Een Geschiedenis Van De Surinaamse Literatuur. Deel 3

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Een Geschiedenis Van De Surinaamse Literatuur. Deel 3 Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 3. De geschreven literatuur van 1596 tot 1923 Michiel van Kempen bron Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 3. Uitgeverij Okopipi, Paramaribo 2002 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/kemp009gesc03_01/colofon.htm © 2006 dbnl / Michiel van Kempen i.s.m. 9 Inleiding De plaats van de Nederlands-koloniale literatuur in een Surinaamse literatuurgeschiedschrijving De Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië (1914-17) beschrijft de Nederlandse koloniale literatuur over Suriname onder het merkwaardige lemma ‘Romans, dichtwerken, enz.’. De eerste alinea van het niet ondertekende artikel meldt: ‘Gering is het aantal verschenen romans, novellen, dicht- en tooneelwerken, die de W.-I. koloniën tot plaats der handeling hebben of op eenigerlei wijze daarmede in verband staan en weinig is er bij van litterarische waarde.’ Dan volgt een opsomming van een dertigtal werken die uitsluitend op Suriname betrekking hebben; over de Antillen wordt niets gezegd. Auteurs van Nederlandse en Surinaamse origine worden over één kam geschoren. Garmt Stuiveling schreef in 1952 dat het vaststond ‘dat West-Indië, dat wil dus zeggen Suriname en Curaçao en de andere eilanden aldaar, zich nauwelijks en niet dan zeer laat, in de Nederlandse literatuur hebben doen gelden.’1 Tegen het einde van de eeuw weten we beter, vooral dankzij het historisch leesboek Spiegel der vaderlandsche kooplieden (1958) van Ursy Lichtveld & Jan Voorhoeve en Bert Paasmans dissertatie Reinhart: Nederlandse literatuur en slavernij ten tijde van de verlichting (1984): het aantal letterkundige werken waarin West-Indië aan bod komt is verre van gering en er zijn wel degelijk teksten bij van ‘litterarische waarde’. Een behandeling van deze Nederlands-koloniale literatuur hoort thuis in een literatuurgeschiedschrijving van de Nederlanden. Alleen al om historische redenen kan zij niet gemist worden in een geschiedschrijving die een poging doet om de ontwikkelingsgang van de Surinaamse letteren in beeld te brengen. Er is het gegeven dat Suriname een koloniaal deel van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën, vanaf 1795 van de Bataafse Republiek en vanaf 1815 van het Koninkrijk der Nederlanden is geweest.2 Met andere woorden: het historische tracé van Suriname is drie eeuwen lang het historische tracé geweest van een part van het Nederlandse rijk overzee. ‘Koloniale literatuur’ als aanduiding voor de geschreven literatuur van die tijd, omvat zo een corpus van teksten dat temporeel is afgebakend: alle literatuur uit de koloniale periode. Van de literatuur en de literaire activiteit in Suriname gedurende die periode zal hier een beeld worden gegeven, zonder dat wordt vastgehouden aan een scherpe tijdsafbakening.3 Uiteraard begint de beschrijving met de vroegste pogingen tot kolonisatie, voorzover er feiten van kunstzinnige aard bekend zijn. Maar waar de beschrijving eindigt of moet eindigen is veel minder helder. Het is kenmerkend voor praktisch elke post-koloniale literatuur (‘post-koloniaal’ hier opgevat in temporele zin) dat die zich geleidelijk aan ontworstelt aan de koloniale modellen. Er is een fase van beginnend autochtoon-Surinaamse letterkunde geweest die diffuus was in die zin dat vanuit het koloniale stelsel culturele impulsen uitgingen die een literatuur deden ontstaan die voor het eerst kan worden aangemerkt als ‘Surinaams’ (bijvoorbeeld teksten in het Sranantongo, een exclusief Surinaamse taal). Maar wanneer de koloniale tijd definitief voorbij is, blijft de vraag. En dan is er ook nog de 1 Stuiveling 1952: 20. 2 Overigens niet aaneensluitend: van 1799 tot 1802 viel Suriname onder de bescherming van Engeland, en de jaren van 1804 tot 1816 staan bekend als het Engels Tussenbestuur. 3 Ik wijs er hier alvast met nadruk op dat ik de termen ‘literair’ en ‘letterkundig’ door elkaar hanteer volgens hun 20ste-eeuwse betekenis, terwijl ‘letterkundig’ nog tot in de 19de eeuw een breed scala van disciplines aanduidde: dichtkunde, welsprekendheid, filosofie, geschiedenis. Vergelijk de opmerkingen die Van den Berg 1983: 149 hierover maakt. Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 3. 10 kwestie of de periodisering van de eigen Surinaamse ontwikkeling gedefinieerd moet worden in strikt literaire termen (1957: verschijning van Trefossa's Trotji) of dat het verstandiger is te zoeken naar extra-literaire fenomenen: eindigt de koloniale tijd bij de afschaffing van de slavernij in 1863? In 1922 toen Suriname een overzees gebiedsdeel werd? In 1953 met de instelling van het Statuut? Of in 1975 met de staatkundige onafhankelijkheid van Suriname? De Surinaamse en de Nederlandse geschiedenis zijn zo nauw met elkaar verstrengeld geweest, dat het niet mogelijk is ze zonder grote amputaties uit elkaar te halen. Het is evenmin mogelijk de literatuur van de koloniale tijd zinvol uiteen te rafelen tot twee literaturen. Niettemin zal in het navolgende hoofdstuk het accent liggen op de koloniale literatuur opgevat als de literatuur van de kolonialen die een werkelijkheid zagen die voor hen nieuw en vreemd was, literatuur dus van de allochtonen in de tropen. Dit onderscheid bakent koloniale literatuur af op basis van de zienswijze, van het gekozen perspectief, van wat Elleke Boehmer the imperialists' point of view noemt.4 Literaire uitingen die niet koloniaal zijn (‘koloniaal’ hier niet temporeel opgevat, maar als ideologische categorie) worden binnen de literatuur van het land zelf geplaatst. De inheemse mythen en andere orale vertellingen van verschillende bevolkingsgroepen of de verslagen van de matuari bosneger Johannes King (ca. 1830-1899) behoren in deze opvatting tot de vroege uitingen van Surinaamse literatuur, niet tot de koloniale literatuur. Ook om deze reden lijkt mij de afbakening zuiver: koloniale auteurs hebben dit gemeen dat zij primair schreven voor het thuisfront, het westerse publiek, zeker zolang als er nauwelijks sprake was van een literair circuit in de kolonie. Hoeveel voetangels en klemmen echter ook hier liggen, zal ik proberen duidelijk te maken aan de hand van het werk van onder meer Kals, Mauricius, Roos en Kwamina. Deze beschrijving van Nederlands-koloniale literatuur van kolonisten en kolonisatoren wil vooral in functie staan van de geschiedschrijving van de Surinaamse letteren. Al kan zij niet uitputtend zijn, zij tracht het voornaamste van wat er uit onderzoek naar voren is gebracht, weer te geven.5 Er zal langer worden stilgestaan bij die auteurs en werken die van belang zijn geweest binnen het Surinaamse literaire circuit (inclusief enkele van niet-Nederlandse origine), dan bij anderen die wel bij het corpus horen maar nauwelijks een rol in Suriname hebben gespeeld. Als contingentie en toeval een rol spelen in elke literatuurgeschiedenis zoals Steinmetz en Kosselleck betoogden6, dan geldt dat wel in versterkte mate voor de geschiedenis van voormalige kolonies waarvoor schijnbaar willekeurig aangespoelde passanten en immigranten in sterke mate bepalend zijn geweest. Bij een betrekkelijk klein land als Suriname 4 Boehmer 1995: 3. Maar nadrukkelijk zij erop gewezen dat Boehmer bij de afbakening zoals ik die maak zou spreken van kolonialistische literatuur. Zij onderscheidt deze van de koloniale literatuur waaronder zij verstaat: ‘writing concerned with colonial perceptions and experience, written mainly by metropolitans, but also by creoles and indigenes, during colonial times.’ In deze betekenis zijn ook auteurs die het beeld van Groot-Brittannië als wereldmacht versterkten - Dickens, Trollope - koloniale auteurs. Onder kolonialistische literatuur verstaat Boehmer dan die literatuur ‘which was specifically concerned with colonial expansion. On the whole it was literature written by and for colonizing Europeans about non-European lands dominated by them. It embodied the imperialists' point of view.’ (Boehmer 1995: 2-3). Postkoloniale literatuur is vervolgens alles wat daarop reageert of zich daartegen afzet. 5 Voor een aantal passages steunt dit deel op twee overzichtsartikelen van mijn hand: ‘Suriname in de Nederlandse literatuur’ (Van Kempen 1990c) en ‘Van Grouwelijcke Monsters en Kinderen Gods: de Nederlands-koloniale literatuur over Suriname’ (Van Kempen ter perse), zij het dat deze passages veelal ingrijpend zijn gewijzigd. 6 Zie Steinmetz 1989 en Kosselleck 1979. Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 3. 11 gaat deze wetmatigheid nog sterker op. Geschiedschrijvingen zijn altijd constructies, maar als de continuïteit van een geschiedenis alleen maar kan worden aangetoond door de historische feiten geweld aan te doen, of in een gedwongen verband te plaatsen, is het raadzamer getuigenis af te leggen van discontinuïteit en toeval. Dit geldt voor de koloniale periode van Suriname overigens even zeer als voor de periode erná, voor de tijd van de kolonisatoren (volgens Verton de passanten bij uitstek7) evenzeer als voor de tijd van de kolonisten (de settlers) en de tijd dat de gekoloniseerden het koloniale juk van zich afwierpen. Passanten, migranten en individuele uitzonderlijke persoonlijkheden hebben in Suriname altijd op onvoorspelbare tijden het aanzien van het literaire landschap veranderd of doen veranderen. 7 Verton 1977: 9-13. Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 3. 13 Reizigers en rauwdouwers Teksten uit de 16de en de 17de eeuw Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Deel 3. 15 De hoofdtrekken van de Nederlands-koloniale literatuur over het Suriname
Recommended publications
  • Virtus 2017 Binnenwerk.Indb 31 13-02-18 12:38 Virtus 24 | 2017
    virtus 24 virtus Adel en heerlijkheden in Québec. De opkomst en het voortleven van een 9 sociale groep en een feodaal instituut (ca. 1600-2000) Benoît Grenier en Wybren Verstegen Handel in heerlijkheden. Aankoop van Hollandse heerlijkheden en motieven 31 van kopers, 1600-1795 virtus Maarten Prins Beschermd en berucht. De manoeuvreerruimte van jonker Ernst Mom binnen 57 2017 het rechtssysteem van zestiende-eeuws Gelre 24 Lidewij Nissen Prussia’s Franconian undertaking. Dynasty, law, and politics in the Holy 75 Roman Empire (1703-1726) 24 2017 Quinten Somsen | Gutsbesitzer zwischen Repräsentation und Wirtschaftsführung. Das Gut 105 Nordkirchen in Westfalen im 18. und 19. Jahrhundert Friederike Scholten Adel op de pastorie. Aristocratische huwelijken van predikanten in de 129 negentiende eeuw Fred Vogelzang 9 789087 047252 9789087047251.pcovr.Virtus2017.indd 2 06-02-18 09:39 pp. 31-56 | Handel in heerlijkheden Maarten Prins Handel in heerlijkheden Aankoop van Hollandse heerlijkheden en motieven van kopers, 1600-1795 31 De zestiende eeuw en vooral het begin van de zeventiende eeuw zien weer een nieuwe soort adel opkomen, één van rijk geworden kooplieden. Niet tevreden met hun rijkdom- men, kijken deze met jaloerse blikken naar de leefwijze van de nog resterende adel. Het behoren tot de adel wordt een fel begeerd statussymbool. Geld speelt hierbij geen rol; zij gaan erop uit om de kastelen te kopen, die de verarmende oude adel thans weer tegen een goede prijs van de hand kan doen. Heerlijkheden zijn bijzonder in trek.1 In 1979 omschreef de Rijksarchivaris van Noord-Holland, Mr. Johan Willem Groes- beek, in Heemstede in de historie het verwerven van kastelen en heerlijke titels door de financiële elite van de Republiek.
    [Show full text]
  • Jaarverslag 2019 Historische Vereniging Oud Wassenaer
    Jaarverslag 2019 Historische Vereniging Oud Wassenaer Voorwoord, 75 Jaar Vrijheid Beste leden, 2019 was het jaar van de grote evenementen. Het begon al in april met een welverdiende ridderorde voor onze vicevoorzitter Robert van Lit. Eind juli lanceerde de net aangetreden burgemeester Leendert de Lange onze nieuwe website, www.oudwassenaer.nl. En wat zijn wij trots op die website! Neemt u zelf eens een kijkje en lees over onze activiteiten of duik in de wereld van Actueel Verleden. In het najaar organiseerden wij samen met het Nut een zeer succesvolle cursus Architectuur in de 20ste eeuw. Ook waren er diverse andere activiteiten zoals rondleidingen en goedbezochte lezingen. Het jaar 2020 staat in het teken van 75 Jaar Vrijheid en onze vereniging is daar volop bij betrokken. Sinds augustus 2019 publiceert onze secretaris Kees Neisingh regelmatig verhalen op onze website over gebeurtenissen die 75 jaar geleden in Wassenaar plaatsvonden. Tot 5 mei verschijnt er in dit kader een wekelijkse column in de Wassenaarse Krant. Ook werken wij op verzoek van de burgemeester mee aan de samenstelling en uitvoering van een Ereboek met daarin opgenomen alle namen van Wassenaarse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. De realisatie van een aantal zogeheten Stolpersteine (struikelstenen ter nagedachtenis van weggevoerde Joden) is een ander project waar wij samen met de gemeente optrekken. Onze grootste wens voor dit jaar is echter om het monument voor oorlogsslachtoffers aan de Schouwweg op een dusdanige wijze aan te vullen dat alle slachtoffers met naam genoemd worden, en niet slechts de enkelen die nu op het monument vermeld staan. Een hele uitdaging waarbij wij de jeugd willen betrekken door middel van een prijsvraag voor het maken van een ontwerp.
    [Show full text]
  • Virtus 18 ( 2011 )
    30y428 Virtus 2011 DEF:30y428 Virtus 2011 17-01-2012 12:24 Pagina 9 De ontdekking van de oudheid Adellijke identiteitspolitiek in de Bourgondisch-Habsburgse Nederlanden * Rob van der Laarse In 1520 kwaM door duinafslag bij de Monding van de Oude Rijn op het strand bij Katwijk aan Zee de fundering van een enorMe vierhoekige versterking van circa 85 Meter in het vierkant aan de oppervlakte. ‘Also alst gebuerd inden jare 1500 ende 20 oMtrent KerstMis dat die zee Met allen laech geebbet was uuijten westen ende noort - westen alst zij bij Mans leven geweest hadde, doen sach Men die structueren ende bouwinge van den Mueren ende toornen oMtrent 7 of 8 voet hoech boven der aer - den’, aldus de anonieMe kroniekschrijver van het bewaard gebleven handschrift ‘Den oorspronck ende beginsel ofte generacie der baenreheeren van Wassenaer’ vijf jaar later. 1 Het was niet voor het eerst dat deze resten van een reusachtig bouwwerk zicht - baar werden, Maar wel de eerste Maal dat ze grote belangstelling trokken en aan een grondige inspectie werden onderworpen. Katwijks heer Jan II van Wassenaer ( 1483 - 1523 ) zette onMiddellijk een aantal dorpelingen aan het werk oM het Muurwerk uit te graven. Het was verMoedelijk Nederlands eerste oudheidkundig bodeMonderzoek. Pas toen het duin dreigde in te storten , werd het werk stilgelegd en werden de vond - sten naar het Haagse stadshuis van de Van Wassenaers aan de Haagse Kneuterdijk * Deze lezing gaat terug op een rede voor het NIKI-syMposiuM ‘Italië en de Nederlanden: artistieke relaties ’ van 16 noveMber 2009 in het Catherijnenconvent te Utrecht, en het syMposiuM ‘Das Ruhrgebiet und die europäische Renaissance ’ op Slot Horst te Gelsenkirchen, 10 -11 noveMber 2010 .
    [Show full text]
  • Bijlage 1 De Bewoners En Eigenaren Van Het Lange Voorhout Tussen 1650 En 1750 En Hun Zomerverblijven
    Bijlage 1 De bewoners en eigenaren van het Lange Voorhout tussen 1650 en 1750 en hun zomerverblijven 1650-1700 Zomerverblijf 1700-1750 Zomerverblijf LV1 1621-1645 E/B Jhr. Johan van Wassenaer, heer van A x A 1708-1763 E/B Arent baron van Wassenaer (1669- A x A Duivenvoorde, 't Woud, Starrenburg, Veur en Kasteel Duivenvoorde, 1721), raad in de Vroedschap Den Briel, lid Kasteel Duivenvoorde, Voorschoten (1576-kasteel Duivenvoorde 1645) Voorschoten Ridderschap Holland, president van de Rekenkamer Voorschoten hoogheemraad Rijnland, curator Leidse Hogeschool, (Top 250: Johan van der Grafelijksdomeinen, hoogheemraad van vanaf 1743 heeft Anna baljuw van Noordwijkerhout, Lisse, Hillegom x Maria Wassenaer net als zijn Schieland, ruwaard en baljuw van den land van Margaretha Bentinck van Voorst van Doorwerth (ca. 1574- DH 1610) 2e vader, Arent VII (1528- Putten Drost van de stad en baronie van Breda, Haagwijck in bezit, dan niet in huwelijk Clara de Hinojosa (–kasteel Duivenvoorde 1599) in de Ridderschap meesterknaap van Holland, baljuw van Hulst en gebruik als buitenplaats. 1631) Holland. Maria van Voerst Hulsterambacht, extra-ordinaris ambassadeur van van Doorwerth is ook Groot-Brittannië x Anna Margartha Bentinck (DH 1742 Anna M. wed. van opgegroeid aan het LV. 1683-DH 1763) Wassenaer, inkomen 30.000, Kasteel wordt door hem huurwaarde 2.000, koets 6 omgebouwd tot een sjiek paarden, 11 dienstboden, buiten. Bouwt in 1622 KN buiten, bij haar in woont heer 22) van Reede, graaf van Athlone inkomen 6.000 1645-1681 E/B Arent baron van Wassenaer (DH 1610- A x A DH 1681), heer van Duivenvoorde, Voorschoten, Veur, 't Kasteel Duivenvoorde; familie Bentinck: huis Woud, en Rosande, ritmeester en sergant-majoor, lid familie van Scherpenzeel: Schoonheten (Eusebius Ridderschap Holland, lid College Gecommitteerde Scherpenzeel (in de buurt Borchard Bentinck 1630), Huis Raden, hoogheemraad Rijnland, luitenant-houtvester van Renswoude) te Diepenheim (Bernard van Holland, grootzegelbewaarder van Holland x Anna 1674: Arent v an W.
    [Show full text]
  • Download Download
    virtus 22 virtus Bergen op Zoom. Residentie en stad 9 Willem van Ham Heren van Holland. Het bezit van Hollandse heerlijkheden onder adel en 37 patriciaat (1500-1795) Maarten Prins virtus De invloed van esthetische ontwikkelingen op de reisbeleving. 63 De waardering van Engelse en Duitse adellijke residenties door Nederlandse 2015 reizigers in de achttiende eeuw 22 Renske Koster Jagen naar macht. Jachtrechten en verschuivende machtsverhoudingen in 81 Twente, 1747-1815 22 2015 Leon Wessels | Een ‘uitgebreide aristocratie’ of een ‘gematigd democratisch beginsel’? Van 103 Hogendorp en de adel als vertegenwoordiger van het platteland (1813-1842) Wybren Verstegen Beleven en herinneren op het slagveld van Waterloo. Een adellijk perspectief 125 (1815-1870) Jolien Gijbels Elites and country house culture in nineteenth-century Limburg 147 Fred Vogelzang De reizende jonkheer. Museumdirecteur Willem Sandberg als cultureel 171 diplomaat Claartje Wesselink 9789087045722.pcovr.Virtus2015.indd 2 19-01-16 20:32 pp. 189-202 | Object in context Kees Kuiken Een ‘ontbijtje’ uit Noordwijk Zeventiende-eeuwse vroomheid en adelspretentie* 189 In de collectie van de Familiestichting Van Wassenaer bevindt zich een anoniem stilleven uit 1643 met alliantiewapens Van Wassenaer-Van de Werve en twee vrome versregels.1 De wa- penvoerders testeerden in 1643 in Noordwijk.2 Anders dan hun wapens pretenderen, staat hun aansluiting bij de burggrafelijke familie Van Wassenaer of de riddermatige familie Van de Werve uit Voorburg niet vast. Het stilleven, een voorbeeld van een genre dat in de Noor- delijke Nederlanden ‘ontbijtje’ heette, is op te vatten als een vroegmoderne protestantse me- morietafel.3 Het is het enige ons bekende ontbijtje waarop de symboliek van de voorstelling in een bijschrift wordt geëxpliciteerd en waarop bovendien de opdrachtgevers met naam en wapen zijn vermeld.
    [Show full text]
  • Download Download
    virtus 25 virtus Adellijke echo’s? De invloed van de adel op de ontwikkeling van buitenplaatsen 9 langs de rivieren van het Amstelland en de Oude Rijn Gerrit van Oosterom Het Staatse ambassadegebouw in de zeventiende eeuw. Het logement van 29 Hendrick van Reede van Renswoude in Madrid, 1656-1669 virtus Maurits Ebben Naar het Oosten. Geografische verschillen in het ledenbestand van de 57 2018 Ridderlijke Duitsche Orde, Balije van Utrecht, 1640-1840 25 Renger E. de Bruin De Belgische orangistische adel I. De zuidelijke adel in het Verenigd Koninkrijk 79 der Nederlanden (1815-1830) 25 2018 Els Witte | The Bentinck family archives. Highlights and suggestions for further research 103 Menoucha Ruitenberg Bildung und Erziehung. Zur Bedeutung zweier Schlüsselkategorien für 114 Charlotte Sophie Gräfin Bentinck Christina Randig Charlotte Sophie, Joseph Eckhel and numismatics 127 Daniela Williams Craignez honte. The Bentinck coats of arms and their use as an expression 144 of the cross-border character of the family Olivier Mertens Fathers and Sons. A sketch of the noble life forms of the Bentincks in the 162 period of the Great Wars in Europe (1672-1748) Yme Kuiper Van wapenbord tot koningsboek. Herinnering, herstel en herbestemming in 179 de heraldiek van het Gulden Vlies (1559-1795) Steven Thiry 9 789087 047870 omslag Virtus 2018.indd 2 14-02-19 13:54 virtus 25 | 2018 | pp. 162-178 Yme Kuiper Fathers and sons A sketch of the noble life forms of the Bentincks in the period of the Great Wars in Europe (1672-1748)* 162 House Middachten has a rich history. This is exemplified by the 280 portraits and eighty miniatures that currently cover the walls of this beautiful house at De Steeg, in the Dutch province of Gelderland.
    [Show full text]
  • Uva-DARE (Digital Academic Repository)
    UvA-DARE (Digital Academic Repository) Sumptuous Memories, Studies in seventeenth-century Dutch tomb sculpture Scholten, F. Publication date 2003 Link to publication Citation for published version (APA): Scholten, F. (2003). Sumptuous Memories, Studies in seventeenth-century Dutch tomb sculpture. Waanders. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:05 Oct 2021 Goodd widows andd the sleeping dead Romboutt Verhuist and tombs forr the Dutch aristocracy Thee third quarter of the seventeenth century was an extremely productivee period for Dutch funerary art. It saw the erection of not only thee largest number of sculpted tombs but also some of the most importantt ones made that century. It was a time of fruitful experimentationn with new funerary themes, visual formulae and iconographiess in a development that was greatly influenced by the initiativess of two groups of patrons, the nobility and the central government.
    [Show full text]
  • Factieuze Tegenstellingen Binnen Het College Van De Ridderschap Van Holland Na De Vrede Van Utrecht
    Factieuze tegenstellingen binnen het college van de ridderschap van Holland na de vrede van Utrecht J. AALBERS Sinds het verschijnen van de dissertatie van Roorda 1 zijn wij goed op de hoogte van het bestaan van facties in de steden van Holland en Zeeland tijdens het ancien régime. Het is opmerkelijk dat Roorda het, zeker in formele zin, eerste lid van de staten van Holland, het college van de ridderschap, niet in zijn onderzoek heeft betrokken. De factieuze tegenstellingen binnen dit college zullen in het hieronder volgende artikel worden onderzocht. Enige algemene, overigens impressionistische, beschouwingen gaan aan het betoog vooraf. De Hollandse ridderschap De invloed van de adel in de Republiek der Verenigde Nederlanden is zeker niet onbelangrijk geweest. In een gewest als Gelderland hadden de edelen de belangrijk­ ste politieke invloed en hun prestige en economische macht waren daarmee in overeenstemming, zij het dat deze machtjuist in de achttiende eeuw werd aangetast. In Holland, bij uitstek een stedengewest, was de situatie anders. De adel, of juister 2 gezegd de uit de adel gekozen ridderschap , kon zich tegenover de steden geen zelfstandige koers veroorloven. De leden van de ridderschap waren in veel opzich­ ten afhankelijk van de achttien steden en in het bijzonder van Amsterdam. Toch was. de invloed van de ridderschap groter dan de ene stem die de adel in de staten bezat. Want die stem was de eerste, het lid der edelen sprak zijn mening het eerst uit en de 3 afgevaardigden van de steden sloten zich hier vaak bij aan . De Franse gezanten meenden dat de leden van de ridderschap veel invloed hadden op de besluitvorming van de staten van Holland, wat met name bleek uit de resoluties, en dat zij in staat 4 waren 'pour donner le branie aux villes' • Eén à twee leden van de ridderschap waren regelmatig betrokken bij het voorover­ leg achter de schermen tussen de raadpensionaris, tevens pensionaris van het college van de ridderschap, de burgemeesters van Amsterdam en een beperkt aantal l.
    [Show full text]
  • Untitled Clerics Until 1482, When
    proof not for distribution2 Rural salvation markets Medieval memoria in Dutch village parishes Kees Kuiken Nederlands Agronomisch Historisch Instituut Groningen / Wageningen 2019 proof not for distribution3 Historia Agriculturae 49 Uitgegeven door / Published by Nederlands Agronomisch Historisch Instituut (NAHI) Oude Kijk in ’t Jatstraat 26, 9712 EK Groningen Hollandseweg 1, 6706 KN Wageningen Internet: https://www.rug.nl/research/nederlands-agronomisch-historisch- instituut E-mail: [email protected] ISBN 978-94-034-1748-6 NUR 695 © 2019 Nederlands Agronomisch Historisch Instituut © 2019 dr. C.J. Kuiken h/o Prosopo The moral rights of the author have been asserted. Niets in deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. No part of this book may be stored in a computerized system or reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher. Cover design: Frank de Wit Design and lay-out: Hanneke de Vries Series editors: Maarten Duijvendak, Piet van Cruyningen, Erwin Karel † External reviewers: Koen Goudriaan, Peter Hoppenbrouwers Printed in the Netherlands by Scholma Print & Media, Bedum Cover illustration: Villagers carrying candles to church for Candlemas on a miniature from a book of hours by Simon Beningh (fl. Bruges 1500-1562). The J. Paul Getty Museum, Los Angeles, Ms. 50. proof not for distribution4 proof not for distribution5 proof not for distribution6 i Table of contents List of figures iv List of graphs v List of tables vi Preface ix Part One.
    [Show full text]
  • Van Culemborg Family
    ALLIED ANCESTRY OF THE VAN CULEMBORG FAMILY OF CULEMBOR~ HOLLAND BEING THE ANCESTRY OF SOPHIA VAN CULEMBORG WIFE OF JOHAN DE CARPENTIER PARENTS OF MARIA DE CARPENTIER WIFE OF JEAN PAUL JAQUET VICE-DIRECTOR AND CHIEF MAGISTRATE OF THE COLONIES ON THE SOUTH RIVER OF NEW NETHERLAND 1655-1657 BY EDWIN JAQUETT SELLERS PHILADELPHIA 1915 EDITION LIMITED TO ONE HUNDRED COPIES PRESS OF ALLEN, LANE & SCOTT, PHILADELPHIA. :-;_·••'• ---~.-~t•' ~·-- ... .,.. .- ..:-~--;•.,·=--.-.:. ••. ~;;: •••:.}-:) -· ..... ·_;.·· ;.,::.;·- -;· .·, S .~·;-...~:,......;:!--'"".<":,_,<' :T-.: :' i -~ -'? . •.. ·•:: . ·::~-..::::,~.. .»!'¢5:~ ·-.·~-~;:•Y.,~·--:~:;;:::~ . 7.•~1·JI'❖-•... •••:;:,t;,, ,~t~~ ·•❖;~:- ·-~:r~.-):-:-:, \it~) ::?~~,. \ Mrs. Richard c. McCall and her two charming chtrdnm.>·,,· . j••.- ERRATA. _Ped. 5. Charlemagne is repeated by mistake. Ped. 28. Insert le ]usticier after Richard, Duke of Burgundy, who died 921. Ped. 3 2. Mathilde Bill ung by her secon4 marriage with Godefroi, Count de Verdun, had Herman, Count de Verdun, who died 1034. Ped. 3 5. Ricuinus, Duke on the Moselle, died 94 5, not 928. Ped. 3 7. After Felicitas insert Sadigerus and Raginerus, mentioned in ped. 3 s. Ped. 43. Ethicus, Duke of Alsatia, died 690, not 720. Ped. 76. Bertrade married Foulques IV, not Geoffrey. Ped. 87. Issue of Jorden van Wi je and Johanna van Groes- beeck should be: Johan, eldest son, Canon at Elst. Otto (who follows). Claes, who received an inheritance at Y sendoorn 1408. Johan, mentioned 1407; married and (according to Rhemen) had Jorden, who had Johan, who married Sophie van Varick, Jan's sister, and had Johan, on the Keyserstraat in a garrisoned place at Arnhold. Sophie, who married a van Dalen, of Haemet. ABBREVIATIONS Anderson : Royal Genealogies, by James Anderson, D.D.
    [Show full text]
  • Artikel Yvonne Bos Duvenvoorde Nationaal
    Kasteel Duivenvoorde in Voorschoten is een van de mooiste landgoederen in de provincie Zuid-Holland. Het stamt uit de 13de eeuw en is sinds dien bewoond door de familie Van Wassenaer en haar nazaten. Sinds 1960 is het land- goed open gesteld als museum. De archieven berusten in het Nationaal Archief. Op initiatief van het Provinciaal Historisch Centrum Zuid-Holland en het De laatste Nationaal Archief zijn binnenkort ook delen uit het archief van het bouwheer land goed digitaal beschikbaar. Nationaal Archief Collectie Stichting Duivenvoorde, inv. nr. Kasteel Duivenvoorde al sinds de 13de eeuw DVS00025 Achtergrond Theodoor Netscher, Arent IX van Wassenaer, in handen van één familie Anna Margaretha Bentinck en hun zoontje Jacob Jan Brilanus, ca. 1717. Olieverf op doek, Yvonne Bos-Rops 260,5 x 200 cm. 20 100587_NA_Magazine_4_2010.indd Sec1:20 29-11-10 16:15 Boven de voordeur van kasteel Duivenvoorde van zijn broer Adriaan, een geestelijke, (†1573) en Stamboom van de familie bevindt zich een gevel steen met de mededeling daarna van zijn neef Arent VII (†1599). Van Duvenvoorde dat Arent van Wassenaer het gebouw in 1717 Aan het begin van de Opstand was deze Arent Als eerste eigenaar van heeft ‘hersteld en vergroot en met tuinen een van de edelen die in 1566 het smeek schrift Duivenvoorde wordt Philips van versierd’. Sindsdien is het uiterlijk van het kasteel aan Margaretha van Parma aanboden met het Wassenaer (ca. 1226) vermeld. niet meer ingrijpend veranderd. Arent IX van verzoek om verzachting van de maatregelen Hij werd opgevolgd door zijn zoon Wassenaer kan dus worden beschouwd als de tegen aanhangers van het protestantisme.
    [Show full text]
  • Jaarboekje 1935
    JAARBOEKJE JAARBOEKJE VOOR GESCHIEDENISENOUDHEIDKUNDE VAN LEIDEN EN RIJNLAND TEVENS ORGAAN VAN DE VEREENIGING ,,OUD-LEIDEN” 1934-1935 (ZEVEN-EN-TWINTIGSTE DEEL) LEIDEN - P. J. MULDER & ZOON EEN WOORD VOORAF. Terwijl wij ons verheugen wederom en niet te laat het jaarboekje te kunnen aanbiteden aan allen die Oud-Leiden liefhebben, betuigen wij onzen dank aan het Stadsbestuur vo’or zijn steun en onz’en mede- wer’kers voor hunne bijdragen. Van enkele Leidsche uitgevers was de firma P. J. Mul’der en Zoon de laagste inschrijfster, zoodat wij, tot ons groot ge- noegen, haar de uitgave, als reeds z’oovele jaren, gunnen mocht,en. In onze redactie kwam geene wijziging. MAART 1935. DE REDACTIE. VEREENIGING ,,OUD LEIDEN”. Verslag over het jaar 1934. De eerste bijeenkomst voor de leden had plaats op 15 Januari, toen Mr. S. J. Fockema Andreae een lezing hield over Middeleeuwsch Oegstgeest. Den 16en Maart sprak Prof. Prinsen uit Amsterdam over Jan van Hout. Zeer kort daarop, 29 Maart, organiseerde de vereeniging een vertooning van de collectie film- journalen, betrekking hebbende op Leidsche gebeur- tenissen sedert k 1910, welke collectie, oorspronkelijk bijeengebracht door den heer Eskens, door dezen aan de gemeente is geschonken en thans door een gemeentelijke commissie beheerd wordt. Deze collectie is inderdaad voor de jongste ge- schiedenis van onze stad niet zonder belang, zij vereeuwigt lustra, 3-October feesten, eerste-steenleg- gingen, het eere-doctoraat van Hare Majesteit de Koningin en nog tal van andere gedenkwaardige gebeurtenissen. In de maand Juni volgde een tentoonstelling in de Lakenhal van foto’s en teekeningen, welke een beeld gaven van onze stad omstreeks vijftig jaar geleden, toen er nog zooveel schoone, zuivere architectuur te bewonderen was, waarvan sedert een VIII bedroevend groot gedeelte is vernield om plaats te maken voor karakterlooze moderne gebouwen en moderne winkelpuien.
    [Show full text]