WOORD VOORAF De Gemeenteraad Van Schiedam Is Het Hoogste Orgaan Van De Gemeente Schiedam. De Raad Vormt Het Hart Van De Democrat
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
WOORD VOORAF De gemeenteraad van Schiedam is het hoogste orgaan van de gemeente Schiedam. De raad vormt het hart van de democratie. Dat doet zij al decennia lang. Raadsleden zijn er door de jaren heen in alle soorten en maten geweest. Vaak zijn het kleurrijke mensen met het hart op de tong, maar vooral met een passie voor de stad. Allen stappen zij de gemeenteraad in met een roeping: werken aan het nog mooier maken van de stad Schiedam. Oorspronkelijk kwamen voor het nemen van belangrijke besluiten de poorters van Schiedam bijeen. De raad zoals die toen fungeerde, heette de ‘meneport’ ofwel de gemeenschap van poorters of stedelijke burgers. Deze vroege vorm van democratie werd geleidelijk vervangen door een aristocratie, waarbij alleen de meest welvarende, mannelijke burgers deel uitmaakten van de raad of vroedschap, en dat nog voor het leven ook. De gemeenteraad zoals we die vandaag de dag kennen, is grotendeels gebaseerd op de Gemeentewet uit 1851. Deze wet maakte aan einde aan de juridische verschillen tussen stad en platteland, een systeem dat al vanaf de Middeleeuwen bestond. Vanaf 1851 waren er alleen gemeenten met aan het hoofd daarvan een gemeenteraad, bestaande uit rechtstreeks door de stemgerechtigde mannelijke inwoners gekozen leden. Leden van de raad werden eerst voor zes jaar en vanaf 1919 voor vier jaar benoemd. In dat jaar kregen ook vrouwen stemrecht. In september 1919 werden er gelijk twee vrouwen in de raad van Schiedam verkozen. Dat waren mevrouw E. Koeten-Ooms voor de SDAP en mevrouw C. Nolet-Kreijns voor de RKSP. Het aantal raadsleden is afhankelijk van het aantal inwoners. Zo telde Schiedam in 1851 13.266 inwoners met vijftien raadsleden. Per 31 december 2017 bedroeg het aantal inwoners 77.890 wat gelijk staat aan 35 raadsleden. Om een overzicht te krijgen van alle raadsleden door de jaren heen, is in 2010 een alfabetisch geordende namenlijst van de leden van de gemeenteraad en van wethouders van Schiedam vanaf oktober 1851 tot 9 maart 2010 verschenen. In 2014 werd deze versie herzien en aangevuld en thans ligt voor u de lijst met de gemeenteraadsleden en wethouders tot en met mei 2018. Ik vind het bijzonder dat wij wederom dit mooie overzicht kunnen presenteren. Met dank aan het Gemeentearchief Schiedam krijgen wij zo een interessant inkijkje in het rijke verleden van de Schiedamse gemeenteraad. Cor Lamers Burgemeester van Schiedam juli 2018 * De lijst geeft in alfabetische volgorde een opsomming van de raadsleden, wethouders en – in twee gevallen - burgemeesters (zij waren tevens raadslid) vanaf 1851, met vermelding van plaats en data van geboorte en overlijden. De namenlijst is compleet wat betreft het aantal raadsleden, maar dat geldt (nog) niet voor alle biografische gegevens. Die zullen in de loop van de tijd worden toegevoegd, en gepubliceerd via de webstek van het Gemeentearchief archief.schiedam.nl. Correcties en aanvullingen op de lijst kunt u melden via [email protected] DE GEMEENTERAAD VAN SCHIEDAM, 1851 - 2018 Voorlopers Onder het devies Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap vormden burgers na de Franse inval in januari 1795 in Schiedam een Comité Revolutionair. Tot zijn taken rekende het comité het om de oude stadsregering af te zetten, een nieuw voorlopig bestuur te benoemen en er op toe te zien dat er een reglement voor de verkiezingen kwam. Nadat eerst een voorlopig bestuur van 22 personen uit de burgerij was benoemd, trad in augustus 1795 een nieuw bestuur aan, de municipaliteit. Dit bestuur telde achttien leden. Bijzonder hieraan was dat dit het eerste gekozen stadsbestuur in de stedelijke geschiedenis was, gekozen via een direct maar getrapt kiesstelsel voor mannen. Eveneens bijzonder was dat bijna de helft van de leden uit (rooms- en oud-) katholieken bestond, een bevolkingsgroep die sinds de zeventiende eeuw niet meer in het stadsbestuur vertegenwoordigd was geweest. Voor het dagelijks bestuur riep men enkele comités in het leven, zoals die voor algemeen welzijn, waakzaamheid en veiligheid, van fabricage, van financiën etc. De beide staatsgrepen van 1798 maakten aan deze prille “democratie” een einde. De stadsregering werd daarna weer van bovenaf in elkaar gezet, zoals in vroegere tijden gebruikelijk. Enkele jaren later, in 1803, kwam er een nieuw reglement voor het stadsbestuur, waarbij formeel ook weer in verkiezingen werd voorzien. Deze hebben echter nooit plaatsgevonden. De stedelijke raad van twaalf leden (waaronder drie katholieken) had weinig meer over van het revolutionaire elan en bestond nu vooral uit gematigden. De eerder genoemde comités werden of opgeheven of omgevormd tot kamers. In 1808, na de vorming van het Koninkrijk Holland onder Napoleons broer Lodewijk, werd dit bestuur ontbonden en vervangen door een algemeen bestuur met minimale bevoegdheden dat de oude benaming van vroedschap kreeg. In het dagelijks bestuur van burgemeester en wethouders hadden de wethouders nauwelijks meer dan een adviserende stem. De inlijving van Holland in 1811 bij het Franse keizerrijk veranderde hieraan, behalve de benamingen (maire, adjoints, conseil municipal), verder weinig. Het zwaartepunt van het dagelijks bestuur kwam nog meer bij de maire te liggen; vanaf 1807 Cornelis Nolet en na diens aftreden in 1811 wegens faillissement, bij Cornelis Heereman. De laatste, die nog deel had uitgemaakt van de in 1795 afgezette vroedschap, bleef ook in functie nadat de Fransen ons land eind 1813 verlieten. Als president-burgemeester zat hij vanaf die tijd de uit negentien leden tellende raad voor en presideerde hij het dagelijks bestuur van drie burgemeesteren. Deze nieuwe gemeenteraad kende grotendeels dezelfde namen als die van 1803 en bestond uit leden van de gegoede burgerij. Net zoals bij de oude vroedschap van voor 1795, kregen de leden van de raad een benoeming voor het leven. Wel was de wijze van verkiezing anders. Dit gebeurde door een indirect stelsel waarbij de meest welvarende inwoners een college van kiezers kozen. Dit college stemde, ingeval van een vacature, voor een nieuw lid van de raad. Het aantal stemgerechtigden voor het college van kiezers bedroeg rond de vierhonderd op een bevolking van ruim 10.000 personen. Na het uitroepen van Willem I als soeverein en de invoering van de Grondwet van 1814, kregen de gemeenten de opdracht een reglement voor het stedelijk bestuur samen te stellen. Het betreffende reglement voor Schiedam werd bij Koninklijk Besluit in 1815 vastgesteld. De stad kreeg een raad van negentien leden, voor het leven benoemd uit de vroedste en gegoedste ingezetenen. Een kiescollege van achttien personen koos de raad. Leden van de burgerij die meer dan twintig gulden in bepaalde belastingen betaalden, stelden het kiescollege samen. Het Koninklijk Besluit van 6 juni 1821 bepaalde dat de bestaande reglementen voor de stedelijke besturen zouden worden vervangen. Elke stad kreeg een commissie die als opdracht kreeg de herziening van het plaatselijke reglement voor te bereiden. Het Schiedamse voorstel werd bij Koninklijk Besluit van 4 januari 1824 vastgesteld. De belangrijkste wijzigingen waren: de gemeenteraad bestond voortaan uit zeventien leden, gekozen door een college van kiezers, ditmaal van dertig leden. Wat bleef was de benoeming voor het leven. Gemeentewet van 1851 De grondwetsherziening van 1848 zorgde voor landelijke uniformiteit. Er kwam een einde aan de steeds opeenvolgende reglementen voor het plaatselijk bestuur. Aan het hoofd van de gemeente kwam een rechtstreeks gekozen raad, verantwoordelijk voor de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente. Willem Levinus Penning, tweede beambte ter gemeentesecretarie en vader van de gelijknamige – inmiddels vergeten - Schiedamse dichter, schreef op woensdag 15 oktober 1851 in zijn zwierige klerkenhandschrift op de eerste bladzijde van een blanco register het volgende: Dit register, inhoudende de Notulen van het Verhandelde en Beslotene in de Openbare Vergaderingen van den Gemeenteraad te Schiedam, en bevattende Honderdnegenëntachtig bladen, is gekantteekend en gewaarmerkt, van het eerste tot het laatste blad, door ons Burgemeester en Secretaris der stad Schiedam, den Vijf tienden October 1800-eenënvijftig. Burgemeester Cornelis Adrianus van Bol'Es en secretaris Antoine Vernède zetten vervolgens hun handtekening en paraaf. Deze ambtelijke handelingen markeerden een ingrijpende staatkundige ontwikkeling. De Gemeentewet van 29 juni 1851 hief in Nederland de sinds de Middeleeuwen bestaande juridische verschillen tussen stad en platteland op. Voortaan waren er alleen gemeenten met aan het hoofd daarvan de gemeenteraad, bestaande uit rechtstreeks door de stemgerechtigde mannelijke inwoners gekozen leden. Schiedam was na 576 jaar geen stad meer. De leden van de raad werden oorspronkelijk voor zes, vanaf 1919 voor vier jaar benoemd. De omvang van de raad varieerde met het inwonertal. Op het eind van het jaar 1851 telde de gemeente Schiedam 13.266 inwoners, hetgeen het aantal raadsleden bracht op vijftien, op het einde van het jaar 2017 bedroeg het inwonertal 77.890, waarmee het aantal van 35 leden overeenkomt. De vergaderingen van de raad, maar ook de geschreven neerslag daarvan, waren met invoering van de Gemeentewet openbaar. Uit zijn midden koos de raad, afhankelijk van het inwonertal, een aantal wethouders. Met de burgemeester voerden de wethouders het dagelijks bestuur van de gemeente, terwijl de burgemeester als afzonderlijk functionaris verantwoordelijk was voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid. Volgens artikel 66 van de Gemeentewet kon de burgemeester oorspronkelijk ook lid van de