Screening plan-Mer-plicht RUP ‘Stationsomgeving ’ VERZOEK TOT RAADPLEGING

COLOFON

Opdracht:

Screening plan-Mer-plicht RUP “Stationsomgeving Haaltert” Verzoek tot raadpleging

Opdrachtgever:

Gemeentebestuur Haaltert Hoogstraat 41 9450 Haaltert

Opdrachthouder:

SORESMA nv Britselei 23 2000 Antwerpen

Tel 03/221 55 00 Fax 03/ 221 55 03

Soresma is ISO 9001:2000 - gecertificeerd

Identificatienummer:

1299173000/scl

Datum: status / revisie: april 2010

Vrijgave:

Jan Parys, Contractmanager

Projectmedewerkers:

Inge Van der Mueren, MER-deskundige Koen Janssens, ruimtelijk planner Sofie Claerbout, adviseur

 Soresma 2010

Inhoud

Inhoud 3

1 Kadering van het verzoek tot raadpleging 7

2 Beschrijving plan en afbakening plangebied 9

2.1 Initiatiefnemer 9

2.2 Planomschrijving 9

2.2.1 Plangebied 9

2.2.2 Knelpunten, kwaliteiten en potenties 10

2.2.3 Visie 10

2.2.4 Grafisch plan en voorschriften 12

2.2.5 Planalternatieven 12

3 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden 13

3.1 Juridische randvoorwaarden 13

3.2 Beleidsmatige randvoorwaarden 14

3.2.1 Haaltert in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 14

3.2.2 Haaltert in het Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen 15

3.2.3 Afbakening van het regionaalstedelijk gebied Aalst 15

3.2.4 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Haaltert 15

3.3 Gemeentelijke sectorale plannen 19

3.3.1 Gemeentelijk mobiliteitsplan 19

3.3.2 Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan 19

3.4 Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos 20

4 Bepalen van de plan-MER-plicht 21

5 Potentiële milieueffecten van het plan 22

5.1 Bodem 22

5.1.1 Referentiesituatie 22

5.1.2 Mogelijke effecten 23

1299173000/scl 3 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

5.1.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie 24

5.1.4 Milderende maatregelen 24

5.1.5 Conclusie 24

5.2 Water 25

5.2.1 Referentiesituatie 25

5.2.2 Mogelijke effecten 27

5.2.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie 28

5.2.4 Milderende maatregelen 28

5.2.5 Conclusie 28

5.3 Fauna en flora 29

5.3.1 Referentiesituatie 29

5.3.2 Mogelijke effecten 30

5.3.2.1 Ecotoop/habitat-winst of –verlies 30

5.3.2.2 Barrièrewerking 31

5.3.2.3 Verdroging/ vernatting 31

5.3.2.4 (Rust)verstoring 31

5.3.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie 32

5.3.4 Milderende maatregelen 32

5.3.5 Conclusie 32

5.4 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 33

5.4.1 Referentiesituatie 33

5.4.2 Mogelijke effecten 36

5.4.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie 38

5.4.4 Milderende maatregelen 38

5.4.5 Conclusie 38

5.5 Mens 38

5.5.1 Referentiesituatie 38

5.5.2 Mogelijke effecten 39

1299173000/scl 4 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

5.5.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie 41

5.5.4 Milderende maatregelen 41

5.5.5 Conclusie 41

5.6 Leemten in de kennis 41

5.7 Grensoverschrijdende effecten 41

5.8 Discipline-overschrijdende conclusie onderzoek milieueffecten 41

6 Bijlagen 42

Bijlage 1: Fotoreportage 42

Bijlage 2: plan bestaande toestand 44

Bijlage 3: Conceptnota stedenbouwkundige voorschriften 45

Bijlage 4: Concept grafisch plan 46

Lijst van figuren Figuur 2-1:Macrosituering plangebied ...... 9 Figuur 2-2 Microsituering van het studiegebied ...... 10 Figuur 3-1 Uitreksel gewestplan ...... 14 Figuur 3-2 afbakeningslijn - bedrijventerrein Erembodegem Zuid...... 15 Figuur 3-3 Groen dooraderd woonlandschap (GRS) ...... 16 Figuur 3-4 Zones voor kernversterking (GRS)...... 16 Figuur 3-5 aanduiding van zonevreemde bedrijven in het studiegebied (GRS).... 17 Figuur 3-6: GRS Haaltert - conceptelementen...... 18 Figuur 3-7 visie op LV-verbindingen (GRS) ...... 18 Figuur 3-8 Openbaar vervoer (GRS) ...... 19 Figuur 3-9 Herbevestiging agrarische structuur – overzicht operationeel uitvoeringsprogramma ...... 20 Figuur 5-1:plangebied op de Bodemkaart (bron, Agiv) en aanduiding van de bodemonderzoeken...... 22 Figuur 5-2 Infiltratiegevoelige gebieden (bruin); niet-infiltratiegevoelige gebieden (geen inkleuring)...... 26 Figuur 5-3 Overstromingsgevoelige gebieden (donkerblauw), mogelijk overstromingsgevoelige gebieden (lichtblauw); niet overstromingsgevoelige gebieden (geen inkleuring)...... 26 Figuur 5-4 Erosiegevoelige gronden (groen), niet-erosiegevoelige gronden (geen inkleuring) ...... 26

1299173000/scl 5 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Figuur 5-5 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden, zeer gevoelig (donkerbruin); matig gevoelig (lichtbruin), weinig gevoelig (groen)...... 26 Figuur 5-6: aanduiding van het plangebied op de Biologische waarderingskaart. 29 Figuur 5-7: situering van het plangebied op de landschapsatlas...... 33 Figuur 5-8: situering van het plangebied op de landschapskenmerkenkaart en aanduiding van het bouwkundig erfgoed...... 34 Figuur 5-9: weergave van de CAI ter hoogte van het plangebied ...... 35

Lijst van tabellen Tabel 3-1 Juridische randvoorwaarden RUP Stationsomgeving Haaltert ...... 13

1299173000/scl 6 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

1 Kadering van het verzoek tot raadpleging

De gemeente Haaltert heeft beslist om over te gaan tot het opmaken van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) “Stationsomgeving Haaltert”. Doel is de uitbouw van een aantrekkelijke stationsomgeving met mogelijkheden voor kwalitatieve verdichting. Verder moet een mogelijke differentiëring van de ambachtelijke zone bekeken worden, waarin naast de mogelijkheden voor handel en horeca ook dienstverlening en kantoorachtigen kunnen bekeken worden. Het RUP is een uitvoering van de visie van het GRS om hogere woningdichtheden na te streven in de stationsomgeving, waarbij een extra bouwlaag kan onderzocht worden. Daarnaast kunnen de mogelijkheden voor het uitbouwen van publieke en private voorzieningen worden bekeken. Binnen het GRS speelt ook de visie voor de ontdubbeling van de N460 naar een parklint waarin de langzaam verkeersroute parallel aan de N460 Stationsstraat een plaats kan krijgen. De vallei van de Klopputbeek kan aangegrepen worden als kern van een groene parkachtige omgeving. De opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan gebeurt conform de bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening d.d.01.09.2009. In het kader van de wettelijke verplichting 1 voor het RUP ‘Stationsomgeving Haaltert’ wordt een screening van mogelijk aanzienlijke effecten uitgevoerd. Voorliggend document vormt het zogenaamde ‘verzoek tot raadpleging’. Het verzoek heeft betrekking op het concept voorontwerp RUP dat na verdere verfijning zal worden verzonden i.f.v. de plenaire vergadering. Overeenkomstig hoofdstuk II artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, raadpleegt de initiatiefnemer (de gemeente Haaltert) op eigen initiatief en uiterlijk op het ogenblik dat hij de doelstellingen en de reikwijdte van het voorgenomen plan kan afbakenen, de volgende instanties: • 1° de deputatie van de provincie, waarop het voorg enomen plan of programma milieueffecten kan hebben; • 2° de betrokken instanties afhankelijk van de ligg ing en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma op in voorkomend geval de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit.

Op 19/04/2010 werd hiertoe een adviesvraag geformuleerd aan de Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (BGP). Op 22/04/2010 werd door de dienst BGP een selectie van relevante betrokken instanties die in het licht van het onderzoek naar de plan- MER-plicht dienen aangeschreven te worden, meegedeeld. Het betreft:

o Provinciebestuur Oost-Vlaanderen – Dienst Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw

1 De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s goed. Dit besluit geeft uitvoering aan het decreet van 27 april 2007, het zogenaamde plan-MER-decreet, en trad in werking op 1 december 2007. Artikel 49 inzake de overgangsregeling van plan- MER’s voor RUP’s zoals vermeld in het programmadecreet van 25 mei 2007 (publicatie B.S. 19/06/2007), stelt dat de betreffende nieuwe regelgeving van toepassing is op ruimtelijke uitvoeringsplannen, waarvan de plenaire vergadering gehouden wordt zes maanden na de datum van inwerkingtreding van het besluit, dus zijnde 1 juni 2008.

1299173000/scl 7 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

o Agentschap Economie – Entiteit Ruimtelijke Economie o Agentschap Ruimte en Erfgoed – Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen o Agentschap Ruimte en Erfgoed – Onroerend Erfgoed Oost-Vlaanderen o ANB - Oost-Vlaanderen o Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid – Afdeling Toezicht Volksgezondheid Oost-Vlaanderen

Voorliggend verzoek tot raadpleging is voorzien om de instanties toe te laten de gegevens met betrekking tot het studiegebied waarover zij beschikken, die eventueel nog niet bekend zouden zijn bij de initiatiefnemer of de Dienst Mer, aan de initiatiefnemer over te maken zodat de Dienst Mer een gefundeerde beslissing kan nemen over de plan-MER-plicht van het voorgenomen plan. Overeenkomstig bovenvermeld besluit vragen wij U om binnen een termijn van 30 dagen vanaf de ontvangst van voorliggend verzoek tot raadpleging uw advies omtrent de plan- MER-plicht van het RUP “Stationsomgeving Haaltert” over te maken aan Soresma , optredend in naam van de initiatiefnemer, zijnde de gemeente Haaltert, en dit op volgend adres: Soresma Eugène Bekaertlaan 61 8790 Waregem t.a.v. mevr. Sofie Claerbout

1299173000/scl 8 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

2 Beschrijving plan en afbakening plangebied

2.1 Initiatiefnemer Het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Haaltert is initiatiefnemer van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Stationsomgeving Haaltert’ en bijgevolg ook van de screening van de plan-MER-plicht.

2.2 Planomschrijving

2.2.1 Plangebied Het plangebied is gelegen in het noordoosten van de gemeente en ligt in de invloedsfeer van de stad Aalst. Via de N 460 (Stationstraat / Geraardbergsesteenweg) en de N45 wordt de locatie ontsloten richting Aalst en sluit deze tevens aan op het op- en afrittencomplex aan de E 40. Verbinding met het centrum van Haaltert is er via de N460 (Stationstraat).

Figuur 2-1:Macrosituering plangebied In de onmiddellijke omgeving van het station vinden we een aantal dicht bebouwde binnengebieden; verder naar het zuiden en het westen lopen deze uit in woonlinten. Achter de tuinen in het zuiden zijn weilanden gelegen. Op enkele plaatsen zijn er grotere bedrijfsgebouwen terug te vinden. Ten noorden en ten zuiden van het plangebied treffen we grotere openruimte gehelen aan met een agrarische invulling.

1299173000/scl 9 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Figuur 2-2 Microsituering van het studiegebied

2.2.2 Knelpunten, kwaliteiten en potenties Kwaliteiten

- Het station als multimodaal knooppunt voor een ruime omgeving; - De Klokputvallei als groene long in het bebouwde weefsel; - Kwalitatieve woningbouw ondermeer aan de Lippensbekweg en als vernieuwing in het bestaande weefsel; Knelpunten

- Gebrek aan parking aan het station; - Schaalbreuk in het bebouwd weefsel aan de Krakeelstraat (en t.o.v. het station); - Versnippering/vertuining van het agrarische landschap; - Het rustoord St Anna is deels zonevreemd gelegen en heeft geen uitbreidingsmogelijkheden. Potenties

- Verdere verdichtingsmogelijkheden in de stationsomgeving en in het bijzonder langs braakliggende percelen langs de Stationsstraat; - Een zone voor ambacht in de onmiddellijke omgeving van het station komt vrij en kan een nieuwe invulling krijgen; - Verdere groene ontwikkeling van de Klokputvallei met een verbinding/ontsluiting voor langzaam verkeer. 2.2.3 Visie

Kwalitatieve uitbouw van een stationsomgeving Transferia zoals het treinstation van Haaltert vormen belangrijke knooppunten in een netwerk van duurzaam alternatief vervoer en dienen te worden ingericht als een

1299173000/scl 10 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

representatieve publieke ruimte. Door deze ruimte de status te geven die ze verdient, wordt tevens het gebruik van de alternatieve vervoersmogelijkheden aangemoedigd. Naast een kwalitatieve publieke ruimte dienen ook de multimodale faciliteiten – parking, fietsenstalling, goede fietsontsluiting met de omliggende centra, verbinding met het busverkeer,… - maximaal te worden uitgebouwd. Het beschermde stationsgebouw dient te worden gevrijwaard van verdere aantasting en krijgt een representatieve omgeving die de eigenheid van het gebouw respecteert. Het gebouw komt naast de loketfunctie die het momenteel heeft, ook in aanmerking voor andere invullingen voor zover deze het gebouw in zijn waarde laten. De nabijgelegen voormalige haringstokerij – opgenomen in de inventaris onbebouwd erfgoed – kan hierbij worden betrokken. Het station heeft op dit moment te weinig ademruimte, er rest enkel een driehoekig pleintje. In het begin van de Krakeelstraat staat een vrij grote meergezinswoning die het eenlagige stationsgebouw imponeert. Er bestaat echter de mogelijkheid om de ruimte aan de overzijde van de spoorweg te betrekken bij de representatieve inrichting. De volledige ruimte zal moeilijk functioneren als geheel (zoals een plein) door de barrièrewerking van de spoorweg, maar zal visueel wel een belangrijke impact hebben op het station en zijn omgeving. Belangrijk hierbij is de verfraaiing van de publieke ruimte zodat er op termijn een aantrekkelijke verblijfs- en ontmoetingsruimte kan ontstaan. Een mogelijk scenario voor de oplossing van het parkeerprobleem is om het achterliggende gebied voor ambachten dat vrijkomt voor een nieuwe invulling (aansluitend bij het station), te onteigenen en als parkeerruimte in te richten. Aansluitend hierbij kunnen nieuwe functies worden ingebracht waardoor er in het achterliggende gebied een zekere dynamiek kan ontstaan. De parkeerruimte krijgt een kwalitatieve en groene inrichting en gaat zo deel uitmaken van het publieke domein in de stationsomgeving. De bestaande parking ten noorden van de spoorweg wordt opgewaardeerd en kan mee worden opgenomen in de inrichting van een representatieve ruimte rondom het station. Ontsluiting van deze parking kan voorzien worden op een braakliggend perceel aan de Stationsstraat zodat de stationsomgeving gevrijwaard blijft van ontsluitingsverkeer. Ten noorden van de spoorweg kan de ontsluiting van het containerpark gebeuren via de Beekstraat zodat ook deze ruimte vrij blijft van verkeer en kan worden betrokken bij de inrichting van de stationsomgeving.

Mogelijkheden tot verdichting van het woonweefsel

- Stationsstraat vanaf station tot aan St-Anna Conform de visie in het GRS, biedt dit deel van de Stationsstraat de mogelijkheid voor een ontwikkeling met een hogere dynamiek en dichtheid dan in de rest van het woonweefsel. Activiteiten – handel, diensten, horeca – kunnen hier met de woonfunctie worden verweven zolang ze ermee verzoenbaar zijn. Deze dynamiek dient zich te beperken tot het huidige dicht bebouwde weefsel (tot aan het rustoord). Binnen deze centrumontwikkeling zijn meergezinswoningen en appartementen mogelijk met een bouwhoogte tot 2 bouwlagen en 3 woonlagen.

- Krakeelstraat Het gedeelte van de Krakeelstraat dat aan de spoorweg grenst heeft – door de open ruimte – voldoende draagkracht voor een hogere bebouwing (tot 4 bouwlagen / 4 woonlagen). Hier kunnen ook functies die complementair zijn aan wonen worden ingebracht: kleinhandel, horeca en publieke of private diensten.

De Klokputbeekvallei als groene as / uitbreiding St-Anna De natuurwaarden van de bestaande groene vallei van de Klokputbeek dienen verder te worden ontwikkeld en tevens toegankelijk gemaakt voor het recreatieve medegebruik. De ontsluiting van de vallei via een pad voor langzaam verkeer kan tevens dienst doen als verbindingsas tussen Haaltert centrum en het station.

1299173000/scl 11 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Het deels zonevreemd gelegen rustoord St-Anna kan worden geregulariseerd en uitbreidingsmogelijkheden krijgen. De parkzone die verloren gaat, wordt gecompenseerd door de verdere uitwerking van de Klokputvallei.

2.2.4 Grafisch plan en voorschriften De conceptnota stedenbouwkundige voorschriften zijn opgenomen in bijlage 3. Bijlage 4 toont het voorontwerp grafisch plan van het RUP.

2.2.5 Planalternatieven De ontwikkeling van het plangebied is het gevolg van beleidsmatige en juridische randvoorwaarden. Het RUP wordt ingegeven door de visie geformuleerd in het GRS. Dit duidt de zone rond de Stationsstraat als kernversterking, waardoor meergezinswoningen, nieuwe openbare en private diensten op schaal van het dorp zijn toegestaan, en handel, horeca en recreatie op schaal van het dorp worden gestimuleerd. Verder staat in het GRS dat er gestreefd moet worden naar het ontdubbelen van de N460 met een alternatieve route voor langzaam verkeer, dat handel en horeca op het huidige niveau gehandhaafd moet blijven, dat de stationsomgeving moet worden verfraaid en de publieke ruimte en parkeergebieden moeten worden opgewaardeerd. Er kan worden geconcludeerd dat er binnen de geldende juridische en beleidsmatige randvoorwaarden geen planalternatieven voorhanden zijn. Bij de bespreking van mogelijke effecten vindt wel een toetsing plaats t.a.v. het nulalternatief. In dit nulalternatief wordt het scenario geschetst van de ontwikkeling van het gebied bij het uitblijven van het planningsinitiatief. Dit komt neer op het behouden van de huidige situatie.

1299173000/scl 12 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

3 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden

3.1 Juridische randvoorwaarden De juridische randvoorwaarden worden weergegeven in onderstaande Tabel 3-1. Tabel 3-1 Juridische randvoorwaarden RUP Stationsomgeving Haaltert Type plan Kenmerken

Gewestplan Aalst – - (12) KB van 30-05-1978 Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen Algemene plannen van aanleg Geen Bijzondere plannen van aanleg Geen

Verkavelingsvergunningen - Herenthout - 24/05/1968 - Herenthoutdreef - 25/11/2002 - Lippensbekweg - 31/07/1989 - Stationsstraat 1 - 31/08/1987 - Stationsstraat 2 - 11/12/1973 Gewestelijke rooilijnplannen Geen Provinciale rooilijnplannen Geen

Gemeentelijke rooilijnplannen Lippensbekweg Buurt- en voetwegen Buurtweg 91 Voetweg 81 Habitatrichtlijngebieden Geen Vogelrichtlijngebieden Geen Gebieden van het VEN – 1e fase Geen Erkende natuurreservaten Geen Beschermde monumenten Stationsgebouw MB van 23/02/2005 Beschermde landschappen Geen Beschermde stads- en dorpsgezichten Geen Polders en wateringen Geen Beschermingszones grondwaterwinningen Geen Proces Verbaal bouwovertreding Op te vragen bij de gemeente

1299173000/scl 13 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Figuur 3-1 Uitreksel gewestplan

3.2 Beleidsmatige randvoorwaarden

3.2.1 Haaltert in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen De gemeente Haaltert is gelegen in het buitengebied. Het buitengebied is het gebied waar de open (onbebouwde) ruimte overheerst. De behoefte aan bijkomende woongelegenheden dient in de provincie Oost-Vlaanderen voor de planhorizon 2007 voor maximaal 39% gerealiseerd in de kernen van het buitengebied. Er wordt gesteld dat in de totaliteit van de woongebieden van de bestemmingsplannen (gewestplannen) de volledige behoefte kan worden opgevangen. Regionale differentiatie door verschuivingen tussen en binnen de ruimtelijke uitvoeringsplannen blijft echter mogelijk. De gemeentelijke woningbehoeftenstudies en de ruimteboekhouding spelen hierin een essentiële rol. Centraal in het ruimtelijke beleid staat het versterken van de centrumfuncties van de kernen. Bijkomende ruimte voor voorzieningen moet conform het principe van de gedeconcentreerde bundeling worden

1299173000/scl 14 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

voorzien in de hoofddorpen en woonkernen. Een verdere groei van de linten en een toename van de verspreide bebouwing is niet aanvaardbaar. De aan het wonen gekoppelde gemeenschap- en nutsvoorzieningen worden geconcentreerd in de kernen van het buitengebied. De overige voorzieningen dienen te voldoen aan de schaal van het landschap en de structuurbepalende functies van het buitengebied

3.2.2 Haaltert in het Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen In het PRS Oost-Vlaanderen wordt Haaltert aangeduid als een open en landelijk gebied, een groene long van bovenregionaal belang. De kleine steden dienen als ontwikkelingspolen in de regio. De samenvoeging van de drie kernen Haaltert – kerksken – Ede is geselecteerd als hoofddorp. Er wordt 23% (395ha) van de bijkomende ruimte voor economische activiteiten voorzien in de gemeenten buiten de economische knooppunten. Deze ruimte kan in de hoofddorpen aangewend worden voor uitbreiding van bestaande lokale bedrijven, een lokale problematiek of voor een lokaal bedrijventerrein. Als gevolg van de lintbebouwing en de doorsnijding van het landschap met waardevolle beekvalleien en kleine natuurgebiedjes zijn de landbouwgronden sterk versnipperd. Het aantal ‘wijkers’ is hoger dan gemiddeld. Dit houdt in dat meer dan 50% van het aantal land- en tuinbouwbedrijven actief in 2000, over een periode van 15 jaar, potentieel vrijkomen. Hierdoor bestaat een grote kans op verdere versnippering van het landbouwareaal.

3.2.3 Afbakening van het regionaalstedelijk gebied Aalst

Figuur 3-2 afbakeningslijn - bedrijventerrein Erembodegem Zuid Op bovenstaande kaartje is de afbakeningslijn van het regionaalstedelijk gebied Aalst weergegeven, deze loopt ter hoogte van het studiegebied langsheen de nabijgelegen N45. Het rechtse kaartje duidt aan waar er onmiddellijk binnen de afbakeningslijn een gemengd regionaal bedrijventerrein gepland is (Erembodegem Zuid), aansluitend bij een bestaande bedrijvenzone. De ontwikkeling van dit bedrijventerrein verhoogt mogelijk de druk op het station van Haaltert als pendelstation.

3.2.4 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Haaltert Algemeen Bij de verdere ontwikkelingen in de ruimte wenst de gemeente in te zetten op kwalitatieve differentiatie. Er dient te worden voorkomen dat het groen uit de kernen verdwijnt en er wordt ingezet op de karakteristieke dorpen, vergezichten, beekvalleien en natuurgebieden.

1299173000/scl 15 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Figuur 3-3 Groen dooraderd woonlandschap (GRS) Het woongebied dient te worden dooraderd met groengebieden, binnen de woonstructuur dient er eveneens een differentiatie te worden uitgewerkt. Het achterliggende landschap wordt zoveel mogelijk toegankelijk te worden gehouden. Wonen Haaltert – Kerksken – Ede – Station Haaltert/Terjoden vormt een samengesteld hoofddorp naast Denderhoutem dat eveneens hoofddorp is. Beide hoofddorpen bieden een deel van de voorzieningen op gemeentelijk niveau. In het GRS wordt een differentiatie van de woonstructuur vooropgesteld:

Figuur 3-4 Zones voor kernversterking (GRS) Ter hoogte van het studiegebied is de grens tussen het centrum en het lint niet meer waarneembaar (Stationsstraat) en werd deze zone geselecteerd als kernversterking . Dit betekent dat in de betrokken zone: • meergezinswoningen zijn toegestaan, met een maximale kroonlijsthoogte van 6 meter. Uitzonderingen hierop zijn alleen mogelijk indien de ruimtelijke draagkracht van de omgeving niet overschreden wordt. • het aantal woningen per verkaveling wordt gemaximaliseerd; • nieuwe openbare en private diensten op schaal van het betreffende dorp zijn toegestaan; • handel, horeca en recreatie op schaal van het betreffende dorp worden gestimuleerd;

In het overige deel van het studiegebied wordt de woonstructuur als ‘ status-quo ’ aangeduid. Dit betekent dat voor het gebied:

1299173000/scl 16 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

• grootschalige meergezinswoningen niet wenselijk zijn en slechts toegestaan worden indien de ruimtelijke draagkracht van de omgeving niet overschreden wordt, en indien de typologie aansluit bij de bebouwing in de directe omgeving. • het aantal woongebouwen per kavel 1 is, en dat zowel gesloten, halfopen als open bebouwing mogelijk is (indien het gaat om zeer brede kavels is het aantal bouwmogelijkheden te berekenen op basis van de uitgangspunten van de inventarisatie onbebouwde percelen); • kleinschalige handel, voorzieningen en diensten toegestaan zijn zolang deze het ruimtelijk draagvlak van deze gebieden niet overschrijdt.

Bedrijvigheid In het samengestelde hoofddorp is de aanwezigheid van bedrijven gewenst. Principes daarbij zijn goed nabuurschap en multifunctionaliteit. De activiteiten van de zonevreemde bedrijven zijn min of meer verenigbaar met de andere functies van het gebied en de gewenste ruimtelijke structuur. Het blijft mogelijk dat een ontwikkeling van het bedrijf op de bestaande locatie zal moeten begeleid worden met specifieke ruimtelijke en/of visuele maatregelen.

Figuur 3-5 aanduiding van zonevreemde bedrijven in het studiegebied (GRS)

Deelgebied Haaltert – Ede – Kerksken – station Haaltert/Terjoden

1299173000/scl 17 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Parklint

Figuur 3-6: GRS Haaltert - conceptelementen Er wordt gestreefd naar het ontdubbelen van de N460 met een alternatieve route voor het langzame verkeer die de verschillende parkruimtes met elkaar verbindt (parklint). Private en publieke voorzieningen op het huidige peil worden gehandhaafd; de lokale handel moet voldoende draagvlak kunnen behouden. Er wordt naar gestreefd handel en horeca op het huidige niveau te handhaven in de kern de stationsomgeving wordt verfraaid, de publieke ruimte en parkeergebieden worden opgewaardeerd.

Verbindingen

Figuur 3-7 visie op LV-verbindingen (GRS) De N460 is erg krap bemeten voor fietsers en voetgangers, de aanleg van een nieuwe langzaam verkeer verbinding is onvermijdelijk. Deze verbindingen worden het beste vrijliggend – vrij van het autoverkeer – aangelegd.

1299173000/scl 18 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Figuur 3-8 Openbaar vervoer (GRS) Het station van Haaltert is het belangrijkste openbaar vervoersknooppunt van de gemeente. Veilige en goed toegankelijke fietsenstallingen aan het station zijn hierbij onontbeerlijk; Bij de selectie van de wegen wordt de N460 ter hoogte van het studiegebied geselecteerd als lokale verbindingsweg (type I) en de Ninovestraat als lokale gebiedsontsluitingsweg (type II). De overige wegen in het studiegebied zijn lokale erfontsluitingswegen (type IV).

Bindend gedeelte Volgende bindende bepaling werd opgenomen in het structuurplan: “13.1 Ruimtelijke uitvoeringsplannen Voor het deelgebied Haaltert, Ede, Kerksken, stationsomgeving Haaltert/Terjoden wordt een masterplan en een RUP opgesteld. Dit RUP is niet per definitie gebiedsdekkend en omvat alleen de aspecten zoals aangegeven in het richtinggevende gedeelte. Deze aspecten kunnen afzonderlijk worden uitgewerkt in deel-RUP’s teneinde de te behandelen problematieken beheersbaar en overzichtelijk te houden.” 3.3 Gemeentelijke sectorale plannen

3.3.1 Gemeentelijk mobiliteitsplan Er wordt in het mobiliteitsplan gekozen voor een duurzaam verkeerscenario, het is de bedoeling het autoverkeer te minderen ten voordele van het langzaam verkeer en het openbaar vervoer. Bij de dorpsherinrichtingen dient er rekening te worden gehouden met het langzaam verkeer. Tevens dient de stationsomgeving te worden opgewaardeerd om het openbaar vervoer aantrekkelijker te maken. Nieuwe mobiliteitsgenererende bedrijven dienen zoveel mogelijk te worden geweerd.

3.3.2 Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan De doelstellingen van het GNOP zijn als volgt geformuleerd: behoud van de openruimte; behoud van de waardevolle landschappen; opwaardering van de lijnvormige elementen als ecologische verbindingsgebieden; behoud en ontwikkeling van de kleine landschapselementen; natuurgericht beheer van de waterlopen; behoud van waardevolle alluviale vlakten; uitbreiding van het bestaande bosareaal. Volgende concrete acties werden opgenomen in het GNOP:

1299173000/scl 19 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

• Langs bepaalde waterlopen zal streekeigen beplanting aangebracht worden als Es, Els en Wilg; • Het tegengaan van bebouwing in de linten op de rand van natte gebieden in valleien; • De gemeente legt jaarlijks 15 ha loofbos aan; • Open akkerlanden worden gevrijwaard van nieuwe geïsoleerde constructies; • Opstellen kapverordening ter bescherming van K.L.E.;

3.4 Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelde de Vlaamse overheid in 2008 een ruimtelijke visie op voor landbouw, natuur en bos voor de regio Vlaamse Ardennen. Op 8 mei 2009 nam de Vlaamse Regering kennis van deze visie en keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor agrarisch gebied en een operationeel uitvoeringsprogramma goed. In het operationeel uitvoeringsprogramma is aangegeven welke gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen de Vlaamse overheid de komende jaren zal opmaken voor de afbakening van de resterende landbouw-, natuur- en bosgebieden.

Figuur 3-9 Herbevestiging agrarische structuur – overzicht operationeel uitvoeringsprogramma Het plangebied valt in de deelruimte ‘land van Zottegem’. De landbouwzone In ten zuiden van het plangebied heet ‘het landbouwgebied Kerksken – Terjoden’ en herbevestigt het agrarische gebied tussen Haaltert en de vallei van de Molenbeek-Anderbroek.

1299173000/scl 20 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

4 Bepalen van de plan-MER-plicht

Met de goedkeuring van het besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s door de Vlaamse Regering op 12 oktober 2007, moet de initiatiefnemer van een plan met – mogelijk – aanzienlijke milieueffecten, zoals bijvoorbeeld ruimtelijke uitvoeringsplannen, deze milieueffecten en eventuele alternatieven in kaart brengen. Ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de plenaire vergadering plaats vindt na 1 juni 2008, moeten aan de nieuwe regelgeving voldoen. Er geldt evenwel enkel een plan-MER-plicht voor deze plannen en programma’s die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. Om al dan niet te kunnen besluiten tot een plan-MER-plicht moeten geval per geval de volgende drie stappen doorlopen worden: • Stap 1: valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM) ? >> RUP’s vallen onder deze definitie; • Stap 2: valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM ? >> dit is het geval indien: o Het plan het kader vormt voor de toekenning van een vergunning (steden- bouwkundige, milieu-, natuur-, kap-,…) aan een project; o Het plan mogelijk betekenisvolle effecten heeft op speciale beschermingszones waardoor een passende beoordeling vereist is.

Gemeentelijke ruimtelijk uitvoeringsplannen vormen het kader voor de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning, die pas kan worden verleend als het voorgenomen project zich in de bestemming bevindt die overeenstemt met de bestemming vastgelegd in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het RUP vormt dus het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt. Het RUP ‘Stationsomgeving Haaltert’ valt bijgevolg onder het toepassingsgebied van het DABM. • Stap 3: valt het plan onder de plan-MER-plicht ? >> Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: o Plannen die “van rechtswege” plan-MER-plichtig zijn (geen voorafgaande “screening” vereist):  Plannen die het kader vormen voor projecten uit bijlage I of II van het BVR van 10 december 2004 (project-MER-plicht) én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden én betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening (een RUP voldoet per definitie aan deze laatste voorwaarde);  Plannen waarvoor een passende beoordeling vereist is én niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau noch een kleine wijziging inhouden; o Plannen die niet onder de vorige categorie vallen en waarvoor geval per geval moet geoordeeld worden of ze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben >> “screeningplicht” o Plannen voor noodsituaties (niet plan-MER-plichtig, maar hier niet relevant). Het RUP ‘Stationsomgeving Haaltert’ heeft geen betrekking op een project vermeld in bijlage I of II van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004. Daarnaast bepaalt het slechts het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau en is er geen invloed mogelijk op een nabijgelegen Natura 2000-gebied (zie ook §5.3.1). Dit betekent dat het RUP niet van rechtswege plan-MER-plichtig is.

Hier dient dan ook een screeningsprocedure doorlopen te worden teneinde een conclusie te kunnen maken omtrent eventuele plan-MER-plicht. In volgende paragrafen wordt het screeningsonderzoek, ook wel het onderzoek naar het voorkomen van aanzienlijke milieueffecten als gevolg van het plan, gevoerd.

1299173000/scl 21 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

5 Potentiële milieueffecten van het plan

5.1 Bodem

5.1.1 Referentiesituatie Het plangebied wordt op de bodemkaart bijna volledig ingenomen door antropogene bodems. Deze zone bestaat op het terrein uit een containerpark en parking ten noorden van de spoorweg, bebouwing en tuinen ten zuiden van de Stationsstraat en ten noorden van de Stationsstraat ter hoogte van het station. De tuinzone rond “villa Coppens” en de vallei van de Klokputbeek vallen op de bodemkaart eveneens binnen de antropogene zone. In het westen komen enkele vochtige (Aca1) en natte (uAep) leembodems voor. In deze zone, en net ten oosten hiervan, is het rusthuis gelegen met bijhorende en aanpalende tuin en verharde zones. Het noorden is in de vallei van de Klokputbeek gelegen en is momenteel bebost. In het uiterste zuiden is een kleine zone met een droge leembodem (Aba0(b)) gelegen ter hoogte van bestaande tuinen. Men kan dus veronderstellen dat het plangebied reeds grotendeels, met uitzondering van het noorden en het westen, verstoord en vergraven is.

Figuur 5-1:plangebied op de Bodemkaart (bron, Agiv) en aanduiding van de bodemonderzoeken. Uit de OVAM-databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen blijken er drie oriënterende bodemonderzoeken te zijn uitgevoerd binnen het plangebied, waarvan er twee hebben geleid tot een beschrijvend bodemonderzoek. Een vierde oriënterend bodemonderzoek is in het oosten net buiten het plangebied gelegen. Het eerste beschrijvend en oriënterend bodemonderzoek (gekend bij OVAM onder nummer 24015) betreft twee kadastrale percelen ter hoogte van het huidige containerpark (in het noorden van het plangebied). Na analyse van de stalen zijn concentraties boven de

1299173000/scl 22 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

registerwaarde gevonden voor minerale olie in het vaste deel van de aarde ter hoogte van de groenopslag, en voor benzo(a)pyreen in het vaste deel van de aarde ter hoogte van de KGA-kluis. Deze verhoogde concentraties worden beschouwd als een historische verontreiniging omdat aangenomen wordt dat zijn veroorzaakt zijn door de activiteiten in de voormalige magazijnen, of door de aanwezigheid van koolassen die niet in verband staan met de KGA-kluis. De grond wordt opgenomen in het register van verontreinigde gronden. Het besluit van het beschrijvend bodemonderzoek in de buurt van het station (gekend bij OVAM onder het nummer 5861) zegt dat het onderzoek indicaties geeft aangaande een historische grond- en grondwaterverontreiniging met minerale olie. Het terrein wordt opgenomen in het register van verontreinigde gronden. Volgens de risicoanalyse vormt deze verontreiniging geen ernstige bedreiging en is saneren niet vereist. Op figuur 5-1 wordt dit punt verkeerdelijk ten zuiden van het stationsgebouw en de spoorweg aangeduid. Uitgaande van de kadastrale kaart betreft het in feite een beschrijving van de percelen net ten noorden van de spoorweg, op de oostelijke grens van het plangebied. Ter hoogte van de “villa Coppens” werd een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd (gekend bij OVAM onder het nummer 31531). Na analyse van de stalen zijn concentraties boven de registerwaarde gevonden voor minerale olie in het vaste deel van de aarde en in het grondwater ter hoogte van zone 2 (ondergrondse mazouttank tegen het huidige gebouw). Deze verhoogde concentraties worden beschouwd als historische verontreiniging. De grond wordt opgenomen in het register van verontreinigde gronden. Uit het oriënterend bodemonderzoek blijkt dat er een ernstige aanwijzing is dat de verhoogde concentraties een ernstige bedreiging vormen voor mens of milieu. Bijgevolg moet er een beschrijvend bodemonderzoek uitgevoerd worden. Tot op heden is er echter nog geen goedgekeurd beschrijvend bodemonderzoek gekend. In de onverdachte zone van dit perceel (in het park, ter hoogte van de beek) wordt in het vaste deel van de bodem een verhoogde concentratie aangetroffen met arseen. Er werd besloten dat deze als natuurlijk verhoogde waarde beschouwd kan worden. Bijgevolg is er geen opname in het register van verontreinigde gronden vereist en dient er geen beschrijvend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Er zijn geen voorzorgsmaatregelen nodig.

5.1.2 Mogelijke effecten Bodemkwaliteit In het RUP wordt voor een groot deel de bestaande situatie bestendigd, maar er is ook ruimte voor nieuwe bebouwing en/of verharde oppervlakte. Daar waar het heraanleg van reeds verharde oppervlakte of reeds vergraven terreinen betreft, zullen de effecten op profielvernietiging minimaal zijn. De vochtige leembodems in het westen en de droge leembodems in het zuiden van het plangebied zijn gevoelig voor profielverstoring, omwille van het voorkomen van een textuur B horizont (profielontwikkeling ‘a’). Enkel ter hoogte van de vochtige leembodems in het westen is het eventueel mogelijk dat er bebouwing (en dus vergraving) bijkomt (in de zone voor gemeenschapsvoorzieningen). Hoogst waarschijnlijk zal een eventuele uitbreiding van het rusthuis meer in noordelijke of noordoostelijke richting plaatsvinden (ter hoogte van de antropogene bodems) en zal deze slechts een beperkte oppervlakte betreffen. Het effect op eventuele profielvernietiging wordt bijgevolg als verwaarloosbaar beschouwd. De zone voor verweving van kantoren en commerciële functies is voor een deel gelegen ter hoogte van huidige tuinen. Men kan er echter van uit gaan dat deze bodems reeds gedeeltelijk vergraven zijn en dus min of meer als antropogeen te beschouwen vallen, waardoor het effect op profielvernietiging neutraal zal zijn. De onverharde zones kunnen eveneens onderhevig zijn aan verdichtingsaspecten tijdens de aanleg, daar de bodem hiervoor gevoelig is. Dit effect speelt slechts in de zones die uiteindelijk niet worden bebouwd of verhard, zodat de effecten slechts beperkt negatief beoordeeld worden.

1299173000/scl 23 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Bodemverontreiniging Binnen het plangebied komen geen nieuwe bestemmingen voor die aanleiding kunnen geven tot (grootschalige) bodemverontreiniging. De geplande bestemmingen geven geen verwacht risico naar bodemverontreiniging. Gelet op de historiek van het plangebied en de aanwijzingen van historische verontreiniging van zowel de bodem als het grondwater in ten minste delen van het plangebied bestaat het risico dat onoordeelkundige vergraving gepaard gaat met verspreiding van verontreiniging. De bepalingen uit het bodemsaneringsdecreet en de regels van het grondverzet dienen dan ook nauwgezet opgevolgd te worden. Dit kan inhouden dat er voorafgaandelijk aan de ontwikkeling van het plangebied saneringsactiviteiten dienen plaats te vinden. Echter ter hoogte van het huidige containerpark zal er na de uitvoering van het RUP geen wijziging zijn ten opzichte van de huidige activiteiten. Er zal met andere woorden geen vergraving plaats vinden waardoor er geen negatieve effecten verwacht worden ten gevolge van deze bodemverontreiniging (dossier 24015). In de parkzone in onderhavig RUP is verbouwen en/of uitbreiden met maximaal 20% van het bestaande vergunde hoofdgebouw mogelijk. Hierdoor is het mogelijk dat de gekende verontreiniging (dossier 31531) verder verspreid wordt. De gekende bodemverontreiniging net ten noorden van het stationsgebouw (dossier 5861) valt binnen het RUP gedeeltelijk in de zone voor plein met representatief karakter en gedeeltelijk binnen de zone voor parkeren. Het is mogelijk dat ook hier vergraving zal plaatsvinden, waardoor de gekende verontreiniging verder verspreid kan worden. Er wordt van uitgegaan dat vooraf aan de graafwerken een milieuhygiënisch onderzoek plaatsvindt. In het bodembeheerrapport staan indien nodig maatregelen vermeld om de bodem te beschermen (bijvoorbeeld voor het tijdelijk stapelen van verontreinigde gronden) en welke strikt dienen te worden nageleefd. Theoretisch dient er dan ook te worden verondersteld dat het grondverzet geen invloed uitoefent op de bodemkwaliteit elders. Ook de eventuele aanvoer van grond dient gevrijwaard te zijn van verontreiniging. Volgens de geldende regelgeving dient de aangevoerde grond voorzien te zijn van een certificaat van de Grondbank, waarin de herkomst, kwaliteit en gebruiksvormen staan vermeld.

5.1.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie Wanneer het plangebied niet herbestemd wordt, zal het huidige bodemgebruik behouden blijven. Dit houdt oa. in dat de omgeving van het station er onaantrekkelijk blijft uit zien, met deels braakliggende en deels verharde binnenruimtes die geen echte functie toegewezen krijgen. Ook een verbetering van de bodem- en grondwaterkwaliteit als gevolg van een eventuele verwijdering van vervuilde grond bij het niet ontwikkelen van het plangebied blijft uit.

5.1.4 Milderende maatregelen Bij de planontwikkeling dienen de bepalingen van het bodemsaneringsdecreet en de regels van het grondverzet nauwgezet opgevolgd te worden. Dit kan een sanering van het plangebied inhouden. Onoordeelkundige berging van grondoverschotten en onoordeelkundig grondverzet kan een potentieel aanzienlijke effect met zich meebrengen. Dit zijn echter aspecten die niet via het RUP worden geregeld.

5.1.5 Conclusie Vanuit de discipline bodem zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, op voorwaarde dat de regels van het grondverzet en de bepalingen van het bodemsaneringsdecreet nauwgezet opgevolgd worden.

1299173000/scl 24 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

5.2 Water

5.2.1 Referentiesituatie Het plangebied situeert zich in het Denderbekken, meerbepaald het deelbekken ‘Vondelbeek’. Doorheen het plangebied in het noorden loop de Klokputbeek gelegen, welke een beek van tweede categorie is. De Klokputbeek heeft ten zuiden van de spoorweg een open loop en is ten noorden van de spoorweg ingebuisd. Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd. Op basis van deze watertoetskaarten kunnen voor het plangebied ‘Stationsomgeving Haaltert’ volgende vaststellingen gemaakt worden: - Infiltratiegevoeligheid: het volledige plangebied is niet infiltratiegevoelig. Er dient dus aandacht te zijn voor maatregelen die de infiltratie bevorderen. - Overstromingsgevoeligheid : Langsheen de Klokputbeek zijn enkele zones effectief overstromingsgevoelig. - Erosiegevoeligheid : ten zuidoosten van de Klokputbeek en ten zuiden van de spoorweg is een erosiegevoelige zone gelegen, welke momenteel als bestemming parkgebied heeft. Ook ten noorden van de huidige gebouwen van het rusthuis komt een erosiegevoelige zone voor. - Grondwaterstromingsgevoeligheid : de zone ten noorden van de spoorweg en de westelijke zone ter hoogte van de Klokputbeek worden aangeduid als zeer grondwaterstromingsgevoelig. Dit houdt in dat er bij de bouw van een ondergrondse constructie met een diepte van meer dan 3m of een horizontale lengte van meer dan 50m advies dient gevraagd te worden. De rest van het plangebied wordt ingekleurd als matig gevoelig. Dit heeft als gevolg dat wanneer er ondergrondse constructies met een diepte van meer dan 5 meter en een horizontale lengte van meer dan 100 m zouden gebouwd worden, dat hiervoor advies dient aangevraagd te worden. Dergelijke ondergrondse constructies worden echter niet voorzien in het RUP. - Grondwaterkwetsbaarheid: op basis van de grondwaterkwetsbaarheidskaart blijkt dat het plangebied in weinig kwetsbaar gebied ligt.

Fig. 5-2: Infiltratiegevoeligskaart Fig. 5-3: Overstromingsgevoeligheidskaart

1299173000/scl 25 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Fig. 5-4: Erosiegevoeligheidskaart Fig. 5-5: Grondwaterstromingsgevoeligheidskaart

Figuur 5-2 Infiltratiegevoelige gebieden (bruin); niet-infiltratiegevoelige gebieden (geen inkleuring) Figuur 5-3 Overstromingsgevoelige gebieden (donkerblauw), mogelijk overstromingsgevoelige gebieden (lichtblauw); niet overstromingsgevoelige gebieden (geen inkleuring) Figuur 5-4 Erosiegevoelige gronden (groen), niet-erosiegevoelige gronden (geen inkleuring) Figuur 5-5 Grondwaterstromingsgevoelige gebieden, zeer gevoelig (donkerbruin); matig gevoelig (lichtbruin), weinig gevoelig (groen)

Bijna het volledige plangebied is op het zoneringsplan ingekleurd als centraal gebied, wat betekent dat er een riolering aanwezig is. Enkel het uiterste noorden van het plangebied is in de zone voor collectief te optimaliseren buitengebied gelegen. Het plangebied is gelegen in het zuiveringsgebied van Liedekerke, waarvan de zuiveringsinstallatie operationeel is sinds 1999 en een basiscapaciteit heeft van ca. 63.000 inwonersequivalenten. Deze RWZI loost op de Dender.

Figuur 5.2. uittreksel zoneringsplan Haaltert (geoloket VMM)

1299173000/scl 26 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

5.2.2 Mogelijke effecten In voorgaande paragraaf zijn de watertoetskaarten in het plangebied beschreven. Hierna enkele bevindingen: - Het grootste deel van het plangebied is matig grondwaterstromingsgevoelig, er zijn ook enkele heel gevoelige zones. Hierdoor zijn beperkte en/of tijdelijke plaatselijke wijzigingen van het grondwaterpatroon te verwachten door mogelijke ondergrondse constructies of door tijdelijke bemaling tijdens werkzaamheden. Ter hoogte van de zone voor kernverdichting en de zone voor verweving van kantoren en commerciële functies is het mogelijk dat er ondergrondse parkings zullen worden gerealiseerd. Deze zones zijn gelegen in een gebied dat matig gevoelig is voor grondwaterstroming. De eventuele ondergrondse parkings zullen niet groter zijn dan 100m, waardoor hier geen negatieve effecten te verwachten zijn. - Er worden een tweetal zones aangeduid als effectief overstromingsgevoelig. De meest zuidelijke zone is binnen het RUP gelegen in de parkzone, waardoor hier geen negatieve effecten te verwachten zijn. De meer noordelijk gelegen zone bevindt zich ter hoogte van de Klokputbeek, net ten noorden van het huidige containerpark, in de zone voor gemeenschapsvoorzieningen. De Klokputbeek is hier echter ingebuisd, waardoor het overstromingsgevaar hier minder te verwachten is. - Een toename van verharde oppervlakten kan algemeen negatieve gevolgen hebben voor de bergingscapaciteit van een gebieden. Het plangebied is echter volledig in niet- infiltratiegevoelig gebied gelegen. Toch kunnen infiltratievoorzieningen bij individuele ingrepen op perceelsniveau of de aanleg van waterdoorlatende verhardingen zinvol zijn, dit oa. om wateroverlast stroomafwaarts te beperken. Waterhuishouding - natuurlijke infiltratie De invulling van het plangebied heeft een gedeeltelijke wijziging van bodembestemming en hiermee gepaard gaand bodemgebruik tot gevolg. Er wordt echter slechts beperkt bijkomende verharding en/of bebouwing toegelaten. In de stedenbouwkundige voorschriften is voor alle zones zoveel als mogelijk bepaald dat verhardingen in waterdoorlatende materialen dienen uitgevoerd te worden of is een beperking van de verharde oppervlakte of de te bebouwen oppervlakte opgenomen, wat positief te beoordelen valt. Aangezien een groot deel van de oppervlakte momenteel reeds verhard is (zie plan bestaande toestand) en voor iedere deelzone duidelijke beperkingen inzake verharding zijn opgenomen, zal de eventuele bijkomende verharding in de toekomst eerder beperkt zijn. In de algemene bepalingen van de stedenbouwkundige voorschriften is een paragraaf inzake waterhuishouding opgenomen. Die stelt dat alle werken, handelingen, voorzieningen en maatregelen in functie van een goede waterhuishouding worden toegelaten, mits ze in hun exploitatie en/of gebruik geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de omgeving. Eveneens is opgenomen dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk moet gebruikt worden. Het resterende deel moet maximaal kunnen infiltreren in de ondergrond, hetzij door het gebruik van waterdoorlatende materialen, hetzij door afleiding van regenwater van verharde delen naar de onverharde delen, hetzij door afleiding naar daartoe voorziene constructies om het water te bufferen/infiltreren. Deze algemene bepalingen worden positief beoordeeld. Afvalwater afkomstig van de bebouwde delen in het plangebied dient aangesloten te worden op het bestaande rioleringsnet of dient op de site zelf gezuiverd. Vanuit milieukundig oogpunt dienen plaatsen, waar er door de aard van de activiteiten kans is op pollutie, verplicht in niet-waterdoorlatende materialen uitgevoerd te worden en dient het afstromende water te worden opgevangen en afgevoerd naar het rioleringsnet of naar een daartoe voorziene opvangzone en/of zuiveringspunt.

Elke stedenbouwkundige vergunning dient te voldoen aan de randvoorwaarden zoals opgenomen in de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwater:

1299173000/scl 27 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

- het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie- voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, in werking sinds 1 februari 2005; Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd. Indien infiltratie onmogelijk blijkt door voortdurend hoge grondwaterstanden of indien de doorlatendheidsfactor van de bodem kleiner is dan 1.10 -5 m/s, dient het hemelwater te worden gebufferd met vertraagde afvoer. Het RUP stelt dan ook dat verharding zoveel mogelijk gebeurt met waterdoorlatende materialen en dat regenwater maximaal dient hergebruikt te worden (zie algemene stedenbouwkundige voorschriften). In de bouwvrije zone voor ruiming van de waterloop is eveneens opgenomen dat binnen deze zone een retentiezone kan worden uitgewerkt voor de tijdelijke buffering van overtollig oppervlaktewater, wat positief te beoordelen is. Er kan besloten worden dat, mits het volgen van de voorschriften en de geldende regelgeving, de eventuele toename aan verharde en/of bebouwde oppervlakte geen significante wijziging in de waterhuishouding (infiltratie) zal veroorzaken.

Oppervlakte- en grondwaterkwaliteit De huidige (en toekomstig geplande) gebouwen in het plangebied liggen in gerioleerd gebied en staan in verbinding met de RWZI van Liedekerke. Na realisatie van het plan wordt er door de aansluiting van de riolering op de gebouwen geen significant effect verwacht op de oppervlaktewaterkwaliteit van de Dender. Ook de zone ten noorden van de spoorweg zal in de toekomst immers aangesloten worden op de riolering. Het plangebied wordt aangeduid als matig en zeer gevoelig voor grondwaterstroming. Hieruit kan worden afgeleid dat o.m. bij het plaatsen van ondergrondse constructies een wijziging van het grondwaterpatroon kan ontstaan. Aangezien er geen ondergrondse constructies met een diepte van meer dan 3m of een horizontale lengte van meer dan 50m worden voorzien, concluderen we dat er geen negatieve effecten op de grondwaterstroming te verwachten zijn. Eventuele bemaling bij het optrekken van nieuwe gebouwen zal tijdelijk en eerder beperkt zijn, waardoor ook hier geen negatieve effecten te verwachten zijn.

5.2.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie Wanneer het plangebied niet ontwikkeld wordt, zal het gebied het huidige bodemgebruik behouden. In deze omstandigheden blijft de infiltratiecapaciteit en grondwaterstroming van het gebied onveranderd. Dit betreft voor de discipline water geen directe meer- of minwaarde.

5.2.4 Milderende maatregelen Bij de ontwikkeling van het plangebied dient aan de algemene principes van een kwalitatief waterbeheersingsbeleid (de ‘watertoets’) voldaan te worden. Door de toepassing van de gewestelijke, stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afval- en hemelwater, kunnen mogelijke effecten op de waterhuishouding op het niveau van de individuele vergunningen geremedieerd worden.

5.2.5 Conclusie Indien voldaan wordt aan de milderende maatregelen zijn er vanuit de discipline water geen significante milieueffecten te verwachten.

1299173000/scl 28 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

5.3 Fauna en flora

5.3.1 Referentiesituatie Biologische waarderingskaart De biologische waarderingskaart vormt een basisdocument voor iedereen die betrokken is bij natuurbehoud, ruimtelijke planning, milieueffectrapportage, landschapszorg, e.d. Het is de enige beschikbare gebiedsdekkende inventaris van de Vlaamse biotopen en wordt daarom algemeen aangewend als referentiekader. Ze vormt nuttige informatie betreffende de toestand en betekenis van het natuurlijk milieu. Het overgrote deel van het plangebied is volgens de biologische waarderingskaart biologisch minder waardevol. Het betreft namelijk hoofdzakelijk bebouwd en/of verhard gebied. In het westen wordt de vallei van de Klokputbeek aangeduid als biologisch waardevol soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden (Hp+). De percelen ten zuiden van en grenzend aan de Kokputbeek (die dus ook in een biologisch waardevol gebied gelegen zijn) werden onlangs verkaveld, waarbij de percelen werden opgehoogd tot tegen de beek. Er kan dus verondersteld worden dat het biologisch waardevolle karakter hier verloren is gegaan. In het zuiden van het plangebied wordt een deel aangeduid als biologisch waardevolle loofhoutaanplanting (n). Slechts een deel hiervan is op het terrein zelf ook begroeid met loofhoutbomen. In de omgeving van het plangebied zijn een aantal graslanden gelegen die aangeduid worden als biologisch waardevol of als complex van biologisch minder waardevol en waardevolle elementen. Ten noorden van het plangebied komt een biologisch zeer waardevolle houtkant met dominantie van wilg voor (khs).

Figuur 5-6: aanduiding van het plangebied op de Biologische waarderingskaart. Speciale beschermingszones Het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21/10/1997 bepaalt dat ieder plan dat – afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s – een betekenisvolle aantasting van de

1299173000/scl 29 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling. Het gaat om gebieden die door de Vlaamse regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als speciale beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02/05/1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21/05/1992). Binnen het plangebied bevinden zich geen speciale beschermingszones. Het dichtstbijzijnde gebied betreft het SBZ-H “Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen”, op bijna twee kilometer ten noordoosten van het plangebied.

VEN/IVON Het gebiedsgericht beleid van het natuurdecreet houdt de ontwikkeling van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) in. Het natuurdecreet legt de voorschriften en geboden in VEN en IVON vast. Binnen het plangebied komt geen VEN/IVON gebied voor. De afstand tot het dichtstbijzijnde VEN-gebied bedraagt bijna 2 k m nl. ‘de Vallei van de Dender en Mark’.

5.3.2 Mogelijke effecten In dit hoofdstuk worden de verschillende mogelijke effecten die veroorzaakt kunnen worden door de uitvoering van het RUP kort besproken. Mogelijke effecten die hieronder behandeld zullen worden zijn: • Ecotoop/habitat-winst of –verlies • Barrièrewerking • Verdroging/vernatting • Rustverstoring

5.3.2.1 Ecotoop/habitat-winst of –verlies Het RUP houdt voor een deel de bestendiging van de huidige situatie in of een heraanleg van momenteel reeds verharde of bebouwde oppervlakten. In deze zones valt er geen ecotoopverlies te verwachten. Daarnaast wordt bijna het volledige plangebied als biologisch minder waardevol aangeduid op de BWK, wegens het bebouwd en verhard karakter. Nochtans wordt een deel van deze zogenaamde verharde zone ingenomen door tuinen en park, oa. horend bij de villa “Coppens” en bij het rusthuis. Deze parkzone wordt in het RUP in het oosten uitgebreid: een deel van de tuinen van de woningen ten noorden van de Stationsstraat wordt omgezet tot parkzone. Aan de andere kant komt een deel van de huidige tuin en boszone ten noorden van het rusthuis in de zone voor gemeenschapsvoorzieningen terecht, waarbij bebouwing is toegestaan (wel met een maximale bebouwingsindex van 0,50). De vallei van de Klokputbeek is momenteel ten zuiden van de spoorweg bebost. Dit gebied wordt opgenomen in de parkzone, waardoor het behoud van het bos mogelijk is. De biologisch waardevolle zone in het westen langs de Klokputbeek komt volgens het RUP in een bouwvrije zone voor berging van de waterloop en in parkzone te liggen. De parkzone zal binnen het RUP ontwikkeld worden tot een landschappelijk waardevolle groene ruimte. De zone is oa. bestemd voor het behoud en de aanleg van groen met een parkachtig karakter en het behoud en de ontwikkeling van natuurlijke elementen. Hierdoor kan men veronderstellen dat na uitvoering van het RUP de biologisch waardevolle elementen binnen de parkzone zoveel mogelijk zullen behouden blijven, en eventueel zullen versterkt zijn, wat als positief te beschouwen valt. Zoals eerder vermeld werd het gebied net ten zuiden van de Klokputbeek echter onlangs verkaveld waarbij de terreinen werden opgehoogd tot aan de beek. Het biologisch waardevol karakter is hierdoor permanent verloren gegaan.

1299173000/scl 30 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

De biologisch waardevolle zone in het zuiden valt binnen het RUP in de zone voor tuinen, waarbij in de voorschriften is opgenomen dat bestaande hoogstambomen maximaal worden gevrijwaard. In deze zone worden dan ook geen negatieve effecten verwacht inzake ecotoopverlies. Verder is binnen de stedenbouwkundige voorschriften van de verschillende deelzones zo veel mogelijk opgenomen dat er dient gewerkt te worden met streekeigen soorten en dat afsluitingen uit levend materiaal moeten bestaan, wat als positief beschouwd kan worden.

5.3.2.2 Barrièrewerking Het plangebied bestaat momenteel hoofdzakelijk uit verharde oppervlakte en bebouwing en wordt in het oosten en het westen eveneens hoofdzakelijk begrensd door bebouwing. Ten noorden en ten zuiden van het plangebied zijn hoofdzakelijk graslanden gelegen, die momenteel van elkaar gescheiden worden door de bebouwing en verharding binnen het plangebied. De vallei van de Klokputbeek vormt, met uitzondering van het deel ten noorden van de spoorweg, een groen lint doorheen het landschap. Door invulling van het RUP, waarbij hoofdzakelijk bestaande verharde en bebouwde oppervlakte zal heraangelegd worden, zullen geen extra barrières gecreëerd worden. Het groene karakter van de vallei van de Klokputbeek wordt zoveel mogelijk bewaard. In het RUP wordt een uitbreiding van het huidig rusthuis toegelaten richting Klokputbeek. Er blijft echter nog een “groene” zone van gemiddeld 20m bestaan vanaf de Klokputbeek tot aan de zone voor gemeenschapsvoorzieningen, waardoor migratie van fauna en flora langs de beek mogelijk blijft. Hierdoor valt te verwachten dat de effecten op flora en fauna ten gevolge van barrièrewerking minimaal zullen zijn.

5.3.2.3 Verdroging/ vernatting Aangezien de totale verharde oppervlakte slechts beperkt zal toenemen (zie ook 5.2) en er binnen de bouwvrije zone voor berging van de waterloop een retentiezone kan uitgewerkt worden voor de tijdelijke buffering van overtollig oppervlaktewater, worden er geen negatieve effecten verwacht op flora en fauna inzake verdroging en/of vernatting. Er komen momenteel binnen het plangebied ook geen habitats voor die gevoelig zijn voor verdroging of vernatting.

5.3.2.4 (Rust)verstoring Aangezien het grootste deel van het plangebied momenteel verhard of bebouwd is, wordt in deze gebieden na uitvoering van het RUP geen rustverstoring verwacht. Eventuele rustverstoring kan zich echter wel voordoen in de groene beboste zone ter hoogte van de vallei van de Klokputbeek. Deze zone is echter momenteel reeds relatief smal (gemiddeld ca. 45m aan beide zijden van de beek), waardoor kan verwacht worden dat verstoringsgevoelige soorten hier momenteel niet aanwezig zijn. Ter hoogte van de Klokputbeek wordt een zone voor langzaam verkeer voorzien. Aangezien deze niet toegankelijk zal zijn voor gemotoriseerd verkeer, wordt hiervan geen bijkomende verstoring verwacht. In het RUP wordt een uitbreiding van het huidig rusthuis toegelaten richting Klokputbeek. Er blijft echter nog een “groene” zone van gemiddeld 20m bestaan vanaf de Klokputbeek tot aan de zone voor gemeenschapsvoorzieningen. Hierdoor worden geen verstoringseffecten verwacht op de momenteel aanwezige soorten. In de parkzone zijn mogelijkheden voorzien tot het aanleggen van speelvoorzieningen. Indien deze worden aangelegd op meer dan 20m van de Klokputbeek, worden eveneens geen verstoringseffecten verwacht. Het RUP laat verlichting toe in deze zone. Er dient aandacht te zijn voor onoordeelkundige verlichting waardoor de aanwezige fauna te veel zou verstoord worden.

1299173000/scl 31 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

5.3.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie Wanneer het plangebied niet ontwikkeld wordt, zal het plangebied het huidige bodemgebruik behouden. Voor wat betreft de ecologische kwaliteit van het gebied biedt dit zo goed als geen meer- of minwaarde t.a.v. de huidige situatie.

5.3.4 Milderende maatregelen Om lichtvervuiling te vermijden dient openbare en privé-buitenverlichting een neerwaartse lichtverdeling te hebben. Voor de best beschikbare technieken voor buitenverlichting kan de website http://www.emis.vito.be/lichthinder geraadpleegd worden. Verder worden vanuit de discipline fauna en flora geen extra milderende maatregelen voorgesteld.

5.3.5 Conclusie Vanuit de discipline fauna en flora zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, indien voldaan wordt aan de milderende maatregelen.

1299173000/scl 32 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

5.4 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

5.4.1 Referentiesituatie Landschapsatlas In de ‘Landschapsatlas van Vlaanderen’ - opgemaakt door de afdeling Monumenten en Landschappen van de Vlaamse Gemeenschap en verschenen in het voorjaar van 2001 werden behalve ankerplaatsen ook relictzones, puntrelicten en lijnrelicten geselecteerd. Het geheel vormt een historische momentopname van de Vlaamse landschappen op het eind van de 20e eeuw. Ze geeft een gedetailleerde inventaris van ruimtelijke zones waar gave en herkenbare relicten van de traditionele landschappen nog voorkomen. Op de hiernavolgende kaart werden de ankerplaatsen, relictzones, punt- en lijnrelicten aangeduid. Het plangebied is gesitueerd in het traditioneel landschap “Land van Zottegem”. De structuurdragende matrix bestaat hier uit een golvende topografie en verstedelijkt weefsel. Ten zuiden van het studiegebied (op iets meer dan 200m) bevindt zich de relictzone ‘Zijbeken van de Dender en de gebieden Nederhasselt – Steenhuize – Wijnhuize’. Deze zone wordt oa. gekenmerkt door een beperkt aantal vergezichten die topografisch bepaald zijn en begrensd worden door reliëf, bebouwing, vegetatie en sterk versnipperde en onregelmatige open ruimten. Beekvalleien zijn er duidelijk herkenbaar door oevers die beplant zijn met bomenrijen en kleine percelen bos. Het beleid streeft ernaar om de resterende open ruimte te vrijwaren door het weren en bufferen van bewoning en infrastructuur. Er wordt gestreefd naar het accentueren van de landschappelijke structuren door het benadrukken van perceptieve kwaliteiten van het reliëf en de valleien. Er bevinden zich geen punt- of lijnrelicten of ankerplaatsen in of in de buurt van het plangebied.

Figuur 5-7: situering van het plangebied op de landschapsatlas

1299173000/scl 33 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Landschapskenmerken Waar de landschapsatlas een inventarisatie is van de historische ruimtelijke elementen uit ons landschap, geven de landschapskenmerken een beeld van de hedendaagse samenstelling van dat landschap. Het plangebied is in het vlakelement ‘verstedelijking van het platteland in de buurt van Aalst’ gelegen. Verder wordt de spoorweg aangeduid als lijnelement (interstedelijke hoofdweg).

Figuur 5-8: situering van het plangebied op de landschapskenmerkenkaart en aanduiding van het bouwkundig erfgoed Inventaris VIOE Op 14/09/2009 stelde de administrateur-generaal van het VIOE de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed voor Vlaanderen vast. Hierdoor is er voor het eerst een eenduidige lijst van het in Vlaanderen gebouwde patrimonium met erfgoedwaarde. In het studiegebied zijn twee gebouwen opgenomen in de inventaris van het onroerend erfgoed:

- 8866. ‘Stationsgebouw’. Derde kwart 19 e eeuw – beschermd als monument, standaardstation op de lijn Brussel-Kortrijk. Eénlaags bakstenen gebouw van zeven traveeën met centrale verhoging van drie traveeën als ruimte voor de stationschef, daterend uit 19 e eeuw. Afdekking d.m.v. zadeldaken. Gevelritmering door geblokte pilasters en rondboogvormige muuropeningen. Horizontaal accent door muurbanden en spiegelfries van baksteen. Steekboogvormige bovenvensters. - 8873.’Haringstokerij, thans fietsenstalling station’. Voormalige haringstokerij, begin 20 e eeuw, met recentere bijbouw. Twee bouwlagen en drie traveeën onder zadeldak (mechanische pannen) Steekboogvensters met bakstenen rollaag als onderdorpel. Overstekende dakkapel boven laaddeuren in derde travee. Rechte muurankers in de penanten. Thans omgevormd tot fietsenstalling voor de pendelaars van het nabijgelegen station.

1299173000/scl 34 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Centraal Archeologische Inventaris De Centrale Archeologische Inventaris is een inventaris van tot nog toe gekende archeologische vindplaatsen. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om op basis van de Centrale Archeologische Inventaris uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen. De aan- of afwezigheid van archeologische sporen dient met verder onderzoek te worden vastgesteld. Volgens de beschikbare gegevens werden er tot nu toe geen vondsten gedaan in het plangebied. Ten noordwesten, ten westen en ten zuidwesten van het plangebied zijn er echter wel vindplaatsen bekend. Het betreft hoofdzakelijk roerende archaeologica uit de Steentijd (zowel lithis materiaal als aardewerk). Vindplaats 30252 ten westen van het rusthuis betreft een versterkte burcht uit de middeleeuwen en vindplaats 20191 net ten zuiden van de Stationsstraat roerende archaeologica uit de Romeinse Tijd.

Figuur 5-9: weergave van de CAI ter hoogte van het plangebied

Huidig landschapsbeeld Het huidig landschapsbeeld wordt bepaald door de parkachtige structuur in de vallei van de Klokputbeek en in de omgeving van “villa Coppens” (in het noordwesten van het plangebied), door de verstedelijkte structuur met openbaar karakter in de directe omgeving van het station en het containerpark en door verstedelijking met een woonkarakter in het oosten en het zuiden van het plangebied. De Stationsstraat (die van zuidwest naar noordoost loopt doorheen het plangebied) kruist de spoorweg (die van west naar oost het plangebied kruist) in het oosten van het plangebied, waardoor het plangebied in feite in 3 delen gesplitst wordt. Het deel ten noorden van de spoorweg bestaat uit braakliggende terreinen, het containerpark en een huidige parking bij het station. Deze parking is momenteel niet veel meer dan een vlakte uit kasseien en asfalt. In het deel tussen de spoorweg en de Stationsstraat zijn momenteel zowel het stationsgebouw met bijhorend pleintje en fietsenstalling, enkele woningen met hoofdzakelijk

1299173000/scl 35 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

langgerekte tuinen, een leegstaand bijgebouw van een meubelzaak, de “villa Coppens” en het rusthuis met bijhorend park en de vallei van de Klokputbeek gelegen. De stationsomgeving heeft momenteel weinig uitstraling. Het gebied ten zuiden van de Stationsstraat wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door woningen met bijhorende tuinen. De weinige openruimte binnen het plangebied is terug te vinden in het noorden van het plangebied in de omgeving van “villa Coppens” en in de vallei van de Klokputbeek. Ten noorden en ten zuiden van het plangebied zijn aansluitend stukken weiland gelegen. Deze zijn door de inplanting van de woningen echter zelden zichtbaar vanaf het openbaar domein.

5.4.2 Mogelijke effecten Het RUP heeft als doel een aantrekkelijke stationsomgeving uit te bouwen met mogelijkheden voor kwalitatieve verdichting. Verder wordt er een zone voor verweving van kantoren en commerciële functies en bijkomende parking voorzien ten westen van het station en wordt een uitbreiding van het rusthuis mogelijk gemaakt. In het oosten van het plangebied wordt er zowel ten noorden als ten zuiden van de spoorweg een zone voor plein met representatief karakter voorzien. Deze zone is bestemd voor de realisatie van een kwalitatief ingericht plein met als doel: - Een kader te bieden voor het station en de stationsfunctie; - Een ruimtelijke accentuering zodat doorgaand verkeer de plek als knooppunt ervaart; - De aanleg van een “op- en afhaalzone of oppikstrook” bij het station - Een ontmoetingsruimte voor de inwoners en de stationsgebruikers, tevens geschikt voor het organiseren van activiteiten; - Het realiseren van een beperkt aantal parkeervoorzieningen bij de inkom van het station. Bestemmingen voor het in de zone aanwezige stationsgebouw zijn loketfunctie, horeca, socio-culturele activiteiten en diensten. Bestemmingen voor de in de zone aanwezige Haringstokerij zijn bergruimte, horeca, socio-culturele activiteiten en diensten. De woningen op de hoek van de Stationsstraat en het stationsgebouw zullen verwijderd worden om het verblijfskarakter van het plein voor het doorgaand verkeer nog duidelijker naar voor te laten komen. Door uitvoering van het RUP zal de stationsomgeving bijgevolg een grotere uitstraling hebben door de verfraaiing van de publieke ruimte, zodat er op termijn een aantrekkelijke verblijfs- en ontmoetingsruimte kan ontstaan, wat positief is voor het landschapsbeeld. De centrumfunctie van het plein zal benadrukt worden door ruimtelijk accenten te leggen. Het aanwezige bouwkundige erfgoed in deze zone (het stationsgebouw en de haringstokerij) krijgt een representatieve omgeving, wat positief te beschouwen valt. De zone voor verweving van kantoren en commerciële functies is bestemd voor kantoren, diensten, handel, horeca, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, socio-culturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen, maar ook woningbouw wordt hier toegelaten. Handelsactiviteiten en horeca zijn toegestaan voor wat betreft activiteiten op buurt- of wijkniveau. Grootschalige kleinhandel en groothandelsactiviteiten zijn uitgesloten. Alle gebouwen dienen een harmonisch architecturaal geheel te vormen. De gevels en dakbedekking moeten bestaan uit duurzame en esthetisch verantwoorde materialen. Het niet-bebouwde deel van de zone dient als groene ruimte met ontsluitings- en parkeervoorzieningen te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Het is duidelijk dat deze zone een meerwaarde kan betekenen voor de stationsomgeving, indien ze kwalitatief wordt ingericht. Net ten noorden en ten zuiden van de spoorweg is een zone voor parkeren gelegen. In de stedenbouwkundige voorschriften zijn een aantal bepalingen opgenomen om deze zone kwalitatief in te richten oa. door scheidingen aan te leggen met begeleidende groenvoorzieningen en per 10 parkeerplaatsen een laag- of hoogstammige boom te

1299173000/scl 36 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

voorzien. De zuidelijke parking is gelegen tussen de pleinzone en de zone voor verweving van kantoren en commerciële functies en zal dus deel gaan uitmaken van de publieke ruimte waar een zekere dynamiek kan ontstaan. De bestaande parking ten noorden van de spoorweg wordt opgewaardeerd en zal mee worden opgenomen in de inrichting van de representatieve ruimte rondom het station. Door uitvoering van het RUP wordt er dus meer parkeergelegenheid voorzien welke op een kwalitatieve en groene manier zal aangelegd worden, wat als positief te beschouwen valt op het landschapsbeeld. De zones voor kernverdichting en halfopen en gesloten bebouwing zijn bestemd voor wonen en aan wonen verwante voorzieningen. Het oprichten van zowel eengezinswoningen als meergezinswoningen is toegestaan. In de stedenbouwkundige voorschriften zijn wel een aantal bepalingen opgenomen inzake afmetingen, dakvorm, materialen, afsluitingen,… van het hoofdgebouw en de bijgebouwen. Op die manier wordt er naar meer uniformiteit gestreefd van de gebouwen in de Stationsstraat en de Krakeelstraat, wat positief is voor het landschapsbeeld. Ook voor de achterliggende tuinzone zijn inrichtingsvoorschriften opgenomen voor oa. verharde oppervlakte, bijgebouwen en afsluitingen om ook hier meer eenheid te creëren. De noordelijke zone voor gemeenschapsvoorzieningen bestaat momenteel hoofdzakelijk uit het bestaande containerpark. Men kan dus vermoeden dat hier na uitvoering van het RUP weinig zal veranderen. De zuidelijke zone voor gemeenschapsvoorzieningen bestaat uit het huidige rusthuis die door uitvoering van het RUP uitbreidingsmogelijkheden krijgt. In de stedenbouwkundige voorschriften zijn bepalingen opgenomen inzake de bebouwingsindex, maximale hoogte van het gebouw, maximale verharding en inrichting van de resterende groene ruimte. Door deze voorschriften zal de bijkomende bebouwing inpasbaar zijn in de omgeving en blijft het open karakter zoveel mogelijk bewaard. Verder blijft er een open groene zone van gemiddeld ca. 20m bestaan tussen het rusthuis en de Klokputbeek. Er worden dus geen negatieve effecten verwacht op het landschapsbeeld na uitvoering van het RUP ter hoogte van de zones voor gemeenschapsvoorzieningen. De aangrenzende en naastliggende parkzone is een landschappelijk waardevolle groene ruimte. De zone is bestemd voor het behoud en de aanleg van groen met een parkachtig karakter, het behoud en de ontwikkeling van natuurlijke elementen en het behoud en beperkte uitbouw van de bestaande woning en woningbijgebouwen. De parkzone dient ook voor de aanleg van interne ontsluiting voor voetgangers en fietsers, voor het plaatsen van speelvoorzieningen en straatmeubilair en voor het aanleggen van specifieke constructies in overeenstemming met het karakter van de zone. Het park kan zowel een privaat dan wel een openbaar of semi- openbaar karakter hebben. Het vrijwaren van de beekvallei in samenhang met de parkachtige tuinen die erbij aansluiten is als positief te beschouwen.

Er worden geen negatieve effecten op het traditioneel landschap verwacht, in tegendeel, het beschermd erfgoed (het stationsgebouw en de haringstokerij) zal nog meer tot zijn recht komen na uitvoering van het RUP.

In de gebieden waar bebouwing bijkomt, kunnen in de toekomst de eventueel waardevolle archeologische waarden aangetast worden door het roeren van de bodem bij de bouw van constructies. In de overige zones zullen eventuele archeologische waarden vermoedelijk niet aangetast worden. In het kader van het ‘archeologiedecreet’ (decreet van het Vlaams Parlement 30 juni 1993, houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium, inclusief de latere wijzigingen) en het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering van 20 april 1994, is de eigenaar en gebruiker van gronden waarop archeologische waarden zich bevinden, verplicht deze waarden te behoeden en te beschermen voor beschadiging en vernieling. Om de omvang, datering en waarde van de archeologische resten te kunnen bepalen is archeologisch vooronderzoek nodig. Het verdient aanbeveling dit onderzoek zo vroeg mogelijk (in het planproces) te laten uitvoeren. Gezien de gekende archeologische waarden in de omgeving van het plangebied, is de kans groot dat archeologisch erfgoed zal worden aangetast bij vergraving.

1299173000/scl 37 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

5.4.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie Wanneer het plangebied niet ontwikkeld wordt, blijft het huidige bodemgebruik behouden. In deze omstandigheden blijft het huidige landschapsbeeld ongewijzigd. De stationsomgeving blijft een onaantrekkelijk karakter hebben, het tekort aan parkeergelegenheid en de onkwalitatieve parking ten noorden van de spoorweg blijft bestaan. Daarnaast blijft het rusthuis nood hebben aan uitbreidingsmogelijkheden en blijft een kader voor het beschermd erfgoed afwezig. Eveneens blijft een nieuwe invulling voor het vrijkomend gebied voor ambachten uit. Aan de andere kant is er geen kans op beschadiging van het archeologisch erfgoed. Het niet uitvoeren van het RUP heeft wat betreft de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie over het algemeen een minwaarde ten opzichte van het nulalternatief.

5.4.4 Milderende maatregelen Omdat niet duidelijk is in hoeverre archeologische waarden aanwezig zijn in het plangebied, noch wat hun aard, omvang en conservering is, adviseren wij om ruim vooraf aan de ontwikkelingen in het plangebied ter hoogte van de geplande/mogelijke zones waar vergraving zal gebeuren een archeologisch vooronderzoek te laten uitvoeren. Indien nodig dient hierop volgend een opgraving te gebeuren. Eventuele specifieke vondsten en/of bijkomende informatie over het gebied die uit het archeologisch (voor-)onderzoek naar voor komen, kunnen aangewend worden bij de uitwerking van uitvoeringsontwerp. Voor het overige worden m.b.t. de discipline “landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie” geen specifieke maatregelen vooropgesteld. 5.4.5 Conclusie Vanuit de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie zijn geen negatieve effecten te verwachten.

5.5 Mens

5.5.1 Referentiesituatie Nederzettingsstructuur en bebouwing De stationsomgeving bestaat uit het vrijstaande (beschermde) stationsgebouw met een kleine parking en fietsenstalling. Deze ruimte heeft echter weinig uitstraling. Aan de overzijde van de spoorweg bevindt zich een ruimere parking die niet veel meer is dan een vlakte van kasseien en asfalt. Aansluitend bevindt zich het containerpark van de gemeente, deze ruimte is afgewerkt met beplanting. Meer ten oosten langsheen de spoorweg, in de Krakeelstraat, is de bebouwing gesloten met op de hoek met de Stationsstraat enkele grootschalige meergezinswoningen (4 bouwlagen) die een zekere schaalbreuk t.o.v. het station vormen. De open ruimte van de spoorweg compenseert dit enigszins. De Stationsstraat in de onmiddellijke omgeving van het station bestaat uit een gesloten bebouwing van rijwoningen. Geïntegreerd in het woonweefsel bevinden zich enkele meergezinswoningen, deze bestaan uit 2 tot 3 bouwlagen. Aan de zijde van het station bevinden zich een aantal langgerekte tuinen en het bijgebouw van een meubelzaak die momenteel te koop staat: deze kleine ambachtelijke zone komt vrij voor een nieuwe invulling. Verderop bevindt zich een kapsalon en een fietsenwinkel. Het gesloten karakter van de bebouwing langsheen de Stationsstraat wordt onderbroken door het rustoord St- Anna (3 bouwlagen) en het aangrenzende herenhuis “villa Coppens” (2 ruime bouwlagen) met een open en parkachtige tuin. Vanaf dat punt wordt de bebouwing aan de Stationsstraat meer open en worden stroken rijwoningen afgewisseld met grote vrijstaande woningen. Het rusthuis onderzoekt momenteel uitbreidingmogelijkheden.

1299173000/scl 38 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Mobiliteit en ontsluiting De Stationsstraat (N460) vormt een verbindingsweg tussen Haaltert centrum enerzijds en de aansluiting op de N45 – met verdere aansluiting op de E40 en naar de stad Aalst – anderzijds. Binnen het GRS wordt deze weg geselecteerd als lokale verbindingsweg (type I). Tevens is dit de weg die de huidige pendelparking aan het station ontsluit. Het station van Haaltert is een typisch pendelstation op de lijn Brussel – Kortrijk met een bovenlokale aantrekkingskracht. Ten zuiden van het station zijn enkele gebouwen afgebroken, werd de bodem verhard en gebruikt als parking. Door het ontbreken van een behoorlijke vergunning werd deze tijdelijke privéparking terug opgeheven, waardoor de parkeerdruk groot is. Er is dus nood aan extra parkeergelegenheid. Om wildparkeren in de omliggende straten van het station tegen te gaan, zijn er momenteel maatregelen genomen, oa door de doorgang voor auto’s af te sluiten tussen de Lippensbekweg en de Stationsstraat, door het plaatsen van parkeermeters,… Momenteel ontbreekt er een goede verbinding voor het langzame verkeer van Haaltert centrum naar het station. De N460 is immers erg krap bemeten voor fietsers en voetgangers.

5.5.2 Mogelijke effecten Nederzettingsstructuur en bebouwing

zone voor halfopen en gesloten bebouwing Conform de visie in het GRS, biedt het deel van de Stationsstraat binnen het plangebied de mogelijkheid voor een ontwikkeling met een hogere dynamiek en dichtheid dan in de rest van het woonweefsel. Activiteiten – handel, diensten, horeca – kunnen hier met de woonfunctie worden verweven zolang ze ermee verzoenbaar zijn. Deze dynamiek dient zich te beperken tot het huidige dicht bebouwde weefsel (tot aan het rustoord). Binnen deze centrumontwikkeling zijn meergezinswoningen en appartementen mogelijk met een bouwhoogte tot 2 bouwlagen en 3 woonlagen. De woningblok ten noordoosten van de Stationsstraat (het dichtst bij het station zelf) zal verdwijnen en de vrijgekomen ruimte zal opgenomen worden in de zone voor plein met representatief karakter. Deze woningblok bestaat momenteel uit een appartementsgebouw (ca. 4 woningen) uit de jaren ’60 en een café die geen grote economische waarde heeft. zone voor kernverdichting Het gedeelte van de Krakeelstraat binnen het plangebied dat aan de spoorweg grenst tot aan het verlengde van de Lippensbekweg heeft – door de open ruimte – voldoende draagkracht voor een hogere bebouwing (tot 4 bouwlagen / 4 woonlagen). Hier kunnen ook functies die complementair zijn aan wonen worden ingebracht: kleinhandel, horeca en publieke of private diensten. zone voor verweving van kantoren en commerciële functies In deze zone is eveneens toegestaan om naast handel, kantoren en diensten ook woningen te voorzien. Voor het realiseren van deze zone zullen een aantal gronden moeten onteigend worden, meer bepaald enkele huidige tuinzones en een leegstaand gebouw van een oude meubelzaak. zone voor parkeren en parkzone Ook voor het aanleggen van deze zones zal het achterste deel van een aantal langgerekte tuinen moeten onteigend worden. Het effect van het onteigenen (en afbreken) van gebouwen en tuinzones wordt in principe als licht negatief beschouwd. Dit effect wordt echter gemilderd door de grote meerwaarde die er kan gecreëerd worden bij het ontwikkelen van de plein- en parkzone.

Het is duidelijk dat de bestaande woningen bestendigd worden binnen een woonzone, waarbij er mogelijkheden zijn voor een kwalitatieve verdichting. Het behouden en versterken van de huidige woningenstructuur wordt als positief beschouwd. Dit is eveneens

1299173000/scl 39 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

conform het GRS welke deze zone aanduidt als “kernversterking”. Het GRS stelt eveneens dat private en publieke voorzieningen op het huidige peil moeten worden gehandhaafd en de lokale handel voldoende draagvlak moet kunnen behouden. Door het toelaten van “aan wonen verwante voorzieningen op lokaal niveau” wordt hieraan tegemoet gekomen, en wordt dus als positief beschouwd. De ontwikkelingen in de zone voor plein met representatief karakter in de omgeving van de woonzones zal de ruimtelijke kwaliteit ten goede komen en zo de gebruiks- en belevingswaarde in de omgeving verhogen. Het stedelijk weefsel wordt versterkt door verdichting door middel van het invullen van bestaande open percelen tussen de bebouwing en het toelaten van meergezinswoningen en van “aan wonen verwante voorzieningen” op lokaal niveau. De bestaande kwaliteiten en de onderlinge relaties worden versterkt evenals de woonfunctie en andere centrumfuncties. Binnen de zone voor gemeenschapsvoorzieningen zal het deels zonevreemd gelegen rusthuis worden geregulariseerd en uitbreidingsmogelijkheden krijgen.

Mobiliteit en ontsluiting Binnen het GRS speelt de visie voor de ontdubbeling van de N460 naar een parklint waarin de langzaam verkeersroute parallel aan de N460 Stationsstraat een plaats kunnen krijgen. Het RUP voorziet in de parkzone een langzaam verkeerverbinding voor voetgangers en fietsers, welke een verbinding zal zijn tussen het station en Herenthout. De huidige doorsteek van de Lippensbekweg naar het station voor langzaam verkeer wordt behouden. Het ontwikkelen en behouden van langzame verkeersroutes wordt positief beoordeeld. Het GRS stelt eveneens dat de stationsomgeving dient te worden opgewaardeerd om het openbaar vervoer aantrekkelijker te maken. Door het opwaarderen van de stationsomgeving en ze de ruimte te geven die ze verdient, wordt het gebruik van alternatieve vervoersmogelijkheden aangemoedigd. Binnen de pleinzone zal er voldoende aandacht zijn voor een maximale uitbouw van de fietsenstalling, goede fietsontsluiting met de omliggende centra, verbinding met het busverkeer,… wat als positief beoordeeld wordt. Binnen het RUP zal er eveneens een oplossing geboden worden voor het gebrek aan parkeergelegenheid door ten zuiden van de spoorweg terug een extra parking te voorzien. Ontsluiting van deze parking kan voorzien worden op een braakliggend perceel aan de Stationsstraat zodat de stationsomgeving gevrijwaard blijft van ontsluitingsverkeer. Hierdoor kan een toename van het aantal verkeersbewegingen op de Stationsstraat verwacht worden. Aangezien deze weg binnen het GRS geselecteerd wordt als lokale verbindingsweg type I en de verzadigingsgraad van deze weg momenteel nog niet bereikt is, wordt er hiervan geen negatief effect verwacht. Het aanleggen van extra parkeergelegenheid wordt als positief beoordeeld. Door de invulling van het RUP en het aanleggen van de parkings wordt tegemoet gekomen aan het parkeertekort, wat als positief wordt beoordeeld. Door het ontwikkelen van de zone voor verweving van kantoren en commerciële functies kan extra verkeer verwacht worden. Grootschalige kleinhandel en groothandelsactiviteiten zijn echter uitgesloten, waardoor het bijkomend verkeer beperkt zal zijn. In de voorschriften is opgenomen dat het niet-bebouwde deel van de zone als groene ruimte met ontsluitings- en parkeervoorzieningen dient te worden aangelegd. Er is ook mogelijkheid tot aanleggen van een ondergrondse parking binnen deze zone. Hierdoor wordt verwacht dat de bijkomende nood aan parking grotendeels binnen de zone zelf kan opgevangen worden.

Lucht, geluid en licht Aangezien de ontwikkeling van het RUP geen significante verkeersaantrekkende werking genereert (zie hoger) is een aanzienlijke toename van de geluidsimpact of luchtverontreiniging niet te verwachten. Voor wat betreft de openbare verlichting geldt in principe dat deze dient te voldoen aan de Vlarem-reglementering hieromtrent. Er moet namelijk voorkomen worden dat openbare

1299173000/scl 40 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

verlichting hinder kan veroorzaken t.a.v. omwonenden, onder andere door middel van gepaste oriëntatie of schermbeplanting.

5.5.3 Toetsing t.a.v. het nulalternatief/autonome evolutie Wanneer het plangebied niet herbestemd wordt, zullen de huidige bestemmingen blijven volgens het gewestplan alsook de gerelateerde functies. Het huidige parkeertekort zal hierdoor blijven bestaan.

5.5.4 Milderende maatregelen Om de lichthinder zoveel mogelijk te beperken wordt voorgesteld om in het RUP op te nemen dat de verlichting in alle zones minimaal dient te zijn en moet voldoen aan de globale visie van het plangebied.

5.5.5 Conclusie Vanuit de discipline mens zijn geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, indien voldaan wordt aan de milderende maatregelen.

5.6 Leemten in de kennis Er zijn niet onmiddellijk leemten vastgesteld die ervoor zorgen dat een effect niet kan worden beoordeeld.

5.7 Grensoverschrijdende effecten Gelet op de ligging van het plangebied, de schaal van de ontwikkeling en het ontbreken van aanzienlijke milieueffecten wordt geconcludeerd dat er geen gewest- of landsgrensoverschrijdende effecten zullen voorkomen.

5.8 Discipline-overschrijdende conclusie onderzoek milieueffecten Gelet op de ligging van het plangebied, de maatregelen die reeds zijn of kunnen worden ingebed in het RUP en het ontbreken van aanzienlijke milieueffecten rekening houdend met deze maatregelen, wordt geconcludeerd dat er geen significant negatieve effecten zullen voorkomen n.a.v. het RUP ‘stationsomgeving Haaltert’. Het RUP, dat voorwerp vormt van dit onderzoek tot milieueffectenrapportage, valt bijgevolg niet onder de plan-MER-plicht zoals voorzien in het plan-MER-decreet van 27/04/2007.

1299173000/scl 41 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

6 Bijlagen

Bijlage 1: Fotoreportage

Villa “Coppens”

Achterkant huidig stationsgebouw

1299173000/scl 42 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Huidige parking ten noorden van de spoorweg

Stationsgebouw met fietsenstalling vanaf Stationsstraat

1299173000/scl 43 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Bijlage 2: plan bestaande toestand

1299173000/scl 44 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Bijlage 3: Conceptnota stedenbouwkundige voorschriften

1299173000/scl 45 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging

Bijlage 4: Concept grafisch plan

1299173000/scl 46 van 46 Screening plan-Mer-plicht concept-voorontwerp RUP Stationsomgeving Haaltert: verzoek tot raadpleging