STAMREEKS VLASVELD Door H.K
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
STAMREEKS VLASVELD door H.K. Nagtegaal (Deze stamreeks is gepubliceerd in Hollandse Stam- en Naamreeksen, dl II [Delft/Rotterdam 1990] en bijgewerkt tot 2006). De naam Vlasveld is omstreeks 1655 aangenomen en is waarschijnlijk afgeleid van de vlasteelt die in en om Valkenburg (Z.H.) en Oegstgeest werd verbouwd. Het geslacht Vlasveld heeft in de loop der eeuwen verschillende religiën beleden, in de 17e en 18e eeuw staan zij als Nederduits Gereformeerd en Remonstrant te boek, later in de 19e eeuw zijn zij tot de Rooms Katholieke religie overgegaan. Voor aanvullingen op de oudste generaties ben ik dank verschuldigd aan de heren ing. H. den Boer uit Voorburg en mr. J.J.F. Lots uit Pijnacker en wel in het bijzonder aan de heer J.B. Glasbergen uit Nuenen. Later is deze stamreeks aangevuld met gegevens uit Genealogie van het geslacht Vlasveld, (Rotterdam, 1994) door L.A.F. Barjesteh van Waalwijk van Doorn, L.M. van der Hoeven en P.M.L. Vlasveld. I. QUIERIJN FRANSZ., geb. ca. 1520, meester wielmaker (wagenmaker) te Rijnsburg in het Campeijnde. Woonde aldaar naast zijn schoonvader. Genoemd op de kohieren van de tiende penning vanaf 1553, overl in 1579.1 Hij huwde met Lijsbeth Willemsdr. van der Codde, zij assisteerde op 23 maart 1585 haar dochter Stijntge Quirijns bij haar ondertr. te Leiden, overl. na 17 mei 1586 2, dochter van Willem Jansz., schoenmaker te Rijnsburg, en Maritge Jansdr. Lijsbeth Willems was blijkbaar aktief in de reformatie of te wel de ketterse leer en week vermoedelijk na 28 maart 1568 uit naar Emden in Duitsland. In het testament van 28 maart 1568 bepaalden Willem Jansz. (van der Codden) en Maritgen Jansdr. "om sonderlinge saecken ende redenen hemluijden daer toe bewegende" dat hun dochter Lijsbeth voor haar kindsgedeelte uit de erfenis zal genieten een levenslange lijftocht. Als Lijsbeth vóór haar man zou overlijden bleef die levenslang in het genot van de lijftocht. De eigendom van de goederen uit dit kindsgedeelte zal komen aan de kinderen van Lijsbeth. Het gedeelte van een gestorven kind valt toe aan de overige kinderen. Met andere woorden: Lijsbeth zal deze goederen niet in eigendom ontvangen, maar er met haar man levenslang het vruchtgebruik van genieten. Lijsbeth en Quierijn verklaarden dat zij met deze regeling akkoord gingen.3 Deze afwijkende bepaling in het testament wordt begrijpelijk als we mogen aannemen dat Lijsbeth de met vervolging bedreigde dochter was, die naar Emden is uitgeweken. De bezittingen van ballingen werden geconfisceerd. De "ketterjacht" werd in 1568 hevig. Op de dag na het opmaken van het testament gaf de Leidse vroedschap bevel dat alle ministers (predikanten), consistorialen (kerkeraadsleden), beeldbrekers en kerkrovers bij het gerecht moesten worden aangebracht. Door de getroffen beschikking bleven de aan Lijsbeth toegevallen erfgoederen uit handen van de justitie, als zij op de vlucht ging. 1 Dit document is afkomstig van www.nagtegaal.org © H.K. Nagtegaal - Alle rechten voorbehouden Quierijn Fransz. werd namens zijn vrouw tussen 1567 en 1573 driemaal voor de Raad van Beroerte gedagvaard en veroordeeld.4 Lijsbeth Willems was een tante van de gebroeders Van der Codde, de "stichters" van de Rijnsburger Collegianten.5 Kinderen uit dit huwelijk: 1. JAN QUIERIJNSZ., volgt II. 2. PIETER QUIERIJNSZ., overl. na 17 mei 1586. 3. VOLCKGEN QUIRIJNSDR., ondertr. Leiden 22 september 1582 met Arent Jansz., jongeman van Leiden, wachtmeester. Op 4 juli 1607 werden Jan Quierijnsz., wielmaker te Rijnsburg, moederlijk oom en Jan Baltensz., vriend, door de weeskamer te Leiden aangesteld tot voogden over de nagelaten weeskinderen van Arent Jansz., wachtmeester, gewonnen bij Volckgen Quierijnsdr.6 4. STIJNTGE QUIERIJNSDR.; vergezelde haar zuster Volckgen bij diens ondertrouw te Leiden op 22 september 1582; zij ondertr. Leiden 23 maart 1585 met Jan Willems (de Munt), jongeman van Leiden, warmoesman. Op 15 december 1606 werden Willem Jansz. de Munt, warmoesman, grootvader, en Jan Quierijnsz., wielmaker, moederlijke oom, te Rijnsburg, door de weeskamer van Leiden tot voogden aangesteld over de nagelaten weeskinderen van Jan Willemsz. de Munt, gewonnen bij Stijntge Quierijnsdr.7 II. JAN QUIERIJNSZ., geb. ca. 1549, meester wielmaker, schepen van Rijnsburg in 1586, 1588 en 1605 8, eigenaar van 2 morgen, 2 hond en 1 roede weiland te Oegstgeest, werd op 15 december 1606 en 4 juli 1607 door de weeskamer te Leiden aangesteld tot medevoogd over de nagelaten weeskinderen van zijn zusters Stijntge en Volckgen. Hij was blijkens een verklaring uit 1624 toen 65 jaar oud 9 en woonde in 1623 in bij zijn zoon Quirijn Jansz.10 Hij ondertr. Leiden 30 maart 1577 met Marijtje Dircksdr., j.d. van Oegstgeest, overl. na 5 november 1599 dochter van Dirck Willem Egbertsz. (van Egmond) en Claertje Jeroensdr.11 Kinderen (volgorde onbekend): 1. QUIERING JANSZ., geb. ca.. 1564, meester wielmaker (wagenmaker), schepen van Rijnsburg 1628/30, 1634/36 en 1640/43.8 Hij had een knecht, een dienstmeid en zijn vader in huis in 1623.10 Hij was ongehuwd en werd op 18 december 1630 benoemd tot voogd over de twee jongste kinderen van zijn broer Dirck Jan Quiering. Op 10 maart 1632 staat hij borg voor Claes Jacobsz. 12 en op 24 mei 1645 verkocht hij een stuk weiland te Oegstgeest, groot 2 morgen 2 hont 1 roede, aan Cornelis Dircxz. 13, overl. vóór 31 januari 1646, op die datum verkochten zijn erfgenamen 8 hond teelland in Oegstgeest.14 2. AELTGEN JANSDR., j.d. van Rijnsburg 1613, vermeld op 31 januari 1646. 15 Zij huwde Leiden 24 november 1613 met Henrick Cornelisz. Vos, meester timmerman, meester bakker in de Kerkebuurt van Leiderdorp met een dienstmeid 1623, later vlaskoper te Leiden 1652. 3. DIRCK JAN QUIERIJNG, volgt III. 4. WILLEM JANSZ. QUIERIJNSE, woonde te Rijnsburg 1623, tuinman aan de Aelbertswech buiten Haarlem op 31 januari 1646. Hij huwde met Jannetgen Sijmonsdr. III. DIRCK JAN QUIERIJNG, geb. verm. Rijnsburg ca. 1573, bouwman op de Hogemorsch te Oegstgeest 1623 16, schepen van Oegstgeest 1629 en 1630 17, overl. Oegstgeest 13 september 2 Dit document is afkomstig van www.nagtegaal.org © H.K. Nagtegaal - Alle rechten voorbehouden 1635. Hij huwde met Trijntje Cornelisdr. Criel, overl. Oegstgeest 23 september 1637, dochter van Cornelis Jansz. Criel en Margriet Dircksdr. De boedelscheiding vond plaats te Oegstgeest op 14 mei 1639.18 Op 18 december 1630 ontvingen de kinderen te Oegstgeest hun erfdeel komende van hun grootvader van moederszijde Cornelis Jansz. Criel.19 Kinderen uit dit huwelijk (volgorde volgen het hoofdgeld van 1623): 1. JAN DIRCKSZ., volgt IV. 2. WILLEM DIRCXZ., geb. ca. 1600, bouwman op de Hogemors te Oegstgeest, in 1630 vermeld als medevoogd over de drie kinderen van zijn overleden broer Quijring Dircxz., doet belijdenis 26 maart 1630, kerkmeester 1644-1647, Heilige Geestmeester 1647-1650, schepen 1651 van Oegstgeest, ambachtsbewaarder 1650-1652, overl. tussen 1653 en 14 april 1657. 3. QUIJRING DIRCKSZ., geb. ca. 1602, meester bakker te Voorhout, overl. tussen 12 januari en 18 december 1630. Hij huwde na 1623 met Marijtgen Gerritsdr., overl. na 4 december 1655, van Gerrit Ariens op ‘t Sant. 4. PIETER DIRCXZ. HOGEMORSCH, geb. ca. 1604 (meerderjarig in 1630), wonende op de Hogemorsch, kerkmeester 1652-1655, 1658-1661, schepen van Oegstgeest 1662-1663, 1668-1669, van Oestegeest, overl. Oegstgeest 24 augustus 1672. Hij huwde Rijnsburg 18 november 1646 met Grietge Cornelisdr. van der Codde, overl. vóór 14 februari 1671 20, dochter van Cornelis Gijsbertsz. van der Codde en Diewer Claesdr. van der Speck. 5. CORNELIS DIRCXZ.OP TE MOSCH, later HOOGHEMORSCH, geb. ca. 1614 (minderjarig in 1638), schepen 1656-1658, 1660, 1662, 1666-1668, 1671-1672, ambachtsbewaarder 1657-1659, 1662-1664, 1667, 1668, Heilge Geestmeester 1651-1654, 1661-1663, kerkmeester 1648-1651, 1664-1666, weesmeester 1665-1667, 1673, luitenant 1665, kapitein 1666 te Oegstgeest, overl. kort voor 20 april 1674. Hij huwde 1e Leiden 26 april 1643 (ondertr. Hazerswoude 12 april 1643) met Jannetgen Joris van Outshoorn, overl. Oegstgeest 24 augustus 1661, dochter van Joris Dircksz. van Oudshoorn en Aeltje Gerrits. Hij huwde 2e Valkenburg 21 september 1664 (ondertr. Katwijk a/d Rijn 7 september 1664) met Aeltgen (van Ringelenbergh, overl. Oegstgeest januari 1670, dochter van Harmen Adriaensz. van Rinckelenberch en Machtelt Willemsdr. van Tol. 6. MARIJTGEN DIRCXDR., geb. 1616 (minderjarig in 1638), verm. overl. na 16 juli 1679. Zij huwde Oegstgeest (Nederd. Geref.) 7 mei 1645 (ondertr. Valkenburg 22 april 1645) met Gerrit Leendertsz. Vos, j.m. van Valkenburg, overl. na 31 januari 1688, verm. zoon van Leendert Cornelisz. Vos en Commertje Gerrits. IV. JAN DIRKSZ. VLASVELT, geb. ca. 1598, bouwman te Oegstgeest, benoemd tot mede- voogd over de drie kinderen van zijn overleden broer Quijring Dirxz. in 1630. Hij was ouderling te Valkenburg in 1642, 1647, 1648, 1656, 1666-1667.21 Hij huwde met Maertje Gerritsdr., overl. na 22 mei 1666, toen zij getuige was bij het huwelijk van haar dochter Trijntje. Kinderen uit het huwelijk (volgorde onbekend): 1. DIRCK JANSZ., geb. ca. 1625, woonde Valkenburg 1657, doet belijdenis 30 juni 1658 te Oegstgeest, bouwman (veehouder) te Oegstgeest, schepen van 1668-1670, 1671, 1696- 1698, 1700-1702, Heilige Geestmeester 1688-1692, welgeboren man 1698-1699, weesmeester 1671-1673, 1690 van Oegstgeest, had één dienstmeid te Oestgeest 1691, 3 Dit document is afkomstig van www.nagtegaal.org © H.K. Nagtegaal - Alle rechten voorbehouden doopgetuige aldaar bij Grietje op 30 juni 1669 en Dirk op 30 november 1670, kinderen van zijn broer Quirijn Jansz. Vlasvelt en bij Trijntje op 1 januari 1679, dochter van zijn broer Jan Jansz. Vlasvelt. Hij huwde 1e Oegstgeest 23 juli 1657 met Grietje Arentsdr. van Ommedijck, overl. Oegstgeest 24 november 1661, dochter van Arent Willeboorts van Ommedijck en Barbara Pieters; zij was weduwe van Dirck Claesz. van Claveren. Hij huwde 2e Oegstgeest 15 juli 1663 met Ariaentje Ariensdr. van der Plas, ged. Zoetermeer 2 september 1629, overl.