Noordzee-Weekdieren: Gastropoda Haliotidae • Haiiotis Linnaeus, 1758 Jeroen Goud ------Foto's Theo Strengers Haliotls Tuberculata Linnaeus, 1758 - Zeeoor
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Noordzee-weekdieren: Gastropoda haliotidae • Haiiotis Linnaeus, 1758 Jeroen Goud -------------------------------------------------------- Foto's Theo Strengers Haliotls tuberculata Linnaeus, 1758 - Zeeoor Afleveringsgewijs zal een systematisch over zicht gegeven worden van de recente Gastropo- da, welke levend in de Noordzee of aangespoeld op onze stranden werden aangetroffen. Hierbij staat voorop dat het een zo praktisch mogelijke gids dient te zijn die de verzamelaar in staat moet stellen om het door hem verzamelde mate riaal afkomstig van zowel de Noordzeekust als van de diepere delen van de Noordzee, te deter mineren. Hij is samengesteld aan de hand van overzichten en vondstmeldingen uit de bestaan de literatuur, uit vondstmeldingen van het Cen traal Systeem van de Strandwerkgemeenschap Afb. 1 Haliotis tuberculata. Een boven en on en uit persoonlijke waarnemingen. Uit de noor deraanzicht; kopzijde onder, x 0,5. delijke delen van de Noordzee zijn alleen die soorten opgenomen welke min of meer regelma Stevige schelp met ca. 3 windingen, die plat tig levend worden aangetroffen. Om de serie bin maar wel iets verheven zijn. Laatste winding nen een redelijke termijn te doen verschijnen is zeer groot. Top op 1/7 tot 1/8 vanaf de achter gekozen voor beperkte omvang. Voor iedere rand; tophoek 130-140°. Aan de buitenzijde van soort is een halve pagina, incidenteel een hele de windingen loopt een kiel met een rij trechter pagina, beschikbaar. Elke soortbeschrijving vormig verhoogde ademhalingsopeningen waar bestaat steeds uit: van slechts de laatste 5-7 open en in gebruik zijn. - de wetenschappelijke naam, Op de buitenzijde lopen vanuit de top vele duide - de meest gebruikte Nederlandse naam, lijke smalle, wat gegolfde spiraalrichels met -synoniemen welke in de recente literatuur ge smallere groeven er tussenin. Dwars hierop on bezigd worden, regelmatig golvende verhogingen, die het opper - een afbeelding veelal van voor- en achterzijde, vlak soms een wat grillig uiterlijk geven. L.B.H. - een beschrijving van de schelpkenmerken, = 98.67.21 mm. De mondopening is zeer groot, waarbij de nadruk ligt op die kenmerken waarin tot 9/10 van de schelpdiameter. De mondrand is de soort zich van nauwe verwanten onder aan de voorzijde scherp, soms teruggebogen scheidt, daar waar een nieuwe ademhalingsopening - de maximale Lengte-, Breedte-, Hoogtematen wordt gevormd, aan de achterzijde afgeplat naar (L.B.H.), welke uit de literatuur dan wel uit eigen binnen gevouwen. waarneming bekend zijn, Kleur van paars bij jonge dieren tot roodbruin bij - een omschrijving van het (Europese) versprei volwassenen, vaak met gelige of groenige onre dingsgebied met eventuele opmerkingen voor gelmatig driehoekige vlekken. Buitenzijde met de Nederlandse kust. een dunne lichtbruine opperhuid. Binnenzijde Tevens worden steeds vermeld: fraai parelmoer met doorschemerende spiraal- de familie-naam boven de eerst genoemde en groeilijnen gemarkeerd. soort van iedere familie, Leeft zuidelijk van de kanaaleilanden tot in de - de genus-naam boven de eerst genoemde Middellandse Zee. In Nederland slechts bekend soort van ieder genus. van twee vondsten aan wieren aangespoeld. vita marina zeebiologische dokumentatie sept.-okt. 1985 noordzee-weekdieren FISSURELLIDAE ■ Emarginula Lamarck, 1801 Emarginula reticulata Sowerby, 1813 Emarginula rosea Bell, 1824 (syn. fissura L., 1767) (syn. conica Lamarck, 1801) Afb. 2 Emarginula reticulata. Een zij- en een Afb. 3 Emarginula rosea. Een zij- en een bo bovenaanzicht; kopzijde boven. 4 x vergroot. venaanzicht; kopzijde boven. 6 x vergroot. Een mutsvormig schelpje met de apex naar de Lijkt in grote lijnen veel op de voorgaande soort, achterzijde toe gebogen. De top ligt op ongeveer echter de apex is veel sterker naar achteren ge 3/4 uit de voorrand. Vanuit het midden van de bogen. De top reikt tot of zelfs voorbij de achter voorrand loopt een smalle spleetvormige slit rand. De slit is korter, hooguit 1/5 deel van de af richting top. Ca. 1/3 deel vanaf de rand is open, stand schelprand-apex. In zijaanzicht is de voor het verdere deel is afgesloten maar duidelijk ver kant boller en de achterkant holler dan bij E. reti zonken. In zijaanzicht is de voorkant bol en de culata. Een 30-35-tal ribbels wordt afgewisseld achterkant hol. Een 20-35 tal licht gerimpelde door ongeveer even brede groeven. Alleen in de ribbels stralen vanuit de top naar de schelprand; achterste schelp helft staan in de groeven lagere aan voor- en achterkant zijn ze recht, aan de zij richels. Een 20-tal ribben kruisen de ribbels. Het kanten buigen ze iets naar achteren. Tussen de geheel vormt een fijner patroon dan bij E. reticu ribbels liggen groeven waarvan de meeste nog lata; de hokjes geven een rondere indruk. Mond een lagere richel bevatten. De ribbels worden opening ovaal. Mondrand fijn regelmatig gecre- gekruist door een 20-30 tal ribben, zodoende een neleerd. reticulaat (net)patroon vormend. Mondopening ovaal van vorm. Buiten- en binnenzijde grijs, geel Buitenzijde wit of grijs gekleurd. Binnenzijde wit of wit van kleur. Bij verse exemplaren de binnen of gelig glanzend. L.B.H. = 6.4.4 mm. zijde glanzend. L.B.H. = 10.8.6 mm. Een zuidelijke soort die leeft aan de noordkust Komt zowel in het litoraal voor als dieper, altijd van Frankrijk en de zuidkust van Engeland. Een op rotsbodems. Van Noorwegen tot de Canari- enkele vondst van aangevoerd materiaal valt in sche eilanden; niet langs de Duitse, Deense en het zuidelijke deel van de Noordzee te verwach Oostzeekust. ten. Slechts incidenteel op de Nederlandse kust aan De soort leeft niet in het litoraal maar net eron gevoerd, in eikapsels van de wulk, in teerballen der; op rotsbodems; niet op grotere diepte. of op drijvende voorwerpen. Vondsten in Zee Enkele strandvondsten van het Nederlandse land hoofdzakelijk fossiel. strand, waarschijnlijk van fossiele herkomst. vita marina zeebiologische dokumentatie sepl.okt. 1985 noordzee-weekdieren Puncturella Lowe, 1827 Diodora Gray, 1821 Puncturella noachina (Linnaeus, 1771) Diodora graeca (L., 1758) - Sleutelgathoren (syn. apertura Montagu, reticulata (da Costa)) Afb. 4 Puncturella noachina. Een zij- en een Afb. 5 Diodora graeca. Een zij-, onder- en bo bovenaanzicht; kopzijde boven. 10 x vergroot. venaanzicht. 2x vergroot. Conisch schelpje met naar achteren gebogen Stevige langgerekte conische schelp met de top top die maximaal 1 Vï winding toont. De apex ligt op 1/3 van de schelplengte vanaf de voorrand; op de helft tot tweederde van de lengte; de top zonder windingen maar met een sleutelgatvormi hoek is zeer variabel, gemiddeld 70-75°. In zij ge opening net voor de top. Tophoek 105-120°. aanzicht is de voorzijde iets bol en de achterzij De langere achterzijde is bol en de kortere voor de recht of iets hol. Voor de top ligt een slitvormi- zijde is recht in zijaanzicht. ge opening die aan de binnenzijde grotendeels Vanuit de top lopen 20-30 radiale ribbels naar de wordt afgedekt door een septum. schelprand afgewisseld door bredere groeven De buitenzijde toont 19-25 afgeronde radiaire welke een of meer smallere ribbels bevatten. ribbels met tussengelegen groeven en secundai Ribbels en groeven worden gekruist door vaak re ribbeltjes, die gekruist worden door fijne onre sterk geschulpte ribben. Aan de binnenzijde is gelmatige groeilijntjes. De mondopening is ovaal rond de topopening een callusafzetting aanwe en aan de voorzijde iets toegespitst. Aan de bin zig. De mondopening is langgerekt ovaal, aan de nenzijde zijn vooral aan de schelprand de radiai voorzijde iets toegespitst. De schelprand is fijn re groeven zichtbaar. De buitenzijde is wit, soms gecreneleerd, voorzien van boogjes daar waar met onregelmatige gele of bruine vlekken. De de ribbels eindigen. binnenzijde is wit en glanzend. L.B.H. = 7.5.4 De kleur van de buitenzijde varieert van wit of mm. geel tot oranje of roodachtig, soms met duidelij ke donkerder kleurstralen vanuit de top. Binnen Leeft in de Noordzee van de Doggersbank tot zijde glanzend wit, soms met doorschemerende Noorwegen, niet langs de Duitse en Deense kleurstralen. L.B.H. = 29.16.11 mm. Noordzeekust, wel in het Skagerak en Kattegat zuidelijk tot Oresund. De soort leeft op diepten De soort leeft niet in de Noordzee, wel van de groter dan 20 meter, op rots of steenachtige bo Faroer via de westkust van Engeland tot de Ca- dems. narische eilanden en de Middellandse Zee. Strandvondsten in Nederland alleen fossiel Enkele malen op de Nederlandse kust aange (Westkapelle en Cadzand). voerd in eikapsels van de wulk en in teerkluiten. vita marina zeebiologische dokumentatie sept.-okt. 1985 noordzee-weekdieren ACMAEIDAE - Acmaea Eschscholtz, 1830 Acmaea testudinalis (Müller, 1776) Acmaea virginea (Müller, 1776) (syn. tessulata Müller, 1776) (syn. unicolor Forbes, 1844) Afb. 6 Acmaea testudinalis. Boven-, zij- en on Afb. 7 Acmaea virginea. Boven- en zijaan deraanzicht; kopzijde boven. 3 x vergroot. zicht; kopzijde boven. 8x vergroot. Conisch schelpje dat niet doorschijnend en aan Conisch schelpje, vaak doorschijnend en wat de buitenzijde niet glanzend is, De top ligt voor glanzend aan de buitenzijde. De top ligt voor het het midden op 1/3 tot 1/4 van de voorrand; top midden op 1/4 tot vlakbij de voorrand; tophoek hoek 110-130°. Bij jongere exemplaren een pun 95-115°. De voorzijde is iets hol, de achterzijde tige niet gewonden moedertop aanwezig. De iets bol. Een veel minder duidelijke sculptuur dan voorzijde in zijaanzicht recht, direct onder de bij de voorgaande soort; uiterst fijne ribbeltjes moedertop iets hol; de achterzijde iets bol. Van worden gekruist door miniscule groeilijntjes. uit de top stralen een groot aantal zeer fijne rib (Niet met het blote oog waarneembaar). Oudere beltjes en groefjes. Rond de top vaak afgesleten. exemplaren vaak niet doorschijnend. De kleur Dwars op de ribbels staan een groot aantal van verse exemplaren is werkelijk schitterend. groeilijntjes waarvan enkele een stuk gepronon Een 15-25-tal paarse kleurstralen loopt van de ceerder zijn. top tot aan de schelprand. Tussen deze De mondopening is ovaal, aan de voorzijde wat kleurstralen is de grondkleur groenachtig.