B268_dendro_bin 03-11-2009 10:32 Pagina 4

Classificatie van planten – nieuwe inzichten en gevolgen voor de praktijk

Ir. M.H.A. Hoffman

Er zijn ongeveer 300.000 verschillende (hogere) plantensoorten, die onderling veel of weinig op elkaar lijken. Vroeger werden alle planten- soorten afzonderlijk benaamd, en was niet duidelijk hoe deze soorten ver- want waren. Tegenwoordig worden soorten conform het systeem van Lin- naeus ingedeeld in geslachten. Soorten die sterk verwant zijn aan elkaar hebben dezelfde geslachtsnaam. Geslachten worden op hun beurt weer ingedeeld in families en die op hun beurt weer in ordes, enzovoort. Op deze manier kent het plantenrijk een hiërarchisch indelingsysteem, met verwantschap als basis. Sterke verwantschap is meestal ook zicht- baar aan de uiterlijke gelijkenis. Soorten die veel op elkaar lijken en verwant zijn zitten in dezelfde groep.Verre verwanten zitten ver uit elkaar in het systeem. Om een goed te kunnen benamen, moet dus eerst uitgezocht worden aan welke andere soorten deze verwant is. Tot voor kort werd de gelijkenis van planten zen. Deze nieuwe ontwikkeling is van grote voornamelijk bepaald aan uiterlijke kenmerken invloed op de taxonomie en op het classificatie- van bijvoorbeeld bloem en blad. De afgelopen systeem van het plantenrijk. Dit heeft bijvoor- decennia kwamen daar al aanvullende criteria beeld invloed op de familie-indeling en de plaats zoals houtanatomie, pollenmorfologie, chemi- van de familie in het systeem. Maar ook op sche inhoudsstoffen en chromosoomaantallen geslachts- en soortniveau zijn er de nodige ver- bij. De afgelopen jaren hebben DNA-technie- schuivingen. Dit artikel gaat in op de ontstaans- ken een grote vlucht genomen. Aan het DNA wijze en het principe van ons huidige classifica- kan verwantschap tussen soorten worden afgele- tiesysteem en de grote invloed van nieuwe Hiërarchisch indelingssysteem plantenrijk (voorbeeld indeling Lavandula angustifolia )

Rang Voorbeeld Rijk Plantae (plantenrijk) Afdeling Embryophyta (landplanten) Klasse Spermatopsida (zaadplanten) Subklasse (clade) Angiospermae (bedektzadigen) Orde Familie Lamiaceae Geslacht Lavandula Soort Lavandula angustifolia

4 Dendroflora nr 45 2008 B268_dendro_bin 03-11-2009 10:32 Pagina 5

DNA-technieken. Wat zijn daarbij de uiteinde- naamde binomiale (tweedelige) nomenclatuur. lijke gevolgen voor de naamgeving van onze Hierin wordt elke dier- en plantensoort aange- planten en gewassen voor de praktijk. duid met een soortnaam bestaande uit twee delen: de geslachtsnaam en een soortaanduiding Het ontstaan van (bv. Lavandula angustifolia ). Tot dan toe wer- classificatiesystemen den soortnamen gegeven die bestonden uit één of meerdere beschrijvende woorden. Dit tweede- Oude wetenschap lige principe werd in 1735 gepubliceerd in één Plantensoorten benoemen en indelen is al zo oud van zijn belangrijkste werken: “Systema Natu- als de mensheid. In eerste instantie was de inde- rae”. Hierin beschrijft Linnaeus de drie natuur- ling vooral praktisch; bijvoorbeeld planten met rijken Dieren, Planten en Mineralen. eetbare vruchten en geneeskrachtige planten. In 1753 publiceerde Linnaeus een tweedelig Een tastbare basis is gelegd in de tijd van de boek onder de titel “ Plantarum”. Dit oude Grieken. Rond 300 voor Christus schreef boek is geaccepteerd als het startpunt van de Theophrastus van Eresus, student van Aristote- botanische nomenclatuur. Het boek beschrijft les, ‘Historia Plantarum’. Dit is de oudst beken- alle dan aan de wetenschap bekende planten. de botanische encyclopedie waarin planten wor- Linnaeus publiceerde gedurende zijn leven ca. den geclassificeerd in verschillende categorieën: 7000 plantensoorten. Zowel in “Systema Natu- bomen, struiken, lage struiken en kruiden. Hier- rae” als in “Species Plantarum” werden de soor- binnen werden de planten ingedeeld in bloeien- ten geordend op het aantal en de positie van de de of niet bloeiende soorten. Deze classificatie is vrouwelijke en mannelijke voortplantingsorga- tot in de 16 de eeuw (bijna 1000 jaar lang!) in nen van de plant. In dit zogenaamde “Clavis gebruik gebleven. Systematis Sexualis” werden 24 klassen onder- In de 16 de eeuw, de renaissancetijd, kwamen er scheiden (zie figuur). Een opzienbarend aspect nieuwe botanici met nieuwe publicaties en aan- van Linnaeus’ werk was het voor die tijd zeer gepaste classificatiesystemen. Hiervan waren vooral de Duitse botanici Otto Brunsfels, Hier- onymous Bock en Leonhard Fuchs belangrijk. Zij waren de eersten die uitgingen van eigen observaties en zich duidelijk losweekten van de meesters uit de oudheid. Zij werden door Linna- eus beschouwd als ‘de vaders van de botanie’. In 1554 publiceerde de Vlaming Rembert Dodoens het Nederlandstalige ‘ Cruydeboeck’ , een stan- daardwerk waarin hij zes groepen van gebruiks- planten onderscheidde. Kort daarna publiceerde de Italiaanse botanicus Andrea Cesalpino in 1583 “De plantis libri XVI”, waarin hij vooral bloemen, vruchten en zaden gebruikte voor zijn indelingssysteem. In 1596 werd door de Zweed- se botanicus Gaspard Bauhin “Pinax theatri botanici” gepubliceerd waarin meer dan 6000 planten waren opgenomen en geclassificeerd op een manier die te vergelij- ken is met de binomiale (tweedelige) nomenclatuur van Linnaeus.

Belang van Linnaeus De Zweedse botanicus Carolus Linnaeus is de grondlegger van de zoge-

1. In het Nederlandstalige “Cruydeboeck”, een stan- 2. “Clavis Systematis Sexualis”: Indeling van het daardwerk van Dodoens uit 1554, werden zes groe- plantenrijk in 24 klassen naar seksuele kenmerken pen van gebruiksplanten onderscheiden

Dendroflora nr 45 2008 5 B268_dendro_bin 03-11-2009 10:32 Pagina 6

uitgesproken gebruik van seksuele termen. Het belang van Linnaeus als vader van de moderne binomiale nomenclatuur staat buiten kijf. Zijn indelingssysteem in 24 klassen puur op voortplantingsorganen bleek echter al gauw ontoereikend omdat duidelijk uiteenlopende typen planten soms in dezelfde klasse vielen. Desondanks was zijn classificatiesysteem een belangrijke stap vooruit omdat het de weten- schappelijke beschrijving van de natuur verge- makkelijkte. 3. Darwins’ stelling dat ook de mens is ontstaan uit De Franse botanicus Antoine-Laurent de Jussieu een primitieve apensoort was erg schokkend voor publiceerde in 1789 het boek “Genera Planta- die tijd rum” waarin planten worden ingedeeld op basis van diverse morfologische kenmerken. Het clas- nen weer, of veranderen zo sterk dat wij ze tot sificatiesysteem van Linnaeus werd aangepast een andere soort gaan rekenen. Miljoenen jaren en verder verfijnd. De Jussieu voegde de niveaus geleden bestonden er hele andere dier- en plan- van genera en familie toe aan de hernieuwde tensoorten dan nu. Darwins’ stelling dat bijvoor- taxonomie. Deze classificatie is de basis van de beeld ook de mens is ontstaan uit een primitieve huidige classificatie. apensoort was bepaald schokkend voor die tijd. Zowel Linnaeus als de Jussieu hadden weliswaar Darwin stelt dat de gelijkenis tussen soorten de intentie om soorten die veel op elkaar lijken wordt veroorzaakt door de evolutionaire ver- bij elkaar te groeperen in klassen, families en/of wantschap tussen deze soorten, en dat dit dus de geslachten. Toch trachtten zij met hun indelin- basis moeten zijn voor de verschillende catego- gen niet een verwantschap tussen planten aan te rieën in de taxonomie. Vanaf dat moment tonen. Alle soorten werden, conform het tijds- begonnen de classificatiesystemen meer en meer beeld, beschouwd als individueel geschapen te dienen als weergave van de verwantschap tus- door god, met onveranderlijke kenmerken. sen verschillende soorten.

De evolutietheorie van Darwin Classificatiesystemen in de 20 ste eeuw Ruim 100 jaar na Linnaeus’ gloriejaren, schreef Vlak na Darwin’s invloedrijke werk publiceer- Charles Darwin in 1859 zijn revolutionaire werk den Bentham en Hooker van Kew Gardens in “The Origin of species”. Hierin presenteerde Engeland “Genera plantarum ad exemplaria Darwin zijn bekende evolutietheorie. Het evolu- imprimis in herbariis kewensibus servata defini- tionaire denken was er niet ineens, maar werd ta” (drie delen, 1862–1883). Dit Bentham & vooral vanaf de tijd van Linnaeus in de 18 de en Hooker-systeem is een uitgebreid classificatie- 19 de eeuw geleidelijk ontwikkeld door onder systeem, maar Darwin’s evolutieconcept en de andere Georges de Buffon, James Burnet, Jean- moderne taxonomische opvattingen waren hier- Baptiste Lamarck en Georges Cuvier. Darwin in nog niet verwerkt. komt echter de eer toe omdat hij de evolutiege- “Die Naturlichen Pflanzenfamilien” van Adolf dachte compleet en in een overtuigende theorie Engler en Karl Prantl ( Engler-systeem ) was het presenteerde. eerste werk waarin de meest primitieve planten Evolutie is een langzaam proces van verandering vooraan stonden en de meer ontwikkelde planten in alles wat leeft. Door seksuele voorplanting is achteraan. Hierin was het evolutieconcept dus er variatie in de nakomelingschap. Daarbij heb- wel duidelijk opgenomen. Het eerste deel van ben de individuen die het gezondst zijn en het deze 23-delige serie is gepubliceerd in 1885, het beste zijn aangepast zijn aan de omgeving, de laatste in 1915. grootste overlevingskans en zullen weer de Daarna volgden diverse systemen, samengesteld meeste nakomelingen geven. Door het principe door diverse taxonomen en onderzoeksgroepen, van natuurlijke selectie zullen alleen de sterkste die elkaar in meer of mindere mate overlapten en individuen overleven: “Survival of the fittest”. beconcurreerden. Na Engler en Prantl waren er Hierdoor kunnen onder invloed van een veran- in de 20 ste eeuw de volgende invloedrijke clas- derende omgeving in miljoenen jaren tijd soor- sificatiesystemen: ten veranderen of uitsterven en kunnen nieuwe Hutchinson-systeem soorten ontstaan. Biologische soorten zijn dus Samengesteld door de Engelsman John Hut- veranderlijke eenheden. Ze ontstaan en verdwij- chinson, werkzaam bij het Herbarium van RBG

6 Dendroflora nr 45 2008 B268_dendro_bin 03-11-2009 10:32 Pagina 7

Kew en gepubliceerd in “The Families of Flowe- ring ” (twee delen: 1926-1934) en “The Genera of Flowering Plants” (2 delen: 1964- 1967) Dahlgren-systeem Samengesteld door de Zweedse monocotylen- specialist Rolf Dahlgren, professor bij de Uni- versiteit van Kopenhagen in Denemarken. Zijn systeem is gepubliceerd vanaf 1975 in diverse artikelen met als belangrijkste: “A revised sys- 4. DNA levert erg bruikbare informatie over de tem of classification of angiosperms” (1985) en afstamming en verwantschap van plantensoorten “The families of the monocotyledons: structure, evolution, and ” (1985). sae en Lamiaceae in plaats van Labiatae . Takhtajan-systeem In de jaren ’90 kreeg echter ook het Brummit- Samengesteld door de Rus/Armeen Armen systeem steeds meer navolging. De verschillen Takhtajan, werkzaam aan het Komarov-instituut ten opzichte van het Cronquist-systeem zitten voor Botanie van de Universiteit van Leningrad. onder andere in het aantal families; Cronquist Het systeem werd gepubliceerd in diverse publi- erkend 321 families van bloemplanten en Brum- caties vanaf 1955. Zijn meest recente visie is mit 454, beduidend meer dus. Brummit splitst gepubliceerd in “Diversity and Classification of bijvoorbeeld de Leliefamilie ( Liliaceae ) op in Flowering Plants” (1997). diverse kleinere families. De naamlijsten 2005 Cronquist-systeem hebben het Brummit-systeem gevolgd. Samengesteld door de Amerikaan Arthur Cron- Vooral de systemen aan het eind van de 20 ste quist, een groot deel van zijn carrière werkzaam gebruikten steeds meer criteria bij het classifice- bij de botanische tuin van New York. Het sys- ren van planten. Weliswaar vormen morfologi- teem werd gepubliceerd in “An Integrated Sys- sche criteria (vooral van de bloemen) de basis, tem of Classification of Flowering Plants” toch werden door beschikbaarheid van nieuwe (1981) en “The Evolution and Classification of technieken ook kenmerken als houtanatomie, Flowering Plants” (1968; 2 de druk in 1988). pollenmorfologie, chromosoomaantal en chemi- Brummit-systeem sche inhoudsstoffen opgenomen. Samengesteld door de Engelse botanicus Door opkomst van nieuwe DNA-technieken kon Richard Brummit, werkzaam bij het herbarium ook de opbouw van het DNA steeds beter wor- van RBG Kew in Londen. Het systeem werd den geanalyseerd. In de jaren ’90 werden DNA- gepubliceerd in “ families and technieken verfijnder en werden verwantschap- genera” (1992). pen steeds vaker bepaald aan de hand van DNA-analyses. Vooral het zogenaamde chloro- Het moderne classificatiesysteem plast DNA (het DNA van bladgroenkorrels) levert erg bruikbare informatie over de afstam- Opkomst van DNA-technieken ming en verwantschap van plantensoorten. Dit De afgelopen decennia had het Cronquist-sys- type DNA verandert namelijk maar heel lang- teem grote autoriteit en kende wereldwijd de zaam, waardoor het bij uitstek geschikt is om de meeste navolging. Ook de praktische Nederland- grote lijnen in de evolutionaire ontwikkeling te se naslagwerken zoals de Nederlandse flora van volgen. In 1993 brak de moleculaire systematiek Heukels (tm. 22 ste druk), De Nederlandse Den- definitief door. Mark Chase, van de Royal Bota- drologie van Dr. Boom (13 de druk) en de naam- nic Gardens te Kew in Engeland, maakte samen lijsten van houtige gewassen en vaste planten met 41 co-auteurs de eerste moleculaire stam- volgden tot voor enkele jaren geleden het Cron- boom van bloemplanten. Deze was gebaseerd op quist-systeem voor wat betreft de indeling van de DNA-sequentiegegevens van één gen, welke geslachten en families. Hierin worden 321 fami- voor ca. 500 plantensoorten was bepaald. lies en 64 ordes bloemplanten onderscheiden. Wereldwijd kwamen in snel tempo steeds meer Ten opzichte van andere systemen zijn er dat gegevens beschikbaar. Dit maakte dat een aantal relatief weinig. Typerend van dit systeem is ver- taxonomen zich verenigde tot de “Angiosperm der onder andere dat alle familienamen eindigen Phylogeny Group”. Een internationale groep op –ceae en dat ze direct ontleend zijn aan een plantkundigen die zich richt op de indeling en geslachtsnaam. Dus Asteraceae in plaats van verwantschap van de bloemplanten. Deze groep Compositae , Fabaceae in plaats van Legumino- planten, ook wel Angiospermen of bedektzadi-

Dendroflora nr 45 2008 7 B268_dendro_bin 03-11-2009 10:32 Pagina 8

gen genoemd, beslaat alle hogere (bloem)plan- ten, dus zonder de coniferen, varens, paarden- staarten en mossen.

APG een nieuw systeem De Angyosperm Phylogeny Group (APG) bracht onderzoekers van vele belangrijke instituten bij- een. Door gezamenlijke publicatie kon een een- duidig referentiepunt voor de nieuwe DNA ana- lyses geboden worden. Tegelijkertijd maakten de publicaties duidelijk waar de “kennisgaten” nog zaten, om tot eenduidige classificatie te komen. De eerste APG-classificatie werd in 1998 gepu- bliceerd, in 2003 gevolgd door een gereviseerde versie: APG II. Daarin werden vele geslachten en families, waarvan de classificatie tot dan toe niet vastgesteld was, een plaats toegewezen. Daarbij valt op dat APG sterk geneigd is tot het maken van grote groepen, door het samenvoe- 5. De website van Tree of Life (http://tolweb.org ) gen van families. geeft een overzichtelijk stamboom van alle levende Voorlopig zal geen enkele taxonomische inde- wezens, vaak tot op geslachtsniveau ling definitief zijn. De huidige indeling is geba- seerd op twee chloroplast-genen en één gen voor Aan het ToL project wordt door honderden bio- ribosomen, zodat een objectieve standaard logen uit de hele wereld gewerkt. De eerste ver- bereikt is (wel naar de stand in 2003). Daarmee sie werd in 1996 online gepubliceerd. Het is een wordt de APG II indeling steeds meer gezien als non-profit project dat wordt gesponsord door de de meest gezaghebbende indeling van deze tijd. U.S. National Science Foundation en de Univer- De 23 ste editie van de Heukels is (indirect) siteit van Arizona gebaseerd op APG II. De classificatie van dit Tree of Life project is te De exacte samenstelling van APG wisselt. De vinden op: http://tolweb.org . Behalve een over- eerste versie van APG in 1998 kende ruim 20 zichtelijke stamboom worden er ook uitgebreide auteurs. APG II (2003) kende bijna 30 auteurs. familiebeschrijvingen gepubliceerd. De classifi- Er is een APG III aangekondigd, maar de ver- catie van de bloemplanten is grotendeels con- schijningsdatum is anno 2009 onduidelijk. form APG II. Een actuele stand van zaken is online te raadple- gen op de zogenaamde AP website: Dynamische wetenschap www.mobot.org/MOBOT/research/APweb. Zoals uit bovenstaande duidelijk zal zijn is de Deze website wordt gecoördineerd door Prof. dr. plantensystematiek en het classificeren van plan- Peter F. Stevens van de Missouri Botanical Gar- ten een dynamische wetenschap. In de loop van den in St. Louis in de Verenigde Staten. De de afgelopen eeuwen is het basisprincipe ook inhoud van deze AP website is een modernere gewijzigd. Het moderne botanische classificatie- bewerking van APG II (dus in de richting van systeem is gebaseerd op verwantschap van plan- APG III). In figuur 1 staat een actueel classifica- ten en is een afspiegeling van de evolutie in tieschema op ordeniveau. plaats van een indeling op simpele gelijkenis of in gebruiksgroepen. Tree of life (ToL) Het uitgangspunt van de moderne systematiek is Een ander project dat in dit verband genoemd dat de afstammingsgeschiedenis (fylogenie) van moet worden is het zogenaamde Tree of Life de soorten en groepen wordt weergegeven. Het project (ToL). Dit is in feite vergelijkbaar met systeem is in feite een weerspiegeling van de het genoemde APG, maar dan voor alle levende evolutie. Elke natuurlijke groep planten heeft organismen, dus ook de dieren en schimmels. In een gemeenschappelijke voorouder. Een groep feite wordt hier, aan de hand van DNA analyses die op het eerste gezicht bij elkaar lijkt te horen, een actuele stamboom gegeven van alle soorten kan soms toch afstammen van verschillende op aarde. Iets waar Charles Darwin van voorouders. Soms kunnen door zogenaamde gedroomd moet hebben. parallelle ontwikkeling soorten ontstaan die voor

8 Dendroflora nr 45 2008 B268_dendro_bin 03-11-2009 10:32 Pagina 9

Fylogenetisch stamboom van bloemplanten uit APG II

Dendroflora nr 45 2008 9 B268_dendro_bin 03-11-2009 10:32 Pagina 10

sommige eigenschappen veel van elkaar weg Nieuwe inzichten (lijken te) hebben, maar niet tot een natuurlijke De nieuwe indeling leidt tot tal van nieuwe groep behoren omdat ze niet dezelfde voorouder inzichten in het verloop van de evolutie. Het idee hebben. Walnoten en Zonnebloemen hebben bij- bijvoorbeeld, dat de Orchideeën het eindresul- voorbeeld beide één zaadknop op de bodem van taat zouden zijn van verregaande specialisatie, het vruchtbeginsel. Toch zijn deze soorten niet bleek onjuist. Deze groep is al vroeg in de evo- verwant aan elkaar en horen ze niet tot dezelfde lutie ontstaan. Andersom is gebleken dat zeer groep. eenvoudig ogende bloemen die in “katjes” staan, Het classificatiesysteem is een doorlopend sys- zoals bij Berk, Eik, Beuk en Els, zich ontwikkeld teem dat nooit klaar zal zijn. De komst van hebben uit voorouders met sterk gespecialiseer- DNA-technieken heeft de plantensystematiek de bloemen. Windbestuiving is in het plantenrijk een enorme impuls gegeven. Toch worden de meerdere keren “uitgevonden” en kan dus zowel uiterlijke kenmerken niet vergeten. Van fossiele primitief als ver ontwikkeld zijn. planten kennen we zelfs alleen het uiterlijk, en Tot voor kort werd er vanuit gegaan dat de niet het DNA. Het vergelijken van het DNA van bloemplanten in twee klassen uiteenvallen: de levende planten onderling geeft veel nuttige aan- tweezaadlobbigen (de kiemplanten hebben twee wijzingen, maar voor het vergelijken van huidi- blaadjes) en de daaruit ontstane eenzaadlobbigen ge planten met fossiele voorouders blijven uiter- (kiemplanten met één blaadje), bijvoorbeeld lijke kenmerken het belangrijkst. Lelies, Grassen en Orchideeën. Maar volgens Als de indelingen op uiterlijke kenmerken en op huidige inzichten staat er een kleine groep primi- DNA vergeleken worden, dan komen die heel tieve tweezaadlobbigen onderaan de stamboom, aardig overeen. Veruit de meeste families en met onder meer Waterlelies ( Nymphaea ); daaruit geslachten blijven gelijk. Toch is een aantal ontstonden de eenzaadlobbigen en Magnolia- families en ordes wel behoorlijk veranderd door achtigen en uit de voorouders daarvan ontwik- het DNA onderzoek, of ze hebben een andere kelde zich de grote groep van “echte” tweezaad- plek in de stamboom gekregen. Ook zijn er soms lobbigen, zoals Rozen, Boterbloemen, namen van hogere rangen zoals klasse en sub- Kamperfoelie en Asters. De monocotylen klasse veranderd.

Clade in plaats van subklasse en klasse De “oude” indelingssystemen van de 20 ste eeuw, zoals het Cronquist-systeem geven een hiërarchische indeling van het plantenrijk op grote lijnen. De geslachten worden ingedeeld in families (bv. Rosaceae ), de families in ordes (bv. Rosales ), de ordes op hun beurt in subklas- ses (bv. Rosidae ) en die weer in klasses (bv. Magnoliopsida , de dicotylen). De nieuwe syste- men APG II en ToL geven ook een indeling in grote lijnen. Hier wordt echter in plaats van de termen subklasse en klasse, de term “ clade” gebruikt. Een clade is een schematische weerga- ve van een groep met een gemeenschappelijke evolutionaire voorouder, zeg maar, een tak van de stamboom. In APG II en ToL krijgen sommi- ge clades informele namen, zoals en rosids (zie figuur 1). Het zijn voorlopige werk- namen met een informele status omdat veel rela- ties nog te onduidelijk zijn. Want wij mensen kunnen wel willen dat alle planten in een keurig geordend systeem passen, maar dat is niet pre- cies de manier waarop evolutie werkt. Er zal nog veel discussie gevoerd worden over hoe de nieu- we inzichten geformaliseerd moeten worden in een nieuwe classificatie. 6. Waterlelie ( Nymphaea ) blijkt volgens APG II één van de primitiefste plantengroepen

10 Dendroflora nr 45 2008 B268_dendro_bin 03-11-2009 10:32 Pagina 11

families uiten zich (gelukkig) niet in de naam. Wel is het zo dat veel flora’s een volgorde heb- ben die opvattingen van de plantensystematiek weergeven. De rangschikking is dus naar ver- wantschap en niet alfabetisch. De soorten en geslachten worden per familie en per orde besproken in de volgorde van primitief naar ver ontwikkeld. Deze volgorde zal conform de moderne inzichten anders zijn. In de nieuwe Nederlandse flora van Heukels uit 2003 is dit bijvoorbeeld gedaan. In de Nederlandse dendro- logie van 2000 werd gekozen voor een tussen- weg. De soorten staan per familie gerangschikt, maar staan vervolgens wel alfabetisch weerge- geven. Geslachten die nu in een andere familie zijn ingedeeld, staan dan op een andere plek. Dit is voor sommige gebruikers even wennen, maar in praktijk levert dit in doorsnee niet veel onge- mak op. Overigens staan in de nieuwste versie van de Nederlandse dendrologie (2009), de geslachten en soorten in alfabetische volgorde. Veel botanische tuinen hebben een zogenaamde systeemtuin. Vaak staan de soorten gerangschikt in families en ordes en op verwantschap. In veel tuinen is deze systeemtuin recent al aangepast of gaat dit waarschijnlijk op termijn gebeuren. 7. Eenzaadlobbigen zoals grassen blijken een evolu- tionaire groep binnen de tweezaadlobbigen Verschuiving van families Een opvallende verschuiving bijvoorbeeld is dat komen daarom, uitgaande van APG, in de evolu- de IJzerhardfamilie ( Verbenaceae ) flink is uitge- tionaire stamboom in de buurt van de Magno- dund. Veel geslachten, waaronder enkele beken- lia’s terecht. den zoals Callicarpa , Caryopteris , Cleroden- De waterleliefamilie ( Nymphaeaceae ) blijkt dus drum en Vitex , zijn verplaatst naar de nauw nu één van de primitiefste plantenfamilies. De verwante familie van de Lipbloemigen Magnoliafamilie, vroeger beschouwd als de (Lamiaceae ). meest primitieve familie van de tweezaadlobbi- Bij de Helmkruidfamilie ( Scrophulariaceae ) gen, blijkt nu hoger in de stamboom thuis te zijn er ook verrassende dingen gebeurd. Buddle- horen. ja is bijvoorbeeld opgenomen in deze familie. De door Cronquist en vele andere erkende fami- Consequenties voor de praktijk lie Buddlejaceae komt dus te vervallen. Paulow- nia echter is juist afgesplitst in een aparte fami- Bovenstaande nieuwe bevindingen en inzichten lie: Paulowniaceae . Het meest verassend is zijn weliswaar van wetenschappelijk belang, echter dat veel bekende geslachten, zoals Digita- maar ze lijken ver weg te staan van de praktijk. lis , Hebe , Penstemon en Veronica , door APG II Wat merkt een kweker of consument er nu van? niet meer tot de Helmkruidfamilie, maar tot de Veranderingen kunnen zichtbaar zijn in de volg- Weegbreefamilie ( Plantaginaceae ) gerekend orde van een Flora bijvoorbeeld, als deze is worden. Deze familie werd door Cronquist zelfs gebaseerd op het classificatiesysteem. Het komt nog in een ander orde geplaatst. nog dichterbij als er familienamen veranderen en Opvallend is ook de opsplitsing van de Kamper- al helemaal als er namen van soorten of geslach- foeliefamilie ( Caprifoliaceae ) in een aantal ten veranderen. Helaas is ook dit aan de orde. nieuwe families. Zo vallen Sambucus en Vibur- num volgens APG II onder de Muskuskruidfa- Andere volgorde milie ( Adoxaceae ). Nog onzeker zijn de afsplits- Veranderingen op het niveau van familie of orde ingen van Linnaeaceae ,(met o.a.. Abelia en hebben geen invloed op de naamgeving. Ook Kolkwitzia ) en Diervillaceae (met o.a. Diervilla veranderingen in de indeling van geslachten in en Weigela ). De door Cronquist erkende Valeri-

Dendroflora nr 45 2008 11 B268_dendro_bin 03-11-2009 10:32 Pagina 12

8. Callicarpa behoort volgens APG II evenals Vitex, 9. Sambucus behoort volgens APG II evenals Vibur- Caryopteris en Clerodendrum niet meer tot de Verbe- num niet meer tot de Caprifoliaceae, maar tot de naceae, maar tot de Lamiaceae Adoxaceae

10. Tilia behoort volgens APG II niet meer tot de 11. Metasequoia behoort volgens APG II evenals Tiliaceae, maar tot de Malvaceae Taxodium niet meer tot de Taxodiaceae, maar tot de Cupressaceae

12 Dendroflora nr 45 2008 B268_dendro_bin 03-11-2009 10:32 Pagina 13

aanfamilie ( Valerianaceae ) en Kaardebolfamilie Naamswijzigingen soorten en geslachten (Dipsacaceae ) lijken juist geïntegreerd te wor- Nieuwe taxonomische inzichten op soort- en den in de Caprifoliaceae . APG II twijfelt hier geslachtsniveau hebben vaak wel invloed op de nog wel over. APG III zal hierover uitsluitsel naamgeving. Soms worden soorten of geslach- moeten geven. ten samengevoegd of juist gesplitst. In principe Ook enkele kleine verschuivingen in bekende geldt daarbij dat de oudste correct gepubliceerde bomengeslachten zijn opvallend: De Lindes naam geldig is. Dit kan voor de praktijk verve- (Tilia ) hebben volgens APG II geen eigen fami- lende consequenties hebben. Dit is overigens lie ( Tiliaceae ) meer, maar moeten voortaan tot één van de redenen waarom bij veel cultivarna- de Kaasjeskruidfamilie ( Malvaceae ) gerekend men de soortaanduiding wordt weggelaten en worden. De Esdoornfamilie ( Aceraceae ) en de alleen de geslachtsnaam wordt gebruikt. Dit Paardekastanjefamilie ( Hippocastanaceae ) maakt een cultivarnaam minder gevoelig voor komen volgens de nieuwste inzichten in de veranderingen. Zeepboomfamilie ( Sapindaceae ) terecht. Iets dat Gelukkig blijkt de indeling van veel soorten en overigens vroegere taxonomen al eens geopperd geslachten, die op uiterlijke kenmerken zijn hebben. onderscheiden, ook door moleculair onderzoek Bepaald opzienbarend is ook dat de Eenden- gerechtvaardigd. Bij sommige geslachten of kroosfamilie ( Lemnaceae ) is opgegaan in de groepen geslachten bleek de geslachts- en/of Aronskelkfamilie ( Araceae ). Op die manier zit soortdefinitie anders dan gedacht. Wortelloos kroos ( Wolffa arrhiza ) van 0,5 tot Een goed voorbeeld is de indeling van de Oos- 1,5 millimeter groot nu in één familie met de terse levensboom Thuja orientalis . Deze soort ruim 3 meter hoge Reuzenaronskelk Amorphop- bleek bepaald niet verwant met de andere Thuja - hallus titanum . soorten zoals T. occidentalis en T. plicata . Er De Liliaceae wordt ten opzicht van Cronquist bleek bijvoorbeeld meer verwantschap te zijn opgedeeld in diverse families: Behalve de met Microbiota . Daarom krijgt de Oosterse Liliaceae in beperkte zin zijn dit, Melanthiace- levensboom nieuwe plek in het classificatiesys- ae , Colchicaceae , Asphodelaceae , Hemerocalli- teem (dichtbij Microbiota ) en tevens een andere daceae , Asparagaceae en Alliaceae . Deze split- naam: Platycladus orientalis . De naamswijzi- sing is in grote lijnen ook al aangebracht in het ging van deze vrij bekende conifeer is in 2005 in Brummit-systeem en in 2005 al doorgevoerd in de naamlijst doorgevoerd. In de botanie was de de naamlijsten. Er zijn wel wat kleine verschil- naam al veel langer in gebruik. len: In APG II worden bijvoorbeeld de Hostafa- milie ( Hostaceae ), de Hyacinthenfamilie ( Hya- Optionele veranderingen cinthaceae ) en Convallariaceae niet meer Enkele geslachten die door nieuw wetenschap- erkend en ondergebracht in de Aspergefamilie pelijk onderzoek behoorlijk overhoop zijn (Asparagaceae ). gehaald, zijn bijvoorbeeld Aster , Sedum en Ook bij de coniferen zijn er enkele opvallende Eupatorium . In alle drie geslachten wordt een verschuivingen. De Moerascypresfamilie ( Taxo- deel van soorten tot één of meerdere nieuwe diaceae ) bestaat niet meer en is opgegaan in de geslachten gerekend. Sommige Aster-soorten, Cypresfamilie ( Cupressaceae ). Bekende conife- waaronder A. cordifolius , A. dumosus , A. ericoi- rengeslachten als Cryptomeria , Metaseqoia , des , A. novi-belgii en A. novae-angliae , worden Sequioiadendron en Taxodium behoren volgens bijvoorbeeld ingedeeld in het nieuwe geslacht de nieuwste inzichten net als Chamaecyparis en Symphyotrichum . Andere soorten, zoals A. diva- Juniperus tot de Cupressaceae. Sciadopitys ricata en A. macrophyllus , worden ingedeeld bij hoort ook niet meer tot de Taxodiaceae en krijgt Eurybia . De geslachtsnaam Aster blijft voorbe- een eigen familie: Sciadopitaceae . Een minder houden aan bijvoorbeeld Aster alpinus en A. opzienbarende verschuiving is dat Cephalotaxus amellus . nu wordt ingedeeld bij de Taxusfamilie ( Taxace- Iets soortgelijks speelt bij Eupatorium , waardoor ae ) en geen eigen familie ( Cephalotaxaceae ) de bekende soorten E. maculatum en E. purpu- meer heeft. reum tot het nieuwe geslacht Eutrochium wor- Tabel 1 geeft een overzicht van de belangrijkste den gerekend en E. rugosum tot Ageratina . Ook veranderingen op familieniveau. Tabel 2 geeft het geslacht Sedum wordt volgende de nieuwste een overzicht van de belangrijkste familieveran- inzichten opgesplitst. Hierbij onstaan onder deringen per geslacht. andere de geslachten Hylotelephium (met o.a. S. cauticula , S. spectabile en S. telephium ) en Phe-

Dendroflora nr 45 2008 13 B268_dendro_bin 03-11-2009 10:32 Pagina 14

Tabel 1 : Veranderingen op familieniveau

N.B. De met ? aangeduide families zijn optioneel erkend door APG II; de erkenning is echter nog niet definitief.

Oude namen nieuwe namen opmerkingen Aceraceae Sapindaceae Aceraceae en Hippocastanaceae Hippocastanaceae worden opgeheven Sapindaceae Apocynaceae Apocynaceae Asclepiadaceae wordt opgeheven Asclepiadaceae Caprifoliaceae Adoxaceae Caprifoliaceae wordt in meer (oa. Viburnum en Sambucus ) of mindere mate gesplitst Caprifoliaceae in een aantal nieuwe families ? Diervillaceae (oa. Diervilla en Weigela ) ? Linnaeaceae ? Morinaceae Caprifoliaceae Caprifoliaceae Dipsacaceae en Valerianaceae ? Dipsacaceae worden mogelijk opgeheven ? Valerianaceae Empetraceae Ericaceae Empetraceae en Pyrolaceae Ericaceae zijn opgeheven Pyrolaceae Hippuridaceae Plantaginaceae Hippuridaceae is opgeheven Buddlejaceae Scrophulariaceae Buddlejaceae is opgeheven Scrophulariaceae Orobranchaceae Veel geslachten zijn verhuisd Paulowniaceae naar de Plantaginaceae Plantaginaceae Scrophulariaceae Boraginaceae Boraginaceae Hydrophyllaceae is opgeheven Hydrophyllaceae Araceae Araceae Lemnaceae is opgeheven Lemnaceae Malvaceae Malvaceae Tiliaceae is opgeheven Tiliaceae Betulaceae Betulaceae Corylaceae is opgeheven Corylaceae Caesalpiniaceae ? Fabaceae Ceasalpiniaceae en Mimosaceae Fabaceae zijn nu onderfamilies Mimosaceae Liliaceae Liliaceae Dit komt al grotendeels Melanthiaceae overeen met het systeem Colchicaceae van Brummit; t.o.v Cronquist Asphodelaceae wel veranderd Hemerocallidaceae Asparagaceae Alliaceae Cupressaceae Cupressaceae Taxodiaceae is opgeheven Taxodiaceae Sciadopitaceae Cornaceae Cornaceae Nyssaceae

14 Dendroflora nr 45 2008 B268_dendro_bin 03-11-2009 10:32 Pagina 15

Tabel 2 : Wijzigingen van families van enkele bekende geslachten

Geslacht nieuwe familienaam oude familienaam (APG) (Cronquist/Brummit) Acer Sapindaceae Aceraceae Adiantum Pteridaceae Adiantaceae Aesculus Sapindaceae Hippocastanaceae Agapanthus Agapanthaceae Alliaceae Asclepias Apocynaceae Asclepiadaceae Aucuba Garryaceae Aucubaceae/Cornaceae Buddleja Scrophulariaceae Buddlejaceae Callicarpa Lamiaceae Verbenaceae Caryopteris Lamiaceae Verbenaceae Cephalotaxus Taxaceae Cephalotaxaceae Clerodendrum Lamiaceae Verbenaceae Convallaria Ruscaceae Liliaceae/Convallariaceae Cryptomeria Cupressaceae Taxodiaceae Cunninghamia Cupressaceae Taxodiaceae Cyclamen Myrsinaceae Primulaceae Davidia Nyssaceae Cornaceae Digitalis Plantaginaceae Scrophulariaceae Empetrum Ericaceae Empetraceae Hebe Plantaginaceae Scrophulariaceae Hippuris Plantaginaceae Hippuridaceae Hosta Agavaceae Hostaceae Hypericum Hypericaceae Clusiaceae Itea Iteaceae Grossulariaceae/Escalloniaceae Liquidambar Altingiaceae Hamamelidaceae Liriope Ruscaceae Liliaceae/Convallariaceae Lysimachia Myrsinaceae Primulaceae Matteuccia Onocleaceae Woodsiaceae Metasequoia Cupressaceae Taxodiaceae Mimulus Phrymaceae Scrophulariaceae Nyssa Nyssaceae Cornaceae Ophiopogon Ruscaceae Liliaceae/Convallariaceae Paulownia Paulowniaceae Scrophulariaceae Penstemon Plantaginaceae Scrophulariaceae Phormium Hemerocallidaceae Agavaceae/Phormiaceae Polygonatum Ruscaceae Liliaceae/Convallariaceae Sambucus Adoxaceae Caprifoliaceae Sciadopitys Sciadopityaceae Taxodiaceae Sequoia Cupressaceae Taxodiaceae Sequoiadendron Cupressaceae Taxodiaceae Taxodium Cupressaceae Taxodiaceae Tilia Malvaceae Tiliaceae Trillium Melanthiaceae Liliaceae/Trilliaceae Uvularia Colchicaceae Liliaceae/Convallariaceae Veronica Plantaginaceae Scrophulariaceae Veronicastrum Plantaginaceae Scrophulariaceae Viburnum Adoxaceae Caprifoliaceae Vitex Lamiaceae Verbenaceae

Dendroflora nr 45 2008 15 B268_dendro_bin 03-11-2009 10:32 Pagina 16

dimus (met o.a. S. floriferum en S. kamtschati- cum . Ook de soorten Chamaecyparis nootkatensis (Xanthocyparis nootkatensis ), Cupressocyparis leylandii (Cuprocyparis leylandii ), amplexicaulis ( amplexicaulis ), Sophora japonica (Styphnolobium japonicum ) en microphylla (Syringa pubescens subsp. micro- phylla .) Bovengenoemde inzichten zijn in praktijk nog niet doorgevoerd, maar zullen in de toekomst wellicht wel aan de orde zijn. In tabel 3 staat een overzicht van veranderde inzichten in de taxonomie en naamgeving van enkele bekende soorten en geslachten. Let wel, de meeste zijn nog niet echt bekend en nog niet doorgevoerd in praktijk.

Terughoudend met naamsveranderingen Naamswijzigingen zijn een doorn in het oog voor de praktijk. Men vindt het lastig om nieuwe namen te leren en het kan financiële consequen- ties hebben omdat systemen en/of etiketten moe- ten worden aangepast. Bovendien kan het de verkoop lastiger maken doordat klanten de nieu- we namen niet kennen. 12. Aster novae-angliae heet volgens de nieuwste Dit is voor de Naamlijst van houtige gewassen inzichten Symphyotrichum novae-angliae en van vaste planten reden om zeer terughou- dend te zijn met het doorvoeren van naamsver- anderingen. In overleg met de Nederlandse boomkwekerijsector en op verzoek van de ENA (European Nursery Accocation) kunnen taxono- mische veranderingen in de internationale naam- lijsten nog maar eens in de tien jaar doorgevoerd worden. En dan ook nog alleen met goedkeuring van European Plant Names Working Group, waarin zowel taxonomen als kwekers zitten. Een belangrijk criterium is dat de nieuwe namen al behoorlijk ingeburgerd moeten zijn. Naamsver- anderingen worden altijd het eerst doorgevoerd in de botanische wereld, zoals in wilde flora’s en botanische tuinen. Daarna krijgen ze geleidelijk meer bekendheid bij het grotere publiek. Ze worden overgenomen in tuinflora’s, (digitale) encyclopedieën, etc. Pas in deze fase worden ze eventueel ook in de naamlijsten veranderd. Voor het bedrijfsleven is het van belang dat naamsver- anderen gereguleerd en gedoseerd worden door- gevoerd. Vaak wordt een nieuwe naam eerst als synoniem vermeld zodat er al wat gewenning ontstaat. De eerst volgende mogelijkheid voor veranderingen in de naamlijsten is 2015. Met dit artikel is geprobeerd om inzicht te geven in het classificatiesysteem waarop de botanische 13. Chamaecyparis nootkatensis heet volgens de naamgeving is gebaseerd. Een vernuftig systeem nieuwste inzichten Xanthocyparis nootkatensis waarin oude en nieuwe kennis en belangrijke

16 Dendroflora nr 45 2008 B268_dendro_bin 03-11-2009 10:32 Pagina 17

ontdekkingen opgenomen zijn. Hopelijk zorgt classificatiesysteem erachter. En hopelijk zorgt deze informatie bij gebruikers voor een stuk het voor meer helderheid in de voor velen extra waardering voor de plantennamen en het ondoorzichtige wereld van de plantentaxonomie.

Tabel 3: Enkele bekende soorten, met de optionele nieuwe namen

Bestaande naam nieuwe optionele naam (doorvoering wellicht op termijn) Aster cordifolius Symphyotrichum cordifolium Aster divaricatus Eurybia divaricata Aster dumusus Symphyotrichum dumosum Aster ericoides Symphyotrichum ericoides Aster lateriflorus Symphyotrichum lateriflorum Aster macrophyllus Eurybia macrophylla Aster novae-angliae Symphyotrichum novae-angliae Aster novi-belgii Symphyotrichum novi-belgii Chamaecyparis nootkatensis Xanthocyparis nootkatensis Cupressocyparis leylandii Cuprocyparis leylandii Eupatorium maculatum Eutrochium maculatum Eupatorium purpureum Eutrochium purpureum var. purpureum Eupatorium rugosum Ageratina altissima Michelia Magnolia Myrica pensylvanica Morella pensylvanica Persicaria amplexicaulis Bistorta amplexicaulis Persicaria bistorta Bistorta officinalis Sedum cauticula Hylotelephium cauticola Sedum floriferum florifer Sedum hybridum Phedimus hybridus Sedum kamtschaticum Phedimus kamtschaticus Sedum reflexum Sedum rupestre Sedum spectabile Hylotelephium spectabile Sedum telephium Hylotelephium telephium subsp. telephium Sophora japonica Styphnolobium japonicum Syringa microphylla Syringa pubescens subsp. microphylla Syringa patula Syringa pubescens subsp. patula

Dendroflora nr 45 2008 17 B268_dendro_bin 03-11-2009 10:32 Pagina 18

Bronnen base]. National Germplasm Resources Labora- Literatuur tory, Beltsville, Maryland. BRUMMIT , R.K. (1992 ): Vascular Plant Families www.ars-grin.gov/cgi-bin/npgs/html/index.pl and Genera - Royal Botanic Gardens Kew (20 May 2009) CRONQUIST , A. (1981): An Integrated System of APG II- WEBSITE : S TEVENS , P. F. (2001 Classification of Flowering Plants – Columbia onwards): Angiosperm Phylogeny Website. Univ. Press: New York Version 9, June 2008 [and more or less conti- HOFFMAN , M.H.A. (2005): List of names of nuously updated since].” will do. woody plants - Praktijkonderzoek Plant en www.mobot.org/MOBOT/research/APweb/ . Omgeving, Boskoop, 871 p. WEBSITE HORTUS BOTANICUS LEIDEN : HOFFMAN , M.H.A. (2005): List of names of www.hortus.leidenuniv.nl perennials - Praktijkonderzoek Plant en Omge- TOL- WEBSITE : Soltis, Pam, Doug Soltis, and ving, Boskoop, 524 p. Christine Edwards. 2005. Angiosperms. Flow- MABBERLY , D.J. (1987): The Plant-Book - ering Plants. Version 03 June 2005. Cambridge University Press http://tolweb.org/Angiosperms/20646/2005.06.0 MEIJDEN , R. VAN DER (2005): Heukels Flora 3 in The Tree of Life Web Project: van Nederland - Noordhoff Uitgevers B.V., 23 http://tolweb.org/ editie, 685 p. Ir. M.H.A. (Marco) Hoffman Internet Wetenschappelijk onderzoeker sortiment / taxo- GRIN- WEBSITE : USDA, ARS, National Genetic nomie bij Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Resources Program: Germplasm Resources (PPO Bomen), Lisse Information Network - (GRIN) [Online Data-

Summary

Classification of plants (new discoveries and their consequences for the nursery business). Approximately 300000 different plant species exist, which vary from being nearly alike, to very dissimilar. In the past all individual plant species were named individually and it was not clear how these species were related. Nowadays plant species are classified in genera according the system of Linnaeus. Species that are related to each other, have the same name. On the next level, genera are classified into families and families are classified into orders and so on. In this way, the plant kingdom is classified hierarchically, based on genetic relationships. Strong gene- tic relationship is usually expressed in the morphological plant characteristics. Species that are similar and related are classified in the same group. Distant relatives are far apart in the system. For naming a plant properly it should be investigated to what other species it is related. Until recently the relationship and similarity of plants were mainly based on morphological char- acteristics, for example of , fruits and leaves. In the last few decades supplementary crite- ria, such as wood anatomy, pollen morphology, chemical substances and chromosome numbers, have been used more and more. In the past few years DNA techniques have become very impor- tant. The genetic relationship of species is demonstrated by the similarity of their DNA. This new development is having a major impact on the taxonomy and classification system of the plant king- dom. It affects for example the family classification and the place of the family in the system. But also on the levels of genera and species shifts have occurred. This article clarifies the origin and the principle of our current classification system of plants and the strong influence of new DNA techniques. What are the ultimate effects on the naming of our plants and crops on nurseries?

18 Dendroflora nr 45 2008