Boor En Spade
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
BOOR EN SPADE V VERSPREIDE BIJDRAGEN TOT DE KENNIS VAN DE BODEM VAN NEDERLAND AUGER AND SPADE V STICHTING VOOR BODEMKARTERING, WAGENINGEN DIRECTEUR: PROF. DR C. H. EDELMAN Soil Survey Institute, Wageningen, Holland Director: Prof. Dr C. H. Edelman 1952 N.V. A. OOSTHOEK'S UITGEVERS MIJ — UTRECHT INHOUD Biz. Inleiding 1. De bodemgesteldheid van de IJpolders, Dr Ir A. R. Güray . 1 2. Een onderzoek naar het verband tussen de bodem en de suiker bietenopbrengsten in de Haarlemmermeer en de IJpolders in het jaar 1949, Dr Ir A. R. Güray 29 3. De bodemkartering van enkele polders nabij Willemstad, Dpi. Ing. A. H. Acarla en Ir G. G. L. Steur 93 4. Over de oppervlakte-geologie van het Drentse plateau, Ir H. C. de Roo 102 5. Fluvioglaciale klei van de Noordelijke Veluwe, Dr R. D. Crom- melin en G. C. Maarleveld 118 6. Donken, fluviatiel Laagterras en Eemzee-afzettingen in het wes telijk gebied van de grote rivieren, Ir J. Bennema en Ir L. J. Pons 126 7. De Nederlandse boer en zijn grond, Prof. Dr C. H. Edelman 138 8. De bodemgesteldheid van de oudste Dollardpolders met betrek king tot eventuele grondverbetering, Ir L. A. H. de Smet . 141 9. Landschapsvorming en cultuurvormen in pleistoceen Noord-Ne derland in verband met de waterhuishouding, Dr Ir }. S. Veenenbos 149 10. Grondwaterbeheersing in de Friese Wouden, Dr Ir J. S. Veenenbos 156 11. De waterhuishouding in enige Zeeuwse bodemtypen, Ir J. Butijn 159 12. Opbrengsten van enige appelvariëteiten in verband met het bodemprofiel, Ir K. van der Meer 166 13. Bodemerosie in de Eng van Rhenen, Dr Ir P. Buringh . 169 14. De invloed van het grootgrondbezit op de verspreiding van bodemtypen, Ir G. Boelaars 171 15. Enige ongewone aspecten van de bodemkunde, Prof. Dr C. H. Edelman 184 16. Opmerkingen over de ontwikkeling van de perceelsvormen in Nederland, Prof. Dr E. W. Hofstee en Mej. Dr A. W. Vlam 195 17. Programma voor enkele bodemkundige excursies in het gebied rondom Wageningen, Dr Ir P. Buringh 236 18. De karteringsgebieden van de Stichting voor Bodemkartering, Ir G. G. L. Steur 248 19. Kleine karteringen, Dr Ir P. Buringh 256 De Oostinglaan, Prof. Dr C. H. Edelman t.o. 259 Lijst van in het tweede halfjaar 1950 en tot en met September 1951 in tijdschriften gepubliceerde artikelen, welke hier niet herdrukt zijn 261 Aanhangsel. De Stichting voor bodemkartering 262 Lijst van publicaties van de Stichting voor Bodemkartering . 267 V CONTENTS Page Preface The numbers of the pages relet to the English summaries 1. Soil conditions in the Y-polders, Dr Ir A. R. Giiray 87 2. An investigation on the connection between soil and yields of sugar beet in the Haarlemmermeer and the Y-polders in 1949, Dr Ir A. R. Giiray 89 3. Soil survey of some polders in the environments of Willemstad, Dpi. Ing. A. H. Acarla and Ir G. G. L. Steur 100 4. The soil and subsoil geology of the Drente table-land, Ir H. C. de Roo . - 117 5. Fluvioglacial clay from the North of the Veluwe, Dr R. D. Crommelin and G. C. Maarleveld 124 6. Pleistocene outcrops, fluvial Lower-Terrace and Eemian depo sits in the western part of the river district, Ir J. Bennema and Ir L. J. Pons 136 7. The Dutch farmer and his soil, Prof. Dr C. H. Edelman . 140 8. Soil condition of the oldest Dollardpolders as related to soil im provement, Ir L. A. H. de Smet 148 9. Landscape formation and shapes of cultivated areas in the plei stocene in the North of the Netherlands in connection with the control of the water resources, Dr Ir J. S. Veenenbos . 154 10. Groundwater control in the Frisian „Wouden", Dr Ir J. S. Veenenbos 158 11. The utilisation of the water resources of some Zeeland types of soil, Ir J. Butijn 165 12. Yields of some varieties of apples in conjunction with soil pro files, Ir K. van der Meer 169 13. Soil erosion in the „Eng" of Rhenen, Dr Ir P. Buringh . 171 14. The influence of the landlordism on the distribution of soil types, Ir G. Boelaars 183 15. Some unusual aspects of soil science, Prof. Dr C. H. Edelman 193 16. Some remarks about the development of the systems of land division in the Netherlands, Prof. Dr E. W. Hofstee and Mej. Dr A. W. Vlam 231 17. Excursion in the environments of Wageningen, Dr Ir P. Buringh — 18. The survey areas of the Soil Survey Institute, Ir G. G. L. Steur 256 19. Small soil surveys, Dr Ir P. Buringh. 259 VII TER INLEIDING Het vijfde deel van de serie „Boor en Spade" wijkt enigszins af van de voorgaande delen. Dit houdt verband met de publicatie van enkele meer uitvoerige studies, o.a. van onze Turkse gastmedewerkers Dr A. R. Güray en Dipl. Ing. A. H. Acarla. Ook in dit deel zijn echter weer een aantal korte artikelen van algemeen bodemkundige aard opgenomen, terwijl daarnaast ook enkele hoofdstukken betrekking hebben op de bodem van bepaalde gebieden. Deze bijdragen zijn deels reeds elders gepubliceerd. De redacties van de betreffende tijdschriften stonden ons toe deze her drukken te plaatsen en stelden ook de bijbehorende cliché's ter beschikking. Wij betuigen hun hiervoor onze hartelijke dank. De uitgave „Boor en Spade" blijkt in een behoefte te voorzien en onder vindt in steeds wijder kring belangstelling en waardering. Dit is voor de Stichting voor Bodemkartering aanleiding op de ingeslagen weg voort te gaan om op deze wijze bekendheid te geven aan de nieuwste resultaten van het veldbodemkundig onderzoek in Nederland. Wageningen, Januari 1952. IX 1. DE BODEMGESTELDHEID VAN DE IJPOLDERS Soil conditions in the Y-polders door/by Dr Ir A. R. Güray I. INLEIDING De IJpolders, die in het volgende geologisch en bodemkundig worden behandeld, liggen in de provincie Noord-Holland tussen Amsterdam en de duinkust. Vóór de drooglegging was dit gebied een inham van de Zuiderzee en werd de duinenrij tussen deze inham en de Noordzee „Holland op zijn smalst" genoemd. Na de aanleg van het Noordzeekanaal (1870)is dit gebied tussen 1871 en 1873 drooggelegd, waarbij tien polders zijn gevormd, die thans door de vruchtbaarheid van hun kleigronden bekend zijn. Van deze tien polders hebben wij er zeven gekarteerd, terwijl de Wijker- meerpolder door de Roo in zijn studie over het Kennemerland zal worden behandeld. De twee overige IJpolders ni. de Noordpolder en Amsterdam merpolder zijn tengevolge van de uitbreiding van Amsterdam voor de bodemcultuur verloren gegaan. Thans wordt ook de grootste van de IJpolders (De Groote IJpolder) bedreigd. De aanleg van havenwerken is er reeds begonnen. Zoldoende wordt binnen een eeuw na de droog legging van vruchtbaar land wederom water gemaakt. Onze opnamen berusten op de studie van profielkuilen en 1—2 boringen van 1,20 m per ha, voorts op een aantal diepere boringen van 2—3,25 m. Verder konden wij gebruik maken van de bekende, meer chemisch ge oriënteerde studie van J. M. van Bemmelen (1886) en van de door de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst verzamelde grondmonsteranalyses. II. DE GEOLOGISCHE GESCHIEDENIS VAN HET IJ-GEBIED Zonder kennis van de geologische geschiedenis van dit gebied is het niet mogelijk de huidige bodemgesteldheid te begrijpen, aangezien de voor naamste verschillen in de ondergrond voorkomen en slechts door de geo logische geschiedenis kunnen worden verklaard. Wel is het voldoende de geologische beschouwing met het Atlanticum te beginnen. 1. DE OER-IJ PHASE In het Atlanticum rees de zeespiegel zodanig, dat de oude veen- bedekking van het thans op 13—15 m — N.A.P. liggende pleistocene zand landschap door mariene afzettingen werd overdekt (Faber, 1947). De bovenlaag van dit mariene complex is als oude zeeklei algemeen bekend; deze ligt in het gebied op ca 4 m —N.A.P. x). Deze oude zeeklei wordt in het westen begrensd door het oude duinlandschap. In het zuid-westen van de Houtrakpolder vonden wij evenwel nog een voordien onbekende duinkop, die met het oude duinlandschap samenhangt doch oostelijker en lager ligt (thans ca 2,5 m —N.A.P.). Deze kop werd aan de flanken nog 1) Van Bemmelen (1886, p. 5) geeft als ligging 4—4,5 m —N.A.P. aan. 1 juist bedekt met een dunne laag oude zeeklei (fig. 1) en is vergelijkbaar met het Hoofddorpcomplex in de Haarlemmermeer (Haans, 1949). HUIDIGE OPPERVLAKTE 2,25 -N.A.R. ZWARE J0N6E ZEE BOD EM KLEI (iJ-KLEl) 2,70 VER3P0ELD DUINZAND 3,10 OUINDOORBRAAKZAND.GEMENeD MET MEERMOIM 3,35 Of VEEWSLIK 3 30 1/EK,IGE BLAUWGRIJZE KLEI (BRAK WATERKLEl) VEEN 3>95 OUDE ZEEKLEI OUO DUINZAND 5,~ OUD ZEEZAND Fig. 1. Profielbouw aan de rand van het oerduin (zie oriëntatiekaart t.o. pag. 1; plaats No. 1) Pofile on the border of an old dune (loc at ionmap opp. pag. 1, No. 1) 1. young sea bottom clay (IJ~clay); 2. dune crevasse sand; 3. dune crevasse sand with an admixture o{ peaty silt; 4. blueish-grey peaty clay (brackish-water clay); 5. peat; 6. old sea clay; 7. old dune sand; 8. old sea sand. Overigens bestond het terrein van de huidige IJpolders uit oude zeeklei, waarop zich later veen heeft gevormd. Reeds betrekkelijk kort na het begin van de veengroei bestond in dit gebied een open water dat wij als „Oer-IJ" zullen aanduiden. Omtrent de tijd en wijze van zijn ontstaan kunnen wij geen zekerheid verschaffen. Wij vermoeden, dat dit water reeds als kreek in de oude zeeklei heeft bestaan, maar de gelegenheid om hieromtrent nadere waarnemingen te doen heeft ons ontbroken. Het is ook mogelijk, dat het Oer-IJ is ontstaan tengevolge van de eerste duin- doorbraak bij Castricum.