Het Handelingsperspectief Van Gemeenten in De Energietransitie Naar Een Duurzame Warmte- En Energievoorziening
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Het handelings perspectief van gemeenten in de energietransitie naar een duurzame warmte- en elektriciteits voorziening Een onderzoek naar 10 stadswarmte- en 9 windenergiecasussen Beleidsstudie Het handelingsperspectief van gemeenten in de energietransitie naar een duurzame warmte- en elektriciteitsvoorziening Het handelingsperspectief van gemeenten in de energietransitie naar een duurzame warmte- en elektriciteitsvoorziening Een onderzoek naar 10 stadswarmte- en 9 windenergiecasussen Hans Elzenga, Anne Marieke Schwencke, Anton van Hoorn Het handelingsperspectief van gemeenten in de Auteurs energietransitie naar een duurzame warmte- en Hans Elzenga, Anne Marieke Schwencke, elektriciteitsvoorziening Anton van Hoorn © PBL Planbureau voor de Leefomgeving Redactie figuren Den Haag, 2017 Beeldredactie PBL PBL-publicatienummer: 1955 Eindredactie en productie Contact Uitgeverij PBL [email protected] Delen uit deze publicatie mogen worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding: Elzenga, H. et al. (2017), Het handelings- perspectief van gemeenten in de energietransitie naar een duurzame warmte- en elektriciteitsvoorziening, Den Haag: PBL. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is het nationale instituut voor strategische beleidsanalyses op het gebied van milieu, natuur en ruimte. Het PBL draagt bij aan de kwaliteit van de politiek-bestuurlijke afweging door het verrichten van verkenningen, analyses en evaluaties waarbij een integrale benadering vooropstaat. Het PBL is vóór alles beleidsgericht. Het verricht zijn onder- zoek gevraagd en ongevraagd, onafhankelijk en wetenschappelijk gefundeerd. Inhoud SAMENVATTING Samenvatting 6 Inleiding 6 Stadswarmte 6 Windenergie 9 VERDIEPING 1 Inleiding 14 1.1 Aanleiding 14 1.2 Afbakening 14 1.3 Onderzoeksvragen 15 1.4 Onderzoeksmethode 15 1.5 Leeswijzer 15 2 Wettelijke instrumenten en bevoegdheden van gemeenten 18 2.1 Inleiding 18 2.2 Stadswarmte 18 2.3 Windenergie 22 3 Stadswarmte 26 3.1 Inleiding 26 3.2 Ede 26 3.3 Purmerend 28 3.4 Amsterdam 29 3.5 Breda 30 3.6 Groningen 32 3.7 Leiden 33 3.8 Dordrecht 35 3.9 Nijmegen 36 3.10 Utrecht 38 3.11 Delft 40 3.12 Overzichtstabel warmtecasussen 42 3.13 Bevindingen 46 3.14 Suggesties voor verbetering van het handelingsperspectief 50 4 Windenergie 54 4.1 Inleiding 54 4.2 Ede 54 4.3 Dordrecht 55 4.4 Leudal 56 4.5 Nijmegen 57 4.6 Breda 59 4.7 Súdwest-Fryslân 60 4.8 Hollands Kroon 62 4.9 Goeree-Overflakkee 63 4.10 Zoeterwoude 65 4,11 Overzichtstabel windenergiecasussen 66 4.12 Bevindingen 70 4.13 Suggesties voor verbetering van het handelingsperspectief 72 Bijlagen 76 1 Geïnterviewde personen 76 2 CO2-reductie van stadswarmte ten opzichte van HR-ketels 76 Literatuur 78 4 | Het handelingsperspectief van gemeenten in de energietransitie naar een duurzame warmte- en elektriciteitsvoorziening SAMENVATTING | 5 Samenvatting Inleiding In het onderzoek hebben we negentien gemeentelijke casussen onder de loep genomen, waarvan er tien In het Energieakkoord voor duurzame groei uit 2013 hebben betrekking hadden op stadswarmte en negen op de ondertekenaars onder andere afgesproken om te windenergie. De belangrijkste bronnen voor het streven naar een energieneutrale gebouwde omgeving in onderzoek zijn interviews met gemeenteambtenaren 2050 en in te zetten op een grootschaliger opwekking van (‘duurzaamheidsambtenaren’) en gemeentelijke hernieuwbare energie. Aan de gemeenten – die via de documenten. Het gaat om de volgende gemeenten: Vereniging van Nederlandse Gemeenten deelnemer zijn − Ede, Purmerend, Amsterdam, Breda, Groningen, aan het Energieakkoord – wordt een belangrijke rol Leiden, Dordrecht, Nijmegen, Utrecht en Delft toegekend in de uitvoering van de afspraken. Ook in het (stadswarmte) Energierapport en de Energieagenda van het ministerie van − Ede, Dordrecht, Leudal, Nijmegen, Breda, Súdwest- EZ wordt ruim aandacht besteed aan de beoogde rol van Fryslân, Hollands Kroon, Goeree-Overflakkee en gemeenten. Zoeterwoude (windenergie). De gemeenten gaan, samen met de provincies en de waterschappen, die uitdaging graag aan. Bij monde van Stadswarmte de VNG geven de gemeenten zelf aan dat de sleutel voor de energietransitie op decentraal niveau ligt. Zij staan Ambities, wettelijke instrumenten, bevoegdheden immers dicht bij inwoners en ondernemers en zijn samen en middelen met de provincies verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing die nodig is bij deze transitie. Alleen voor nieuwbouw bestaan wettelijke instrumenten om te sturen op aansluiting op stadswarmte – maar die In deze studie onderzoeken we in hoeverre gemeenten instrumenten worden niet altijd ingezet er in de praktijk in slagen om hun ambities voor een De meeste onderzochte gemeenten ambiëren energieneutrale gebouwde omgeving en hernieuwbare- verduurzaming van de woning- en gebouwvoorraad en energieopwekking te verwezenlijken. Welke wettelijke beschouwen (verdere) uitrol van het warmtenet als een instrumenten en bevoegdheden hebben ze tot hun belangrijke manier om dat te bereiken. Gemeenten beschikking, en in hoeverre maken ze daar gebruik van? hebben echter alleen voor nieuwbouwlocaties een ‘hard’ Welke middelen zetten gemeenten in wanneer ze geen instrument in handen om het aantal op het warmtenet wettelijke instrumenten tot hun beschikking hebben? aangesloten woningen en gebouwen te kunnen En welke knelpunten en oplossingsrichtingen uitbreiden en aansluiting op een gasnet te kunnen signaleren ze? voorkomen. Voor nieuwbouwlocaties die ze vóór april 2012 op basis van de gemeentelijke bouwverordening hebben We hebben voor het antwoord op deze vragen ons aangewezen, kunnen ze een absolute aansluitplicht op onderzoek afgebakend tot twee voor de energietransitie het warmtenet afdwingen. Na de inwerkingtreding van belangrijke onderwerpen: de warmtevoorziening van het Bouwbesluit 2012 in april 2012, kunnen gemeenten in de gebouwde omgeving met grootschalige collectieve een zogeheten warmteplan voor nieuwbouwlocaties nog warmte (hierna stadswarmte) en de opwekking van wel vastleggen dat woningen en gebouwen in principe op hernieuwbare elektriciteit met windmolens (hierna een warmtenet moeten worden aangesloten, maar windenergie). mogen projectontwikkelaars ook voor een andere oplossing kiezen als die qua energie- en milieuprestaties 6 | Het handelingsperspectief van gemeenten in de energietransitie naar een duurzame warmte- en elektriciteitsvoorziening Stadswarmte Om de CO2-uitstoot van de gebouwde omgeving verregaand te verlagen, wordt in de Energieagenda ingezet op een sterke vermindering van de warmtevraag door energiebesparing. Tegelijkertijd wordt voor de invulling van de resterende warmtevraag gestreefd naar het geleidelijk uitfaseren van het gebruik van aardgas. Voor dat laatste moet CO2-arme stadswarmte – naast elektrische verwarmingssystemen (warmtepompen) en hernieuwbaar gas – in de nabije toekomst een veel grotere rol in de warmtevoorziening gaan spelen. Anno 2017 is het aandeel van stadswarmte 4 procent, waarbij de warmte voor 75 procent afkomstig is van fossiele-elektriciteitcentrales en aardgasgestookte warmtekrachtkoppelingsinstallaties. Windenergie De doelstelling voor windenergie op land voor 2020 bedraagt 6.000 megawatt. Eind 2015 zat Nederland op ruim de helft daarvan (ruim 3.000 megawatt). Hoewel zonnepanelen en windenergie op zee sterk in opkomst zijn en in de toekomst mogelijk ook CO2-opslag bij fossiele-elektriciteitcentrales een rol van betekenis gaat spelen, moeten windmolens op land vermoedelijk ook na 2020 voorlopig nog een bijdrage leveren aan het CO2-vrij maken van de elektriciteitsopwekking. minstens gelijkwaardig is (zie verder paragraaf 2.2.2). bestaande utiliteitsgebouwen op het warmtenet Volgens sommige geïnterviewde ambtenaren zou deze aangesloten te krijgen. Voor de woningmarkt werd vooral ‘gelijkwaardigheidsbepaling’ uit het Bouwbesluit 2012 het gemikt op gestapelde bouw met blokverwarming die in moeilijker maken om nieuwe stadswarmteprojecten van bezit is van woningcorporaties. Woningcorporaties de grond te krijgen. Als ontwikkelaars ook voor een vormen een makkelijker aanspreekpunt dan Verenigingen andere oplossing kunnen kiezen – bijvoorbeeld van Eigenaren, en gestapelde bouw met blokverwarming warmtepompen –, wordt het risico dat het warmtenet is veel goedkoper op een warmtenet aan te sluiten dan niet ‘volloopt’ immers groter. Maar andere ambtenaren gestapelde bouw met woningen die elk een eigen gaven aan dat als een gemeente voor een gebied een cv-ketel hebben. Grondgebonden woningen vormen een warmteplan heeft vastgesteld, projectontwikkelaars in nog moeilijker markt, omdat de onderlinge afstanden de praktijk meestal toch kiezen voor stadswarmte. tussen de woningen groter zijn en ze vaak in particuliere Drie gemeenten – Leiden, Ede en Breda – wilden om handen zijn. Uit het onderzoek zijn geen voorbeelden uiteenlopende redenen geen warmteplan voor naar voren gekomen van succesvolle stadswarmteprojecten nieuwbouwprojecten vaststellen, ook al wilden ze per se voor bestaande, grondgebonden woningen. Qua aandeel niet dat er een aardgasnet zou worden aangelegd – en is in het totale warmtegebruik van de bestaande een warmteplan het enige wettelijke instrument woningvoorraad is de doelgroep waarop nu vooral wordt waarmee dat kan worden voorkomen. Leiden gaf als gemikt tamelijk bescheiden: op een totaal van 7,7 miljoen reden dat een warmteplan wellicht projectontwikkelaars woningen zijn er ongeveer een half miljoen woningen met zou kunnen afschrikken, Ede dat ze daarmee het gasgestookte blokverwarming. Welk deel daarvan warmtebedrijf ten opzichte van andere bedrijven