Carya – Hickorynoot Sortimentsonderzoek
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Carya – Hickorynoot sortimentsonderzoek Ing. G.J.J. Bolscher Carya is een geslacht dat slechts in beperkte mate in Europa voorkomt. In enkele parken, arboreta en kasteeltuinen worden soms fraaie, oude, maar zeer gezonde, exemplaren aangetroffen. Als straat- en laanboom worden ze zelden toegepast. Om Carya meer bekendheid te geven heeft de Technische Keuringscommissie van de Naktuinbouw in 2007 besloten dit geslacht te onderzoeken om het vervolgens door middel van publicatie te promoten. In het kader van dit onderzoek is een inventarisa zijn nadien soorten en hybriden, die niet in het tie uitgevoerd van de meest voorkomende soorten veldonderzoek betrokken zijn geweest, toch kort in Nederland en België. Vervolgens zijn, aan de genoemd en beschreven. hand van de beschikbare literatuur, de bomen op de verschillende locaties beoordeeld op soortecht Juglandaceae heid en beschreven ten behoeve van identificatie en Het geslacht Carya behoort tot de Juglandaceae registratie. (Nootachtigen). Deze familie, behorend tot de Aanvankelijk is alleen gekeken naar gezonde soor orde der Fagales (Eikenorde), bestaat, enigs ten die geschikt zouden kunnen zijn voor gebruik zins afhankelijk van de interpretatie, uit 8 tot 10 als straat en laanboom in Nederland. In praktijk geslachten. blijkt Carya zich moeilijk te laten vermeerderen Manos & Stone (2001) onderscheiden 2 onder en nog moeilijker is te verplanten, waardoor de families Engelhardioideae en Juglandoideae. opkweek van dit toch al traag groeiende geslacht Tot de Engelhardioideae behoren 34 geslachten; beperkt blijft. Vervolgens is besloten het keurings Engelhardia is bladverliezend tot wintergroen en onderzoek een breder, meer algemeen taxonomisch komt met 68 soorten voor in Azië, Oreomunnea karakter te geven om op deze manier dit geslacht is wintergroen en komt eveneens voor in Azië, toch meer onder de aandacht te brengen. Daarom en het Amerikaanse geslacht Alfaroa een geslacht is ook afgezien van het geven van een sterren van wintergroene bomen in de montane en waardering. In plaats van een keuringsrapport is submontane tropische regenbossen in Centraal het een sortimentsonderzoek geworden. Om dit Amerika. Over de status van Alfaropsis wordt sortimentsonderzoek zo volledig mogelijk te maken verschillend gedacht. 34 De Juglandioideae worden ingedeeld in twee Van de overige geslachten worden de soorten, stammen; de Platycaryeae met Platycarya en wellicht met uitzondering van Cyclocarya, niet de Juglandeae, die weer wordt gesplitst in twee in Nederland aangetroffen. substammen de Juglandinae met de geslachten Juglans, Pterocarya en Cyclocarya en de Caryinae Familiekenmerken met Carya en eventueel het verwante winter Alle Juglandaceae zijn houtige grote, soms struik groene geslacht Annamocarya met één soort vormige bomen. Ze zijn bladverliezend en hebben A. sinensis (syn. Carya sinensis). De belangrijkste samengestelde, gewoonlijk oneven geveerde bla geslachten zijn Juglans en Pterocarya en in deren. De planten zijn eenhuizig en de bloemen mindere mate Carya. Op zeer kleine schaal eenslachtig. De mannelijke bloei bestaat uit veel kunnen ook Cyclocarya en Platycarya worden bloemige katjes die aan eenjarige twijgen verschij aangetroffen. nen. De vrouwelijke bloeiwijze bestaat uit arm Juglans; algemeen bekend als Walnoot of bloemige eindstandige aartjes aan jonge scheuten. Okkernoot. Het geslacht telt ongeveer 20 soorten, De vrucht is een nootvormige steenvrucht, die erg waarvan J. nigra en J. regia de belangrijkste zijn. groot of klein kan zijn. De noot wordt omgeven Minder belangrijk zijn J. ailantifolia en J. cinerea. door een vruchtomhulsel. De verspreiding van de Pterocarya; van de zes bekende soorten van de vruchten kan geschieden door dieren, waarvoor Vleugelnoot is P. fraxinifolia de voornaamste het een belangrijk voedsel is, zoals bij Juglans en soort. Op beperktere schaal worden ook Carya of door de wind zoals bijv. bij Pterocarya en P. rhoifolia en P. stenoptera aangetroffen. Cyclocarya. Platycarya; van de twee bekende soorten is alleen P. strobilacea op zeer kleine schaal in Nederland in cultuur. Deze grote struik tot kleine boom is beperkt winterhard. kenmerkende verschillen tussen de in cultuur zijnde geslachten Carya Juglans Pterocarya merg vast merg, niet geladderd met tussenschotten, met tussenschotten, geladderd geladderd knoppen geschubd geschubd naakt bladeren licht aromatisch aromatisch niet aromatisch katjes hangend aan hangend, maar geen hangend, maar geen gemeenschappelijke steel gemeenschappelijke steel gemeenschappelijke steel katjes 29, in kleine clusters weinig, aan korte steel veel, aan één lange afhangende steel, geel vruchten groot en soms met vier groot en ongevleugeld, klein, veel, aan lange vleugels, bolster met aan korte steel, bolster afhangende steel; met twee kleppen openspringend niet openspringend vleugels vruchtomhulsel dik, vlezig relatief dun, vlezig dun vlies wortelgestel niet uitlopervormend niet uitlopervormend uitlopervormend (m.u.v. P. rhoifolia en P. stenoptera) 35 dendroflora 51 [2014 + 2015] Carya Bloei en vruchtzetting Alle Carya zijn opgaande bomen met een duide Carya behoort tot de naaktbloeiers waarbij de lijke, recht doorgaande stam. Vrijstaande bomen mannelijke bloemen enkele weken eerder tot ont hebben een relatief dikke stam. Afhankelijk van wikkeling komen dan de vrouwelijke bloemen. de soort en ook het herkomstgebied zijn het Dit verschijnsel, protandrie genaamd, voorkomt bomen van de 1e of 2e grootte (hoger dan 12 m of zelfbevruchting. Bij zelfbestuiving worden er wel 612 m.). De bomen hebben een zgn. ‘hartwortel vruchten gevormd maar de zaadkernen zijn dan systeem’ Hierbij is het wortelgestel zwaar en diep vrijwel altijd steriel. De mate van protandrie is gaand, maar matig vertakt. Er is slechts geringe per soort verschillend. Het geringst is het bij oppervlakkige beworteling. C. illinoinensis. Ook komt soms apomictie voor. Kroonvorm in de jeugd smal opgaand en regel Enkele vruchtrassen zijn deels apomictisch, zoals matig ovaal, later meer ovaaleirond en op oude C. illinoinensis ‘Straking Hardy’s Giant’. leeftijd breed eirond. De stam is zelden vergaffe Mast en beurtjaren zijn een gevolg van de lend. Hierdoor is Carya goed op te kronen. De verzwakking van de boom door de vele energie kleur is grijs tot bruin, aanvankelijk glad met die een vruchtdracht kost. Van veel cultivars is ondiepe groeven, later diepgegroefd met kleine de gevoeligheid voor beurtjaren onderzocht en platte schorsplaten, matig tot sterk afschilferend/ weergegeven in de Alternate Bearing Index. Deze omkrullend. Gesteltakken aanvankelijk schuin index, ontwikkeld door de University of Georgia, opgaand, later breder en naar top overhangend. geeft met een cijfer tussen 0 en 1 aan in hoeverre Overjarige takken doorgaans vrij kort en stug. cultivars beurtjaren kennen. Hierbij staat 0 voor Twijgen als de takken, groen met een oranje, bron geen beurtjaren en 1 voor altijd beurtjaren. In zen of rode bijkleur, glad tot behaard, soms licht notenboomgaarden worden zowel voor de bestui geschubd. Het merg is gevuld dus zonder tussen ving als voor de risicospreiding in verband met schotten, niet geladderd, bladmerk drielobbig of beurtjaren twee, drie, of meer cultivars aangeplant. schildvormig. Veelal wordt uitsluitend in mastjaren geoogst zaad in de handel gebracht. Het zaad heeft een lange Alle soorten zijn bladverliezend. De bladeren rijpingsperiode nodig. Belangrijk daarbij is dat staan steeds verspreid. De eindknop is groter dan de zomerperiode lang, heet en droog is. In de zijknoppen, knopschubben gevouwen of dak Verenigde Staten wordt voor de bosbouw uit pansgewijs de knop omhullend, al of niet behaard sluitend generatief vermeerderd plantmateriaal of geschubd. De knoppen lopen vroeg uit waar gebruikt. Het zaad wordt direct na rijping verza door er kans is op vorstschade. Bladeren oneven meld en gestratificeerd. Alleen licht gekiemd zaad geveerd met, afhankelijk van de soort, 323 deel wordt gebruikt en ter plaatse vrij dicht gezaaid. blaadjes. Bladsteel, afhankelijk van de soort kaal, De jonge aanplant wordt vervolgens uitgedund. licht geschubd of behaard. Deelblaadjes ovaal tot langwerpig, 1017 cm lang (kan per bladpaar Notenproductie verschillen). Bladrand al of niet scherp gezaagd. Caryanoten zijn zeer proteïnerijk (10%) en heb Bloemen eenhuizig en eenslachtig. Mannelijke ben een hoog vetgehalte (75%). Bij enkele soorten bloeiwijze: steeds drie katjes aan een gemeen is de smaak bitter waardoor de noten niet direct schappelijke steel, aan de top van voorjarig hout, geschikt zijn voor menselijke consumptie. De rijpend kort voor of tijdens bladontwikkeling. noten (eigenlijk de kern/zaden) van C. illinoinensis Vrouwelijke bloemen in kleine nauwelijks opval (Pecannoot), C. ovata en enkele C. glabra rassen lende clusters op ontwikkelende scheuten, rijpend zijn zoet. Na 1935 is in de Verenigde Staten de direct na bladontwikkeling. cultuur van met name C. illinoinensis belangrijk De vrucht is een steenvrucht (noot), rijpend in een geworden. Pecannoten bevatten zeer veel vet, fors en dik omhulsel (bolster), veelal 4kleppig en ongeveer 75%, waarvan het grootste deel (onge bij rijpheid verhoutend, al of niet uiteenvallend. veer 90%) onverzadigde vetzuren zijn. Daarnaast De noot zelf is al of niet naar top gevleugeld. bevatten ze zeer veel plantensterolen, die nuttig 36 Carya illinoinensis x ovata foto: hj zijn bij het verlagen van een ongunstige choles productie. Gemiddeld zijn de zomers daarvoor terolfactor. niet lang en warm genoeg.