Download PDF Van Tekst

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Download PDF Van Tekst Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 2. Omstreeks 1880 tot heden H.J.M.F. Lodewick bron H.J.M.F. Lodewick, Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 2. Omstreeks 1880 tot heden. L.C.G. Malmberg, 's-Hertogenbosch 1968 (22ste druk) Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/lode004lite08_01/colofon.php © 2017 dbnl / erven H.J.M.F. Lodewick 5 Voorwoord Wie de euvele moed heeft een literatuur-geschiedenis tot en met 19-NU te schrijven, zal op moeilijkheden stuiten die hij slechts ten dele voorzien had, en die hij slechts ten dele kan oplossen. Niet om van dit Voorwoord een klaagmuur te maken, maar omdat zekere moeilijkheden nu eenmaal consequenties meebrengen voor opzet en uitwerking van Literatuur II, willen wij enkele ervan hier aanstippen. Bij de indeling hebben wij ons laten leiden door de overwegingen dat 1. de leerlingen de grote lijnen moeten kunnen blijven zien. Wij boden dus - op een enkele uitzondering na - weerstand aan de verleiding bepaalde auteurs over meer dan één paragraaf te ‘verdelen’ (Couperus b.v. bij impressionisme, naturalisme en neo-romantiek), en vermeden al te veel met ‘generaties’ te werken (socialistische auteurs als Henriëtte Roland Holst en A. van Collem b.v. werden niet van elkaar gescheiden, evenmin realisten als Herman Robbers en Ina Boudier-Bakker); 2. uit de compositie van het geheel moet blijken hoe de literatuur van Noord- en Zuid-Nederland geleidelijk één onscheidbaar geheel gaat vormen. Dat Literatuur II veel meer geeft dan de leerlingen behoeven te weten is ons bekend. De uitvoerigheid is echter in dubbel opzicht van belang: voor de leraar doordat deze aldus in staat gesteld wordt een keuze te doen en dié auteurs te behandelen die hij het belangrijkst acht; voor de leerling (en elke belangstellende lezer) omdat Literatuur II ook een naslagwerk wil zijn, waarin men iets vindt over niet-zo-bekende of minder-belangrijke schrijvers. Wel ontstaat zo een nieuw gevaar: dat van ‘verdrinking’ in namen en titels. Wij hebben gepoogd dit gevaar zo klein mogelijk te doen zijn door het inlassen van samenvattende paragrafen. Al gaan deze steeds aan de behandeling der afzonderlijke figuren vooraf, de bedoeling is deze samenvattingen steeds, en zeker aan het eind van de bedoelde periode, te raadplegen. Wij hebben ons zoveel mogelijk beperkt in het vermelden van titels; voor de belangstellende lezer die meer wil weten is er aan het eind van de paragraaf telkens een beknopte bibliografie van de belangrijkste werken. De jaartallen slaan op de datum van verschijning; de gebruikte afkortingen spreken voor zichzelf: p = poëzie; r = roman en uitgebreid proza; n = novelle, schets, e.d.; t = toneelwerk; e = essay, studie, enz.; b = biografie; ab = autobiografie, dagboek, mémoires; bl = bloemlezing. Het vermelden van een bepaald werk wil niet zeggen dat het voor lezers van elke leeftijd geschikt is. Wij menen dat het mede de taak van de leraar is zijn discipelen te doordringen van de juistheid - uitzonderingen daargelaten - van wat Paul Bourget een van zijn romanfiguren laat zeggen: ‘il n'y a de mauvais livres. Il y a de mauvais moments pour lire les meilleurs livres’. (Le disciple) Ook in het tweede deel van Literatuur werd gestreefd naar helderheid en exactheid. H.J.M.F. Lodewick, Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 2. Omstreeks 1880 tot heden 6 De mededeling uit het Voorwoord van deel I: ‘Slechts die bijzonderheden uit het leven van de kunstenaar zijn van belang die ons nader tot zijn werk brengen’ behoeft (zoals een gewaardeerd criticus opmerkte) inderdaad aanvulling: ook dié details die onze belangstelling voor de kunstenaar als mens opwekken, die hem van lege naam tot levend wezen maken, zijn waardevol. Meer nog dan in het vorige deel werd in Literatuur II aan dit aspect aandacht geschonken, waarbij de anekdote (soms ‘meer waard dan een biografie’) en enige luchthartige ‘gossip’ allerminst vermeden werden. Dat de lesgever het niet altijd eens zal zijn met de waardeoordelen die hij in dit boek vindt, kan zijn literatuurles slechts levendiger en aantrekkelijker maken. Opnieuw moeten wij onze dank uitspreken aan de heren E.G. Courrech Staal en N.T.M. de Vrede die het manuscript kritisch hebben doorgelezen, maar in het bijzonder aan de heer K. Reijnders die ons bovendien zijn waardevolle aantekeningen ter beschikking stelde. Onze slotzin kan dezelfde zijn als die van ons Voorwoord bij het eerste deel: dat wij ons aanbevolen houden voor nuttige op- en aanmerkingen, en dat wij hopen dat het boek met evenveel genoegen door docent en leerling gebruikt zal worden als waarmee het geschreven werd. Voorjaar 1959 L. Bij de tweede tot en met twaalfde druk Behoudens enkele correcties en aanvullingen (ook wat betreft de bibliografieën wordt getracht zoveel mogelijk ‘bij’ te blijven), wijkt deze druk niet af van de vorige. L. Bij de dertiende druk Bij deze druk werd dit deel geheel opnieuw gezet. De tekst wijkt echter - op enkele ondergeschikte correcties na - niet af van die van de voorgaande drukken. 1965 L. Eenentwintigste, ongewijzigde druk, 1969 H.J.M.F. Lodewick, Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 2. Omstreeks 1880 tot heden 11 Inleiding Globaal overzicht van de literatuur na ± 1880 1 Hoe dichter men de eigen tijd nadert des te moeilijker wordt het geven van een bevredigende indeling van de literatuur. Bepaalde stromingen werken nog door en zijn dus niet in hun geheel te overzien; men kan nog geen afstand nemen en dit maakt het moeilijk om hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden; tenslotte, - het verleden heeft het ons geleerd -, vooral bij de beoordeling van eigentijdse kunst zijn er altijd fouten gemaakt, hetzij door onder-, hetzij door overwaardering, en er is geen reden om aan te nemen dat wij dergelijke fouten nièt zullen maken. Dat alles mag echter geen reden zijn om toch niet te proberen tot een overzichtelijke rangschikking te komen. Wij zouden de literatuur van omstreeks 1880 tot heden in vier grote perioden willen indelen: I. Noord-Nederland van omstreeks 1880 tot omstreeks 1920 De letterkunde in deze periode wordt wat de dichtkunst betreft allereerst bepaald door de esthetische revolutie die de Beweging van Tachtig was. Al gauw treden echter reacties op, en het zijn vooral de sociale bekommernis en de wijsgerige verdieping die voor de zinnelijke schoonheidsverheerlijking in de plaats treden. Wat het proza aangaat, hier doen zich gelden: het impressionisme, de neo-romantiek en het realisme (dat sociaal gericht kan zijn of meer ‘neutraal’ van aard). De poëzie gaat een nieuwe bloei tegemoet in de generatie van 1910, gestimuleerd door Verweys tijdschrift De beweging. In grote lijnen krijgen wij dus het volgende beeld (waarbij de toegevoegde auteursnamen slechts dienen ter kenschetsing, m.a.w. er worden meer schrijvers behandeld dan in dit globale overzicht genoemd worden): De beweging van Tachtig voorlopers (als W.L. Penning en Marcellus Emants) hoofdfiguren (o.a. Jacques Perk, Willem Kloos, Frederik van Eeden, Lodewijk van Deyssel) reactie: wijsgerige verdieping (Boutens, Leopold) sociale bekommernis (Henriëtte Roland Holst) Proza van en na Tachtig Louis Couperus Impressionisme (Jacobus van Looy) H.J.M.F. Lodewick, Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 2. Omstreeks 1880 tot heden 12 Neo-Romantiek (Aart van der Leeuw, Arthur van Schendel) ‘Sociaal’ realisme (Herman Heijermans) ‘Neutraal’ realisme (De Meester, Robbers, Ina Boudier-Bakker) Alleenstaanden (Nescio, Cornelis Veth) Generatie van 1910 P.N. van Eyck, J.C. Bloem, A. Roland Holst, enz. II. Zuid-Nederland van omstreeks 1890 tot omstreeks 1920 Zoals aan het begin van de herleving van de literatuur in Noord-Nederland het tijdschrift De nieuwe gids staat, zo wordt deze periode in Zuid-Nederland beheerst door het tijdschrift Van nu en straks. Toonaangevende figuren zijn: August Vermeylen, Stijn Streuvels en Karel van de Woestijne. Aansluitend hierop komen dan schrijvers als Maurits Sabbe, Herman Teirlinck, Felix Timmermans, e.a. III. Noord- en Zuid-Nederland van omstreeks 1920 tot omstreeks 1940 Hoewel ook in de periode 1900-1920 Noord- en Zuid-Nederlanders over en weer aan elkanders tijdschriften meewerkten, gingen zij toch in hoofdzaak eigen wegen. Er is echter een duidelijke neiging tot eenwording, niet alleen omdat b.v. een beweging als het expressionisme zowel in Noord als in Zuid zijn aanhangers vindt, maar ook anderszins: het tijdschrift Forum b.v. heeft een redactie die uit Noord- en Zuid-Nederlanders bestaat. Wij hebben daarom van 1920 af de Nederlandse literatuur als een samenhangend geheel gezien. De jaren 1920-1940 vormen een periode die aan beide zijden van de grens belangrijk werk opgeleverd heeft. Om hier enige overzichtelijkheid te krijgen zijn wij, zoals gebruikelijk is, uitgegaan van de in de diverse tijdschriften zich manifesterende stromingen en geesteshoudingen, - ook al is het feit dat soms de literaire stroming, soms de levenshouding prevaleert, oorzaak dat ook deze indeling niet ten volle bevredigt. Wij komen dan tot de volgende acht groepen: 1. Ruimte Vlaamse expressionisten (Van Ostaijen, Moens) 2. Het getij, De vrije bladen, Forum expressionisme, vitalisme, nieuwe zakelijkheid, enz. (Marsman, Slauerhoff, Ter Braak, Du Perron, Bordewijk, Vestdijk, Elsschot, Gijsen, Walschap, Brulez) H.J.M.F. Lodewick, Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 2. Omstreeks 1880 tot heden 3. Het fonteintje Vlaamse traditionalisten (Van Nijlen, Roelants, Minne, Herreman) 4. De stem ethisch humanisme (Coster, Donker, Nijhoff, Werumeus Buning) 5. Roeping, De gemeenschap rooms-katholieken (Van Duinkerken, Engelman, Coolen, De Man, Panhuysen) 6. Opwaartsche wegen protestanten (De Mérode, W.A.P. Smit, Anne de Vries, Jan H. Eekhout) H.J.M.F. Lodewick, Literatuur. Geschiedenis en bloemlezing. Deel 2. Omstreeks 1880 tot heden 13 7. Socialistische en communistische schrijvers (A.M. de Jong, Theun de Vries, Albert Helman, A. den Doolaard) 8. Alleenstaande figuren als Maurice Gilliams, J.C. van Schagen, Johan Fabricius IV. Noord- en Zuid-Nederland na 1940 Was het voor de vorige periode moeilijk, voor de eigen tijd wordt het vrijwel ondoenlijk om tot een verantwoorde indeling te komen.
Recommended publications
  • Memorial Tablets*
    Memorial Tablets* Gregori Aminoff 1883-1947 Born 8 Feb. 1883 in Stockholm; died 11 Feb. 1947 in Stockholm. 1905 First academic degree, U. of Uppsala, after studying science in Stockholm. 1905 to about 19 13 studied painting in Florence and Italy. 1913 Returned to science. 1918 Ph.D. ; appointed Lecturer in Mineralogy and Crystallo- graphy U. of Stockholm. Thesis: Calcite and Barytes from Mzgsbanshiitten (Sweden). 1923-47 Professor and Head of the Department of Mineralogy of the Museum of Natural History in Stockholm. 1930 Married Birgit Broome, herself a crystallographer. see Nature (London) 1947, 159, 597 (G. Hagg). Dirk Coster 1889-1950 Born 5 Oct. 1889 in Amsterdam; died 12 Feb. 1950 in Groningen. Studied in Leiden, Delft, Lund (with Siegbahn) and Copenhagen (with Bohr). 1922 Dr.-ing. Tech. University of Delft. Thesis: X-ray Spectra and the Atomic Theory of Bohr. 1923 Assistant of H. A. Lorentz, Teyler Stichting in Haarlem. 1924-50 Prof. of Physics and Meteorology, U. of Groningen. Bergen Davis 1869-1951 Born 31 March 1869 in White House, New Jersey; died 1951 in New York. 1896 B.Sc. Rutgers University. 1900 A.M. Columbia University (New York). 1901 Ph.D. Columbia University. 1901-02 Postgraduate work in GMtingen. 1902-03 Postgraduate work in Cambridge. * The author (P.P.E.) is particularly aware of the incompleteness of this section and would be gratefid for being sent additional data. MEMORIAL TABLETS 369 1903 Instructor 1 1910 Assistant Professor Columbia University, New York. 1914 Associate Professor I 1918 Professor of Physics ] Work on ionization, radiation, electron impact, physics of X-rays, X-ray spectroscopy with first two-crystal spectrometer.
    [Show full text]
  • Zirconium and Hafnium in 1998
    ZIRCONIUM AND HAFNIUM By James B. Hedrick Domestic survey data and tables were prepared by Imogene P. Bynum, statistical officer, and the world production table was prepared by Regina R. Coleman, international data coordinator. The principal economic source of zirconium is the zirconium withheld to avoid disclosing company proprietary data. silicate mineral, zircon (ZrSiO4). The mineral baddeleyite, a Domestic production of zircon increased as a new mine in natural form of zirconia (ZrO2), is secondary to zircon in its Virginia came online. Production of milled zircon was economic significance. Zircon is the primary source of all essentially unchanged from that of 1997. According to U.S. hafnium. Zirconium and hafnium are contained in zircon at a Customs trade statistics, the United States was a net importer of ratio of about 50 to 1. Zircon is a coproduct or byproduct of the zirconium ore and concentrates. In 1998, however, the United mining and processing of heavy-mineral sands for the titanium States was more import reliant than in 1997. Imports of minerals, ilmenite and rutile, or tin minerals. The major end zirconium ore and concentrates increased significantly as U.S. uses of zircon are refractories, foundry sands (including exports of zirconium ore and concentrates declined by 7%. investment casting), and ceramic opacification. Zircon is also With the exception of prices, all data in this report have been marketed as a natural gemstone, and its oxide processed to rounded to three significant digits. Totals and percentages produce the diamond simulant, cubic zirconia. Zirconium is were calculated from unrounded numbers. used in nuclear fuel cladding, chemical piping in corrosive environments, heat exchangers, and various specialty alloys.
    [Show full text]
  • Alpha-Decay Half-Life of Hafnium Isotopes Reinvestigated by a Semi-Empirical Approach∗
    Alpha-decay half-life of Hafnium isotopes reinvestigated by a semi-empirical approach∗ O.A.P. Tavares a, E.L. Medeiros a,y, and M.L. Terranova b aCentro Brasileiro de Pesquisas F´ısicas- CBPF/MCTIC Rua Dr. Xavier Sigaud 150, 22290-180 Rio de Janeiro-RJ, Brazil bDipartimento di Science e Tecnologie Chimiche Universit`adegli Studi di Roma \TorVergata" via dela Ricerca Scientifica s/n, 00133 Roma, Italy 156{162;174;176 Abstract - New estimates of partial α-decay half-life, T1=2, for Hf isotopes by a semi- empirical, one-parameter model are given. The used model is based on the quantum mechanical tunneling mechanism through a potential barrier, where the Coulomb, centrifugal and overlapping components to the barrier have been considered within the spherical nucleus approximation. This approach enables to reproduce, within a factor 2, the measured T1=2 of ground-state to ground- state (gs{gs) α-transitions for the artificially produced 156{162Hf isotopes. Half-life predictions for α-transitions from the ground-state of 159;161Hf isotopes to the first gamma-excited level of 155;157Yb 16 isotopes are reported for the first time. The model also provides T1=2-values of (2:43 ± 0:28) × 10 a and (1:47 ± 0:19) × 1020 a for the naturally occurring 174Hf and 176Hf isotopes, respectively, in quite good agreement with a number of estimates by other authors. In addition, the present methodology indicates that 174;176Hf isotopes exhibit α-transition to the first gamma-excited level of their daughter Ytterbium isotopes which half-lives are found (0:9±0:1)×1018 a and (0:72±0:08)×1022 a, respectively, with a chance of being measured by improved α-detection and α-spectrometry methods available nowadays.
    [Show full text]
  • A Selected Bibliography of Publications By, and About, Niels Bohr
    A Selected Bibliography of Publications by, and about, Niels Bohr Nelson H. F. Beebe University of Utah Department of Mathematics, 110 LCB 155 S 1400 E RM 233 Salt Lake City, UT 84112-0090 USA Tel: +1 801 581 5254 FAX: +1 801 581 4148 E-mail: [email protected], [email protected], [email protected] (Internet) WWW URL: http://www.math.utah.edu/~beebe/ 09 June 2021 Version 1.308 Title word cross-reference + [VIR+08]. $1 [Duf46]. $1.00 [N.38, Bal39]. $105.95 [Dor79]. $11.95 [Bus20]. $12.00 [Kra07, Lan08]. $189 [Tan09]. $21.95 [Hub14]. $24.95 [RS07]. $29.95 [Gor17]. $32.00 [RS07]. $35.00 [Par06]. $47.50 [Kri91]. $6.95 [Sha67]. $61 [Kra16b]. $9 [Jam67]. − [VIR+08]. 238 [Tur46a, Tur46b]. ◦ [Fra55]. 2 [Som18]. β [Gau14]. c [Dar92d, Gam39]. G [Gam39]. h [Gam39]. q [Dar92d]. × [wB90]. -numbers [Dar92d]. /Hasse [KZN+88]. /Rath [GRE+01]. 0 [wB90, Hub14, Tur06]. 0-19-852049-2 [Ano93a, Red93, Seg93]. 0-19-853977-0 [Hub14]. 0-521-35366-1 [Kri91]. 0-674-01519-3 [Tur06]. 0-85224-458-4 [Hen86a]. 0-9672617-2-4 [Kra07, Lan08]. 1 2 1.5 [GRE+01]. 100-˚aret [BR+85]. 100th [BR+85, KRW05, Sch13, vM02]. 110th [Rub97a]. 121 [Boh87a]. 153 [MP97]. 16 [SE13]. 17 [Boh55a, KRBR62]. 175 [Bad83]. 18.11.1962 [Hei63a]. 1911 [Meh75]. 1915 [SE13]. 1915/16 [SE13, SE13]. 1918 [Boh21a]. 1920s [PP16]. 1922 [Boh22a]. 1923 [Ros18]. 1925 [Cla13, Bor13, Jan17, Sho13]. 1927 [Ano28]. 1929 [HEB+80, HvMW79, Pye81]. 1930 [Lin81, Whe81]. 1930/41 [Fer68, Fer71]. 1930s [Aas85b, Stu79]. 1933 [CCJ+34].
    [Show full text]
  • Paul Ehrenfest: De Leidse Onderzoekschool Van Een Fysicus in Diaspora
    Paul Ehrenfest: de Leidse onderzoekschool van een fysicus in diaspora He was […] the best teacher in our profession Albert Einstein Eind augustus 1932 ontving Philip Idenburg, secretaris van het curatorium van de Leidse universiteit, een verontrustende brief. De schrijver van het epistel was Albert Einstein, het onderwerp de geestesgesteldheid van de Leidse hoogleraar Paul Ehrenfest. Einstein sprak openlijk zijn zorg uit over Ehrenfest, die naar zijn zeggen gebukt ging onder zware depressies en zou spelen met de gedachte aan zelfmoord. Einstein drong krachtig aan op snelle maatregelen. De oorzaak van Ehrenfests gemoedstoestand moest volgens Einstein gezocht worden in de stormachtige ontwikkelingen binnen de theoretische natuurkunde, Ehrenfests vakgebied. De nieuwe opvattingen karakteriseerde Einstein als ‘heterogeen, verwarrend en logisch onbevredigend, maar door de feiten afgedwongen.’ In deze chaotische situatie was het een theoretisch natuurkundige niet langer mogelijk het vakgebied in zijn geheel te beheersen en aldus als ‘leider en wegwijzer’ te dienen voor de jonge generatie onderzoekers. Voor een veeleisend en gewetensvol leraar als Ehrenfest was deze toestand eenvoudigweg ondraaglijk. Volgens Einstein bestond er maar één uitweg uit dit dilemma: de eventueel tijdelijke aanstelling van een tweede theoretisch natuurkundige. Wellicht zou na een jaar of tien de situatie in de natuurkunde weer genormaliseerd zijn. Hij wees er daarnaast op dat een verdeling van taken in de experimentele natuurkunde reeds gebruikelijk was. Idenburg reageerde voortvarend. Maar ondanks de steun van het College van Curatoren slaagde hij er niet in het gewenste te bewerkstelligen. Het ministerie weigerde extra geld uit te trekken voor de Leidse natuurkunde. Ruim een jaar later werden Einsteins angstige vermoedens bewaarheid.
    [Show full text]
  • Nobel Prize Awards in Radiochemistry
    Radiochim. Acta 100, 509–521 (2012) / DOI 10.1524/ract.2012.1953 © by Oldenbourg Wissenschaftsverlag, München Nobel Prize awards in Radiochemistry By J.-P. Adloff∗ University of Strasbourg, 63 Rue Saint Urbain, 67100 Strasbourg, France Dedicated to the memory of late Karl H. Lieser, Gerhard L. Stöcklin and Alfred P. Wolf with whom the author shared the editorial work of Radiochimica Acta from 1977 to 1995 (Received October 10, 2011; accepted in revised form January 19, 2012) (Published online March 26, 2012) Nobel Prize / Chemistry / Physics Summary. In 1996 the Editors of Radiochimica Acta brought out a special volume of the journal to celebrate the hundredth anniversary of the discovery of radioactivity [1]. On the occasion of the 50th anniversary of Radiochimica Acta, which follows closely upon the centenary of Marie Curie’s second Nobel Prize in 1911, the author has the privilege to informally review “Radiochemistry and Nobel Prize Awards”, including discoveries of radioelements and new fields in chemistry based on radiochemical methods. 1. The beginning The Nobel Prizes in Physics and Chemistry were estab- lished in 1901, six years after the discovery of radioactivity and three years after the discoveries of the elements polo- Fig. 1. Antoine Henri Becquerel (1852–1908). nium and radium. They are awarded by Kungliga Veten- skapakademien (the Royal Swedish Academy of Sciences) on the basis of proposals made by respective Committees rays when he thought the subject was exhausted. By the end on Physics and Chemistry, which receive recommendations of 1897 radioactivity was something of a dead horse: it was from Swedish and foreign scientists [2].
    [Show full text]
  • Preface and Acknowledgments
    PREFACE AND ACKNOWLEDGMENTS It seems to me that I have always known of Lise Meitner. As a child I must have seen her picture in Life, or in The New York Times, or perhaps in the Aufbau, the German refugees' newspaper that my parents and grand­ mother often read. In America just after World War II, Lise Meitner was a celebrity: the tiny woman who barely escaped the Nazis, the physicist responsible for nuclear fission, "theJewish mother of the atomic bomb"­ although she was aJ ew by birth, not affiliation, and she had refused to work on the bomb. When I was six, the details didn't matter. To me, she was a hero, like Eleanor Roosevelt. I came back to Meitner thirty years later, in the 1970s, by way of a class I taught at California State University, Sacramento. Then, as now, I was on the chemistry faculty at Sacramento City College, a community college. At the university, I was known as the woman the all-male chemistry department did not want to hire; under such circumstances one becomes, and remains, a feminist. When the women's studies board asked me to put together a "Women in Science" course, I accepted right away, although at that moment I could think of only two: Marie Curie (of course) and Lise Meitner. So successful was feminist scholarship, however, that I was sure I would find more women in science and perhaps even begin to answer the question, Why so few? As it turns out, they were not so few. Throughout history, everywhere, women have been active in science and mathematics and medicine.
    [Show full text]
  • Paul Ehrenfest. Worstelingen Met De Moderne Wetenschap, 1912-1933
    Paul Ehrenfest : worstelingen met de moderne wetenschap, 1912-1933 Hollestelle, M.J. Citation Hollestelle, M. J. (2011, February 17). Paul Ehrenfest : worstelingen met de moderne wetenschap, 1912-1933. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/16499 Version: Not Applicable (or Unknown) License: Leiden University Non-exclusive license Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/16499 Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable). Paul Ehrenfest. Worstelingen met de moderne wetenschap, 1912-1933 Ontwerp omslag: Maedium, Utrecht Omslagafbeelding: Portret van Prof. dr. Paulus Ehrenfest, schilderij door Harm Kamerlingh Onnes, 1920 (Foto: Stedelijk Museum Amsterdam) Ontwerp binnenwerk: M.J. Hollestelle ISBN 978 90 8728 122 9 NUR 685 © M. Hollestelle / Leiden University Press, 2011 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Paul Ehrenfest. Worstelingen met de moderne wetenschap, 1912-1933 PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad van Doctor aan de Universiteit Leiden, op gezag van Rector Magnificus prof.
    [Show full text]
  • The Many Faces of the Bohr Atom
    1 The many faces of the Bohr atom Helge Kragh The atomic model that Bohr proposed in 1913 constituted a break with all earlier conceptions of the atom. Keeping to the theory’s basic postulates – the stationary states and the frequency condition – he conceived the model as preliminary and immediately began developing and modifying it. Strictly speaking there was no single Bohr atom but rather a series of different models sharing some common features. In this paper I start with calling attention to some less well known aspects of Bohr’s early model of one-electron atoms the significance of which only became recognized after his death in 1962. I then briefly sketch how he abandoned the ring model for many-electron atoms about 1920 and subsequently went on developing the ambitious orbital model that he thought would unravel the secrets of the periodic system. Bohr’s model of 1921-1922 marked the culmination of the orbital atom within the old quantum theory, but it would soon be replaced by a symbolic and non- visualizable view of atomic structure leading to the atom of quantum mechanics. 1. Rydberg atoms and isotope effect Among the unusual features of the atom that Bohr presented in the first part of his trilogy of 1913 was that the hydrogen atom, and other atoms as well, did not have a fixed size. For the radius of a one-electron atom with nuclear charge Ze he derived the expression where = 1, 2, 3,… and the other symbols have their usual meanings. For a hydrogen atom (Z = 1) in its ground state = 1 he found the value a1 = 0.55 × 10-8 cm as compared to the modern value 0.53 × 10-8 cm.
    [Show full text]
  • 1900 Jaargang 18 (Xviii)
    GENEALOGISCH-HERALDIEK GENOOTSCHAP 1)E NEIIERLANDSCHE LEEUW, 188 Jaargang 1900. INHOUD. 1900. Namen der nieuw benoemde leden . 1? 34, 65, 98, 131, 193.* Het, amoveeren der wapenborden in de Groote, Nieuwe en Kloxterkerk te ‘e-Gravenhage in 1795, door C. P. Gijsberti Hodenpijl. Met eene plaat . 1. Gegevens omtrent den burgerlijken stand van otficieren, in de 17e eeuw te 1 leus~leu in garnizoen en hinne tiuis~gezinneti, door Jhr. Mr. F. Beelaerts van Blokland . .’ . 15, 39, 86, 115. Fragment de Huybert van Kruiniugen in verband tot de Graven van Suffolk en de Baronnen van \4’ytlenkel~!er, door W. baron Snouckaert van Schauburg . 21. Een schipperszoon aan het hof van den Prins (M.aurits), door Xr. J. E. van Someren Isrand. 23. Geslaghtregister van twee gesusters Maerken ende Cornelia, medegedeeld donr Fred. Caland . 27. Geslacht Ruys(ch), door v. d. F. de 1,. en Jac. Anspach. 28. Familie Tinne, door M. 0. W. ; door A J. S. v. R. 29, 91. Hodshon, door IV. J. C. Moans . , . 29. Kwartierstaat van Ittersum, door J. J. Röell en 1. 1). Wagner . 25~. 61. Het wapen van .4ms:erdam, door W. S. v. S. , . 30. Sceanx armoriés des Pays l’as et des pays avoisinants par J. Th. de Raadt, door W. S. v. S. 31. Louis XVII, door J. C. Gijsherti Hodeupijl van Hodenpijl . 32. Bericht van het Bestuur. 33. Supplement-Catalogus, door J. C. Gijsberti Hodenpijl van Hotlenpijl . 33. Namen der Genootschappen waarmede het Genootschap is in ruil getreden . 34, 65, 98, 131. Boekwerken, enz. ontvangen voor de bibliotheek en het archief .
    [Show full text]
  • George De Hevesy 1 George De Hevesy
    George de Hevesy 1 George de Hevesy György Hevesy Born 1 August 1885 Budapest, Hungary Died 5 July 1966 (aged 80) Freiburg, Germany Citizenship Germany Nationality Hungarian Fields Chemistry Institutions Ghent University University of Budapest Niels Bohr Institute ETH Zürich University of Freiburg University of Manchester Stefan Meyer Institute for Subatomic Physics Alma mater University of Freiburg Doctoral advisor Georg Franz Julius Meyer Doctoral students Max Pahl Known for • Hafnium • Radioactive tracer Notable awards Nobel Prize for Chemistry (1943) George Charles de Hevesy, Georg Karl von Hevesy, (1 August 1885 – 5 July 1966) was a Hungarian radiochemist and Nobel laureate, recognized in 1943 for his key role in the development of radioactive tracers to study chemical processes such as in the metabolism of animals. He also co-discovered the element hafnium. Biography Early years Hevesy György was born in Budapest, Hungary to a wealthy and ennobled Hungarian Jewish[1] family, the fifth of eight children to his parents Lajos (Louis) Bischitz and Baroness Eugenia (Jenny) Schossberger (ennobled as "De Tornya"). Grandparents from both sides of the family had provided the presidents of the Jewish community of Pest.[1] George grew up in Budapest and graduated high school in 1903 from Piarista Gimnázium. The family's name in the 1904 was Hevesy-Bischitz, and Hevesy later changed his own. George de Hevesy 2 De Hevesy began his studies in chemistry at the University of Budapest for one year, and at the Technical University of Berlin for several months, but changed to the University of Freiburg. There he came in contact with Ludwig Gattermann.
    [Show full text]
  • Discovery of Nuclear Fission in Berlin 1938
    Pramfi.na - J. Phys., Vol. 33, No. 1, July 1989, pp. 1-12. © Printed in India. Discovery of nuclear fission in Berlin 1938 D HILSCHER Hahn-Meitner-Institut Berlin, D-1000 Berlin 39, FRG Abstract. The story of the discovery of nuclear fission, one of the most exciting stories of how a scientific puzzle was finally solved and how the scientists involved were blind to many obvious indications, is described. Keywords. Nuclear fission; Discovery of neutron; transuranium puzzle; Hahn-Meitner collaboration; Lise Meitner. PACS No. 01 1. Introduction About 3 billion years after the earth formation the first known fission reactor (Neuilly et al 1972) burned on our planet in Oklo, Gabon, Africa. It took another 1.8 billion years until Hahn and Strassmann discovered nuclear fission in December 1938 in Berlin. More precisely Otto Hahn was sitting in his office at the Kaiser-Wilhelm Institute for Chemistry in Berlin at I 1 pm on Monday, December 19, 1938 writing a letter to Lise Meitner in Stockholm (Hahn 1975) in between reading off the counters and waiting for Strassmann to come in at 11:45 pm: But more and more we come to the frightful conclusion: our Ra-isotopes do not behave like Ra but like Ba. Thus nuclear fission was discovered. Three days later the manuscript containing this discovery was received by the journal Naturwissenschaften and shortly thereafter it was published on January 6, 1939 by Otto Hahn and Fritz Strassmann in Naturwissenschaften 27, 11 (1939). Why "frightful" conclusion? Was Hahn really aware what his discovery meant for mankind: that the most frightful weapon ever designed by mankind would be based on his discovery and as we have realized more recently that the peaceful use of nuclear power is also frightful to many people? I doubt that this was the reason why he used the word frightful.
    [Show full text]