BESTEMMINGSPLAN DE WATERBERGING VLIERWATERLEIDING DALMSHOLTE

GEMEENTE

COLOFON

Plannaam Bestemmingsplan Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte

Plannummer NL.IMRO.0175.20121003004-va01

Datum Maart 2013

Status Vastgesteld

Opdrachtgever Waterschap WGS

Projectteam Witpaard Johan Drenth

Projectnummer 0175905

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 2

Inhoudsopgave

Toelichting 5 Hoofdstuk 1 Inleiding 7 1.1 Inleiding 7 1.2 De bij het plan behorende stukken 7 1.3 Situering van het plangebied 8 Hoofdstuk 2 Onderzoek 9 2.1 Algemeen 9 2.2 Bestaande en gewenste situatie 9 2.3 Beleid 11 2.4 Milieuaspecten 17 2.5 Watertoets 19 2.6 Natuur, landschap en archeologie 21 Hoofdstuk 3 Het plan 25 3.1 Algemeen 25 3.2 Planologische afweging 25 3.3 Planopzet 25 3.4 Uitvoering 26 3.5 Economische uitvoerbaarheid 26 Hoofdstuk 4 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 27 Bijlagen bij toelichting 29 Bijlage 1 Situering plangebied 31 Bijlage 2 Projectplan Dalmsholte fase 2a 33 Bijlage 3 Historisch bodemonderzoek 35 Bijlage 4 Quickscan natuurtoets 37

Regels 39 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 41 Artikel 1 Begrippen 41 Artikel 2 Wijze van meten 42 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 43 Artikel 3 Water 43 Hoofdstuk 3 Algemene regels 45 Artikel 4 Anti-dubbeltelregel 45 Artikel 5 Algemene afwijkingsregels 46 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 47 Artikel 6 Overgangsrecht bouwwerken 47 Artikel 7 Overgangsrecht gebruik 48 Artikel 8 Slotregel 49 Vaststellingsbesluit 51

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 3

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 4

Toelichting

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 5

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 6

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding Het Waterschap Groot Salland (WGS) heeft in het Waterbeheerplan 2010-2015 plannen en maatregelen vastgelegd voor de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water en Waterbeheer 21e eeuw. Het WGS wil de opgaven zoveel mogelijk integraal en op projectmatige basis realiseren. Hiervoor heeft het WGS ruim 20 projecten in voorbereiding/uitvoering die vallen onder het programma "Ruimte om te leven met water". Hieronder valt ook het project "Dalmsholte fase 2a". Dit project bestaat uit zeven deelgebieden. Binnen de grenzen van de gemeente Ommen vallen de deelgebieden 6 en 7. In dit bestemmingsplan worden deze deelgebieden geregeld. Deelgebieden 6 en 7 liggen langs de Vlierwaterleiding. De Vlierwaterleiding is een watergang die onderdeel uitmaakt van het stroomgebied van de Dalmsholterwaterleiding. De Vlierwaterleiding ligt globaal halverwege Ommen en Lemelerveld. Binnen dit kader vormen beide gebieden samen het plangebied:  Deelgebied 6: De "oksel" tussen de Vlierwaterleiding en de N348 (Deventerweg).  Deelgebied 7: De Vlierwaterleiding ter hoogte van het bungalowpark Giethmense Veld.

Het plangebied is nu geregeld in het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Ommen. Dit bestemmingsplan heeft de gemeenteraad vastgesteld bij besluit van 18 februari 2010. Het bestemmingsplan voor het betreffende plangebied is op 23 september 2010 in werking getreden. In het bestemmingsplan hebben de waterbergingsgebieden de perceelsbestemming "agrarische doeleinden" en de gebiedsbestemming "agrarisch gebied met landschappelijke openheid". Binnen het geldende bestemmingsplan is de aanleg van de waterbergingsgebieden niet mogelijk. Daarom moet het bestemmingsplan voor de betreffende locaties worden herzien. Voorliggend bestemmingsplan is de juridisch-planologische regeling die de realisatie van de waterbergingsgebieden binnen de gemeente Ommen mogelijk maakt. Voor de locaties wordt de bestemming "Water" met de aanduiding "waterberging" opgenomen.

1.2 De bij het plan behorende stukken Het bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" bestaat uit de volgende stukken:  verbeelding (plankaart), schaal 1:2.000 (ID plannr. NL.IMRO.0175.20121003004-va01);  planregels.

Op de verbeelding (plankaart) is de bestemming van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de planregels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan veilig te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin het aan het plan ten grondslag liggend onderzoek en een planbeschrijving zijn opgenomen.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 7

1.3 Situering van het plangebied Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden met percelen voor waterbergingen bij de watergang Vlierwaterleiding.. Het plangebied ligt tussen de kernen Lemelerveld en Ommen. Het ene gebied ligt in de oksel van de N348/Deventer en de Vlierwaterleiding en het andere gebied langs de Vlierwaterleiding ter hoogte van het bungalowpark Giethmense Veld. Op de afbeelding "Globale ligging plangebied ((deelgebieden)" is de ligging weergegeven. In Bijlage 1 is de exacte situering van het plangebied weergegeven.

Afbeelding: Globale ligging plangebied (deelgebieden)

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld)) 8

Hoofdstuk 2 Onderzoek

2.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan aspecten die relevant zijn voor het voorliggende bestemmingsplan. Allereerst wordt aandacht besteed aan de bestaande en de gewenste situatie, zoals deze wordt voorgestaan door de initiatiefnemer. Vervolgens wordt ingegaan op de - voor dit plan - relevante onderdelen van geldend beleid. Daarna wordt in dit hoofdstuk ingegaan op milieuaspecten, de watertoets en op waarden van natuur, landschap en archeologie.

2.2 Bestaande en gewenste situatie Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden. Deze gebieden zijn in gebruik als agrarische gronden, namelijk (intensief gebruikt) gras- en akkerland. Het doel is om de deelgebieden in te richten voor waterberging. Het betreffen de gebieden "berging 6" en "berging 7" uit Bijlage 1. De gebieden grenzen aan de watergang Vlierwaterleiding. De Vlierwaterleiding ligt binnen het stroomgebied van waterlichaam Dalmsholterwaterleiding. Dit is één van de ruim dertig waterlichamen binnen WGS die de komende jaren worden heringericht.

In het kader van het project "Dalmsholte fase 2a" is door WGS een projectplan opgesteld. Dit projectplan is opgenomen in Bijlage 2. Dit bestemmingsplan is gebaseerd op het projectplan "Dalmsholte fase 2a".

In het kader van het project "Dalmsholte fase 2a" zullen de volgende maatregelen plaatsvinden in de bergingsgebieden 6 en 7:

In gebied 6 (oksel N348/Deventer met de Vlierwaterleiding):  Realisatie van 2,5 hectare waterberging (vlakberging) met als streefbeeld moerasruigte.  Graven van één poel in de waterberging met een diameter van circa 30 m, taluds 1:5 en een diepte van circa 0,70 – 1,00 m.  Aanleg van 270 m natuurvriendelijke oever onder een profiel van 1:4 aan de zuidoever van de Vlierwaterleiding, als onderdeel van waternoodinrichting.

In gebied 7 (langs de Vlierwaterleiding ter hoogte van bungalowpark Giethmense Veld):  Realisatie van 2,0 hectare waterberging (vlakberging) met als streefbeeld moerasruigte.  Realisatie van 0,3 hectare waterberging (vlakberging) met als streefbeeld rietruigte moerasruigte met nadruk ontwikkeling riet).  Graven van één poel in de waterberging met een diameter van circa 30 m, taluds 1:5 en een diepte van circa 0,70 – 1,00 m.  Aanleg van 710 m natuurvriendelijke oever onder een profiel van 1:5 aan de noord- en zuidoever van de Vlierwaterleiding, als onderdeel van waternoodinrichting.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 9

Voor het voorliggend bestemmingsplan is dus van belang dat in het plangebied (de deelgebieden) ruimte is voor waterberging. Het plangebied heeft in totaal een oppervlakte van circa 5 hectaare. In beide deelgebieden wordt een poel aangelegd. De percelen worden tot een gemiddelde diepte van 45 cm afgegraven. Het streefbeeld voor de percelen is moerasruuigte en rietruigte. De verwachting is dat de percelen enkele dagen per jaar onder water zullen staan.

Afbeelding: Streefbeeld moeras- en rietruigte

De doelen en effecten van de aanleg van de waterbergingsgebieeden zijn:  Het creëren van meer ruiimte voor water door de aanleg van waterberging. Dit heeft als effect dat wateroverlast wordt voorkomen en beperkt. Hiermee wordt invulling gegeven aan de beleidsopgaven vanuit Nationaal Bestuursakkoord Water actueel (NBW), Waterbeheer 21e eeuw (WB21). De maatregelen zijn afgestemd op de huidige landbouwkundigge functie van het gebied. Zodoende wordt invulling gegeven aan het GGOR (Gewenst Grond- en Oppervlakte Reegime).  Door de aanleg van natuurvriendelijke oevers wordt de ontwiikkeling van goede water- en oevervegetatie gestimuleerd, met als gevolg een gooede waterkwaliteit. Hiermee wordt invulling gegeven aan de beleidsopgave vanuit de Kaderrichtlijn Water (KRW).

Het college van burgemeesteer en wethouders van de gemeente Ommen heeft op 22 augustus 2012 besloten om in principe medewerking te willen verrlenen aan de voorgenomen ontwikkeling door middel van een partiële herzieninng van het bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan maakt de voorgenomen ontwikkeling mogelijk. In het kader van de voorgenomen oontwikkeling is een beheer- en onderrhoudsplan gemaakt. Het beheer- en onderhoudsplan is opgesteld binnen de kaders van het door het waterschapsbestuur vastgestelde visie op het beheer en onderhoud. Deze visie is te lezen in het document “Beheer en onderhoudsvisie Watergangen 2050”.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld)) 10

Het onderhoudsbeeld voor de te nemen maatregelen is:

Waterberging en Natuurvriendelijke oever Voor in totaal 4,5 hectare waterberging en 980 m natuurvriendelijke oever langs de waterberging, is het streefbeeld moerasruigte met een onderhoudsfrequentie van eens per 5 jaar. Gedurende de eerste jaren na aanleg van de waterberging is het noodzakelijk om de waterbergingen te verschralen. Dit wordt gedaan om ongewenste kruidengroei in de waterbergingen tegen te gaan. Verschraling wordt gerealiseerd door de eerste jaren de bergingen intensiever te onderhouden, door houtopslag te verwijderen. Daarnaast wordt het reguliere maaisel uit de bergingen afgevoerd.

Watergang De watergangen ter plaatse van de waterbergingen en natuurvriendelijke oevers hebben het streefbeeld “één droog talud + één natte oever hoge begroeiing”. Hierbij wordt het stroomprofiel van de watergang en de zijde waar de natuurvriendelijke oever niet aanwezig is elk jaar tweemaal gemaaid. De andere oever van de watergang bestaat uit een natuurvriendelijke oever met een eigen onderhoudsregime. Tijdens het bijzondere onderhoud (baggeren), wat circa 1x per 8 jaar gebeurt, vindt herprofilering plaats. Een verdere uitwerking van de onderhoudsbeelden staat in bijlage 3 van Bijlage 2 Projectplan Dalmsholte fase 2a

In de paragrafen 2.5 en 2.6 zijn de aspecten omtrent water, ecologie en archeologie onder aandacht gebracht.

2.3 Beleid 2.3.1 Europese Kaderrichtlijn Water De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel te komen tot schone, ecologisch gezonde stroomgebieden, waarin op een duurzame manier met het gebruik van water wordt omgegaan. De kaderrichtlijn omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlands oppervlaktewater, overgangswateren, kustwateren en grondwater. De kaderrichtlijn gaat uit van een stroomgebiedbenadering waarin het opstellen van beheersplannen per stroomgebied of deelstroomgebied centraal staat. De waterschappen in het deelstroomgebied Rijn-Oost hebben een plan opgesteld, zie paragraaf 2.3.5. Per stroomgebied moeten ook de ecologische doelstellingen worden bepaald en wateren moeten worden onderscheiden in één van de drie typen wateren: natuurlijke wateren, sterk veranderde wateren of kunstmatige wateren. De onderscheiden wateren worden ook wel waterlichamen genoemd. Aan alle waterlichamen worden haalbare (ecologische) doelen gesteld die in 2015 bereikt dienen te zijn (met uitstelmogelijkheden tot uiterlijk 2027).

Conclusie In het beheersgebied van Waterschap Groot Salland zijn ruim 30 waterlichamen aangemerkt, waaronder het stroomgebied van waterlichaam Dalmsholterwaterleiding. Met de realisatie van de waterbergingsgebieden langs de Vlierwaterleiding wordt uitvoering gegeven aan de KRW. De Vlierwaterleiding bepaalt voor een deel de waterkwaliteit in de Dalmsholterwaterleiding. De waterkwaliteit in de Vlierwaterleiding - en daarmee de Dalmsholterwaterleiding - wordt verbeterd met de aanleg van natuurvriendelijke oevers binnen de waternoodinrichting langs de Vlierwaterleiding. Dit project past dus binnen het Europese waterbeleid.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 11

2.3.2 Nationaal Waterplan Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2009-2015. Het NWP heeft de status van een structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In het plan worden de wateropgaven gekoppeld aan andere nationale (beleids)opgaven (synergie) en maatschappelijke ontwikkelingen door middel van een gebiedsgerichte aanpak. Ook is een beleid opgenomen voor de langere termijn en een adaptieve strategie voor het omgaan met onzekerheden. In het NWP zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid opgenomen. Het NWP beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Hierbij worden nieuwe normen opgesteld die op basis van overstromingskansen per dijkringgebied worden vastgesteld.

Conclusie De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van waterbergingsgebieden. De ontwikkeling is afgestemd met andere functies in het gebied. Dit verbetert de veiligheid en leefbaarheid. De ontwikkeling past binnen de kaders van het NWP. 2.3.3 Waterbeheer 21e eeuw Om te voorkomen dat de klimaatsverandering meer wateroverlast geeft, hebben het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen het Waterbeleid 21e eeuw (WB21) ontwikkeld. In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst water vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Water moet (weer) de ruimte krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Dit betekent dat er nu al maatregelen worden genomen om overlast in de toekomst te voorkomen. In het landschap en in de stad moet meer ruimte gemaakt worden om water vast te houden of op te slaan. Net als de KRW (kwaliteit) richt WB21 zich op het jaar 2015 om het watersysteem (kwantiteit) op orde te brengen.

Conclusie Met de realisatie van de waterbergingsgebieden langs de Vlierwaterleiding wordt door het waterschap uitvoering gegeven aan WB21. Water wordt door de herinrichting langer vastgehouden in het stroomgebied van de Vlierwaterleiding en minder snel afgevoerd. Het project past hiermee binnen het WB21. 2.3.4 Omgevingsvisie De Omgevingsvisie Overijssel is het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Ontwikkelingsperspectief Voor de groene en stedelijke omgeving geeft de provincie ontwikkelingsperspectieven. Deze kunnen worden gezien als de ruimtelijke ontwikkelingsvisie om de beleidsambities en kwaliteitsambities te realiseren. Het plangebied ligt binnen het ontwikkelingsperspectief "Buitengebied met accent op productie (schoonheid van de moderne landbouw)" en binnen het ontwikkelingsperspectief "Realisatie groene en blauwe hoofdstructuur (continu en herkenbaar watersysteem)".

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 12

Binnen het eerste ontwikkelingsperspectief liggen gebieden voor de landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van grote open cultuurlandschappen en waar ruimte is voor schaalvergroting en verbrediing. Binnen het tweede ontwikkelingsperspectief wordt ingezet op onttwikkelingen die bijdragen aan veerkracht en continuïteit van het watersysteem. Voor deze gebieden wordt zowel vanuit kwantitatief (vergroting bergend vermogen) als kwalitatief oogpunt (schone wateren) een verbettering nagestreefd, waarbij ook de beleefbaarheid een belangrijk aandachtspunt is, bijvoorbeeld door het openstellen van schouwpaden. Het projectplan sluit aan bij de ontwikkelingsperspectieven. De realisatie van waterbergingsgebieden past goed binnen het eerste ontwikkelingsperspectief, omdat hiermee het gewenst grond- en oppervlaktewaterregime voor de functie landbouw in de omgeving wordt versterkt. Verder past het ook binnen het tweeede ontwikkelingsperspectief, aaangezien het bergend vermogen wordt vergroot en de ecologische kwaliteit wordt verbeterd.

Afbeelding: Ontwikkelingsperspectieven plangebied

Gebiedskenmerken Bij het sturen op ruimtelijk kwaliteit is in de Omgevingsvisie een sleutelrol weggelegd voor de gebiedskenmerken. Dit zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan. Om de gebiedskenmerken inzichteliijk te maken onderscheidt de Omgevingsvisie een viertal lagen: de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandscchap, de stedelijke laag en de "lust- en leisurelaag". Elk gebied in de provincie wordtt gekarakteriseerd door kenmerken uit de vier verschillende lagen. Vaak liggen de laagen over elkaar heen en gelden kenmerken van verschillende lagen. Op andere plekken is dat niet zo en domineert een bepaalde laag.

Natuurlijke laag In deze laag ligt het gebied "waterberging 6" voor het zuidelijke deel in "Beekdalen en natte laagten" en het (grootsste) noordelijke deel binnen de "Dekzandvlaktes". Voor het gebied "waterberging 7" geldt dat deze volledig binnen de "Dekzandvlaktes" ligt.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld)) 13

"Beekdalen en natte laagtes": de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis geven. Ruimte voor water en continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens moet afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden worden voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water bevorderen. Beekdalen zijn belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier. "Dekzandvlakte": de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar maken, bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, beplanting met "natuurlijke" soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

Laag van het agrarische cultuurlandschap Waterbergingsgebied 6 ligt in het jonge heide- en broekontginningslandschap. Hierbij geldt als richtinggevend kader dat ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en de versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en watergangen en ontginningslinten met erven en kenmerkende ruimtematen. De realisatie van dit waterbergingsgebied doet geen afbreuk aan de dragende lineaire structuren. In het plangebied blijven mogelijkheden voor extensief agrarisch gebruik. De gebieden voor waterberging worden gerealiseerd nabij de bestaande watergang. De voorgenomen ontwikkeling is daarom niet in strijd met de richtinggevende kaders voor ontwikkelingen binnen dit landschap.

Waterbergingsgebied 7 ligt in het maten- en flierenlandschap, een laaggelegen kleinschalig landschap dat zich langs beken, in de natuurlijke laagten heeft ontwikkeld. Ontwikkelingen in deze gebieden moeten bijdragen aan de versterking van het historische lineaire landschap met open "kamers" en coulissen, aan accentuering van de overgang naar hogere gronden, de toegankelijkheid, de beleefbaarheid en het vasthouden van water. De realisatie van dit waterbergingsgebied levert een bijdrage aan het doel "vasthouden van water" en versterkt de landschappelijke verschillen op de overgang van de lager naar de hoger gelegen delen.

Stedelijke laag Deze laag komt niet voor binnen het plangebied.

Lust- en leisurelaag Binnen deze laag heeft het plangebied (en de wijde omgeving daaromheen) de aanduiding "donkerte". Als richtinggevend kader geldt dat zo weinig mogelijk kunstlicht moet worden toegepast. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een toename van licht.

Basisinspanning In het kader van de voorgenomen ontwikkeling geldt dat een basisinspanning voor de ruimtelijke kwaliteit moet worden uitgevoerd. De basisinspanning bestaat uit een goede ruimtelijke inpassing van het gebied waarin de waterberging wordt gerealiseerd. Dit is uitgewerkt in het projectplan en het onderhoudsplan. Hierbij is rekening gehouden met landschapselementen en natuurinrichting. Het onderhoudsregime is vastgelegd in het projectplan, dat is vastgelegd door het bestuur van het waterschap.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 14

Omgevingsverordening In de omgevingsverordening is de regeling voor watergebiedsreservering opgenomen. Het doel van de regeling is het bieden van bescherming tegen overstroming en wateroverlast. Door klimaatverandering neemt de kans daarop toe. Voor de provincie zijn primaire watergebieden en waterbergingsgebieden aangegeven. In de verordening is aangegeven dat nieuwe ontwikkelingen de rol van deze gebieden voor wateropvang niet mogen belemmeren. Deze gebieden liggen niet In de nabijheid van het plangebied. De voorgenomen ontwikkeling speelt juist in op de regeling door ook ruimte te bieden voor waterberging, waardoor het ook bijdraagt aan de bescherming tegen overstroming en wateroverlast.

In de verordening staat verder dat bij grootschalige ontwikkelingen (bijvoorbeeld bij uitbreidingen van agrarische bedrijven groter dan 1,5 hectare) de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van toepassing is. In deze situatie is geen sprake van een grootschalige ontwikkeling. De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is daarom niet van toepassing. Wel dient een normale basisinspanning geleverd te worden als het gaat om een goede landschappelijke inpassing en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt de ruimtelijke kwaliteit versterkt door de maatregelen zoals die zijn opgenomen in het projectplan en het onderhoudsplan. Het plangebied heeft als streefbeeld grasruigte. Dit is passend in het gemeentelijk landschapsontwikkelingsplan.

Conclusie De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het provinciaal beleid. In verband met de ontgronding moet een melding worden gedaan. 2.3.5 Waterbeheerplan 2010 - 2015 Het plangebied is gelegen binnen het beheergebied van het Waterschap Groot Salland. Het beheergebied van WGS ligt in het westelijke deel van de provincie Overijssel. De oppervlakte van het beheergebied bedraagt circa 120.000 hectare, waarbinnen het waterschap meer dan 4.000 km watergangen beheert. In het beheergebied wonen circa 360.000 inwoners. De gemeenten , Deventer, Kampen, Olst-Wijhe, Raalte, Staphorst, Zwarte Waterland en liggen geheel of voor een groot deel binnen de grenzen van het waterschap. De gemeenten Hardenberg, Hellendoorn, Ommen en Rijssen-Holten liggen slechts voor een klein gedeelte in het gebied. De Dalmsholterwaterleiding is een door mensen gegraven waterlichaam.

De waterschappen Groot Salland, Reest en Wieden, Regge en Dinkel, Rijn en IJssel en Velt en Vecht hebben hun doelstellingen vervat in het Waterbeheerplan 2010 - 2015.

In het waterbeheerplan is het Europese, nationale en provinciale beleid vertaald naar waterschapsniveau. Het waterbeheerplan geeft voor de komende jaren de richting aan voor het te voeren beleid van het waterschap. Het plan bestaat uit een beschrijving van de doelstellingen voor de thema's: het waarborgen van veiligheid, het watersysteembeheer en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Daarnaast bevat het een programma waarin de beoogde maatregelen zijn opgenomen voor het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Waterbeheer 21e eeuw.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 15

Het beleid is gericht op de zorg voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken (taakvelden: watersysteem, waterketen en veiligheid). Dit wordt zoveel mogelijk in samenhang uitgevoerd. Ook integratie met wonen, recreatie, plattelandsontwikkeling en stadsvernieuwing is noodzakelijk. De Omgevingsvisie Overijssel is kaderstellend voor het waterbeheerplan. In de provinciale verordening zijn eisen gesteld aan de voorbereiding, opzet en vaststelling van een waterbeheerplan. Het waterbeheerplan is meer gericht op de uitvoering.

Het project "Dalmsholte, fase 2a" maakt onderdeel uit van het programma "Ruimte om te leven met water", dit programma is op 20 september 2007 door het algemeen bestuur van het waterschap vastgesteld. Voor het project zijn de maatregelen voorzien in de periode tot 2015.

Toestandbeschrijving De waterschappen in Rijn-Oost verzamelen via meetnetten en onderzoeken gegevens over de toestand van het watersysteem. Deze gegevens worden gebruikt bij het uitvoeren en zonodig bijstellen van het waterbeheer en het beleid. In deze paragraaf wordt een beknopte, actuele stand van zaken weergegeven. De toestand van de waterlichamen is beschreven aan de hand van chemische en biologische kwaliteitselementen volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW).

Chemische toestand en overige relevante stoffen Voor de prioritair (gevaarlijke) stoffen in het oppervlaktewater geldt een Europese norm, die op grond van de KRW in 2015 moet zijn bereikt. Uit het monitoringsprogramma blijkt dat in het gebied van WGS er geen aangetoonde normoverschrijdingen zijn voor deze stoffen. Voor drie stofgroepen is het nog onzeker of de gestelde normen worden gehaald. Het betreft de stoffen endosulfan, de stofgroep van de drins en de stofgroep PAK's. Voor deze stoffen ligt de norm onder de detectiegrens. Al kunnen deze stoffen niet worden aangetoond, ze kunnen toch een probleem zijn voor de oppervlaktewaterkwaliteit. In het plan is voor Dalmholterwaterleiding aangegeven dat sprake is van overige relevante verontreinigende stoffen, namelijk koper en zink, die momenteel de norm overschrijden. Verwacht wordt dat stoffen die nu niet voldoen aan de norm, ook in 2015 de norm zullen overschrijden. Voor deze stoffen is sprake van fasering van maatregelen.

Ecologische toestand Voor elk waterlichaam zijn ecologische doelen vastgesteld. Deze doelen moeten uiterlijk in 2027 zijn bereikt. Per waterlichaam en soortengroep is weergegeven of deze al wel of nog niet voldoet aan het "gewenst ecologisch potentieel" (GEP). Voor Dalmsholterwaterleiding geldt al wel wordt voldaan aan de doelen voor vissen, stikstof, fosfaat en zuurstof en nog niet wordt voldaan aan de doelen voor macrofyten, macrofauna en overige verontreinigde stoffen.

Waterkwantiteit In het plan is aangegeven dat omtrent de waterkwantiteit vooral het gebied van Dalmholte niet voldoet aan de werknormen uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). De (her)inrichtingsmaatregelen voor de Dalmsholterwaterleiding zijn ook reeds in het plan benoemd. De maatregelen om in het gebied Dalmsholte aan de regionale normering te voldoen, worden meegenomen in de gebiedsuitwerking Dalmsholte.

Conclusie Door de aanleg van de waterbergingsgebieden wordt invulling gegeven aan de beleidsopgaven op het gebied van waterkwantiteit.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 16

2.3.6 Waterplan Ommen De gemeente Ommen heeft in december 2010 een waterplan opgesteld. Het waterplan kent haar "oorsprong" in het Nationaal en Regionaal Bestuursakkoord Water. Het waterplan is opgesteld door de gemeente Ommen, Waterschap Groot Salland, Waterschap Velt en Vecht en het Waterschap Reest en Wieden. In het waterplan is aangegeven dat inspelen op klimaatverandering, ruimtelijke behoefte voor waterberging en ruimte bieden voor de Vecht belangrijke gemeentelijke thema's zijn. In de gebiedsvisie voor het bestemmingsplan Buitengebied Ommen is als doel onder meer opgenomen: het vergroten van de sponswerking van de bodem, de opvangcapaciteit van watergangen vergroten en wateropvanggebieden inrichten.

Conclusie De voorgenomen ontwikkeling betreft de aanleg van waterbergingsgebieden. Dit is in overeenstemming met het waterplan. De ruimtelijke consequenties van de ontwikkeling zijn in het voorliggende bestemmingsplan geregeld. 2.3.7 Landschapsontwikkelingsplan Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) geeft aan hoe het landschap kan worden ontwikkelend, gebruikmakend van de bestaande kwaliteiten en potenties. Het plangebied maakt onderdeel van het jonge ontginningenlandschap (waterberging 6) en het vlierlandschap (waterberging 7). Karakteristieken van het jonge ontginningenlandschap zijn onder meer het open landschap met beplanting vooral langs wegen en op erven, verspreide bebouwing langs de wegen en een rationeel kavelpatroon van rechthoekige percelen. Eén van de gemeentelijke sturingsmaatregelen voor het behouden en versterken van de landschappelijke karakteristiek is het verlenen van medewerking aan de aanleg van natuurvriendelijke oevers langs lijnvormige waterelementen. Karakteristieken van het vlierlandschap zijn het open landschap met beplanting langs de wegen en op de erven, geen of nauwelijks reliëf, smalle, lange, veelal onbeplante kavels en dat nog te zien is dat het van oorsprong een nat gebied is. Eén van de gemeentelijke sturingsmaatregelen voor het behouden en versterken van de landschappelijke karakteristiek is het verlenen van medewerking aan de aanleg van natuurvriendelijke oevers langs lijnvormige waterelementen. Waterberging kan ingezet worden voor de versterking van de landschappelijke structuur door de inrichting van de watergangen open te houden (geen hoogopgaande beplanting) en niet af te wijken van de lijnvormige structuren.

Conclusie De voorgenomen ontwikkeling past binnen het Landschapsontwikkelingsplan.

2.4 Milieuaspecten Bij het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang duidelijkheid te verschaffen in hoeverre milieuhygiënische aspecten belemmeringen kunnen opleveren voor de uitvoering van het initiatief. In deze paragraaf wordt daarom ingegaan op (in willekeurige volgorde): bodem, geluid vanwege het wegverkeer, externe veiligheid en luchtkwaliteit.

Bodem - In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is onderzoek naar de bodemkwaliteit uitgevoerd (Eco Reest BV, Historisch onderzoek Waterberging Dalmsholterwaterleiding Nabij Dalmholte, van 31 augustus 2012). Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 17

Op basis van het vooronderzoek conform NEN 5725 kan worden geconcludeerd dat de noordpunt van berging 6 formeel verdacht is voor het voorkomen van bodemverontreiniging, als gevolg van de mogelijke afkomst van de grond nabij of onder het voormalige spoortracé. Indien er geen voornemen bestaat om de noordpunt van berging 6 af te graven en in de directe nabijheid of naar elders af te voeren, is verder onderzoek in dit stadium niet van directe meerwaarde in relatie tot de ontwikkeling van de waterberging. De onderzoekslocaties zijn verder "onverdacht" ten aanzien van de eventuele aanwezigheid van bodemverontreiniging.

Geluid vanwege het wegverkeer - Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat (deels) is gelegen binnen een geluidszone op grond van de Wet geluidhinder (Wgh), dient voldaan te worden aan het gestelde in de Wgh. Aangezien er in dit geval geen nieuwe geluidgevoelige bestemming wordt gerealiseerd, is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

Externe veiligheid - In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is vastgelegd dat de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum dienen te worden beperkt. Dit betekent onder andere dat voldoende afstand in acht dient te worden genomen tussen enerzijds (beperkt) kwetsbare objecten en anderzijds risicovolle inrichtingen. Het voorliggende bestemmingsplan betreft geen realisatie van een (beperkt) kwetsbaar object. Ook is geen sprake van een nieuwe risicovolle inrichting. Een aantal meter aan de westzijde van waterbergingsgebied liggen twee parallel lopende aardgastransportleidingen. Ze liggen enkele meters buiten het plangebied. Bij het opstellen van het bestek zal het waterschap contact opnemen met de Gasunie over de exacte ingrepen en de ligging van de leidingen. Dit betekent dat er geen nadere aandacht hoeft te worden besteed aan het aspect externe veiligheid.

Luchtkwaliteit - Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien: a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde (die behoort bij de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen), of b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is per 1 augustus 2009 in werking getreden.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 18

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:  woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;  infrastructuur: minimaal 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);  kantoorlocaties: minimaal 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Voorliggend bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, die van geringere omvang is dan de ontwikkelingen die hiervoor zijn aangegeven en het is ook geen project dat beschreven staat in het NSL. Er kan daarom geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

2.5 Watertoets Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Waterparagraaf Met voorliggend plan is geen sprake van een toename van het verharde oppervlak. Met het plan worden immers waterbergingen gerealiseerd. De ontwikkeling (mede in relatie tot de overige maatregelen van het projectplan "Dalmsholte, fase 2a") is juist positief voor de waterhuishouding, omdat hiermee eerst het water wordt vastgehouden, dan geborgen en dan afgevoerd. Het bestemmingsplan heeft ook geen gevolgen voor de afvalwaterketen. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling heeft toetsing aan de Waterwet plaatsgevonden en is onderzocht wat de effecten zijn van de voorgenomen ontwikkeling op de waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden voor de omliggende functies. Hieronder wordt daarop ingegaan.

Waterwet De voorgenomen ontwikkeling (en de overige maatregelen van het project) passen binnen de kaders van de Waterwet. De toepassing van de Waterwet is gericht is op (artikel 2.1 van de Waterwet): a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

a. Voorkoming en waar nodig beperking overstromingen, wateroverlast en waterschaarste Het beleid van Waterschap Groot Salland is gericht op het voorkomen en waar nodig het beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste. Dit is vastgelegd in het Waterbeheerplan 2010-2015, vastgesteld op 26 november 2009 door het algemeen bestuur van het waterschap en medio december door de provincie Overijssel goedgekeurd. Het creëren van meer ruimte voor water door aanleg van 7,8 hectare waterberging in Dalmsholte heeft als effect dat

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 19

wateroverlast wordt voorkomen en beperkt. Tijdens piekafvoeren in het gebied Dalmsholte wordt peilverhoging in de watergangen afgevlakt doordat een deel van het overtollige water tijdelijk opgevangen wordt in de waterbergingen. Als het peil in de watergangen zakt, stromen de waterbergingen weer langzaam leeg. Hierdoor wordt inundatie voorkomen, wordt water langer bovenstrooms vastgehouden en worden benedenstroomse gebieden ontlast. Dit projectplan voorziet niet in aanpassingen van de streefpeilen. De te realiseren maatregelen hebben geen effect op het grondwater in de omgeving. Het ontwerp van de natuurvriendelijke oevers en de daarbij behorende vegetatie is zo ingevuld dat geen nadelige effecten optreden voor de waterdoorvoer of de waterbergingscapaciteit. In het gebied Dalmsholte worden op verschillende locaties de peilen van het grond- en oppervlaktewater gemonitord, zodat het beoogde positieve effect van de maatregelen geëvalueerd kunnen worden.

b. Bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen Het project voldoet met betrekking tot de chemische en ecologische kwaliteit aan de doelstellingen en uitgangspunten van de KRW. De aanleg van natuurvriendelijke oevers stimuleert de ontwikkeling van vegetatie in het natte profiel. De waterkwaliteit wordt hierdoor ook verbeterd.

c. Vervulling van de maatschappelijke functies van het watersysteem De maatregelen in dit projectplan dragen bij aan het waarborgen van de bewoonbaarheid van het gebied en de bruikbaarheid van landbouwpercelen.

Geconcludeerd kan worden dat de uitvoering van dit plan in overeenstemming is met de doelstelling van de Waterwet.

Effect bergingen op waterhuishouding De voorgenomen waterbergingsgebieden geven het water meer ruimte als het waterpeil in de Vlierwaterleiding stijgt boven zomerpeil. Het waterpeil stijgt boven zomerpeil als door hevige neerslag veel water moet worden afgevoerd. De piek in het waterpeil die deze grote waterafvoer veroorzaakt, vlakt door de waterbergingen af waardoor het waterpeil minder snel en minder hoog stijgt. De overige percelen in het stroomgebied van de Vlierwaterleiding inunderen hierdoor minder vaak en minder snel. Deze maatregelen dragen bij aan het voldoen aan de normering die voor het waterschap is opgelegd in het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Effect bergingen op omgeving Onder normale omstandigheden (circa 300 dagen per jaar) staan de waterbergingen droog, maar de percelen behouden dan wel de waterhuishoudkundige functie. Bij grote afvoer waarbij het waterpeil in de Vlierwaterleiding boven zomerpeil stijgt, staat water in de bergingen. Dit gebeurt circa één tot twee keer per jaar een aantal dagen. Doordat één tot twee keer per jaar een aantal dagen water in de bergingen staat, hebben de waterbergingen geen negatief hydrologisch effect op de omgeving. De maatgevende grondwaterstanden (Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand) in de omgeving van de waterbergingen stijgen niet. De waterbergingen hebben een positief hydrologisch effect op de omgeving, omdat bij grote afvoer een teveel aan water kan worden geborgen. Hierdoor treedt minder vaak en minder snel wateroverlast op in de vorm van inundatie.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 20

2.6 Natuur, landschap en archeologie 2.6.1 Natuurwaarde Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming gebeurt via de Natuurbeschermingswet 1998.

Voor de voorgenomen ontwikkeling is een quickscan natuurtoets opgesteld (EcoGroen Advies BV, Quickscan natuurtoets waterbergingen Vlierwaterleiding, Ommen, van 1 september 2012). Deze quickscan is opgenomen in Bijlage 4.

De gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de vigerend gebiedsgerichte natuurbescherming en de Flora- en faunawet.

Gebiedsgerichte natuurbescherming Op basis van de afstand en aard van de ruimtelijke ingrepen wordt ingeschat dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatieve effecten heeft op de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden of Beschermde natuurmonumenten. Volgens de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ligt een deel van het plangebied in de EHS (nieuwe natuur nog te realiseren). De voorgenomen ontwikkeling vormt geen aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS, omdat de ontwikkeling naast waterberging ook een natuurfunctie heeft. De voorgenomen ontwikkeling zal de uitgangssituatie voor de (potentieel) aanwezige natuurwaarden verbeteren. Daarnaast worden de werkzaamheden zodanig uitgevoerd dat eventuele schade aan natuurwaarden wordt geminimaliseerd.

Flora- en faunawet Voor het plangebied gelden de volgende aangetroffen en te verwachten soorten:  In het plangebied en de directe omgeving zijn geen juridisch zwaar beschermde plantensoorten aangetroffen of te verwachten.  Aangezien binnen het plangebied geen bebouwing en voor vleermuizen geschikte bomen aanwezig zijn, kan de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van zowel boom- als gebouwbewonende vleermuizen worden uitgesloten. Daarnaast worden geen opgaande lijnvormige structuren verwijderd die voor vleermuizen kunnen dienen als vlieg- en/of jachtroute en worden geen essentiële foerageergebieden verstoord of vernietigd.  Binnen het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van de laag beschermde zoogdiersoorten Mol, Haas, Tweekleurige bosspitsmuis, Dwergmuis, Rosse woelmuis, Bosmuis, Veldmuis, Aardmuis en Huisspitsmuis te verwachten.  In het plangebied ontbreken jaarrond beschermde vogelnesten. Het plangebied wordt naar verwachting wel gebruikt als foerageergebied van Ransuil, Kerkuil en Buizerd, die in de omgeving van het plangebied jaarrond beschermde nesten hebben. Daarnaast zijn in het plangebied en directe omgeving enkele watervogel- en weidevogelsoorten broedend te verwachten.  In de Vlierwaterleiding wordt de aanwezigheid van de middelhoog beschermde Kleine modderkruiper verwacht omdat in hetzelfde watersysteem de soort is waargenomen en ter hoogte van de ingrepen geschikt biotoop aanwezig is.  Verspreid in het plangebied is de aanwezigheid van algemene amfibieënsoorten als Kleine watersalamander, Gewone pad, Bastaard kikker en Bruine kikker te verwachten. Strikt beschermde amfibieënsoorten worden op basis van bekende verspreidingsgegevens en terreinkenmerken niet verwacht.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 21

 Gezien de terreingesteldheid van het plangebied en bekende verspreidingsgegevens kan worden geconcludeerd dat er geen voortplanting van reptielen, beschermde ongewervelden en weekdieren aanwezig en te verwachten is. Geschikte biotopen voor deze soorten ontbreken.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling dienen de volgende vervolgstappen te worden gehanteerd:  Als gevolg van de voorgenomen maatregelen (vergraven van de oeverzone van de Vlierwaterleiding ten behoeve van de waterbergingen), zal tijdelijk leefgebied van Kleine modderkruiper verdwijnen. Door het realiseren van natuurvriendelijke oevers ter hoogte van de waterbergingen, zal de soort op termijn echter meer geschikt leefgebied tot zijn beschikking hebben. Indien daarnaast de juiste mitigerende maatregelen worden genomen om schade aan exemplaren van de soort zoveel mogelijk te minimaliseren, zal de functionaliteit van het leefgebied van Kleine modderkruiper gegarandeerd blijven en is het aanvragen van een ontheffing annex artikel 75 niet nodig. Overigens geldt voor tabel 2 soort Kleine modderkruiper bij ruimtelijke ingrepen een vrijstelling, mits gewerkt wordt volgens de randvoorwaarden uit de Gedragscode voor Waterschappen (Unie van Waterschappen 2012). De te nemen mitigerende maatregelen betreffen: a. Uitvoering bij voorkeur in de minst kwetsbare periode (dit is de periode tussen 15 juli en 1 november), buiten de voortplantingsperiode en periode van winterrust. b. Eventueel vrijgekomen materiaal (slib en planten) uit de watergang controleren op aanwezigheid van Kleine modderkruiper. Aangetroffen exemplaren worden elders in het plangebied uitgezet, op een locatie waar geen werkzaamheden (meer) plaatsvinden. c. Het vangen van beschermde dieren en het elders terugplaatsen gebeurt onder begeleiding van en op aanwijzing van een ecologisch deskundig persoon met kennis van de betreffende soort.  Voor alle vogels geldt dat werkzaamheden die in gebruik zijnde broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen altijd dienen te worden voorkomen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Het ontzien van broedvogels is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na half juli. Bepaalde soorten, zoals Houtduif, kunnen echter broeden tot in november.  Bij de voorgenomen ontwikkeling kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren, en amfibieën verloren gaan. Om schade aan deze soorten te minimaliseren is het wenselijk - indien de planning van de activiteiten dit toelaat - werkzaamheden in het plangebied zoveel mogelijk uit te voeren in de periode septemberdecember (mits vorstvrij).

Conclusie Bij de voorgenomen ontwikkeling dient te worden voldaan aan de gestelde voorwaarden. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn er dan geen belemmeringen te verwachten ten aanzien van het aspect ecologie. 2.6.2 Landschap De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Ommen, zie paragraaf 2.3.7. De voorgestelde ingrepen passen bij de kenmerken van het gebied. Daarnaast geeft de ontwikkeling een ecologische meerwaarde. Wel is het van belang dat geen sprake is van hoogopgaande beplanting c.q. houtopstanden en dat de gronden op zo'n manier worden onderhouden om het open zicht te behouden.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 22

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een onderhoudsplan opgesteld. In het onderhoudsplan is opgenomen welk onderhoud waar, wanneer en hoe moet worden uitgevoerd door de beheerder. Het bestuur van het waterschap heeft het projectplan, met daarbij het onderhoudsregime, vastgesteld. 2.6.3 Archeologie Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.

Op grond van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Ommen hebben de gronden in het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde. Voor deze gebieden geldt dat een archeologisch bureauonderzoek en een verkennend onderzoek nodig zijn bij verstoringen/vergravingen gelijk aan of dieper dan 50 cm én een oppervlakte groter dan 10.000 m2. In de beide waterbergingen wordt tot een gemiddelde diepte van 45 cm afgegraven. Een archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Wel blijft bij toevalsvondsten de meldingsplicht gelden. Indien onverhoeds toch archeologische waarden worden aangetroffen tijdens grondwerkzaamheden dan dient dit direct te worden gemeld aan het bevoegd gezag.

Conclusie In het kader van de voorgenomen ontwikkeling leidt het aspect archeologie niet tot belemmeringen.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 23

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 24

Hoofdstuk 3 Het plan

3.1 Algemeen Dit hoofdstuk bevat de planologische afweging en een beschrijving van de planopzet. Ook wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan.

3.2 Planologische afweging Ruimtelijk gezien is de omgeving van het gebied een menging van functies: agrarische gronden (akkers en weilanden), bospercelen en -gebieden, waterlopen, wegen en verspreid liggende bebouwing langs de wegen. Het plangebied ligt in het in hoofdzaak agrarische buitengebied tussen Lemelerveld en Ommen en in de nabijheid van een buurtschap (Dalmsholte) en een vakantiewoningenterrein (Giethmense Veld). Voor het plangebied bestaat de mogelijkheid om dienst te doen als aanvulling op het uitloopgebied/recreatiegebied voor Ommen, Lemelerveld, Dalmsholte en het vakantiewoningenterrein. De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan een gevarieerder landschap.

In Hoofdstuk 2 is de realisatie van de waterbergingsgebieden getoetst aan het geldende beleid en de verschillende omgevingsaspecten. De voorgenomen ontwikkeling past binnen het beleid. De ontwikkeling geeft namelijk invulling aan de beleidsopgaven.

De ontwikkeling is getoetst aan de milieuaspecten bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit en archeologie. Hieruit blijkt dat (de realisatie van) het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft. Voor wat betreft de aspecten water, natuur en landschap heeft de realisatie van het bestemmingsplan (en de overige maatregelen bij het project "Dalmsholte, fase 2a") juist positieve gevolgen. Het project is positief voor de waterhuishouding, omdat hiermee eerst het water wordt vastgehouden, dan geborgen en dan afgevoerd. Ook heeft het project een ecologische meerwaarde. Het project wordt bovendien op een zodanige manier ingericht, dat het passend is in de visie op het landschap. In verband met de ontwikkeling is een onderhoudsplan opgesteld. Het onderhoudsregime is vastgelegd in het projectplan, dat is vastgelegd door het bestuur van het waterschap.

3.3 Planopzet Het bestemmingsplan is opgezet conform de RO-standaarden voor digitaal raadpleegbare bestemmingsplannen: IMRO2008/SVBP2008. Het bestemmingsplan kent daarmee een zelfstandige set planregels. Voor het bestemmingsplan is aangesloten bij de systematiek en wijze van bestemmen uit het recent vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Ommen.

Het plangebied heeft de bestemming "Water", met de nadere functieaanduiding "waterberging" gekregen. De gronden zijn daarmee bestemd voor een retentiegebied met ondergeschikt agrarisch medegebruik. Op de voor "Water" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de waterhuishouding worden gebouwd, alsmede bruggen, duikers en keerwanden met een maximale bouwhoogte van 2 m.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 25

3.4 Uitvoering Na vaststelling van het projectplan, wordt in de tweede helft van 2012 gestart met de voorbereiding voor de uitvoering. De feitelijke uitvoering van de werkzaamheden is voorzien in 2013. De start van de uitvoering is mede afhankelijk van de procedures van benodigde vergunningen en de procedure tot herziening van het bestemmingsplan.

De snelheid waarmee het werk kan worden uitgevoerd, is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden. Denk hierbij aan bijvoorbeeld natte weersomstandigheden die de bodemgesteldheid verslechteren en leiden tot een langere uitvoeringsperiode. Bij de uitvoering wordt rekening gehouden met aanwezige bomen en begroeiing. Er wordt op voldoende afstand van de wortels gegraven. In de bestekfase wordt overleg gevoerd met de nutsbedrijven over de aanwezigheid van kabels en leidingen in de bodem. Voordat met de graafwerkzaamheden wordt begonnen, wordt door de aannemer een KLIC-melding gedaan. Vrijkomende grond uit de waterbergingen en natuurvriendelijke oevers wordt zoveel mogelijk verwerkt binnen het gebied. Hierover zijn voor een deel al afspraken gemaakt met eigenaren in het gebied. Vanuit het waterschap vindt afstemming plaats met omliggende eigenaren, aanwonenden en belanghebbenden van de maatregelen. Deze worden tijdig benaderd om afspraken te maken over de bereikbaarheid van de stroken en percelen die heringericht gaan worden en om overlast bij de uitvoering te minimaliseren.

Waterschap Groot Salland stelt alle direct belanghebbenden zo snel mogelijk op de hoogte van een calamiteit of een ongewoon voorval en de maatregelen die getroffen worden om de nadelige gevolgen te beperken. Het waterschap houdt een logboek bij van alle ongewone voorvallen en calamiteiten.

3.5 Economische uitvoerbaarheid Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. In deze situatie is Waterschap Groot Salland de initiatiefnemer. De kosten die verbonden zijn aan de planherziening en de uitvoering van het bestemmingsplan zijn voor rekening van het waterschap. Ook is tussen de gemeente en Waterschap Groot Salland een planschadeovereenkomst afgesloten.

In samenwerking met de gebiedscommissie en de kavelruilcommissie Dalmsholte heeft het waterschap de benodigde gronden verkregen. Een beschrijving van de economische uitvoerbaarheid wordt derhalve achterwege gelaten.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 26

Hoofdstuk 4 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Aangezien onderhavig plangebied gering van omvang is en de ruimtelijke consequenties beperkt zijn, wordt in het kader van de procedure voor de ruimtelijke ordening geen afzonderlijke inspraakprocedure georganiseerd. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling heeft reeds uitvoerige communicatie plaatsgevonden, onder andere in het kader van de procedure van het projectplan. Het ontwerpplan wordt conform de Wet ruimtelijke ordening zes weken ter inzage gelegd. De resultaten hiervan zullen te zijner tijd in deze paragraaf worden opgenomen.

In het kader van het bepaalde in artikel 3.1.1 Bro is het bestemmingsplan voorgelegd aan verschillende vooroverleginstanties. Het ontwerpbestemmingsplan is na publicatie gedurende zes weken vanaf 22 november 2012 ter visie gelegd. Gedurende deze termijn kon door een ieder zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend. Op het plan zijn geen reacties ontvangen.

28 maart 2013.

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 27

bestemmingsplan "Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte" (vastgesteld) 28