%) (22.4%) (12.0%) 1 Behandeling gestopt of virologisch falen wordt beschouwd als falers. 2 Gebaseerd op GSS score.

5.2 Farmacokinetische gegevens

De farmacokinetische gegevens van enfuvirtide zijn onderzocht bij HIV-1 geïnfecteerde volwassenen en pediatrische patiënten.

Absorptie: De absolute biologische beschikbaarheid na subcutane toediening van enfuvirtide 90 mg in de buik was 84,3 ± 15,5%. De gemiddelde (± SD) Cmax was 4,59 ± 1,5 µg/ml en de AUC was 55,8 ± 12,1 µg*uur/ml. De subcutane absorptie van enfuvirtide is evenredig aan de toegediende dosis voor het doseringsgebied van 45 tot 180 mg. De subcutane absorptie bij de 90 mg dosis is vergelijkbaar wanneer het geïnjecteerd wordt in buik, dijbeen of bovenarm. In vier afzonderlijke studies (N=9 tot 12) varieerde de gemiddelde steady state plasma dalspiegel van 2,6 tot 3,4 µg/ml.

Distributie: Het steady state verdelingsvolume was met intraveneuze toediening van een 90 mg dosis enfuvirtide 5,5 ± 1,1 liter. Enfuvirtide is voor 92% gebonden aan plasma-eiwitten in HIV-geïnfecteerd plasma over een plasmaspiegelbereik van 2 tot 10 µg/ml. Het is voornamelijk gebonden aan albumine en in mindere mate aan α-1 zuur glycoproteïne. In in vitro studies werd enfuvirtide niet door andere geneesmiddelen van zijn bindingsplaats verdrongen. Bovendien verdrong enfuvirtide andere geneesmiddelen niet van hun bindingsplaats.

Metabolisme: Omdat enfuvirtide een peptide is, wordt verwacht dat het wordt afgebroken tot zijn afzonderlijke aminozuren met vervolgens hergebruik van de aminozuren in het lichaam. In vitro humane microsomale studies en in vivo studies tonen aan dat enfuvirtide geen remmer is van CYP450 enzymen. In in vitro humane microsomale en hepatocytaire studies resulteert de hydrolyse van de amide groep van het C-terminale aminozuur fenylalanine in een gedeamideert metaboliet en de vorming van deze metaboliet is onafhankelijk van NADPH. Deze metaboliet wordt na toediening van enfuvirtide gedetecteerd in humaan plasma met een AUC variërend van 2,4 tot 15% van de enfuvirtide AUC.

10

Eliminatie: De klaring van enfuvirtide na intraveneuze toediening van 90 mg was 1,4 ±0,28 l/uur en de eliminatiehalfwaardetijd was 3,2 ± 0,42 uur. Na een 90 mg subcutane dosis enfuvirtide is de eliminatiehalfwaardetijd van enfuvirtide 3,8 ± 0,6 uur. Bij mensen zijn geen massabalansstudies uitgevoerd om de eliminatieroutes van enfuvirtide te bepalen.

Leverinsufficiëntie: De farmacokinetiek van enfuvirtide is niet bestudeerd bij patiënten met een verminderde leverfunctie.

Nierinsufficiëntie: Een specifieke farmacokinetiek studie is niet uitgevoerd bij patiënten met verminderde nierfunctie of bij patiënten die gedialyseerd werden. Echter de analyse van plasmaspiegel-gegevens van patiënten in klinische studies toonden aan dat de klaring van enfuvirtide niet in enige klinisch relevante mate beïnvloed wordt bij patiënten met een creatinineklaring hoger dan 35 ml/min.

Bejaarden: De farmacokinetiek van enfuvirtide is niet formeel onderzocht bij patiënten ouder dan 65 jaar.

Geslacht en gewicht: Analyse van plasmaspiegelgegevens van patiënten in klinische studies toonde aan dat de klaring van enfuvirtide 20% lager is bij vrouwen dan bij mannen, onafhankelijk van het gewicht. De klaring is verhoogd met toenemend lichaamsgewicht onafhankelijk van het geslacht (20% hoger bij een patiënt van 100 kg en 20% lager bij een patiënt van 40 kg in vergelijking met een patiënt van 70 kg). Deze veranderingen zijn echter niet klinisch significant en een dosisaanpassing is niet vereist.

Ras: Analyse van plasmaspiegelgegevens van patiënten in klinische studies toonde aan dat de klaring van enfuvirtide niet anders was bij zwarten dan bij blanken. Andere PK studies suggereren dat er geen verschil is tussen Aziaten en blanken na aanpassing van de blootstelling voor het lichaamsgewicht.

Pediatrische patiënten: De farmacokinetiek van enfuvirtide is bestudeerd bij 37 pediatrische patiënten. Een dosis van 2 mg/kg bid (maximum 90 mg bid) leverde plasmaspiegels van enfuvirtide op die vergelijkbaar zijn met de waarden die verkregen zijn bij volwassen patiënten die een 90 mg bid dosering kregen. Bij 25 pediatrische patiënten variërend in de leeftijd van 5 tot 16 jaar die een dosis van 2 mg/kg bid kregen in bovenarm, dijbeen of buik was de gemiddelde steady state AUC 54,3 ± 23,5 µg*uur/ml, Cmax was 6,14 ± 2,48 µg/ml, en Cmin was 2,93 ± 1,55 µg/ml.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek

Preklinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig uit conventionele studies op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde dosering, genotoxiciteit en laat-embryonale ontwikkeling. Lange termijn carcinogeniciteitsstudies bij dieren zijn niet uitgevoerd.

Onderzoeken bij cavia’s tonen aan dat enfuvirtide mogelijk contactovergevoeligheid van het vertraagde type kan veroorzaken. In vitro studies tonen aan dat enfuvirtide kan functioneren als een agonist op de formyl peptide receptor, een receptor op leukocyten waarvan gedacht wordt dat deze belangrijk is voor de vroege afweer tegen infectie. De klinische relevantie van deze bevindingen is niet bekend.

11

6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

Poeder Natriumcarbonaat Mannitol Natrium hydroxide Zoutzuur

Oplosmiddel Water voor injecties

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid

Dit geneesmiddel mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan met die vermeld zijn onder rubriek 6.6.

6.3 Houdbaarheid

Poeder 3 jaar

Oplosmiddel 3 jaar

Houdbaarheid na reconstitutie

Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik is aangetoond voor 48 uur bij 5 °C wanneer het beschermd wordt tegen licht. Uit microbiologisch oogpunt dient het product onmiddellijk gebruikt te worden. Indien het niet onmiddellijk gebruikt wordt, zijn de bewaartijden tijdens gebruik en de omstandigheden voorafgaand aan gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Deze zijn gewoonlijk niet langer dan 24 uur bij 2°C-8ºC, tenzij reconstitutie heeft plaats gevonden onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden.

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren

Poeder Voor dit geneesmiddel is er geen speciale bewaartemperatuur.

Na reconstitutie: Bewaren in een koelkast bij 2 °C - 8 °C. Bewaar de flacon in de buitenverpakking ter bescherming tegen licht.

Oplosmiddel Voor dit geneesmiddel is er geen speciale bewaartemperatuur.

12

6.5 Aard en inhoud van de verpakking

Poeder Flacon: 3 ml flacon, kleurloos glas type I Sluiting: lyofilisaat stop, rubber (latex vrij) Afdichting: aluminium afdichting met afwipdopje

Oplosmiddel Volume: 2 ml Flacon: 2 ml flacon, kleurloos glas type I Sluiting: rubberen stop (latex vrij) Afdichting: aluminium afdichting met afwipdopje

Verpakkingsgrootten

Verpakking 1 60 flacons poeder voor oplossing voor injectie 60 flacons oplosmiddel 60 3 ml injectiespuiten 60 1 ml injectiespuiten 180 alcoholdoekjes

Verpakking 2 60 flacons poeder voor oplossing voor injectie 60 flacons oplosmiddel

6.6 Instructies voor gebruik, verwerking en verwijdering

Patiënten dienen voor het eerste gebruik van Fuzeon door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg geïnstrueerd te worden over het gebruik en toediening van Fuzeon.

Fuzeon dient alleen gereconstitueerd te worden met 1,1 ml water voor injecties. Patiënten moeten geïnstrueerd worden om het water voor injecties toe te voegen en dan zachtjes met de top van hun vinger tegen de flacon te tikken totdat het poeder begint op te lossen. Zij mogen de flacon nooit schudden of kantelen om te mengen. Dit veroorzaakt overmatig schuimen. Nadat het poeder begint op te lossen, kunnen ze de flacon opzij zetten om het poeder volledig te laten oplossen. Het kan tot 45 minuten duren totdat het poeder opgelost is in de oplossing. De flacon mag door de patiënt voorzichtig tussen de handen gerold worden na het toevoegen van het water voor injectie tot het volledig is opgelost en dit kan de tijd verkorten die nodig is om het poeder op te lossen. Voordat de oplossing opgezogen wordt voor de toediening, moet de patiënt de flacon met het oog inspecteren om er zeker van te zijn dat de inhoud volledig is opgelost, helder is en vrij van luchtbellen of deeltjes. Als er aanwijzingen zijn voor deeltjes dient de flacon niet gebruikt te worden en dient deze weggegooid te worden of geretourneerd aan de apotheek.

De flacons met oplosmiddel bevatten 2 ml water voor injecties, waarvan 1,1 ml opgezogen moet worden voor reconstitutie van het poeder. Patiënten dienen er op gewezen te worden dat het restant in de flacons met oplosmiddel weggegooid dient te worden.

Fuzeon bevat geen conserveermiddel. Eenmaal gereconstitueerd dient de oplossing onmiddellijk geïnjecteerd te worden. Indien de gereconstitueerde oplossing niet direct geïnjecteerd kan worden, dient deze tot gebruik in de koelkast bewaard te worden. Deze oplossing moet dan binnen 24 uur gebruikt worden. Gekoelde gereconstitueerde oplossing moet vóór injectie op kamertemperatuur gebracht worden.

13

1 ml van de gereconstitueerde oplossing dient subcutaan geïnjecteerd te worden in bovenarm, buik of dijbeen. De injectie dient gegeven te worden op een andere plaats dan de vorige injectie en op een plaats waar op het moment van injectie geen injectieplaatsreactie is opgetreden. Een flacon is slechts geschikt voor eenmalig gebruik. Ongebruikte porties dienen weggegooid te worden.

7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Roche Registration Limited 6 Falcon Way Shire Park Welwyn Garden City AL7 1TW Verenigd Koninkrijk

8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/03/252/001-002

9. DATUM VAN EERSTE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING

27.05.2003

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

14 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

Fuzeon 90 mg/ml poeder voor oplossing voor injectie

2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

Iedere flacon bevat 108 mg enfuvirtide. 1 ml gereconstitueerde Fuzeon oplossing bevat 90 mg enfuvirtide.

Voor hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

3. FARMACEUTISCHE VORM

Poeder voor oplossing voor injectie. Fuzeon is een wit tot gebroken wit gevriesdroogd poeder.

4. KLINISCHE GEGEVENS

4.1 Therapeutische indicaties

Fuzeon is geïndiceerd, in combinatie met andere antitretrovirale middelen, voor de behandeling van HIV-1 geïnfecteerde patiënten, die eerder behandeld zijn en waarbij behandelingsregimes met tenminste één geneesmiddel uit elk van de antiretrovirale geneesmiddelklassen van proteaseremmers, non-nucleoside reverse transcriptaseremmers en nucleoside reverse transcriptaseremmers gefaald hebben of die intolerant zijn voor eerder gebruikte antiretrovirale behandelcombinaties (zie rubriek 5.1).

Bij het vaststellen van een nieuw regime voor patiënten bij wie een antiretroviraal regime gefaald heeft, dienen de behandelingsgeschiedenis van de individuele patiënten en de patronen van mutaties geassocieerd met verschillende middelen zorgvuldig in overweging te worden genomen. Indien beschikbaar is het testen van resistentie van toepassing (zie rubriek 4.4 en 5.1).

4.2 Dosering en wijze van toediening

Fuzeon dient voorgeschreven te worden door artsen die ervaring hebben met de behandeling van HIV-infecties.

Fuzeon dient alleen via een subcutane injectie toegediend te worden.

Volwassenen en adolescenten ≥ 16 jaar: De aanbevolen dosering van Fuzeon is 90 mg tweemaal daags subcutaan geïnjecteerd in bovenarm, dijbeen of buik.

Bejaarden: Er is geen ervaring bij patiënten ouder dan 65 jaar.

Kinderen ≥ 6 jaar en adolescenten: De ervaring is gebaseerd op een zeer beperkt aantal kinderen (zie rubriek 5.2). In lopende klinische onderzoeken wordt het doseringsschema gebruikt zoals weergegeven in tabel 1 hieronder.

15 Tabel 1: Pediatrische dosering Injectie volume Dosis per injectie tweemaal (90 mg enfuvirtide Gewicht (kg) daags (mg/dosis) per ml)

11,0 t/m 15,5 27 0,3 ml 15,6 t/m 20,0 36 0,4 ml 20,1 t/m 24,5 45 0,5 ml 24,6 t/m 29,0 54 0,6 ml 29,1 t/m 33,5 63 0,7 ml 33,6 t/m 38,0 72 0,8 ml 38,1 t/m 42,5 81 0,9 ml ≥42,6 90 1,0 ml

Er zijn geen gegevens beschikbaar om dosisaanbevelingen voor Fuzeon te geven bij kinderen jonger dan 6 jaar.

Verminderde nierfunctie: Bij patiënten met een creatinineklaring hoger dan 35 ml/min is geen dosisaanpassing vereist. Er zijn geen gegevens beschikbaar om een dosisaanbeveling te geven voor patiënten met een creatinineklaring lager dan 35 ml/min of voor patiënten die gedialyseerd worden. (zie rubriek 4.4 en 5.2)

Verminderde leverfunctie: Er zijn geen gegevens beschikbaar om een dosisaanbeveling te geven voor patiënten met een verminderde leverfunctie (zie rubriek 4.4 en 5.2).

4.3 Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor één van de hulpstoffen.

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik

Fuzeon dient gebruikt te worden als onderdeel van een combinatietherapie. Raadpleeg ook de samenvatting van de productkenmerken van de andere antiretrovirale geneesmiddelen die in de combinatie gebruikt worden. Evenals bij andere antiretrovirale middelen dient enfuvirtide optimaal gecombineerd te worden met andere antiretrovirale middelen waarvoor het virus van de patiënt gevoelig is (zie rubriek 5.1)

Patiënten dienen op de hoogte gebracht te worden dat het niet bewezen is dat antiretrovirale therapieën waaronder enfuvirtide het risico van overdracht van HIV aan anderen middels seksueel contact of bloedbesmetting kan voorkomen. Zij dienen daarom de juiste voorzorgsmaatregelen te blijven gebruiken. Patiënten dienen ook op de hoogte gebracht te worden dat Fuzeon geen genezing biedt voor een HIV-1 infectie.

Een toename in het optreden van enkele bacteriële infecties, met name een hogere mate van pneumonie, is waargenomen bij patiënten die behandeld werden met Fuzeon. Patiënten dienen nauwkeurig geobserveerd te worden op tekenen en symptomen van pneumonie (zie rubriek 4.8).

Overgevoeligheidsreacties zijn in enkele gevallen geassocieerd met behandeling met enfuvirtide en in zeldzame gevallen keerde de overgevoeligheid terug bij hernieuwd gebruik. Symptomen omvatten uitslag, koorts, misselijkheid en braken, rillingen, rigors, lage bloeddruk en verhoogde serum levertransaminasen in verschillende combinaties en mogelijk primaire immuuncomplexreacties, ademhalingsnood en glomerulonefritis. Patiënten die tekenen/symptomen van een systemische overgevoeligheidsreactie ontwikkelen moeten stoppen met de enfuvirtide behandeling en zij moeten onmiddellijk medisch onderzocht worden. Behandeling met enfuvirtide dient niet opnieuw gestart te worden na systemische tekenen en symptomen die overeenkomen met een overgevoeligheidsreactie

16 die beschouwd wordt als gerelateerd aan enfuvirtide. Er zijn geen risicofactoren geïdentificeerd die het optreden of de ernst van overgevoeligheid voor enfuvirtide zouden kunnen voorspellen.

Leverziekte: De veiligheid en werkzaamheid van enfuvirtide is niet specifiek bestudeerd bij patiënten met significante onderliggende leveraandoeningen. Patiënten met chronische hepatitis B en C en die behandeld worden met antiretrovirale therapie hebben een verhoogd risico van ernstige tot mogelijk fatale leverbijwerkingen. Enkele patiënten die deelnamen aan de Fase III onderzoeken hadden een co-infectie met hepatitis B/C. Bij deze patiënten verhoogde de toevoeging van Fuzeon de incidentie van stoornissen van de lever niet. In geval van gelijktijdige antivirale therapie voor hepatitis B of C wordt u ook verwezen naar de relevante productinformatie voor deze geneesmiddelen.

Toediening van Fuzeon aan niet HIV-1-geïnfecteerde personen kan antilichamen tegen enfuvirtide induceren die kruisreageren met HIV gp41. Dit kan resulteren in een vals-positieve HIV-test met de anti-HIV-ELISA test.

Er is geen ervaring bij patiënten met verminderde leverfunctie of bij patiënten met ernstige nierfunctiestoornis en slechts beperkte gegevens bij patiënten met matige nierfunctiestoornis. Fuzeon dient bij deze patiënten met voorzichtigheid gebruikt te worden (zie rubriek 4.2 en 5.2).

Immuunreactiveringssyndroom: Bij met HIV geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie (CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische pathogenen voordoen die tot ernstige klinische manifestaties of verergering van de symptomen kan leiden. Dergelijke reacties zijn vooral in de eerste weken of maanden na het starten van CART gezien. Relevante voorbeelden zijn cytomegalovirus retinitis, gegeneraliseerde en/of focale mycobacteriële infecties en Pneumocystis carinii pneumonie. Alle symptomen van de ontsteking moeten worden beoordeeld en zo nodig dient een behandeling te worden ingesteld.

4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie

Er worden geen klinisch significante farmacokinetische interacties verwacht tussen enfuvirtide en gelijktijdig gegeven geneesmiddelen die gemetaboliseerd worden door CYP450 enzymen.

Invloed van enfuvirtide op het metabolisme van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen: In een in vivo humane metabolisme studie werd door enfuvirtide, in de aanbevolen dosering van 90 mg tweemaal daags, het metabolisme van substraten van CYP3A4 (dapson), CYP2D6 (debrisokine), CYP1A2 (caffeïne), CYP2C19 (mefenytoïne) en CYP2E1 (chlorzoxazone) niet geremd.

Invloed van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen op het enfuvirtide metabolisme: In afzonderlijke farmacokinetische interactiestudies resulteerde gelijktijdige toediening van ritonavir (krachtige CYP3A4 remmer) of saquinavir in combinatie met een booster van ritonavir of van rifampicine (krachtige CYP3A4 inductor) niet in klinisch significante veranderingen van de farmacokinetiek van enfuvirtide.

4.6 Zwangerschap en borstvoeding

Er zijn geen adequate en goed gecontroleerde onderzoeken bij zwangere vrouwen. Dierproeven wijzen niet op schadelijke effecten voor de ontwikkeling van de foetus. Enfuvirtide dient alleen gebruikt te worden tijdens de zwangerschap indien het potentiële voordeel opweegt tegen het risico voor de foetus.

Het is niet bekend of enfuvirtide wordt uitgescheiden in moedermelk. Indien moeders enfuvirtide krijgen dienen zij geïnstrueerd te worden om geen borstvoeding te geven vanwege zowel de mogelijke overdracht van HIV als vanwege de mogelijke bijwerkingen bij zuigelingen die borstvoeding krijgen.

4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en van het vermogen om machines te bedienen

17 Er is geen onderzoek verricht met betrekking tot de effecten op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Er is geen bewijs dat enfuvirtide de rijvaardigheid van de patiënt en het vermogen om machines te bedienen kan veranderen. Het bijwerkingenprofiel van enfuvirtide dient echter in overweging te worden genomen (zie rubriek 4.8)

4.8 Bijwerkingen

Gegevens over de veiligheid verwijzen voornamelijk naar de 48-weken gegevens uit de gecombineerde TORO 1 en TORO 2 studies (zie rubriek 5.1). Veiligheidsresultaten zijn uitgedrukt in aantal patiënten met een bijwerking per 100 patiënt-jaren blootstellingsduur (met uitzondering van reacties op de plaats van injectie).

Reacties op de plaats van injectie

Reacties op de plaats van injectie (ISRs) waren de meest frequent gemelde bijwerkingen en deze kwamen voor bij 98% van de patiënten (tabel 2). De overgrote meerderheid van ISRs kwam voor in de eerste week van toediening van Fuzeon en ging samen met milde tot matige pijn of ongemak op de injectieplaats zonder dat dit de gebruikelijke activiteiten beperkte. De ernst van de pijn en het ongemak namen niet toe met de duur van de behandeling. De tekenen en symptomen duurden in het algemeen minder dan of gelijk aan 7 dagen. Infecties van de injectieplaats (inclusief abces en cellulitis) kwamen voor bij 1,5% van de patiënten.

Tabel 2: Samenvatting van individuele tekenen/symptomen karakteristiek voor lokale reacties op de injectieplaats in de gecombineerde TORO 1 en TORO 2 studies (% patiënten) N=663 Als gevolg van ISRs gestopt 4% Categorie gebeurtenis FUZEON % van % van +geoptimali- gebeurtenis met gebeurtenis met seerde graad 3 reacties graad 4 reacties achtergronda Pijn/ongemak 96,1% 11,0%b 0%b Erytheem 90,8% 23,8%c 10,5%c Verharding 90,2% 43,5%d 19,4%d Knobbeltjes en cysten 80,4% 29,1%e 0,2%e Pruritus 65,2% 3,9%f n.v.t. Ecchymosis 51,9% 8,7%g 4,7%g aalle graderingen van ernst. bGraad 3= ernstige pijn die pijnstillers vereiste (of verdovende pijnstillers ≤72 uur) en/of normale activiteiten beperkte; Graad 4=ernstige pijn die ziekenhuisopname of verlenging van ziekenhuisopname vereist, die resulteert in overlijden of blijvende of significante invaliditeit, die levensbedreigend is, of die medisch significant is. cGraad 3= ≥ 50 mm maar < 85 mm gemiddelde diameter; Graad 4= ≥ 85 mm gemiddelde diameter. dGraad 3= ≥ 25 mm maar < 50 mm gemiddelde diameter; Graad 4: ≥50 mm gemiddelde diameter. eGraad 3= ≥ 3 cm; Graad 4= indien drainage. fGraad 3= ongevoelig voor plaatselijke behandeling of orale of parenterale behandeling vereisend; Graad 4= niet gedefinieerd. gGraad 3= >3 cm maar ≤5 cm; Graad 4=>5 cm.

Andere bijwerkingen

De toevoeging van Fuzeon aan antiretrovirale achtergrondtherapie verhoogde in het algemeen niet de frequentie of de ernst van de meeste bijwerkingen. De meest voorkomende, met regelmaat gemelde bijwerkingen in de TORO 1 en TORO 2 studies, waren diarree (38 versus 73 patiënten met deze bijwerking per 100 patiënt-jaren voor Fuzeon + OB versus OB) en misselijkheid (27 versus 50 patiënten met deze bijwerking per 100 patiënt-jaren voor Fuzeon + OB versus OB).De volgende opsomming toont de bijwerkingen die in een hogere mate voorkomen bij patiënten met Fuzeon + OB therapie vergeleken met de patiënten met alleen de OB therapie met een verhoging van minstens 2 patiënten met bijwerking per 100 patiënt-jaren aangepaste blootstelling. Deze bijwerkingen zijn daarna gekarakteriseerd in frequentie schatting (zeer vaak en vaak). Een statistisch significante toename is gezien bij pneumonie en lymphadenopathie. De meeste bijwerkingen waren van milde of matige intensiteit.

18

Infecties en parasitaire aandoeningen Vaak (>1/100, <1/10): sinusitis, huid papilloom, influenza, pneumonie, oorinfecties.

Bloed- en lymfestelselaandoeningen Vaak (>1/100,<1/10): lymfadenopathie.

Voedings- en stofwisselingsstoornissen Vaak (>1/100,<1/10): verminderde eetlust, anorexia hypertriglyceridemia, diabetes mellitus.

Psychische stoornissen Vaak (>1/100,< 1/10): angst, nachtmerrie, geïrriteerdheid.

Zenuwstelselaandoeningen Zeer vaak (>1/10): perifere neuropathie. Vaak (>1/100,< 1/10): hypoesthesie, concentratiestoornis, tremor.

Oogaandoeningen Vaak (>1/100,< 1/10): conjunctivitis.

Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen Vaak (>1/100,< 1/10): vertigo.

Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen Vaak (>1/100,< 1/10): epistaxis.

Maagdarmstelselaandoeningen Vaak (>1/100,< 1/10): pancreatitis, gastro-oesofageaal reflux ziekte.

Huid- en onderhuidaandoeningen Vaak (>1/100,< 1/10): droge huid, seborroïsch eczeem, erythema, acne.

Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen Vaak (>1/100,< 1/10): myalgie.

Nier- en urinewegaandoeningen Vaak (>1/100,< 1/10): calculus renalis.

Algemene aandoeningen en toedieningsplaats stoornissen Vaak (>1/100,< 1/10): influenza-achtige ziekte, zwakheid.

Onderzoeken Zeer vaak (>1/10): verlaging van het gewicht. Vaak (>1/100,< 1/10): triglycerideverhoging in bloed, hematurie aanwezig.

Bovendien zijn er een klein aantal overgevoeligheidsreacties toegeschreven aan enfuvirtide en in enkele gevallen kwamen deze na hernieuwde blootstelling terug. (zie rubriek 4.4).

Bij met HIV geïnfecteerde patiënten die op het moment dat de antiretrovirale combinatietherapie (CART) wordt gestart een ernstige immuundeficiëntie hebben, kan zich een ontstekingsreactie op asymptomatische of nog aanwezige opportunistische infecties voordoen (zie sectie 4.4).

Laboratoriumafwijkingen

De meerderheid van de patiënten had geen verandering in de toxiciteitsgraad van een laboratoriumparameter gedurende de studie, behalve voor de patiënten die in Tabel 3 genoemd zijn. Tot en met week 48 eosinofilie, [hoger dan de bovengrens van normaal (ULN) van > 0,7 x 109/l]

19 kwam voor in een hoger mate onder patiënten in de Fuzeon + OB groep (12,4 patiënten met deze bijwerking per 100 jaar patiënt-jaren) in vergelijking met patiënten de OB groep alleen (5,6 patiënten met deze bijwerking per 100 patiënt-jaren). Wanneer een hogere drempel voor eosinofilie (> 1,4 x 109/l) gebruikt werd, is de blootstellingsdrempel van de patiënten in beide groepen gelijk (1,8 patiënten met bijwerking per 100 patiënt-jaren).

Tabel 3: Graad 3 & 4 laboratoriumafwijkingen onder patiënten op Fuzeon+OB en OB therapie alleen aangepaste blootstelling, gemeld bij meer dan 2 patiënten met bijwerking per 100 patiënt-jaren Laboratoriumwaarden Fuzeon+OB therapie OB alleen therapie Gradatie Per 100 patiënt-jaren Per 100 patiënt-jaren N 663 334 (Totale blootstelling patiënt- (557.0) (162.1) jaren) ALAT Gr. 3 (>5-10 x ULN) 4.8 4.3 Gr. 4 (>10 x ULN) 1.4 1.2 Hemoglobine Gr. 3 (6.5-7.9 g/dL) 2.0 1.9 Gr. 4 (<6.5 g/dL) 0.7 1.2 Creatinefosfokinase Gr. 3 (>5-10 x ULN) 8.3 8.0 Gr. 4 (>10 x ULN) 3.1 8.6

4.9 Overdosering

Er zijn geen gevallen van overdosering gerapporteerd. De hoogste dosis tijdens een klinische studie aan 12 patiënten toegediend, was 180 mg subcutaan als enkelvoudige dosis. Deze patiënten ondervonden geen bijwerkingen die niet met de aanbevolen dosis gezien werden. In een Early Access Program studie, kreeg een patiënt eenmalig 180 mg Fuzeon toegediend als een enkelvoudige dosis. Hij heeft daarvan geen bijwerkingen ondervonden.

Er is geen specifiek antidotum voor overdosering met enfuvirtide. Behandeling van overdosis dient te bestaan uit algemene ondersteunende maatregelen.

5. FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN

5.1 Farmacodynamische eigenschappen

Farmacotherapeutische categorie: Antivirale middelen voor systemisch gebruik, Andere antivirale middelen, ATC-code: J05 A X07

Werkingsmechanisme: Enfuvirtide is een middel uit de therapeutische klasse die fusieremmers wordt genoemd. Het is een remmer van de structurele herschikking van HIV-1 gp41 en functioneert door specifiek extracellulair te binden aan dit viruseiwit en daardoor fusie tussen het virale celmembraan en het target celmembraan te blokkeren om de binnenkomst van het virale RNA in de targetcel te voorkomen.

In vitro antivirale activiteit: De gevoeligheid voor enfuvirtide van 612 HIV recombinanten die de env genen bevatten van HIV RNA monsters bij baseline afgenomen van patiënten in fase III studies, gaven een geometrisch gemiddelde EC50 van 0,259 µg/ml (geometrisch gemiddelde +2SD= 1,96 µg/ml) in een recombinant fenotype HIV entry assay. Enfuvirtide remde ook de HIV-1 envelop gemediëerde cel-cel fusie. Studies naar combinaties van enfuvirtide met representatieve vertegenwoordigers van de verschillende antiretrovirale klassen toonden additieve tot synergistische antivirale activiteiten en ze toonden een afwezigheid van antagonisme aan. De relatie tussen de in vitro gevoeligheid van HIV-1 voor enfuvirtide en remming van HIV-1 replicatie bij mensen is niet vastgesteld.

20 Antiretrovirale geneesmiddelresistentie: Onvolledige virale suppressie kan leiden tot geneesmiddelresistentie voor één of meerdere componenten van de regimes.

In vitro resistentie tegen enfuvirtide: Er zijn HIV-1 isolaten met gereduceerde gevoeligheid voor enfuvirtide, die substituties bezitten in de aminozuren 36-38 van het gp41 ectodomein in vitro geselecteerd. Deze substituties werden gecorreleerd aan wisselende mate van gereduceerde gevoeligheid voor enfuvirtide van HIV site-directed mutanten.

In vivo resistentie tegen enfuvirtide: In Fase III klinische studies vertoonden HIV recombinanten die de env genen bevatten van HIV RNA monsters genomen bij 187 patiënten tot 24 weken, een >4-voudige verminderde gevoeligheid voor enfuvirtide in vergelijking met de corresponderende monsters van voor de behandeling. Hiervan droegen 185 (98,9%) env genen, specifieke substituties in de regio’s van aminozuur 36 –45 van gp41. De waargenomen substituties bevonden zich in afnemende frequentie op aminozuurposities 38, 43, 36, 40, 42 en 45. Specifieke enkelvoudige substituties op deze residuen van gp41 resulteerden elk in een aantal verminderingen in recombinant virale gevoeligheid voor enfuvirtide ten opzichte van de uitgangswaarde. De belangrijkste geometrische veranderingen varieerden van 15,2- voudig voor V38M tot 41,6-voudig voor V38A. Er waren onvoldoende voorbeelden van meervoudige substituties om enig consistent patroon van substituties of om hun effect op virale gevoeligheid voor enfuvirtide te bepalen. De relatie van deze substituties tot de in vivo effectiviteit van enfuvirtide is niet vastgesteld. Vermindering in virale gevoeligheid was gecorreleerd aan de mate van resistentie tegen achtergrond therapie vóór de behandeling. (zie tabel 5).

Kruisresistentie: Vanwege het nieuwe virale target is enfuvirtide in vitro even actief tegen laboratorium en klinische wildtype isolaten als tegen isolaten met resistentie tegen middelen uit 1, 2 of 3 andere antiretrovirale klassen (nucleoside reverse transcriptase remmers, non-nucleoside reverse transcriptase remmers en proteaseremmers). De verwachting is ook niet dat mutaties in aminozuren 36-45 van gp41 die resistentie geven tegen enfuvirtide, kruisresistentie geven tegen andere klassen van antiretrovirale middelen.

Klinische farmacodynamische gegevens

Studies bij met antiretrovirale middelen voorbehandelde patiënten: Het klinische effect van Fuzeon (in combinatie met andere antiretrovirale middelen) op plasma HIV RNA spiegels en CD4 aantallen werd in twee gerandomiseerde, multi-center, gecontroleerde studies van Fuzeon (TORO-1 en TORO-2) na 48 weken, onderzocht. 995 patiënten behoren tot de intent-to-treat populatie. Patiënten demografie heeft een mediaan baseline HIV-1 RNA van 5.2 log10 kopieën/ml en 5,1 log10 kopieën/ml en een mediaan baseline CD4 cellen aantal van 88 cellen/ mm3 en 97 cellen/mm3 respectievelijk voor Fuzeon + OB en voor OB. Patiënten waren voorbehandeld met een mediaan aantal van 12 antiretrovirale middelen en voor een mediane duur van 7 jaar. Alle patiënten kregen een geoptimaliseerd achtergrond (OB) regime bestaande uit 3 tot 5 antiretrovirale middelen geselecteerd op basis van de behandelinggeschiedenis van de patiënt en op basis van genotypische en fenotypische resistentie bepalingen.

Het deel van de patiënten met < 400 kopieën/ ml in week 48 was 30,4% onder patiënten op de Fuzeon + OB regime in vergelijking met 12% onder de patiënten op OB regime alleen. De gemiddelde toename in CD4 celaantal was groter bij de patiënten op de Fuzeon+OB regime dan bij de patiënten op OB regime alleen (zie tabel 4).

21 Tabel 4: Resultaten van gerandomiseerde behandeling op week 48 (gecombineerde studies TORO 1 en TORO 2 ITT) Resultaten FUZEON +OB OB Behandeling 95% p-waarde 90 mg bid (N=334) sverschil vertrouwen (N=661) sinterval HIV-1 RNA -1.48 -0.63 LSM -1.073, - <.0001 Log verandering t.o.v. -0.85 0.628 baseline (log10 kopieën/ml)* CD4+ cel aantal +91 +45 LSM 25.1, 67.8 <.0001 Verandering t.o.v. baseline 46.4 (cellen/mm3) # HIV RNA >1 log daling 247 (37.4%) 57 (17.1%) verschil 2.16, 4.20 <.0001 t.o.v. baseline** ratio 3.02 HIV RNA <400 kopieën/ml** 201 (30.4%) 40 (12.0%) verschil ratio 2.36, 5.06 <.0001 3.45 HIV RNA <50 kopieën/ml** 121 (18.3%) 26 (7.8%) verschil ratio 1.76, 4.37 <.0001 2.77 Behandelingstop door 9% 11% bijwerkingen/intercurrente † ziekte/labs Behandelingsstop door 4% N/A † injectieplaats reacties Behandelingsstop om andere 13% 25% †φ§ redenen * Gebaseerd op resultaten van gecombineerde TORO 1 en TORO 2 studies op ITT populatie. 48 weken virale load voor personen kwijtgeraakt aan follow-up, afgebroken therapie, of hadden virologisch falen vervangen door hun laatste observatie (LOCF). # Laatste waarden carried forward. ** M-H test: behandeling gestopt of virologisch falen gezien als falers. † Percentages gebaseerd op Fuzeon+OB (N=663) en OB (N=334) groepen. Noemer voor non-switch patiënten: N=112. φ Volgens het oordeel van de onderzoeker. § Bevat behandelingsstop door verlies voor follow-up, weigering van behandeling en andere redenen.

Fuzeon+OB therapie werd geassocieerd met een groter deel patiënten die <400 kopieën/ml (of < 50 kopieën/ ml) bereikten ten opzichte van alle subgroepen op baseline CD4, baseline HIV-1 RNA, aantal vorige antiretrovirale (ARVs) of het aantal actieve ARVs in het OB regime. Echter 3 patiënten met baseline CD4 > 100 cellen/ mm , baseline HIV-1 RNA <5.0 log10 kopieën/ml, ≤ 10 eerdere AVR’s, en/of andere actieve ARV’s in hun OB regime bereiken eerder een HIV-1 RNA van < 400 kopieën/ml (of < 50 kopieën/ ml) in een van beide behandelingen (zie tabel 5).

22 Tabel 5: Deel van de patiënten met < 400 kopieën/ ml en < 50 kopieën/ ml in week 48 per subgroep (gecombineerd (TORO 1 en TORO 2, ITT) Subgroepen HIV-1 RNA < 400 kopieën/ml HIV-1 RNA < 50 kopieën/ml

FUZEON + OB OB FUZEON + OB OB 90 mg bid (N=334) 90 mg bid (N=334) (N=661) (N=661) Baseline HIV-1 RNA 118/269 26/144 77/269 18/144 1 < 5.0 log10 (43.9%) (18.1%) (28.6%) (12.5%) kopieën/ml Baseline HIV-1 RNA 83/392 14/190 44/392 8/190 1 ≥ 5.0 log10 (21.2%) (7.4%) (11.2%) (4.2%) kopieën/ ml Totaal eerdere ARVs 100/215 29/120 64/215 19/120 ≤ 101 (46.5%) (24.2%) (29.8%) (15.8%) Totaal eerdere ARVs 101/446 11/214 57/446 7/214 > 101 (22.6%) (5.1%) (12.8%) (3.3%) 0 Actieve ARVs in 9/112 0/53 4/112 0/53 achtergrond1,2 (8.0%) (0%) (3.5%) (0%) 1 Actieve ARV in 56/194 7/95 34/194 3/95 OB1,2 (28.9%) (7.4%) (17.5%) (3.2%) ≥2 Actieve ARVs in 130/344 32/183 77/334 22/183 OB1,2 (37.8%) (17.5%) (22.4%) (12.0%) 1 Behandeling gestopt of virologisch falen wordt beschouwd als falers. 2 Gebaseerd op GSS score.

5.2 Farmacokinetische gegevens

De farmacokinetische gegevens van enfuvirtide zijn onderzocht bij HIV-1 geïnfecteerde volwassenen en pediatrische patiënten.

Absorptie: De absolute biologische beschikbaarheid na subcutane toediening van enfuvirtide 90 mg in de buik was 84,3 ± 15,5%. De gemiddelde (± SD) Cmax was 4,59 ± 1,5 µg/ml en de AUC was 55,8 ± 12,1 µg*uur/ml. De subcutane absorptie van enfuvirtide is evenredig aan de toegediende dosis voor het doseringsgebied van 45 tot 180 mg. De subcutane absorptie bij de 90 mg dosis is vergelijkbaar wanneer het geïnjecteerd wordt in buik, dijbeen of bovenarm. In vier afzonderlijke studies (N=9 tot 12) varieerde de gemiddelde steady state plasma dalspiegel van 2,6 tot 3,4 µg/ml.

Distributie: Het steady state verdelingsvolume was met intraveneuze toediening van een 90 mg dosis enfuvirtide 5,5 ± 1,1 liter. Enfuvirtide is voor 92% gebonden aan plasmaeiwitten in HIV geïnfecteerd plasma over een plasmaspiegel bereik van 2 tot 10 µg/ml. Het is voornamelijk gebonden aan albumine en in mindere mate aan α-1 zuur glycoproteïne. In in vitro studies werd enfuvirtide niet verdrongen van zijn bindingsplaats door andere geneesmiddelen. Bovendien verdrong enfuvirtide andere geneesmiddelen niet van hun bindingsplaats.

Metabolisme: Omdat enfuvirtide een peptide is, wordt verwacht dat het wordt afgebroken tot zijn afzonderlijke aminozuren met vervolgens hergebruik van de aminozuren in het lichaam. In vitro humane microsomale studies en in vivo studies tonen aan dat enfuvirtide geen remmer is van CYP450 enzymen. In in-vitro humane microsomale en hepatocytaire studies resulteert de hydrolyse van de amide groep van het C-terminale aminozuur fenylalanine in een gedeamideert metaboliet en de vorming van dit metaboliet is onafhankelijk van NADPH. Dit metaboliet wordt na toediening van enfuvirtide gedetecteerd in humaan plasma met een AUC variërend van 2,4 tot 15% van de enfuvirtide AUC.

Eliminatie: De klaring van enfuvirtide na intraveneuze toediening van 90 mg was 1,4 ±0,28 l/uur en de eliminatiehalfwaardetijd was 3,2 ± 0,42 uur. Na een 90 mg subcutane dosis enfuvirtide is de

23 eliminatiehalfwaardetijd van enfuvirtide 3,8 ± 0,6 uur. Bij mensen zijn geen massabalansstudies uitgevoerd om de eliminatieroutes van enfuvirtide te bepalen.

Leverinsufficiëntie: De farmacokinetiek van enfuvirtide is niet bestudeerd bij patiënten met een verminderde leverfunctie.

Nierinsufficiëntie: Een specifieke farmacokinetiek studie is niet uitgevoerd bij patiënten met verminderde nierfunctie of bij patiënten die gedialyseerd werden. Echter de analyse van plasmaspiegel gegevens van patiënten in klinische studies toonden aan dat de klaring van enfuvirtide niet in enige klinisch relevante mate beïnvloed wordt bij patiënten met een creatinineklaring hoger dan 35 ml/min.

Bejaarden: De farmacokinetiek van enfuvirtide is niet formeel onderzocht bij patiënten ouder dan 65 jaar.

Geslacht en gewicht: Analyse van plasmaspiegelgegevens van patiënten in klinische studies toonde aan dat de klaring van enfuvirtide 20% lager is bij vrouwen dan bij mannen onafhankelijk van het gewicht. De klaring is verhoogd met toenemend lichaamsgewicht onafhankelijk van het geslacht (20% hoger bij een patiënt van 100 kg en 20% lager bij een patiënt van 40 kg in vergelijking met een patiënt van 70 kg). Deze veranderingen zijn echter niet klinisch significant en een dosisaanpassing is niet vereist.

Ras: Analyse van plasmaspiegel gegevens van patiënten in klinische studies toonden aan dat de klaring van enfuvirtide niet anders was bij zwarten dan bij blanken. Andere PK studies suggereren dat er geen verschil is tussen Aziaten en blanken na aanpassing van de blootstelling voor het lichaamsgewicht.

Pediatrische patiënten: De farmacokinetiek van enfuvirtide is bestudeerd bij 37 pediatrische patiënten. Een dosis van 2 mg/kg bid (maximum 90 mg bid) leverde plasmaspiegels van enfuvirtide op die vergelijkbaar zijn met de waarden die verkregen zijn bij volwassen patiënten die een 90 mg bid dosering kregen. Bij 25 pediatrische patiënten variërend in de leeftijd van 5 tot 16 jaar die een dosis van 2 mg/kg bid kregen in bovenarm, dijbeen of buik was de gemiddelde steady state AUC 54,3 ± 23,5 µg*uur/ml, Cmax was 6,14 ± 2,48 µg/ml, en Cmin was 2,93 ± 1,55 µg/ml.

5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek

Preklinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig van conventionele studies op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde dosering, genotoxiciteit en laat embryonale ontwikkeling. Lange termijn carcinogeniciteitsstudies bij dieren zijn niet uitgevoerd.

Onderzoeken bij cavia’s tonen aan dat enfuvirtide mogelijk contactovergevoeligheid van het vertraagde type kan veroorzaken. In vitro studies tonen aan dat enfuvirtide kan functioneren als een agonist op de formyl peptide receptor, een receptor op leukocyten waarvan gedacht wordt dat deze belangrijk is voor de vroege afweer tegen infectie. De klinische relevantie van deze bevindingen is niet bekend.

24

6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS

6.1 Lijst van hulpstoffen

Poeder Natriumcarbonaat Mannitol Natrium hydrochloride Zoutzuur

6.2 Gevallen van onverenigbaarheid

Fuzeon mag niet gemengd worden met andere geneesmiddelen dan die vermeld zijn onder rubriek 6.6.

6.3 Houdbaarheid

3 jaar

Houdbaarheid na reconstitutie

Chemische en fysische stabiliteit tijdens gebruik is aangetoond voor 48 uur bij 5 °C wanneer het beschermd wordt tegen licht. Uit microbiologisch oogpunt dient het product onmiddellijk gebruikt te worden. Indien het niet onmiddellijk gebruikt wordt, zijn de bewaartijden tijdens gebruik en de omstandigheden voorafgaand aan gebruik de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Deze zijn gewoonlijk niet langer dan 24 uur bij 2°C-8ºC, tenzij reconstitutie heeft plaats gevonden onder gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden.

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren

Voor dit geneesmiddel is er geen speciale bewaartemperatuur.

Na reconstitutie: Bewaren in een koelkast bij 2 °C - 8 °C. Bewaar de flacon in de buitenverpakking ter bescherming tegen licht.

6.5 Aard en inhoud van de verpakking

Flacon: 3 ml flacon, kleurloos glas type I Sluiting: lyofilisaat stop, rubber (latex vrij) Afdichting: aluminium afdichting met afwipdopje

Verpakkingsgrootte Iedere verpakking bevat 60 flacons met Fuzeon.

25

6.6 Instructies voor gebruik, verwerking en verwijdering

Patiënten dienen voor het eerste gebruik van Fuzeon door een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg geïnstrueerd te worden over het gebruik en toediening van Fuzeon.

Fuzeon dient alleen gereconstitueerd te worden met 1,1 ml water voor injecties. Patiënten moeten geïnstrueerd worden om het water voor injecties toe te voegen en dan zachtjes met de top van hun vinger tegen de flacon te tikken totdat het poeder begint op te lossen. Zij mogen de flacon nooit schudden of kantelen om te mengen. Dit veroorzaakt overmatig schuimen. Nadat het poeder begint op te lossen kunnen ze de flacon opzij zetten om het poeder volledig te laten oplossen. Het kan tot 45 minuten duren totdat het poeder opgelost is in de oplossing. De flacon mag door de patiënt voorzichtig tussen de handen gerold worden na het toevoegen van het water voor injectie tot het volledig is opgelost en dit kan de tijd verkorten die nodig is om het poeder op te lossen. Voordat de oplossing opgezogen wordt voor de toediening moet de patiënt de flacon met het oog inspecteren om er zeker van te zijn dat de inhoud volledig is opgelost, helder is en vrij van luchtbellen of deeltjes. Als er aanwijzingen zijn voor deeltjes dient de flacon niet gebruikt te worden en dient deze weggegooid te worden of geretourneerd aan de apotheek.

Fuzeon bevat geen conserveermiddel. Eenmaal gereconstitueerd dient de oplossing onmiddellijk geïnjecteerd te worden. Indien de gereconstitueerde oplossing niet direct geïnjecteerd kan worden dient deze tot gebruik in de koelkast bewaard te worden. Deze oplossing moet dan binnen 24 uur gebruikt worden. Gekoelde gereconstitueerde oplossing moet vóór injectie op kamertemperatuur gebracht worden.

1 ml van de gereconstitueerde oplossing dient subcutaan geïnjecteerd te worden in bovenarm, buik of dijbeen. De injectie dient gegeven te worden op een andere plaats dan de vorige injectie en op een plaats waar op het moment van injectie geen injectieplaats reactie is opgetreden. Een flacon is slechts geschikt voor eenmalig gebruik. Ongebruikte porties dienen weggegooid te worden.

7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Roche Registration Limited 6 Falcon Way Shire Park Welwyn Garden City AL7 1TW Verenigd Koninkrijk

8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/03/252/003

9. DATUM VAN EERSTE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING

27.05.2003

10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST

26

BIJLAGE II

A. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR DE VERVAARDIGING VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

B. VOORWAARDEN VERBONDEN AAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

C. SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

27 A. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR DE VERVAARDIGING VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE

Naam en adres van de fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte

Hoffmann-La Roche AG, Emil-Barrell-Str. 1, D-79639 Grenzach-Wyhlen, Duitsland

B. VOORWAARDEN VERBONDEN AAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

• VOORWAARDEN OF BEPERKINGEN OPGELEGD AAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN TEN AANZIEN VAN DE LEVERING EN HET GEBRUIK

Aan beperkt medisch recept onderworpen geneesmiddel (Zie bijlage I: samenvatting van de productkenmerken, 4.2)

• ANDERE VOORWAARDEN

De houder van de vergunning voor het in de handel brengen moet de Europese Commissie op de hoogte brengen van zijn marketingplannen voor het bij dit besluit goedgekeurde geneesmiddel.

De houder van de vergunning voor het in de handel brengen verbindt zich ertoe om verder 6- maandelijkse PSURs in te dienen.

C. SPECIFIEKE VERPLICHTINGEN DIE DOOR DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN MOETEN WORDEN NAGEKOMEN

De houder van de vergunning voor het in de handel brengen dient het navolgende onderzoeksprogramma binnen de daarvoor aangegeven termijn af te ronden. De resultaten hiervan zullen de basis vormen van de jaarlijkse herbeoordeling van de baten/risicoverhouding.

Niet-klinisch a) De houder van de vergunning voor het in de handel brengen verbindt zich ertoe de definitieve onderzoeksrapporten in te dienen van zowel de host resistentie assays (Streptococus pneumonia en influenza) als de humane dendritische cellen maturatie assay inclusief een discussie over de potentiële immunotoxiciteit van enfuvirtide.

Datum voor indiening van de definitieve onderzoeksrapporten – september 2004 b) De houder van de vergunning voor het in de handel brengen verbindt zich ertoe definitieve onderzoeksrapporten in te dienen van de 6-maanden, herhaalde-dosis toxiciteitsstudies in de rat.

Datum voor indiening van het definitieve onderzoeksrapport – maart 2005

28

Klinisch

De houder van de vergunning voor het in de handel brengen verbindt zich ertoe klinisch vervolgonderzoek te bespreken indien potentiële immunotoxiciteit niet anderszins kan worden uitgesloten, onder andere naar de werking van neutrofielen, antigenen bevattende cellen en complementaire activiteit. Deze bespreking moet binnen zes maanden gereed zijn na de indiening van de betreffende niet-klinische studies.

Datum voor indiening van de bespreking voor klinisch vervolgonderzoek indien de potentiële immunotoxiciteit niet op andere wijze uitgesloten kan worden – maart 2005

29

BIJLAGE III

ETIKETTERING EN BIJSLUITER

30

A. ETIKETTERING

31

GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING OF, INDIEN DEZE ONTBREEKT, OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD

Buitenverpakking voor Verpakking 1

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

Fuzeon 90 mg/ml poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie Enfuvirtide

2. GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)

Elke Fuzeon flacon bevat 108 mg enfuvirtide. 1 ml gereconstitueerde oplossing bevat 90 mg enfuvirtide.

3. LIJST VAN HULPSTOFFEN

Elke flacon met poeder bevat tevens natriumcarbonaat (anhydraat), mannitol, natriumhydroxide en zoutzuur.

Elke flacon oplosmiddel bevat 2 ml water voor injecties.

4. FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD

Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie

Inhoud van de verpakking: 60 flacons met poeder voor oplossing voor injectie 60 flacons met oplosmiddel 60 3 ml injectiespuiten 60 1 ml injectiespuiten 180 alcoholdoekjes

5. WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)

Subcutaan gebruik Lees vóór gebruik de ingesloten bijsluiter voor de volledige instructies betreffende bereiding en toediening

6. EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET BEREIK EN ZICHT VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Houd het geneesmiddel buiten het bereik en het zicht van kinderen

7. ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG

32 8. UITERSTE GEBRUIKSDATUM

EXP

9. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING

Na reconstitutie bewaren in een koelkast bij 2 °C - 8 °C Bewaar de flacon in de buitenverpakking ter bescherming tegen licht

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

De resterende hoeveelheid water voor injecties in de flacon met oplosmiddel moet, na opzuigen van 1,1 ml, weggegooid worden

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Roche Registration Limited 6 Falcon Way Shire Park Welwyn Garden City AL7 1TW Verenigd Koninkrijk

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/03/252/001

13. PARTIJNUMMER VAN DE FABRIKANT

Charge

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

Geneesmiddel op medisch voorschrift

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

33

GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING OF, INDIEN DEZE ONTBREEKT, OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD

Primaire buitenverpakking voor Fuzeon flacons in Verpakking 1

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

Fuzeon 90 mg/ml poeder voor oplossing voor injectie Enfuvirtide

2. GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)

Elke flacon bevat 108 mg enfuvirtide. 1 ml gereconstitueerde oplossing bevat 90 mg enfuvirtide.

3. LIJST VAN HULPSTOFFEN

Elke flacon bevat tevens natriumcarbonaat (anhydraat), mannitol, natriumhydroxide en zoutzuur.

4. FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD

Poeder voor oplossing voor injectie

60 flacons met poeder voor oplossing voor injectie

5. WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)

Subcutaan gebruik Lees vóór gebruik de ingesloten bijsluiter voor de volledige instructies betreffende bereiding en toediening

6. EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET BEREIK EN ZICHT VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Houd het geneesmiddel buiten het bereik en het zicht van kinderen

7. ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG

8. UITERSTE GEBRUIKSDATUM

EXP

34

9. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING

Na reconstitutie bewaren in een koelkast bij 2 °C - 8 °C Bewaar de flacon in de buitenverpakking ter bescherming tegen licht

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Roche Registration Limited 6 Falcon Way Shire Park Welwyn Garden City AL7 1TW Verenigd Koninkrijk

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/03/252/001

13. PARTIJNUMMER VAN DE FABRIKANT

Charge

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

Geneesmiddel op medisch voorschrift

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

35

GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN WORDEN VERMELD

Fuzeon flacon etiket

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)

Fuzeon 90 mg/ml poeder voor oplossing voor injectie Subcutaan gebruik

2. WIJZE VAN TOEDIENING

Lees vóór gebruik de ingesloten bijsluiter

3. UITERSTE GEBRUIKSDATUM

EXP

4. PARTIJNUMMER

Charge

5. INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID

108 mg enfuvirtide

36

GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING OF, INDIEN DEZE ONTBREEKT, OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD

Primaire buitenverpakking voor flacons met water voor injecties in Verpakking 1

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

Water voor injecties

2. GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)

3. LIJST VAN HULPSTOFFEN

4. FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD

Oplosmiddel voor parenteraal gebruik Deze verpakking bevat 60 flacons met 2 ml water voor injecties

5. WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)

Dit water voor injecties is bestemd voor de reconstitutie van Fuzeon 90 mg/ml poeder voor oplossing voor injectie om een oplossing voor subcutaan gebruik te verkrijgen Lees vóór gebruik de ingesloten bijsluiter voor de volledige instructies betreffende bereiding en toediening

6. EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET BEREIK EN ZICHT VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Houd het geneesmiddel buiten het bereik en het zicht van kinderen

7. ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG

8. UITERSTE GEBRUIKSDATUM

EXP

9. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

De resterende hoeveelheid water voor injecties in de flacon met oplosmiddel moet, na opzuigen van 1,1 ml, weggegooid worden

37

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Roche Registration Limited 6 Falcon Way Shire Park Welwyn Garden City AL7 1TW Verenigd Koninkrijk

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/03/252/001

13. PARTIJNUMMER VAN DE FABRIKANT

Charge

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

Geneesmiddel op medisch voorschrift

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

38

GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN WORDEN VERMELD

Water voor injectie flacon etiket

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)

Water voor injecties Subcutaan gebruik

2. WIJZE VAN TOEDIENING

Lees vóór gebruik de ingesloten bijsluiter

3. UITERSTE GEBRUIKSDATUM

EXP

4. PARTIJNUMMER

Charge

5. INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID

2 ml

39

GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING OF, INDIEN DEZE ONTBREEKT, OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD

Buitenverpakking voor Verpakking 2

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

Fuzeon 90 mg/ml poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie Enfuvirtide

2. GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)

Elke flacon bevat 108 mg enfuvirtide. 1 ml gereconstitueerde oplossing bevat 90 mg enfuvirtide.

3. LIJST VAN HULPSTOFFEN

Elke flacon met poeder bevat tevens natriumcarbonaat (anhydraat), mannitol, natriumhydroxide en zoutzuur. Elke flacon oplosmiddel bevat 2 ml water voor injecties.

4. FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD

Poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie

Inhoud van deze verpakking: 60 flacons met poeder voor oplossing voor injectie 60 flacons met oplosmiddel

5. WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)

Subcutaan gebruik Lees vóór gebruik de ingesloten bijsluiter voor de volledige instructies betreffende bereiding en toediening

6. EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET BEREIK EN ZICHT VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Houd het geneesmiddel buiten het bereik en het zicht van kinderen

7. ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG

8. UITERSTE GEBRUIKSDATUM

EXP

40

9. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING

Na reconstitutie bewaren in een koelkast bij 2 °C - 8 °C Bewaar de flacon in de buitenverpakking ter bescherming tegen licht

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

De resterende hoeveelheid water voor injecties in de flacon met oplosmiddel moet, na opzuigen van 1,1 ml, weggegooid worden

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Roche Registration Limited 6 Falcon Way Shire Park Welwyn Garden City AL7 1TW Verenigd Koninkrijk

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/03/252/002

13. PARTIJNUMMER VAN DE FABRIKANT

Charge

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

Geneesmiddel op medisch voorschrift

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

41

GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING OF, INDIEN DEZE ONTBREEKT, OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD

Primaire buitenverpakking voor Fuzeon flacons in Verpakking 2

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

Fuzeon 90 mg/ml poeder voor oplossing voor injectie Enfuvirtide

2. GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)

Elke Fuzeon flacon bevat 108 mg enfuvirtide. 1 ml gereconstitueerde oplossing bevat 90 mg enfuvirtide.

3. LIJST VAN HULPSTOFFEN

Elke flacon bevat tevens natriumcarbonaat (anhydraat), mannitol, natriumhydroxide en zoutzuur.

4. FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD

Poeder voor oplossing voor injectie

60 flacons met poeder voor oplossing voor injectie

5. WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)

Subcutaan gebruik Lees vóór gebruik de ingesloten bijsluiter voor de volledige instructies betreffende bereiding en toediening

6. EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET BEREIK EN ZICHT VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Houd het geneesmiddel buiten het bereik en het zicht van kinderen

7. ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG

8. UITERSTE GEBRUIKSDATUM

EXP

42

9. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING

Na reconstitutie bewaren in een koelkast bij 2 °C - 8 °C Bewaar de flacon in de buitenverpakking ter bescherming tegen licht

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Roche Registration Limited 6 Falcon Way Shire Park Welwyn Garden City AL7 1TW Verenigd Koninkrijk

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/03/252/002

13. PARTIJNUMMER VAN DE FABRIKANT

Charge

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

Geneesmiddel op medisch voorschrift

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

43

GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN WORDEN VERMELD

Fuzeon flacon etiket

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)

Fuzeon 90 mg/ml poeder voor oplossing voor injectie Subcutaan gebruik

2. WIJZE VAN TOEDIENING

Lees vóór gebruik de ingesloten bijsluiter

3. UITERSTE GEBRUIKSDATUM

EXP

4. PARTIJNUMMER

Charge

5. INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID

108 mg enfuvirtide

44

GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING OF, INDIEN DEZE ONTBREEKT, OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD

Primaire buitenverpakking voor flacons met water voor injecties in Verpakking 2

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

Water voor injecties

2. GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)

3. LIJST VAN HULPSTOFFEN

4. FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD

Oplosmiddel voor parenteraal gebruik Deze doos bevat 60 flacons met 2 ml water voor injecties

5. WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN)

Dit water voor injecties is bestemd voor de reconstitutie van Fuzeon 90 mg/ml poeder voor oplossing voor injectie om een oplossing voor subcutaan gebruik te verkrijgen Lees vóór gebruik de ingesloten bijsluiter voor de volledige instructies betreffende bereiding en toediening

6. EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET BEREIK EN ZICHT VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Houd het geneesmiddel buiten het bereik en het zicht van kinderen

7. ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG

8. UITERSTE GEBRUIKSDATUM

EXP

9. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

45 De resterende hoeveelheid water voor injecties in de flacon met oplosmiddel moet, na opzuigen van 1,1 ml, weggegooid worden

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Roche Registration Limited 6 Falcon Way Shire Park Welwyn Garden City AL7 1TW Verenigd Koninkrijk

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/03/252/002

13. PARTIJNUMMER VAN DE FABRIKANT

Charge

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

Geneesmiddel op medisch voorschrift

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

46

GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN WORDEN VERMELD

Water voor injectie flacon etiket

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)

Water voor injecties Subcutaan gebruik

2. WIJZE VAN TOEDIENING

Lees vóór gebruik de ingesloten bijsluiter

3. UITERSTE GEBRUIKSDATUM

EXP

4. PARTIJNUMMER

Charge

5. INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID

2 ml

47

GEGEVENS DIE OP DE BUITENVERPAKKING OF, INDIEN DEZE ONTBREEKT, OP DE PRIMAIRE VERPAKKING MOETEN WORDEN VERMELD

Buitenverpakking voor de verpakking die alleen Fuzeon flacons bevat.

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

Fuzeon 90 mg/ml poeder voor oplossing voor injectie Enfuvirtide

2. GEHALTE AAN WERKZAME STOF(FEN)

Elke flacon bevat 108 mg enfuvirtide. 1 ml gereconstitueerde oplossing bevat 90 mg enfuvirtide.

3. LIJST VAN HULPSTOFFEN

Elke flacon bevat tevens natriumcarbonaat (anhydraat), mannitol, natriumhydroxide en zoutzuur.

4. FARMACEUTISCHE VORM EN INHOUD

Poeder voor oplossing voor injectie

60 flacons met poeder voor oplossing voor injectie

5. WIJZE VAN GEBRUIK EN TOEDIENINGSWEG(EN) subcutaan gebruik Lees vóór gebruik de ingesloten bijsluiter voor de volledige instructies betreffende bereiding en toediening

6. EEN SPECIALE WAARSCHUWING DAT HET GENEESMIDDEL BUITEN HET BEREIK EN ZICHT VAN KINDEREN DIENT TE WORDEN GEHOUDEN

Houd het geneesmiddel buiten het bereik en het zicht van kinderen

7. ANDERE SPECIALE WAARSCHUWING(EN), INDIEN NODIG

8. UITERSTE GEBRUIKSDATUM

EXP

48

9. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DE BEWARING

Na reconstitutie bewaren in een koelkast bij 2 °C - 8 °C Bewaar de flacon in de buitenverpakking ter bescherming tegen licht

10. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN NIET-GEBRUIKTE GENEESMIDDELEN OF DAARVAN AFGELEIDE AFVALSTOFFEN (INDIEN VAN TOEPASSING)

11. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Roche Registration Limited 6 Falcon Way Shire Park Welwyn Garden City AL7 1TW Verenigd Koninkrijk

12. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

EU/1/03/252/003

13. PARTIJNUMMER VAN DE FABRIKANT

Charge

14. ALGEMENE INDELING VOOR DE AFLEVERING

Geneesmiddel op medisch voorschrift

15. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK

49

GEGEVENS DIE TEN MINSTE OP PRIMAIRE KLEINVERPAKKINGEN MOETEN WORDEN VERMELD

Fuzeon flacon etiket

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EN DE TOEDIENINGWEG(EN)

Fuzeon 90 mg/ml poeder voor oplossing voor injectie Subcutaan gebruik

2. WIJZE VAN TOEDIENING

Lees vóór gebruik de ingesloten bijsluiter

3. UITERSTE GEBRUIKSDATUM

EXP

4. PARTIJNUMMER

Charge

5. INHOUD UITGEDRUKT IN GEWICHT, VOLUME OF EENHEID

108 mg enfuvirtide

50

B. BIJSLUITER

51 BIJSLUITER

Lees de hele bijsluiter aandachtig door alvorens dit geneesmiddel te gebruiken. - Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem nog een keer nodig. - Raadpleeg uw arts of apotheker, als u aanvullende vragen heeft. - Dit geneesmiddel is alleen aan u voorgeschreven. Geef het dus niet door aan iemand anders. Het kan schadelijk voor hen zijn, zelfs als ze dezelfde verschijnselen hebben als u.

In deze bijsluiter: 1. Wat is Fuzeon en waarvoor wordt het gebruikt 2. Wat u moet weten voordat u Fuzeon gebruikt 3. Hoe wordt Fuzeon gebruikt (zie rubriek 6 voor verdere aanwijzingen voor het gebruik van Fuzeon) 4. Mogelijke bijwerkingen 5. Hoe bewaart u Fuzeon 6. Aanvullende informatie Hoe wordt Fuzeon gebruikt

Fuzeon 90 mg/ml poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie Enfuvirtide

- De werkzame stof is enfuvirtide. Na reconstitutie met het bijgeleverde oplosmiddel bevat 1 ml gereconstitueerde oplossing 90 mg enfuvirtide. - De andere bestanddelen zijn:

Poeder Natriumcarbonaat (anhydraat) Mannitol Natriumhydroxide Zoutzuur

Oplosmiddel Water voor injecties

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen

Roche Registration Limited 6 Falcon Way Shire Park Welwyn Garden City AL7 1TW Verenigd Koninkrijk

De fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte:

Hoffmann-La Roche AG Emil-Barell-Str. 1, D-79639 Grenzach-Wyhlen Duitsland

52

1. WAT IS FUZEON EN WAARVOOR WORDT HET GEBRUIKT

Hoe wordt Fuzeon geleverd

Fuzeon poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie wordt geleverd in een doos met:

60 flacons Fuzeon 60 flacons water voor injecties dat gebruikt wordt om het Fuzeon poeder op te lossen 60 3 ml injectiespuiten 60 1 ml injectiespuiten 180 alcoholdoekjes

Dit pakket bevat alle benodigdheden om Fuzeon klaar te maken en om Fuzeon gedurende 30 dagen te injecteren.

Fuzeon is ook verkrijgbaar in een doos met 60 flacons Fuzeon en 60 flacons water voor injecties.

Wat Fuzeon is

Fuzeon remt het binnendringen van het humane immunodeficiëntie virus (HIV) in die cellen in uw bloed die door HIV worden aangevallen (CD4- of T-cellen genoemd). Fuzeon voorkomt dat HIV contact maakt met het betreffende celmembraan. Dit betekent dat HIV de cel niet binnen kan komen en zich niet kan vermenigvuldigen. HIV heeft namelijk het DNA in de gastheercel nodig om te vermenigvuldigen.

Wanneer wordt Fuzeon gebruikt

Fuzeon wordt in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen gebruikt door personen die geïnfecteerd zijn met HIV, het virus dat AIDS veroorzaakt. Uw arts heeft u Fuzeon voorgeschreven om uw HIV-infectie onder controle te houden. Fuzeon biedt geen genezing voor HIV-infectie. Gebruik of deel nooit vuile naalden.

2. WAT U MOET WETEN VOORDAT U FUZEON GEBRUIKT

Gebruik Fuzeon niet: - als u overgevoelig (allergisch) bent voor enfuvirtide of voor één van de andere bestanddelen van Fuzeon.

Pas goed op met Fuzeon:

Vertel het uw arts - wanneer u een andere medische aandoening heeft - wanneer u andere geneesmiddelen neemt ook wanneer het geneesmiddelen betreft die niet door uw arts zijn voorgeschreven. - wanneer u in het verleden een longziekte heeft gehad; momenteel intraveneuze drugs gebruikt of heeft gebruikt; een roker bent - wanneer u een voorgeschiedenis van nierproblemen heeft.

Fuzeon vermindert niet het risico van overdracht van HIV naar anderen door seksueel contact of bloedbesmetting. Het is belangrijk om door te blijven gaan met de juiste voorzorgen om de overdracht van HIV naar anderen te voorkomen. Fuzeon biedt geen genezing voor HIV-infectie.

Bij sommige patiënten met voortgeschreden HIV-infectie (AIDS) die al eens opportunistische infecties hebben gehad, kunnen zich kort na het starten van een anti-HIV-therapie, tekenen en symptomen voordoen van een ontsteking door voorgaande infecties. Vermoedelijk zijn deze

53 symptomen het gevolg van verbetering van de immuunrespons (natuurlijke afweer), waardoor het lichaam in staat is zich teweer te stellen tegen infecties die er eventueel, zonder duidelijke symptomen, al waren. Licht onmiddellijk uw arts in als u infectieverschijnselen opmerkt.

Gebruik van Fuzeon met voedsel en drank: Het is niet nodig om Fuzeon met of zonder voedsel te nemen, maar u moet nog steeds de aanwijzingen voor het gebruik uit de bijsluiters van uw andere anti-HIV-geneesmiddelen opvolgen.

Zwangerschap en borstvoeding Zwangere vrouwen en moeders die borstvoeding geven, dienen Fuzeon niet te gebruiken tenzij specifiek aangegeven door hun arts. Vertel het uw arts onmiddellijk wanneer u zwanger bent of denkt te zijn of als u een baby borstvoeding geeft. Het wordt niet aanbevolen dat HIV-geïnfecteerde vrouwen hun zuigelingen borstvoeding geven vanwege de mogelijkheid dat uw baby met HIV geïnfecteerd kan raken via uw moedermelk. Vraag uw arts of apotheker om advies voordat u een geneesmiddel gebruikt.

Rijvaardigheid en bediening van machines: Fuzeon is niet specifiek getest op de mogelijke effecten op uw rijvaardigheid of bediening van machines. Indien u zich echter duizelig voelt terwijl u Fuzeon gebruikt, moet u niet rijden.

Gebruik van Fuzeon samen met andere geneesmiddelen: Licht uw arts of apotheker in als u andere geneesmiddelen gebruikt of onlangs heeft gebruikt, ook als het geneesmiddelen betreft, waarvoor geen voorschrift noodzakelijk is. Het is aangetoond dat Fuzeon geen interactie heeft met uw andere anti-HIV-middelen of rifampicine (een antibioticum).

3. HOE WORDT FUZEON GEBRUIKT

Volg bij gebruik van Fuzeon nauwgezet de instructies van uw arts. Raadpleeg bij twijfel uw arts of uw apotheker.

De gebruikelijke dosis is 90 mg tweemaal daags, gegeven als een 1 ml subcutane (net onder de huid) injectie.

Zie rubriek 6 van deze bijsluiter voor verdere aanwijzingen voor het gebruik van Fuzeon. In rubriek 6 vindt u aanwijzingen voor het klaarmaken van Fuzeon en aanwijzingen hoe u zichzelf een injectie moet geven.

Wat u moet doen als u meer van Fuzeon heeft gebruikt dan u zou mogen:

Er is geen specifiek tegengif tegen een overdosering met Fuzeon. Als u meer neemt dan de aanbevolen dosis dient u uw arts te raadplegen.

Wat u moet doen als u Fuzeon vergeet te gebruiken:

Neem de dosis zodra u het zich herinnert en neem daarna uw volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip. Neem de vergeten dosis niet als het minder dan 6 uur vóór het tijdstip is waarop u uw volgende gebruikelijke dosis gaat nemen. Neem nooit een dubbele dosis om een overgeslagen dosis in te halen.

4. MOGELIJKE BIJWERKINGEN

Zoals alle geneesmiddelen kan Fuzeon bijwerkingen hebben.

In klinische onderzoeken werd pneumonie vaker gezien bij patiënten die behandeld werden met Fuzeon. Het is belangrijk voor u dat u het uw arts vertelt wanneer u moet hoesten en een hoge

54 temperatuur heeft, een erg snelle ademhaling heeft en/of kortademig bent. Deze symptomen kunnen betekenen dat u een longontsteking aan het ontwikkelen bent.

Overgevoeligheid (allergie) voor Fuzeon is zeldzaam. Als u echter symptomen ontwikkelt die doen vermoeden dat u allergisch bent voor dit geneesmiddel dan moet u direct stoppen met het gebruiken en het uw arts zo snel mogelijk vertellen. Symptomen waar u op moet letten zijn huiduitslag, een hoge temperatuur of koude rillingen, een gevoel van misselijkheid of misselijk zijn, zweten en beven. Deze symptomen betekenen niet dat u zeker allergisch bent voor dit geneesmiddel maar u moet ze bespreken met uw arts.

De meest voorkomende bijwerkingen die u kunt ervaren wanneer u Fuzeon neemt, zijn reacties op de plaats op het lichaam waar u zichzelf de injectie gegeven heeft. U zult waarschijnlijk 1 of meerdere van de volgende milde tot matige reacties ervaren op de plaats waar u uw geneesmiddel injecteert: jeuk, zwelling, roodheid, pijn of drukpijn, verharde huid of bulten. Deze reacties kunnen optreden tijdens de eerste week van de behandeling en worden in het algemeen niet erger met voortgaand gebruik van Fuzeon. Reacties op een individuele injectieplaats duren meestal korter dan 7 dagen.

Reacties op de injectieplaats kunnen erger zijn wanneer injecties herhaald worden op dezelfde plaats op het lichaam of wanneer de injectie dieper wordt gegeven dan de bedoeling is (bijvoorbeeld in een spier).

U moet zich ervan bewust zijn dat reacties op de injectieplaats een vaak voorkomende bijwerking van het gebruik van Fuzeon is. Wanneer u reacties op de injectieplaats ervaart, is het belangrijk dat u niet stopt met het gebruik van Fuzeon voordat u met uw arts heeft gesproken over de zorgen die u zich maakt.

In zeldzame gevallen ervaren patiënten een infectie op een individuele injectieplaats. Om het risico van infectie te verminderen, is het belangrijk dat u de Fuzeon aanwijzingen voor injectie, zoals verderop aangegeven, opvolgt.

De bijwerkingen die het meest frequent gemeld zijn, exclusief de reacties op de injectieplaats, zijn diarree en misselijk voelen, bij patiënten behandeld met antiretrovirale therapie zowel met als zonder Fuzeon.

Zeer vaak voorkomende bijwerkingen zijn pijn en gevoelloosheid van handen, voeten of benen en gewichtsverlies.

Vaak voorkomende bijwerkingen zijn bijholteontsteking, plaatselijke zwellingen op de huid, pneumonie, ‘griep’, oorinfectie, gezwollen klieren, verminderde eetlust, gebrek aan eetlust, verhoogde vetconcentratie in het bloed, diabetes, angstgevoelens of geïrriteerdheid, nachtmerries, duizeligheid, concentratiestoornissen, tremor (rillingen), ontstoken oogleden, neusbloeding, ontsteking van de alvleesklier, zure oprispingen, droge huid, eczeem, rood worden van de huid, acne, spierpijn, nierstenen, ‘griepachtige’ symptomen, zwak voelen en bloed in de urine.

Als u bijwerkingen constateert die niet in deze bijsluiter worden vermeld, licht dan uw arts of apotheker in.

5. HOE BEWAART U FUZEON

Houd buiten het bereik en het zicht van kinderen.

Voor de flacons met Fuzeon of flacons met water voor injecties is er geen speciale bewaartemperatuur.

Zodra de oplossing eenmaal klaargemaakt is voor uw injectie, moet deze onmiddellijk worden gebruikt. Indien de oplossing niet onmiddellijk wordt gebruikt, moet deze bewaard worden in een

55 koelkast bij 2 °C - 8 °C en binnen 24 uur worden gebruikt. Bewaar de flacon in de buitenverpakking ter bescherming tegen licht.

Gebruik Fuzeon niet als u deeltjes in het poeder of de oplossing constateert nadat het water voor injecties toegevoegd is. Gebruik ook het water voor injecties niet indien u deeltjes in de flacon ziet of als het water troebel is.

Niet gebruiken na de uiterste op het etiket van ofwel de Fuzeon flacons of de water voor injecties flacons vermelde gebruiksdatum.

6. AANVULLENDE INFORMATIE

HOE WORDT FUZEON GEBRUIKT

Volg bij gebruik van Fuzeon nauwgezet de instructies van uw arts. Raadpleeg bij twijfel uw arts of uw apotheker.

De gebruikelijke dosering is 90 mg tweemaal daags, gegeven als een subcutane (net onder de huid) injectie in bovenarm, dijbeen of buik. Iedere injectie dient gegeven te worden op een andere plaats dan de voorgaande injectie en nooit op een plaats waar nog een injectieplaatsreactie van een eerdere dosis optreedt. U moet uw geneesmiddel niet injecteren in moedervlekken, littekenweefsel, blauwe plekken of in uw navel.

Wanneer Fuzeon te gebruiken

Het is het beste om Fuzeon indien mogelijk iedere dag op hetzelfde tijdstip te nemen. Probeer de doses gelijkmatig te verdelen zoals het u het beste uitkomt. Geschikte tijdstippen zijn, ‘s morgens direct na het opstaan en opnieuw in de avond.

De volgende informatie geeft u een eerste stap-voor-stap richtlijn om uw geneesmiddel te injecteren. Neem contact op met uw arts of apotheker als u vragen heeft over de toediening van Fuzeon.

Hoe lang moet u Fuzeon blijven nemen?

U moet Fuzeon blijven nemen totdat uw arts u vertelt om te stoppen. Wanneer u stopt en uw behandeling met Fuzeon onderbreekt, kan dit als gevolg hebben dat het HIV in uw bloed eerder resistent wordt voor Fuzeon dan wanneer u het regelmatig en zonder onderbrekingen neemt. Het HIV- virus in uw bloed kan uiteindelijk resistent worden voor Fuzeon en de hoeveelheid virus in uw bloed kan beginnen te stijgen. Dan kan uw arts besluiten om u niet langer te behandelen met Fuzeon. Uw arts dient dat tegen die tijd met u te bespreken.

Wat te doen als u linkshandig bent De afbeeldingen in deze bijsluiter tonen mensen die rechtshandig zijn. Indien u linkshandig bent, doe dan wat u het gemakkelijkste lijkt. U vindt het waarschijnlijk het gemakkelijkste om de spuit in uw linkerhand te houden en de flacon tussen duim en wijsvinger van uw rechterhand te houden.

Wanneer heeft u hulp nodig Bepaalde injectieplaatsen, zoals de bovenarm, kunnen in het begin moeilijk te gebruiken zijn. Zorg dat uw partner, een vriend(in) of familielid aanwezig is als u hulp nodig heeft. Zorg dat degene die u helpt een injectie instructie bijwoont, gegeven door uw gezondheidszorgverlener, om het risico van verwondingen met de naald te verminderen.

56

Uw spuiten

De spuiten die met het geneesmiddel meegeleverd worden, hebben een gekleurde naaldbeschermhuls die aan de naald vastzit. Deze beschermhuls bedekt de naald na gebruik en vermindert het risico op verwondingen door de naald.

Alhoewel deze spuiten deze veiligheidseigenschappen hebben, blijft het belangrijk dat u de gebruikte spuiten op de juiste manier weggooit volgens de instructies, gegeven door uw gezondheidszorgverlener.

Veiligheidstips

● Was uw handen grondig om het risico van bacteriële infecties te verminderen. Raak niets aan behalve het geneesmiddel en de daarbij behorende benodigdheden.

● Raak de naald niet aan tijdens handelingen met de spuit. Raak de bovenkanten van de flacons niet aan nadat u ze heeft schoongemaakt met alcoholdoekjes.

● Overtuig u ervan dat geen van de benodigdheden in de doos geopend zijn geweest. Gebruik geen materialen die geopend zijn geweest.

● Gebruik nooit een spuit met een naald die verbogen of beschadigd is.

● Meng uw geneesmiddel nooit met kraanwater.

● Injecteer uw geneesmiddel nooit samen met andere injecteerbare geneesmiddelen.

● De enige aanbevolen manier van injecteren is subcutaan (onder de huid). Fuzeon mag niet intraveneus (direct in de aderen) of intramusculair (direct in uw spieren) gegeven worden.

● Gooi gebruikte spuiten in uw daarvoor bestemde naaldencontainer met een deksel voor veilige verwijdering van afvalmaterialen. Raadpleeg uw arts indien u vragen heeft over de veilige verwijdering van de materialen.

57 BEGINNEN

Het verzamelen van de materialen

Verzamel alle onderstaande materialen

● 1 flacon Fuzeon (glazen flacon met wit poeder erin)

● 1 flacon water voor injecties (glazen flacon met heldere en kleurloze vloeistof erin)

● 1 spuit van 3 ml (grotere spuit) met een 25 mm naald

● 1 spuit van 1 ml (kleinere spuit) met een 13 mm naald

● 3 alcoholdoekjes

● Een alleen hiervoor bedoelde naaldencontainer met een deksel voor de veilige verwijdering van de afvalmaterialen

Open de verpakkingen van de spuiten en verwijder de afwipdopjes

● Gooi de verpakkingen en afwipdopjes bij het afval

● Plaats de spuiten en flacons op een schoon oppervlak

Was uw handen grondig

● Raak niets aan nadat u uw handen heeft gewassen, behalve de injectiebenodigdheden en de injectieplaats

Schoonmaken van de bovenkant van de flacons

● Veeg de rubber stop van iedere flacon af met een nieuw alcoholdoekje. Laat de bovenkanten drogen aan de lucht.

● Zorg ervoor dat u de rubber stoppen niet meer aanraakt nadat u ze heeft schoongemaakt. Als u ze aanraakt, maak ze dan opnieuw schoon.

MENGEN VAN FUZEON

Opzuigen van water voor injecties

Pak de grote 3 ml spuit. Druk met uw wijsvinger de gekleurde naaldbeschermhuls in de richting van de spuit.

Om er zeker van te zijn dat de naald vastzit, houdt u het doorzichtige plastic dopje vast en draait hiermee de naald voorzichtig met de klok mee vast. Niet te hard draaien want de naald kan los raken.

Om het doorzichtige plastic dopje te verwijderen, drukt u het naar de spuit toe en dan trekt u het dopje

58 eraf.

Zuig 1,1 ml lucht op.

Steek de naald van de spuit in de rubber stop van de flacon met water voor injecties en duw op de zuiger waardoor u lucht injecteert.

Draai de flacon ondersteboven. Zorg ervoor dat de punt van de naald altijd onder het oppervlakte van het water voor injecties is. Dit helpt te voorkomen dat er luchtbellen in de spuit komen.

Trek voorzichtig de zuiger op tot het water de 1,1 ml markering bereikt. De flacon bevat een overmaat water voor injecties (2 ml); u hoeft slechts 1,1 ml hiervan op te zuigen voor de bereiding van uw geneesmiddel.

● Tik zachtjes tegen de spuit om de luchtbellen naar boven te laten stijgen.

Als er teveel lucht in de spuit komt, duw dan zachtjes op de zuiger om de lucht terug in de flacon te spuiten en trek opnieuw water op. Zorg ervoor dat u 1,1 ml water voor injecties in de spuit heeft.

● Haal de naald uit de flacon. Zorg ervoor dat u nooit de naald aanraakt met uw vingers of een ander voorwerp.

● Gooi de flacon bij het afval. De flacon met oplosmiddel is slechts bedoeld voor eenmalig gebruik. De resterende hoeveelheid water voor injecties in de flacon met oplosmiddel moet, na opzuigen van de hoeveelheid nodig voor het oplossen van het poeder, weggegooid worden.

Water voor injecties bij Fuzeon poeder spuiten

● Tik zachtjes tegen de flacon met Fuzeon om het poeder los te maken

● Houd de met water gevulde spuit vast en duw de naald onder een kleine hoek door de rubber stop van de flacon.

59 Duw zachtjes op de zuiger van de spuit. Laat het water langzaam langs de binnenkant van de flacon stromen. Zorg ervoor dat u het water niet krachtig in het poeder spuit, want dit kan schuim veroorzaken. Als het gaat schuimen, kan het langer duren totdat het poeder volledig is opgelost.

● Nadat al het steriele water voor injecties aan de flacon met Fuzeon is toegevoegd, verwijdert u de spuit uit de flacon.

● Houd de cilinder van de spuit in één hand en druk zachtjes de gekleurde naaldbeschermhuls naar beneden op een vlakke ondergrond totdat de huls de naald bedekt. U hoort een klik. Gebruik niet uw vrije hand om de huls over de naald te drukken.

● Gooi de spuit weg in de naaldencontainer

Mengen van het water met het Fuzeon poeder

● Tik zachtjes met de top van uw vinger tegen de flacon totdat het poeder begint op te lossen. Schud of kantel de flacon nooit om te mengen. Dit veroorzaakt overmatig schuimen. Nadat het poeder begint op te lossen, zet u de flacon aan de kant om het poeder volledig te laten oplossen. Het kan 45 minuten duren totdat het poeder volledig in de oplossing is opgelost. De flacon mag ook voorzichtig tussen uw handen gerold worden na het toevoegen van het water voor injecties totdat het volledig is opgelost en dit kan de tijd, die nodig is voor het oplossen van het poeder, verkorten.

● Als u per ongeluk de rubber stop aanraakt, veeg deze dan weer af met een nieuw alcoholdoekje.

● Zorg ervoor dat het poeder volledig is opgelost en laat eventueel gevormde luchtbellen opstijgen. Als er nog steeds luchtbellen zijn, tik dan zachtjes tegen de flacon om ze te laten opstijgen.

● Evenals bij alle injecteerbare geneesmiddelen is het belangrijk om de oplossing te controleren op de aanwezigheid van deeltjes. Als u enige deeltjes waarneemt in de oplossing gebruik deze dan niet. U moet dan de flacon weggooien in de daarvoor bestemde naaldencontainer met deksel of terugbrengen naar de apotheek. Begin opnieuw met een nieuwe flacon met Fuzeon poeder.

● Zodra een dosis is gemengd met water voor injecties, moet deze onmiddellijk gebruikt worden, of in de koelkast bewaard en binnen 24 uur gebruikt worden. Laat de oplossing weer op kamertemperatuur komen voordat u deze gaat gebruiken.

● Indien u uw beide dagelijkse doses tegelijkertijd klaarmaakt, zorg er dan voor dat u voor iedere dosis nieuwe spuiten, nieuw water voor injecties en nieuwe Fuzeon gebruikt.

60 KLAARMAKEN VOOR DE INJECTIE

Waar kunt u injecteren

Injectieplaatsen kunnen zijn buik, bovendijbeen en bovenarm. Iedere injectie dient gegeven te worden op een andere plaats dan de voorgaande injectie en nooit op een plaats waar nog een injectieplaatsreactie van een eerdere dosis optreedt. U moet uw geneesmiddel niet injecteren in moedervlekken, littekenweefsel, blauwe plekken of in uw navel.

Kies een plaats in een ander gebied dan de plaats die u heeft gebruikt voor uw vorige injectie en waar op dit moment geen injectieplaatsreactie is opgetreden. (Voel met de toppen van uw vingers of er harde plekjes zijn). Het is veel beter deze gebieden te vermijden. Vermijd ook gebieden waar irritatie door uw riem of rand van uw kleding kan optreden.

Het schoonmaken van de injectieplaats

Maak de huid voor de injectie schoon met een alcoholdoekje. Begin in het midden, oefen druk uit en maak met een draaibeweging naar buiten toe schoon. Laat het aan de lucht drogen.

Fuzeon opzuigen in de 1 ml spuit

● Veeg de bovenkant van de Fuzeon flacon af met een nieuw alcoholdoekje

Neem nu de kleine 1 ml spuit. Druk met uw wijsvinger de gekleurde naaldbeschermhuls in de richting van de spuit.

Om het doorzichtige plastic dopje te verwijderen, drukt u het naar de spuit toe en dan trekt u het dopje eraf.

Zuig 1 ml lucht op. Zorg ervoor dat u de zuiger niet te snel voorbij de 1 ml markering en/of uit de spuit trekt.

Steek de naald in de rubber stop van de Fuzeon flacon en druk op de zuiger om de lucht in de flacon te spuiten. Draai de flacon voorzichtig ondersteboven.

Zorg ervoor dat de top van de naald altijd onder het oppervlak van de oplossing blijft. Dit helpt

61 om te voorkomen dat er luchtbellen in de spuit komen. Trek voorzichtig de zuiger terug totdat de oplossing de 1,0 ml markering bereikt. Zorg ervoor dat u de zuiger niet te snel voorbij de 1 ml markering en/of uit de spuit trekt.

● Tik zachtjes tegen de spuit om de luchtbellen op te laten stijgen.

● Als er teveel lucht in de spuit komt, duw dan voorzichtig de zuiger terug om de lucht terug te spuiten in de flacon en zuig daarna opnieuw de vloeistof op. Zorg ervoor dat er 1,0 ml vloeistof in de spuit zit (of het volume dat uw arts u voorgeschreven heeft, als dit afwijkt). Deze stap kan herhaald worden tot de juiste hoeveelheid oplossing zich in de spuit bevindt.

● Haal de spuit uit de flacon.

HET INJECTEREN VAN FUZEON

Tip: Uw arts of verpleegkundige kan andere injectietechnieken voorstellen die voor u het beste werken.

Pak een zo groot mogelijke huidplooi zonder dat het ongemakkelijk voelt.

● Prik onder een hoek van 45 graden in de huid.

Wanneer de naald erin zit, laat dan de huid los en houd met dezelfde hand de spuit vast om hem stil te houden en schuiven te voorkomen.

● Duw met de duim op de zuiger om de oplossing te injecteren.

Nadat de dosis volledig is geïnjecteerd, haalt u de naald weer uit de huid.

● Houd de cilinder van de spuit in één hand en druk zachtjes de gekleurde naaldbeschermhuls naar beneden op een vlakke ondergrond tot de huls de naald bedekt. U hoort een klik. Gebruik niet uw vrije hand om de huls over de naald te drukken.

62

● Gooi de spuit in de daarvoor bestemde naaldencontainer met deksel.

● Plak een pleistertje op de injectieplaats als er wat bloed zichtbaar is.

VERWIJDEREN VAN GEBRUIKTE MATERIALEN

Gooi alle gebruikte spuiten meteen weg in de daarvoor bestemde naaldencontainer met deksel. Houd de deksel van deze container goed gesloten en houd de naaldencontainer met deksel buiten het bereik van kinderen. Vraag uw arts of apotheker naar de juiste manier om de container weg te gooien.

Bovendien dient u alle gebruikte alcoholdoekjes en flacons veilig weg te gooien zelfs als de flacons ongebruikte hoeveelheden geneesmiddel of water voor injecties bevatten. De flacons Fuzeon en water voor injecties mogen slechts eenmalig gebruikt worden. Andere gebruikte benodigdheden dan spuiten (alcoholdoekjes en lege flacons) kunnen in de afvalbak weggegooid te worden zolang geen bloed zichtbaar is. Als er wel bloed zichtbaar is, gooi ze dan weg in de daarvoor bestemde naaldencontainer met deksel.

Als u vragen of opmerkingen heeft die de veilige verwijdering van deze materialen betreft, neem dan contact op met uw arts of apotheker.

Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen.

België/Belgique/Belgien Luxembourg/Luxemburg N.V. Roche S.A. (Voir/siehe Belgique/Belgien) Tél/Tel: +32 (0) 2 525 82 11

Česká republika Magyarország Roche s. r. o. Roche (Magyarország) Kft. Tel: +420 - 2 20382111 Tel: +36 - 23 446 800

Danmark Malta Roche a/s (See United Kingdom) Tlf: +45 - 36 39 99 99

Deutschland Nederland Hoffmann-La Roche AG Roche Nederland B.V. Tel: +49 (0) 7624 140 Tel: +31 (0) 348 438050

Eesti Norge Hoffmann-La Roche Ltd. Roche Norge AS Tel: + 372 - 6 112 401 Tlf: +47 - 22 78 90 00

Ελλάδα Österreich Roche (Hellas) A.E. Roche Austria GmbH Τηλ: +30 210 61 66 100 Tel: +43 (0) 1 27739

63 España Polska Roche Farma S.A. Roche Polska Sp.z o.o. Tel: +34 - 91 324 81 00 Tel: +48 - 22 608 18 88

France Portugal Roche Roche Farmacêutica Química, Lda Tél: +33 (0) 1 46 40 50 00 Tel: +351 - 21 425 70 00

Ireland Slovenija Roche Products (Ireland) Ltd. Roche farmacevtska družba d.o.o. Tel: +353 (0) 1 469 0700 Tel: +386 - 1 360 26 00

Ísland Slovenská republika Roche a/s Roche Slovensko, s.r.o. c/o Icepharma hf Tel: +421 - 2 52638201 5 Tel: +354 540 8000

Italia Suomi/Finland Roche S.p.A. Roche Oy Tel: +39 - 039 2471 Puh/Tel: +358 (0) 9 525 331

Kύπρος Sverige Γ.Α.Σταµάτης & Σια Λτδ. Roche AB Τηλ: +357 - 22 76 62 76 Tel: +46 (0) 8 726 1200

Latvija United Kingdom Hoffmann-La Roche Ltd. Roche Products Ltd. Tel: +371 - 7 039831 Tel: +44 (0) 1707 366000

Lietuva Hoffmann-La Roche Ltd. Tel: +370 5 2362718

Deze bijsluiter is voor de laatste keer goedgekeurd in { MM/JJJJ }

64 BIJSLUITER

Lees de hele bijsluiter aandachtig door alvorens dit geneesmiddel te gebruiken. - Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem nog een keer nodig. - Raadpleeg uw arts of apotheker, als u aanvullende vragen heeft. - Dit geneesmiddel is alleen aan u voorgeschreven. Geef het dus niet door aan iemand anders. Het kan schadelijk voor hen zijn, zelfs als ze dezelfde verschijnselen hebben als u.

In deze bijsluiter: 1. Wat is Fuzeon en waarvoor wordt het gebruikt 2. Wat u moet weten voordat u Fuzeon gebruikt 3. Hoe wordt Fuzeon gebruikt (zie rubriek 6 voor verdere aanwijzingen voor het gebruik van Fuzeon) 4. Mogelijke bijwerkingen 5. Hoe bewaart u Fuzeon 6. Aanvullende informatie Hoe wordt Fuzeon gebruikt

Fuzeon 90 mg/ml poeder voor oplossing voor injectie Enfuvirtide

- De werkzame stof is enfuvirtide. Na reconstitutie met het oplosmiddel bevat 1 ml gereconstitueerde oplossing 90 mg enfuvirtide. - De andere bestanddelen zijn: Natriumcarbonaat (anhydraat) Mannitol Natriumhydroxide Zoutzuur

Houder van de vergunning voor het in de handel brengen

Roche Registration Limited 6 Falcon Way Shire Park Welwyn Garden City AL7 1TW Verenigd Koninkrijk

De fabrikant verantwoordelijk voor vrijgifte:

Hoffmann-La Roche AG Emil-Barell-Str. 1, D-79639 Grenzach-Wyhlen Duitsland

1. WAT IS FUZEON EN WAARVOOR WORDT HET GEBRUIKT

Hoe wordt Fuzeon geleverd

Fuzeon poeder voor oplossing voor injectie wordt geleverd in een doos met 60 flacons van uw geneesmiddel.

65 Wat Fuzeon is

Fuzeon remt het binnendringen van het humane immunodeficiëntie virus (HIV) in die cellen in uw bloed die door HIV worden aangevallen (CD4- of T-cellen genoemd). Fuzeon voorkomt dat HIV contact maakt met het betreffende celmembraan. Dit betekent dat HIV de cel niet binnen kan komen en zich niet kan vermenigvuldigen. HIV heeft namelijk het DNA in de gastheercel nodig om te vermenigvuldigen.

Wanneer wordt Fuzeon gebruikt

Fuzeon wordt in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen gebruikt door personen die geïnfecteerd zijn met HIV, het virus dat AIDS veroorzaakt. Uw arts heeft u Fuzeon voorgeschreven om uw HIV-infectie onder controle te houden. Fuzeon biedt geen genezing voor HIV-infectie. Gebruik of deel nooit vuile naalden.

2. WAT U MOET WETEN VOORDAT U FUZEON GEBRUIKT

Gebruik Fuzeon niet: - als u overgevoelig (allergisch) bent voor enfuvirtide of voor één van de andere bestanddelen van Fuzeon.

Pas goed op met Fuzeon:

Vertel het uw arts - wanneer u een andere medische aandoening heeft - wanneer u andere geneesmiddelen neemt ook wanneer het geneesmiddelen betreft die niet door uw arts zijn voorgeschreven. - wanneer u in het verleden een longziekte heeft gehad; momenteel intraveneuze drugs gebruikt of heeft gebruikt; een roker bent - wanneer u een voorgeschiedenis van nierproblemen heeft.

Fuzeon vermindert niet het risico van overdracht van HIV naar anderen door seksueel contact of bloedbesmetting. Het is belangrijk om door te blijven gaan met de juiste voorzorgen om de overdracht van HIV naar anderen te voorkomen. Fuzeon biedt geen genezing voor HIV-infectie.

Bij sommige patiënten met voortgeschreden HIV-infectie (AIDS) die al eens opportunistische infecties hebben gehad, kunnen zich kort na het starten van een anti-HIV-therapie, tekenen en symptomen voordoen van een ontsteking door voorgaande infecties. Vermoedelijk zijn deze symptomen het gevolg van verbetering van de immuunrespons (natuurlijke afweer), waardoor het lichaam in staat is zich teweer te stellen tegen infecties die er eventueel, zonder duidelijke symptomen, al waren. Licht onmiddellijk uw arts in als u infectieverschijnselen opmerkt.

Gebruik van Fuzeon met voedsel en drank: Het is niet nodig om Fuzeon met of zonder voedsel te nemen, maar u moet nog steeds de aanwijzingen voor het gebruik uit de bijsluiters van uw andere anti-HIV-geneesmiddelen opvolgen.

Zwangerschap en borstvoeding Zwangere vrouwen en moeders die borstvoeding geven, dienen Fuzeon niet te gebruiken tenzij specifiek aangegeven door hun arts. Vertel het uw arts onmiddellijk wanneer u zwanger bent of denkt te zijn of als u een baby borstvoeding geeft. Het wordt niet aanbevolen dat HIV-geïnfecteerde vrouwen hun zuigelingen borstvoeding geven vanwege de mogelijkheid dat uw baby met HIV geïnfecteerd kan raken via uw moedermelk. Vraag uw arts of apotheker om advies voordat u een geneesmiddel gebruikt.

Rijvaardigheid en bediening van machines:

66 Fuzeon is niet specifiek getest op de mogelijke effecten op uw rijvaardigheid of bediening van machines. Indien u zich echter duizelig voelt terwijl u Fuzeon gebruikt, moet u niet rijden.

Gebruik van Fuzeon samen met andere geneesmiddelen: Licht uw arts of apotheker in als u andere geneesmiddelen gebruikt of onlangs heeft gebruikt, ook als het geneesmiddelen betreft, waarvoor geen voorschrift noodzakelijk is. Het is aangetoond dat Fuzeon geen interactie heeft met uw andere anti-HIV-middelen of rifampicine (een antibioticum).

3. HOE WORDT FUZEON GEBRUIKT

Volg bij gebruik van Fuzeon nauwgezet de instructies van uw arts. Raadpleeg bij twijfel uw arts of uw apotheker.

De gebruikelijke dosis is 90 mg tweemaal daags, gegeven als een 1 ml subcutane (net onder de huid) injectie.

Zie rubriek 6 van deze bijsluiter voor verdere aanwijzingen voor het gebruik van Fuzeon. In rubriek 6 vindt u aanwijzingen voor het klaarmaken van Fuzeon en aanwijzingen hoe u zichzelf een injectie moet geven.

Wat u moet doen als u meer van Fuzeon heeft gebruikt dan u zou mogen:

Er is geen specifiek tegengif tegen een overdosering met Fuzeon. Als u meer neemt dan de aanbevolen dosis dient u uw arts te raadplegen.

Wat u moet doen als u Fuzeon vergeet te gebruiken:

Neem de dosis zodra u het zich herinnert en neem daarna uw volgende dosis op het gebruikelijke tijdstip. Neem de vergeten dosis niet als het minder dan 6 uur vóór het tijdstip is waarop u uw volgende gebruikelijke dosis gaat nemen. Neem nooit een dubbele dosis om een overgeslagen dosis in te halen.

4. MOGELIJKE BIJWERKINGEN

Zoals alle geneesmiddelen kan Fuzeon bijwerkingen hebben.

In klinische onderzoeken werd pneumonie vaker gezien bij patiënten die behandeld werden met Fuzeon. Het is belangrijk voor u dat u het uw arts vertelt wanneer u moet hoesten en een hoge temperatuur heeft, een erg snelle ademhaling heeft en/of kortademig bent. Deze symptomen kunnen betekenen dat u een longontsteking aan het ontwikkelen bent.

Overgevoeligheid (allergie) voor Fuzeon is zeldzaam. Als u echter symptomen ontwikkelt die doen vermoeden dat u allergisch bent voor dit geneesmiddel dan moet u direct stoppen met het gebruiken en het uw arts zo snel mogelijk vertellen. Symptomen waar u op moet letten zijn huiduitslag, een hoge temperatuur of koude rillingen, een gevoel van misselijkheid of misselijk zijn, zweten en beven. Deze symptomen betekenen niet dat u zeker allergisch bent voor dit geneesmiddel maar u moet ze bespreken met uw arts.

De meest voorkomende bijwerkingen die u kunt ervaren wanneer u Fuzeon neemt, zijn reacties op de plaats op het lichaam waar u zichzelf de injectie gegeven heeft. U zult waarschijnlijk 1 of meerdere van de volgende milde tot matige reacties ervaren op de plaats waar u uw geneesmiddel injecteert: jeuk, zwelling, roodheid, pijn of drukpijn, verharde huid of bulten. Deze reacties kunnen optreden tijdens de eerste week van de behandeling en worden in het algemeen niet erger met voortgaand gebruik van Fuzeon. Reacties op een individuele injectieplaats duren meestal korter dan 7 dagen.

67 Reacties op de injectieplaats kunnen erger zijn wanneer injecties herhaald worden op dezelfde plaats op het lichaam of wanneer de injectie dieper wordt gegeven dan de bedoeling is (bijvoorbeeld in een spier).

U moet zich ervan bewust zijn dat reacties op de injectieplaats een vaak voorkomende bijwerking van het gebruik van Fuzeon is. Wanneer u reacties op de injectieplaats ervaart, is het belangrijk dat u niet stopt met het gebruik van Fuzeon voordat u met uw arts heeft gesproken over de zorgen die u zich maakt.

In zeldzame gevallen ervaren patiënten een infectie op een individuele injectieplaats. Om het risico van infectie te verminderen is het belangrijk dat u de Fuzeon aanwijzingen voor injectie, zoals verderop aangegeven, opvolgt.

De bijwerkingen die het meest frequent gemeld zijn, exclusief de reacties op de injectieplaats, zijn diarree en misselijk voelen, bij patiënten behandeld met antiretrovirale therapie zowel met als zonder Fuzeon.

Zeer vaak voorkomende bijwerkingen zijn pijn en gevoelloosheid van handen, voeten of benen en gewichtverlies.

Vaak voorkomende bijwerkingen zijn bijholteontsteking,, plaatselijke zwellingen op de huid, pneumonie, ‘griep’, oorinfectie, gezwollen klieren, verminderde eetlust, gebrek aan eetlust, verhoogde vetconcentratie in het bloed, diabetes, angstgevoelens of geïrriteerdheid, nachtmerries,, duizeligheid, concentratiestoornissen, tremor (rillingen), ontstoken oogleden, neusbloeding, ontsteking van de alvleesklier, zure oprispingen, droge huid, eczeem, rood worden van de huid, acne, spierpijn, nierstenen, ‘griepachtige’ symptomen, zwak voelen en bloed in de urine.

Als u bijwerkingen constateert die niet in deze bijsluiter worden vermeld, licht dan uw arts of apotheker in.

5. HOE BEWAART U FUZEON

Houd buiten het bereik en het zicht van kinderen.

Voor dit geneesmiddel is er geen speciale bewaartemperatuur.

Zodra de oplossing eenmaal klaargemaakt is voor uw injectie, moet deze onmiddellijk worden gebruikt. Indien de oplossing niet onmiddellijk wordt gebruikt, moet deze bewaard worden in een koelkast bij 2 °C - 8 °C en binnen 24 uur worden gebruikt. Bewaar de flacon in de buitenverpakking ter bescherming tegen licht.

Gebruik Fuzeon niet als u deeltjes in het poeder of de oplossing constateert nadat het water voor injecties toegevoegd is.

Niet gebruiken na de uiterste op het etiket van de Fuzeon flacons vermelde gebruiksdatum.

6. AANVULLENDE INFORMATIE

HOE WORDT FUZEON GEBRUIKT

Volg bij gebruik van Fuzeon nauwgezet de instructies van uw arts. Raadpleeg bij twijfel uw arts of uw apotheker.

De gebruikelijke dosering is 90 mg tweemaal daags, gegeven als een subcutane (net onder de huid) injectie in bovenarm, dijbeen of buik. Iedere injectie dient gegeven te worden op een andere plaats dan

68 de voorgaande injectie en nooit op een plaats waar nog een injectieplaatsreactie van een eerdere dosis optreedt. U moet uw geneesmiddel niet injecteren in moedervlekken, littekenweefsel, blauwe plekken of in uw navel.

Wanneer Fuzeon te gebruiken

Het is het beste om Fuzeon indien mogelijk iedere dag op hetzelfde tijdstip te nemen. Probeer de doses gelijkmatig te verdelen zoals het u het beste uitkomt. Geschikte tijdstippen zijn, ‘s morgens direct na het opstaan en opnieuw in de avond.

De volgende informatie geeft u een eerste stap-voor-stap richtlijn om uw geneesmiddel te injecteren. Neem contact op met uw arts of apotheker als u vragen heeft over de toediening van Fuzeon.

Hoe lang moet u Fuzeon blijven nemen?

U moet Fuzeon blijven nemen totdat uw arts u vertelt om te stoppen. Wanneer u stopt en uw behandeling met Fuzeon onderbreekt, kan dit als gevolg hebben dat het HIV in uw bloed eerder resistent wordt voor Fuzeon dan wanneer u het regelmatig en zonder onderbrekingen neemt. Het HIV- virus in uw bloed kan uiteindelijk resistent worden voor Fuzeon en de hoeveelheid virus in uw bloed kan beginnen te stijgen. Dan kan uw arts besluiten om u niet langer te behandelen met Fuzeon. Uw arts dient dat tegen die tijd met u te bespreken.

Wat te doen als u linkshandig bent

De afbeeldingen in deze bijsluiter tonen mensen die rechtshandig zijn. Indien u linkshandig bent, doe dan wat u het gemakkelijkste lijkt. U vindt het waarschijnlijk het gemakkelijkste om de spuit in uw linkerhand te houden en de flacon tussen duim en wijsvinger van uw rechterhand te houden.

Wanneer heeft u hulp nodig

Bepaalde injectieplaatsen, zoals de bovenarm, kunnen in het begin moeilijk te gebruiken zijn. Zorg dat uw partner, een vriend(in) of familielid aanwezig is als u hulp nodig heeft. Zorg dat degene die u helpt een injectie instructie bijwoont, gegeven door uw gezondheidszorgverlener, om het risico van verwondingen met de naald te verminderen.

Veiligheidstips

● Was uw handen grondig om het risico van bacteriële infecties te verminderen. Raak niets aan behalve het geneesmiddel en de benodigdheden.

● Raak de naald niet aan tijdens handelingen met de spuit. Raak de bovenkanten van de flacons niet aan nadat u ze heeft schoongemaakt met alcoholdoekjes.

● Overtuig u ervan dat geen van de benodigdheden die u nodig heeft voor uw injectie geopend zijn geweest. Gebruik geen materialen die geopend zijn geweest.

● Meng uw geneesmiddel nooit met kraanwater.

● Injecteer uw geneesmiddel nooit samen met andere injecteerbare geneesmiddelen.

● De enige aanbevolen manier van injecteren is subcutaan (onder de huid). Fuzeon mag niet intraveneus (direct in de aderen) of intramusculair (direct in uw spieren) gegeven worden.

● Gooi gebruikte spuiten in uw daarvoor bestemde naaldencontainer met een deksel voor veilige verwijdering van afvalmaterialen. Raadpleeg uw arts indien u vragen heeft over de veilige verwijdering van de materialen.

69 BEGINNEN

Het verzamelen van de materialen

Verzamel alle onderstaande materialen

● 1 flacon Fuzeon

● 1 flacon water voor injecties

● 1 spuit van 3 ml (grotere spuit) met een 25 mm naald

● 1 spuit van 1 ml (kleinere spuit) met een 13 mm naald

● 3 alcoholdoekjes

● Een alleen hiervoor bedoelde naaldencontainer met een deksel voor de veilige verwijdering van de afvalmaterialen

Open de verpakkingen van de spuiten en verwijder de afwipdopjes

● Gooi de verpakkingen en afwipdopjes bij het afval

● Plaats de spuiten en flacons op een schoon oppervlak

Was uw handen grondig

● Raak niets aan nadat u uw handen heeft gewassen, behalve de injectiebenodigdheden en de injectieplaats

Schoonmaken van de bovenkant van de flacons

● Veeg de rubber stop van iedere flacon af met een nieuw alcoholdoekje. Laat de bovenkanten drogen aan de lucht.

● Zorg ervoor dat u de rubber stoppen niet meer aanraakt nadat u ze heeft schoongemaakt. Als u ze aanraakt, maak ze dan opnieuw schoon.

MENGEN VAN FUZEON

Opzuigen van water voor injectie

Pak de grote 3 ml spuit.

Verwijder de plastic dop en zuig 1,1 ml lucht op.

Steek de naald van de spuit in de rubber stop van de flacon met water voor injecties en duw op de zuiger waardoor u lucht injecteert.

70 Draai de flacon ondersteboven. Zorg ervoor dat de punt van de naald altijd onder het oppervlakte van het water voor injecties is. Dit helpt te voorkomen dat er luchtbellen in de spuit komen.

Trek voorzichtig de zuiger op tot het water de 1,1 ml markering bereikt.

● Tik zachtjes tegen de spuit om de luchtbellen naar boven te laten stijgen

Als er teveel lucht in de spuit komt, duw dan zachtjes op de zuiger om de lucht terug in de flacon te spuiten en trek opnieuw water voor injecties op. Zorg ervoor dat u 1,1 ml water voor injecties in de spuit heeft.

● Haal de naald uit de flacon. Zorg ervoor dat u nooit de naald aanraakt met uw vingers of een ander voorwerp.

Gooi de flacon van het water voor injecties bij het afval. De flacon met water voor injecties is slechts bedoeld voor eenmalig gebruik.

Water voor injecties bij Fuzeon poeder spuiten

● Tik zachtjes tegen de flacon met Fuzeon om het poeder los te maken

● Houd de met water gevulde spuit vast en duw de naald onder een kleine hoek door de rubber stop van de Fuzeon flacon.

Duw zachtjes op de zuiger van de spuit. Laat het water langzaam langs de binnenkant van de flacon stromen. Zorg ervoor dat u het water niet krachtig in het poeder spuit, want dit kan schuim veroorzaken. Als het gaat schuimen, kan het langer duren totdat het poeder volledig is opgelost.

● Nadat al het water voor injecties aan de Fuzeon flacon is toegevoegd, gooit u de spuit in de daarvoor bestemde naaldcontainer.

Mengen van het water voor injecties met het Fuzeon poeder

● Tik zachtjes met de top van uw vinger tegen de flacon totdat het poeder begint op te lossen. Schud of kantel de flacon nooit om te mengen. Dit veroorzaakt overmatig schuimen. Nadat het poeder begint op te lossen, zet u de flacon aan de kant om het poeder volledig te laten oplossen. Het kan 45 minuten duren totdat het poeder volledig in de oplossing is opgelost. De flacon mag ook voorzichtig tussen uw handen gerold worden na het toevoegen van het water voor injecties totdat het volledig is opgelost en dit kan de tijd, die nodig is voor het oplossen van het poeder, verkorten.

● Als u per ongeluk de rubber stop aanraakt, veeg deze dan weer af met een nieuw alcoholdoekje.

71 ● Zorg ervoor dat het poeder volledig is opgelost en laat eventueel gevormde luchtbellen opstijgen. Als er nog steeds luchtbellen zijn, tik dan zachtjes tegen de flacon om ze te laten opstijgen.

● Evenals bij alle injecteerbare geneesmiddelen is het belangrijk om de oplossing te controleren op de aanwezigheid van deeltjes. Als u enige deeltjes waarneemt in de oplossing gebruik deze dan niet. U moet dan de flacon weggooien in de daarvoor bestemde naaldencontainer met deksel of terugbrengen naar de apotheek. Begin opnieuw met een nieuwe flacon met Fuzeon poeder.

● Zodra een dosis is gemengd met water voor injecties, moet deze onmiddellijk gebruikt worden, of in de koelkast bewaard en binnen 24 uur gebruikt worden. Laat de oplossing weer op kamertemperatuur komen voordat u deze gaat gebruiken.

● Indien u uw beide dagelijkse doses tegelijkertijd klaarmaakt, zorg er dan voor dat u voor iedere dosis nieuwe spuiten, nieuw water voor injecties en nieuwe Fuzeon gebruikt.

KLAARMAKEN VOOR DE INJECTIE

Waar kunt u injecteren

Injectieplaatsen kunnen zijn buik, bovendijbeen en bovenarm. Iedere injectie dient gegeven te worden op een andere plaats dan de voorgaande injectie en nooit op een plaats waar nog een injectieplaatsreactie van een eerdere dosis optreedt. U moet uw geneesmiddel niet injecteren in moedervlekken, littekenweefsel, blauwe plekken of in uw navel.

Kies een plaats in een ander gebied dan de plaats die u heeft gebruikt voor uw vorige injectie en waar op dit moment geen injectieplaatsreactie is opgetreden. (Voel met de toppen van uw vingers of er harde plekjes zijn). Het is veel beter deze gebieden te vermijden. Vermijd ook gebieden waar irritatie door uw riem of rand van uw kleding kan optreden.

Het schoonmaken van de injectieplaats

Maak de huid voor de injectie schoon met een alcoholdoekje. Begin in het midden, oefen druk uit en maak met een draaibeweging naar buiten toe schoon. Laat het aan de lucht drogen.

Fuzeon opzuigen in de 1 ml spuit

● Veeg de bovenkant van de Fuzeon flacon af met een nieuw alcoholdoekje.

Neem nu de kleine 1 ml spuit. Verwijder de plastic beschermhuls en zuig 1 ml lucht op.

Steek de naald in de rubber stop van de Fuzeon flacon en druk op de zuiger om de lucht in de flacon te spuiten. Draai de flacon voorzichtig ondersteboven. Zorg ervoor dat de naald altijd onder het oppervlak van de oplossing blijft. Dit helpt om te voorkomen dat er luchtbellen in de spuit komen. Trek voorzichtig de zuiger terug totdat de oplossing de 1,0 ml markering bereikt.

72

● Tik zachtjes tegen de spuit om de luchtbellen op te laten stijgen.

● Als er teveel lucht in de spuit komt, duw dan voorzichtig de zuiger terug om de lucht terug te spuiten in de flacon en zuig daarna opnieuw de vloeistof op. Zorg ervoor dat er 1,0 ml vloeistof in de spuit zit (of het volume dat uw arts u voorgeschreven heeft, als dit afwijkt). Deze stap kan herhaald worden tot de juiste hoeveelheid oplossing zich in de spuit bevindt.

● Haal de spuit uit de flacon.

HET INJECTEREN VAN FUZEON

Tip: Uw arts of verpleegkundige kan andere injectietechnieken voorstellen die voor u het beste werken.

Pak een zo groot mogelijke huidplooi zonder dat het ongemakkelijk voelt.

● Prik onder een hoek van 45 graden in de huid.

Wanneer de naald erin zit laat dan de huid los en houd met dezelfde hand de spuit vast om hem stil te houden en schuiven te voorkomen.

● Duw met de duim op de zuiger om de oplossing te injecteren.

● Nadat de dosis volledig is geïnjecteerd, blijf dan de zuiger helemaal indrukken om ervoor te zorgen dat de naald automatisch wordt teruggetrokken in de spuit.

● Gooi de spuit in de daarvoor bestemde naaldencontainer met deksel.

● Plak een pleistertje op de injectieplaats als er wat bloed zichtbaar is.

73

VERWIJDEREN VAN GEBRUIKTE MATERIALEN

Gooi alle gebruikte spuiten meteen weg in de daarvoor bestemde naaldencontainer met deksel. Houd de deksel van deze container goed gesloten en houd de naaldencontainer met deksel buiten het bereik van kinderen. Vraag uw arts of apotheker naar de juiste manier om de container weg te gooien.

Bovendien dient u alle gebruikte alcoholdoekjes en flacons veilig weg te gooien zelfs als de flacons ongebruikte hoeveelheden geneesmiddel of water voor injecties bevatten. De flacons Fuzeon mogen slechts eenmalig gebruikt worden. Andere gebruikte benodigdheden dan spuiten (alcoholdoekjes en lege flacons) kunnen in de afvalbak weggegooid te worden zolang geen bloed zichtbaar is. Als er wel bloed zichtbaar is, gooi ze dan weg in de daarvoor bestemde naaldencontainer met deksel.

Als u vragen of opmerkingen heeft die de veilige verwijdering van deze materialen betreft, neem dan contact op met uw arts of apotheker.

Neem voor alle informatie met betrekking tot dit geneesmiddel contact op met de lokale vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen.

België/Belgique/Belgien Luxembourg/Luxemburg N.V. Roche S.A. (Voir/siehe Belgique/Belgien) Tél/Tel: +32 (0) 2 525 82 11

Česká republika Magyarország Roche s. r. o. Roche (Magyarország) Kft. Tel: +420 - 2 20382111 Tel: +36 - 23 446 800

Danmark Malta Roche a/s (See United Kingdom) Tlf: +45 - 36 39 99 99

Deutschland Nederland Hoffmann-La Roche AG Roche Nederland B.V. Tel: +49 (0) 7624 140 Tel: +31 (0) 348 438050

Eesti Norge Hoffmann-La Roche Ltd. Roche Norge AS Tel: + 372 - 6 112 401 Tlf: +47 - 22 78 90 00

Ελλάδα Österreich Roche (Hellas) A.E. Roche Austria GmbH Τηλ: +30 210 61 66 100 Tel: +43 (0) 1 27739

España Polska Roche Farma S.A. Roche Polska Sp.z o.o. Tel: +34 - 91 324 81 00 Tel: +48 - 22 608 18 88

France Portugal Roche Roche Farmacêutica Química, Lda Tél: +33 (0) 1 46 40 50 00 Tel: +351 - 21 425 70 00

Ireland Slovenija Roche Products (Ireland) Ltd. Roche farmacevtska družba d.o.o. Tel: +353 (0) 1 469 0700 Tel: +386 - 1 360 26 00

74 Ísland Slovenská republika Roche a/s Roche Slovensko, s.r.o. c/o Icepharma hf Tel: +421 - 2 52638201 5 Tel: +354 540 8000

Italia Suomi/Finland Roche S.p.A. Roche Oy Tel: +39 - 039 2471 Puh/Tel: +358 (0) 9 525 331

Kύπρος Sverige Γ.Α.Σταµάτης & Σια Λτδ. Roche AB Τηλ: +357 - 22 76 62 76 Tel: +46 (0) 8 726 1200

Latvija United Kingdom Hoffmann-La Roche Ltd. Roche Products Ltd. Tel: +371 - 7 039831 Tel: +44 (0) 1707 366000

Lietuva Hoffmann-La Roche Ltd. Tel: +370 5 2362718

Deze bijsluiter is voor de laatste keer goedgekeurd in { MM/JJJJ }

75