Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 1

Het dierloze gerecht Dierloze Proefschrift voorblad pr.2:Dierloze Proefschrift voorblad pr.2 04-03-2009 15:44

Het dierloze gerecht Een vegetarische geschiedenis van Nederland

Animals to A Vegetarian History of the (with a summary in English)

proefschrift

ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit op gezag van de rector magnificus, prof.dr. J.C. Stoof, ingevolge het besluit van het college voor promoties in het openbaar te verdedigen op woensdag 8 april 2009 des ochtends te 10.30 uur

door

Ate Dirk Jan Verdonk

geboren op 4 januari 1974 te Almelo Dierloze Proefschrift voorblad pr.2:Dierloze Proefschrift voorblad pr.2 04-03-2009 15:44

Promotor: prof.dr. W.W. Mijnhardt Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 2 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 3

Het dierloze gerecht

Een vegetarische geschiedenis van Nederland

Dirk-Jan Verdonk

Boom – Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 4

© 2009, de auteur

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Vormgeving omslag: René van der Vooren Vormgeving binnenwerk: Hannie Pijnappels Druk en afwerking: Wilco, Amersfoort

isbn 978 90 850 6711 5 nur 680

www.uitgeverijboom.nl Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 5

Voor Claudia Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 6

‘En opnieuw droomde hij van een tijd dat de mensen geen dieren meer zouden doden, hij riep zich die toekomst helder en scherpomlijnd voor de geest, zodat het was, of hij er al in leefde; maar eensklaps liep het in zijn hoofd weer allemaal door elkaar en weer was het een warwinkel.’

Anton Tsjechow, ‘De Petsjeneg’ Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 7

Inhoudsopgave

Inleiding 9

Deel i Domela en de dieren 31 Verandering van spijs... 33 Domela’s vegetarisme 37 Dieren in een rechtvaardige wereld 49 Coda: vegetarische agitatie 66

Deel ii Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 73 Vredelievende kolonisatie 75 De wereld van Felix Ortt 78 De lotgevallen van de kolonie en het daarna 100

Deel iii Eten in Pomona 115 De dood uit de pot 117 Het vegetarisch restaurant 120 Voedingsstrijd 136 Eten in oorlogstijd 150 Schijngehakt & rauwkost 163 De laatste gang: ondergang 177

Deel iv De kabouterrevolutie 185 Loverendale 1968 187 De stille revolutie 190 De luide revolutie 202 Goed voedsel 223 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 8

Deel v Lekker Dier 255 Moderne tijden 257 De utopie van de dierenindustrie 260 Dierenwelzijnpolitiek 280 Stemmen in de supermarkt 322

Deel vi Recht aka terreur 333 Vuur 335 Ontsporing & opsporing 340 Het recht tegen de keer 359 Consequenties 375

Epiloog De grote crisis 381

Dankwoord 395 Summary 399 Noten 403 Bronnen 497 Curriculum vitae 531 Personenregister 533 Zakenregister 549 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 9

Inleiding

In het jaar 1890

‘U lijkt met stomheid geslagen!’ zei de dokter. ‘Wat vindt u zo verwonderlijk?’ ‘Nou, stellig de afwezigheid van vee! Waar houdt u uw koeien, varkens, paarden en schapen? Het belangrijkste werk van onze boeren was dat ze moesten zorgen dat hun vee voldoende voer had. Ik zie hier nergens vee… al- leen maar tuinen, tuinen en nog eens tuinen!’ ‘U ziet geen vee, omdat we geen vee hebben!’ ‘Geen vee? Maar waar kwam dat sappige koteletje bij mijn ontbijt dan van- daan, dat zo smakelijk was als het vetste wildbraad uit Luilekkerland?’ Het gezicht van de dokter plooide tot een glimlach toen hij antwoordde: ‘Het doet mij bijzonder veel genoegen een zo uitgesproken mening te horen uit de mond van iemand die goed gekwalificeerd is deze kwestie te beoorde- len. Aangezien wij nog nooit vlees geproefd hebben, is het steeds een punt van twijfel gebleven of de smaak van onze eetbare paddestoelen de smaak van vlees werkelijk overtreft. Er is voor uw ochtendmaal geen druppel bloed vergoten. Uw sappige koteletje was niets anders dan een plak van een zwam. In uw tijd koesterde men een bepaald soort afschuw voor één onbeschaafd mensentype: de rillingen liepen u over de rug en het bloed stolde in uw ade- ren wanneer u het woord “kannibaal” fluisterde – zelfs als het om een zee- man ging die, door honger tot waanzin gedreven, midden op de oceaan rond- dobberde. Onze generatie heeft een vergelijkbare afkeer van vleeseters.’1

Bovenstaande dialoog wordt gevoerd tussen Julian West en dokter Leete, de twee hoofdfiguren uit Looking backward, de utopische roman van de Ameri- kaan Edward Bellamy. Dit boek, dat in 1888 uitkwam, veroorzaakte ook in Ne- derland de nodige opschudding. Maar, om de zaak meteen te compliceren, het fragment is niet uit dit boek afkomstig, maar uit het julinummer 1890 van het Amerikaanse tijdschrift The Overland Monthly. En van de hand van een andere Edward, een zekere Edward Berwick. In Bellamy’s Looking backward – in datzelfde jaar 1890 in het Nederlands verschenen als In het jaar 2000 – ontwaakt de negentiende-eeuwer Julian West na een hypnotische slaap van ruim een eeuw in de totaal veranderde we- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 10

10 Inleiding

reld van het magische jaar 2000. Hij treft een samenleving aan waarin nie- mand iets tekortkomt, waarin alle mensen zich inzetten voor de gemeen- schap en daarvoor gelijkelijk beloond worden – naar aller tevredenheid. Over de aard van het voedsel laat Bellamy zich echter nauwelijks uit. Het enige wat de lezer te weten komt is dat het voedsel lekker en gezond is en dat er veel, goed brood voorhanden is. Of Bellamy een vegetarische samenleving voor ogen stond, wordt uit Loo- king Backward dus niet duidelijk. Pas in zijn vervolgroman hierop, Equality, gepubliceerd in 1897, blijkt de bevolking zich in het jaar 2000 inderdaad ge- heel plantaardig te voeden.2 Misschien heeft Bellamy deze kwestie aanvanke- lijk wel laten rusten om zijn toekomstbeeld van een consumptieparadijs voor het merendeel van de lezers aantrekkelijk te houden. Zeker is dat Equality niet de populariteit van Looking Backward evenaarde. Het supplement dat Edward Berwick op Looking Backward publiceerde drong destijds hoogstwaarschijnlijk niet tot Nederland door, maar ideeën over vegetarisme deden dat in 1890 wél. Zo besloot de beroemde schrijver- medicus Frederik van Eeden in dat jaar te stoppen met het eten van vlees en ongetwijfeld koesterde hij daarbij, net als Berwick en later Bellamy, visioenen van een ideale, vegetarische samenleving die zich op aarde zou vestigen.3 Van Eedens besluit was niet uniek, maar wel bijzonder. Vegetarisme was in Ne- derland niet alleen een nog behoorlijk onbekend fenomeen, het was boven- dien voor velen iets ondenkbaars.

In het jaar 2000

Zoals bekend, en naar genoegen van velen, verstreek het jaar 2000 zonder dat het woord ‘vleeseter’ collectieve bloedstollingen teweegbracht. Toch is in de tussentijd vegetarisme niet alleen algemeen denkbaar geworden, maar zelfs een tamelijk geaccepteerd fenomeen, zowel in Nederland als in andere delen van de westerse wereld. Het behoort allang tot de elementaire gastvrij- heid dat elk restaurant ten minste één vegetarisch gerecht op de kaart heeft; ‘vleesvervangers’ zijn in elke zichzelf respecterende supermarkt voorradig en bekende Nederlanders kunnen vegetariër zijn zonder dat ze daarom al dan niet serieus worden genomen. ‘Vegetarisch eten is populair,’ meldde De Volkskrant eind 2002 in een artikel getiteld ‘De vrolijke vegetariër’.4 In een vegetarische special van de Allerhande stond eerder dat jaar te lezen dat het tegenwoordig ‘bijna hip’ is om geen vlees te eten. Volgens onderzoek van Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 11

Inleiding 11

communicatiebureau Young Works en het scholierentijdschrift Pauze kon dat ‘bijna’ bovendien worden geschrapt als het om jongeren ging. Ook hp/de Tijd identificeerde vegetarisme met ‘hip’, fem/de Week signaleerde de op- komst van ‘vegetarische chic’ en Het Parool bestempelde vegetarisch gour- metten als dé trend voor kerstmis 2008. Vegetarisme werd een zaak van mooie jonge mensen als onderdeel van een ecofabulous leven. Kennelijk was vegetarisme zelfs zo hip dat sommige vleeseters zich in het defensief gedrongen voelden – te oordelen naar het gevoelen van een par- lementslid eind 2007 dat vleeseters een bedreigde diersoort aan het worden waren. Natuurlijk, dat was een hyperbolische angst die (zoals vaker bij politi- ci) geen enkele empirische werkelijkheid reflecteerde – zo’n 96 procent van de mensen in Nederland at in die jaren vlees en veelal in hoeveelheden die vrij uniek zijn in de menselijke geschiedenis. Maar niettemin, de wereld was, ook als het op vegetarisme aankwam, in die ruime eeuw terdege veranderd.

Dit boek behandelt de geschiedenis van die ruime eeuw vegetarisme in Ne- derland. Toch is het daarmee géén ‘geschiedenis van het vegetarisme’. Het is namelijk tegelijkertijd meer en minder dan dat. Om dit toe te lichten is er geen beter vertrekpunt dan de stomheid waarmee Julian West werd geslagen door ‘de afwezigheid van vee’.

Dieren

Dat is een belangrijke observatie. Allereerst omdat ze, op het eerste gezicht, in grote mate profetisch is gebleken. Wie in het jaar 2000 in Nederland leef- de kon inderdaad getroffen worden door de afwezigheid van vee. Niet hele- maal natuurlijk, vanuit de auto of trein waren nog regelmatig koeien en scha- pen te zien en af en toe een paard, maar over het algemeen, voor de meeste mensen, maakte vee geen deel meer uit van de dagelijkse ervaring. Vee was hooguit iets van ver weg, het was gemarginaliseerd. Wests uitroep lijkt daar- om te worden weerspiegeld in het befaamde essay ‘Why look at animals’ waarin de schrijver en kunstcriticus John Berger eind jaren 1970 vaststelde: ‘everywhere animals disappear’.5 Maar deze overeenkomst tussen het fictieve en het historische jaar 2000 is uiteraard schijn. Wests observatie is, zoals bekend, juist het tegendeel van profetisch gebleken. Want het jaar 2000 kenmerkte zich erdoor dat er nog nooit zoveel vee aanwezig was geweest. Nederland was zelfs een van de dichtst- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 12

12 Inleiding

bevolkte landen ter wereld als het op vee aankwam. Alleen was dat niet zicht- baar. Wie in het jaar 2000 de provincie Noord-Brabant bereisde kon dat doen zonder één varken tegen te komen. En dat terwijl er bijna drie keer zoveel var- kens leefden als mensen, gemiddeld zo’n 1300 per vierkante kilometer. Het is verleidelijk hier een verband te vermoeden tussen enerzijds die enorme pro- liferatie van het vee en anderzijds de marginalisering, de toenemende on- zichtbaarheid, het schijnbare verdwijnen ervan. Anders dan John Berger stelt Julian West in de vegetarische wereld waar- in hij verzeild is geraakt dan ook niet de afwezigheid van dieren vast, maar de afwezigheid van ‘vee’, van een door mensen gecreëerde categorie dieren be- stemd voor exploitatie.6 Net zomin als het verdwijnen van de menseneter tot het verdwijnen van mensen heeft geleid, blijkt het verdwijnen van ‘de vlees- eter’ tot het verdwijnen van dieren te hebben geleid. West maakt melding van ‘felgekleurde vogels’ en dat wekt geen verbazing, want wat hij ziet zijn ‘tui- nen, tuinen en nog eens tuinen!’ Zoals van een Utopia mag worden verwacht, roept dat reminiscenties op aan het paradijs, aan een lusthof waarin mensen en dieren in harmonie samenleven. Is het tegenwoordig moeilijk om nog geloof in dergelijke utopische toe- komstbeelden te stellen, er zit een element in Berwicks verhaal dat sinds 1890 juist aan actualiteitswaarde heeft gewonnen. De tuinen die West ziet zijn namelijk behalve in de plaats van weiden met vee vooral in de plaats ge- komen van akkers waar veevoer werd verbouwd. Zoals dokter Leete hem ver- telt: ‘Door ons verbeterde dieet kunnen wij tegenwoordig (...) dertig mensen onderhouden van een stuk grond dat bij een vleeshoudend dieet slechts vol- doende oplevert om één persoon te voeden (...)’7 Ook voor toenmalige maat- staven was dat geen realistische voorstelling van de vegetarische economie – de talrijke variabelen maken haar in werkelijkheid danig minder profijtelijk en absoluut –, maar het is in het huidige tijdsgewricht wel een serieus onder- zoeksterrein geworden. En met reden. Volgens berekening van een Neder- lands onderzoeksteam vergt de productie van eiwit via varkens 5,2 tot 5,7 keer meer aardoppervlak (als uitdrukking van ecosystem functions) dan de produc- tie van dezelfde hoeveelheid eiwit via een op erwtenteelt gebaseerde novel pro- tein food.8 Daarbij, in een tijdperk van dreiging van klimaatverandering, blijkt die vegetarische economie ook in een ander opzicht van belang. Dierlijke pro- ductie is een aanzienlijke factor in de uitstoot van broeikasgassen.9 Nu gaat het hier niet om de vraag hoe hard die cijfers zijn, maar om het hele basale principe dat voedsel ook een kwestie is van ruimtelijke ordening, van geografie, van landschappen, van habitat, en daarmee direct gevolgen Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 13

Inleiding 13

heeft voor de aan- of afwezigheid van dieren. Bovendien, dat Bergers ‘every- where animals disappear’ voor een niet onaanzienlijk deel juist in de explosief gestegen veeteelt is gelegen. Want hoe gedifferentieerd en complex de zaak ook is, zoveel is historisch uitgebreid te documenteren. Alleen al in de afge- lopen kwarteeuw is wereldwijd een areaal aan bos verdwenen ter grootte van India, voornamelijk ten behoeve van veeteelt.10 De biomassa van al het gewer- velde leven op het land bestaat inmiddels voor bijna twee derde uit landbouw- huisdieren, voor een derde uit mensen en voor niet meer dan een schamele drie procent uit dieren die in ‘het wild’ leven. Anders gezegd, voedsel is met voorsprong het belangrijkste medium in de relatie van mensen met andere dieren: we eten ze op, zoals vleeseters doen, en claimen hun leefgebieden om- wille van landbouw – voor een aanzienlijk deel om er veevoer op te telen. Of, zoals vegetariërs, we eten ze níét op en zijn, op het gebied van voed- selproductie, bescheidener in het vorderen van hun leefgebieden. En op het niveau van de consumptie doet zich iets soortgelijks voor als bij de productie. Want alweer, vlees eten maakt dieren afwezig. Heel letterlijk als voorwaarde om ze als ingrediënt te kunnen verwerken, maar voor wat betreft de moderne maaltijd veelal ook symbolisch, door het verband te verhullen tussen het vlees en het reële, concrete dier toe wie dat behoorde, door dieren te veranderen in een anonieme abstractie. Voor de afgelopen anderhalve eeuw geldt dat hoe verder het vee naar de horizon van de dagelijkse ervaring verdween, hoe meer het geconsumeerd werd. In de woorden van de Amerikaanse filosofe Carol Adams; het dier in de moderne maaltijd werd de ‘absent referrent’.11 Omge- keerd geldt vaak dat hoe verder je vegetarische kringen binnendringt, hoe dierlozer de maaltijd wordt, dieren tezelfdertijd steeds centraler in de aan- dacht komen te staan, hun levende aanwezigheid zich meer en meer doet gel- den. Zoals Frederik van Eeden in 1890 naar aanleiding van de roman In het jaar 2000 schreef: ‘Om mij heen zie ik ellende lijden door dieren en men- schen, door mij na verwandte wezens’.12 Hij zag daarin een groeiend ge- meenschapsgevoel, een opkomend besef van ‘solidariteit van het individu met andere wezens.’ De dieren waren voor Van Eeden een belangrijke reden om voor de vegetarische maaltijd te kiezen.13

Wanneer dit boek de geschiedenis van vegetarisme in Nederland behandelt, betekent dat kortom dat het tegelijkertijd een geschiedenis oproept niet al- leen van denken over dieren, maar ook van dieren zélf – in Nederland, maar, door de ingewikkelde verbanden van de mondiale voedingsindustrie, ook in allerlei andere delen van de wereld. Voorspelbaar kan die vaststelling Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 14

14 Inleiding

tot twee reacties. Ten eerste: doet een geschiedenis van het vlees eten dat niet evenzeer? Ten tweede: so what? Wat dat eerste betreft, dat is uiteraard waar. Ook een geschiedenis van vlees eten roept in principe een geschiedenis op van denken over dieren en van dieren zélf. Niet voor niets zijn, zoals de Engelse socioloog Nick Fiddes in zijn studie Meat laat zien, vegetarisme en vlees eten twee zijden van dezelfde medaille.14 Ten dele valt dit boek daarom, soms expliciet, soms als fotonega- tief, tevens te lezen als een geschiedenis van vlees eten. Toch, en dat hangt samen met die tweede reactie, ligt dit minder voor de hand dan het lijkt. Als vertrekpunt is vegetarisme daarom interessant, of zelfs nódig, omdat vlees eten in het beschreven tijdvak en territoor default is. An- ders gezegd, vlees eten werd er doorgaans als vanzelfsprekend beschouwd, als noodzakelijk, onvermijdelijk, onaantastbaar, als ‘natuurlijk’ ook – en daar- mee in zeker opzicht vallend buiten ‘cultuur’ en geschiedenis. Voor zover ge- schiedenissen over vlees geschiedenissen over dieren oproepen, doen zij dat derhalve meestal slechts impliciet of hooguit als bijproduct van waar het echt om draait. Dieren figureren er als vanzelf in als ‘vee’, als ‘voedsel’, als repre- sentaties die niet worden geproblematiseerd: ze blijven daarmee goeddeels onzichtbaar, worden inderdaad een ‘absent referrent’ – en dat is volgens de interne logica met goede reden, want zij zijn buiten hun representatie als (potentieel) voedsel inderdaad ook niet van belang: dieren, so what?15 Door uit te gaan van vegetarisme wordt het vanzelfsprekende hiervan echter kwestieus: het noodzakelijke verschijnt als een van de ontvouwings- mogelijkheden; ‘het natuurlijke’ blijkt in hevige mate geïnfecteerd te zijn door ‘het cultuurlijke’; wat tijdloos leek, is feitelijk historisch bepaald; het neutrale ontpopt zich als ideologisch geladen. Van Eeden blijkt in zijn eet- praktijk dieren te kunnen definiëren als zijnde niet-voedsel, net als, om in ter- men van het jaar 2000 van Edward Berwick te spreken, mensen in dezelfde periode default worden gedefinieerd als zijnde niet-voedsel. Bovendien merkt Van Eeden dieren aan als ‘verwandte wezens’. Dat markeert niet alleen een opmerkelijke verandering in de wijze waarop dieren worden geconstrueerd, maar, en hier wordt het werkelijk spannend, op dit punt aangekomen volgt uit de interne logica dat daarmee de geschiedenissen van die dieren plotse- ling van belang worden. De historicus die de geschiedenis van vegetarisme serieus wil nemen blijkt er niet aan te kunnen ontkomen ook de geschiedenis van dieren serieus te nemen. En juist dát maakt een geschiedenis van veget- arisme interessant en relevant. De implicaties daarvan zijn vérstrekkend, zo- als gaandeweg duidelijk zal worden. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 15

Inleiding 15

Daarmee is dit boek kortom vóór alles een geschiedenis van hoe mensen zich verhouden tot andere dieren. Zoals gesteld is voedsel het belangrijkste medi- um in die verhouding – en daarmee vegetarisme een bijzondere vorm van die verhouding. Als zódanig behandelt dit boek de geschiedenis van vegetarisme in Nederland. Daarmee is het inderdaad meer en minder dan een ‘geschiede- nis van vegetarisme’. Meer, omdat het niet alleen over vegetariërs gaat of over vegetarisch voedsel maar ook en juist ook over dieren. Minder, omdat in dit boek vegetarisme in feite louter van belang is als mens-dierrelatie. Dat laatste verdient nog enige nadere toelichting. Mensen kunnen aller- lei beweegredenen hebben om vegetariër te zijn. Dieren zijn daar slechts een van. Tegelijkertijd kunnen die beweegredenen in elkaar overvloeien of elkaar opvolgen. Zoals gezien bestond er bij Van Eeden een verband tussen zijn voorstelling van dieren als verwante wezens, als mede-individuen die lijden, en zijn herdefiniëring van dieren als niet-voedsel. De broer van Van Eedens grote jeugdliefde Henriette, Felix Ortt, stopte echter niet lang na Van Eeden eveneens met het eten van dieren, maar deed dat aanvankelijk omwille van zijn eigen gezondheid. Op ideëel vlak natuurlijk een belangrijk verschil. Dat betekent echter niet dat in dit boek gezondheidsargumenten er niet toe doen. Want voor de concrete, materiële uitwerking op de levens van dieren en hun habitat maakt het niet uit waarom iemand geen dieren eet. Het betekent wel dat opvattingen over gezondheid in dit boek niet intrinsiek belangrijk zijn, maar belangrijk zijn omdat zij invloed uitoefenen op de levens van dieren. Bovendien oefenen ze niet zelden tevens invloed uit op ideeën over dieren. In het geval van Ortt bijvoorbeeld begonnen de dieren voor hem aan belang te winnen en werden ze de voornaamste reden vegetariër te blijven. De vraag is hierbij gerechtvaardigd of hij ook tot dit ethische vegetarisme was gekomen zónder gezondheidsmotieven en de eetpraktijk waartoe die hadden geleid. Omgekeerd dwong Van Eeden zijn zieke zoontje Paul tegen diens overtui- ging in vlees te eten, omdat hij niet zeker was van de gezondheid van vegeta- risme. (Het mocht overigens niet baten, Paul overleed.)16

Historiografie en conceptualisering

Bovenstaande bewering dat dit boek meer en minder is dan een ‘geschiedenis van vegetarisme’ is echter niet zonder problemen. Het veronderstelt een dui- delijk idee over wat vegetarisme is. Maar is dat wel duidelijk? Of om te begin- nen met een afgeleide vraag: hoe is tot dusverre vegetarisme in de historio- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 16

16 Inleiding

grafie opgevat? Het antwoord daarop is vrij teleurstellend: er is op dit punt maar weinig historiografie voorhanden. De indruk van Hugo Röling, stam- mend uit 1972, ‘dat tot nu toe nog geen historicus zich tot dit onderwerp aan- getrokken heeft gevoeld’, is nog steeds aardig van toepassing, in Nederland althans.17 Sinds Röling zijn informatieve maar onuitgegeven scriptie schreef over de beginjaren van de Nederlandsche Vegetariërsbond, zijn er eigenlijk maar twee boekjes gepubliceerd – ook scripties overigens – waarin de geschie- denis van het Nederlandse vegetarisme centraal staat. Het ene is van André de Roo, Natuurlijk, ethisch en gezond (1990), waarin vanuit sociologische, op Norbert Elias geïnspireerde optiek de periode 1894-1990 beknopt wordt be- handeld. Het andere is van Angela Rothuis en gaat over de relatie van het vroeg twintigste-eeuwse vegetarisme met de medische wetenschap (1993).18 Daar kunnen nog wat artikelen en hoofdstukken aan worden toegevoegd – en ongetwijfeld nog wat ongepubliceerde scripties –, maar veel is het niet. Er bestaan zelfs verschillende biografieën waarin aan het vegetarisme van de hoofdpersoon geen enkel woord wordt gewijd – zelfs niet in een voetnoot.19 En áls vegetarisme aan bod komt? Dan gebeurt dat niet zelden op een wijze die feitelijk weinig bevredigend is. Als voorbeeld mag de bekendste – maar summiere – conceptualisering van vegetarisme in de Nederlandse historiografie dienen. Ze is te vinden in het monumentale Op het breukvlak van twee eeuwen waarin Jan Romein vegetarisme als ‘klein geloof’ begrijpt, als nieuw huis voor ‘zoekende zielen’ voor wie rond 1900 de grote, officiële gods- diensten hadden afgedaan.20 Vegetarisme en andere ‘kleine geloven’ waren daarmee voor Romein bewijs dat de liberaal-burgerlijke samenleving in crisis verkeerde, maar niet alleen dat, het waren tevens manifestaties van ‘het slech- te geweten van een heersende klasse die enerzijds niet langer overtuigd was van het goed recht harer heerschappij en anderzijds daarin nog zo weinig be- dreigd werd dat zij zich veroorloven kon, haar eigen tekort te onderkennen’. Anders gezegd, wat betreft Romein was het zoeken van de zielen gerechtvaar- digd, maar zochten zij verkeerd. ‘Heel dit zo ongrijpbare en toch overal voel- bare idealisme, al dit gezond en zuiver willen doen had in zijn eenzijdigheid en onwerkelijkheid vaak iets ziekelijks, al dit streven naar het hogere vaak iets onmenselijks in zijn bloedeloze humorloosheid.’21 Romeins behandeling van de ‘kleine geloven’ is, zoals door diverse histo- rici al eerder uiteengezet, nogal problematisch. Niet alleen veegt hij nogal wat verschillende zaken op een hoop en heeft hij er inhoudelijk eigenlijk niets over te zeggen (geen wonder dat het voor hem ‘ongrijpbaar’ blijft), maar ook staat zijn negatieve waardering van de ‘kleine geloven’ in dienst van zijn Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 17

Inleiding 17

eigen toevluchtsoord: het marxisme.22 Dat laatste is onder meer daarom een probleem omdat rond 1900 socialisme en vegetarisme voor velen innig ver- weven waren, voor sommigen zelfs samenvielen. Bovendien ebt vegetarisme niet weg als Romeins breukvlak ten einde komt, maar groeit het verder aan. Kennelijk is er iets in de liberaal-burgerlijke crisis dat aanhoudt of zelfs aanzwelt. (Niet verwonderlijk, want de mogelijkheid heeft zich ondertussen aangediend dat, wat vegetarisme betreft, de gesignaleerde crisis niet primair betrekking heeft op klassenverhoudingen, maar op soortenverhoudingen.) Hiermee is overigens niet gezegd dat de voorstelling als ‘klein geloof’ niet bruikbaar is. Deze sluit goed aan bij de zoektocht naar nieuwe verbanden en zekerheden die zich in het laatste kwart van de negentiende eeuw ontwik- kelde als reactie op de turbulentie van de moderne tijd. Het idee van ‘klein geloof’ scherpt bovendien de blik op de zingeving en religieuze functies die vegetarisme voor mensen kon vervullen. In aansluiting daarop: het interes- santst is het vegetarische kleine geloof omdat het tevens een venster opent op een ‘groot geloof’, namelijk het geloof in vlees. Juist dit perspectief ontbreekt bij Romein – en anderen23 – echter. Toch, ‘klein geloof’ lijkt een betrekkelijk vastomlijnd systeem van over- tuigingen en praktijken te veronderstellen waar dat juist tot op grote hoogte ontbreekt. Er is die ene gemeenschappelijke deler van het niet willen eten van dieren, maar vanaf dat punt waaiert de zaak uiteen, komt onderling in tal van conflicten terecht en verbindt zich met ideologieën variërend van socialisme tot liberalisme, van pacifisme tot fascisme; met religies van christendom tot boeddhisme, van hindoeïsme tot rastafari; met denkstijlen van rationalisme tot romanticisme, met modernisten, antimodernisten en later postmodernis- ten. Of hij verbindt zich op ideologisch vlak nergens mee. Het niet willen eten van vlees kan er uiteraard louter in gelegen zijn vlees simpelweg vies te vinden. Smaakvoorkeuren zijn voor een niet onbelangrijk deel aangeleerd – en daarmee ook persoonlijk en tegelijkertijd historisch en cultureel van aard. Spreken over ‘het vegetarisme’ verhult kortom vaak meer dan het verheldert; bij nadere beschouwing valt het uiteen in verschillende vegetarismen.24 Het succes van de term – officieel gemunt in 1847 bij de op- richting van de in de Engelse badplaats Ramsgate – is der- halve dubieus.25 At voor die tijd iemand geen vlees of was iemand volger van de ‘pythagorese levenswijze’, door de naam ‘vegetariër’ (of aanvankelijk ‘ve- getariaan’) kreeg hij of zij onherroepelijk een stempel, een identiteit. De bij- effecten die een vleesloos dieet produceerde (zoals bepaald sociaal gedrag), hoe ongewenst die soms konden zijn, werden door de buitenwacht dan ook Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 18

18 Inleiding

al snel aan de kern van het vegetariër-zijn toegeschreven. Ongetwijfeld heeft Tristram Stuart gelijk als hij in zijn boek Bloodless Revolution oppert dat door die identiteit veel mensen van een vleesloze voedingswijze zijn afgehouden die anders voor de argumenten daarvoor open hadden gestaan. ‘Een vegeta- riër is iemand’, schreef Hugo Brandt Corstius ooit afkeurend – om zich later uit verzet tegen deze opgedrongen identiteit ‘eetgeenvlees’ te noemen, zich aldus distantiërend van ‘echte’ vegetariërs.26 Dat het overgrote deel der vege- tariërs zich niet in vegetariërorganisaties liet verenigen – tenzij bijzondere omstandigheden zoals gedurende de twee wereldoorlogen daartoe dwongen – bevestigt het ongemak hierover. Dat verzet duidt er niettemin op dat, mede door het spreken over ‘het ve- getarisme’ en ‘vegetariërs’, die hierboven aangeduide veelvormigheid toch ook een bepaalde eenheid kent en kreeg. Zo zijn er zeker patronen in waar te nemen. Christenen hebben zich bijvoorbeeld tot nu toe ontvankelijker voor vegetarisme getoond dan moslims, protestanten ontvankelijker dan katholie- ken, vrijzinnigen ontvankelijker dan orthodoxen. Bovendien schept de keuze geen dieren te eten bepaalde praktische problemen (en oplossingen) die in grote mate gemeenschappelijke ervaringen teweegbrengen. De vraag doet zich dan voor hoe dit complexe verschijnsel anders kan wor- den geconceptualiseerd. Aan keus geen gebrek: als dieet, voedingsleer, leef- wijze, civilisatieproces, zelfdisciplinering, pathologie, subcultuur, voedselboy- cot, levensbeschouwing, beschavingsoffensief, et cetera. Meest vruchtbaar lijkt mij echter die van sociale beweging. Ten opzichte van ‘klein geloof’ zijn de voordelen duidelijk. ‘Beweging’ benadrukt het dynamische, open karakter – is enkelvoudig, maar lijkt tegelijkertijd ruimte te bieden voor differentiatie, fase- verschillen en onderstromen. ‘Sociaal’ wijst er uiteraard op dat het op een of andere manier gaat om samenleven (wat bovendien ook habitat veronder- stelt). Daarbij kan ‘sociale beweging’ de bruikbaarheid van ‘klein geloof’ in- corporeren, want waar Romein de kleine geloven terugvoerde tot een crisis, kunnen sociale bewegingen eveneens gezien worden als reactie op en belicha- ming van fundamentele spanningen in de maatschappij. Bovendien, zoals de historisch sociologen Eyerman en Jamison zich dat voorstellen:

‘Social movements (…) challenge the dominant meaning systems or symbols of contemporary everyday life. (…) we see that significance not merely as a challenge to established power, but also and more so as a socially constructive force, as a fundamental determinant of human knowledge. (…) it is, we might say, the social action from where new knowledge originates. It is from, Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 19

Inleiding 19

among other places, the cognitive praxis of social movements that science and ideology – as well as everyday knowledge – develop new perspectives.’27

Nu is het niet mijn ambitie systematisch de verschillende elementen, actoren en patronen te determineren die de theorie van Eyerman en Jamison kunnen invullen – nog ervan afgezien dat de nadruk die zij leggen op de cognitieve praxis het belang van de lichamelijke en materiële praxis wat al te zeer over- schaduwt. Zoals gezegd ben ik primair in vegetarisme geïnteresseerd als mens-dierverhouding. Niettemin biedt het concept van sociale beweging van tijd tot tijd een nuttig hulpmiddel om beter grip op die verhouding te krijgen. Het helpt de lijnen te markeren van een kader waarbinnen de anders onwaar- schijnlijke samenhang tussen zulke uiteenlopende zaken als rauwkostsala- des, ethologisch onderzoek en de overheidscampagne ‘Nederland tegen ter- rorisme’ valt te begrijpen, een samenhang die zich in de loop van de tijd ontvouwt door dat ene, door Frederik van Eeden als nieuw ervaren perspec- tief dat dieren transformeerde van voedsel tot verwante wezens. Recapitulerend: voedsel is het belangrijkste medium in de interactie van mensen en andere dieren. In geschiedenissen over voedsel blijft dat door- gaans echter onzichtbaar omdat dieren erin figureren als precies dát: voedsel. De focus op vegetarisme maakt duidelijk dat het hier echter gaat om een his- torische controverse, dat die representaties van dieren betwistbaar zijn en be- twist worden. De spanning tussen de constructie van dieren als ‘voedsel’ en als ‘niet-voedsel’ neemt de vorm aan van een debat, van een ideeënstrijd, een discours, maar is tevens inzet van praktijken, in casu praktijken van voedsel- consumptie, -distributie en -productie. Wat het grillige samenspel daartussen oproept valt te begrijpen als een sociale beweging die ruimte schept voor nieuwe mens-dierverhoudingen – en een nieuw perspectief daarop.

Het menu

Om aan de beschrijving hiervan concreet vorm te geven bepaal ik me tot zes casestudy’s. Gezamenlijk bestrijken ze de periode vanaf eind negentiende eeuw tot de jaren 2000. Ze maken aanspraak op representativiteit, niet op volledigheid. Tot op zekere hoogte kunnen ze als afzonderlijke, opzichzelf- staande verhalen gelezen worden. Maar alleen in hun onderlinge samenhang beslaan ze de reikwijdte van de conceptuele kaders. De casestudy’s zijn te ver- delen in een tweeslag van drie en een drieslag van twee delen. De tweeslag Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 20

20 Inleiding

correspondeert met wat in navolging van André de Roo de eerste en tweede vegetarische golf kan worden genoemd. De eerste begint eind negentiende eeuw (deel 1-3) en wordt gebroken door de Tweede Wereldoorlog. De tweede komt op vanaf eind jaren zestig en rolt over de terugstromende eerste golf heen (deel 4-6). Het idee van een ‘stille revolutie’ zoals dat in deel 4 wordt uit- gewerkt, vormt hiertussen de verbindende schakel (‘de terugstromende eer- ste golf’). De drieslag is meer van thematische aard en vormt per paar een steeds wijdere cirkel. De eerste twee delen behandelen elk een persoon. Via hen ligt de focus op de ideologische representaties van dieren, op hun status in menselijke wereldbeelden – zonder die overigens los te maken van sociale af- fecten en materiële effecten. Het eerste deel gaat over Ferdinand Domela Nieuwenhuis, om te tonen hoe de teloorgang van de gevestigde christelijke kosmologie ruimte schiep voor een nieuwe kosmologie waarin dieren op een- zelfde moreel vlak terecht konden komen als mensen. Dat raakte niet alleen eetpraktijken, maar tevens de grondslag van de door Domela gevoerde strijd voor sociale rechtvaardigheid. Vervolgens richt ik me in deel 2 op Felix Ortt en de kolonie van de Internationale Broederschap waarvan hij de belangrijk- ste ideoloog was. Ortt en zijn geestverwanten reageerden op dezelfde proble- men als Domela, kwamen tot hetzelfde vegetarisme, maar met een ander, minder radicaal dierbeeld en een andere, radicalere toepassing in de praktijk – die zoveel spanning veroorzaakte dat zij al snel sprong. Een les daaruit kon zijn dat, wilden de nieuwe dierenrepresentaties stand- houden, zich verbreiden en effect sorteren, er nieuwe eetpraktijken gevestigd dienden te worden met een betere maatschappelijke inbedding. Dit proces staat centraal in deel 3 en 4. Daarvoor moest ruimte worden veroverd niet alleen op het etensbord, aan tafel, in de keuken, in restaurants en winkels, maar ook in de wetenschappelijke voedingsleer, in distributiecentra, op boer- derijen – ruimte waarin het bestaande netwerk kon worden omgeleid, ge- amendeerd, vervangen. Deel 3 gaat in op de vestiging van de eerste vegetari- sche restaurants en de maaltijden die daar werden geserveerd – waarbij een accent ligt op de voedingskundige strijd die daarover woedde. In deel 4 heb- ben de nieuwe netwerken vooral te maken met de productie en distributie van eten waarmee het accent minder voedingskundig en meer economisch en vooral ecologisch van aard is. In beide gevallen is de inzet dat dóór die an- dere praktijken andere dieren worden geconstrueerd en geconstitueerd, maar met name deel 4 laat zien hoe fragiel die kunnen zijn, vatbaar voor tal van ambivalenties. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 21

Inleiding 21

Staan in deze delen de vorming, consolidering en expansie van vegetari- sche praktijken in het middelpunt, in de laatste twee delen ligt de aandacht daarbuiten (ofschoon een strikt onderscheid hiertussen niet valt te maken). De opkomst van de bio-industrie en het verzet dat dit opriep vormt het onder- werp van deel 5 – want de Nederlandse bio-industrie produceerde niet alleen direct vele miljarden vogels, vissen en zoogdieren, maar tevens indirect tien- duizenden, zo niet honderdduizenden vegetariërs. De omvang en macht van de collectieven waarmee de bio-industrie was verweven kanaliseerde het pro- test ertegen echter vooral in de roep om ‘dierenwelzijn’, een begrip dat door de invullingen die het kreeg kon werken om praktijken bij te buigen en aan te passen, maar tegelijkertijd die vooral bevestigde en verankerde. Hoe dichter dit web werd waarin de dieren waren verknoopt, des te makkelijker de macht om hen eruit los te halen in allerlei richtingen kon worden doorgeschoven tot zij leek te zijn verdwenen. De frustratie daarover mondt in deel 6 uit in radi- calere methoden om dieren te bevrijden. De Gestalt shift die in deel 5 een edu- catief pretpark tot een dystopische dierenfabriek maakte, verandert hier de democratie in een macaber dictatoriaal regime en omgekeerd geweldloos- heid in terrorisme. De dierziektencrises die Nederland vanaf 1997 met enige regelmaat op zijn kop zetten vormen ten slotte het aangrijpingspunt om in de epiloog de lijnen van dit boek aan vast te knopen. De crises zijn te interprete- ren als symptomen van een onderliggende crisis over de plek van niet-mense- lijke dieren in een door mensen geconceptualiseerde maatschappij.

Afbakening

Geen bedrijf kan tegenwoordig nog zonder disclaimers, ook niet het histo- risch bedrijf. De grote lijnen van dit boek zijn terug te trekken tot de weten- schappelijke revolutie van de zeventiende eeuw, maar mijn startpunt zijn de laatste decennia van de negentiende eeuw. Vóór die tijd zijn de lijnen name- lijk wel erg dunnetjes. Dat komt allereerst doordat ik abstraheer van klooste- rorden die zich ter onthechting van het aardse het vlees ontzegden én van kwellende economische omstandigheden die het eten van vlees frustreerden. Dan nog is het echter niet zo dat er geheel geen vegetarisme in Nederland be- stond. Zo maakte de medicus Phillipus Zweerts tijdens een voordracht ge- houden op 20 oktober 1786 in het Amsterdamse Felix Meritis melding van een ‘zeeker jonge Heer oud 17 Jaaren woonachtig te Oldenzaal’ die hem ervan overtuigd had dat de mens zonder vlees en vis kon leven ‘dewijl hij altoos hier Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 22

22 Inleiding

van afkeerig geweest zijnde’ dit slechts nu en dan geproefd had ‘doch alleen door fterk aanzoek en uit zich zelfs zulks niet begeerende’.28 Valt deze Olden- zaler misschien niet echt als vegetariër aan te merken en evenmin de zeven- tiende-eeuwse magnaat die volgens de onwaarschijnlijke getuigenis van Ni- colaas Tulp alleen van erwten leefde, ongetwijfeld zijn er ook in de Republiek mensen geweest die zich om ideële redenen van vlees hebben onthouden, bijvoorbeeld geïnspireerd door , Plutarchus, Antonio Cocchi of Rousseau. In elk geval waren klassiek-vegetarische denkbeelden in de vroegmoder- ne tijd niet geheel onbekend. ‘O menschen, smet U niet met snoode spijs/ Maer leert met veltgewas en ooft de maegh verzaden (...) Zo velerhande spijs. Geen nooddruft kan u schorten/Noch voedsel, zonder moord en enig bloed te storten,’ dichtte Vondel in navolging van Ovidius.29 En uit een vers van Cas- par Barlaeus valt zelfs op te maken dat hij in gezelschap van Maria Tessel- schade bij Pieter Corneliszoon Hooft de jaarwisseling van 1640-1641 vierde met een vegetarisch maal: ‘Volgens den regel van Pythagoras leeft men hier alleen van planten, en wordt mijn tafel niet met barbaarsch bloed bevoch- tigd.’30 Duidelijk is ook dat de vegetarische leefwijze van de Indiërs de aan- dacht trok en de schrijver-avonturier Jacob Haafner rond 1800 tot (gedeeltelij- ke) navolging aanzette.31 Zeker, het is mogelijk dat vegetarisme onbestaanbaar lijkt in de zeven- tiende, achttiende en vroege negentiende eeuw doordat er nooit werkelijk on- derzoek naar is gedaan. Tegelijkertijd is het toch wel evident dat vegetarisch gedachtegoed hier in de decennia rond 1800 uiterst zeldzaam was, in absolu- te zin, maar ook relatief, vergeleken tenminste met Engeland en Frankrijk.32 Dit past ook in het algemene beeld van het Nederland in die tijd. Zo conclude- ren Wijnand Mijnhardt en Joost Kloek dat er hier ten lande eigenlijk amper ruimte was voor vooruitstrevende en radicale ideeën.33 Niet alleen was de markt voor lectuur te klein om afwijkende opinies ruim baan te geven, ook was men te veel in beslag genomen door het besef van verval ten opzichte van de gouden eeuw. Herstel van de moraal van die tijd was het doel, niet het ves- tigen van een nieuwe. Wetenschap moest bovendien harmoniëren met het christelijk geloof, kon haar niet ondergraven. Wanneer in de tweede helft van de negentiende eeuw het fenomeen ve- getarisme in toenemende frequentie wordt gesignaleerd, dan is dat derhalve aanvankelijk als buitenlands verschijnsel. Zo karakteriseert de oudste, uit 1860 daterende Nederlandse omschrijving die het wnt vandetermgeeft (toen nog op zijn Engels) vegetarisme als een Angelsaksische zaak: ‘Die partij Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 23

Inleiding 23

in Amerika en Engeland, welke het vegetarianisme verklaart voor het ware geloof van beschaafde menschen en plantaardig voedsel voor het gezondste en in alle gevalle het meest geschikte.’34 In een lezing drie jaar later werden vegetariërs eveneens in Engeland en Amerika gelokaliseerd ‘en ook enkele in Duitschland’. Midden jaren 1870 werd opgemerkt dat er ook in Frankrijk vegetariërs rondliepen. Vegetarisme zoals dat aan het eind van de negentiende eeuw in Neder- land opkwam, was derhalve nieuw in de zin dat het niet beperkt bleef tot en- kele individuen, maar een beweging ging vormen. Bovendien was het een importproduct – met name uit Duitsland en Engeland. Van continuïteit met mogelijke voorgangers in Nederland was geen enkele sprake. Hiermee is tevens de territoriale afbakening van dit boek aan de orde. De keuze voor Nederland, hoewel vooral pragmatisch, wordt gerechtvaardigd doordat de natiestaat toch de meest bepalende context was waarbinnen de be- weging vorm kreeg. Na de eerste decennia bleven internationale contacten weliswaar van belang, maar aan het eind van de negentiende eeuw was de epidemiologie van vegetarische ideeën en praktijken hoofdzakelijk een natio- nale aangelegenheid, waarbij vanuit de belangrijkste besmettingshaarden – Den Haag en Amsterdam – vegetarisme al vrij snel tot in de verste uithoeken doordrong.35 Ook leven en dood van de dieren werd in belangrijke mate door of binnen het nationale kader bepaald. Politiek en regelgeving over het slach- ten van dieren werd geregeld op landelijk of gemeentelijk niveau, minimum- eisen voor zaken als leefruimte, ingrepen en transport waren, ondanks het gemeenschappelijke Europese landbouwbeleid dat rond 1960 gestalte kreeg, decennialang een nationale zaak. Waar essentieel wordt naar buitenlanden en inter- of supranationale ver- banden wel verwezen, maar uitgewerkte vergelijkingen of entangled histories komen hier verder niet aan bod – niet omdat die niet interessant of vrucht- baar zijn, maar omdat stelselmatige aandacht ervoor het project te ver zouden doen laten uitdijen. Iets soortgelijks geldt voor een andere territoriale afba- kening. Vervlechtingen namelijk met andere gebieden, zoals dierenbescher- ming, natuurbescherming, de milieubeweging, natuurgeneeskunde, new age en wat dies meer zij, komen weliswaar op verschillende plaatsen aan de orde, maar op een niet-systematische manier en veelal zoveel mogelijk terug- gesnoeid.36

Mijn derde disclaimer betreft het standpunt dat dieren historische construc- ties zijn. Dat vergt enige toelichting omdat, zoals al mocht blijken, dieren Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 24

24 Inleiding

überhaupt in de geschiedschrijving de grote afwezigen zijn – vaak letterlijk per definitie.37 Zelfs in de academische historiografie over vegetarisme zijn dieren doorgaans – en soms met bewonderenswaardige inventiviteit – uit de geschiedenis weggeschreven. ‘Het is de geschiedenis (…) te doen (…) om hetgeen de mensen onderling verbindt, om betrekkingen tussen mensen,’ stelde Johan Huizinga in de jaren 1920.38 En de enorme verruiming van on- derwerpen die de historiografie in de daaropvolgende driekwart eeuw onder- ging, bracht daarin geen verandering, te oordelen naar een constatering van Peter Burke dat de new history zich is gaan bezighouden met praktisch elke menselijke activiteit. ‘Hence the slogan “total history”.’ Maar kennelijk toch niet zo totaal dat daar niet-menselijke activiteiten onder kunnen vallen. Toch, wie zou kunnen ontkennen dat die niet ook deel van de geschiedenis uit- maken? Wat de geschiedschrijving van Huizinga tot Burke reproduceert is het moderne, humanistische model van een dichotomie tussen natuur en cul- tuur en, daarmee samenvallend, de dichotomie tussen dier en mens, object en subject. Die dichotomie, door de Franse filosoof Bruno Latour aangemerkt als de constitutie van de moderne tijd, is in de afgelopen decennia echter van verschillende zijden onder vuur komen te liggen. De kenmerken waarmee ‘de mens’ zich van ‘het dier’ zou onderscheiden, ‘the old saws of anthropo- centrism’ om met Cary Wolfe te spreken – taal, gebruik van gereedschap, cul- tuuroverdracht, moraal, mentale staten et cetera –, boetten aan geloofwaar- digheid in door ontwikkelingen in vakgebieden als de evolutiebiologie, cognitieve ethologie, veldethologie, sociobiologie en moraalfilosofie.39 Resul- taten op het vlak van kunstmatige intelligentie, biotechnologie en xenon- transplantatie droegen er verder aan bij dat vanzelfsprekend geachte grenzen onhoudbaar werden. Of zoals Donna Haraway in haar Cyborg Manifesto con- stateerde: ‘The last beachheads of [human] uniqueness have been polluted, if not turned into amusement parks.’40 Het spreken over ‘natuur’ en ‘cultuur’ is voor haar derhalve obsoleet geworden, in werkelijkheid manifesteren zich uitsluitend naturecultures. Bovendien, en voor de geschiedschrijving op voorhand van groter beteke- nis, is ‘de mens’ binnen de geesteswetenschappen aan deconstructie onder- hevig geraakt. Voortgaand op psychoanalytische kritiek op de geïntegreerde persoonlijkheid kwam Michel Foucault tot een decentrering en historisering van het vrije, autonome menselijk subject om af te rekenen met het essentia- lisme en totalitarisme van de moderniteit die in zijn visie gepaard gingen met machtsuitoefening en geweld. Immers, de veronderstelde eenheid van het Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 25

Inleiding 25

moderne project bracht onvermijdelijk uitsluiting van ‘de ander’ met zich mee – en in het verlengde daarvan marginalisering en onderdrukking. In plaats van de ‘antropologische illusie’ van het uniforme, cartesiaanse ‘zelf’, stelde hij de pluriformiteit van een discursief ‘zelf’; het zelf als talig product van een bepaald vertoog.41 Opvallend genoeg, en als bevestiging van bovengestelde, bleef Foucault – en met hem velen – echter vasthouden aan een deel van de door hem ge- wraakte antropologische illusie. Zoals de Engelse dierenhistorica Erica Fudge in haar baanbrekende essay ‘A Left-Handed Blow: Writing the History of Animals’ (2002) opmerkt, gaan Foucault en zijn navolgers niet ‘beyond the human’.42 Niet dat dieren in hun werk volledig ontbreken, maar waar aan- wezig figureren zij slechts in instrumentele zin, om te verduidelijken hoe bepaalde groepen mensen worden buitengesloten. Daarmee bezondigt Fou- cault zich echter aan hetzelfde proces van buitensluiting dat hij aan de kaak wil stellen. ‘Strategies of othering are examined,’ schrijft Fudge, ‘but only in terms of othering humans; the animal is a powerful retorical category into which some humans – the mad, the criminal – are placed. Real animals are not the issue.’43 Hier zijn die echte dieren wel van belang – hun subjectiviteit en ook hun agency. In het humanisme was agency voorbehouden aan het cartesiaanse, kantiaanse subject dat per definitie menselijk was, in het posthumanisme verdampte het met de decentrering van het subject.44 Maar als de werkelijk- heid, in navolging van Bruno Latour, wordt gedacht als een uitgebreid net- werk van zowel menselijke als niet-menselijke actoren, van hybriden van cul- tuur en natuur, verschijnt agency als attribuut van álle actoren, hoe klein en niet-intentioneel zij ook mag zijn. Bovendien maakt de wijze waarop die acto- ren in het web van de werkelijkheid zijn ingesponnen dat zij niet eenduidig te herleiden zijn tot óf de natuur (tot objectieve feiten) óf politiek (tot belangen en macht) óf vertoog (tot taalspelen en betekeniseffecten). Dieren zijn historische constructies, maar daarmee, in weerwil van wat cultureel-socioloog Keith Tester ooit betoogde, niet ‘nothing other than we make of them’. Dieren zijn geen ‘blank paper’, geen scherm waarop naar be- lieven belangen en verlangens zijn te projecteren.45 Hun mogelijkheden tot verzet tegen de aan hen opgelegde representaties zijn weliswaar veel geringer dan voor de meeste mensen, niettemin valt er moeilijk aan te ontkomen in te stemmen met de suggestie van milieusocioloog en hommelexpert Ted Ben- ton dat als we de ‘the socially produced category of fish’ oplegde aan een adder diens beet even giftig blijft als daarvoor. Dieren zijn discursief en maatschap- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 26

26 Inleiding

pelijk, zeker, maar tevens zo reëel als maar kan zijn. Het is dit inzicht dat voorzichtig leidt tot een animal turn – niet alleen in de historiografie, maar ook in andere disciplines als geografie, filosofie en cultural studies.46

Onmogelijke symmetrie

Ten slotte leidt deze laatste disclaimer tot de volgende overwegingen. De voorstelling van de werkelijkheid als ingewikkeld web van natuur en cultuur laat Bruno Latour in zijn beroemde essay Wij zijn nooit modern geweest verge- zeld gaan van een pleidooi voor een symmetrische beschrijving van die we- reld. Dat betekent allereerst de verwerping van een whig-interpretation of histo- ry, het afwijzen van geschiedschrijving vanuit een winnaarsperspectief. Maar niet alleen dat. Schoolvoorbeelden van niet-finalistische, symmetrisch be- schrijvende wetenschapshistorici en -sociologen als Simon Schaffer, Steven Shapin en David Bloor maken zich, zoals Latour laat zien, nog steeds schul- dig aan asymmetrie. Zij doen weliswaar afstand van ‘waar’ en ‘onwaar’ als verklarende categorieën, beschouwen álle kennis als door de samenleving ge- construeerd, maar daarmee zijn ze constructivist als het om de natuur gaat, maar realist als het gaat om de samenleving.47 Zoals ook literatuurhistoricus Jennifer Mason constateert: ‘If poststructuralists in the humanities confi- dently assert that there is no “naturel,” they still feel quite certain that there is nonetheless such a thing as culture (no scare quotes around this word) (...)’ Het is de omkering van de asymmetrie van de sociobiologen die de cultuur tussen aanhalingstekens zetten en de natuur niet. Om nu zowel constructivist als realist (want zeker, organismen moeten zich voeden) voor het naadloze weefsel van natuur en samenleving te zijn, stelt Latour dat noch de natuur, noch cultuur een vertrekpunt voor interpreta- ties kan vormen. In plaats daarvan moet worden uitgegaan van het gebied tussen de polen van natuur en cultuur in, van de plek waar de collectieven van hybriden zich vormen, waar de toewijzing plaatsvindt van ‘niet-menselijke en menselijke eigenschappen’.48 Maar precies die laatste formulering maakt achterdochtig of Latour niet zelf ook een asymmetrie over het hoofd ziet. Hij wil weliswaar de collectieven in kaart brengen, de vorming van ‘quasi-objecten en quasi-subjecten’ volgen, aandacht geven aan de populaties van hybriden, maar dat gebeurt steeds in termen van de binaire oppositie menselijk – niet-menselijk. Zoals techniek- filosoof Bram Bos opmerkt differentieert hij niet tussen dieren, planten en Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 27

Inleiding 27

niet-levende materie, terwijl dat voor de verschillende agenda’s die de actoren hebben uiterst relevant kan zijn.49 Daaraan kan worden toegevoegd dat wan- neer Latour het heeft over ‘de hartstochten’, dat steeds menselijke hartstochten zijn. Ook bij Latour blijft kortom nog iets over van de moderne scheiding. En de symmetrie vereist dat ook van de hartstochten van andere dieren reken- schap dient te worden gegeven. Probleem hierbij is uiteraard dat voor mensen de toegang tot die laatste hartstochten weinig precies en zeker is. De paradox is daarmee dat de toevoe- ging aan Peter Burkes ‘totale geschiedenis’ van de buitensporige veelvormig- heid die achter dat misleidende woord ‘dieren’ schuilgaat die geschiedenis niet verder aanvult, niet werkelijk totaal maakt, maar juist toont hoe uiterst onvolledig die was – en, valt te vrezen, onvermijdelijk zal blijven.

Want in hoeverre zijn die niet-menselijke hartstochten te benaderen? De filo- soof Thomas Nagel adresseerde deze vraag ooit aan de hand van een vleer- muis. We kunnen, zo stelde hij, ons schematische voorstellingen maken van hoe het is om een vleermuis te zijn in de zin dat we kunnen aannemen dat vleermuizen zich een driedimensionale voorstelling van de wereld maken en ‘feel some versions of pain, hunger, and lust’. Maar deze ervaringen hebben tegelijk een specifiek subjectief karakter dat buiten ons voorstellingsvermo- gen ligt. De vraag ‘what is it like to be a bat’ is voor mensen uiteindelijk onbe- antwoordbaar.50 In John M. Coetzees novelle The Lives of Animals bestrijdt de hoofdfiguur Elisabeth Costello dit idee echter. Nagel, zo betoogt ze, begint met te focussen op het voor mensen vreemde perceptievermogen van vleermuizen – sonar – en komt dan tot de conclusie dat de specifieke vleermuiservaring onbereik- baar is, dat er slechts iets heel algemeens als ‘driedimensionale oriëntatie’ over gezegd kan worden. Voor Costello is dat het omdraaien van wat essen- tieel is:

‘To be a living bat is to be full of being; being fully a bat is like being fully hu- man, which is also to be full of being. Bat-being in the first case, human-be- ing in the second, maybe; but those are secundary considerations. To be full of being is to live as a body-soul. (...) An animal – and we are all animals – is an embodied soul.’51

Voor Costello komt het wezenlijke van hoe het is een vleermuis te zijn kort- om overeen met het wezenlijke van hoe het is een mens te zijn, of, anders ge- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 28

28 Inleiding

formuleerd, het meest wezenlijke van mensen is niet hun common humanity, maar iets wat daaronder ligt, iets wat fundamenteler is, een common animali- ty die voorafgaat aan nadere specificering en concretisering. Mensen beschik- ken daarmee wel degelijk over het vermogen zich in andere dieren te ver- plaatsen. Ten bewijze van de macht van deze ‘sympathetic imagination’ stelt Costello dat mensen zelfs in staat zijn zich in te leven in romanpersonages: ‘If I can think my way into the existence of a being who has never existed, then I can think my way into the existence of a bat (...)’ Het is een redenering met minimaal één dubbele bodem, want, uiter- aard, Costello is zélf fictie. Wat in The Lives of Animals daarmee ontstaat is een precair verband tussen literatuur, verbeelding, inleving en contact met ande- re dieren – precair omdat de grenzen tussen verbeelding, inleving en inbeel- ding niet altijd scherp zijn, omdat ervaringen reëel kunnen zijn, maar deson- danks volkomen illusoir. De reden om aan het eind van deze inleiding hierbij stil te staan, is dat zich hier een analogie opdringt met de geschiedschrijving die even precaire banden onderhoudt met inleving, verbeelding en literatuur. Dat valt toe te spitsen op Huizinga’s historische sensatie, de ervaring direct en onmiddellijk contact met het verleden te hebben. Die ervaring is plotseling en iets wat het waarnemend subject overkomt. De vergelijking met Costello lijkt op dit punt mank te gaan, want wat zij sug- gereert is een bewuste activiteit van het subject, een beslissing en inspanning ‘to think my way into the existence of a bat’. Haar beleving van de wereld ver- raadt echter een minder actief en wilskrachtig bewustzijn en lijkt allerminst voort te komen uit een besluit zich in dieren in te leven – integendeel, uit alles wordt duidelijk dat het de dieren zijn geweest die haar hebben overrompeld. Naar analogie valt hier het begrip interspecies-sensatie te munten, de onver- wachte overval van een ervaring werkelijk contact met een ander dier te heb- ben – met zijn full being. En misschien is het in dit verband niet toevallig dat Huizinga de historische sensatie vergeleek met dronkenschap terwijl Costel- lo de ervaring van full being, van vleermuis-zijn door mens-zijn, gelijkstelt met iets dat daarop lijkt: joy. In zijn oratie De historische ervaring constateerde Frank Ankersmit echter dat Huizinga, ‘ondanks zijn uitspraak dat de historische ervaring “het eigen- lijke moment der historische kennis” is, nergens aangeeft wat hij bij zijn his- torische arbeid in concreto aan historische ervaring heeft gehad en welke her- kenbare sporen deze in zijn geschiedschrijving heeft nagelaten’. Meer dan dat, Ankersmit betoogt hierin zelf dat het verhaal en de ervaring elkaars vijan- den zijn.52 Als de doorwerking van de historische ervaring in het geschied- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 29

Inleiding 29

kundige verhaal onduidelijk is, het er zelfs mee op gespannen voet staat, kan dit voor de interspecies-ervaring evenzo opgaan. Daaruit komt kortom mijn grootste disclaimer voort, namelijk dat ook al zou Costello gelijk hebben, dit zich in dit boek niet laat aflezen. Ik schaar mij in dezen dus achter Thomas Nagel. Dat betekent dat de asymmetrie van mijn verhaal slechts in het lood gebracht kan worden door een bewustzijn dat de wereld die het beschrijft vol is van dieren, dat ook als de tekst hen niet noemt, ze toch aanwezig kunnen zijn. En dat we bovendien hun ervaringen kunnen of moeten erkennen, zoals Nagel schreef, ‘without being able to state or comprehend them.’53 Veel draden in het naadloze weef- sel van natuur en cultuur mogen niet te volgen zijn, met de wetenschap of zelfs maar het vermoeden van hun aanwezigheid zijn we verder dan toen zij over het hoofd werden gezien. Er mogen gebieden bestaan die uit de aard der zaak onbereikbaar zijn, die wit en oningevuld zullen blijven, maar we kun- nen ze wel benaderen, hun kustlijnen uittekenen en, zoals op oude landkaar- ten, op die lege plekken het hic sunt leones schrijven, ‘hier zijn de leeuwen’ – om die van tijd tot tijd te laten brullen ter herinnering aan ons onvermogen. Dit alles gezegd zijnde, is het hoog tijd voor een voedzaam, maar aller- minst eenvoudig maal. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 30 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 31

Deel i Domela en de dieren Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 32 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 33

Verandering van spijs...

Zalm, runderfilet, jonge mestkippen, koteletten, zeekreeft, ganzenleverterri- ne: het was niet om het eten dat Hendrik Domela Nieuwenhuis aan zijn in Duitsland studerende broer Adriaan schreef dat het diner op 19 maart 1870 ter ere van de bruiloft van hun beider broer Ferdinand met Johanna Lulofs ‘wel aardig, maar niet bijzonder geanimeerd’ was. Gaf het diner ondanks de overvloedige spijzen geen aanleiding tot superlatieven, Hendrik constateerde wel dat de inzegening plaatsvond in een opmerkelijk volle kerk. In Lutherse kringen wekte de naam Domela Nieuwenhuis nu eenmaal veel belangstel- ling. Vader Domela Nieuwenhuis was op dat moment weliswaar niet meer in het land der levenden, maar de herinnering aan deze rechtzinnig predikant en hoogleraar van het Evangelisch-Luthers Seminarium was nog vers. En de bruidegom zou in zijn voetsporen treden: na de huwelijksreis wachtte hem een gemeente in Harlingen. Voetsporen? Ook weer niet. Gebleken was al dat Ferdinand niet recht in de leer was, maar vrijzinnig. Wat dat aangaat was va- der Nieuwenhuis net op tijd gehemeld. Of, zoals zijn stiefmoeder verzuchtte: ‘Waar moet het heen, als alles bij de jonge lieden op eigen krachten steunt ze geene genade van God behoeven, en de goddelijkheid van den Heer wegwer- pen!’1 Iets soortgelijks moet broer Hendrik tien jaar later eveneens gedacht hebben toen hij alweer Adriaan berichtte over alweer een huwelijk van Ferdi- nand met alweer een Johanna. Ditmaal was haar familienaam Hagen en het zou de derde Johanna worden die Ferdinand verloor aan kraamvrouwen- koorts. ‘Wel aardig’ was de trouwerij deze keer voor Hendrik niet. Buitenis- sig, belachelijk en aanstotelijk des te meer. Geen kerkelijke ceremonie dit- maal, maar een procureur die vanachter een speeltafeltje bedekt met een groengebloemd kleed de echtelieden toesprak – thuis, in de suite. ‘Het was dus geheel eene nabootsing van het kerkelijk huwelijk,’ schreef Hendrik op 29 april 1880, ‘en had veel van eene parodie daarop. Van God of eene voorzie- nigheid echter geen woord, in plaats daarvan een zonderling en dikwerf er- gerlijk mischmasch, en dwase frases van persoonlijke aard.’ Geen diner dit keer, maar broodjes, taartjes, koffie en madera. Zoals later zal blijken waren deze laatste twee dranken bovendien nog een concessie. Hendrik voelde zich al met al ontheemd en dacht met weemoed terug aan de Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 34

34 Deel i

gezellige tijden van weleer. Dat het huwelijk ditmaal geen koeien, ganzen en andere dieren het leven had gekost, zal hem niet hebben geïnteresseerd. Hij vond de ‘vegetarische manie bespottelijk’ en ‘even ongezellig als onaange- naam’. De oudejaarsavonden die hij bij Ferdinand placht door te brengen meed hij vanaf die tijd omdat ‘afleiding en gelegenheid tot uitspreken’ door de ‘rampzaligen socialistischen vegetarischen hocus pocus’ waren verdwe- nen, zoals hij Adriaan teleurgesteld schreef. Dat oordeel kon overigens niet voorkomen dat Adriaan niet veel later óók vegetariër werd.

In de historiografie heeft het vegetarisme van Ferdinand Domela Nieuwen- huis (1846-1919) nooit veel aandacht gekregen. Als het wordt genoemd is dat als, ten eerste, een persoonlijke eigenaardigheid die gepresenteerd wordt in samenhang met bepaalde karaktertrekken, of, ten tweede, als een verschijn- sel dat wordt bezien vanuit een antropocentrische duiding van het socialis- me. Dat wil zeggen, vanuit het onschatbare belang dat Domela had voor de socialistische beweging, is zijn overgang tot vegetarisme verklaard als daad van solidariteit met de arbeiders die te arm waren zich vlees te kunnen per- mitteren. Zijn biograaf Evert Zandstra stelde zich dit zelfs fysiek voor: ‘Als hij zag hoe de arbeiders leefden kon hij thuis geen vlees door de keel krijgen, geen glas wijn meer drinken.’2 Dit solidariteitsidee schuilt ongetwijfeld ook achter Jan Romeins analyse dat vegetarisme voortkwam uit ‘het slechte geweten van een heersende klasse die enerzijds niet langer overtuigd was van het goed recht harer heerschappij en anderzijds daarin nog zo weinig bedreigd werd dat zij zich veroorloven kon, haar eigen tekort te onderkennen’. Helemaal uit de lucht gegrepen was dit niet. Voor de predikant en schrijver Carel Steven Adama van Scheltema wás solidariteit met de arbeiders inderdaad een van de redenen om na de fles ook het vlees te laten staan. Zoals hij begin 1895 schreef: ‘Nu zie ik, dat de werkman, omdat beide [vlees en wijn] duur, voor hem niet bereikbaar zijn, iets groots en in het niet-volop-hebben een gemis ziet, en dit doet mij een plicht der liefde achten, mij op zijn standpunt te stellen, en mij persoonlijk te ontzeggen, wat de meergegoede zonder eenige schade nalaten kan.’3 Maar het lastige van deze motivatie is dat terwijl arbeiders steeds meer vlees gingen eten – al in 1900 was tweemaal in de week vlees regel in arbei- dersgezinnen – Domela vegetariër blééf en vegetarisme juist onder arbeiders aanmoedigde. Als het solidariteitsidee werkelijk hout had gesneden, had kri- tiek vanuit het sdap-kamp dat vegetarisme ‘een pro-kapitalistische, antisocia- listische kwakzalving was’ en dat Domela, net als de kapitalisten, de ‘arbei- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 35

Domela en de dieren 35

ders tevreden’ wilde houden, geen zeggingskracht gehad. Niettemin, Dome- la’s meest recente biograaf Jan Meyers heeft ongetwijfeld gelijk dat zowel het vegetarisme als solidariteit met arbeiders uitstekend paste bij Domela’s ‘soberheidsmanie’, een verbinding die eerder ook biograaf Albert de Jong maakte.4 Daarmee komen we bij het eerste punt, de relatie van vegetarisme met persoonlijkheid. Volgens Jan en Annie Romein stopte Domela met vlees uit ‘redelijkheid’, maar zij lichtten dat niet verder toe. Meyers verklaarde Dome- la’s vegetarisme behalve uit een zucht naar soberheid tevens uit zijn behoefte zich persoonlijk te identificeren met Jezus.5 Probleem daarvan is natuurlijk dat Jezus, voor zover bekend, helemaal geen vegetariër wás. Want dat Domela geloof hechtte aan bepaalde exegeses die van Jezus toch een geheelonthou- dende vegetariër maakten (uit de beschikbare bronnen kwam hij evenmin als duidelijk vleeseter naar voren, de vissen en wijn die ter tafel verschenen wer- den symbolisch geïnterpreteerd) is twijfelachtig. Het verband tussen Dome- la’s identificatie met Jezus en vegetarisme lijkt daarmee te bestaan uit het idee dat vegetarisme ‘lijden’ was. Nu denk ik ook dat het dat tot op zekere hoogte was, maar dan niet zozeer, wat de implicatie lijkt, in culinaire zin, maar vooral sociaal – en als neveneffect van het gekozen eetpatroon. Een ne- veneffect waarvan de masochistische attractie op zijn best dubieus was – waarover dadelijk meer. Maar de echte moeilijkheid van deze verklaringen is dat zij de dieren on- zichtbaar maken. Zandstra noemt ze niet, het echtpaar Romein niet, De Jong evenmin, Meyers slechts in een tussenzin die naar de achtergrond wordt ge- drongen door Jezus en de soberheidmanie.6 Ik denk echter dat die dieren, en in breder verband de natuur, integraal samenhingen met zowel Domela’s vegetarisme als zijn socialisme en anarchisme, met de voorstelling van de wereld zoals hij zich die in de loop der jaren vormde, met zijn strijd voor een rechtvaardiger samenleving.7 En ja, soberheid was daarvan een belangrijk kenmerk. Doel van dit deel is die samenhang te begrijpen. Dat gebeurt allereerst door globaal de weg in kaart te brengen die Domela naar vegetarisme voerde, een weg die zich opende door zijn betrokkenheid met wat ‘de sociale kwestie’ heette én door de teloorgang van zijn christelijk geloof. Het overgeleverde bronnenmateriaal is te onvolledig en gefragmenteerd om nauwkeurig vast te stellen op welk punt van die route dieren zich begonnen aan te dienen, maar dát zij dat deden lijdt geen twijfel. Bij ontstentenis van een legitimatie door ‘god of eene voorzienigheid’ bleken zij een intellectueel (en moreel) pro- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 36

36 Deel i

bleem te vormen dat in potentie Domela’s strijd voor recht, gelijkheid en vrij- heid kon torpederen. Door te focussen op de wijze waarop Domela hen ging representeren wordt duidelijk hoe hij daar het hoofd aan bood: dieren raak- ten vervlochten in zijn conceptie van een rechtvaardige wereld. Domela was daarin bovendien niet uniek. Hij mag, zoals bij wijze van coda tot slot aan de orde komt, als exemplarisch gelden voor een grotere groep vegetariërs die zich, mede onder zijn invloed, aan het eind van de negentiende eeuw ging manifesteren. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 37

Domela’s vegetarisme

‘Niet voor zijn plezier’

Wat de opening al verduidelijkte is dat de overstap op een vegetarische leef- wijze een onmiskenbaar stempel drukte op het dagelijkse leven. Op elke maaltijd vanzelfsprekend, maar ook op sociale relaties. Het laat zich inden- ken dat dit stempel zich des te meer doet voelen naarmate de omringende maatschappij niet of slecht op vegetarisme is ingesteld. In praktische zin, maar zeker ook in mentaal opzicht. In een samenleving waarin vegetarisme een algemeen verbreid verschijnsel is, komt het vegetariër-zijn simpelweg neer op het steevast gebruikmaken van de alomtegenwoordige vegetarische opties. Daarover telkens nadenken is niet nodig; het wordt tot een onbelem- merd automatisme. In een samenleving als die waarin Ferdinand Domela Nieuwenhuis leef- de, een samenleving waarin vegetarisme onbekend was en, bij kennisma- king, veelal bizar gevonden werd, moet elk contact, elke transactie waarmee eten gemoeid was, beladen zijn geweest. Dat is niet iets wat doorgaans zijn neerslag vindt in wat de geschiedenis aan bronnen overlevert, maar niette- min zijn er sporen van te vinden, zoals in de brieven van Hendrik, of in een boekbespreking uit 1900 waarin Domela met ingehouden woede memoreer- de dat zijn dokter hem als misdadiger betitelde omdat hij zijn gezin blootstel- de aan een vegetarische leefwijze.8 In de intensieve familiecorrespondentie die zijn gevangenschap in 1887 veroorzaakte, komen dergelijke ondervindingen eveneens aan de oppervlak- te. Domela kreeg in de gevangenis vlees te eten, iets waarvoor je waarschijn- lijk vegetariër moest zijn om de portee ervan te doorgronden. Hoewel het contact met zijn broer al lange jaren vrijwel verbroken was geweest, kwam Adriaan onmiddellijk hiertegen in het geweer. Aan hun broer Co, die straf- rechtdeskundige was, schreef hij op 5 februari 1887:

‘In de verplichting vleeschkost te genieten, ligt eene wreedheid, die buiten het wezen der straf ligt. Zelfs aan den revolutionnair werd in 1849 te Baden vergund, overeenkomstig zijne gewoonte het dieet van Pytha- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 38

38 Deel i

goras of de natuurlijke leefwijze te blijven volgen, omdat de straf niet uit- sprak de vernietiging van het door hem beleden beginsel: “gij zult niet doo- den” en evenmin de inwendige verontreiniging voorschreef. (...) F. moet, of- schoon alleen in politieken zin misdadiger in elk geval in moreelen zin intact, vleeschkost gebruiken en alzoo met bewustzijn zich zijn leven laten verkorten. Hierin ligt eene inhumaniteit zonder weerga, eene bepaalde wreedheid, waartoe zelfs de meest bedorven en ontkerstende maatschappij, mijns inziens, het recht niet bezit.’9

Co antwoordde twee dagen later dat hij meende zich niet met de voeding te mogen bemoeien, waarmee hij Adriaans argumenten kon laten voor wat ze waren. De gevangenisarts reageerde ondertussen op Domela’s vegetarisme alsof dat, zoals Jan Meyers het mooi omschreef, ‘een gebrek aan fatsoen was’. Die typering kon niet raker. Voor deze arts wás het inderdaad onfatsoenlijk: vegetarisme betekende een ondermijning van zijn autoriteit. En dus bleef hij vlees voorschrijven, vlees dat de hondszieke Domela, als hij dat al tot zich nam, voor zichzelf rechtvaardigde door het als geneesmiddel te beschouwen – en daarin schuilde een zekere ironie. Herinneringen aan hoe de keuze vegetarisch te leven de dagelijkse om- gang beïnvloedde, zijn ook te vinden in de gedenkschriften van Domela. Zo verhaalde hij dertig jaar na dato van zijn reis naar het Groningse Scheemda: ‘Nooit heb ik meer spijt gehad onthouder en vegetariër te zijn dan op die eer- ste reis.’ De bijeenkomst verliep niet zoals gehoopt en de logementhouder die daarover het land had, bood hem na afloop als bewijs van hartelijkheid een goed glas wijn aan – wat Domela afsloeg:

‘Dat was een teleurstelling voor hem. Maar hij gaf den moed niet op en zei: maar wat kan mijn vrouw dan eens voor lekkers klaarmaken voor u? Een biefstuk, een carbonade, zeg maar ronduit wat ge hebben wilt. Ik antwoord- de: dank u wel, want ik eet geen vleesch, geef mij maar een boterham met een stuk roggenbrood en kaas. Tweede teleurstelling. Het speet me voor hem, want het was zoo goed gemeend.’10

Gelijksoortige situaties moet hij vaker hebben meegemaakt. Gezien vanuit de andere kant, herinnerde fabrieksarbeider Gerhard Mantel zich dat toen in 1885 Domela bij hem in Hengelo kwam eten, hij het voorgeschotelde niet wil- de gebruiken. ‘Dit was een teleurstelling voor ons; we hadden nooit van vege- tarisme wat gehoord en zulke gasten op bezoek!’11 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 39

Domela en de dieren 39

Wat Domela op 13 februari 1880 aan zijn broer Adriaan schreef, lijkt der- halve ook volmaakt toepasbaar op zijn vegetarisme: ‘Waarlijk mijn ideën heeft men niet voor zijn plezier en ware het niet, dat heilige ernst en vaste overtuiging iemand sterkten, men zou leiden het gemakkelijke leven dat in ’t gewone spoor gaat.’12 De vraag is daarom allereerst gerechtvaardigd hoe ie- mand het in zijn hoofd haalde ’t gewone spoor te verlaten; waar kortom die heilige ernst en vaste overtuiging vandaan kwamen.

De mens is de mens god

De wortel van het kwaad was tweeërlei. Allereerst werd Domela al vroeg in zijn carrière als predikant geraakt door de armoede en nood van de laagste volksklasse. ‘De arbeiderskwestie houdt terecht de aandacht van velen bezig,’ schreef hij begin 1871. ‘Zij is een der gewichtigste en moeilijkste vragen van de nieuwe tijd. Zoals de verhouding van loon en arbeid nu is, kan het onmogelijk blijven.’13 Maar dat bleven de maatschappelijke wantoestanden wel, zoals de navolgende jaren uitwezen, reden voor Domela om hem in 1875 in de pen te geven: ‘Is het soms een orthodox leerstuk om het zo te laten? Is het soms een modern leerstuk? Of evangelisch? Zo ja, ik schenk u alle orthodoxie, alle evangelisme, alle moderniteit, ik ga niet met u mede.’ Met die laatste zinsnede is de tweede achtergrond gegeven, de teloorgang van zijn geloof. Tijdens zijn studietijd werd Domela geconfronteerd met de controverse tussen supranaturalisme en rationalisme die de protestante theo- logie in de greep hield. Gingen de bijbelse wonderen het menselijk verstand te boven of konden er rationele verklaringen voor gevonden worden? Aanvan- kelijk sloot hij zich, zoals hij zich later herinnerde, aan bij zijn vader, die pro- beerde een enigszins gematigde positie in te nemen, maar die niettemin de moderne, rationele richting fel bestreed: de rede was immers bedorven door de erfzonde. Het supranaturalisme mocht gebrekkig zijn, het naturalisme achtte hij volstrekt ongeschikt om de godsdienst tot grondslag te dienen. In tegenstelling tot zijn vader raakte Domela echter geïntrigeerd door het boek Das Leben Jesu van David Friedrich Strauss. Deze Duitse theoloog had al in 1835 olie op het vuur van het supranaturalisme-naturalismedebat gegooid door te stellen dat de evangeliën weliswaar historische informatie over Jezus bevatten, maar dat zelfs rationele verklaringen voor de wonderen tekortscho- ten: ze moesten worden beschouwd als mythen. Ook Strauss’ Die Christliche Glaubslehre (1841) maakte op Domela diepe indruk net als de geschriften van Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 40

40 Deel i

Busken Huet en Allard Pierson die respectievelijk in 1862 en 1864 het domi- neesambt vaarwel hadden gezegd omdat dit niet viel te verzoenen met het nieuw verworven ongeloof.14 Mogelijkerwijs nam Domela tijdens zijn studententijd ook al kennis van de werken van Ludwig Feuerbach, de Duitse filosoof die scherp met het chris- tendom afrekende. In 1910 herinnerde hij zich tenminste dat hij Feuerbachs boeken als student had ‘verslonden’ en dat ze hem een openbaring waren geweest. Belangrijk element in Feuerbachs denken: de terugkeer naar de natuur. Hoewel het onzeker is of en zo ja in hoeverre Feuerbach inderdaad toen zijn aantrekkingskracht al deed voelen is zeker dat diens materialisme hem nog te ver voerde.15 ‘Ik keur het materialismus af,’ schreef hij in 1871 aan Adriaan, ‘omdat het eenzijdig is en al wat eenzijdig is, kan niet de waarheid zijn.’ Ook materialistische auteurs als Büchner, Vogt en Moleschott konden bepaald niet onverdeeld op zijn instemming rekenen. Maar dit laat onverlet dat Domela aan het twijfelen was gebracht. De dood van zijn geliefde vrouw Johanna Lulofs in het vroege voorjaar van 1872 gaf die twijfel bovendien de krachtigst denkbare impuls. Achteraf gezien was daarmee de dood van god ook bezegeld, maar voor- alsnog kon hij het geloof niet loslaten. Wel was hij naarstig bezig met het be- palen van een nieuwe positie, met een zoektocht naar nieuwe waarden ter vervanging van de tot illusies verbleekte zekerheden. Zijn uitvoerige brieven aan Adriaan getuigen hiervan. Hij vervolgde hierbij de weg van het rationalis- me die hij was ingeslagen. Die leidde hem, gezien zijn sterke oriëntatie op Duitsland niet verwonderlijk, tot de zeer vrijzinnige dominee Eduard Baltzer. Deze bood niet alleen een – voorlopig – antwoord in theologisch opzicht, maar verschafte tevens een – eveneens voorlopig – antwoord op de sociale kwestie.

Eduard Baltzer, vegetarisme in Duitsland

Baltzer, geboren in 1814 als zoon van een predikant in een klein plaatsje ten noorden van Leipzig, was tijdens zijn studie theologie in de ban van het ratio- nalisme geraakt. In 1841 kreeg hij een benoeming als predikant in Delitzsch, maar zijn overtuiging botste met de conservatieve geest aldaar en fnuikte ver- volgens zijn pogingen om elders een aanstelling te krijgen. Weliswaar accep- teerde de kerkgemeente hem zowel in Halle als in Nordhausen, maar tot Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 41

Domela en de dieren 41

tweemaal toe gooide de consistorie roet in het eten. Baltzer besloot daarop uit de Pruisische landskerk te stappen en zijn aanhangers in Nordhausen volg- den hem. Op 5 januari 1847 vormden ze onder leiding van Baltzer een vrij- religieuze gemeente die al snel vijfhonderd leden telde.16 Wat voor Baltzer nog van het christendom restte was een ethisch princi- pe. Dit was niet goddelijk geopenbaard, maar was te vinden in de mens. ‘Wir suchen das Göttliche nicht mehr in einer jenseitigen Welt, sondern im rein Menslichen.’17 Jezus vertegenwoordigde een menselijk ideaal. Het was een zienswijze die Domela moet hebben aangesproken. Ruim voordat hij van de vrij-religieuze geschriften had kennisgenomen, had hij al als jonge dominee geconcludeerd dat in het evangelie van Johannes de historische Jezus was verdraaid tot goddelijk wezen. Hij zal door Baltzer in zijn overtuiging zijn gesterkt dat Jezus moest worden beschouwd als een voorbeeldig persoon, als een belichaming van vrijheid en onafhankelijkheid, als iemand ‘die je door navolging op een hoger, socialer plan van het mens-zijn bracht’.18 Niet voor niets werd in de vrij-religieuze gemeente van kerkelijke rituelen afgezien. Openbare gemeentebijeenkomsten stonden niet in teken van godsdienstbe- oefening, maar van kunst en wetenschap. De gemeente benaderde eerder een burgerlijke vereniging dan een kerkelijk instituut. In de jaren die volgden werd Baltzer een belangrijke figuur in de Duitse vrij-religieuze beweging, maar een florissante toekomst was voor zijn ge- meente niet weggelegd. De overheid toonde zich allengs repressiever. Dat Baltzer weigerde belasting te betalen zal daar overigens niet vreemd aan zijn geweest. Bijeenkomsten werden verboden, de vrij-religieuze kleuterschool gesloten, huiszoekingen bij aanhangers vonden plaats en de gemeente werd ervan beschuldigd een politieke partij te zijn.19 Op Baltzers gedachtegoed kwam in 1866 een belangrijke aanvulling: ve- getarisme. Beter geformuleerd verving het zijn vrij-religieuze gedachtegoed, want vegetarisme hield voor Baltzer niet enkel de boycot van vlees in, of een wat uitgebreidere verzameling dieetvoorschriften, maar vertegenwoordigde een alomvattende levensopvatting – waarvan zijn eerder gevormde vrij-religi- euze gedachtegoed de hoofdmoot vormde. Als kortom ergens de term ‘klein geloof’ op vegetarisme van toepassing is, dan was het bij Baltzer. Hij was tot het vegetarisme gekomen via de geschriften van een andere Duitser, Theodor Hahn. Essentie hiervan was: leven volgens de natuur. De vegetarische vereni- ging die Baltzer in 1867 oprichte, de eerste in het Duitstalige gebied, noemde hij dan ook Deutscher Verein für naturgemäße Lebensweise. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 42

42 Deel i

Van nature frugivoor

Die natuur vormde een aantrekkelijk substituut voor Gods woord omdat ze kon bogen op een lange traditie als richtsnoer voor goed en rechtvaardig le- ven. Al in de geneeskunde van de klassieke oudheid gold de natuur als basis van een gezondheidsmodel waarin de kosmos figureerde als harmonische ordening waarnaar geleefd kon worden door matigheid, beheersing, zinde- lijkheid en regelmaat te betrachten in het gehele leven – in voeding, levensrit- me, lichamelijke hygiëne, seksualiteit. De Natuur was de wijze leidsvrouwe wier raad wet was. ‘Een wezen dat niet volgens de Natuur leeft, vergaat spoe- dig,’ vatte Goethe dit samen. Verstoringen in de natuurlijke harmonie, die tot ziekten leidden, konden optreden in de gehele leefomgeving, maar nergens waren zij zo menigvuldig als in de stad. ‘[E]en der sterkste middelen om het menschelijk leven te ver- korten is: het te zamen woonen van menschen in groote steden,’ schreef Christoph Wilhelm Hufeland in zijn beroemde boek Makrobiotik oder Die Kunst, das menschliche Leben zu verlängern (1796).20 Hufeland was behalve arts van het Pruisische hof en van de fine fleur van de Duitse intelligentsia (waaronder Goethe) ook de inspiratiebron voor Theodor Hahn – en daarmee indirect voor Baltzer. Een eenvoudig, eerlijk en arbeidzaam leven op het plat- teland was daarentegen het recept voor een goed, lang leven. Door de menselijke bevolkingsgroei en snelle urbanisatie vanaf het mid- den van de negentiende eeuw won deze zienswijze aan actualiteit.21 De ern- stige sociale problemen die met de expansie van de stad waren verbonden zouden, zo was het idee, worden opgelost door een terugkeer naar de natuur. Genezing van maatschappelijke kwalen ging daarmee hand in hand met die van lichamelijke ziekten. Op beide niveaus was voeding cruciaal. Kernbegrip in dezen was ‘prikkeling’. Gewaakt moest worden voor ‘onnatuurlijk’ prikke- lende stoffen zoals alcohol, tabak, koffie, thee, azijn, peper en andere specerij- en. En inderdaad, ook vlees was in dit opzicht beter te vermijden. Zoals Hu- feland al had geschreven: ‘Men houde zich bij de keus der spijzen altoos het meest bij plantkost. De vleesch spijzen hebben meer neiging tot rotting; die uit het Plantenrijk daarentegen meer tot zuur; en verminderen dus de rot- ting; welke onze bestendige doodvijandin is.’ In lijn hiermee leerde de ge- schiedenis volgens Hufeland ‘dat niet die geenen, die veel vleesch eeten, maar dezulken, die van groenten, vruchten, graanen en melk leefden, den hoogsten ouderdom bereikten.’22 Hufeland, en in zijn voetspoor Theodor Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 43

Domela en de dieren 43

Hahn en Eduard Baltzer, sloot zich hiermee aan bij het kamp dat de overtui- ging aanhing dat vlees voor de mens onnatuurlijk was. Dat was een denk- beeld dat al door Plutarchus was verdedigd en naadloos paste bij het klassieke idee van een mythologische Gouden Tijd en het christelijke idee van het para- dijs. In de zeventiende eeuw had het nieuwe impulsen gekregen, vooral door de Franse filosoof en epicurist Pierre Gassendi die door anatomische vergelij- kingen van gebitten de constructie van de mens als vruchteneter, frugivoor, onderbouwde.23 Het was een inzicht dat zijn invloed niet miste toen in de achttiende eeuw de naturalisten de aardse organismen in taxonomische stelsels gingen onderbrengen. Zoals de Britse botanist John Ray schreef:

‘Certainly man by nature was never made to be a carnivorous animal, nor is he armed at all for prey and rapine, with jagged and pointed teeth and crooked claws sharpened to render and tear, but with gentle hands to gather and , and with teeth to chew and eat them.’24

Linneaus conformeerde zich aan deze opvatting en in Nederland werd zij in 1773 verdedigd door de Leidse medicus Pieter van Schelle en door de al in de inleiding genoemde Phillipus Zweerts die in 1786 een verhandeling hield on- der de titel ‘Over het vleesch eeten, of onderzoek of de mensch van natuur een vleescheetend schepsel zij’.25 De darwinistische revolutie, die een verkla- rend principe bood om anatomische overeenkomsten te herleiden tot evolu- tionaire verwantschap, maakte de boodschap van het veronderstelde - aardige dieet van de primaten des te klemmender. Het leven volgens de natuur, synoniem geacht met vegetarisme, was hierbij meer dan een fysieke aangelegenheid. Ze bevatte psychische, ethische en esthetische dimensies. Het schone, ware en goede hingen noodzakelijker- wijs samen, zodat ook gezondheid, geluk, deugdzaamheid en schoonheid uit elkaar volgden.26 Zo zou men zonder de onnatuurlijke prikkels zijn eigen hartstochten beter meester zijn. Bij Baltzer kwam deze nadruk sterk naar voren. Vegetarisme beloonde de mens met gezondheid van lichaam, ziel en geest. En net als bij Plutarchus werd in dit opzicht ook de verhouding tot de dierenwereld van groot belang. Het doden van een dier, van ‘een levend wezen dat gevoelt evenals wij’, louter om te verteren, paste niet binnen deze morele orde. Vegetarisme was humaner, ‘want het ziek mesten, kwellen en dooden der dieren neemt een einde’.27 Niet alleen wakkerde de urbanisatie en alle verandering en onzekerheid Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 44

44 Deel i

die ermee gepaard gingen het verlangen naar de natuur aan, ze schiep tevens een misschien niet noodzakelijke, maar wel belangrijke voorwaarde voor een ander, vegetarisch voedingsregime. Verstedelijking betekende een verwijde- ring tussen productie en consumptie van voedsel en een steeds losser wor- dende afhankelijkheid van dieren voor het eigen bestaan – een ontwikkeling die bovendien versterkt werd door nieuwe technologie zoals kunstmest en de (belofte van) vervanging van dierlijke door machinale arbeid.28 Verstede- lijking zorgde kortom voor de nodige afstand en onafhankelijkheid om be- staande praktijken met nieuwe ogen te bezien; ze creëerde ruimte om die te kunnen verwerpen, in theorie én in het dagelijks leven.

Domela’s vegetarisme

Op 9 december 1876 schreef Ferdinand Domela Nieuwenhuis aan Adriaan dat hij bezig was met Baltzer kennis te maken en dat die hem een ‘interessan- te persoonlijkheid’ toescheen met zijn ‘vegetarianisme’.29 Dat maakte hem echter nog niet meteen zelf tot vegetariër. Dat werd hij, naar hij zich later her- innerde, in 1878, het jaar waarin hij zich in een brief aan Adriaan ronduit ‘socialist’ noemde. In ieder geval was hij vegetariër vóór 1880. Zijn huis- houdster, Johanna Hagen, met wie hij, zoals beschreven, in de lente van 1880 zou trouwen, was solidair en ook zijn kinderen genoten nadien met tamelijk veel succes een vegetarische opvoeding – met als beste voorbeeld Cesar, de kunstenaar en dierenvriend. Domela’s laatste vrouw Bertha zou overigens, kennelijk als uitvloeisel van haar hypochondrische aard, wel weer ‘tot de vleespotten terugkeren’.30 Dat Domela zich voor vegetarisme en aanverwante zaken interesseerde bleek voor de buitenwereld vanaf maart 1879. Toen namelijk begon hij zijn tijdschrift Recht voor Allen, dat in de jaren tachtig zou uitgroeien tot socialis- tisch tijdschrift bij uitnemendheid, maar dat aanvankelijk een progressief liberaal weekblad was, bestemd voor de ontwikkelde burgerij. In de eerste nummers plaatste hij artikelen uit Duitse en Engelse tijdschriften over kwes- ties als overbevolking in relatie tot voedselproductie, gezondheidswetenschap en ongezonde leefwijze – waaruit het ideaal spreekt van leven volgens de wet- ten van de natuur. De oude Grieken, zoals vaak in de negentiende eeuw, wer- den als voorbeeld gesteld. In het negende nummer, op 26 april 1879, verscheen zijn eerste eigen ar- tikel over vegetarisme, een bespreking van de Nederlandse vertaling van een Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 45

Domela en de dieren 45

lezing van Friedrich Dock, Iets over het vegetarianisme, zijne beteekenis voor de zedelijkheid en de gezondheid.31 Voor zover mij bekend was dit, na Vleesch of groenten? van H. Klencke uit 1869 (ook een vertaling uit het Duits) het twee- de boekje dat in het Nederlands exclusief aan dit onderwerp was gewijd. De bespreking biedt een glimp van hoe Domela op dat moment zelf over vegeta- risme dacht. Hij constateert dat men in Duitsland, Engeland en Amerika aan- hangers van de vegetarische leefwijze vindt – klaarblijkelijk nog niet in Ne- derland, een waarneming die de vertaalster, een zekere mevrouw De Jonge, expliciet doet. Onder vegetariërs, zo stelt Domela, worden doorgaans mensen verstaan die uitsluitend leven van plantaardig voedsel. De benaming ‘natuur- lijke leefwijze’ acht hij echter beter, waarbij impliciet duidelijk wordt dat hier- toe niet alleen de verbanning van vlees gerekend moet worden, maar ook van andere prikkelende zaken. Het niet gebruiken van vlees staat echter wel centraal, zoals blijkt uit de redenen die hij geeft om vegetariër te worden. Hij legt uit, in letterlijke navol- ging van Dock, dat er drie soorten vegetariërs zijn. ‘Gemoedsvegetariërs’, zij die afzien van vlees uit afschuw van het doden van dieren; ‘verstandsvegeta- riërs’, zij die geen vlees eten in de hoop gezond te worden of te blijven; en de ‘principiële vegetariërs’ die beide voornoemde gronden verenigen. De ‘ge- moedsvegetariërs’ behandelt hij niet verder, maar bij het gezondheidsaspect staat hij uitgebreid stil. Van de bewijzen die Dock geeft dat de mens van na- ture vruchteneter is, neemt hij die over van Gassendi – het gebit – en darwi- nist Ernst Haeckel: homo sapiens staat in evolutionair opzicht het dichtst bij de mensapen, zij zijn hoofdzakelijk vruchteneters, ergo, mensen zijn van nature óók in hoofdzaak vruchteneters. Behalve de gezondheid benadrukt Domela dat een vegetarische leefwijze goedkoper is dan een met vlees – een argument dat ook bij Baltzer te vinden is. Al met al acht hij vegetarisme een ‘allerbelangrijkste zaak’ die ten onrechte wordt bespot (de bespotting voert hij overigens terug tot de grote economische belangen die mensen hebben bij het bestendigen van het gebruikelijke voedingspatroon). Hij verklaart dat hij gaarne de kolommen van zijn tijdschrift openstelt ‘voor een zaak van zóó uit- stekend belang, waarvan het wel of wee eens volks afhankelijk is’. Van dat laatste kwam voorlopig niets: als er in Recht in Allen al over vegetarisme is gediscussieerd, liet dat nog jaren op zich wachten.

Op zijn eigen motieven vegetarisch te leven ging Domela kortom niet in, voor expliciete mededelingen die daarover zijn overgeleverd is het wachten tot de jaren 1898, 1910 en 1913. In een lezing over vegetarisme, gehouden op 27 no- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 46

46 Deel i

vember 1898 in Concordia te Amsterdam, voerde hij drie gronden aan: hu- manitaire, hygiënische en economische.32 In zijn memoires (1910) herhaalde hij deze, zonder aan een van deze drie prioriteit te geven. Dat laatste deed hij wel in 1913. In een lezing, gehouden op het vierde congres van de Internatio- nale Vegetarische Unie, van 24 tot 26 augustus gehouden in Hotel Zeerust te Scheveningen, was hij hierover heel expliciet:

‘De hygiënische kant is voor mij het minst van belang. Veel mensen hebben het vegetarisme uitgeprobeerd omdat hun gezondheid te wensen overliet. Ik behoor niet tot die categorie. Mijn gezondheid was uitstekend toen ik nog vlees at, maar ik heb mij wel altijd gehouden aan een sober en eenvoudig vleesmenu, en ik denk nog steeds dat met het in acht houden van een zekere soberheid ieder dieet goed is. Je moet niets overdrijven en ik ben ervan over- tuigd dat vleeseters zich net zo goed kunnen voelen als vegetariërs zich voe- len (...) Het is dus niet om hygiënische redenen dat ik vegetariër ben gewor- den. De ethische kant heeft voor mij zwaarder gewogen dan welk ander aspect dan ook.’33

In een interview een paar maanden later bevestigde hij deze voorstelling. Zo- als interviewer Albert Perdeck noteerde: ‘Het was vooral zijn afkeer van wreedheid en bloedvergieten, die den doorslag gaf; later werd ook de econo- mische zijde voor hem van groot belang.’34

Helemaal consistent lijkt dit beeld niet. Deels kan dat te wijten zijn aan een zekere slordigheid die Domela in zijn geschriften wel vaker plaagde, deels aan vertekening die zijn herinnering gaf. Het is niet bij voorbaat uit te sluiten dat hij aan de ‘hygiënische’ kant aanvankelijk een groter gewicht hechtte dan hij in later jaren voorspiegelde. Daarvoor zijn in elk geval wel aanwijzingen. Op 26 februari 1884 bijvoor- beeld, aan de vooravond van de dood van Ferdinands derde vrouw, Johanna Hagen, schreef hij Adriaan dat hun geloof in het vegetarisme ernstig op de proef gesteld werd: ‘Immers de bevalling had niet schmerzlos plaats, maar met instrumenten. Maar nu vreezen wij dat het zuigen ook niet zal gaan, al- thans veel is er niet. En dat hadden wij zoo gehoopt bij onze normale leefwij- ze.’35 Als verklaring bracht hij Johanna’s leeftijd in, veertig jaar. Getuige een voorstel dat hij in 1899 deed op de jaarvergadering van de Nederlandsche Ve- getariërsbond was zijn vertrouwen in de vegetarische gezondheid niet ge- schokt. Hij pleitte toen namelijk voor een onderzoek naar de doodsoorzaak Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 47

Domela en de dieren 47

van vegetariërs: ‘Men beweert, dat het vegetarisme de mensen langer doet le- ven. Wij zijn daarvan wel overtuigd, maar anderen niet.’36 Of wat te denken van het navolgende fragment uit een brief aan zijn dochter Johanna uit het- zelfde jaar:

‘Een mooie uitwerking van het vegetarisme zien we nu bij Hommes. Je weet dat hij aan steen gesukkeld heeft, een uiterst pijnlijke kwaal en hij raakte heel wat steentjes kwijt. Door de herlezing van Allinsons werkjes vond hij dat een slechte onnatuurlijke voeding aanleiding gaf tot allerlei ziekten, o.a. ook tot steen. Toen is hij begonnen natuurlijk te leven, liet vet en vleesch na, dronk geen bier of iets dergelijks meer, in één woord liet na al wat schadelijk kon zijn en ziet van dat oogenblik af heeft hij van niets meer last en dat duurt nu al minstens negen maanden. Ik vind dit een mooi bewijs ten gunste van het vegetarisme (...)’37

Laat dit aan duidelijkheid niets te wensen over, het bevat nog een andere hint dat Domela niet onverschillig was voor de veronderstelde waarde van vegeta- risme voor de gezondheid. De opeenvolging van vlees en bier in bovenstaan- de is niet toevallig. Een belangrijke topos in de vegetarische literatuur rond 1900 vormde het verband tussen vlees eten en drankzucht: het eerste zou het tweede opwekken. Ook Domela lijkt hier geloof aan te hebben gehecht. In zijn brochure Geheel-onthouding en socialisme (1897) betoogde hij dat er te weinig nadruk werd gelegd op het verband tussen alcohol en vlees ondanks de voorbeelden van mensen die pas van de drank afraakten na gestopt te zijn met het eten van vlees.38 Zelfs al zou hij vegetarisme slechts als secundaire bondgenoot hebben beschouwd in zijn strijd tegen de drank, dan nog moet de betekenis ervan niet worden onderschat – daarvoor was zijn antialcohol- kruistocht te belangrijk. Dat gezondheidsaspecten niet of nauwelijks telden voor Domela is kort- om moeilijk aan te nemen, hoewel het mogelijk is dat hij ze overwegend in algemene zin belangrijk vond en niet zozeer voor hem persoonlijk. Ook is het mogelijk dat hij gaandeweg wat sceptischer werd over de soms wel erg uitbundige vegetarische gezondheidsclaims. Dit valt echter niet te reconstru- eren. Hooguit zou de dood van zijn dochter Louise in 1902 in dit patroon pas- sen – de natuurgeneeswijze faalde miserabel in de strijd tegen haar hersen- tumor – maar verdere aanwijzingen om dit vermoeden te onderbouwen ontbreken.39 Of de ethische kant voor Domela inderdaad, zoals hij zich herinnerde, Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 48

48 Deel i

van meet af aan vooropstond, laat zich niet vaststellen. Ik vermoed eigenlijk van niet, al zal ze vast hebben meegespeeld. In de terminologie van Dock zal hij zichzelf waarschijnlijk tot de ‘principiële vegetariërs’ hebben gerekend. Aan het belang dat hij op latere leeftijd aan de ethische kant hechtte doet dat niets af, noch aan het aantal dieren dat hij een ontijdig einde door het slagers- mes bespaarde. Wat zich wel enigszins laat reconstrueren is hoe de wijze waarop hij dieren representeerde zich ging verhouden tot het wereldbeeld dat hij had ontwikkeld. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 49

Dieren in een rechtvaardige wereld

Van god tot socialisme

‘Voor mij is de godsdienst de spil waarom zich alles beweegt,’ had hij Adriaan nog geschreven in dezelfde brief als waarin hij de ‘kennismaking’ met Balt- zer meldde. Maar zijn begrip van wat godsdienst was, of beter, zou moeten zijn, had zich sterk verbreed. Het omvatte, zo hield Domela zijn Haagse evan- gelisch-lutherse kerk op zondag 25 november 1877 voor, ‘een streven, een ja- gen om de wetten te leeren kennen waardoor het zedelijk en maatschappelijk leven wordt geregeerd (...) pogingen in ’t werk gesteld worden, om de kwalen en gebreken der maatschappij op te sporen en te genezen (...) om rijken en ar- men, gebruiker en verbruiker te vereenigen tot één bond van menschelijke broederschap, om de muren te verwijderen, waardoor klassen, natiën en ras- sen van elkander worden gescheiden’.40 Voor een god is in deze omschrijving geen plaats meer. Of zoals hij het bij zijn afscheid van de kerk in 1879 formu- leerde: ‘Voor mij is niet het christenzijn, maar het menschzijn de hoofdzaak (...) Als bekwame vogelkens zijn wij slechts één of twee wijsjens machtig ge- worden, die telkens terugkeeren, maar met oneindige verscheidenheid moe- ten wij trachten variatiën te maken op hetzelfde thema. Dat thema is: het ge- luk der menschheid.’ Humaniteit werd het sleutelwoord, dat allengs synoniem zou worden met socialisme.41 Maar behalve deze gerichtheid op de mens, dit humanisme, was er nog een ander aspect dat het nodige gewicht in de schaal legde. Van een door god bezield universum was Domela gekomen tot een zuiver materialisme. God was verworden tot een onbewijsbaar en, wat minstens zo belangrijk was, over- bodig axioma. Met Büchner zag hij in het heelal louter kracht en stof werk- zaam. Waar het humanisme vatbaar is voor blikvernauwing, voor een ge- zichtsveld dat niet verder reikt dan de mensheid, relativeerde deze zienswijze het menselijk bestaan juist aanzienlijk. De mens moest zich niet verbeelden het middelpunt van de kosmos te vormen, integendeel, het vormde er slechts een nietig ‘plasma-korreltje’ in. Als gevolg daarvan was de menselijke wereld- geschiedenis niet meer dan een ‘onbeduidend korte episode’ uit het lange be- staan van de aarde, dat op zijn beurt weer verbleekte in het licht van de ge- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 50

50 Deel i

schiedenis van het heelal. Dit inzicht in de uitermate nederige positie van menselijke wezens was te danken aan de natuurwetenschap. Van het geloof dat de rede was besmet door de erfzonde was kortom al lang geen flinter over. Dit wereldbeeld had ook consequenties voor de dieren. Nu het christen- dom had afgedaan, moest Domela voor hen een nieuwe positie bepalen. Zo- als hieronder duidelijk zal worden, gebeurde dat in het spanningsveld tussen het failliet van het antropocentrisme enerzijds en een sterke preoccupatie met het geluk der mensheid anderzijds.

De dieren

Dat zich op het punt van de dieren een probleem aandiende werd in elk geval duidelijk eind 1884, begin 1885. Of en hoe Domela zich voor die tijd al over de dierenvraag had gebogen, is onduidelijk. Mijn vermoeden is dat Domela’s ve- getarisme aanvankelijk op een veranderde status van de mens stoelde – die van frugivoor – niet, of niet zozeer, op een veranderd beeld van andere dieren. Dat is te zeggen, ongetwijfeld keurde hij het mishandelen van dieren ten sterkste af, voelde hij afkeer van bloedvergieten – en in dat opzicht kwam het mooi uit dat voor zijn eten geen dieren werden geslacht. Niettemin, het is goed mogelijk dat zijn houding ten aanzien van dieren niet principieel ver- schilde van die van de beschaafde burger die zich in de tweede helft van de negentiende eeuw met dierenbescherming bezig ging houden – of met die van zijn iets minder burgerlijke vriend Multatuli, die fel tegen dierenmishan- deling gekant was en daarom in 1878 pleitte voor gereguleerde slachthuizen buiten de stad waar via wetenschappelijke weg dieren met minimaal lijden aan hun einde zouden komen. Zodat, valt daar achteraan te denken, hij ze met minder gewetensbezwaar kon opeten.42 Maar als dit klopt manoeuvreerde Domela zich eind 1884 in een positie die hem dwong de positie van niet-menselijke dieren te heroverdenken. Aan- leiding was het tijdschrift De 20ste eeuw. Dat was een project van Marie An- derson, een voormalige discipel van Multatuli die behoorde tot wat in de Mul- tatuliliteratuur het ‘legioen der kinderen van Insulinde’ heet. Anderson was een strijdlustige, uiterst progressieve vrouw ‘met opvattingen die zelfs voor De Dageraad te radicaal waren’, zoals Multatulibiograaf Dik van der Meulen het typeerde. Haar blad trok ten strijde voor vrouwenrechten en geboortebe- perking, tegen antisemitisme en kolonialisme, maar de promotie van dieren- bescherming stond voorop, juist omdat dit in Nederland een ‘bizonder im- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 51

Domela en de dieren 51

populair’ onderwerp was – het tijdschrift ging dan ook gauw weer ter ziele.43 Anderson was een zeer overtuigd vegetariër, vol trots over haar vegetarisch grootgebrachte zoon, en leeft in de Nederlandse letterkunde nog voort in het nooit door Multatuli voltooide blijspel Aleid, waarin zij is geportretteerd als Temia, een dwaze dierenbeschermster die een brief naar tsaar Nicolaas stuurt om hem te bewegen iets te doen aan de grote rendiersterfte te Lapland.44 Niet verwonderlijk dat een groot deel van de inhoud van De 20ste eeuw was gewijd aan vegetarisme, het bestrijden van de jacht en de vivisectie. In dat laatste kader publiceerde Anderson een artikel van de hand van H.I.V.E. Salomon. Deze was luitenant van de grenadiers en jagers te Maas- tricht, enkele jaren secretaris geweest van de in 1864 opgerichte Nederland- sche Vereniging tot Bescherming van Dieren, maar daar inmiddels uitge- werkt vanwege zijn onvermurwbare houding tegen de vivisectie. Dáárover handelde het stuk dus, maar Salomon had en passant ook te kennen gegeven dat hij van de socialisten nog niets gezien of gehoord had dat hem ‘niet walg- de en een onverzoenlijken haat tegen hen deed opvatten’.45 Zoveel reactionaire vrijzinnigheid kon Domela niet over zijn kant laten gaan. Hij stuurde Anderson een brief – die helaas niet bewaard lijkt te zijn ge- bleven – waarin hij haar kapittelde over het feit dat zij deze zinsnede zonder corrigerend commentaar had opgenomen. Behalve dat had hij zich echter kennelijk in zijn brief ook minachtend over de ‘hondjes en poezen’ uitgelaten wier belangen Salomon verdedigde zonder zich, blijkens zijn afkeer van het socialisme, om de belangen van mensen te bekommeren.46 Anderson sprak hem daar in vriendelijke, maar zeer besliste bewoordin- gen op aan. Haar antwoord lijkt te impliceren dat Domela het opkomen voor mensen principieel van groter belang achtte dan dierenbescherming. Daar keert ze zich in elk geval tegen. Domela had zich volgens haar moeten beper- ken tot een weerlegging van Salomons kritiek op het socialisme, zonder daar- bij afbreuk te doen aan de betekenis van de dierenbescherming. Anderson ging echter nog een stap verder:

‘Iedere arbeider die, op deugdelijke wijze, zich tegen onderdrukking verzet, behartigt in de eerste plaats zijn eigen belang; maar wie voor wezens spreekt die n i e t voor zichzelf kunnen spreken (dan door angsten, smarten, blikken en jammerklachten), hem beheerscht allerminst egoïsme. En daarom doet het mij leed dat u, aangevallen, u op die wijze hebt verweerd. (...) Wilt gij recht voor allen, dan moet ge ’t ook voor de a l l eronrechtvaar- digst behandelde dierenwillen.’47 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 52

52 Deel i

Domela gaf zich niet gewonnen. Vanuit zijn eigen inzet voor de arbeiders moet hij aan de nadruk op het lot van de dieren het gevoel hebben overgehou- den dat mensen hier bij dieren werden achtergesteld. In een volgende brief kwam hij hier weer op terug, maar ook nu bevredigde het antwoord van Anderson hem niet volledig, ondanks haar verzekering dat men zowel voor dieren als mensen ‘goed’ moet zijn. De toevoeging ‘En is men totnogtoe in de christelijke landen niet nog veel slechter voor de lieve beesten dan voor de lieve “mede-menschen”?’ zal daar wellicht debet aan zijn geweest.48 In een derde brief liet hij haar daarom weten dat zij ‘het lijden der menschen’ niet kende, wat Anderson – met enig recht waarschijnlijk – weersprak. Voor zover deze discussie zich zonder Domela’s brieven laat reconstru- eren, lijkt het twistpunt daarmee te zijn opgeschoven van de kwalitatieve vraag of mensenbelangen boven dierenbelangen moeten worden gesteld naar de kwantitatieve vraag wie meer leed werd berokkend, mensen of die- ren. En dat lijkt niet zonder reden, aangezien Anderson een gevoelig punt blootlegde. Want op welke grond zouden belangen van mensen verheven zijn boven die van dieren?

De christelijke conventie was uiteraard dat god de mens boven de dieren had geplaatst en dat tussen beide een fundamenteel verschil bestond: de ziel. Of nauwkeuriger gezegd, de rationele ziel, want het christendom had de Aristo- telische leer geïncorporeerd dat er drie zielen zijn: de vegetatieve ziel die alle levende organismen bezitten, de sensitieve ziel die planten missen maar die- ren en mensen met elkaar delen en de rationele, onsterfelijke ziel waarover alleen mensen beschikken. Wat mensen fundamenteel van dieren onder- scheidde was kortom de rede. Voor Domela was echter niet alleen god weggevallen, maar ook de rede als principieel verschil tussen mens en dier. Want Domela was groot bewon- deraar van Charles Darwin. Had Linneaus tot de bekende ontsteltenis van juffrouw Laps in 1758 de mens als ‘zoogdier’ geclassificeerd, Darwins The Origin of Species (1859) leverde daarbovenop een mechanisme – natuurlijke selectie – dat eerdere afstammingstheorieën in verklaringskracht en overtui- ging spoedig ver achter zich liet. Het onderzoek naar de continuïteit tussen dieren en mensen dat erdoor werd gestimuleerd, concentreerde zich aanvan- kelijk vooral op fysiologische overeenkomsten, bijvoorbeeld in het werk van T.H. Huxley.49 Maar wetenschappers na hem – Alfred Brehm, Ludwig Büch- ner en Darwin zelf – stonden ook uitgebreid stil bij diergedrag, bij dierlijke intelligentie, emoties en zelfs moraal. Zo haalde Darwin in The Descent of Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 53

Domela en de dieren 53

Man (1871) een waarneming aan van Brehm, van een aap die nooit meer brandy wilde drinken nadat hij daar een keer dronken van was geworden. Hieraan voegde Darwin toe – het zal Domela ongetwijfeld hebben aangespro- ken – ‘and thus was wiser than many man’.50 Büchner, ook een door Domela zeer gewaardeerd auteur, pleitte expliciet voor een studie naar de psychologie of zielkunde van dieren en gaf daarvoor zelf een gedegen aanzet in zijn Uit het leven der dieren, hun denken, willen, werken en gevoelen, een boek dat overigens hoofdzakelijk handelt over kevers, spinnen, wespen, bijen en mieren. Met name benadrukte hij de hoge ont- wikkeling en het complexe sociale gedrag van laatstgenoemde diersoort en relativeerde daarmee de hiërarchie in het dierenrijk zoals door Linnaeus ge- codificeerd: de mier was volgens Büchner niet alleen de hoogste levensvorm in de klasse van gelede dieren, ze stond tevens ‘oneindig’ boven de hiërar- chisch hogere klassen der vissen en reptielen en verhief zich zelfs, dankzij haar verstandelijke vermogens, tot het niveau der vogels en zoogdieren. Dar- win concludeerde zelfs: ‘(...) the brain of an ant is one of the most marvellous atoms of matter in the world, perhaps more marvellous than the brain of man.’51 Niet-menselijke dieren beschikten kortom wel degelijk over rede, zij het in allerlei verschillende verschijningsvormen en wisselende gradaties en – doorgaans – in mindere mate dan mensen. Dat dierenbescherming door genoemde auteurs hoog werd aangeslagen, hield hiermee verband. Büchner begroette de oprichting van dierenbeschermingsverenigingen als ‘een der meest verblijdende teekens van de humaniteitsbeginselen onzer dagen’.52 De enige kanttekening die hij daarbij plaatste was dat Boeddha zeshonderd jaar voor Christus al diervriendelijkheid had gepredikt. De morele achteruitgang die de geschiedenis op dit vlak te zien gaf, en die pas recent enigszins her- steld werd, weet hij aan het christendom. De ‘humaniteitsbeginselen onzer dagen’ bewezen dat ‘heden ten dage de menschen beter zijn dan hun gods- dienst’. Büchner verwachtte overigens dat het succes van de dierenbescher- ming veel groter zou zijn als de kennis over dieren en hun verstandsleven toenam. In zijn Descent zag Darwin op zijn beurt in ‘humanity to the lower animals (...) one of the noblest [virtues] with which man is endowed’ en in na- volging van William Leaky’s beroemde History of European Morals nam hij een ontwikkeling waar van een toenemende gevoeligheid (‘sympathy’) die zich uiteindelijk zou uitstrekken ‘to all sentient beings’.53 Die laatste zinsnede maakt echter duidelijk dat een verband tussen consi- deratie voor dieren en hun ‘verstandsleven’ niet eenduidig was. Met het weg- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 54

54 Deel i

vallen van god was de morele relevantie van de rede twijfelachtig geworden. Op basis van de ratio kon kortom nog wel een hiërarchie gehandhaafd blij- ven, zowel in het dierenrijk als, daarbinnen, tussen mensenrassen, maar die stond mogelijkerwijs buiten het ‘ethisch principe’; buiten de vraag van recht- vaardigheid. En precies daarop lijkt de verschuiving te wijzen in de briefwisseling tus- sen Domela en Anderson. Domela kan haar geen reden geven waarom men- senbelangen boven dierenbelangen zouden moeten prevaleren anders dan dat de omvang van het menselijk lijden groter is dan die van het dierlijk lijden. Daarmee kwamen niet-menselijke dieren binnen de sfeer van één universele rechtvaardigheid; werden zij in dát opzicht gelijk aan mensen omdat zij samen met hen ‘all sentient beings’ vormden. Zijn niet aflatende inzet voor de emancipatie van de arbeiders toonde dat Domela zich niet door Anderson liet overtuigen van het relatieve belang van dierenbescherming, maar dat nam niet weg dat dieren onderdeel gingen uit- maken van hetzelfde project, de rechtvaardige wereld – en in zijn strijd van betekenis werden. Dat kon verschillende vormen aannemen, waarvan een belangrijke het twistpunt met Anderson reproduceerde – maar nu met een klein, maar veelbetekenend verschil.

In Een vergeten hoofdstuk, het socialistische supplement op het historisch ge- denkboek Eene halve eeuw ter ere van de kroning van Wilhemina, schreef Domela: ‘O wij hebben wetten en verordeningen tegen mishandeling van dieren waardoor de voerman gestraft wordt die zijn paarden of honden af- beult, maar wanneer de scherpe geesel van den honger vrouwen en kinde- ren dwingt tot paardenwerk, dan mag dit straffeloos geschieden!’54 Een be- richt over het gevangeniswezen in Domela’s anarchistische blad De Vrije Socialist laat eenzelfde figuur zien: ‘In het algemeen zijn de gevangene die- ren er heel wat beter aan toe dan de gevangene menschen. Die krijgen ten- minste behoorlijk voedsel en verzorging.’ Dergelijke berichten komen in De Vrije Socialist regelmatig voor, meestal in verband met geld. Naar aanleiding van een bericht over de stallen van Wilhelmina schrijft (vermoedelijk) Do- mela: ‘h.m.’s onderdanen zouden wenschen evengoed verzorgd te worden als haar paarden, maar daar is geen kans op. En toch mogen die onderdanen dat alles betalen!’ Over de kosten van een apenverblijf in Artis heet het: ‘Dus ƒ 60.000 voor een Apenpaleis en daarnaast wonen menschen in huizen die nog geen ƒ 1000 kosten of staan op straat om onder den blooten hemel te bivouakkeeren. Een karakteristiek teeken des tijds.’ Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 55

Domela en de dieren 55

Deze in het socialistische discours populaire strategie lijkt op het eerste gezicht weinig diervriendelijk. Dergelijke berichten appelleren aan de domi- nante opvatting dat mensen het recht hebben beter behandeld te worden dan dieren; de constatering dat zij juist minder krijgen accentueert de onrecht- vaardigheid van de situatie. Een voorbeeld uit alweer De Vrije Socialist explici- teert dit. Onder het kopje ‘Menschen en dieren’ werd op 11 september 1901 bericht over het feit dat een persoon die een ander ‘stompte en verwondde’ ze- ven dagen gevangenisstraf tegen zich hoorde eisen – eenzelfde straf als tegen iemand die de poot brak van een hondje. De verontwaardigde conclusie: ‘Dus een mensch werd even hoog gesteld als een hond!’ De auteur komt zelfs met een voorbeeld waarin mishandeling van een hond leidde tot tien dagen hech- tenis. ‘Nu hebben wij er niets tegen dat men geen dieren mishandelt, maar hoe durven de menschen zoo zorgzaam zijn voor de dieren, terwijl zooveel menschen om ons heen sterven van kommer en gebrek? Dikwijls moeten de menschen zeggen: och, was ik maar een beest!’55 Hoe valt nu deze aanval op de morele gelijkschakeling van dieren met mensen te rijmen met de constructie van Domela’s positie naar aanleiding van zijn discussie met Anderson? Het antwoord kan niet eenvoudiger: het stukje is niet van Domela afkomstig. Die was begin september op vakantie gegaan en zijn honneurs werden waargenomen door Samuel Coltof. Nadere beschouwing van eerder genoemde, waarschijnlijk wel aan Domela toe te schrijven voorbeelden leert dan ook dat hierin nergens wordt betoogd dat pri- oriteit gegeven moet worden aan mensen omdat het mensen zijn. Er blijkt slechts uit dat achterstelling van mensen ten opzichte van dieren onrecht- vaardig is – en dat, inderdaad, Domela in tegenstelling tot Anderson het men- selijk lijden in kwantitatieve zin nijpender achtte. Dit wordt soms expliciet verwoord, zoals in zijn boekwerkje over een sociaal plan van generaal Booth, de oprichter van het Leger des heils:

‘Kan wat van rechtswege aan huurpaarden toekomt, ook het deel van men- schelijke wezens worden? Ik voor mij zeg ja. De standaard die voor het huur- paard geldt, kan op dezelfde voorwaarden als voor die dieren, ook een maat- staf zijn voor menschen”.’56

Kern hiervan is uiteraard het ‘op dezelfde voorwaarden’. Dat is geen, of niet alleen, een bescheiden claim omwille van de retoriek, het is, denk ik, een overtuiging die door Domela vrij consequent tot uitvoer werd gebracht – het meest pregnant inderdaad door zijn weigering dieren op te eten.57 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 56

56 Deel i

Het fenomeen van dierenbescherming zoals dat in de tweede helft van de negentiende eeuw in Nederland enigszins actueel was geworden, was kortom een ideaal aangrijpingspunt om de hypocrisie van de bourgeoisie te hekelen. Maar anders dan bij Coltof, verschijnen in Domela’s discours van de recht- vaardigheid de dieren niet als minder dan de arbeider, maar als gelijkwaardig. En dat is niet de enige reden waarom deze retorische strategie de positie van de dieren in laatste instantie juist versterkte. Want het is uitgerekend op grond van de bevoorrechte behandeling die de bourgeois aan dieren geeft, dat de arbeiders hun aanspraken kunnen claimen. Het recht van dieren op een goede behandeling is daarmee cruciaal om het recht van de arbeider op een goede behandeling te waarborgen. Maar dieren wérden vaak niet goed behandeld. En protest tegen dieren- mishandeling bood dezelfde kansen om het lot van de arbeiders mee te ver- knopen als uitingen van bourgeois dierenliefde. Meest duidelijk werd dat door het beruchte palingoproer.

Het palingoproer

Op 25 en 26 juli 1886 vonden 26 mensen de dood en raakten tientallen ge- wond tijdens gevechten tussen politie en de bevolking van de Amsterdamse Jordaan. Aanleiding voor dit oproer vormde het zogeheten palingtrekken, een volksvermaak dat eruit bestond een levende paling aan een touw boven de gracht te spannen waarna deze door de deelnemers staand vanuit een bootje eraf getrokken diende te worden – een lastige onderneming die tot veler hila- riteit vaak met een nat pak eindigde. Waarom men ertoe kwam zich op dat moment hiermee te verpozen is niet geheel duidelijk – het palingtrekken was in Amsterdam al zeker in geen dertien jaar beoefend –, maar wat, behalve het mooie zomerweer en de praktische aanwezigheid van de nodige viskopers, zal hebben meegespeeld is de slechte economische toestand van dat mo- ment. ‘[I]n de Jordaan waren geheele straten werkloos,’ herinnerde Willem Vliegen zich later.58 Dat men de kans op een verzetje aangreep, ligt kortom voor de hand, evenals de rellerige sfeer waarin het kon ontaarden. De sociale ellende maakte vatbaar voor een geest van verzet. Dat palingen of andere dieren hiervan makkelijk het slachtoffer konden worden, past evenzeer in the logic of the situation. Want of het nu om paling- trekken, katknuppelen of hanengooien ging, het mishandelen van dieren kan, zoals Keith Thomas in zijn Man and the Natural World liet zien, begre- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 57

Domela en de dieren 57

pen worden als het uitoefenen van macht over dieren uit frustratie over de eigen ondergeschikte positie in de mensenmaatschappij. Het is niet ondenk- baar dat wreedheid jegens dieren in dit opzicht een niet onbetekenende socia- le en psychologische functie vervulde in levens die in pijnlijke ondergeschikt- heid gesleten werden.59 Maar dit is niet de enige reden om in het palingtrekken meer te lezen dan een toevallige aanleiding tot het oproer. Palingtrekken was in Amsterdam verboden – reden dat de politie ingreep – wat strookt met het idee dat het uit- bannen van dierenmishandeling zoals door de lagere klassen beoefend, on- derdeel was van het streven van de burgerij de maatschappij door discipline- ring voor anarchie te behoeden, of, zelfzuchtiger gesteld, de eigen positie te handhaven. Het is een aantrekkelijke interpretatie die echter niet zonder ge- vaar is. Ze leidt makkelijk tot het eendimensionale denkbeeld dat het dieren- beschermers ten diepste niet om dieren ging, maar om iets anders – waar- mee niet alleen een rationele discussie ontweken wordt (en mogelijk causale verbanden worden omgekeerd), maar waarmee dieren bovendien irrelevant worden gemaakt en vervolgens terzijde gesteld. Zinniger lijkt het daarom ruimte te scheppen voor de mogelijkheid dat de provocatie van dergelijke burgerlijke verboden een bedreiging vormde van een door dierenbescher- mingsretoriek geproclameerde sociale orde waarvan dieren onlosmakelijk onderdeel vormden, zodat de afschuw over hun mishandeling zich wel dege- lijk en onherleidbaar kon concentreren op het lijdend subject, maar daarmee – juist omdat dieren deel uitmaakten van het maatschappelijk weefsel – een urgentie kreeg die de gehele samenleving raakte. Aan zo’n interpretatie bestaat behoefte, want tot dusverre heeft de histo- riografie het palingtrekken afgedaan als triviale en willekeurige prelude op een schokkende gebeurtenis, hooguit het predikaat ‘wreed’ verdienend, soms niet eens de moeite van het noemen waard. In zijn studie Waarachtige volks- vrienden betitelt Dennis Bos, die uitgebreid bij het oproer stilstaat, de aanlei- ding ervan als ‘onschuldig’, een kwalificatie identiek aan die van Piet de Rooy die in 1971 een heel boekje aan het palingoproer wijdde. Volgens Hajo en Izaak Brugmans vormde het palingtrekken ‘een zeer onbeduidende aanlei- ding’, volgens Geert Mak ging het ‘om niks’.60 Ook met een scherp oog voor de verhouding tussen de slachtoffers aan dierlijke en menselijke zijde, zijn dat opvallende kwalificaties die de waarne- ming verder bevestigen dat historici dieren doorgaans niet ernstig nemen. Zelfs als een dierenleven het punt vormt van waaruit zich een menselijke tra- gedie ontwikkelt, wordt het als ‘niks’ de geschiedenis uitgeschreven. Evenzo Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 58

58 Deel i

lijkt hier de vegetarische economie haar werk te doen. Want Domela Nieu- wenhuis nam de paling wel serieus – en door dat te doen, verwierf hij zich een retorisch wapen in zijn klassenstrijd.

Dat kon hij goed gebruiken, want een deel van de pers legde de schuld van het oproer bij de socialisten, vooral bij Domela. Zo had deze volgens Het Handels- blad de slachtoffers rechtstreeks op zijn geweten. Een andere krant achtte het wenselijk dat hij samen met de andere socialistische voormannen op de Dam zou worden opgeknoopt. Ook de Amsterdamse burgemeester, Van Tienho- ven, meende dat de socialisten het palingtrekken als agitatiemiddel hadden gebruikt om een opstand te ontketenen. Bij de minister van Justitie drong hij aan op vervolging van Domela.61 Dat een vegetariër een wel zeer onwaar- schijnlijke kandidaat was om dierenmishandeling als middel in te zetten, zal hij zich niet hebben gerealiseerd. Toch had het hem kunnen dagen. Domela reageerde namelijk op alle commotie in Recht voor Allen met een artikel ‘De splinter en de balk’. Er waren 26 mensen gedood, tientallen gewond, de pers was hysterisch, de burgerij bang en waar richtte Domela zich op? Jazeker, op het doodmartelen van palingen en andere dieren. Primair was het Domela er natuurlijk om te doen te betogen dat de op- stand niet het werk was van opruiers, maar van de kapitalistische maatschap- pij die zorgde voor tergende verschillen tussen de sociale klassen. Dit onrecht verbond hij echter met het onrecht dat dieren werd aangedaan, waardoor het ook daar een aanklacht tegen werd. Aan het begin van zijn artikel schakelt hij over van het verboden volksvermaak van het palingtrekken – dat hij afkeurt – naar het legale, maar in zijn optiek minstens even dubieuze genot waaraan vooral de bezittende klasse zich overgeeft: het eten van dieren die op wrede wijze zijn behandeld. Te beginnen met, uiteraard, palingen:

‘De paling wordt levend gestroopt en stuk gesneden en met zout bestrooid. De garnalen worden in koud water opgezet, dat langzaam wordt verwarmd; zoodat alle diertjes levend worden gekookt. De ganzen worden op heete pla- ten gezet, waarop zij trippelen om beurten op de eene of op de andere poot staande, dan zwelt de lever. Daarna worden ze gedood en de rijken streelen hun smaak door de paté de foie gras, die duur verkocht wordt.’62

Dit is een passage die overgeheveld lijkt uit een vegetarisch pamflet, maar voor een betoog voor vegetarisme was het hier uiteraard niet de juiste plek. Domela vervolgde zijn artikel daarom met een verschijnsel dat wel langs Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 59

Domela en de dieren 59

klassengrenzen was afgebakend: de jacht. Een onmenselijk vermaak, zo vond hij met een beroep op Thomas More die in zijn Utopia de jacht in felle be- woordingen had aangevallen en gekenmerkt als laagste deel der slachtkunst – andere delen van de slacht waren volgens de Engelse filosoof ‘nuttiger en eervoller’ omdat ‘zij de dieren niet dan uit noodzaak dooden’. Dat laatste trekt Domela hier niet in twijfel – voor zijn doel was het voldoende de hypocrisie van de rijken aan de kaak te stellen die het volkse palingtrekken afkeuren, maar niet optreden tegen de dierenmishandeling waaraan hun eigen klasse zich te buiten gaat. Naadloos is vervolgens de overgang van dieren- naar men- senmishandeling:

‘Vinken steekt men de oogen uit en andere geraffineerde wreedheden hebben plaats. En zouden wij herinneren aan het mishandelen van menschen, wat een der kenmerken is van onze kapitalistische maatschappij? Vrouwen, zelfs in zwangeren toestand, en kinderen slepen zwaar bevrachte schepen uren lang voort langs de vaart en uit de blozende gezichten, door dat werk te weeg ge- bracht, durft men afleiden dat dat werk zoo ongezond niet is!’

Zeker, ook voor Domela is het palingtrekken een ‘splinter’. Maar geen toeval- lige. En een die aandacht verdient: ze is van hetzelfde materiaal als de ‘balk’. Wat het volk uit gebrek aan ontwikkeling op microschaal aan palingen mis- drijft is niets anders dan wat de bezittende klasse, die beter zou moeten we- ten, massaal en bij voortduring én de dieren én het proletariaat aandoet. Echter, niet alleen het behandelen van dieren was voor Domela van bete- kenis in zijn streven naar een rechtvaardige wereld, maar ook het handelen van de dieren zélf.

Een bunzing als rolmodel

Om uit te leggen waarom haar aandacht, meer dan op mensenleed, op die- renleed was gericht, had Marie Anderson haar gedachtewisseling met Dome- la afgesloten met het volgende inzicht:

‘Voorzeker, die dieren zouden niet zoo’n “groote plaats” in mijn hart inne- men,alszijeenige plaats innamen in het hart mijner gewaardeerde “medemenschen”, waarvoor ik niet a l l e respect heb, daar zij blijken hooger en te gelijk lager te staan dan het dier.’63 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 60

60 Deel i

Dieren mogen recht hebben op eenzelfde morele consideratie als mensen, zij zijn niet simpelweg gelijk, maar zijn tegelijkertijd meer en minder. Ook bij Domela komt dit denkbeeld regelmatig voor. In een artikel voor Recht voor Allen uit maart 1886 gebruikte hij Darwins ‘afstammingsleer’ bijvoorbeeld als vertrekpunt om de mensenmaatschappij te hekelen. Dat de mens van een aapachtig wezen afstamt, is volgens Domela niet iets om gekrenkt over te zijn. Integendeel zelfs. ‘Wij voor ons gelooven dat de apen op hunne beurt en met meer recht zich gekwetst mochten gevoelen, kwam hun deze leer ter oore.’64 Want in de mensenwereld, zo betoogt hij, komen allerlei misstan- den en onrecht voor die in de dierenwereld ontbreken. En omgekeerd komt in de dierenwereld gedrag voor waaraan het in de mensenmaatschappij te vaak mankeert. Zijn conclusie is evenwel toch positief, hij houdt zich ervan verzekerd dat eens de tijd zal komen dat men in Darwins leer niets smade- lijks zal vinden en men zich tegelijkertijd zal schamen over het huidige ge- slacht. ‘Dan zullen de nazaten van verdrukkers en verdrukten elkander de hand reiken en zeggen: wat waren onze voorouders onverstandig; wat begre- pen ze slecht hun eigenbelang; zij stonden geestelijk waarlijk lager dan de apen.’ Deze ambivalente status van de mens is een oud topos. Als de rede het onderscheidend kenmerk was tussen mens en dier, wat gebeurde er dan als de mens de rede verliet? Logischerwijs transformeerde hij of zij dan tot een dier, tot een beest. Maar dat was een verontrustend resultaat – en bovendien was de zaak nog gecompliceerder. In haar boek Brutal Reasoning geeft Erica Fudge daarvan een nauwkeurige lezing voor wat betreft vroegmodern Enge- land. In het ‘discours van de rede’ was de rede verbonden met de deugd. En omdat dieren niet over de faculteit van de rede beschikten, konden zij geen deugden vertonen – en waren dus minder dan mensen. Deze logica van de menselijke superioriteit produceerde echter tegelijkertijd de paradox dat mensen minder waren dan dieren. Want omgekeerd was de zonde het gevolg van het verlaten van de rede. En dieren hádden geen rede om te verlaten, ergo, dieren konden niet zondig zijn. Het discours van de rede leidde kortom tot de ‘logische nachtmerrie’ dat mensen meer waren dan dieren, minder dan dieren én dieren konden worden. De enige manier om in deze onmogelijke situatie de menselijke superioriteit te handhaven, was een verschuiving van werkelijke dieren naar metaforische dieren. De mens die redeloos handelde werd niet letterlijk een dier, maar slechts figuurlijk; de mens die zondigde verlaagde zich niet werkelijk onder het niveau van bestaande dieren, maar deed dat bij wijze van spreken. Het discours van de rede, dat was uitgegaan Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 61

Domela en de dieren 61

van een verschil tussen werkelijke mensen en werkelijke dieren, liet op dit punt die dieren verdwijnen. Daarvoor in de plaats verschenen dieren als sym- bolen van alles wat mensen niet behoorden te zijn. En symbolen zijn, zoals Fudge schrijft, ‘under control of humans; they act for them and not against them’.65 Voor Domela (en Anderson) was die absolute menselijke superioriteit echter geen noodzakelijke uitkomst. Bovendien konden bij hem mensen geen dieren worden: vanaf het begin wáren zij dat al. Mensen stonden vervol- gens op de evolutionaire ladder weliswaar bovenaan – Domela interpreteerde net als de meeste van zijn tijdgenoten de theorie van natuurlijke selectie in termen van vooruitgang – maar dat ging om een rationeel-technologische su- perioriteit die niet per se gekoppeld was aan sociale en morele voortreffelijk- heid. Eerder zelfs omgekeerd: die menselijke superioriteit voerde maar al te snel naar misplaatste arrogantie. Voor Domela werden dieren daarmee geen symbolen van wat mensen niet moesten zijn, maar van wat zij wél moesten zijn. En om als symbool te kunnen werken was het in dit geval noodzakelijk dat zij tegelijkertijd echte dieren bleven. In een brief aan zijn dochter Johanna, gedateerd op 7 augustus 1895, schreef Domela:

‘De poezen maken het best, alleen vinden ze het erg vervelend altijd boven te zijn. Verbeeld je wat voor drukte ik zondagavond had. De groote poes was blijkbaar op een gevaarlijke plaats boven op het dak gekomen en zag zeker geen kans om eraf te komen, hij zette het toen op een miauwen. Ik naarbo- ven en daar sprong het zwartje met mij mee naar beneden. Hij deed niets dan miauwen en maakte zo’n lawaai om mij te beduiden naar boven te gaan en den groote te bevrijden door het zolderluik open te zetten. Hij was pas kalm toen ik dat deed. En jawel daar kwam de groote poes aanstappen. Aar- dig hoe die beesten elkaar helpen! Een voorbeeld voor de menschen.’66

Of Domela dit kattengedrag ‘correct’ interpreteerde doet hier niet ter zake, het punt waar het om gaat is dat hij op basis van het optreden van een reële, specifieke kat in een reële, specifieke situatie dieren aan mensen ten voor- beeld stelt. De kat is bij Domela een zelfstandige actor in de wereld die hem tegemoet treedt, die hem iets duidelijk wil maken en op wie hij reageert, on- der meer met de gedachte dat zijn of haar handelen navolging verdient. En ‘het zwartje’ was niet het enige dier dat iets deed waar mensen van konden leren. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 62

62 Deel i

Zo publiceerde Domela in De Vrije Socialist van 15 januari 1902 een be- richtje naar aanleiding van onderzoek bij een schildpad, een klein, tamelijk onopvallend berichtje misschien, maar daarom niet minder kenmerkend. Uit wetenschappelijk onderzoek was gebleken dat dit dier snel zijn nest leert vinden in een labyrint. Domela, aangenomen dat hij inderdaad de schrijver van het stukje was, contrasteert deze intelligentie met die van mensen. De vraag die hij stelt – ‘Wie van de twee is verstandiger, de mensch-kiezer of de schildpad?’ – valt zonder voorbehoud in het voordeel van de tweede uit. ‘De kiezer laat zich honderdmaal beet nemen bij de stembus en toch gaat hij de 101ste maal weer stemmen. Zijn nest bereikt hij nooit, hij verdwaalt heele- maal in het labyrinth, zonder er ooit uit te komen.’67 Ook hier kortom een concreet dier dat zonder zijn of haar reële status te verliezen symbool wordt van de juiste levenswijze. Om nog een laatste voorbeeld te geven, begin 1910 bevatte De Vrije Socia- list een bericht over een bunzing, gevangen in een klemval in Spaarnwoude. Een maand eerder was in dezelfde val al het afgeknaagde stuk voorpoot van een bunzing gevonden. Het nu gevangen dier bleek juist dit lichaamsdeel te missen. Sterker, op het moment van vangst had hij ook al het onderste deel van zijn andere voorpoot afgeknaagd, maar dat had niet mogen baten omdat dit keer ook zijn achterpoot vastzat. Domela verbond daar het volgende com- mentaar aan: ‘’t Mag zeker hoogst merkwaardig genoemd worden, dat bij de bunsings de vrijheidsdrang zóó groot is dat ze er toe kunnen komen zich een stuk van den poot te knagen om vrij te komen. Hoeveel menschen staan in dit opzicht niet ver beneden het dier?’68 Dergelijke vergelijkingen zijn meer dan een retorisch middel. Ze zijn uit- drukking van een maatschappijvisie waarvan het leven volgens de natuur de kern is. Dieren waren daarin verder dan mensen, omdat zij wijselijk binnen die natuur bleven. Dat Domela in hen idealen als hulpvaardigheid, welbegre- pen eigenbelang en vrijheidsdrang herkende was dienaangaande niet alleen geen wonder, het was onvermijdelijk.

De naturalistische moraal

Maar die natuur vormde ook een probleem. Of het vervangen van god door de natuur als fundament voor moraal en maatschappij-inrichting automatisch een betere samenleving opleverde, was niet evident. Er was zelfs goede aan- leiding het tegendeel te veronderstellen. De aanvaarding van het darwinisme Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 63

Domela en de dieren 63

verzekerde de mens een plaats te midden van de andere dieren, maar een onverdeeld genoegen hoefde dat niet te zijn. In de woorden van Domela zélf:

‘Wanneer wij op een schoonen zomeravond hooren, hoe de vogels rondom ons zorgeloos hun gezang laten weerklinken en de geheele natuur rust en kalmte schijnt te ademen, dan denken wij er niet aan, hoe dit alleen mogelijk is door een voortdurende en groote vernietiging van vele levende wezens (...) Alles wat leeft, leeft van den dood, van het plunderen der dieren. De mensch is het slimste, bloeddorstigste en wreedste der dieren.’69

De uitweg uit deze benarde positie volgde in hetzelfde boek als waarin hij deze woorden schreef. Het ging hier om De twee wetten der natuur (1912), een soort gepopulariseerde samenvatting van Darwins Origin en Mutual Aid van de Russische anarchist Peter Kropotkine. In dat laatste boek had Kropotkine betoogd dat Darwins struggle for existence eenzijdig werd opgevat als een soort Hobbesiaanse oorlog van allen tegen allen. Om te overleven was het echter ook een belangrijke strategie elkaar te helpen. Kropotkine illustreerde dat met tal van voorbeelden van onderlinge hulp bij dieren en maakte vanaf daar de overstap naar mensenmaatschappijen. De boodschap die hieruit volgde was kortom dat de natuur dicteerde dat de hardheid, wreedheid en het egoïs- me die haar kenmerkten, in evenwicht werden gehouden door hulpvaardig- heid, medeleven en compassie. En misschien is ‘evenwicht’ niet eens het goe- de woord, maar nam de strijd om het bestaan de vorm aan van solidariteit. Altruïsme was in laatste instantie egoïsme.70 Deze nadruk op het wederkerig dienstbetoon, op sociaal en moreel ge- drag, was uiteraard nodig als weerlegging van de darwinistische rechtvaar- diging van met name het laissez faire-kapitalisme: de sterksten in de markt overleefden en dat was goed, want dat betekende vooruitgang. Might was right. Het verweer hiertegen bevatte echter nog een ander, cruciaal element: de natuurlijke behoefte. Want Domela kwam niet zozeer op tegen de ‘strijd’ van de kapitalisten, maar tegen hun strijdtoneel. De markt was een plek waar het draaide om winst, om het vergaren van steeds grotere rijkdommen, om het vervullen van steeds meer verlangens, het stillen van oneindige behoeften. Dat was echter een onnatuurlijke situatie. Die behoeften waren vals en het product van die- zelfde door kapitalisten gecreëerde markt. De natuur daarentegen leerde dat behoeften beperkt waren. Ook dat onderwezen de dieren. Zij namen wat zij nodig hadden en niet méér. Zoals hij in De Vrije Socialist schreef: Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 64

64 Deel i

‘Gaat ter schole bij de dieren en wordt wijs. Stelt u een vlucht duiven voor op een korenveld. In plaats van er flink op los te pikken, nemen 99 dezer alleen het stro en den afval, de tarwekorrels verzamelen zij op ’n groote hoop, die bestemd is voor één enkele duif. (...) Komt dit voor in de dierenwereld? Neen. In de menschenwereld? Ja en wel dagelijks. Om één mensch vet te mesten en in luiheid te laten rondloopen moeten 99 anderen, die vlijtig zijn en werken, ontberen en kunnen lijden.’71

En daarmee komt ook het vegetarisme weer in beeld. Uiteraard, voor wie in dieren lotgenoten ziet, begiftigd met gevoel, verstand en zelfs geweten, wordt de drempel hen te doden beduidend hoger – zeker als die perceptie gepaard gaat met een nadruk op waarden als coöperatie, solidariteit, compassie en vrijheid. Maar voor wie moraal niet als product ziet van cultuur (of van ‘na- tureculture’), maar van natuur is dat niet voldoende. Immers, zoals Domela betoogde, ‘[d]e tijger, die zijn prooi bespringt heeft evengoed als deze recht op het leven, al was dit slachtoffer een menschelijk wezen’.72 Binnen de natuur is gelijkheid in levensrecht, gelijkheid in recht gedood te worden, geen recht op vrijwaring van gedood te worden. Als de tijger voor zijn voedsel mag do- den, waarom zou dat aan de mens niet zijn toegestaan? Het antwoord laat zich inmiddels makkelijk raden, de natuur van tijgers maakt het doden voor hen nodig, de natuur van mensen – onder normale om- standigheden – niet. Hoewel Domela voor zover ik weet nergens naar hem verwijst, lijkt zijn positie grote overeenkomst te vertonen met die van de En- gelse atheïstische vegetariër Henry Salt die in zijn (in 1897 in het Nederlands vertaalde) boek Animals’ Rights Considered in Relation to Social Progress stelde:

‘Moeten we dooden, ’t zij mensch of dier, laten we dooden en daarmee uit; moeten we pijn doen, laat ons ’t onvermijdelijke doen, zonder huichelen, uit- vluchten of aanstellerij. Maar (en dit is het punt, waar ’t op aankomt) laten we ons eerst verzekeren dat het noodig is (...)’73

Maar waarschijnlijk ging Domela nog een stap verder, ondanks zijn ontken- ning in de al geciteerde lezing in 1913. Het geloof in de grotere gezondheid van de vegetarische voeding zoals dat op andere momenten bleek, doet ver- moeden dat Domela geloofde in de frugivore mens, dat hij dacht dat het in lijn van het menselijk wezen lag geen vlees te eten – meer dan dat dit een keu- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 65

Domela en de dieren 65

ze was. De tijger at vlees, het rund of de haas grassen, kruiden en loten, de mens vruchten. De afkeer die kinderen – nog niet door cultuur gecorrum- peerd – van het doden van dieren zouden hebben gold als belangrijk aanvul- lend bewijs voor de frugivore menselijke natuur, evenals het feit dat mensen geen rauw vlees aten, maar het kookten, rookten, bakten, droogden, kruidden et cetera – er kortom cultuur aan moesten toevoegen om het eetbaar te ma- ken. Het is verleidelijk hier een sluitend, rousseauaans wereldbeeld te ver- moeden dat de oorsprong van alle menselijke ellende niet legde in, zoals door anarchisten als Bakoenin en Kropotkine gedaan werd, het instituut van privé(grond)bezit, maar in de agrarische revolutie – en meer specifiek: in de onderwerping van dieren tot vee. De zienswijze dat veeteelt dieren degene- reerde, zoals onder meer uitgedragen door de Franse anarchist, geograaf en vegetariër Elysée Reclus, geeft aan die veronderstelling verder grond.74 Toch, hoewel ook bij Domela hier soms iets van doorschemert, laat zo’n voorstelling zich niet stevig schragen.75 Het is mogelijk dat als Domela ge- loofde in ‘de menselijke natuur’ deze overtuiging in de loop der jaren ero- deerde en dat, conform het gestelde in zijn lezing uit 1913, het dogma van de frugivore mens plaatsmaakte voor de empirie van de vegetarische mens. Dat laatste zou in elk geval beter passen binnen het door Domela beleden darwi- nisme, dat immers geen vaste, a priori-natuur decreteerde, maar aanpassing, verandering en, naar goed negentiende-eeuws gebruik, verbetering, vooruit- gang. Paradoxaal genoeg werden verleden en toekomst in dat opzicht dezelf- de plaats: de nieuwe, tegelijkertijd oorspronkelijke en frugivore mens leefde er volgens de natuur. Het was er geen idylle, laat staan een hemel op aarde – tijgers hadden er het recht mensen te eten, mensen het recht zich daartegen te verzetten –, maar er heerste een natuurlijke rechtvaardigheid.

Zowel dieren als vegetarisme waren voor Domela kortom cruciaal om het on- gelijk van het kapitalisme te bewijzen: ze stelden hem in staat de menselijke behoeften zodanig te kunnen begrenzen dat een samenleving mogelijk werd zonder tirannie, een wereld waarin eenieder zijn of haar rechtvaardige deel mocht en kon nemen. De dieren negeren, zoals in de historiografie over Do- mela tot nog toe is gebeurd, staat daarmee niet alleen een goed begrip van diens socialisme/anarchisme/vegetarisme in de weg, het wijst bovendien op de moderne assumptie dat dieren niet belangrijk zijn, dat zij behoren tot het gescheiden domein van de natuur waarmee historici zich niet bezighouden – zelfs als voor hun onderwerp natuur en cultuur idealiter een ondeelbare een- heid vormden. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 66

Coda: vegetarische agitatie

Propaganda van de daad

In het gedenkboek bij zijn zeventigste verjaardag betreurde Michiel Valk het dat Domela Nieuwenhuis betrekkelijk weinig propaganda voor het vegetaris- me had gemaakt ‘met zijn bezielend woord’, maar dat zijn betekenis voor het vegetarisme vooral lag in het persoonlijke voorbeeld dat hij gaf, in zijn ‘propa- ganda van de daad’.76 Dat was waarschijnlijk een goede inschatting, maar er valt meer over te zeggen, al was het maar omdat woorden en daden lang niet altijd te scheiden zijn. Valk begreep natuurlijk heel goed dat Domela’s relatief geringe inzet van het ‘bezielend woord’ hem moeilijk verweten kon worden gezien het feit dat zijn strijd voor de arbeidersklasse vooropstond. Maar het was niet alleen een kwestie van prioriteiten. De moeilijkheid was ook dat het merendeel van de mensen die hij wilde emanciperen vlees at of daar tenminste grote aspiraties voor koesterde. Anders dan voor Domela was voor hen het verband tussen so- cialisme en vegetarisme verre van hecht.77 Hamerde Domela steeds op het oplossen van de broodvraag, voor velen was dit de opmaat naar de vleesvraag. Dat het recht op leven gedeeld moest worden met varkens en runderen zou in dit verband een hoogst onwelkome boodschap zijn. Buitendien was de hoon die Domela’s deel was in de pers zonder het actief promoten van vegetarisme al groot genoeg. ‘Als men’, aldus Albert Perdeck, ‘socialist was, was dit reeds genoeg bewijs voor iemands geestelijke abnormaliteit, maar hoorde men, dat zoo’n man zich bovendien onthield van vleesch, alcohol en tabak, dan was zijn volslagen krankzinnigheid afdoende bewezen.’78 Wilde Domela de arbei- ders niet van zich vervreemden, dan diende hij zich op vegetarisch vlak kort- om gematigd en tolerant op te stellen. En dat is precies wat hij deed, zeker tot voorbij midden jaren 1890. In artikelen over de voeding van arbeiders merkte hij vlees niet aan als iets afkeurenswaardigs, ongezonds of problematisch. ‘Vleesch en brood’, zo schreef hij bijvoorbeeld in 1880, ‘vormen het gewone voedsel; de rest is ver- scheidenheid in den maaltijd of vergoeding voor een zekere hoeveelheid brood of vleesch.’79 Eerder al was, omwille van ‘gezondheid en krachten’ van de minvermogenden in Recht voor Allen geprotesteerd tegen de te hoge vlees- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 67

Domela en de dieren 67

prijzen. En in Een vergeten hoofdstuk hekelde Domela weliswaar de opvatting dat het toegenomen vleesgebruik indicatie zou zijn van een toegenomen wel- vaart, maar hij deed dat uitsluitend om reden dat die toename enkel gelokali- seerd zou moeten worden bij de vermogende klassen. Hooguit liet hij blijken dat je in plaats van vlees ook iets anders kon eten, dat vlees niet noodzakelijk onderdeel van de voeding was. Gezien de algemene opinie was dát al vrij baanbrekend. Openlijk vroeg hij zich bijvoorbeeld af of de menselijke voe- ding wel overeenstemde met een rationele voedingsleer. Vegetarisme klinkt hierin door zonder bij name genoemd te worden, zoals ook in Recht voor Allen, 6-7 november 1894: ‘Men denkt dat ongeveer een vijfde deel van den tarweoogst als beestenvoer zal gebruikt worden. En de menschen lijden hon- ger!’80 Dit zijn echter maar kleine kanttekeningen bij een zaak die doorgaans niet of nauwelijks ter discussie kwam. Daarin past tevens dat Domela de be- langen van arbeiders in de vleesindustrie niet achterstelde bij die van arbei- ders in andere sectoren. De slechte werkomstandigheden van slagersgezellen werden dan ook geregeld in Recht voor Allen aan de kaak gesteld. En Domela beijverde zich er tevens nadrukkelijk voor om de situatie van de Katwijkse vis- sers te verbeteren – de vis werd immers duur betaald. Daarmee handelde hij heel wat pragmatischer dan een andere vegetariër, een zekere F. van Monjou, die, met ijzeren logica en ongetwijfeld uiterst effectief, drenkelingen wilde voorkomen door de visserij af te schaffen.

Bovengeschetst beeld gaat op voor de periode 1879-1897 en voor de inhoud van Recht voor Allen. Nadat Domela in 1897 definitief had gekozen voor het anarchisme en een nieuw tijdschrift begon, De Vrije Socialist, veranderde dit grondig. Ideologisch lag dat voor de hand: waar het socialisme zich concen- treerde op de wetmatigheden van de klassenstrijd, waren anarchisten de overtuiging toegedaan dat de revolutie actief bevorderd moest worden; waar het historisch materialisme de onafwendbaarheid van de revolutie predik- te, richtte het anarchisme zich op de ‘propaganda van de daad’, op verwezen- lijking van het maatschappelijk ideaal via het persoonlijk leven. Toch biedt deze schematische voorstelling geen afdoende verklaring. So- cialisten mochten persoonlijke levenshervorming graag als ‘individueel peu- terwerk’ afdoen, met het uitblijven van de spontane revolutie stegen ook bij hen de koersen voor, letterlijk, piecemeal reform. Het waren dan ook niet alleen anarchisten als Domela, Reclus of Louise Michel die vegetarisme omarmden, maar juist ook socialistische hervormers van minder revolutionaire huize zo- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 68

68 Deel i

als de Engelse Fabians – G.B. Shaw, Henry Salt, het echtpaar Webb, Edward Carpenter, Annie Besant.81 En uiteraard, vegetarisme wás altijd al onderdeel geweest van Domela’s socialisme. Het verschil tussen Recht voor Allen en De Vrije Socialist was derhalve meer strategisch dan ideologisch. Het eerste pe- riodiek was, zoals Domela zich voorstelde, ‘een vrije tribune’. ‘Ik wilde niet’, zo schreef hij in zijn memoires, ‘dat het een orgaan van mij alleen was, dat ik als ’t ware van uit dat blad de lakens uitgaf.’82 Dat was ook praktisch niet mo- gelijk: het was jarenlang een dagblad en gezien de andere drukke werkzaam- heden van Domela was het ondoenlijk om de inhoud van a tot z te controle- ren. Daarbij was het, zoals al eerder gezegd, hét tijdschrift van socialistisch Nederland. Het moest kortom een zo groot mogelijk publiek bedienen. Dit gevoegd bij de onbekendheid van vegetarisme in deze periode en het laat zich raden dat een duidelijke vegetarische signatuur weinig weerklank zou heb- ben ontmoet. Voor De Vrije Socialist, die vanaf 2 april 1898 verscheen, lagen de zaken heel anders. Het lezerspubliek was veel kleiner en bestond in veel grotere mate dan in de jaren negentig bij Recht voor Allen uit trouwe volgelingen van Domela. Hij hoefde er daarom niet angstvallig voor te waken zich door vege- tarische inclinaties te vervreemden van de bulk van op vleesbeluste arbeiders, zoals de sterk groeiende massapartij van de sociaaldemocraten deed. Boven- dien, het blad kwam niet vaker dan twee keer per week uit zodat Domela, die ook meer tijd had zich op de redactionele werkzaamheden te concentreren, er veel nadrukkelijker zijn stempel op kon drukken. Daarnaast had vegetarisme inmiddels enige bekendheid gekregen.

Groeiende bekendheid

Wat dat laatste betreft, vanaf de jaren 1880 begon vegetarisme voorzichtig voet aan grond te krijgen in Nederland. In de inleiding is al ter sprake geko- men dat Frederik van Eeden in 1890 vegetariër werd en dat hij niet de enige was. Er verschenen brochures over vegetarisme, tijdschriftartikelen – waar- onder, meest uitvoerig, van de hand van Adriaan Domela Nieuwenhuis – en in 1892 het eerste vegetarische kookboek, een Nederlandse vertaling van het kookboek van Baltzer.83 In hetzelfde jaar publiceerde de uitgever S.L. van Looy bovendien de Medische verhandelingen van de Engelse arts Thomas Richard Allinson (wiens nagedachtenis nog voortleeft in het naar hem ver- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 69

Domela en de dieren 69

noemde brood). Allinson propageerde niet alleen vegetarisme, maar stimu- leerde bovendien zijn Nederlandse vriend Aart Verschoor tot de oprichting, in 1894, van de Nederlandsche Vegetariërsbond. Domela trad een jaar later op verzoek van Valk tot de bond toe. Hij zou tot zijn dood in 1919 lid blijven. Ofschoon klein bij aanvang, 33 leden en veertien sympathisanten, zorgde de bond ervoor dat het vegetarisme aan momentum won. Het ledental steeg de eerste jaren gestaag. Tien jaar na oprichting telde de bond een kleine zeshon- derd leden.84 Die stijging was onder meer te danken aan het propagandamid- del van de ‘spreekbeurt’. Ook Domela stond jaren op de lijst van sprekers die bereid waren in het openbaar de vegetarische boodschap te verkondigen, maar heeft dat slechts twee keer gedaan, tijdens de al gememoreerde lezin- genin1898en1913.85 Deze groei betekende echter niet automatisch dat daarmee vegetarisme bij Domela’s doelgroep nu in vruchtbaarder bodem viel. Hugo Röling, en in zijn voetspoor De Roo en Van Otterloo, hebben er de nadruk op gelegd dat de vegetariërsbond zijn leden vooral uit de gegoede bourgeoisie rekruteerde.86 Meer dan dat; op de ledenlijsten figureren de nodige namen uit adellijke fa- milies. Een latere ledenenquête, uit 1921 en misschien niet volledig represen- tatief voor de periode rond 1900, bevestigt het beeld van Röling. Rapport hier- over werd uitgebracht door Felix Ortt, zelf trouwens ook jonkheer, die tot een beroepsmatige indeling kwam van ‘398 intellectueelen, 76 arbeiders en 69 die tusschen beide categorieën in staan of tot beide gerekend kunnen wor- den’.87 Het past uitstekend bij Domela’s profiel van intellectueel afkomstig uit de gegoede bourgeoisie. Toch, diezelfde ledenenquête liet zien dat, hoewel duidelijk in de minder- heid, ook arbeiders lid van de vegetariërsbond waren – zoals ook andere bron- nen bevestigen.88 Wordt hierbij in aanmerking genomen dat zeker niet alle vegetariërs lid waren van de bond en dat vermoed mag worden dat juist arme- re, minder hoog opgeleide vegetariërs zich er weinig thuis zullen hebben ge- voeld, dan lijkt de hypothese niet uit de lucht gegrepen dat de navolgende ooggetuigenis van het arbeidersleven rond 1900 mag bogen op een zekere mate van representativiteit:

‘Dan anarchistische oftewel vrije elementen, propagandisten voor het Ge- meenschappelijk Grondbezit, vegetariërs, op bloote voeten op het werk, den geheelen dag olienootjes etend, met een bosje peen soms naast de kalkkuip op stelling (…)’89 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 70

70 Deel i

Overigens voegde de grootsteedse timmerman die deze herinnering ophaal- de daaraan toe dat zijn vader ‘toen de heren metselaars meer stonden te knab- belen dan te metselen’ dat bosje wortels van de stelling naar beneden trapte. Vegetarisme bleef een aangrijppunt voor spot.

Normale vegetariërs

Dit laatste laat onverlet dat De Vrije Socialist in dit klimaat zonder problemen een vegetarische ondertoon kon ontwikkelen. Die manifesteerde zich in di- verse opzichten. Lezingen over vegetarisme werden steevast aangekondigd, soms voorzien van een aanmoediging aan de lezers.90 Wanneer een nieuwe aflevering was verschenen van de Vegetarische Bode werd kort de inhoud ervan weergegeven, ongetwijfeld door Domela, die daar niet zelden woorden aan toevoegde in de trant van: ‘(…) wij bevelen de kennismaking van dit tijdschrift niet alleen den vegetariërs, maar ook niet-vegetariërs ten zeerste aan.’ (De effecten daarvan schatte hij zonnig in: ‘Menigeen zal door die lezing een an- deren indruk krijgen van het vegetarisme en zoo hij het al niet wordt, dan zal hij het toch leeren begrijpen en – waardeeren.’) Bij de opening van vegetari- sche restaurants werd de wens uitgesproken dat de onderneming zou slagen, boeken over vegetarisme werden regelmatig en steeds positief gerecenseerd, ingezonden artikelen en berichten over vegetarisme geplaatst, (jaar)verga- deringen van de vegetariërsbond aangekondigd en verslagen.91 De hand van Domela kan hier steeds in vermoed worden. Veelzeggend is ook het grote aantal advertenties dat zich expliciet op vegetariërs richtte. Of het nu ging om brood (‘onmisbaar voor vegetariërs’), ‘vegetariërs zandkoekjes’, graanmolens, stoomkokers, plantenboter, vegetari- sche chocolade, kookboeken en brochures over vegetarisme, reformwinkels, vegetarische pensions, restaurants of geheelonthoudercafés (‘op bestelling, eenvoudige vegetarische maaltijd’), klaarblijkelijk dachten de desbetreffende adverteerders in het lezerspubliek van De Vrije Socialist de juiste doelgroep te treffen. Ook personeelsadvertenties waren vaak vegetarisch gekleurd (‘Een meisje biedt zich aan als hulp in de huishouding (…) het liefst bij vegeta- riërs’). Een kleine steekproef wijst uit dat bijna de helft daarvan expliciet op vegetariërs gericht was. Zonder daar al te drieste extrapolaties over het per- centage vegetariërs onder het lezerspubliek aan te verbinden, is wel duidelijk dat vegetarisme niet alleen een geaccepteerd verschijnsel werd in de kring rond De Vrije Socialist, maar ook tamelijk ‘normaal’. Zo normaal zelfs dat het Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 71

Domela en de dieren 71

niet alleen mogelijk was vegetariërs in het blad als groep aan te spreken, maar ook vleeseters als aparte, te onderscheiden categorie mensen te adresseren.92 Meer nog, de vleesindustrie kon onderwerp van spot worden, zoals in de be- richtgeving over een bijeenkomst van de Nederlandsche Slagers Bond:

‘Maar de slagers – o, die tijd! – beginnen onrustig te worden. Van achter hun toonbank en stapels doorregen lappen, hebben ze duidelijk de schim van Fe- lix Ortt zien rondwaren en met vreeze zagen ze dat hun bloedworstdebiet sterk verminderde. (…) Wij vinden intusschen de vrees van de slagers voor het vegetarische spook erg vermakelijk. En waar de vleeschetende mensch- heid in woord en geschrift zich zoo menigmaal heeft geamuseerd ten koste der plantenetende, daar is dit geval in staat de vegetariërs eens recht hartelijk te doen lachen over al die vreesachtige slagers.’93

Vormde Domela zo De Vrije Socialist om tot een plek waar atheïstische of agnostische vegetariër-anarchisten zich thuis konden voelen, er waren ook vegetariërs, niet zelden óók anarchist, die geen afstand wilden doen van god en zijn schepping, die hun vegetarisme grondden in hun religieuze overtui- ging, die zich, liever dan tot Darwin en Kropotkin, wendden tot Tolstoj. Over hen handelt het volgende deel; rond hen waarde niet zijn schim, maar Felix Ortt zelf. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 72 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 73

Deel ii Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 74 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 75

Vredelievende kolonisatie

‘We krijgen een kolonie!’ Met die enthousiaste uitroep opende de 23-jarige Lodewijk van Mierop zijn artikel ‘Het groote nieuws’ dat half oktober 1899 verscheen in het tijdschrift Vrede.1 Dat ‘we’ sloeg op wat de auteur noemde de ‘“Vrede”-mannen’, een groep christen-anarchistische jongeren die, geïnspi- reerd door de Russische schrijver Tolstoj, een radicaal andere maatschappij voorstonden, gebaseerd op wat zij noemden ‘het beginsel der liefde’. Ze had- den zich verenigd in de ‘Internationale Broederschap’, waarvan bovenge- noemd tijdschrift de spreekbuis vormde en waartoe zij iedereen rekenden ‘die in zijn hart die broederschap van allen voelt; die zich verwant voelt aan al wat leeft en voelt en lijdt’.2 Daarmee claimden zij het lidmaatschap van anar- chisten, quakers, heilsoldaten, boeddhisten, theosofen en wat dies meer zij – van allerlei mensen kortom, overal ter wereld, die met aan zekerheid gren- zende waarschijnlijkheid nog nooit van deze ‘Internationale Broederschap’ hadden gehoord. Maar een volstrekte abstractie was de internationale broe- derschap toch niet. Met de naamgeving zochten de Vredemannen aanslui- ting bij de Russische sekte van de Duchoboren en gelijkgestemde groeperin- gen in vooral Engeland en Amerika – waar ook daadwerkelijk contact mee werd gelegd. Nog veel concreter was daarbij de ‘vereeniging Internationale Broederschap’ die in het leven geroepen moest worden om rechtspersoonlijk- heid te verkrijgen opdat het kolonieterrein op naam van de Broederschap kon worden gezet. Bij oprichting telde deze trouwens niet meer dan tien leden. Ook het plan om te gaan koloniseren was geen eigen vinding, maar geënt op de wijze van samenleven van de Duchoboren en gemodelleerd naar voor- al Engels voorbeeld: in Gloucester en in Essex, in het plaatsje Purleigh, waren al Tolstojaanse kolonies gevestigd. Het idee kolonies op te richten zat niet voor niets, zoals men rond 1900 stelde, ‘in de lucht’. Behalve bovengenoem- de kolonies verschenen ook vegetarische kolonies in Duitsland (Eden, Ora- niënburg), Zwitserland (het beroemde Monte Verità in Ascona), België en Pa- raguay. Pogingen om op Kreta, Tahiti en in Brazilië vegetarische kolonies te beginnen liepen op niets uit. Zelfs werden er, in deze hoogtijdagen van het imperialisme, wilde plannen gesmeed om, beginnend met een kolonie, uit- eindelijk heel Hawaï tot een vegetarische republiek te maken.3 In Nederland Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 76

76 Deel 1i

was Frederik van Eeden de kolonisten twee jaar eerder al voorgegaan met zijn vermaarde Walden, dat ideologisch overigens iets afweek van wat de Vrede- groep voor ogen stond. Over hoe groot dit ideologische verschil was valt te twisten, maar geogra- fisch was de afstand klein: de kolonie van de Internationale Broederschap verrees in , hemelsbreed zo’n zeven kilometer van Walden.4 Hier, aan weerszijden van de Torenlaan en doorsneden door het spoor van de be- ruchte stoomtram ‘de Gooische moordenaar’, had geestverwant professor Ja- cob van Rees een stuk grond van ruim elf hectare gekocht. Dat zo’n kolonie een hachelijke onderneming was, realiseerden de kolonisten zich terdege. Na zijn enthousiaste opening temperde Van Mierop in bovengenoemd artikel daarom de verwachtingen door uitgebreid in te gaan op de gevaren en moei- lijkheden van kolonies. Daarbij, was Tolstoj zelf niet nogal sceptisch over het kolonieleven? Maar dat nam niet weg dat de stap gewaagd diende te worden. En als ‘stellige bedoeling’ stond daarbij voorop, aldus Van Mierop: ‘geen alco- hol- en geen vleesch-gebruik’.5 De broederschap strekte zich ook uit tot de dierennaties, de liefde moest werkelijk door de maag gaan. De eerste kolonisten betrokken enkele weken later al een boerenwo- ning in het naburige Laren om van daaruit een begin te maken met de be- werking van het kolonieterrein. Onderwijl verscheen hier een koloniege- bouw waarnaar men in april 1900 kon verhuizen. Het gebouw was volgens de een onaanzienlijk, volgens de ander vriendelijk en gezellig vanwege de helder gekleurde luiken en overstekende puntdaken.6 In elk geval bestond het uit een middengebouw met twee asymmetrisch geplaatste zijvleugels. Binnenin domineerde de gemeenschappelijke ruimte met eetzaal, plaats biedend aan tachtig personen, waaromheen een bibliotheek, administratie- kantoortje, keuken en de kamers van de kolonisten waren gesitueerd: bene- den die voor de gezinnen, boven die voor de vrijgezellen. Soberheid was troef. Stromend water was er niet, de mannen wasten zich buiten bij de pomp, de vrouwen binnen aan de waskom. Verlichting was er amper, alleen de ge- meenschapszaal was uitgerust met een lamp. De kamertjes waren klein en bevatten slechts het hoogstnoodzakelijke: een bed, een kist en een stoel. Te- legraafjournaliste Henriette Hendrix, die een week in de kolonie logeerde, prees zich gelukkig dat zij zich niet hoefde te behelpen met het beddengoed van de kolonie.7 Op zondag 17 juni werd het gebouw feestelijk ingewijd met lichtbeelden, zang, orgelspel en een feestrede van Sibyllus Catharinus Kijlstra, de onge- kroonde leider van de kolonie. ‘Onze kolonie’, zo hield deze zijn gehoor voor, Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 77

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 77

‘is voortgekomen uit het besef van de noodzakelijkheid om ons leven met de uiterste inspanning en voor zoover dat op elk oogenblik mogelijk is, in over- eenstemming te brengen met ons geloof omtrent het leven.’8

Behalve over de kolonie handelt het hier over dat christen-anarchistische ge- loof en met name de plek die hierin aan dieren toekwam. In tegenstelling tot Domela Nieuwenhuis en zijn vrije socialisten, was de Vredegroep zelfverklaard religieus. Diepreligieus zelfs. Dat Kijlstra dominee was, is in dit verband veel- zeggend. En hij was niet de enige. Ook de predikanten Louis Bähler en Anne de Koe namen binnen de Internationale Broederschap een prominente plaats in. Andere dominees zoals Jan Sevenster, J.L. Klein, A. van Wijk, Albert Leen- dertz, Henri van der Bergh van Eysinga, Jan Bruins, Albertinus van der Heide en Nico Schermerhorn sympathiseerden (grotendeels) met de beweging. La- ter voegden de predikanten Bart de Ligt, Année Rinzes de Jong en Pieter Glas zich daarbij.9 Toeval was deze betrokkenheid van predikanten niet.10 Dit ambt bracht bij uitstek de noodzaak met zich mee om – op welke manier dan ook – positie te kiezen ten aanzien van twee kapitale problemen. Ten eerste dat van het ge- loof zélf. In hoeverre was dat te handhaven in het licht van de bevindingen van de modern historisch-kritische bijbelstudie en de moderne wetenschap? Ten tweede dat van de sociale kwestie. Domela Nieuwenhuis koos, zoals ge- zien, gaandeweg voor een afwijzing van de theologie en een omarming van de sociale kwestie, een proces dat de ruimte creëerde om ook denken en ge- drag ten aanzien van niet-menselijke dieren radicaal te herzien. Bovenge- noemde dominees bleven hun geloof trouw, zij het niet zelden in flink gewij- zigde vorm. Hun zorg om de sociale kwestie deed daarbij vaak niet onder voor die van Domela, maar kreeg gestalte vanuit hun religieuze opvattingen. Ook hun opstelling kon, via een andere route, leiden tot een herdefiniëring van de plek die aan dieren toekwam. Het meest karakteristiek kreeg het christen-anarchisme echter niet uit- drukking in werk en leven van een dominee, maar in dat van een ingenieur: Felix Louis Ortt (1866-1959). Eind jaren 1890 ontpopte hij zich als de belang- rijkste ideoloog van de Vredegroep. Alle ingrediënten die het christen-anar- chisme zijn karakteristieke smaak gaven, kwamen in hem samen: spiritisme, natuurgeneeskunde, geheelonthouding, antimilitarisme, rein leven, Tolstoj, en bovenal: dierenbescherming en vegetarisme. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 78

De wereld van Felix Ortt

Geheelonthouding

Het eerste nationale geheelonthouderscongres dat op 6 en 7 november 1896 in Utrecht plaatsvond, was toneel van karakteristieke wrijvingen. Toen jonk- heer Joan Ortt, kapitein van de veldartillerie, een pleidooi hield voor de af- schaffing van alcoholhoudende dranken in militaire kantines en op oorlogs- bodems, leidde dat er prompt toe dat het bestaansrecht van het hele leger ter discussie gesteld dreigde te worden. Een lezing over zending en alcohol deed protest oplaaien tegen het kolonialisme als zodanig. De eerbiedwaardige pro- fessor theologie Josué Valeton beschuldigde de jonge dominee J.L. Klein er- van een ‘gevaarlijk mensch’ te zijn, als reactie op diens standpunt dat de drank niet moest worden bestreden door een wettelijk verbod, maar door mensen te overtuigen van het verkeerde van alcoholgebruik.11 De wrijvingen toonden het ongemak dat in protestante kring heerste over de theologie en de moderne maatschappelijke problemen waarop zij ant- woorden diende te geven. Dat koning alcohol een funeste heerschappij uitoe- fende, daarover waren alle aanwezigen het eens, maar vanaf dat punt scheid- den de geesten zich in twee kampen. Het eerste zag in de drank een duidelijk afgebakend probleem dat met wet- en regelgeving kon worden opgelost, het tweede hield de drank voor de manifestatie van een dieperliggende kwaal die de hele maatschappij had aangetast. Die was niet te verhelpen door regels, noch door louter het laten staan van de fles, maar slechts door letterlijk geheelonthouding; door algehele levensvernieuwing. Het laatste kamp correspondeerde globaal met een groep predikanten die als ‘de jongeren’ te boek stonden. En kennismaking met hen zou voor zeker twee congresgangers van groot belang blijken: voor een jonge ‘student filosofie’ uit Den Haag, Lodewijk van Mierop, en bovenal voor iemand die zou uitgroeien tot diens levenslange vriend, de jongere broer van bovengenoem- de kapitein der veldartillerie, Felix Ortt. Bovendien maakten zij op het con- gres kennis met een man die weliswaar niet lijfelijk aanwezig was, maar wiens geest over verscheidene jongere congresgangers vaardig was: Leo Tol- stoj. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 79

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 79

Aan Felix Ortts aanwezigheid op het geheelonthouderscongres was al een markante persoonlijke ontwikkeling voorafgegaan. In 1887 had hij de titel van civiel ingenieur behaald, het jaar erop trad hij in dienst van Rijkswater- staat en in de jaren die volgden leek zich een fraaie carrière te gaan aftekenen in het voetspoor van zijn vader, een hoofdinspecteur bij Rijkswaterstaat. Maar tijdens zijn detachering voor de aanleg van het Merwedekanaal liep Ortt ma- laria op, een ziekte waarvan het herstel te wensen overliet. Hij werd daarop overgeplaatst naar Brielle, maar koortsaanvallen bleven hem plagen. Een ver- blijf in een kuuroord zette hem vervolgens op het spoor van vegetarisme en de natuurgeneeswijze.12 Ortts afwijzing van de drank hing hiermee samen. En er was meer. Ortt, die uit een tamelijk orthodox nest kwam en in Briel- le als kerkvoogd van de Nederlands Hervormde Kerk diende, was behalve reli- gieus ook rationeel ingesteld. Daarmee vormde hij een ideale kandidaat voor de emerituspredikant Sytze Roorda van Eysinga om tot het spiritisme te beke- ren. Want als verdediging tegen de alles ondermijnende invloed van de mo- derne theologie en wetenschap, trachtten spiritisten met experimenten posi- tief bewijs te vinden voor een leven na de dood, voor de wonderen en de opstanding. In hun zoektocht naar nieuwe zekerheid probeerden zij het mo- dernisme met eigen middelen te verslaan.13 Voor de in de exacte wetenschap- pen getrainde Ortt was dat een aantrekkelijk perspectief. Eerst had Ortt op aanraden van Roorda Een nieuw veld voor de wetenschap gelezen, waarin uitgebreid de proefnemingen van de gelauwerde weten- schappers Alfred Russel Wallace en William Crookes beschreven staan. Hier- door kwam hij tot de overtuiging dat de spiritistische verschijnselen onom- stotelijk vaststonden. Vervolgens verdiepte hij zich in Het boek der geesten van Allan Kardec – van wie Roorda een volgeling was –, dat hem naar eigen zeg- gen weliswaar veel meer hypothetisch voorkwam, maar dat hij waardeerde omdat het een brug vormde tussen spiritistisch experiment en christelijk geloof. Anders gezegd, door Kardec kreeg Ortt waardering voor de godsdien- stige kant van het spiritisme, leerde hij beseffen, zoals hij zich later herinner- de, ‘hoe het geloofsleven onze gansche ziel doordringen moet, en zich moet uiten in de dagelijksche levenspraktijk (…)’14 Van dat idee zou zijn leven bij uitstek getuigen. In plaats van Kardecs ideeën te aanvaarden, zou Ortt echter een eigen, uiterst vrijzinnig stelsel construeren waarbinnen aan spiritisme en andere occulte verschijnselen ruim plaats werd gegeven.

De jongeren met wie Ortt op het geheelonthouderscongres kennismaakte, hadden een iets andere route afgelegd dan hijzelf, maar zij deelden goeddeels Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 80

80 Deel 1i

dezelfde preoccupaties. Afgezien van Louis Bähler waren zij allen afkomstig van dezelfde theologische faculteit – die van Leiden.15 Die stond bekend als een opleiding voor theologische nieuwlichters, maar kende in hoogleraar Jo- hannes Hermanus Gunning Jr. sinds 1889 ook een vertegenwoordiger van de zogeheten ethische richting, die de tegenstelling tussen orthodoxie en libera- lisme trachtte op te heffen. Gunnings geloofshouding ontmoette veel weer- stand bij de studenten, maar oogstte ook bewondering. Zij was voor een aan- tal studenten een belangrijke aanvulling op het wetenschappelijke, rationeel ingestelde modernisme dat weinig bevrediging bood voor de persoonlijke ge- loofservaring en, vooral, dat zich weinig gelegen liet liggen aan de praktijk die met het geloof verbonden moest zijn. Zoals Jan Bruins zich later zijn hoog- leraar herinnerde: ‘(…) hij voelde de nood der armen en hij stelde ons de hei- lige eisen van het Christendom in al hun volstrektheid.’16 Met het benadrukken van de praktijk raakte Gunning een gevoelig punt. Want buiten de besloten wereld van het Leidse studentenleven smeekte de maatschappij om praktisch handelen. De populaire schrijver J.J. Cremer had het lot van de kinderen in de Leidse textielfabrieken al in 1863 aangeklaagd. Het Verslag van de getuigenverhoren die de Staatscommissie van arbeidsen- quête in 1890 afnam, onthulde de misère waaraan het volwassen Leidse pro- letariaat blootstond. Lange werkdagen, inferieure voeding, povere huisves- ting, slechte hygiëne en drankmisbruik waren schering en inslag; een sociaal vangnet ontbrak. Mocht de religieuze ernst van Gunning een welkome cor- rectie zijn op de door velen als zielloos ervaren wetenschappelijke theologie, een bevredigend antwoord op de sociale noden was het voor velen toch niet. Maar wat wel? Binnen sommige studentenkringen werd hier druk over gediscussieerd, waarbij een kleine maar actieve minderheid zich uitsprak voor het zogehe- ten Toynbeewerk, dat, geënt op de ideeën van de Engelse sociaalhervormer Arnold Toynbee, beoogde de arbeidersklasse te veredelen en te verheffen en de klassengrenzen te doorbreken.17 Deels in navolging van het Toynbeehuis in Amsterdam opende in een fabriekswijk te Leiden het wijkgebouw ‘Geloof, Hoop en Liefde’ haar deuren, dat onder auspiciën stond van de afdeling Lei- den van de Nederlandsche Protestantenbond. Initiatief hiervoor was afkom- stig van Emilie Knappert, een ondernemende godsdienstonderwijzeres en pionierster van het maatschappelijk werk in Nederland. Via Knappert kon- den de Leidse studenten hun sociale betrokkenheid in de praktijk brengen. Zij woonde namelijk in bij Henricus Oort, hoogleraar Semitische talen aan de Leidse universiteit. Oort beperkte zijn activiteiten niet tot de lessen He- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 81

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 81

breeuws en Israëlitische oudheden die de theologiestudenten bij hem volg- den, maar was zelf ook drijvende kracht achter de totstandkoming van dit wijkgebouw. Zijn studenten schakelde hij ook in voor dit project, onder meer Anne de Koe, Albertinus van der Heide en Jan Bruins.

Evenals Ortt waren deze jongeren vrijzinnig en doortrokken van een heilige ernst. Zij waren tegelijkertijd overtuigd van de fundamentele defecten van de maatschappelijke verhoudingen en toegewijd om die in hun persoonlijke leven te helpen oplossen. Op weg naar dit snijpunt van eigenschappen was een ontmoeting vroeg of laat met Lev Nikolevitsj Tolstoj (1828-1910) onver- mijdelijk. De Russische schrijver, die in de tweede helft van de jaren 1880 in Nederland bekend was geworden door romans als Anna Karenina en Oorlog en Vrede, kreeg kort na 1890 grote maar niet onverdeeld gunstige faam als prediker van een nieuwe sociale orde gebaseerd op een nieuwe persoonlijke moraal. Niet, zoals bij de socialisten, door klassenstrijd en revolutie, maar door innerlijke overtuiging en individuele levenshervorming. Net als voor Baltzer was voor Tolstoj van het christendom niets meer over behalve een allesdoordringend ethisch principe. Tolstoj zag dat uitgedrukt in de leer van Christus zoals die spreekt uit de bergrede. Zo mocht het kwaad niet worden weerstaan met kwaad en diende men ‘God en uw naaste’ lief te hebben ‘als uzelve’. Wilde de mens zijn goddelijke roeping volgen, dan was het zaak de maatschappij in overeenstemming te brengen met Christus’ leer, wat in de praktijk betekende het afschaffen van rechtbanken, het leger, de kerk, ja, zelfs van de gehele overheid – want die was uiteindelijk toch niet meer dan een vereniging van mensen die anderen exploiteerde, een instituut dat om haar macht te kunnen bestendigen een leger moest handhaven, en, als gevolg daarvan, het fenomeen oorlog. Om deze radicale maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, diende het persoonlijk leven – noodzakelijkerwijs – tot uitgangspunt. Over- heidsfuncties waren derhalve taboe, evenals grootgrondbezit (dat immers leidde tot machtsuitoefening over pachtboeren) en weelde. Kuisheid was, ook binnen het huwelijk, plicht. Met dit laatste onderwerp deed hij veel van zich spreken omdat hij er de meesterlijke novelle De Kreutzersonate (1889) aan wijdde, welker moraal heftige reacties losmaakte – tot in Leiden aan toe, waar hoogleraar letterkunde Jan ten Brink haar karakteriseerde als ‘krankzinnig’.18 De ascese die Tolstoj voorstond ontmoette onder de Leidse theologiestu- denten echter weerklank. In het weekblad De Hervorming, een uitgave van bovengenoemde Protestantenbond, roerden die zich met enige regelmaat. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 82

82 Deel 1i

Behalve Anne de Koe en Albertinus van der Heide was het vooral Henri van den Bergh van Eysinga, een neef van Sytze Roorda van Eysinga, die de aan- dacht op zich wist te vestigen met artikelen waarin hij fel ageerde tegen het zijns inziens versteende modernisme:

‘het is bang geweest voor den held van het oorspronkelijk Christendom, voor den asceet van Nazareth, die geen hooger eere kende dan arm en behoeftig te zijn, die in den naam van zijn onsterfelijke ziel, onthouding gepredikt heeft van veel wat de wereld hem bood en dat enkel uit liefde, groote ontzaglijke liefde.’19

De christenjongeren daarentegen wilden, aldus Van den Bergh, protesteren in woord én daad tegen de oorlog, tegen de kapitaaljacht, tegen het ‘flauwhar- tig meedoen in luxe en fraaiheid’. Dat dit dwaas gevonden zou worden, dat deerde niet:

‘Doch Cynisme, Buddhisme, Christendom, wij nemen gaarne deze titels aan, wij zullen kampioenen voor ascese, voor ontbering zijn, zoolang als daar ge- treurd en gehongerd en geleden wordt onder tallooze kinderen des volks, zoo- lang daar van de wereld verre blijft het rijk van den eenigen Zoons des Men- schen.’

Het Beginsel der Liefde

Ortts kennismaking met Tolstoj en zijn bewonderaars op het geheelonthou- derscongres werkte inspirerend. Die ‘groote ontzaglijke liefde’ waar Van den Bergh het over had, ging voor hem in de navolgende jaren het fundament vormen van een eigen ontworpen stelsel, een eigen kosmologie. In het boek Het beginsel der liefde, dat hij in 1898 liet verschijnen, deed hij deze uit de doe- ken. Jarenlang zou het gelden als een van dé kernteksten van het Nederlandse christen-anarchisme. Ortt kwam tot zijn liefdesbeginsel door uit te gaan van het zelfbewuste ‘ik’ dat ernaar streeft de waarheid te zoeken, dat probeert overeenstemming te bereiken tussen zijn voorstelling van de werkelijkheid en de voor de zintui- gen onbereikbare werkelijkheid zélf. In dit waarheidsstreven dringen zich be- paalde voorstellingen aan de mensheid op – of, zoals Ortt nuanceerde, aan ‘het meestgevorderde deel der mensheid’ – waarvan je wel aan móét nemen Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 83

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 83

dat ze waar zijn omdat anders elk zoeken naar de waarheid hopeloos zou zijn. Als één plus één geen twee is, zou het mensdom aan krankzinnigheid ten prooi zijn gevallen, zou slechts sceptisme kunnen heersen. Ortt kwam hier- mee op zijn epistemologische grondslag dat ‘hetgeen zich als objectief aan het menschdom als waar opdringt, inderdaad waar is’.20 Dát dit waar is, zo betoogde Ortt vervolgens, kan alleen zo zijn als de wer- kelijkheid zo is ingericht dat het met de vermogens die de mens ter beschik- king staan mogelijk is de waarheid te leren kennen. Voor Ortt was dat geen toeval, maar aanwijzing dat de werkelijkheid – waaronder het menselijk ken- vermogen – met een bepaald doel is ingericht, voor de mens dus het leren kennen van de waarheid. Daaruit leidde hij verder af dat er een principe moest bestaan dat verantwoordelijk was voor de inrichting van de werkelijk- heid. Dat principe noemde Ortt ‘God’. Anders geformuleerd, Ortt ging ervan uit dat het ‘Gods wil’ is dat de mens de waarheid zoekt. Later zou hij dit idee van een ordenend principe, dat hij toen in navolging van de neo-vitalist Hans Driesch ‘entelechie’ ging noemen, verder uitwerken. Hij stelde deze entelechie toen voor als tegengesteld aan de tweede thermo- dynamische hoofdwet die voorschrijft dat gesloten systemen tenderen naar een maximale entropie. Entelechie streefde daarentegen naar maximale orde. Entelechie en energie (waaronder, dankzij Einstein, ook massa kon worden geschaard) beschouwde hij hierbij echter niet als twee opzichzelfstaande grootheden, maar als verschillende uitdrukkingswijzen van dezelfde Al-Een- heid. Of, anders gesteld, energie was begaafd met entelechie. Hij noemde dit stelsel het ‘pneumat-energetisch monisme’.21 In 1917 deed hij hierover een inleiding uitkomen, die in 1934 zowaar een tweede druk beleefde, maar school maken deed hij er niet mee. Verder dan een behandeling vele jaren la- ter in Matthijs van Boxtels Morosofie, boek over ‘dwaze wijzen en wijze dwa- zen’, zou het niet komen. Hoe zat het nu echter met die Liefde? Eigenlijk onthutsend eenvoudig. Net zoals de wiskundige axioma’s zich als stellige waarheden aan de mens- heid opdrongen, zo openbaarde zich eveneens als onbetwijfelbare waarheid dat ‘de hoogste, de reinste en edelste macht is: de macht der Liefde’. Misschien was weliswaar niet de hele mensheid daarvan doordrongen, maar zeker wel het ‘beste en hoogste deel’ daarvan. Wie daartoe gerekend moesten worden? In feite diegenen die zich het meest door het beginsel der liefde lieten leiden – waarmee Ortts hermeneutische cirkel zich naadloos sloot. Dit was echter nog niet alles. Omdat de Liefde het hoogste principe vertegenwoordigde, was het noodzakelijk, aldus Ortt, dat de werkelijkheid ook volgens dit principe was in- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 84

84 Deel 1i

gericht; dat de werkelijkheid een uiting was van ‘de meest volkomen liefde’, dat gold: ‘God is Liefde’.22 Om het in meer pneumat-energetische termen te verwoorden, de macht der liefde was voor Ortt een drang tot eenheid met het Al-Wezen. Van daaruit was het voor hem geen gewaagde stap te concluderen dat het doel van de schepping bestond uit het geluk van het geschapene, waarbij hij geluk definieerde als ‘volmaakte eenswillendheid met den Inrichter der Wer- kelijkheid’ – overeenstemming met God alias Liefde dus. Dat de ervaring van alledag nogal afweek van wat je van een door Liefde ingerichte werkelijkheid zou verwachten, kwam behalve door het gebrekkige inzicht van de mens, ook doordat in dit leven dit doel nog niet bereikt werd. Daaruit volgde automa- tisch het bestaan van een hiernamaals.23 Dat het doel van volkomen overeenstemming met god vaststond, bete- kende geenszins dat rustig kon worden afgewacht tot het zich realiseerde. Hoe krachtiger het doel in de dagelijkse praktijk werd nagestreefd, hoe beter. Het Beginsel der Liefde diende kortom bij voortduring richtinggevend te zijn bij het menselijk handelen. Het vertegenwoordigde daarbij een innerlijke macht die superieur was aan welke vorm van uitwendig gezag of uitwendige dwang dan ook – en was daarmee in de kern anarchistisch. ‘Elke poging tot verwezenlijking [van idealen],’ zo vond Ortt, ‘door middel van geweld of ge- zag, door dynamiet of dreigementen of stemrecht, waardoor andersdenken- den gedwongen zouden worden tot ’t geen waar hun geweten zich tegen mocht verzetten, is in strijd met de anarchistische beginselen.’24 Vandaar dat hij niets zag in wettelijke regelingen om bepaalde misstanden te bestrijden. Uiteindelijk zouden die niet effectief zijn. Idealen moesten worden voorge- leefd, niet afgedwongen. Ortt vertrouwde volledig op individuele levensher- vorming.25 Voorlichting en opvoeding waren de instrumenten die daartoe moesten leiden. Tegen de organisatorische functie van de staat verzette Ortt zich overigens niet.26 Uit het voorgaande moge blijken dat enigszins onduidelijk raakte wat nu typisch christelijk aan dit christen-anarchisme zou zijn. Zeker, Ortt stelde Jezus voor als een mens waarin de Goddelijke Liefde zich het volmaaktst had geopenbaard. Maar datzelfde kon ook over Boeddha worden gezegd, of over Lao-Tse of Zoroaster. Paradoxaler wijze had zich in deze figuren ook bij uitstek ‘de Christus’ geopenbaard.27 Vooral Boeddha mocht zich daarbij in christen-anarchistische belangstelling verheugen – meer nog dan Ortt was het dominee Bähler die zich veelvuldig in het boeddhisme verdiepte (en daar- mee schandaal veroorzaakte28) – waarbij zijn aantrekkingskracht niet in de Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 85

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 85

laatste plaats gelegen was in zijn mededogen voor de dieren. Dit leidde nog in 1952 tot geïrriteerde kritiek van Rudolf Jans: ‘Bedenkelijk is (...) de ten- denz om Jezus, die aan het lot van de dieren weinig aandacht besteedde, van- wege de “beperktheid van zijn liefde”, in dit opzicht minder “geëvolueerd” dan Boeddha te achten.’29 Arme christenen. Boeddha als zijnde meer door- drongen van ‘de Christus’ dan Jezus – het moest inderdaad niet gekker wor- den.

Protestante dieren

Ortts leer was exemplarisch voor een stroom aan nieuwe geloven die het hoofd moesten bieden aan de heikele maatschappelijke en theologische vraagstukken waarvoor de gelovige zich rond 1900 gesteld zag. En die turbu- lentie betekende ook, bovengenoemde opmerking van Rudolf Jans is daar al een kleine aanwijzing voor, dat de positie van dieren werd opgeschud. Met verschillende uitkomsten. Meest helder was het standpunt van de neocalvinisten die onder leiding van Abraham Kuyper als reactie op het ‘ongeloof’ de goddelijke openbaring van de bijbel met hernieuwde geestdrift verdedigden. Die liet over dieren niets aan duidelijkheid te wensen over. Genesis leerde dat de zondeval ook de dieren getroffen had: na de zondvloed was ‘vrees’ en ‘verschrikking’ hun deel omdat god hen aan Noach expliciet toewees als voedsel. Vlees eten bekrach- tigde derhalve de goddelijke orde op aarde waarin mensen verheven waren boven dieren. Maar tegelijkertijd, en belangrijker, vormde vlees eten een te- ken van de zwakheid van de van (paradijselijke) oorsprong vegetarische mens. Het was een waarschuwing dat mensen zondaars zijn, een memento mori – en omgekeerd een straf voor de al evenzeer vervloekte dieren.30 De ge- reformeerde predikant Bastiaan Wielenga benadrukte daarom dat verlossing niet bereikt kon worden door een revolutie in de voeding, maar alleen door een revolutie in het hart. Regeneratie moest plaatsvinden doordat de mens het lijden leerde erkennen als zijn schuld – en geen overtuigender schuldbe- wijs dan te laten lijden. Het vegetarisme had als ascese voor de neocalvinisten weliswaar enige aantrekkingskracht – vanaf 1912 zou Kuyper zelf zich van vlees onthouden31 – maar het moest uiteindelijk verworpen worden omdat het in de kern materia- listisch was, darwinistisch zelfs omdat het uit zou gaan van de gelijkheid van mens en dier. Het darwinisme, de evolutie, deed, zoals Abraham Kuyper om- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 86

86 Deel 1i

standig betoogde, de grenzen vervagen, en leidde daarmee tot chaos. In zijn beroemde oratie over dit onderwerp haalde hij vol afgrijzen een bericht aan over een orang-oetan uit de dierentuin die volgens de Nieuwe Rotterdamsche Courant: ‘niet doodgegaan, niet gestorven, neen, maar overleden was’.32 Bo- vengenoemde Wielenga citeerde met evenveel afschuw een schrijver in een vegetarisch blad die in ernst over zijn ‘mede-dieren’ had gesproken. Tegen- over de afstamming van de mens uit het dierenrijk stelde Kuyper de oud- christelijke voorstelling dat de grote gelijkenis tussen mens en dier zijn oor- zaak heeft in gods schepping van het dier naar het beeld der mensen. Zo groot als de afstand was tussen god en de naar zijn beeld geschapen mens, zo groot was ook de afstand tussen mens en dier.33 Overigens maakte dat Kuy- per wel afkerig van vivisectie, want het idee dat je op grond van dierproeven iets zinnigs zou kunnen zeggen over de gesteldheid van de mens berustte immers weer op diezelfde gevaarlijke, darwinistische ‘fusie van stroomge- bied’.34 Maar wat als de autoriteit van de bijbel niet meer werd erkend en daar- mee de expliciete legitimatie om dieren voor voedsel te doden verdween? Een populaire reactie was de wending tot de wetenschap. De wetenschap mocht gods woord als mensenwerk hebben ontmaskerd, tegelijk kon zij een nieuwe autoriteit gaan vertegenwoordigen om bestaande praktijken te bestendigen. Zoals de Texelse, doopsgezinde predikant J.J. Heep schreef: ‘Mij dunkt dat wij leeken ons hebben te richten naar de uitspraak van de deskundigen, in dit geval dus van de genees- en natuurkundigen. Zoolang het meerendeel hun- ner een vleeschdiëet voor de gezondheid nuttig acht, moeten wij niet wijzer willen zijn dan zij.’35 Zijn Nederlands-Hervormde vakbroeder Samuel Baart de la Faille uit Hoogwoud onderschreef deze opvatting niet alleen, hij verbond de verhou- ding van mensen tot dieren bovendien aan het darwinistische principe van de strijd om het bestaan waarvan de maatschappij diende te getuigen – zover was de moderne theologie inmiddels gevorderd. ‘De mensch moet dien strijd om het bestaan voeren, niet alleen met de dieren, maar ook met zijn mede- menschen. Dat is de voorwaarde voor ontwikkeling en cultuur. Daarover zijn de economen ’t zeker vrij wel eens.’36 Dit Herbert Spencer-achtige sociaaldar- winisme verzachtte hij vervolgens wel enigszins met de verzekering dat die strijd zo ‘fair’ mogelijk gestreden diende te worden. Dáár lag voor de predi- kant nog een taak. Geneeskundigen en economen hadden zijn beroep nog niet geheel overbodig gemaakt. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 87

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 87

Dierenliefde

Afscheid van de schrift kon echter ook tot een andere verhouding tot de die- ren leiden, zoals bij Felix Ortt. In zeker opzicht spiegelde hij daarin Heep en Baart de la Faille, omdat ook Ortt de positie van dieren inpaste in een al be- staand voedselpatroon – alleen was dat bij hem vegetarisch. Anders dan bij de predikanten namen de dieren echter de belangrijkste rechtvaardigingsgrond daarvoor al snel over, nog voordat Ortts kosmologisch stelsel geheel was uit- gekristalliseerd. De dieren manifesteerden zich ten eerste dankzij Ortts inwijding in het spiritisme. In de spiritistische zoektocht naar contact met de geestenwereld verkregen dieren namelijk een speciale plaats. Dieren werden gezien als bij uitstek instinctieve wezens, uitermate ontvankelijk voor indrukken van bui- tenaf – of het nu atmosferische verstoringen betrof of de aanwezigheid van het fluïdum van mensen of geesten. Die indrukken ontvingen zij veel zuiver- der dan mensen, bij wie vooroordelen en rationele kennis in de weg stonden. Dieren – van honden tot vinken en goudvissen aan toe – waren kortom in menig opzicht gevoeliger dan mensen.37 En van daar was het een kleine stap om wreedheid tegen dieren als extra schrijnend te ervaren. Die stap werd bovendien vergemakkelijkt door het volgende. De spiri- tisten namen het bestaan aan van een onzienlijke wereld der geesten, waar slechts bij uitzondering een glimp van waar te nemen viel. Dat je als mens doorgaans de geestelijke wezens niet opmerkte, kwam niet doordat ze niet bestonden, maar doordat het menselijk waarnemingsvermogen op dat punt tekortschoot. Een ander wezen, met een andere zintuiglijke bedrading, er- voer een andere wereld die geheel kon verschillen van die der mensen. Ver- schillende wezens konden aldus langs elkaar leven zonder elkaars bestaan ook maar op te merken. Dat had in eerste instantie betrekking op mensen en louter geestelijke wezens, maar ging eveneens op voor mensen en dieren. Als mensen dachten dat dieren geen morele en intellectuele eigenschappen be- zaten, was dat, aldus veel spiritisten, wellicht eerder te wijten aan de beperk- te menselijke waarnemingsvermogens dan aan een deficit bij de dieren.38 Deze spiritisten waren er derhalve toe genegen een open oog te hebben voor het anders-zijn van het dier, zonder daar meteen een waardeverschil aan te hechten. Niettemin zagen zij in hun kosmologie een duidelijk opgaande lijn van een toenemend geestelijk principe dat begon in het plantenrijk en via de die- ren en mensen opsteeg tot het rijk der engelen. Wat dat aangaat achtten zij Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 88

88 Deel 1i

mensen wel degelijk als verkerend in een hogere fase dan de dieren, maar kenden zij tevens aan die dieren het vermogen toe om geestelijk op te klim- men. Dieren waren, om met het spiritistisch tijdschrift Het Toekomstig Leven te spreken, ‘onze jongere broeders’, en dientengevolge had de mens een zeke- re verantwoordelijkheid, ook weer naar analogie met de geestenwereld: ‘Even- als meer gevorderde geesten ons helpen onze zending te vervullen, moeten wij de dieren op den weg van den vooruitgang leiden.’39 Mishandeling lag daartoe niet voor de hand, maar het doden en opeten van dieren was hiermee niet a priori uit den boze. De dood was voor de spiritisten immers niet het einde van het leven, maar een ontkoppeling van lichaam en geest. Daarmee had de dood haar afschrikwekkende karakter verloren, had zij bovendien iets van een verlossing. Heel gearticuleerd of eensgezind lijken spiritistische ideeën over het doden van dieren niet te zijn geweest, maar voor het overige vormde de spiritistische kosmologie voor Ortt een belangrijk kader voor zijn eigen wijsgerige opvattingen inzake de verhouding tot de dierenwereld. Bovendien, een eensgezinde opvatting over vegetarisme mocht uit het spiritisme niet volgen, voor het antivivisectionisme lag dat anders.40 Van alle verschrikkingen de dieren aangedaan, werd de vivisectie met voorsprong als allerergste gruwel ervaren. Ook hier speelde de houding ten opzichte van de dood een rol. Het spiritisme kon namelijk gelden als een belangrijk psycholo- gisch wapen tégen wat de antivivisectionisten zagen als de drijfveer van het proefdiergebruik: doodsangst. Zoals Ortt het later, in 1911, zou verwoorden:

‘Want al voelt menigeen een oogenblik medelijden met de slachtoffers van wetenschappelijk onderzoek; al moeten velen in ernstige oogenblikken er- kennen dat het onrecht is het weerlooze dier ten onzen bate te misbruiken en dat het lafheid is onze overmacht te doen gelden om de dieren de folteringen te doen ondergaan, de “duizenden dooden” te doen sterven, die wijzelf op die manier hopen te ontvlieden – alles goed en wel, maar zoodra dreigt een dok- ter dat ons leven er mee gemoeid is, dat, als wij de konijnen niet offeren aan de ziekte, een te grooter aantal menschen er door sterven zal – of de angst voor den dood jaagt alle hoogere gevoelens, alle edeler beweegredenen op de vlucht en wij gaan voort met de vivisectie toe te laten en van haar resultaten te profiteeren.’41

De zekerheid die het spiritisme verleende over het voortbestaan na de dood, vormde tegen die doodsangst – voor Ortt tenminste – een adequaat antido- tum. Toen hem in 1908 op de hoorzitting van de Commissie inzake Vivisectie Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 89

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 89

de keus werd gesteld tussen de dood of genezing door een medicijn verkre- gen op basis van dierproeven, kon hij naar eer en geweten voor het eerste op- teren. Zelfs een kind zou hij, zo legde hij aan de commissie uit, moeten opof- feren aan het hogere principe van het antivivisectionisme – hoe onnoemelijk zwaar dat ook zou vallen.42 Ortts kennismaking met dierenbescherming volgde zijn sociale inbed- ding. Zijn mentor Sytze Roorda van Eysinga was niet alleen een vooraan- staand figuur in het opbloeiende spiritisme, hij was ook redacteur van Andro- cles. Maandschrift aan de belangen van dieren gewijd. Daarmee behoorde hij tot de Haagse dierenbeschermingscirkel waarvan Caroline van der Hucht-Kerk- hoven de spil vormde. Zij was behalve redacteur van Androcles, schrijfster van enkele antivivisectieromans, oprichtster van de Kinderbond – een organisatie die kinderen liefde tot de dieren diende bij te brengen – en ook: gefortuneerd. Ortt had haar eind jaren 1880 al ontmoet, maar na zijn verhuizing van Brielle naar Den Haag in 1894 intensiveerde het contact, wat misschien ook in de hand werd gewerkt omdat hij inmiddels was getrouwd met de dochter van de dichteres Marie Boddaert, een goede vriendin van Van der Hucht-Kerk- hoven.43 Toen op 30 september 1894 in Den Haag de oprichtingsvergadering van de Nederlandsche Vegetariërsbond plaatsvond, was Ortt dan ook van de partij dankzij Van der Hucht-Kerkhoven. Werd zij bij deze gelegenheid vicevoorzit- ter, een jaar later trad ook Ortt toe tot het bestuur, als penningmeester. Tot ver na de Tweede Wereldoorlog zou hij een centrale figuur in de vegetariërsbewe- ging zijn. Zoals hij in 1896 tijdens een lezing voor de geheelonthoudersafde- ling van de Christelijke Vereeniging van Jonge Mannen verklaarde, hadden de ethische redenen voor het vegetariërschap de gezondheidsmotieven inmid- dels naar het tweede plan verdrongen.44

Ascese

Ook de jongeren die Ortt in 1896 op het geheelonthoudingcongres ontmoet- te, waren in hun herschepping van het christendom tot vegetarisme geko- men. De status van dieren was daarin echter lang niet altijd duidelijk, want wat overheerste was het motief van de ascese. Dat ging in elk geval op voor hun leermeester Gunning die al in de jaren 1870 met vlees eten was gestopt. (‘Majesteit, ik ben vegetariër,’ schijnt hij tijdens een diner koningin Sophia geantwoord te hebben nadat hij gerecht na gerecht beleefd had geweigerd en Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 90

90 Deel 1i

de vorstin nieuwsgierig vroeg of hij niet tevreden was over de kok. ‘Maar voor een broodje kaas zou ik u hoogst dankbaar zijn.’)45 Bij Henri van den Bergh van Eysinga was de ascese daarentegen wél on- losmakelijk met dieren verbonden. Want de vraag die zich opwierp, en door de ‘ouderen’ bij monde van dominee Willem Zaalberg daadwerkelijk ver- woord, was of die ascese onvoorwaardelijk was, of slechts iets voorlopigs, dat wil zeggen, volgehouden diende te worden tot de honger en het lijden de we- reld uit was en dan kon worden losgelaten. Dit leek een heel redelijke vraag, en was daarom wellicht niet aan Van den Bergh besteed: hij wilde geen rede- lijke godsdienst, maar een godsdienst gefundeerd in het ethisch gevoel. Via een toespitsing op het vegetarisme tekende een antwoord zich niettemin duidelijk af: de onthouding van vlees was voor Van den Bergh verre van iets tijdelijks. ‘Straks zal het evident zijn voor het geheele menschengeslacht,’ zo voorspelde hij ferm, ‘dat dierenmoord dwaasheid is (…)’46 Een dergelijke evi- dentie betekent echter dat het niet-eten van dierenvlees opgehouden is asce- se te zijn. Wat Van den Bergh kortom voor ogen stond was dat het mense- lijk wereldbeeld, ‘de werkelijkheid voor de soort’ zoals hij het uitdrukte, zou worden opgeheven tot een hoger peil, een peil dat de angst van Zaalberg dat Van den Bergh hem in een ‘gelapte broek’ wilde laten rondlopen, irrelevant maakte. Bij het grote voorbeeld van de jongeren, Tolstoj, greep de ascese welis- waar in op de positie van dieren, maar dat gebeurde veel dubbelzinniger dan bij Van den Bergh. Gedurende de jaren 1880 was Tolstoj gestopt met het eten van vlees.47 De redenen daarvoor waren ethisch van aard, maar de mens stond in die ethiek voorop. Onthouding op allerlei vlak – van weelde, drank, seksueel genot – zag hij als noodzakelijke voorwaarde om goed te kunnen le- ven. Ook onthouding van vlees hoorde hierbij. Aangezien vlees gelijkstond aan luxe, diende het alleen daarom al geschrapt te worden. Dit was echter se- cundair. Juist vegetarisme beschouwde Tolstoj als eerste, noodwendige stap in de onthouding aangezien vlees de mens corrumpeerde, een overtreding betekende van de goddelijke wet ‘gij zult niet doden’. Of, zoals in het in De eer- ste stap heette, een door Ortt vertaalde brochure van Tolstoj:

‘Niet ’t lijden en de dood der dieren is het vreeselijke, maar dat een mensch aldus zonder noodzaak die hoogste geestelijke vatbaarheid van medegevoel en deernis met wezens, levend als hij-zelf, onderdrukt, en in deze verkrach- ting van zijn natuur wreed wordt. En hoe diep is in het menschenhart het besef ingeworteld dat het verkeerd is te dooden!’48 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 91

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 91

Het oordeel van Romain Rolland – zelf vegetariër – dat Tolstojs ‘doordringen- de ogen (...) zich ternauwernood gericht [hebben] op de, vaak zoo veelzeggen- de oogen van onze nederige broeders’ sluit hierbij aan, maar is misschien toch te stellig. In bovengenoemde brochure spreekt uit zijn enigszins legen- darische beschrijving van het slachthuis in Tula wel degelijk een grote be- gaanheid met hun lot, zoals ook in het verhaal Maatstaf en de roman Opstan- ding.49 Bovendien rekende Tolstoj, die vóór 1882 met groot fanatisme wolven, beren, vossen, herten, ganzen, eenden de dood in joeg, in zijn Beschouwingen over de jacht radicaal met dit verleden af. De deernis met de slachtoffers wordt echter ook hier weer voorafgegaan door een beoordeling van het menselijk optreden an sich:

‘Bedrog, trouweloosheid, strikken, de aanval uit een hinderlaag, of van een groot aantal tegen een enkelen, van een sterke tegen een zwakke, het wegne- men van kinderen van hunne ouders, en de ouders van hunne kinderen, zijn op zich zelf reeds schandelijke daden, geheel onafhankelijk van den aard van haar offer. Toch gebeuren tengevolge van eene onbegrijpelijke tegenstrijdig- heid al deze schandelijke en strafbare daden, zonder aarzelen en in het open- baar op de jacht tegen onschuldige wezens en door dezelfde mannen, die weigeren zouden iemand een hand te geven, die op zulke wijze tegenover den mensch zou handelen.’50

Niettemin, de onmiskenbare antropocentrische focus van Tolstojs vegetaris- me zorgde bij zijn verbreiders voor duidelijk onbehagen. 51 Met name Vladi- mir Chertkov – zelf een factor in Tolstojs overgang op vegetarisme – legde sterk de nadruk op de dierethische aspecten van Tolstojs inzichten ten koste van de ascetische, mystieke kant. In hoeverre zijn werk als spindoctor de re- ceptie van Tolstojs vegetarisme in Nederland heeft beïnvloed, valt moeilijk na te gaan. Zeker is dat Chertkov geen onbekende was van de Blaricumse kolo- nisten. Zeker is ook dat, zoals gezegd, de Vredemannen zich nadrukkelijk géén tolstojaan wilden noemen – maar dat tegelijk een aantal van hen, in te- genstelling tot Chertkov, zich uitdrukkelijk interesseerde voor Tolstojs ideeën over seksuele onthouding.52 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 92

92 Deel 1i

Noblesse oblige

Het belang van Tolstoj voor de inhoud van Het beginsel der liefde was groot, maar Ortt wees in zijn christen-anarchistisch stelsel aan de dieren een vol- waardige, ondubbelzinnige, zij het geen onvoorwaardelijke plaats toe. Zoals hierboven naar voren gekomen stond het zelfbewuste ‘ik’ bij Ortt centraal. Geluk, instemming met de werkelijkheid, impliceerde dit zelfbewuste ik. In- dien dus een wezen kon denken, zelfbewustzijn had, was het vatbaar voor ge- luk, was het ‘gestempeld tot een persoonlijk geestelijk wezen’. Déze eigen- schap was voor Ortt kortom primair van belang en voorwaarde voor morele consideratie. Tot welke dier- of mensensoort het desbetreffende wezen be- hoorde, was daarbij, in zoverre deze eigenschap niet in het geding was, irrele- vant. ‘De volmaakte Liefde,’ zo verzekerde hij zijn lezers, ‘kent geen wille- keur, geen bevoorrechting van het eene schepsel boven het andere.’53 Onder de aardse stervelingen was het Ortt niettemin duidelijk dat men- sen de grootste mate van zelfbewustzijn hadden, maar iets exclusief mense- lijks was deze eigenschap geenszins. ‘Als men’, zo schreef hij, ‘de hoogere diersoorten aandachtig gadeslaat, ziet men onweersprekelijk, dat deze een bewusten wil hebben, en vatbaar zijn voor leed en vreugde, voor verlangens en voor tevredenheid, welke gevoelens alle aan geluk verwant zijn en die te beschouwen zijn als meerdere of mindere mate, als hoogeren of lageren graad van geluk.’ In de organische wereld zag Ortt kortom een continuüm. Een scherpe grens tussen wezens mét of zonder zelfbewustzijn was derhalve niet te trekken, maar duidelijk was het voor Ortt wel dat deze overgang zich ergens in het dierenrijk voltrok.54 Dat was uiteraard geen opzienbarende visie, maar een in theologisch op- zicht belangrijke conclusie die Ortt hieruit trok, was dat de ‘hogere’ dieren, evenals de mens, over een ziel beschikten die voortleefde na de dood. In Het beginsel der liefde werkte Ortt dit niet verder uit, maar in 1904 publiceerde hij hierover het artikel ‘Iets omtrent het bestaan en eigenschappen der dieren- ziel’ en in 1933 zou hij er zelfs een heel boekje aan wijden. Het geloof in het voortbestaan van de dierenziel moest volgens Ortt wel leiden tot meer respect voor het dierenleven:

‘Het dooden van het dier wordt dan iets, waarvan de ernst met het dooden van een mensch te vergelijken is. (…) Deze meerdere eerbied voor het dier moet wel uitstralen op onze geheele verhouding tot de dierenwereld, en ons gevoel en praktijk ten opzichte der dierenbescherming.’55 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 93

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 93

Voor diegenen die niet overtuigd zouden raken door zijn idiosyncratische theorie over de dierenziel, haastte hij zich wel te besluiten met het klassieke argument tegen de traditie van christelijke onverschilligheid jegens de ziello- ze dieren, namelijk dat áls dieren geen ziel zouden hebben, dat tot nóg groter eerbied noopte daar ‘het lijden dat wij aan een dier tijdens zijn aardsche be- staan zouden berokkenen, in eeuwigheid onherstelbaar is, omdat geen vol- gend leven het door meerder geluksgevoel zal kunnen uitwisschen’.56 Bovengenoemd continuüm heette in Ortts universum ‘de universeele verwantschap’, conform de titel van een fraai boek van Howard Moore dat hij in het Nederlands vertaalde. Die verwantschap was door Darwin wetenschap- pelijk aangetoond – en Moore was darwinist. Maar hoe keek Ortt tegen Dar- win aan? Volgens Ortt leverde Darwin slechts één kant van het verhaal, de mechanische. In 1922 verklaarde hij dat de evolutietheorie in ‘toonaange- vende kringen der vakgeleerden’ als bevredigende verklaring vrijwel had afgedaan. Dat was niet veel bezijden de waarheid. In de eerste decennia van de twintigste eeuw groeide de twijfel over het principe van de natuurlijke selectie als motor van de evolutie. Wat Ortt in het darwinisme miste was, het ligt voor de hand, de ‘Ordenende Macht’, het goddelijk doel van de schep- ping. Niettemin, Ortts theorie over ‘entelechie’ leidde globaal tot eenzelfde hiërarchie der levensvormen als die welke bij de meeste evolutionisten in die tijd kan worden aangetroffen.57 Niet vreemd uiteraard, want laatstgenoem- den gingen uit van aanverwante criteria als intelligentie of bewustzijn. Ook bij Ortt was er een vloeiende overgang tussen de constructie van soorten en die van rassen – niet zelden waren het synonieme categorieën. Overeenkom- stig de meeste van zijn tijdgenoten beschouwde Ortt ‘de Vuurlander’ als laag- ste trap der menselijke beschaving, gevolgd door ‘de Hottentot’ en opklim- mend via negers, indianen, Aziaten en blanken tot uiteindelijk de hoogste trap der individuele genieën die werd ingenomen door figuren als Boeddha en Jezus (bij seculiere darwinisten waren dat Spencer, Edison en Darwin zelf). Mensen moesten zich derhalve niet verbeelden ver boven de dieren ver- heven te zijn, verheven waren ze ondertussen wél – in elk geval voor zover het de hogere mensenrassen betrof. Daarmee had, net als bij Domela Nieuwenhuis, de universele verwant- schap consequenties voor de distributie van rechten:

‘Welke reden is er om de grens voor “levensrecht” te trekken vlak beneden de kannibaal, de Bosjesman, de geboren misdadiger, of de idioot: en bijvoor- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 94

94 Deel 1i

beeld de chimpanzee en oerang-oetan, de verstandige trouwe hond en de in- telligente olifant buiten te sluiten? Het is mij nog niet gelukt ooit een deugdelijk betoog, op Darwinistische grondslag, onder ogen te krijgen, waarvan de conclusie luidt, dat de sfeer van “levensrecht” bij de mens behoort op te houden.’58

Maar anders dan bij Domela Nieuwenhuis zat voor Ortt in die hiërarchie een sterke ethische component ingebakken. Waren voor Domela Nieuwenhuis dieren in sociaal-moreel opzicht een voorbeeld voor de mensen, in Ortts stel- sel viel groter zelfbewustzijn samen met grotere morele voortreffelijkheid. De onvolkomenheid van de tegenwoordige tijd was derhalve niet het resultaat van een verkeerde afslag in het verleden, maar een tussenstadium op weg naar de volmaakte en onontkoombare vervulling van het doel van de schep- ping. Anders dan bij de sociaaldarwinisten betekende hoger in hiërarchie daarom niet het recht om te overheersen, maar hoger in hiërarchie betekende per definitie: grotere liefde, grotere verantwoordelijkheid. Adel verplichtte.59 De sociaaldarwinistische ‘wet van het recht van de sterkste’ was kortom van lager orde dan ‘het beginsel der liefde’. Idealiter moest de mens zich louter door het laatste laten leiden, maar daarmee was niet gezegd dat ‘het beginsel der liefde’ niet ook al in de dierenwereld werkzaam was. Tegelijkertijd was het evident dat the struggle for existence daar meer overheersend was dan in de mensenwereld. Met deze twee principes correspondeerden ‘het menselijke’ en ‘het dierlijke’ – het eerste positief te beoordelen, het tweede negatief. Dat bracht echter geen veroordeling van de dieren met zich mee. De zienswijze van Ortt was in eerste aanleg op dit punt niet ongelijk aan die van Tolstoj. ‘Het dierlijke’ was voor de Rus de overgave aan lichamelijke begeerte. Dit was in mensen abject want ‘[h]et bestaan van het dier alleen in den mensch is het menschelijk leven niet’.60 Wat het menselijk leven ‘menselijk’ maakte, was dat de dierlijke kracht samensmolt met de kracht van Christus, met het bewustzijn der goddelijke volmaaktheid. Een mens die gedreven werd door het dier in hem, ontaardde. Een dier niet, want dat leefde volgens zijn natuur.61 Het dier in de mens was drijfveer achter seksuele uitspattingen, maar ook achter alcoholische en gastronomische. Deze versterkten elkaar bo- vendien. De fysiologische verbintenis van vegetarisme, geheelonthouding en kuisheid beleefde in Nederland haar hoogtepunt in de ook door Ortt gesteun- de Rein Leven Beweging – een in 1900 op initiatief van Van Mierop opgerich- te club van hooggestemde jongeren die een zeer strenge seksuele moraal voorstond: geslachtsgemeenschap mocht alleen plaatshebben in de ‘hoogste Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 95

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 95

liefdeseenheid’ en nooit zonder de mogelijkheid van conceptie. Vegetarische voeding zou daarbij helpen de libidineuze neigingen te bezweren.62 De da- gen van websites als www.veganporn.com, waarop t-shirts met teksten als ‘Tofu makes me horny’ te koop werden aangeboden, lagen nog lichtjaren in het verschiet.63 Zo onnatuurlijk als ‘het dierlijke’ als zelfstandig opererende macht in de mens was, zo natuurlijk was het in het dier. Daarmee was het per definitie goed, of, zoals Ortt schreef:

‘Elk levend wezen heeft zijn eigenaardige levensvoorwaarden. Het is ge- plaatst in de wereld met natuurlijke behoeften, waaraan het door innerlijken drang tracht te voldoen en moet voldoen ook: dat is zijn bestemming. De na- tuurlijke neiging dringt er toe zoo gezond mogelijk te leven: datgene te zoe- ken voor levensonderhoud, dat daar bepaald voor is aangewezen, dat daar het beste voor is. Het voldoen aan die natuurlijke behoeften is daarom voor elke soort goed. Men kan zeggen, dat de eene soort hooger staat op de ladder der ont- wikkeling dan de andere; men kan zeggen dat, wanneer met het voldoen aan de natuurlijke behoeften van het lichaam lijden van andere wezens gepaard gaat, dit een teeken is van een weinig gevorderd standpunt: maar men mag niet zeggen dat het kwaad is. Het is noodig, het ligt in den aard der dingen op dat oogenblik, dus het is goed.’64

De zinsnede ‘op dat oogenblik’ was hier beslissend, want conform de verwe- zenlijking van het doel van de schepping, waren dieren, net als mensen, vat- baar voor morele verbetering. Waar domesticatie van dieren bij Domela Nieu- wenhuis de corruptie van de natuur markeerde, was Ortts waardering ervan in principe positief. De mens had, zoals ook door de spiritisten beleden werd, tot taak de dierenziel tot een hogere trap van volmaaktheid te brengen en de ‘aangewezen leerschool’ daartoe was het huisdier. Het laat zich vermoeden dat – anders dan bij Tolstoj – in Ortts optiek ook dieren terug konden vallen, konden ontaarden, zij het tijdelijk, want grosso modo vertoonde de evolutie vooruitgang, als het niet in dit leven was, dan in een volgend. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 96

96 Deel 1i

Het broederlijk gebruik van dieren

In het praktische verlengde van bovenstaande keerde Ortt zich niet tegen het gebruik van dieren per se. Net zoals het billijk was dat mensen werkten voor hun levensonderhoud, was het te rechtvaardigen dat dieren hun deel lever- den aan de gemeenschappelijke levensbehoeften – mits hun natuur daarbij geen geweld werd aangedaan. Zo was de toepassing van dierlijke tractie in zichzelf niet verkeerd, meer nog, voor Ortt was algemene verbreiding van mechanische tractie nog in 1912 onvoorstelbaar.65 Evenzo lag in een ideale samenleving, zo vond Ortt, een matig gebruik van melk en eieren voor de hand – niettegenstaande dat dit op zeker punt het doden van met name haantjes waarschijnlijk maakte. Conform de waarde die hij hechtte aan de innerlijke openbaring van de waarheid, toetste hij dit standpunt aan zijn (re- ligieus) gevoel – ofschoon erkennend dat dit van persoon tot persoon kon verschillen:

‘Ik kan me (...) Jezus niet denken als veefokker of houder van een hoender- park, maar ik kan me hem wél denken een teug melk of een ei gebruikend. Dit is een persoonlijk gevoels-argument. Mogelijk kan een ander Jezus niet zoo denken. Zoo iemand doet er dan ook beter aan geen melk of eieren te gebruiken, want in laatste instantie moet toch ieders geweten beslissen.’66

Dat het persoonlijk gevoelen tot verschillende uitkomsten leidde, bleek ook wel. Dominee Jan Sevenster verklaarde het niet verkeerd te kunnen vinden zijn kippen van eieren te beroven in ruil voor eten en goede verzorging – maar het probleem van de overtollige haantjes zat hem toch dwars. Jan van Hettinga Tromp, de latere directeur van het Gemeentelijk Arbeidsbureau Amsterdam, kwam via de intuïtieve methode van Ortt juist op het tegendeel uit: ‘Zoo stond ik (...) een zekeren dag voor de vraag, of het eten van eieren, melk etc. wel volgens Gods wil was en innerlijk vond ik van niet. Ik hield wel van eieren, dronk graag melk, maar nu kende ik God en vertrouwde op hem. Het kostte mij geene moeite meer, die dingen af te schaffen.’ Ook Daan de Clercq, vooraanstaand propagandist van vegetarisme en gemeenschappelijk grondbezit, achtte het doden alleen toegestaan als het uit liefde geschiedde. En bij de haantjes – ‘die o! zooveel levenslust hebben’ – was dat niet het geval. Geen eieren dus. Erover twisten wilde De Clercq echter niet. ‘Het gebruik van Eieren en Zuivelprodukten is’, zo betoogde hij, ‘een tussenstation op de weg naar het volle humanitarisme, de één maakt er langer halt dan de ander, ook Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 97

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 97

zijn er sommigen die den sneltrein pakken, die dit tussenstation niet aan- doen! Maar allen heil, we streven met vallen en opstaan een zelfde ideaal na!’ Deze verschillende standpunten over de mate van toelaatbaarheid van het gebruik van dieren zouden zich weerspiegelen in het dagelijkse leven van de kolonie in Blaricum. Want hoewel pertinent vegetarisch, was de kolonie niet zo strikt dat er in het geheel geen dierlijke producten genuttigd wer- den.67 Zo hadden de kolonisten bij de broodmaaltijd keus: boter, of, voor de ware asceten, droog brood. Van eieren en melk was een aantal ko- lonisten evenmin vies, ofschoon het gebruik ervan vermoedelijk uiterst spaarzaam was – zo onthield de Drukkerij Vredegroep zich ervan.68 Behalve de melk- en eierenkwestie vormde, zo willen de ietwat meesmuilende verha- len tenminste, binnen de kolonie ook de toelaatbaarheid van de bestrijding van sla-etende slakken aanleiding tot verhitte discussies.69 Een bewijs dat het vegetarisch standpunt er inderdaad vergevorderd was, maar nog zeker niet tot in elk detail bepaald.

De oprichting van de Vredegroep

Was het geheelonthouderscongres in Utrecht de eerste gelegenheid waar de latere hoofdrolspelers van de kolonie van de Internationale Broederschap el- kaar troffen,een klein jaar later betekende een andere bijeenkomst een min of meer formele bekrachtiging van de geestverwantschap van de betrokke- nen. Ditmaal was het niet de geheelonthouding die als kristallisatiepunt werkte, maar het antimilitarisme. Aanleiding ervoor was de dienstweigering van Jan van der Veer, een in Middelburg werkzame socialistische propagan- dist. Van der Veer, eerder al onder invloed van Domela Nieuwenhuis overge- gaan op vegetarisme en geheelonthouding, was door lezing van Tolstojs Het Koninkrijk Gods is binnen in u overtuigd geraakt van de verkeerdheid van het militaire apparaat. Toen hij in 1896 voor de schuttersdienst werd opgeroe- pen, weigerde hij dan ook hier gevolg aan te geven. In zijn brief aan de com- mandant der dienstdoende schutterij stelde hij zijn antimilitarisme voor als overtreffende trap van zijn vegetarisme:

‘Ik kan niet een dier, onschuldig en zonder noodzaak dooden of zien dooden. Uit humaan gevoel en om het onnoodige dooden van dieren niet te bevorde- ren, onthoud ik zelfs mij van het eten van dierlijk voedsel. Dan zoude ik mij kunnen bevelen, menschen, die mij persoonlijk of anderen waaraan ik ben Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 98

98 Deel 1i

gehecht nooit enig kwaad hebben gedaan, noch iets deden wat strijdt tegen mijn gevoel en overtuiging, te dooden?’70

Met zijn dienstweigering ontketende Van der Veer een massale verontwaardi- ging in de burgerlijke pers die – en onredelijk was dat in theorie niet – hierin een regelrechte bedreiging zag voor de grondslag van de staat. Maar behalve afkeuring oogstte hij tevens bijval, van Tolstoj zélf en, uiteraard, in kringen van de jonge, progressieve dominees. Van der Veer smeedde het ijzer toen het heet was. In augustus 1897 kwamen hij, Bähler, De Koe, Klein, Van Wijk, Kijlstra en enkele van hun echtgenotes samen in Den Haag met anderen die zich inmiddels als geestverwant hadden doen kennen, zoals de kern van de Haagse kring van dierenbeschermers en vegetariërs: Van der Hucht-Kerkho- ven, haar persoonlijke secretaresse Marie Jungius, hun vriendin Suze Gros- hans, Michiel Valk, secretaris van de vegetariërsbond en, onvermijdelijk, Fe- lix Ortt. Het gezelschap werd gecompleteerd door professor Jacob van Rees die op dat moment nog geen vegetariër was, maar bekendheid genoot vanuit de geheelonthoudersbeweging. Verder was ook Daan de Clercq aanwezig, maar hij verklaarde niet te geloven in het principe van het ‘wedersta den boze niet’ en besloot daarom niet met de Vredegroep mee te gaan.71 Net als op het geheelonthouderscongres ontbrak Van den Bergh van Eysinga. In zijn waardering voor Tolstoj was een kentering gekomen en in plaats van voor het anarchisme koos hij voor het socialisme van de sdap. Dat is te zeggen, hij vervolgde zijn weg als enigszins een Einzelgänger. Zijn opvat- ting, neergelegd in Ontwikkeling, het ‘Volksblad voor Zutphen’ dat hij vanaf december 1898 in zijn standplaats uitgaf, dat de socialist vegetariër is ‘omdat hij het gruwelijk vindt dat gemartel en gemoord van hoog-ontwikkelde die- ren’, bereikte zoals bekend nooit het officiële partijprogramma.72 De aanwezigen in Den Haag besloten eveneens een eigen tijdschrift te gaan uitgeven, dat, zoals Ortt terugblikkend schreef, ‘een begin moest wor- den van een geestelijk en maatschappelijke hervorming van ons gansche volk’. En alsof dat nog niet ambitieus genoeg was, diende voor dit tijdschrift bovendien een eigen drukkerij in het leven te worden geroepen, een ambitie die wél, zij het kwakkelend, verwezenlijkt werd. Deze drukkerij, net als het tijdschrift ‘Vrede’ gedoopt, werd aanvankelijk in gevestigd, maar verhuisde al snel naar Den Haag, naar de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid die daar in 1898 gehouden werd. Daarmee verwierven de drukkerij en haar uitgaven zich wat meer naamsbekendheid (en debiet), wat broodnodig was, want van begin af aan teisterden geldproblemen de jonge Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 99

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 99

onderneming. Een garantie voor een solide bedrijfsvoering was dit echter bij lange na nog niet, slechts door herhaaldelijke financiële injecties van Van Rees bleef de drukkerij overeind. Bovendien speelden personele problemen op. Van der Veer werkte zich over de kop en vertrok najaar 1898 naar Enge- land waar hij enige tijd in de kolonie in Purleigh verbleef alvorens in 1899 afstand van het tolstojanisme te nemen omdat dit uiteindelijk niets anders overliet dan, zo schreef hij in De Jonge Gids, ‘in ellende om te komen, waan- zinnig te worden of aan zijn leven een einde maken’.73 In plaats daarvan sloot hij zich liever aan bij de sdap, waarschijnlijk tot opluchting van zijn vrouw die weliswaar na het vertrek van haar man de drukkerij nog enige tijd had ge- rund, maar, aldus Ortt, weinig voelde voor ‘de idee’. Na de nodige strubbelin- gen en verhuizingen zou Drukkerij Vrede pas onder leiding van Lodewijk van Mierop tot enige bloei komen. Hoewel Van der Veer aanvankelijk de redactie van het tijdschrift voerde – een halfjaar later overgenomen door Bähler –, werd Ortt al snel de centrale ideoloog van de ‘Vrede-beweging’, zoals die voortaan veelal heette. In artike- len in Vrede – waarvan hij vanaf 1899 het redacteurschap op zich nam –, maar vooral in een reeks brochures en boeken ontwikkelde hij het christen-anar- chistisch stelsel zoals dat hierboven aan de orde is gekomen. Deze werkzaam- heden verhinderden Ortt aanvankelijk om aan het nieuwe project van de Vre- degroep deel te nemen: de Kolonie van de Internationale Broederschap. Pas toen Drukkerij Vrede van Den Haag naar het Blaricumse kolonieterrein ver- huisde, trad ook hij daar daadwerkelijk tot toe. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 100

De lotgevallen van de kolonie en het daarna

Ideaal en praktijk

Toen Felix Ortt zich in april 1902 als kolonist in Blaricum vestigde – als be- ginselvast anarchist had hij inmiddels zijn overheidsbetrekking vaarwel gezegd –, had de kolonie al het nodige zware weer doorstaan.74 Bedrijfstech- nisch was de onderneming weinig vakkundig aangepakt. Meest fundamente- le fout: de plek. De zandgrond was onvruchtbaar en de afwatering zeer slecht door de aanwezigheid van een oerbank. Het land moest om die reden tot meer dan een meter diep worden omgewerkt – ook voor christenen een hei- dens karwei. Kalk, fosfor, kalium en uit overgebrachte compost moest de grond vervolgens vruchtbaar maken, want bij gebrek aan vee kon men niet beschikken over mest. Een noodzakelijke handicap van de vegetari- sche leefwijze was dit dan wel niet (je kunt koeien ook houden zonder ze te doden), maar aan de keus het zonder vee te doen lag wel degelijk een vegeta- risch ideaal ten grondslag. Daarnaast ontbrak het de kolonisten aan kennis en ervaring, uitgezonderd Atze Spoor, een Friese landarbeider. Met de niet-af- latende financiële steun van Jacob van Rees waren deze bezwaren echter nog niet onoverkomelijk, wat ook bleek in 1901 toen De Gooi- en Eemlander zelfs lovende woorden voor de agrarische resultaten overhad. Genoeg om van te bestaan waren die echter nog niet.75 Dit was des te meer demotiverend omdat het de theoretische grondslag van de kolonie ondermijnde. Dat de productiemiddelen – waaronder de grond – in gemeenschappelijk bezit behoorden te zijn, was niet alleen ter voorkoming van uitbuiting, het zou ook meer moeten opleveren. Binnen- landse kolonisatie zorgde ervoor, aldus Ortt in zijn brochure Praktisch socialis- me, dat ‘niet langer een deel van hun arbeid verloren gaat aan kapitaalrente of aan het instandhouden van tusschenpersonen, die voor de voortbrenging en de verdeeling der voortbrengselen gemist kunnen worden en dus doodeters zijn ten nadele van de gemeenschap’.76 Alle ‘winst’ die de kolonisten maak- ten, zou direct weer worden geïnvesteerd, zodat de kolonies zich zouden uit- breiden, zowel in aantal als in grootte, en zo langzaam maar zeker het kapita- lisme zouden verdringen.77 Uitgaande van de ascetische levenshouding van de christen-anarchisten, zouden de eigen behoeften bovendien al snel zijn Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 101

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 101

vervuld, zou er al snel ‘winst’ worden gemaakt. Daarmee behoorde men een enorme voorsprong te hebben op al diegenen die onder invloed van het kapi- talisme steeds meer en nuttelozer behoeften moesten bevredigen. De praktijk gaf een ander beeld te zien. De kapitalistische productiewijze met zijn ver doorgevoerde arbeidsdeling, schaalvoordelen, tussenpersonen als smeerolie en grootscheepse inzet van kapitaalintensieve productiemid- delen bleek vele malen efficiënter dan die der kolonisten. Als de opstandige kolonist Tjerk Luitjes op zijn woord mag worden geloofd, was het zelfs zo droevig gesteld dat eens een Noord-Hollandse boer opmerkte dat een zestien- jarige boerenjongen meer deed dan drie kolonisten bij elkaar.78 Alleen de bakkerij bleek winstgevend. Het ging hier dan ook om een modern ingerichte onderneming. Nog problematischer waren de sociale verhoudingen. Dat de hoogge- stemde idealen waarmee de kolonisten waren begonnen, niet ten volle wer- den gerealiseerd zal niemand hebben verbaasd, maar dat zij zó onbereikbaar bleven, moet een teleurstellende ervaring zijn geweest en een schok voor het positieve en om die reden vaak bekritiseerde mensbeeld dat de christen-anar- chisten koesterden. ‘De menselijke natuur zal blijken veel beter te zijn dan velen aannemen, zodra de condities tot het ontplooien daarvan gunstiger, de stoornissen geringer zijn,’ zo had professor Jacob van Rees in 1893 al aange- tekend in de kantlijn van zijn zogenoemde ‘Heideplan’, een plan voor een landbouwkolonie op coöperatieve grondslag dat in zekere zin een blauwdruk vormde voor de Blaricumse kolonie.79 Nu de kolonie een feit was waren, in theorie tenminste, die condities gunstiger, de stoornissen geringer, maar dat het samenleven binnen de kolonie veel makkelijker en prettiger was dan daarbuiten, nou nee. Verscheidene omstandigheden hadden daarin hun deel. Voor zover het de eerste grote twist betrof, was een botsing van karakters waarschijnlijk hoofdschuldige. Bovengenoemde Luitjes was een notoir moeilijk persoon die overal vroeg of laat met ruzie vertrok. Dat hij in dit religieuze gezelschap vu- rig atheïst was, droeg aan de goede sfeer niet bij. Een dergelijke bron van spanning werd bovendien in niet geringe mate versterkt doordat de kolonis- ten, gehuisvest als zij waren in hetzelfde gebouw, in kleine, gehorige kamer- tjes, de hele tijd op elkaars lip zaten. De kolonisten betaalden wel leergeld. Gedurende 1902 werd het principe van het gemeenschappelijk samenleven losgelaten en verschenen er voor de kolonistengezinnen afzonderlijke wo- ningen. Ook in een ander opzicht teken dat de praktijk het won van het ide- aal: de woningen werden gebouwd door loonarbeiders.80 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 102

102 Deel 1i

Minstens van even groot belang was dat verscheidene kolonisten hun partners naar de kolonie meetroonden zonder zich er voldoende rekenschap van te geven dat het kolonieleven voor hen misschien niet datzelfde grote ide- aal was dat zijzelf erin zagen. Zo kwam het dat een aantal vrouwen wel van de kolonie deel uitmaakte, maar niet van harte – met voorspelbare huwelijkse spanningen tot gevolg. Omgekeerd hadden sommigen zich hier wél reken- schap van gegeven – en waren om die reden géén kolonist geworden, tot ver- driet van Kijlstra die tegen Telegraafjournaliste Henriette Hendrix zuur opmerkte: ‘Maar Buddha verliet wel zijn vrouw, toen zij hem niet wilde vol- gen.’81 Aan wie dit gericht was, is niet met zekerheid uit te maken. Boeddha- bewonderaar Louis Bähler?82 Misschien zelfs aan Jacob van Rees, want ook hij trad niet daadwerkelijk tot de kolonie toe, grotendeels om reden van zijn levensgezellin. Wel betrok hij in 1900 een comfortabele villa pal naast het kolonieterrein. Na het vertrek van Tjerk en Trui Luitjes en de al even atheïstische Engels- man Bob – die in tegenstelling tot de Luitjes bovendien weinig met vegetaris- me ophad – leek de stemming al in 1901 te verbeteren. Nieuwe kolonisten ar- riveerden, waaronder predikant Anne de Koe en de architect Theo Rueter die een timmermansgroep opzette ter vervaardiging van meubels. Ook de oogst was goed, hoewel geen commercieel succes want de peulvruchten leverden op de markt door hun lage prijs maar weinig op. De kolonisten besloten daar- om zich meer toe te gaan leggen op gewassen met hogere marges, aardbeien, asperges en rabarber. De aandacht verschoof kortom van akkerbouw naar tuinbouw, maar dat bracht wel weer extra investeringen met zich mee: er dienden broeikassen gebouwd te worden. Meer geld in het laatje bracht, zoals gezegd, de bakkerij. Met hulp van de theologiestudent Dedde de Vries bakte George Enzlin wekelijks honderden sportbeschuiten die allengs enige ver- maardheid kregen. Al spoedig kon de primitieve oven in de bijkeuken van het koloniegebouw de vraag niet meer bijbenen. Met het in gebruiknemen van de nieuwe bakkerij in 1903 stegen de inkomsten uit de verkoop van sportbe- schuit, bruinbrood en sprits fors. Daarbij startte De Vries, om de kas ‘een beetje gauw aan wat meer inkomsten te helpen’ een fabriekje dat zich toeleg- de op de productie van alcoholvrije limonadesiropen.83 Belangrijker dan dit laatste was de komst van Drukkerij Vrede in april 1902. ‘Er was’, aldus Felix Ortt, ‘al lang de wensch gevoeld een drukkerij te hebben op eigen grond, uitsluitend door geestverwanten bediend; een ar- beidsgroep waar geen loondienst meer zou zijn, maar communistisch sa- menwerken en samenleven.’ De kolonie in Blaricum bood die mogelijkheid. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 103

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 103

Ortt, Van Mierop, George Lindeyer en enkele anderen betrokken de kamers boven de drukkerij. Simon Berman, voormalig burgemeester van en administrateur van de drukkerij, vestigde zich met zijn gezin in het naburige Laren. Ortt herinnerde zich later dat in de zomer van 1902 het een tijd was ‘van zon en warmte (...) Veel werd afgewerkt, er kwam veel bezoek, waardoor weder heel wat verkocht werd; dagelijks nam ’t abonnementental van Vrede toe.’84 Niettegenstaande dergelijke lichtpunten, bleken de dagen van de kolo- nie al snel geteld. De vraag is hoe dat kwam. Regelmatig zijn de strenge beginselen van de Blaricumse kolonisten als voornaamste oorzaak van de mislukking aangemerkt. Daar zit veel in, zeker voor zover de kloof tussen ideaal en realiteit frustrerend werkte en de begin- selen mensen aantrokken die niet bij uitstek geschikt waren de kolonie eco- nomisch gezien te laten bloeien. Tegelijkertijd vormden de strenge opvat- tingen in zichzelf niet zozeer de crux, maar veeleer hun botsing met de omgeving. De geschiedenis van Amerika leert dat daar allerlei kolonies, met soms de meest wonderlijke religieuze opvattingen, het niet zelden tientallen jaren volhielden.85 In dit onmetelijk land waren deze kolonies echter meestal bijna volledig geïsoleerd, het waren opzichzelfstaande gemeenschappen waar de buitenwereld amper toe doordrong. Bij de Blaricumse kolonie lag dat, zo- als gebleken, heel anders. Niet alleen was de kolonie gesitueerd midden in een oude dorpsgemeenschap én op de route van de belangrijke tramverbin- ding van Amsterdam met het Gooi, bovendien trok de kolonie veel bekijks.86 Het intensieve contact met de buitenwereld vloeide daarnaast voort uit de omstandigheid dat de kolonie verre van zelfvoorzienend was – er werd druk over en weer gehandeld. Daarbij wilden de kolonisten niet van de buitenwe- reld afgescheiden leven. De kritiek van ‘wereldontvluchting’ krenkte hen in hoge mate omdat zij juist door hun kolonieleven hoopten de maatschappij in de goede richting te helpen.87 In elk geval zorgde de confrontatie van de opvattingen en leefwijze van de kolonisten met de plaatselijke bevolking tot de ontijdige genadeklap. In Felicia, een roman die Ortt op basis van het kolonieleven schreef, komt een wel heel somber beeld van het niveau van de dorpelingen naar voren, maar te vrezen valt dat dit tenminste gedeeltelijk waarheidsgetrouw was. Maria Boersen, die een boekje over de kolonie schreef, hoorde nog in 1987 de oude- re Blaricummers spreken over ‘rooien’ en ‘plantenvreters’.88 Zat daar zoveel jaar na dato misschien niet veel venijn meer in, eertijds lag dat anders. De kolonisten werden vol argwaan bezien – pastoor Hoebink waarschuwde de kerkgangers voor omgang met hen – en waren een mikpunt van spot, waar- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 104

104 Deel 1i

bij behalve hun dieet vooral hun kleding het moest ontgelden. Verwonderlijk was dat niet. De kolonisten droegen manchesterkielen en reformkleding, lie- pen op blote voeten in sandalen – en, wat erger was, óók op zondag. Daar- naast waren het ‘naaktlopers’ – dat wil zeggen, ze droegen geen hoed of pet. Zonder deze cruciale attributen was hun status onduidelijk. Waren het he- ren of arbeiders? Na haar ontmoeting met Kijlstra noteerde Henriette Hen- drix alsof ze het nauwelijks kon geloven: ‘Ik sprak dus met een man, die ge- studeerd had, een man in een werkmanspak, dus een verkleeden man.’ Als dit typerend is voor de reactie van een hoogopgeleide, stadse journalist, laat het onbegrip van de Blaricumse boeren zich denken.89 Begin 1903 sloeg, vrij letterlijk, de vlam in de pan.

Gestaakt

Aanleiding waren de spoorwegstakingen. Nadat Abraham Kuyper zijn be- ruchte worgwetten had opgesteld als antwoord op de eerste staking van 29 ja- nuari, vormden arbeidersorganisaties een Comité van Verweer om hiertegen actie te voeren. Enkele kolonisten sloten zich hierbij aan en in Vrede ver- scheen op 7 maart een protest tegen de plannen van Kuyper ondertekend door Kijlstra cum suis. Op 3 april, twee dagen nadat de wetsvoorstellen waren ingediend, vond in het Blaricumse Hotel Verver een vergadering plaats waar de kwestie werd besproken. Ondanks een oproep van pastoor Hoebink deze bijeenkomst te mijden, waren er, naast een aantal leden van de Internationale Broederschap en beambten van de Gooische stoomtram, ook autochtone Bla- ricummers present. Dedde de Vries opende als vertegenwoordiger van het Comité van Verweer afdeling Hilversum de vergadering. Hem werd echter al snel het spreken onmogelijk gemaakt, want zijn socialistische ideeën waren voor de eigenaar het sein de zaal te ontruimen. Mocht het voor de bewoners van Blaricum en het naburige Laren en Huizen nog niet duidelijk zijn ge- weest, dan was nu aan alle twijfel een eind gekomen: de grasvreters uit de ko- lonie waren gevaarlijke socialisten die in opstand kwamen tegen het godde- lijk gezag van de staat. De spanning liep op toen op 5 april het Comité van Verweer een nieuwe spoorwegstaking uitriep, de tweede.90 De Gooische Stoomtram bleef desondanks rijden, wat lucht gaf aan de mare dat de kolonisten de tram doorgang zouden beletten over het gedeelte van het traject dat over hun terrein liep. De woede hierover leidde tot een acu- te dreiging toen op 12 april, eerste paasdag, de kolonisten het bericht bereikte Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 105

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 105

dat een groep orthodox-protestante inwoners uit Huizen van plan was wraak te komen nemen. Men zette zijn afkeer van het staatsgezag overboord en vroeg bij de gemeente om voorzorgsmaatregelen. Hoewel niet erg van de ko- lonie gecharmeerd, trof burgemeester Hosang die. Zo kon het gebeuren dat in de vroege avond van 13 april een dozijn huzaren Blaricum kwam binnenrij- den. ‘Oud en jong was te hoop gelopen bij de komst der militairen en zeer ve- len uit Laren getuigden van hunne kolossale belangstelling,’ zoals De Gooi- en Eemlander daags erna berichtte. De menigte kreeg versterking van een clubje Blaricumse landarbeiders die van een vergadering af kwamen van een de sta- kers vijandig gezinde christelijke vakvereniging in Hilversum. De stemming werd explosief. Al snel sneuvelden de ruiten van Drukkerij Vrede, gevolgd door die van een druivenkas en van enkele kolonistenwoningen. De militai- ren dreven daarop de menigte uiteen, maar de onrust bleef. Enkele kolonis- ten hadden inmiddels hun toevlucht gezocht in de woning van burgemees- ter Hosang. Geen overbodige luxe, want ongeveer een uur later, om tien uur, volgde een nieuwe aanval. Opnieuw gooiden de dorpelingen ruiten in, maar daarnaast probeerden zij nu ook de drukkerij in brand te steken. Dat lukte niet, maar bij de pas gebouwde woning van De Vries hadden zij wel succes – het huis brandde volledig af. Het verhaal wil dat Lodewijk van Mierop, ge- trouw het ‘wedersta de boze niet’, gedurende de bestorming quasionverstoor- baar achter zijn raam bleef lezen, tot het raam werd ingegooid, zijn lamp omviel en deze de kamer in vlam dreigde te zetten. Pas nadat om twee uur ’s nachts nieuwe militairen arriveerden, keerde de rust terug.91 Van de kolonie restte echter niet veel meer dan een puinhoop, niet eens zozeer in materiële zin als wel in geestelijke. Hoe groot de ontreddering was, bleek toen een aantal kolonisten revolvers wilden aanschaffen om zich bij een mogelijke herhaling te kunnen verdedigen. Dit spotte uiteraard met de meest elementaire grondslag van het christen-anarchisme en deed de begin- selvasten, waaronder Ortt en Van Mierop, die zich al even bedreigd voelden, besluiten weg te trekken naar veiliger oorden. ‘Daar het tegen ons beginsel strijdt’, zo verklaarden ze, ‘om ons met revolvers of andere geweldsmiddelen te verdedigen en ook om de militaire macht daartoe te hulp te roepen, daar we verder niet de verantwoordelijkheid op ons willen nemen de vrouwen en de kinderen aan zulk gevaar bloot te stellen (...) hebben we besloten zoo spoedig mogelijk uit Blaricum te verhuizen naar een streek die ons niet zoo vijandig gezind is en waar we botsingen en rampen van dezen aard kunnen vermijden.’ Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 106

106 Deel 1i

Daarmee was het eind van de christen-anarchistische kolonie in Blaricum een feit en had bovendien de christen-anarchistische beweging een klap op- gelopen waar ze amper van herstelde. Versplintering volgde. Kijlstra, die de principes van de Internationale Broederschap trouw bleef, probeerde iets van de kolonie te redden door de tuinbouwgroep naar elders te verplaatsen, maar gaf zijn inspanningen gedesillusioneerd op toen bleek dat de anderen hun idealen wilden loslaten – en bovendien geld wilden zien voor de opbrengst van de verkoop van een deel van het kolonieterrein. ‘Ik verlaat de kolonie,’ zo schreef hij in Vrede, ‘omdat ik, overal waar men begonnen is met kolonisatie, verwarring en twist en mislukking ziende en geen enkele reden vindende om van de naaste toekomst iets beters te verwachten, volkomen wanhoop, waar en met wie dan ook door kolonisatie iets degelijks tot stand te brengen.’92 Hij hervatte zijn ambt als dominee in Oterleek, nabij , en bleef zijn op- vattingen uitdragen. Mede omdat zijn kleine traktement niet voldoende was zijn gezin te onderhouden – soms was er geen geld voor voedsel –, emigreer- de hij in 1913 met vrouw en vijf kinderen naar Amerika.93 Wat de andere leden van de tuinbouwgroep betreft, sommige trokken weg, andere bleven in Blaricum wonen. De vereniging Internationale Broe- derschap verhuurde de tuinderij evenals een aantal koloniegebouwen. Het enige wat daarmee van de oorspronkelijke kolonie was overgebleven, was de succesvolle bakkerij. Lang zou Enzlin echter niet meer op het kolonieterrein werkzaam zijn. In 1906 droeg hij de bakkerij over aan de familie Kots, die deze – inmiddels particuliere – onderneming tot in de jaren zestig volhield. Zelf vestigde hij een sportbeschuitenfabriek elders in Blaricum. Jacob van Rees blies de tuinbouwgroep nog nieuw leven in, maar in ideologisch opzicht herinnerde vrijwel niets meer aan de oude kolonie. Toen de tuinbouwers bo- vendien bezwaar maakten tegen de religieuze teneur van de statuten vonden de leden van de vereniging – onder meer Van Rees, Bähler en Kijlstra – het werkelijk te dwaas worden. Uiteindelijk slaagden zij er in om in maart 1911 de Kolonie van de Internationale Broederschap formeel op te heffen.94 In het oude koloniehuis zette de vegetarische traditie zich nog enige jaren voort doordat het plaats ging bieden aan een vegetarisch pension en restaurant.

De Humanitaire School

Ook van het christen-anarchisme bleef rond Blaricum nog iets voortleven. Abstract als onderdeel van wat wel de ‘Lari-blari-geest’ werd genoemd, heel Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 107

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 107

concreet in de vorm van de Humanitaire School.95 Die was aanvankelijk geconcipieerd als kolonieschool die zich ten opzichte van de reguliere onder- wijspraktijk diende te onderscheiden door enerzijds meer aandacht voor han- denarbeid, tuinbouw en toneel en anderzijds door ‘’t brengen van de humani- taire idee in de school’. Dat laatste betekende het onderwijzen van ‘liefde tot al het levende’. Vegetarisme was daar vanzelfsprekend onderdeel van. Waren de leraren en leraressen alle vegetariër, Van Rees schatte in 1910 dat de helft van de ouders vegetariër was.96 Ondanks dat de aanval op de kolonie het aantal koloniekinderen had te- ruggebracht tot één, opende de Humanitaire School het nieuwe schooljaar op 3 september 1903 met zeven leerlingen. Als klaslokalen deden aanvankelijk twee vertrekken van Van Rees’ villa dienst. Dankzij bezielende krachten als hoofdonderwijzers Marie Calisch en vanaf 1906 Cor Bruyn hield de school tot 1931 stand als toonbeeld van pedagogische vernieuwing. Toen streek de wereldvermaarde Italiaanse onderwijshervormer Maria Montessori in Laren neer en werd de school naar haar ideeën omgezet. Een groot verschil beteken- de dat niet – veel van Montessori’s ideeën sloten aan bij de praktijk van de Humanitaire School: Montessori had sterke affiniteit met de theosofie; Marie Calisch was, om Montessori’s biograaf Marjan Schwegman te citeren, ‘een vrouw van een montessoriaans kaliber’.97 Op één cruciaal punt na dan: Mon- tessori was géén vegetariër, had meer liefde voor gedode dan voor levende dieren, te oordelen ook naar haar garderobe.

Andere kolonies

De ‘ramp van Blaricum’ betekende evenmin dat al het enthousiasme voor de binnenlandse kolonisatie doofde. De kleine, naburige kolonie in Huizen – waar Nescio enige tijd kolonist was – ging weliswaar in 1904 ter ziele, maar geïnspireerd door Frederik van Eeden startte in Beets in het voorjaar van 1903 de kolonie Frij Fryslân die haar bestaan tot 1910 zou weten te rekken. Van Eeden zelf zette, ofschoon de problemen zich opstapelden, zijn Walden voort, evenals de kolonie Nieuw Harmonie, een soort dependance van Walden in de Horstermeerpolder. Beide kolonies liepen eveneens uit op een teleurstelling en een financieel debacle, maar dat weerhield Van Eeden er niet van nieuwe kolonieplannen te smeden, ditmaal in de Verenigde Staten, waar in North Carolina in 1909 een Van Eeden Colony verrees.98 Vegetarisme was daarvan echter geen principieel onderdeel. Op Walden was door sommige kolonisten Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 108

108 Deel 1i

al (spaarzaam) vlees gegeten – en bovendien waren er varkens gehouden – maar tegen de tijd van zijn Amerikaanse avontuur zondigde Van Eeden der- mate vaak tegen zijn vegetarische opvattingen, dat hij moeilijk nog als vegeta- riër aangemerkt kon worden. Bovendien zag hij in het vegetarisme van de Blaricumse kolonie een van de redenen voor het falen van de binnenlandse kolonisatie. Volgens Van Eeden moest éérst de antikapitalistische bestaans- wijze economisch gezond zijn voordat hier allerlei ‘schoone gevolgen’ zoals ‘zachter zede, vegetariaat, zuivere kunst, broederlijke verdraagzaamheid’ uit voort zouden komen. In Blaricum was men in zijn ogen op de zaak vooruit- gelopen.99 En niet alleen in Blaricum. De kolonie De Solidairen in het Drentse Mid- laren, gestart in 1902, was eveneens van meet af aan vegetarisch – dat is te zeggen, in 1903 hield de kolonie goed beschouwd alweer op te bestaan. Op- richter Hendrik Ebo Kaspers runde vanaf die tijd de zaak alleen. Ook de kolo- nie in het Noord-Hollandse Nieuwe Niedorp, opgericht in 1902, was van ve- getarische snit, wat echter de aanwezigheid van vee niet in de weg stond. In tegenstelling tot bovengenoemde kolonies droeg deze duidelijk sporen van soortgelijke religieuze idealen als die in Blaricum waren beleden. Tot na de Tweede Wereldoorlog bleef ze in naam bestaan, ofschoon ze toen in feite al een particulier bedrijf was geworden. Geruime tijd eerder al, in de jaren twin- tig, vonden ideologen als Ortt en Van Mierop de kolonie ‘ontaard.’ De oude garde botste met de jongeren die een religieuze oriëntatie misten. Het leidde in het najaar van 1925 tot het vertrek van enkele kolonisten die, met mede- neming van vier koeien en een paard naar het Brabantse Best vertrokken, naar weer een andere kolonie: De Ploeg.100 De Ploeg was relatief succesvol, of beter, weinig rampzalig, maar ook hier voerden problemen de boventoon. Vergeleken met de kolonie in Blaricum hield zij het echter lang uit. Daarbij, de productieve associatie van dezelfde naam, gevestigd in Bergeijk, ontwikkelde zich voorspoedig. De kolonie werd in 1919 opgericht, niet als resultaat van ‘de wervingskracht van de G[emeen- schappelijk]G[rond]B[ezit]-ideologie onder het katholieke volksdeel’ zoals de historicus Van Puijenbroek vaststelde, maar als gevolg van de industrialise- ring van waar Philips uit het hele land mensen trok – vaak jong en zonder affiniteit met het katholicisme. Ook De Ploeg was vegetarisch. Daar- enboven opende het in 1921 een vegetarisch herstellingsoord. Commercieel gezien was dat niet een erg handige zet. Het lag afgelegen en door zijn vegeta- risme richtte het zich op een toch wel beperkte doelgroep.101 Ook hier reageerde de dorpsgemeenschap vijandig – door ramen in te Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 109

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 109

keilen en leveranties te boycotten. In 1929, een jaar nadat het kwakkelende herstellingsoord haar deuren had gesloten, kwam aan de kolonie in Best een eind. De Ploeg bleef echter voortbestaan als coöperatieve productie- en ver- bruiksvereniging in Bergeijk. Deze legde zich sinds 1923 toe op de productie en handel van textiel. Zo verwierf men zich de agentuur in reformondergoed en stoffen van de Hamburgse firma Mahr & Haake – in progressieve kringen gewilde artikelen. De leden waren vegetariër, met één uitzondering. Voor de communist Hein van Dregt werd eind 1923 een woonwagen op het terrein neergezet, ‘waar hij verbleef en ook zijn eigen potje kookte als het vegetaries groepsdieet hem te mager leek’. Materieel gezien waren er in de beginjaren weliswaar nog problemen, maar terugmijmerend stelde groepslid Riek van der Geest vast dat Bergeijk ‘de gelukkigste periode’ uit haar leven was ge- weest.102 Dat kan natuurlijk evenveel zeggen over de rest van haar leven, maar is toch meer dan bij andere oudkolonisten te beluisteren viel. Vanaf de jaren dertig boekte De Ploeg steeds grotere successen met de handel in voor- uitstrevende, aanvankelijk op Bauhaus geïnspireerde textieldessins, maar schudde het de vegetarische en andere ideologische veren van zich af. Tegen- woordig is het een solide, internationaal geörienteerd bedrijf in gordijn- en meubelstoffen voor ‘het hogere marktsegment’.

Christen-anarchisme na 1903

De teloorgang van de kolonie van de Internationale Broederschap was, zoals gezegd, een klap voor de christen-anarchistische beweging in Nederland, maar zeker niet het eind. Van Blaricum verschoof het centrum (voorlopig) naar Amersfoort, want dat was de plaats waar Drukkerij Vrede – met Ortt en Van Mierop – begin mei 1903 naartoe verhuisde. Aldaar ontstond meteen al weer narigheid, ‘verraad’ zoals de verbitterde Ortt het noemde, met enkele medewerkers die de drukpers voor zich opeisten en daarmee een nieuw be- drijf begonnen – ook het vegetarisme toegedaan – dat zij, gezien het conflict nogal cynisch, ‘De Samenwerking’ doopten. Net als de aanval op de kolonie, zou Ortt deze geschiedenis uitgebreid in zijn roman Felicia verwerken. Ook deze moeilijkheden kwamen Ortt en consorten te boven. De drukkerij ver- huisde terug naar Den Haag. Om onaangenaamheden voor de toekomst te voorkomen, formuleerde Van Mierop een ‘Beginselprogram van Drukkerij Vrede’ waar de medewerkers aan gebonden waren. Er werd een proeftijd in- gesteld en iedereen moest voldoende ‘geestverwantschap’ bezitten – onder Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 110

110 Deel 1i

meer vegetariër zijn. Gemeenschappelijk samenleven bleek echter niet haal- baar, en werd ook niet meer nagestreefd. Dit nieuwe realisme wierp zijn vruchten af: het aantal uitgaven ging omhoog en vanaf 1905 begon men naast Vrede een tweede periodiek, Vrede-Tijdschrift, later, met ingang van 1907, De Vrije Mensch geheten.103 De indruk dringt zich echter op dat hetgeen van de persen van Drukkerij Vrede afrolde niet zozeer uitdrukking was van de christen-anarchistische be- weging, maar meer en meer de christen-anarchistische beweging uitmaakte. Van Rees waarschuwde begin 1905 al dat Vrede te veel een particuliere onder- neming van Ortt en Van Mierop werd en voeling met ‘de beweging’ verloor. Echter, steeds minder duidelijk was uit wie die ‘beweging’ dan wel bestond. In het voorjaar van 1906 verklaarde Ortt zelfs zich uit ‘de zoogenaamde “Vre- de-beweging”’ te hebben teruggetrokken.104 Typerend voor het diffuse, haast virtuele karakter van de beweging was dat dit niet de minste gevolgen leek te hebben, noch voor Ortts standpunt of werkzaamheden, noch voor de bewe- ging zelf. Meestentijds werd er gesproken van ‘geestverwanten’, maar dat was, zoals Ortt en Van Mierop inzagen, een uitermate vaag begrip. In een dis- cussie die zich in Vrede hierover ontspon, analyseerde een zekere ‘Jan Boeze- roen’ het aldus:

‘de geestverwanten bestaan uit een allegaartje van verschillende ethische ele- menten, die elk voor zich in de Vredes-richting iets van hun gading vinden. A. voelt iets voor geheel-onthouding en rein leven, B. voor vegetarisme en theosofie, C. (…) Het specifiek christen-anarchistisch beginsel wordt, naar ’t mij toeschijnt, door een geringe minderheid gehuldigd.’105

Met het klimmen der jaren verloor het anarchisme voor een deel der voor- malige ‘jongeren’ bovendien veel van haar aantrekkelijkheid. Dominees als Bruins, Bakker, Van der Heide en Boers hadden in de jaren negentig al voor de sociaaldemocratie gekozen en in plaats van christen-anarchisme een christen-socialisme ontwikkeld dat in 1902 een spreekbuis kreeg in de vorm van het tijdschrift De Blijde Wereld. In 1905 sloot deze ‘Blijde-Wereld-groep’ – inmiddels versterkt door de bekende vegetariër-dominee dr. G. Horreüs de Haas – zich officieel aan bij de sdap. Hoewel sommigen van hen vegetariër bleven, maakten zij van een vleesloze voeding geen belangrijk punt.106 Al- lengs deden ook voormalig christen-anarchisten de overstap naar de sdap.Zo werd het voorbeeld van Van der Veer opgevolgd door Anne de Koe die na zijn verblijf in Blaricum en op Walden sdap-lid werd en in Bussum en later Rot- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 111

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 111

terdam in de gemeenteraad zetelde. George Lindeyer schopte het voor dezelf- de partij in 1925 zelfs tot Eerste Kamerlid. Een enkeling, bakker Enzlin, kwam in de jaren dertig bij de nsb terecht. Anderen neigden minder naar de politiek en zochten hun heil in soefis- me, mazdaznan, bij de rozenkruisers en vooral in theosofie en antroposofie. Dat waren levensbeschouwelijke stromingen die kaders boden aan het door Boezeroen beschreven idealisme à la carte die niet onderdeden voor dat van Ortt, maar mystieker van snit waren en zonder diens geprononceerde politie- ke positiebepaling. Als zij vegetarisme en dierenbescherming niet al voor- schreven, stonden ze er sympathiek tegenover – om redenen veelal nauw ver- want aan die van het christen-anarchisme. Met name de theosofie kreeg in de jaren twintig nieuw elan door het optreden van Krishnamurti – in 1909 als dertienjarige jongen door de vooraanstaand theosoof Leadbater ontdekt als nieuwe geestelijk wereldleraar. ‘De Orde van de Ster in het Oosten’, een theo- sofische organisatie opgericht in 1911 om het werk van de jonge Krishnamur- ti te ondersteunen, kreeg in 1924 haar Europese hoofdkwartier in het kasteel Eerde, nabij Ommen, een schenking van baron Philip van Pallandt van Eer- de. De zogeheten Sterkampen die er op het landgoed jaarlijks werden gehou- den trokken duizenden mensen uit tientallen landen – die daar op een tijde- lijk, speciaal voor die gelegenheid ingesteld stationnetje werden afgeleverd. De keuken was er vegetarisch. Naast Krishnamurti waren er in het interbel- lum nog andere internationale persoonlijkheden die met een groot moreel gezag veel mensen aan zich bonden, en daarmee de weg naar het vegetaris- me konden openen. Albert Schweitzer was daar een van, hoewel zijn hou- ding ten opzicht van vegetarisme ambivalent bleef. Tagore was een ander, maar bovenal was dat Gandhi, die als born-againvegetariër zijn politieke strijd vanuit zijn vegetarisme ontwikkelde.107 Ook in de jeugdbeweging, die in het interbellum massale aanhang kreeg, bleven humanitaire waarden als vegetarisme, geheelonthouding en rein le- ven populair.108 Christen-anarchisten als Ortt, Van Rees en Van Mierop on- derhielden er warme banden mee.

Evengoed bleef Lodewijk van Mierop proberen het christen-anarchisme te verenigen. In 1908 richtte hij daartoe in Soest, het nieuwe christen-anarchis- tisch centrum, de stichting Chreestarchia op, met medewerking van Ortt. Be- houdens de oprichting van de Engendaalschool in 1913 werd dat evenwel geen succes, waarna Chreestarchia ging functioneren als uitgeverij, als opvol- ger van Drukkerij Vrede.109 Daarnaast was Van Mierop van 1907 tot 1925 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 112

112 Deel 1i

voorzitter van de door hem opgerichte Het Ingekeerde Leven, een ‘perma- nent kwakkelende’ stichting die religieuze geschriften uitgaf en boeken uit- leende. Bähler was er de secretaris. Ook het in 1915 door Van Mierop samen met Bähler opgerichte Vrije Menschen Verbond was geen vruchtbaar leven beschoren. Nadat in 1919 het orgaan De Vrije Mensch bij gebrek aan belang- stelling ter ziele was gegaan, sloot het Vrije Menschen Verbond zich het vol- gende jaar aan bij een afsplitsing van de Bond van Christen-Socialisten, de orthodoxe tegenhanger van de Blijde Wereldgroep.110

Actieve geweldloosheid

Die aansluiting in wat de Bond voor Religieuze Anarcho-Communisten ging heten, duidde er niettemin op dat het religieuze anarchisme nog steeds aan- trekkingskracht had. Voornaamste oorzaak daarvan was de Eerste Wereldoor- log die aan de beweging van dienstweigering en antimilitarisme een grimmi- ge actualiteit had verleend.111 Ook hier speelden dominees een belangrijke rol. Naast Bähler waren dat met name Bart de Ligt en diens vriend Année Rinzes de Jong die in het orthodoxe Utrecht theologie hadden gestudeerd. Logischerwijs concentreerde hun theorievorming zich rond de vraag van geweld. Daarbij kwamen zij tot een standpunt van ‘actieve geweldloosheid’, van ‘geestelijke weerbaarheid’.112 Dit ter onderscheiding van de weerloosheid van Tolstoj die onder christen-anarchisten vanwege het passieve karakter dat daaruit leek te spreken altijd al ongemak had veroorzaakt. Actieve geweld- loosheid bracht met enige onvermijdelijkheid vegetarisme met zich mee.113 Rond 1918 werden De Ligt en De Jong vegetariër, net als een andere leidende figuur in dezen, Clara Wichmann.114 Het magnum opus van De Ligt, De vrede als daad, twee dikke delen over de beginselen, geschiedenis en strijdmetho- den van directe actie tegen de oorlog, laat zich dan ook tevens lezen als ver- kapte wereldgeschiedenis van vegetarisme en dierenbescherming. Alle ver- schillen tussen Ortt en De Ligt ten spijt, de overeenkomsten overheersten: de teleologie van de schepping en haar geschiedenis, de poging subjectivisme met rationalisme te verbinden, de nadruk op het persoonlijk leven als kern van vernieuwing en vooruitgang, de liefde voor al het levende als hoogste, in- nerlijke kracht en de verhevenheid van mens boven dier die precies om die reden ethische verantwoordelijkheid verordonneerde. De actieve geweldloosheid bleek echter hopeloos tekort te schieten, het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bracht het antimilitarisme de genade- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 113

Felix Ortt en de Kolonie van de Internationale Broederschap 113

klap. De dood van Wichman (1922), Van Mierop (1930) en De Ligt (1938) had eerder al het religieus geïnspireerde anarchisme van haar ideologen be- roofd.115 Van de voormannen overleefden alleen De Jong en Ortt de oorlogsja- ren. De eerste bleef actief als drijvende kracht achter de door hem in 1935 op- gerichte Onafhankelijke Religieuse Gemeenschap, waarbij hij onder sterke invloed van Rudolf Steiners antroposofie kwam te staan. De tweede ging, van- uit zijn Vegetarisch Inlichtingenbureau te Soest, door met zijn inzet voor de dieren – tot aan zijn overlijden in 1959 toe. In kleine kring leeft het christen- anarchisme nog voort. Vegetarisme maakt er nog steeds vrij vanzelfsprekend deel van uit.

Globaal had het tumult van de laatste decennia van de negentiende eeuw kortom tot twee ideaaltypische vegetariërs geleid. Het eerste Idealtypus dien- de zich aarzelend aan in deel 1 waar, na het failliet van de christelijke leer, niet-menselijke dieren op hetzelfde morele vlak terechtkwamen als mensen; waar het gelijkheidsbeginsel zich tot álle dieren ging uitstrekken, niet slechts tot exemplaren van homo sapiens. Het tweede liet, zoals in dit deel duidelijk is geworden, de aristotelisch-christelijke hiërarchie grotendeels intact. Hoog- uit werd zij vloeiender, minder categorisch, zoals in Ortts zielenleer. Deze ve- getariër bleef mensen als superieure wezens construeren, maar zag daarin een morele verantwoordelijkheid besloten die niet te rijmen was met het doden van hen die tot minder geprivilegieerde groepen behoorden. De Eerste Wereldoorlog gaf een nieuwe impuls aan deze opvatting omdat de sociaaldar- winistische positie van ‘het recht van de sterkste’ (zoals die door mensen als Baart de la Faille rond 1900 vrij probleemloos kon worden ingenomen) na de catastrofe van Verdun en Ieper veel van zijn morele krediet verloor. Boven- dien bleef dit tweede type vegetariër vasthouden aan de idee van een god, zij het dat die de vorm aannam van een abstract principe als ‘Al-eenheid’ of ‘Lief- de’. De hooggestemde waarden die uit deze kosmologie volgden, bleken, zo- als de lotgevallen van de Kolonie der Internationale Broederschap schrijnend lieten zien, moeilijk consistent na te leven. Zelfs in de eigen eetpraktijk was het lastig geen concessies te doen – de discussie over het gebruik van zuivel en eieren toonde dat aan. Kortom, wilde men blijvend dierlijke slachtoffers van de menselijke maag voorkomen, dan was naast innerlijke overtuiging uiterlijke onderneming minstens zo cruciaal: behalve bekeerd diende de we- reld te worden gereorganiseerd. Dat moest gebeuren in een uitgestrekt krach- tenveld met talloze actoren, sommige van herculische proporties, maar toch was daarin resultaat te boeken, zoals het volgende deel zal uitwijzen. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 114 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 115

Deel iii Eten in Pomona Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 116 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 117

De dood uit de pot

Het restaurant van het Parkhotel in Den Haag is ogenschijnlijk een restau- rant van dertien in een dozijn. Toch is het een bijzondere plek – zoals, goed beschouwd, alle restaurants iets bijzonders hebben. De menukaart biedt je de keus uit allerlei professioneel bereide en ongetwijfeld smakelijke gerechten en vormt daarmee een sleutelelement in een complex arrangement dat deze keuze bijna dwingend voor lijkt te schrijven. Dieren worden op het menu als ‘voedsel’ voorgesteld en als gevolg daarvan, maar dat behoort niet tot het offi- ciële restaurantdiscours, behelst die keus de macht om hen te laten sterven. Een eend of een kip, een koe of varken, een parelhoen of victoriabaars: hun dood is in het restaurant verkrijgbaar op bestelling.1 De menukaart vormt daarmee een brandpunt van waaruit lijnen terug te trekken zijn naar slagers, poeliers, groothandels – en vandaar naar slachthuizen, veestallen, fokbedrij- ven, naar sojaleveranciers van Cargill in het Braziliaanse Santarem, naar de visafslag in Mwanza aan het Victoriameer, naar planten, dieren en ander acto- ren in de verste uithoeken van de wereld. Nu zijn die lijnen op zich al interes- sant, maar wat hen in dit geval extra bijzonder maakt is hun historische iro- nie. Want vanaf de oplevering begin 1913 tot ver in de Tweede Wereldoorlog was dit gebouw, toen Hotel-Restaurant Pomona geheten, een plek waar je juist géén dieren kon eten, waar die lijnen níét te trekken waren. Het was de trots van vegetarisch Nederland en internationaal vermaard. In een tijd waar- in het ‘zinlooze onordelijke’ regel was, zo schreef het tijdschrift Onze Kunst bij de oplevering, en ‘gebouwen het stadsbeeld ontsieren op zoodanige wijze dat men de anders zoo gewenschte duurzaamheid van het materiaal, waaruit zij zijn opgetrokken, verwenscht’, was Pomona een toonbeeld van harmonie en ingetogen smaak. ‘Hier is neergezet een groot huis, waar de zon van het nieuwe leven naar binnen schijnt.’2 Andere media waren eveneens enthou- siast. Een ‘sieraad voor onze stad’, oordeelde de Haagsche Courant bij de ope- ning. Het Vaderland sprak bij dezelfde gelegenheid over een ‘voortreffelijke inrichting’ en achtte het een lust om in de eetzaal te zitten; ‘een eetzaal’, zo meende de redacteur in een poging in passende beelden te spreken, ‘waar- naar menige groote “vleescheetende” restaurateur zijn vingers zal aflikken’. De Residentiebode liet zich in soortgelijke termen uit en De Amsterdammer Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 118

118 Deel iii

moest toegeven dat het een heus paleis was – par manière de dire. De Nieuwe Courant hield het op een monument van een ‘belangrijk stuk Haagsche cul- tuur’. Pomona, of ‘de veeg’, zoals het in de volksmond heette – ook wel, meer getrouw de plaatselijke tongval, ‘de vig’ gespeld – was in Den Haag kortom een begrip. Dat Het Vaderland het in 1930 onder de bekendste hotels van de stad rangschikte, was geen toeval.3 Bovendien, om nog een extra glans van roem aan te brengen, was Pomona het hotel waar Ludwig Wittgenstein en Bertrand Russell hun legendarische ontmoeting hadden, december 1919, om de Tractatus logico-philosophicus te bespreken. 4

In vegetarische kringen – het zal niemand verrassen – sloeg men de kwalitei- ten van Pomona zo mogelijk nog hoger aan. Dat het met voorsprong het bes- te, mooiste en grootste vegetarisch hotel-restaurant van Nederland was, stond buiten kijf, maar men mocht zich er graag op beroemen dat het ook in het buitenland zijns gelijke niet kende. De ambitie was er in elk geval naar: ‘Onze beweging is internationaal en dus moet van (...) Pomona ook kracht uitstralen naar alle centra van vegetarisch en humanitair leven in de gansche wereld.’ Of zoals Felix Ortt het bij de opening formuleerde: ‘In de Haagsche Molen- straat is waarlijk een mijlpaal op den weg naar beschaving verrezen. (...) En de namen, daarop gegrift, zullen niet door den stroom der tijden uitgewischt worden.’5

Is die bombast erg gedateerd, zeker voor een hotel-restaurant in toch niet meer dan het middensegment van de horecamarkt, hij is wel een vingerwij- zing dat Pomona een interessante plek was. Natuurlijk, voor zover mensen morele wezens zijn hebben de ruimtes die door hen worden gecreëerd onver- mijdelijk morele dimensies, maar meestal blijven die impliciet. Pomona daarentegen was expliciet ontworpen als morele ruimte. Dat wil zeggen, de morele keuzes waren er overgeheveld van individu naar inrichting.6 Zo’n ruimte moest worden veroverd en vergde continue inspanning om in stand te houden. Pomona was daarmee een plek waar op allerlei niveaus ideologische ontmoetingen, onderhandelingen en twisten plaatsvonden – tussen vegeta- riërs onderling en tussen vegetariërs en niet-vegetariërs. Meest fundamen- teel en direct aan niet-menselijke dieren gerelateerd was die contested space zichtbaar op de menukaart. Want aan de mededeling afgedrukt in de Gids voor Den Haag en omstreken (1934) dat de gerechten in Pomona’s keuken wer- den bereid ‘volgens de eischen der moderne voedingsleer’, gingen vele de- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 119

Eten in Pomona 119

cennia van strijd vooraf over wat goede voeding was. Eten in Pomona hing niet alleen samen met smaak, gezelligheid en sociale status, maar tevens met wetenschap, pseudowetenschap en geloof; met technologische en geopolitie- ke ontwikkelingen, met de wijze waarop mensen hun wereld vormgeven in relatie tot andere dieren. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 120

Het vegetarisch restaurant

Ontstaan

De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid, die in de zomer van 1898 aan de Stadhouderslaan in Den Haag een kleine honderdduizend bezoekers trok, mag voor de Nederlandse vrouwenbeweging een belangrijke mijlpaal heten, voor de prille vegetarische beweging was zij dat in niet mindere mate. In het enorme tentoonstellingsgebouw was namelijk het eerste vegetarische restaurant van Nederland gevestigd. Geestelijk moeder hiervan was Marie Jungius die, samen met Cecile Goekoop-De Jong van Beek en Donk, het boegbeeld vormde van de tentoonstelling.7 Toeval was deze combinatie van feminisme en vegetarisme allerminst. Beide bewegingen hadden, zo was in vegetarische kring het idee, dezelfde grondslag, ‘n.l. het besef, dat onderdruk- king, in welken vorm ook en uitgeoefend op mensch of dier, ongeoorloofd is.’8 Of, vanuit een iets andere invalshoek beredeneerd: door hun onderge- schikte positie konden vrouwen zich bij uitstek identificeren met andere groepen ondergeschikten in de maatschappij, in casu niet-menselijke dieren. Dat, naast Jungius, Goekoop-De Jong van Beek en Donk óók een actief die- renbeschermster was, ligt voor de hand – evenals dat niet álle feministen van deze gemeenschappelijke grondslag overtuigd waren. Behalve het vegeta- risch, was er ook een ‘gewoon’ restaurant op de tentoonstelling, en vonden er kookdemonstraties plaats waarbij paardenvlees werd bereid. Jungius had een jaar eerder tijdens een bestuursvergadering van de vege- tariërsbond haar plan gelanceerd voor een restaurant dat, de opzet van de ten- toonstelling indachtig, geheel door vrouwen gerund zou moeten worden. De bond zamelde een waarborgsom van een kleine duizend gulden bijeen en be- gin 1898 konden de voorbereidingen een aanvang nemen.9 Jungius zelf was daar, enigszins overwerkt als ze inmiddels was, niet direct meer bij betrok- ken, maar wel haar innige vriendin en huisgenote Suze Groshans, een ande- re voorvechtster van de emancipatie van vrouwen en dieren. Samen met Mi- chiel Valk vormde Groshans de commissie belast met de exploitatie van het vegetarisch restaurant. Op hun schouders rustte daarmee de nodige verant- woordelijkheid. Tot dan toe was vegetarisme in de openbaarheid een kwestie van theorie geweest, van argumentatie in kranten, tijdschriften, brochures en Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 121

Eten in Pomona 121

boeken, tijdens lezingen en debatten – en dát had al de nodige spot opgele- verd. De vegetarische praktijk was daartegenover voorbehouden geweest aan het privéleven, onttrokken aan de waarneming van niet-vegetariërs, die er hooguit mee te maken kregen bij bezoek aan vleesmijdende bekenden.10 Nu echter zouden de vegetarische argumenten door iedereen aan een letterlijke proefneming kunnen worden onderworpen. ‘Ik acht de oprichting van het restaurant eene vrij gewaagde poging als reclame voor het Vegetarisme,’ merkte dan ook een verontrust bondslid op, ‘het wordt zoo licht een afschrik voor het gewone publiek’.11 Om deze bezorgdheid te logenstraffen, stelden Groshans en Valk een ‘kookster-beheerster’ aan, de weduwe M.E. van der Mo- len-Heynsdijk. Zij bleek een schot in de roos – en dit niet alleen in de meer romantische zin omdat zij in 1901 met Michiel Valk zou trouwen. In het voor- jaar van 1898 verbleef Van der Molen enige tijd in Leipzig om aldaar in de praktijk te leren hoe een vegetarisch restaurant gerund diende te worden. De naam van het Duitse etablissement waar ze in de leer was: Pomona. Haar stage wierp klaarblijkelijk vruchten af. De reacties der vegetariërs op het vegetarische tentoonstellingsrestaurant waren in elk geval zeer lovend. En men had de indruk ‘veel vrienden, tenminste belangstellenden’ verwor- ven te hebben ofschoon door deze en gene buitenstaander de afwezigheid van broodjes ham of een biefstuk wel werd betreurd.12 Een kniesoor echter die daarop lette. Ook financieel was de zaak niet tegengevallen. Zeker was het restaurant een dusdanig succes dat opheffing ervan zonde leek. In het okto- bernummer van de Vegetarische Bode pleitten Groshans en Valk er derhalve voor om het restaurant voort te laten zetten. De ervaring was nu voorhanden, evenals de inventaris en bovendien de onschatbare Van der Molen. Alleen, maar dat was wel van meer dan marginaal belang, aan kapitaal ontbrak het nog. Het merendeel van degenen die aandelen hadden in het waarborgfonds was echter genegen deze renteloze lening voort te zetten, en het succes van het tentoonstellingsrestaurant leverde bovendien veel nieuwe aandeelhouders op, zodat Van der Molen op 11 februari 1899 haar eerste vaste vegetarische res- taurant kon openen, gevestigd in een bovenhuis op de Nieuwstraat 10 in Den Haag. Marie Jungius verzorgde bij deze gelegenheid de openingsspeech. Het restaurant was klein – het bood plaats aan zo’n dertig personen – en voor het overige ‘netjes, eenvoudig als het vegetarisme zelf, maar ook even rein en on- gekunsteld’, zoals Het Vaderland berichtte.13 Om genoeg inkomsten te genere- ren was er verder plek voor enige pensiongasten. Pikant detail: het pand werd gehuurd van een vleeshouwer die pal ernaast zijn negotie dreef. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 122

122 Deel iii

In navolging van het Leipziger restaurant werd de zaak al snel naar de Ro- meinse godin van vruchten en tuinen genoemd, Pomona, en was haar be- staansrecht bevestigd: nog voor het eind van het jaar was duidelijk dat uitbrei- ding dringend was gewenst. Verhuizing naar een paar gebouwen verderop, Nieuwstraat 24, bracht voorlopig uitkomst. Begin juni 1900 vond de opening plaats. Wederom deed Het Vaderland verslag en vond de zaak ‘vroolijk en pret- tig’, ‘frisch en keurig’, wat geen verbazing mocht wekken daar de leiding in handen was van een ‘echte huisvrouw’.14 Hoewel in de eetzaal nu plaats was voor honderd gasten, herhaalde de geschiedenis zich al snel: ruimtegebrek. Toch duurde het nog tot begin 1910 tot de oprichtingsvergadering plaatsvond van de nv Vegetarisch Hotel-Restaurant “Pomona” die voor voldoende kapi- taal moest zorgen (uiteindelijk 150.000 gulden) en andere voorbereidingen diende te treffen om een nieuw Pomona te verwezenlijken. Valk riep de leden van de vegetariërsbond daarom weer op om aandelen te nemen, waarbij hij zich een man met visie betoonde door bij deze gelegenheid de innige overtui- ging uit te spreken dat men zijn geld met meer gerustheid in Pomona kon be- leggen dan in Russische staatsfondsen. In april dat jaar werden drie naast elkaar gelegen panden in de Molen- straat gekocht. Op basis van een schets van Arnold Meyroos, de latere burge- meester van Batavia, ontwierpen de architecten Smits en Fels het door Onze Kunst zo geroemde gebouw. Op 4 september 1911 werd een aannemer gecon- tracteerd en nam de bouw een aanvang. In december 1912 verbleven de eer- ste hotelgasten er; in het restaurant kon men vanaf 11 januari terecht; bij de officiële opening op 26 februari was Pomona, op enkele kleine details na, vol- tooid.15

Pomona, een rondgang

Hoe zag Pomona eruit?16 Vanaf de straatzijde was de uitstraling relatief be- scheiden, vooral vanwege de geringe gevelbreedte van slechts vijftien meter. Na binnenkomst door de met zandstenen reliëfs van de beeldhouwer Hack opgesierde hoofdingang betrad men de vestibule die rechts toegang gaf tot de portiersloge én tot de lunchzaal, een vertrek van negen bij negen meter dat met drie openslaande deuren uitkwam op een smalle, door een hardste- nen borstwering begrensde loggia die de ruimte van de straat scheidde. De lunchzaal was grotendeels betimmerd met gerookt eiken, een betimmering die harmonieus overging in het buffet, de kassa en een glazen uitstalkast. De Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 123

Eten in Pomona 123

meubilering bestond uit stoelen van donkerbruin gebeitst pitriet en tafels van hetzelfde materiaal met ronde bladen van Napoleonmarmer. De vloer was bedekt met rubber waarop in grijs, geelbruin en zwart een geometrische patroon was aangebracht in negen vierkanten, overeenkomstig de vlakverde- ling in het roomkleurig plafond. Het licht werd gefilterd door lichtgeel, in lood gevat glas, ‘sober en weloverwogen versierd met figuren in bescheiden kleuren’. Rechtdoor kwam de vestibule uit bij het monumentale, in zandsteen en marmer uitgevoerde trappenhuis dat werd geflankeerd door een lift en tele- fooncel. De gang langs de trap naar achter volgend, voerden acht treden de bezoeker naar een hogergelegen tweede vestibule waar zich de vestiaire be- vond en de kassa voor de restaurantbezoekers. Het restaurant zelf was ter achterzijde hiervan gelegen. Het was een langgerekte zaal met een vloerop- pervlak van acht bij 35 meter – binnenin verbreedde het gebouw zich kortom aanmerkelijk – en een hoogte van ruim vijf meter. Ook hier eikenhouten be- timmering en rubberen vloerbedekking. De ruimte bood plaats aan 250 gas- ten. Aan de lange zijde bevond zich een buffetruimte van waar de gerechten werden uitgeserveerd. Daarboven was een kleiner vertrek gelegen dat door een open balustrade in contact stond met de eetzaal, bestemd om maaltijden in meer besloten kring te genieten. Wat het karakter van de zaal bovenal bepaalde was het uitzicht. De lange zijde was verdeeld in acht hoge ramen die uitzicht gaven op de tuin. Was die van bescheiden afmeting, voor de erachter gelegen tuin, die hoofdzakelijk het uitzicht uitmaakte, gold dat bepaald niet. Het betrof hier namelijk de tuin van het koninklijk paleis, een tuin gedomineerd door grote, statige bomen en be- woond door een menigte vogels. Zodra het weer dat maar even toeliet, wer- den ramen en deuren opengezet en konden de gasten de illusie hebben half in de paleistuin gezeten te zijn. Een illusie die versterkt werd doordat de tuin zich binnen voortzette in de aanwezigheid van planten, boeketten en schalen met overvloedig opgetast fruit. Via het trappenhuis kwam de bezoeker uit op de entresol, waar zich, bo- ven de lunchzaal, een rookkamer bevond. Ook was hier het administratiekan- toortje gevestigd. Daarbij was er een vergaderzaaltje ingericht en waren er een viertal logeerkamers op deze tussenverdieping gelegen. Het merendeel der kamers bevond zich echter op de bovengelegen verdiepingen, 95 in totaal. Naast de logeerverblijven werd de eerste verdieping in beslag genomen door de woning van de directie, een tweede vergadervertrek en een gezelschaps- zaal die werd geflankeerd door een lees- en een schrijfzaaltje. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 124

124 Deel iii

De logeerkamers zelf waren, de rieten fauteuils uitgezonderd, voorzien van eikenhouten meubels – lits-jumeaux, toiletspiegel met nachtkastje, ta- feltje, spiegelkast, kofferrek en schoenenbankje. De wanden waren tot op deurhoogte in lichtbruine tint bepleisterd, daarboven helderwit, net als het plafond. De betonnen vloer was bedekt met linoleum. Alle kamers waren voorzien van ten minste één wastafel met koud- en warmstromend water en elektrisch licht. De meeste kamers waren bovendien toegerust met een huis- telefoon en centrale verwarming. Gelegen aan een binnenplaatsje op de be- gane grond werd Pomona gecompleteerd door een fietsenbergplaats, drie wasruimten (waarvan de grootste was toegerust met een indrukwekkende machinale bordenwasserij), een bakkeuken annex banketbakkerij én een ro- yale kookkeuken.

Het morele karakter van Pomona openbaarde zich niet louter in de afwezig- heid van gedode dieren in keuken en eetzaal. In het ontwerp zelf was de ge- dachte aanwezig dat schoonheid, eenvoud en harmonie de mens konden ver- heffen. Alle kamers hadden bovendien, zo benadrukte een prospectus uit 1916, ‘een overvloed van frissche lucht en daglicht’. Behalve comfortabel wil- de het hotel daarmee nadrukkelijk hygiënisch zijn, wat zich, behalve in het ontbreken van vast tapijt, uitte in de ronde afwerking van de hoeken van mu- ren met plafond en vloer: dat voorkwam stofnesten en vergemakkelijkte het schoonmaken. De stoelen in het restaurant waren bekleed met pegamoid – kunstleer; de zeep op de wastafels was plantaardig. Er gold een strikt geen- fooienbeleid.17 Toch was het niet een volledige safe space. Het innige verbond tussen het vooroorlogse vegetarisme en geheelonthouding indachtig werd er weliswaar geen alcohol geschonken – hoezeer ook door veel niet-vegetariërs en een en- kele vegetariër betreurd –, er was, zoals gezegd, wél een rookkamer. Dat was een commerciële concessie die door directeur Valk werd verdedigd met het argument dat verwoede rokers anders elders hun heil zouden zoeken waar, tien tegen een, óók alcoholhoudende dranken zouden worden geschonken. Door rokers de mogelijkheid te bieden aan hun afkeurenswaardige behoefte tegemoet te komen, werden zij kortom voor ergere verleidingen behoed.18 Belangrijker was echter het compromis dat de exploitatie van dieren niet ge- heel werd uitgesloten: een deel van de gerechten en dranken die in Pomona verkrijgbaar waren bevatten zuivel en eieren. En vermoedelijk werden mui- zen er net zo rücksichtslos verdelgd als in andere horecagelegenheden. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 125

Eten in Pomona 125

Talrijke loten

De groei van het Haagse Pomona stond niet op zichzelf. In de Vegetarische Bode was in 1898 de wens uitgesproken dat het vegetarische restaurant op de tentoonstelling van vrouwenarbeid ‘de kiem’ zou zijn ‘van een moederstam, waaruit talrijke loten zouden ontspringen, zoodat langzaam maar zeker zich Vegetarische Restaurants zouden verspreiden over het gansche land’.19 Mis- schien dat de praktijk zich niet algeheel conform deze wens ontvouwde, maar toch zeker ten dele. Daar was echter wel de nodige inspanning voor nodig. Het echtpaar Luitjes startte weliswaar in 1899 in Amsterdam een vegetarisch restaurant – maar hier leek de groei al meteen te stagneren. Dat was vooral een doorn in het oog van de onvermoeibare Daan de Clercq. Naar aanleiding van een (vergeefse) poging van een zekere J.R. Brandenburg begin 1900 om in Rotterdam een vegetarisch restaurant van de grond te tillen, riep hij een commissie in het leven ‘om tenminste in de Hoofdplaatsen Vegetariese-Geheelonthoudingsrestorants op te richten’.20 Restaurants in Rotterdam, Utrecht en waren de eerste drie doelen, verplaatsing van het restaurant in Amsterdam naar een betere locatie een niet onbelangrijk nevendoel. Dit laatste bleek het snelst te realiseren. Kort ervoor was het hoofdstedelijke restaurant door de vegetariërsbond overgenomen van het echtpaar Luitjes dat zijn overstap maakte naar de kolonie in Blaricum. In 1901 kon aan het Rembrandtplein een grotere locatie worden gehuurd. Onderdeel ervan was een klein leeszaaltje, waarin eenieder zich kosteloos op de hoogte kon stellen van ‘het streven der hedendaagsche “zonderlingen”’. Platen als de bekende antialcoholposter ‘Ach vader, niet meer!’ sierden er de muur.21 Het derde vegetarische restaurant opende in 1902 in Leiden, Ceres gehe- ten. ‘Eenvoudig doch keurig op orde,’ stelde het jaarverslag tevreden vast.22 Nog in oktober hetzelfde jaar openden in Delft de deuren van Thalysia. Op de Rotterdamse Coolsingel werd dat voorbeeld ruim een maand later gevolgd door Futura Nobis. In 1903 was het de beurt aan Haarlem, Arnhem, Bloe- mendaal, Blaricum en Lisse, ofschoon zeker de opzet van laatstgenoemde drie tamelijk bescheiden was – het betroffen pensions, geen hotel-restau- rants. Dat lag anders voor ‘Sanitas’ bij Apeldoorn, waar in hetzelfde jaar een vegetarisch sanatorium van start ging dat al snel naar enige omvang groeide. Op hemelvaartsdag 1904 vond er de opening plaats van een terrein van 2,5 hectare dat was bedoeld voor het nemen van lucht- en zonnebaden. Prikkel- draad en een hoge houten schutting dienden de broodnodige privacy te waar- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 126

126 Deel iii

borgen, ofschoon de naaktcultuur nog wel broekjes voor de heren en lange hemden voor de dames voorschreef en scheiding der seksen. Nieuwe vegeta- rische sanatoria en pensions volgden.23

Met de plotseling snelle toename van het aantal vegetarische instellingen rees de behoefte de zaak anders te organiseren dan via een restaurantcom- missie waarvan met name de financiële mogelijkheden beperkt waren. Daar- toe werd een naamloze vennootschap in het leven geroepen die de exploitatie van vegetarische hotels, restaurants en sanatoria op zich nam. Statutaire doelstelling was het ‘oprichten, drijven en onderhouden van vegetarische hôtels en restaurants en andere inrichtingen ten dienste van de vegetarische leefwijze alsmede het maken van propaganda voor de vegetarische beginse- len.’24 De nv Vegetus, zoals de vennootschap ging heten, voerde voortaan het beheer van de restaurants in Leiden en Amsterdam, maar anders dan de ambitie wilde, bleef het tot deze steden beperkt. Wel kwam in Amsterdam in 1907 een tweede restaurant onder beheer dat, net als in Den Haag, Pomona werd genoemd. Het was gevestigd aan de Weteringschans en dankte haar oprichting behalve aan Vegetus in hoge mate aan de steun van de inmiddels eerbiedwaardige mevrouw Van der Hucht-Kerkhoven. Op dat moment was het het vierde Pomona, want ook het hotel-restaurant in Arnhem droeg deze naam, evenals een pension in Bloemendaal. Er zouden nog twee Pomona’s volgen. De naam was hard op weg synoniem te worden met vegetarisch res- taurant. Het aantal door Vegetus geëxploiteerde restaurants daalde echter al snel weer naar twee. Toen het restaurant aan het Rembrandtplein in 1908 gedwon- gen werd te verhuizen, ging het op in het Amsterdamse Pomona. Het en- thousiasme had de zakelijke mogelijkheden overtroffen. Schoten vanaf 1902 de vegetarische restaurants, hotels en pensions als paddestoelen uit de grond, de algemene, nog steeds geldende wet dat de meeste horecaondernemingen een korte levensverwachting hebben, trof vanaf 1904 ook dit kersverse vege- tarische segment.25 Thalysia in Delft dolf het onderspit in 1904. Futura Nobis in Rotterdam kon de aanhoudende problemen evenmin het hoofd bieden en verdween, ondanks een doorstart, het jaar erop. De tijdelijke sluiting van Hu- manitas in Haarlem in 1905, bestendigde zich in 1906 tot een permanente. De bedrijfsvoering van het pension in Nijmegen transformeerde in hetzelfde jaar noodgedwongen van ‘vegetaries’ tot ‘naar verkiezing vegetaries’. Pomona Amsterdam overleefde de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog niet. Enzo- voort, und so weiter. Ook de nv Vegetus legde het loodje.26 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 127

Eten in Pomona 127

Uit het ter ziele gaan van Vegetus en menig vegetarische instelling volg- de niet dat de droom van de ‘talrijke loten’ aan diggelen lag. De meeste gele- genheden mochten na verloop van enkele jaren verdwijnen, tegelijk bleef er aanwas van nieuwe restaurants en pensions. Was Pomona Amsterdam in 1915 onderuitgegaan, in 1922 telde de hoofdstad weer een nieuw Pomona, afgezien nog van diverse andere vegetarische instellingen. In Haarlem had Humanitas zijn deuren in 1906 gesloten, maar vanaf 1908 konden vegeta- riërs daar alweer terecht. Pomona Arnhem sloot in 1923, het jaar daarna opende in dezelfde stad Vegeta – ofschoon ook daar vanaf 1925 ‘op verzoek’ vlees te eten was, een tamelijk desperate maatregel die de directie diep be- treurde.27 Enzovoort. Anderzijds waren er ook instellingen die wél continuïteit wisten te waar- borgen. Pomona Den Haag vormde dienaangaande niet de uitzondering die de regel bevestigde. Dat tweede Pomona in Amsterdam bijvoorbeeld, had een veel langere adem dan het eerste, pas in de Tweede Wereldoorlog kwam het aan haar eind. Pomona Rotterdam, voortgekomen uit het Leidse Ceres, vierde in 1935 haar zilveren jubileum. In het idyllische Aagtdorp, nabij Schoorl, startte in 1911 een vegetarisch pension, Rusthof geheten, dat tot in 1941 standhield.28 Pomona Utrecht is echter, buiten Pomona Den Haag, het meest in het oog springende voorbeeld in deze categorie. Het hotel-restaurant dat eind 1908 opende, begon bescheiden met twaalf kamers en een restaurant waarin niet meer dan veertig personen plaats konden nemen, maar liep dus- danig goed dat begin jaren twintig drastisch kon worden uitgebreid. Er ver- scheen een nieuw gebouw dat amper achterbleef bij de aspiratie de evenknie te worden van Pomona Den Haag. De kosten waren ernaar: zo’n half miljoen gulden. Het hotel, volgens het tijdschrift Het Nijverheidsonderwijs een ‘voor- beeld van moderne hotel-inrichting’, kon onderdak bieden aan zo’n honderd logés. Boven op het vijf verdiepingen tellende gebouw had men een schitte- rend uitzicht over de stad en eetgelegenheid was er voor vierhonderd mensen tegelijk. De gunstige ligging ten opzichte van de Jaarbeurs zou voor deze aan- tallen dienen te zorgen, maar dat bleek ijdele hoop, de onderneming zou ge- bukt gaan onder de grootse opzet.29

Er was echter ook nog een andere route naar vegetarisch eten in het openbaar die hier vermelding verdient: het serveren van vegetarische maaltijden in niet-vegetarische restaurants en hotels. Vóórdat er specifiek vegetarische gelegenheden bestonden, waren vegetariërs die buiten de deur aten hiervan uiteraard afhankelijk – wat verre van eenvoudig was. De vegetariërsbond Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 128

128 Deel iii

streefde er daarom vanaf zijn oprichting naar om restauranthouders te sti- muleren vegetarische gerechten op de kaart te zetten. 30 In 1915 bijvoorbeeld zocht Daan de Clercq samenwerking met de anwb. Het gevolg daarvan was dat in De Kampioen van 31 december van dat jaar een oproep te vinden was aan hotels om zich aan te melden indien zij vegetarische gerechten serveer- den. In het toeristenhandboekje zou dit dan vermeld worden, wat wenselijk was, aldus de anwb ‘[d]aar er tegenwoordig onder de toeristen vrij veel vegeta- riërs zijn (...)’.31 De vegetariërsbond kwam voor haar leden eveneens met een lijst van deze hotels en restaurants. Begin 1916 kon De Clercq melden dat er zich zestig hadden aangemeld. Dat aantal liep nadien gestaag op. In 1932 stond de teller op 462.32 De Clercq stuurde deze restaurants en hotels een cir- culaire met aanwijzingen zodat zij hun vegetarische gasten zo goed mogelijk van dienst zouden kunnen zijn. Baten deed het echter niet altijd.33 Geen won- der dat vegetarische restaurants in een belangrijke behoefte voorzagen. Maar wie meent dat deze onproblematisch waren, vergist zich. Het voorbeeld van Pomona kan dat duidelijk maken.

De bezoekers van Pomona

De kolonie van de Internationale Broederschap liet zien hoe heikel de ver- houding was met de omgeving. De ideeën en praktijken botsten er hevig met die van de omringende wereld en bleken op die wijze en op die plaats niet vol te houden. In potentie stond Pomona voor hetzelfde probleem. Een vergelij- king maken tussen twee zulke verschillende ondernemingen als een kolonie en een hotel-restaurant is nogal heikel, maar twee opmerkingen zijn hier wel- licht toch op zijn plaats. Allereerst was voor het succes van Pomona de ligging midden in de stad een belangrijke voorwaarde – en dan niet alleen vanwege het daar aanwezige potentieel aan klandizie. De stad is bijna per definitie een plaats waar allerlei gezindten, religies en overtuigingen naast en door elkaar heen bestaan. Wil een stad leefbaar zijn dan is tolerantie – of onverschilligheid – noodzakelij- kerwijs groter dan in besloten plattelandsgemeenten zoals het Blaricum van rond 1900. Geldt dit in algemene zin, voor het specifieke geval van vegetaris- me kwam daarbij dat voor mensen in de moderne stad (slagers wellicht uitge- zonderd) dit minder bedreigend was dan voor een agrarische gemeenschap. De afstand tussen dier en vlees was voor moderne stedelingen groter, de ke- tens van afhankelijkheid langer, terwijl op het platteland het bestaan direct Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 129

Eten in Pomona 129

gebaseerd was op het gebruik van dieren – wat meestal op enig punt het do- den ten eigen bate omvatte. Ten tweede, en dit vloeit uiteraard direct voort uit de aard van de onderne- ming, golden voor Pomona geen toelatingseisen, was het geen kleine ge- meenschap die continu een leven volgens hooggestemde idealen moest waar- maken: de betrokkenheid van de gasten hoefde slechts te duren zolang zij zich binnen de muren van Molenstraat 53 bevonden. Als hotel-restaurant had Pomona een open karakter, was ze bereid mensen van allerlei overtuigingen te huisvesten mits zij zich tevreden stelden met de mogelijkheden die hun geboden werd. Dat bracht echter ook de noodzaak met zich mee soms con- cessies te doen. Principes kunnen mooi zijn, maar ze moeten economisch wel op te brengen zijn. Welke ontmoetingen vonden in Pomona plaats? Meest opvallend: die tus- sen vegetariërs en niet-vegetariërs. Want een substantieel deel van de klandi- zie bestond uit niet-vegetariërs. Daarmee droeg Pomona effectief bij aan het voorkomen (of verminderen) van dierlijke slachtoffers – vegetariërs aten im- mers toch al geen vlees. Hoe groot hun aandeel was, valt niet te achterhalen, maar de indruk van verscheidene journalisten was dat het om een meerder- heid ging.34 Zeker was het publiek nogal gemêleerd. ‘Heterogener gezel- schap dan dat, ’t welk speciaal op het avond-etensuur in “het Veeg” de nood- druft van de maag komt bezweren, is moeilijk denkbaar,’ merkte De Nieuwe Courant zelfs op, om te vervolgen:

‘De weinige buitenstaanders, die niet zonder een hoonklankje in hun geluid plegen te vragen: “Wie eet er nou in het Vegetarisch” getuigen dusdoende van een inzicht, dat hun alle recht ontneemt om over Haagsche cultuur en Haagsch leven mee te spreken. De vraag: “wie eet er niet in ’t Vegetarisch” klinkt vrij wat logischer.’35

Het is daarom moeilijk te generaliseren over het publiek, maar het heeft er schijn van dat het restaurant vooral aantrekkelijk was voor mensen met een niet al te grote portemonnee – ambtenaren, vertegenwoordigers, handelsrei- zigers, militairen ‘tot den rang van kapitein’, studenten uit Delft en Leiden, kunstenaars, journalisten, verpleegsters, onderwijzeressen, ongehuwden die niet bij hun hospita terecht konden.36 Het eten was er namelijk tamelijk goedkoop, maar tegelijk was het restaurant zindelijk, tot op zekere hoogte chic én voorzien van een exotisch vleugje artisticiteit waarvan iets afstraalde op de burgerman en -vrouw, zonder dat de glans van dermate kracht was dat Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 130

130 Deel iii

het hem of haar compromitteerde. Voor logies gold iets soortgelijks.37 Pomo- na bood kortom de mogelijkheid zich een bepaalde sociale status aan te me- ten – respectabel, fatsoenlijk en een tikje bohemienachtig –, zich te onder- scheiden van een maatschappelijke klasse die zich buiten de deur moest behelpen in smoezelige eethuizen met papieren servetjes, en zónder dat dit grote financiële offers vroeg. Juist dát er geen vlees werd geserveerd, droeg hieraan bij. De keurige ambtenaar was er veilig, aldus Het Algemeen Handels- blad: ‘Het gemis aan vleesch sluit in zekeren zin het bezoek van koffiehuis- klanten en proleten uit.’38 Dezelfde krant beschreef Pomona met een fraaie paradox als de volksgaarkeuken voor de beschaafde stand. En voor het over- nachten zélf gold ondertussen dat het vegetarisme niet zo bezwaarlijk was want ‘[v]egetarisch logeeren kan ten slotte een kannibaal ook nog wel’. Gevolg van dit parttimevegetarisme was wel, volgens De Amsterdammer tenminste, dat ‘[e]en vaag verlangen naar biefstuk’ door het restaurant rond- waarde, een verlangen dat de aanwezigen discreet voor zich hielden ‘om de teere gevoelens niet te krenken van hen die lijkenvlees principieel verach- ten’.39 Anders, kritischer geformuleerd, gaf Pomona de uitgelezen gelegen- heid om, zoals Het Volk het lichtelijk honend uitdrukte, ‘tijdelijk geldgebrek te verbergen achter ethische principes’.40 De publicist T. Landré noemde hen spottend ‘de vegetariërs der laatste dagen’:

‘Maar niet van de laatste dagen waarvan de mormonen de heiligen zijn, neen, van de zeer gewone, zeer banale, zeer alledaagsche – helaas al te alledaag- sche! – laatste dagen der maand! (...) wanneer de beurs dun wordt, de zak plat, wanneer zucht naar ruches en modieuze dassen en cosmetique gaten gevreten heeft in wat met noesten arbeid, of ook wel niet noesten arbeid, of zelfs wel met heelemaal geen arbeid, is verkregen, dan worden zij vegeta- riërs, de snooden (...)’41

Uiteraard was menigeen bereid het succes van Pomona daarom te verbinden met de spreekwoordelijke Haagse zuinigheid. Jan Bramsen legde bijvoor- beeld in De Amsterdammer van 16 april 1911 uit hoe Hagenaars – teneinde zich modieus gekleed in dure sociëteiten te kunnen vertonen – bezuinigden op alles, niet in de laatste plaats het eten – wat zij deden in ‘een restaurant, waar omtrent de voeding bepaalde regelen van leerstellige aard heerschen (...)’.42 In hetzelfde tijdschrift werd enkele jaren later zelfs het beeld opgeroe- pen als zouden álle Hagenaars uit zuinigheid vegetarisch leven. Slechts de spreekwoordelijke houten ham zou er ter tafel komen. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 131

Eten in Pomona 131

Redelijker lijkt echter aan te nemen dat Pomona in een behoefte voorzag – en meehielp die te creëren – van een snel groeiende urbane middenklasse die het zich in toenemende mate kon permitteren buiten de deur te eten, voor wie dat praktisch was (in de lunchpauze bijvoorbeeld) en voor wie dat deel uitmaakte van het moderne leven in de stad, deel uitmaakte van een nieuwe sociale identiteit. Maar het was een groep die, tegelijkertijd, inderdaad soms moest woekeren met de financiën om die identiteit in stand te houden.

Hoewel Landré zich beklaagde dat er in Pomona in het geheel geen ware ve- getariërs te vinden waren, geen lang-gebaarden, slapgehoeden of luchtig- geschoeiden, was er niettemin een aanzienlijk deel van de klandizie dat wél ethische principes koesterde – geldgebrek of niet. Dit was evenzeer een hete- rogeen gezelschap. Niet alleen kwamen de twee ideaaltypen uit de vorige delen samen – enerzijds de socialistische of anarchistische atheïsten, ander- zijds de religieus-geïnspireerden die zich vanuit een goddelijk liefdebegin- sel van vlees onthielden, maar ook vegetariërs die buiten deze categorieën vielen vonden hun weg naar Pomona. Zo was Pomona decennialang toneel van bijeenkomsten van allerlei bewegingen en clubs die geheel of gedeeltelijk vegetarisch waren. Pomona was plek voor lezingen over voeding in oorlogs- tijd, van cursussen in Esperanto of ogengymnastiek, van vegetarische kook- lessen in de grote keuken, van jaarvergaderingen van de antivivisectiebond, van etentjes van de Vrijzinnig Christelijke Studentenbond, bijeenkomsten van de Internationale Orde der Goede Tempelieren of vertoningen van na- tuurfilms. Pomona was vestigingsplaats van een vegetarisch adviesbureau; accommodatie van jubileumfeesten van vooraanstaande vegetariërs, ontmoe- tingspunt voor gelijkgestemden en vrijplaats voor nieuwlichters en liberty- meisjes. Het was de plek van het ‘onder-onsje’, zoals iemand observeerde, ‘een onder-onsje zonder de minste conventie. (...) Er is iets on-Hollandsch, zekere losheid en zeker gemak waaraan onze spreekwoordelijke stijf- en stug- heid vreemd is.’43 Het ontbreken van dode dieren gaf Pomona kortom een ‘sympathieke buitenissigheid.’ En ongetwijfeld zal Pomona derhalve ook een belangrijke factor zijn geweest voor sommige mensen in hun proces om tot vegetarisme over te gaan – of, als het eten niet beviel, hen ervan te weerhou- den die stap te doen.44 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 132

132 Deel iii

Tussen arbeiders en fatsoen

Dat geldgebrek, zoals in Het Volk bij de gasten geconstateerd, was natuurlijk relatief en niet toevallig ‘tijdelijk’. Behalve een plek waar vegetariërs en niet- vegetariërs bijeenkwamen, was Pomona namelijk een ontmoetingsplek van verschillende sociale lagen – of, in zoverre het dat niet was, had het dat móé- ten zijn. Voor de doorsneearbeider was Pomona namelijk net te hoog gegre- pen. De zeldzame arbeiders die er kwamen, deden dat in hun zondagse pak, wat benadrukte dat dit niet hun natuurlijke habitat was.45 Gezien de nauwe banden tussen vegetarisme en de diverse socialistische stromingen, vormde dit een duidelijk ideologisch probleem. Solidariteit met de onderdrukte die- ren diende hand in hand te gaan met solidariteit met de onderdrukte arbei- ders of volgde daar zelfs in zekere zin uit. In zijn algemeenheid deed dit bezwaar zich al in 1902 voelen. In De Vrije Socialist constateerde de anarchist Te Slaa dat vegetarische restaurants te duur voor de arbeiders werden. Het restaurant in Amsterdam bijvoorbeeld was, naar zijn zeggen, sinds het van de Luitjes in andere handen was overge- gaan, onbetaalbaar geworden. Des te kwalijker was dit omdat die andere han- den toebehoorden aan de vegetariërsbond. En wat voor Amsterdam gold, was in heviger mate op Den Haag van toepassing. De prijzen van Pomona waren in zijn ogen niet minder dan een ‘kaakslag voor het vegetarisme’.46 De res- taurants waren kapitalistisch en bourgeois – Pomona voorop. Omgekeerd was het voor Pomona van groot belang haar respectabele uitstraling continu waar te maken. Zoals eerder opgemerkt zag men Pomo- na bij uitstek als middel om reclame voor het vegetarisme te maken en wa- ren er vanaf het allereerste restaurant op de Tentoonstelling van Vrouwenar- beid zorgen geuit of de kwaliteit wel voldoende was. Zo was een zekere heer Westerouen van Meeteren bang geweest voor ‘iets volksgaarkeukenachtigs’ en had zich afgevraagd wie voor het vegetarisme gewonnen moest worden: ‘De z.g.n. mindere man, de proletariër, die nooit of zelden vleesch eet, of de hoogere standen, waar men zich geen goede voeding kan voorstellen zonder vleeschspijzen?’47 Hij vond de laatste. En hoewel Pomona aan de verwach- tingen meestentijds meer dan voldeed, was niet iedereen onder de indruk. In de damesrubriek van De Amsterdammer klaagde een dame dat het niet mogelijk was in ‘De Vig’ dineetjes te geven. Immers, bij dineetjes dacht je aan damasten tafellakens, flonkerend tafelzilver, kristallen glazen, porselei- nen servies en ‘onhoorbaar dienende geesten’. In Pomona niets van dat al: Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 133

Eten in Pomona 133

‘Bij een dineertje hoort geen ruitjes tafellaken met vlekken van je voorganger, smaken de lekkerste spijzen niet, als ze je voorgezet worden op borden en in schalen van een centimeter dikte, voel je iets van walging, wanneer je jezelf moet bedienen met lepels en vorken van een compositie, die bizonder veel op tin lijkt, en heel het exquise genot, dat een keurig dineertje je geven kan, wordt bedorven, wanneer de bediening met borden en schalen rammelt, zoodat je voortdurend in angst zit voor een mogelijke catastrofe.’48

Daaraan moet wel worden toegevoegd dat dezelfde schrijfster – wier leven denkelijk vol met dreigende catastrofes zat – evenmin een Haags restaurant kende waar je met goed fatsoen vlees kon eten. Vriend en vijand waren het over één ding wel eens: Pomona was vrouw- vriendelijk – en dat sprak in de restaurantwereld van de periode 1900-1920 niet vanzelf.49 Alleen de observaties over het karakter van de vrouwen in kwestie verschilden, want terwijl het ene tijdschrift het had over ‘gedecideer- de jongedames met kortgeknipte haren’ of over vrouwen ‘wie het verlangen naar kiesrecht uit de oogen gloeit’, schreef het andere terugblikkend:

‘Een dame kon er gerust gaan eten. Dat kon een dame, vooral een prude dame, nergens anders. Alleen gaan eten in een stad of met een vriendin, daar behoort moed toe. Zoo maar in een koffiehuis een “plat” bestellen, in gezel- schap van bier en jenever drinkende mannen, die naar je kijken, nee dat kan een net ingetogen Haagsch dametje niet doen.’50

Afgezien van deze goede naam bij de Haagse vrouwen, zat het echtpaar Valk echter in een moeilijke spagaat. Stelden zij hoge kwaliteitseisen, dan sloten zij de arbeiders uit, zorgden zij voor een goedkope eet- en slaapgelegenheid dan liepen zij het gevaar het vegetarisme als respectabele leefstijl in diskre- diet te brengen. De oplossing die de Valken hiervoor hadden was heel prag- matisch: continuïteit in een gezonde bedrijfsvoering was de leidraad. Wat ge- lijktijdig de aanwezigheid van ideologie niet uitsloot, maar wel matigde, zoals het voorbeeld van het rookvertrek al aangaf.

Behalve op het niveau van het publiek, was er nog een belangrijk vlak waarin de socialistische waarden zich dienden te spiegelen: de arbeidsomstandighe- den. Meest pregnant kwam dat naar voren in het pertinente geenfooienbe- leid, maar dat was uiteraard geen garantie dat de arbeidsomstandigheden de socialistische toets der kritiek konden doorstaan. Een vegetarische restaurant Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 134

134 Deel iii

dat dit pijnlijk merkte was het pas geopende Futura Nobis in Rotterdam. Een ‘vegetarische gevangenis’ noemde een zekere Van de Rauwelaert het in De Vrije Socialist.51 Hij hekelde vooral de werkdruk. Uit oogpunt van kostenbe- sparing zou er te weinig personeel zijn. Slechts eenmaal per twee weken kre- gen de meisjes een vrije dag. Een ‘blaam van het vegetarisme’ kortom – ‘las- terlijke geruchten’ volgens beheerder Esmeijer.52 De grond voor de boosheid verdween echter snel om de eenvoudige reden dat, zoals hierboven gemeld, het restaurant ophield te bestaan. Pomona Den Haag was zelfs al eerder ten prooi gevallen aan deze kriti- sche benadering – en daar zou het niet bij blijven. Het vrij-communistische tijdschrift De Zweep meldde begin 1901 dat er tijdens een vergadering van dienstboden in de Hoogduitsche Schouwburg klachten naar voren waren ge- komen over het lage loon, de zware arbeid, de afwezigheid van een volledig vrije zondag en de ‘erg fitterige patrones’ van Pomona.53 De socialistische wens van de achturendag werd in Pomona pas werkelijkheid toen die natio- naal werd ingevoerd in juli 1919.54 Overigens, hoe vitterig mevrouw Valk wel- licht mocht zijn, er waren personeelsleden die het decennialang bij haar uit- hielden. Eén klacht over de arbeidsomstandigheden, hoewel van toepassing op Futura Nobis in plaats van Pomona, verdient nog vermelding omdat het iets onthult over hoe vegetarisme binnen de socialistische wereld verschillend kon worden geïnterpreteerd. Kritiek op dit Rotterdamse restaurant was dat het niet-vegetarisch personeel dat er rondliep – ook dát was een niveau waar vegetarisme en niet-vegetarisme zich mengden – ‘gedwongen’ zou worden vegetarisch te eten.55 Dat deze ‘dwang’, die waarschijnlijk uit niet meer be- stond dan de voor de hand liggende omstandigheid dat de pot die het restau- rant schafte vegetarisch was, als zodanig werd ervaren lijkt te duiden op een vergaand wantrouwen over waar het vegetarisme om draaide. Zoals in het deel over Domela Nieuwenhuis al aan de orde kwam, interpreteerde een niet onaanzienlijk deel der socialisten het vegetarisme vanuit het antropocentri- sche kader van de marxistische klassestrijd. Voeding en voedingsbehoefte was in deze visie klasse-bepaald. Om niet verder te verzwakken hadden arbei- ders vlees nodig.56 Vegetarisme daarentegen was bourgeois, geschikt wel- licht voor mensen met een zittend beroep, verder echter niet veel meer dan een perfide poging van de heersende klasse de arbeiders te ontzeggen waar zij terecht naar verlangden.57 Vegetariër-socialisten konden uiteraard tegen- werpen dat het streven van arbeiders vlees op tafel te krijgen een snobistische poging was bourgeois-waarden na te apen en derhalve behalve verraad aan de Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 135

Eten in Pomona 135

dieren ook verraad aan de eigen klasse betekende, maar de houding is illu- stratief voor de complexiteit van het strijdtoneel.

Dat strijdtoneel speelde zich het meest concreet af op het bord. Met het niet- serveren van dieren was de kous nog lang niet af. Was het simpelweg een kwestie van vlees weglaten? Misschien, maar kreeg je dan geen gemankeerde maaltijd? En ging dat eigenlijk wel ver genoeg? Of moest er iets tegenover het vlees staan – en zo ja, wat dan? Moest misschien de gehele traditionele kook- kunst herzien worden? Hoe verhield zich dit tot de wetenschappelijke inzich- ten over de voedingsleer? Het waren vragen die mensen zodra zij tot vegeta- risme overgingen tegenkwamen en waarop allerlei verschillende antwoorden mogelijk waren, maar die in belangrijke mate ook werden gestuurd door technologische en politieke ontwikkelingen. Al vrij snel tekende zich in dat proces een vegetarische culinaire canon af die, behalve in kookboeken, in ve- getarische tijdschriften en op kookcursussen zijn voornaamste uitdrukking kreeg op het menu van vegetarische restaurants – Pomona voorop. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 136

Voedingsstrijd

De kracht van vlees

Om in te zien wat het betekende om een restaurant als Pomona te beginnen, is het allereerst nodig te begrijpen hoe diep het vleesgeloof in de negentien- de-eeuw geworteld zat. ‘Een middagmaal zonder vlees is een huis zonder fundament,’ verwoordde de arts en gourmet Jan Jacob Pennink in 1848 de communis opinio van de beschaafde stand.58 Ruim dertig jaar later was een vleesloze maaltijd eigenlijk nog steeds onvoorstelbaar, tenminste voor het tijdschrift De Amsterdammer, dat in 1880 schreef:

‘Verbeeld u, geen soep, geen baars, geen biefstuk, geen kippen; dat wat be- treft het meer gewone; maar voor den lekkerbek die getruffeerde fazanten, snoek á la Chambord, oesters noodig heeft, moet het leven van den vegetari- aan geen leven schijnen. Wat zal men nog eten? Meel, griesmeel, maizena, rijst, macaroni, en als dit alles gedaan is, beginnen dezelfde meelkostjes en puddings op nieuw. Groenten voeden niet, naar men zegt, en zonder vleesch zal er ook zooveel werk niet van gemaakt worden. Bloemkool zonder saucijs- jes, spinazie zonder ham, worteltjes zonder rundvleesch, peertjes zonder kalfsfricandeau moeten spoedig uitgediend hebben.’59

Het was echter niet alleen onvermogen zich een vegetarische maaltijd te den- ken. De vaste overtuiging leefde dat een voeding waarvan vlees onderdeel was, werd verordonneerd door ‘de menselijke natuur’. Experimenten met louter vlees- of louter plantenvoeding zondigden daartegen en, zo was de vol- gende stap langs deze lijn, waren precies om die reden gevaarlijk. Plantaardig voedsel alleen kon niet voldoen, zo meende bijvoorbeeld de scheikundige Gerrit-Jan Mulder. ‘[E]ene onbekende stem in ons binnenste,’ vond hij, ‘drijft ons even zoo naar vleesch als de koe gedreven wordt naar gras (...)’. 60 Waar vegetariërs een frugivore mens construeerden, waren omnivoren succesvol- ler met hun creatie van een omnivore mens. Des te succesvoller omdat die constructie een als natuurlijk ervaren orde legitimeerde. De mens was daar- in boven het dier geplaatst, de man boven de vrouw, de burger boven de arbei- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 137

Eten in Pomona 137

der, de blanke boven de kleurling. Vlees connoteerde belangrijke waarden als kracht, mannelijkheid, welstand en controle over de natuur – cultuur dus.61 Maar de wetenschap volgde zeker niet alleen de intuïtie of de gewenste maatschappelijke ordening en evenmin ging de wetenschap louter door de maag. Mulder en zijn vakgenoten, met zijn grote tegenstrever in Duitsland, Justus von Liebig voorop, dachten de vooraanstaande rol van vlees daadwer- kelijk uit hun onderzoek af te kunnen leiden: de omnivoor was in belangrijke mate product van de negentiende-eeuwse voedingswetenschap. Mulder zélf had weliswaar in de tweede helft van de jaren 1830 bewezen dat eiwitten zo- wel in dierlijke als in plantaardige levensmiddelen voorkwamen – in zijn be- roemde formulering: ‘Zooveel is zeker, dat ik het eerst heb aangetoond, dat het vleesch in het brood aanwezig is en de kaas in het gras’ – maar het belang dat aan eiwitten werd gehecht was zo groot dat planten, die niet per definitie eiwitrijk zijn, als tweederangsvoedsel te boek kwamen te staan. Liebig concludeerde namelijk dat de kracht van organismen geleverd werd door eiwitten. Hoe meer arbeid verricht, hoe meer eiwit nodig, want de spieren zouden arbeid leveren ten koste van hun eigen substantie – die gro- tendeels uit eiwit was opgebouwd. Grote hoeveelheden eiwitten waren der- halve cruciaal voor een zinvolle vervulling van het leven, of, in groter verband, voor het voortbestaan van de maatschappij. Vlees, als rijke bron van proteïne, was daarvoor kortom het voedsel bij uitnemendheid. ‘Waar het mogelijk is, moest vleesch bij geenen maaltijd ontbreken,’ raadde fysioloog Jacob Mole- schott zijn lezers aan.62 Maar waar wás het mogelijk? De Amsterdammer rekende in 1880 dan wel biefstuk tot het ‘meer gewone’, maar dat had slechts geldigheid binnen de ei- gen lezerskring, daarbuiten was de realiteit dat een groot deel van de Neder- landse bevolking amper vlees at. Meer nog, hoewel op dat moment de voed- selsituatie wel verbeterd was ten opzichte van het midden van de eeuw, was het dagelijks stillen van de honger voor menigeen nog verre van vanzelfspre- kend. Onderzoek onder leiding van de arts Haakma Tresling, uitgevoerd tus- sen 1873 en 1888, wees uit dat de gemiddelde landarbeider soms weken ach- tereen alleen aardappels at.63 En juist die arbeiders dienden het lichamelijk zware werk op te knappen. Strikt genomen kón dat helemaal niet. De geringe vleesconsumptie baar- de Mulder dan ook grote zorgen: hij signaleerde een verontrustende terug- gang in fysieke en intellectuele kracht onder de Nederlandse bevolking en deed daarom, opmerkelijk genoeg, de aanbeveling dat het volk meer erwten en Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 138

138 Deel iii

bonen moest eten om in die eiwitbehoefte te voorzien. Dat moest echter als een tijdelijk lapmiddel worden gezien, nodig omdat vlees te duur was. Het ‘gebrek aan veerkracht’ dat hij onder de lagere standen constateerde, weet hij met andere woorden niet primair aan een onvoldoende consumptie van peul- vruchten, maar aan een onvoldoende vleesconsumptie. De toekomst van de natie hing af van vlees. Deze discrepantie tussen de wetenschappelijke nadruk op vlees en het goeddeels vleesloze dieet van een groot deel van de bevolking voorzag het be- lang van vlees daarmee van extra accenten. Voedsel was bepalend voor het ka- rakter, niet alleen van een individu, maar vooral ook van een volk. Net zoals een leeuw krachtig en prikkelbaar was door zijn vleesvoeding en een koe kalm en rustig door het ‘hooi-bloed’ dat hem kenmerkte, zo waren de Engel- sen als volk van beef-eaters het meest sterke en geestkrachtige volk, terwijl daartegenover ‘het hoofdzakelijk gebruik van rijst den Javaan en den Hindoe traag en zwak naar lichaam en geest maakt’, zoals P. van Steenwijk dit alge- mene idee verwoordde. Geen wonder dat een reusachtig land als India door de Engelsen zo relatief eenvoudig onderworpen kon worden. En nooit zou- den de Ieren schijn van kans maken zolang ze zich met aardappelen bleven voeden. Met de voeding in Nederland was het echter niet veel beter gesteld dan in het door Groot-Brittannië overheerste gebied: door de aderen van een groot deel van de Nederlandse bevolking kroop eveneens ‘aardappelbloed’. De traagheid van de dienstboden waarover de welgestelden zo graag klaag- den, was daarvan een direct resultaat – en vlees de oplossing. 64 Voeding was echter niet de enige vormende kracht van een volk, het kli- maat was dat evenzeer. En dat hing op zijn beurt weer nauw met voeding sa- men. Ook via het klimaat kwam aan vlees een bevoorrechte positie toe. In warme, tropische streken kon de mens hoofdzakelijk met verkoelend plan- tenvoedsel toe, maar hoe noordelijker je kwam, hoe meer vlees noodzakelijk was.65 Om die reden was het voedselpakket van de meeste Nederlanders extra problematisch. Het populairwetenschappelijke tijdschrift Schat der Gezond- heid constateerde in 1865 bezorgd: ‘Arme lieden kunnen slechts hoogst zel- den vleesch te eten krijgen, hetgeen wel treurig is daar de mensch (...) in ons klimaat het vleesch niet ontberen kan, en er geen surrogaten voor bestaan.’66 In dit geval was niet zozeer het eiwit verantwoordelijk voor deze prefe- rentie voor vlees, maar het vet. Terwijl proteïnen voor de opbouw van het li- chaam zorgdroegen én, naar men dacht, voor het arbeidsvermogen, was het vet van belang om via verbranding zogeheten ‘dierlijke warmte’ te ontwikke- len (die dus niet als product van spierarbeid werd gezien). Logischerwijs had Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 139

Eten in Pomona 139

je dan in koude streken meer dierlijke warmte – meer vet – nodig. De beken- de hoogleraar F.C. Donders vatte het aldus samen:

‘Zoo is den mensch, wien, van vleeschvoedsel verstoken, geene voor levendi- ge krachtontwikkeling toereikende hoeveelheid proteïne-stoffen ten deel valt, tevens de verwarmende invloed der vetten ontzegd!’ 67

Donders wist uiteraard wel dat ook in plantenvoedsel ruimschoots vetten aanwezig zijn – hij had hier, nota bene in de alinea die aan het citaat vooraf- gaat, zelf op gewezen. Maar via de identificatie van voedingsstoffen met voe- dingsmiddelen kon hij binnen verloop van twee regels van deze wetenschap abstraheren met geen andere rechtvaardiging dan de constatering dat plant- aardige oliën weinig gebruikt werden. Dát tekort was met andere woorden een gegeven waarover men zich niet druk hoefde te maken – in tegenstelling tot het geringe gebruik van vlees. De eminentie van vlees kreeg hiermee weer meer cachet, temeer omdat zuivel en eieren vaak ten prooi vielen aan eenzelfde argumentatieve abstrahe- ring. Luidde de generalisatie dat dierlijke producten eiwit- en vetrijk waren en plantenvoedsel eiwit- en vetarm, dan volgde daar niet zelden uit dat dus vlees voor de eiwit- en vetbehoefte onmisbaar was. Niemand overigens die daarbij de eiwit- en vetrijkdom van zuivel betwistte – in het onderhavige geval mat Donders deze bijvoorbeeld uitvoerig uit –, maar in de beslissende conclusies wilden zij nogal eens ontbreken. In een discussie over vegetarisme kon dat fnuikend zijn omdat, omgekeerd, vegetarisme vaak gelijkgesteld werd met een zuiver plantaardig dieet. Soms werd dit verschil tussen vegetarisme en ‘vegatibilisme’ – zoals veganisme genoemd werd – een beetje onder het tapijt geschoven. Vaker echter erkenden medici dat er vegetariërs waren die zuivel en eieren gebruikten, maar wilden zij hen deze gewoonte ontzeggen omdat het niet volledig consequent was. Met andere woorden, een voeding zonder vlees en vis, maar met zuivel en eieren, mocht geen vegetarisme heten. A.J.C. Snijders sprak bijvoorbeeld over de louter vleesonthouders als ‘vermomde Vegetariërs’ die niet de ‘ware broeders’ zijn.68 Jos Schrijver bestempelde het schrappen van alleen vlees in zijn geschrift tegen het vegetarisme als ‘half-ve- getarisme’. Door lacto-ovovegetariërs buitenspel te zetten, viel de consumptie van zuivel en eieren vervolgens buiten de beoordeling en werd op die wijze de discussie beperkt tot de vraag naar de fysiologische wenselijkheid van omni- vore of herbivore voeding. Met zulke onwillige heren was het voor vegetariërs kwaad kersen eten. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 140

140 Deel iii

Voedingsloze vruchten

Nadelig voor de vegetarische zaak was echter niet alleen dat in de voedings- kundige hiërarchie vlees bovenaan stond – gevolgd door vis, zuivel, eieren –, maar bovendien dat groenten en fruit daarin onderaan bungelden. 69 Niet dat ze voor nutteloos werden gehouden: hun verdienste bestond eruit een tegen- wicht te vormen aan het anders wel erg krachtige vlees door verkoeling en verdunning van het bloed te bewerkstelligen. Ook bevatten zij, zo benadrukte iedereen, voedingszouten die niet van belang gespeend waren. Maar voor het overige waren groenten en fruit toch niet meer dan in mooie vormen en fraaie kleuren verpakt water. Net als bij de waardering voor vlees, weerspie- gelden de resultaten in de wetenschap daarmee aanvankelijk de al bestaande appreciatie. Vooral groente werd weinig gegeten; rauwe groente gold daarbij traditiegetrouw als ongezond.70 Had de eerdergenoemde Jan Jacob Pennink in zijn door de Maatschappij tot ’t Nut van ’t Algemeen in 1828 bekroonde traktaat Gezondheidsleer voor het volk geschreven dat ‘ooftvruchten (...) nauw- lijks als voedsel [kunnen] worden aangemerkt’, bijna veertig jaar later en een grote ontwikkeling in de biochemie en fysiologie verder was dat standpunt nog ongewijzigd, afgaand op het oordeel van het Tijdschrift voor Gezondheids- leer, dat groenten en vruchten kwalificeerde als ‘voedselloos’. Ruim twintig jaar later herkauwde A.J.C. Snijders nog steeds dezelfde opvatting door de voedingsmiddelen in de rubriek ‘Groenten, knolgewassen en ooft’ in zijn populaire boek Onze voedingsmiddelen te kenschetsen als ‘den overgang [van échte voeding, djv] tot de eigenlijke genotmiddelen, daar zij meestal meer om den smaak, dan wegens hunnen voedingswaarde genuttigd worden.’ 71 Hoelang die opvatting bleef nawerken, valt te illustreren aan de hand van een ontwerptariefwet uit 1911, waarin werd voorgesteld invoerrechten te hef- fen op vruchten. De memorie van toelichting legde uit waarom: ‘Fiscale rech- ten op tabak, sinaasappelen, mandarijnen, citroenen, vijgen, rozijnen, kren- ten enz. zijn te verdedigen. Zij betreffen genotmiddelen waarvan het gebruik niet strikt noodzakelijk is.’72 De portee van het protest van een verbijsterde vegetariërsbond, die tabak en fruit op één lijn geplaatst zag, namelijk dat de voorgestelde maatregel ten nadele was van de volksgezondheid, bleek boven- dien niet tot de minister door te dringen. Het kwam hem voor ‘dat zoolang in Nederland nog in zoo overmatige wijze gezond en heerlijk fruit wordt geteeld, dat in zoo groote mate kan worden uitgevoerd, er geen enkele aanlei- ding bestaat ter wille van de vegetarische beweging den invoer van buiten- landsch fruit (...) te bevorderen.’73 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 141

Eten in Pomona 141

Het ‘gevaarlijke vleesch’

Eén factor had misschien in het voordeel van de pleitbezorgers van vegetaris- me kunnen werken. De vooraanstaande positie ten spijt, bediscussieerden deskundigen het onderwerp vlees namelijk uitgebreid.74 Dit debat beperkte zich echter tot de veiligheid ervan. De weinig florissante voedselsituatie ge- combineerd met regelmatige uitbraken van ziekten als miltvuur, mond- en klauwzeer, kwade droes, vlektyfus en runderpest leidden tot een uiterst leven- dige en inventieve handel in vlees afkomstig van zieke dieren. Alleen al in de periode 1865-1867 overleden 78.000 runderen aan runderpest en werden nog eens 37.000 dieren in verband hiermee afgemaakt. Was het niet zonde al dat vlees voor consumptie verloren te laten gaan? Medici vroegen zich af hoe schadelijk het was dergelijke lichamen te eten en hoe de handel eventueel kon worden beperkt of gestopt. De vleeskeuring, áls die op papier al was gere- geld, stelde in de praktijk weinig voor, maar de gewoonte om vlees urenlang te laten sudderen of te koken, beperkte de risico’s aanzienlijk en anders zorg- den de procédés om ziek, rottend vlees voor de verkoop weer op te kalefateren met behulp van chloorkalk, zuur en salpeter er soms wel voor dat ziektekie- men, maden en wormen verdwenen – samen met de voedingswaarde. Soms ook testten de vilders de uitwerking van hun koopwaar eerst uit op honden en katten, of, in een weinig lovenswaardige doorbreking van het speciesistisch patroon, op dorpsgekken en bejaarden. 75 Dat alles nam niet weg dat in de kranten dagelijks berichten waren te vin- den over vleesvergiftigingen, tuberculeus vlees en andere calamiteiten.76 Dit ‘gevaarlijke vleesch’ was natuurlijk koren op de vegetarische molen. De ha- chelijkheid van de consumptie van zieke dieren ontlokten ampele beschou- wingen waarvan de teneur was dat eigenlijk álle dieren ziek waren en hoe dan ook álle vlees – ook voor mensen – levensbedreigend. Meldingen van de al dan niet dodelijke slachtoffers die de vleesconsumptie onder mensen maak- te, vonden ogenblikkelijk hun weg naar de vegetarische pers. Het was echter goeddeels aan dovemansoren gericht, want de grote belangstelling van de he- ren medici voor de maligne kant van vlees wees niet op twijfel aan het gang- bare voedingspatroon, maar onderstreepte juist de grote waarde die zij aan vleesconsumptie hechtten. Dat de gevaren uit te bannen waren door af te zien van het eten van vlees, was een mogelijkheid die zij eenvoudigweg niet over- wogen. In discussies over vegetarisme wezen zij er daarentegen regelmatig op dat ook het eten van groenten en fruit zekere gezondheidsrisico’s met zich meebracht. En aangezien niemand de risico’s van vlees, melk en plantaardige Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 142

142 Deel iii

producten overtuigend tegen elkaar wist af te wegen, leverde de hele discus- sie over voedselveiligheid voor vegetariërs niet veel meer dan een gelijkspel op.

Proeven

Wat bovendien een hartelijk ontvangst van vegetarisme in wetenschappelijke kringen in de weg stond was vivisectie. Scheikundigen mochten de uitvoe- ring van hun proefnemingen vaak beperken tot reageerbuizen – Mulder noemde voedingsproeven met honden zelfs ‘verwerpelijk en overtollig’77 –, fysiologen daarentegen deden hun onderzoek naar de werking en noodzake- lijkheid van de verschillende voedingsstoffen van meet af aan bij de gratie van allerlei experimenten waarbij talloze dieren verhongerden, fistels kregen in- geplant, geïnjecteerd werden met vreemde substanties en/of ter observatie werden gedood en opengesneden (niet noodzakelijkerwijs in die volgorde). Honden op een dieet gezet bestaande uit suiker, arabische gom, olijfolie, bo- ter en gedestilleerd water stierven na dertig tot 36 dagen, zo stelde de Franse onderzoeker Magendie vast. Zijn Duitse collega Tiedemann ontdekte dat een gans louter met arabisch gom gevoerd, na zestien dagen overleed (een schaap pas na twintig dagen).78 Hieruit waren allerlei belangwekkende theorieën te destilleren over voedingswaarden, maar de meest fundamentele conclusie was dat helemaal zonder eten en drinken de dood, die vaak eufemistisch ‘ina- nitie’ werd genoemd, het méést spoedig intrad:

‘Het dier kan niet meer staan, de pooten worden gesloten en eindelijk valt het dier op zijn zijde waarop het in de eenmaal aangenomene ligging vertoeft. Ten slotte wordt het dier al zwakker en zwakker, de ademhaling langzamer, somtijds ook kort vóór den dood versneld, de gevoeligheid stomper, de oogen ingezonken troebel en onzuiver, de pupil wijd, en het leven eindigt somtijds rustig, somtijds echter onder kramptrekkingen.’79

Zonder voedsel en water geen leven kortom, wetenschappelijk tot op de dag nauwkeurig vastgesteld. De dieren bleken tijdens deze hongerkuren zichzelf te verbruiken, zichzelf van binnenuit op te eten, eerst het vet, daarna weefsel: een vleesmaaltijd waar weinig vegetariërs vrede mee konden hebben. Maar verzet tegen deze praktijken werd door wetenschappers doorgaans opgevat als een aanval op de wetenschap zélf. Dat was niet onbegrijpelijk, maar strikt Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 143

Eten in Pomona 143

genomen even onredelijk als elke dierproef voor wetenschappelijk waardevol te houden. Gevolg was dat de standpunten inzake dierproeven een weder- zijds wantrouwen tussen wetenschappers en vegetariërs bestendigde zo niet aanwakkerde.

Al deze omstandigheden droegen er kortom aan bij dat, voor wat het de we- tenschap betrof, een vleesloze voeding in de tweede helft van de negentiende eeuw moeilijk in nog onvruchtbaarder aarde had kunnen vallen. De verwer- ping van vlees impliceerde niet veel minder dan een frontale aanval op de we- tenschap en vormde, in breder verband, een radicale kritiek op de waarden van de bourgeoiscultuur waar medici en fysiologen deel van uitmaakten. Hoewel de wetenschappelijke inzichten naar goed gebruik voortschreden en ook het vegetarisch discours zich ontwikkelde, stonden voor beide kampen de onderzoeksconclusies al bij voorbaat vast. Decennialang heerste er kortom een onmiskenbare animositeit tussen vegetariërs en gevestigde wetenschap- pers. Op die manier is het verklaarbaar dat aan het eind van de negentien- de eeuw medisch studenten die over vegetarisme onderricht kregen, thuis- kwamen met ‘satirisch-humoristisch’ collegedictaat; dat Daan de Clercq op een congres voor openbare gezondheidsregeling in 1904 volgens het Neder- landsch Tijdschrift voor Geneeskunde ‘begrijpelijkerwijs’ werd weggelachen toen hij vegetarisme bepleitte; dat ditzelfde, in de regel toch oordeelkundig orgaan een jaar later als door een adder gestoken reageerde op een bericht over een vegetarische inrichting in Breslau – ‘Zóó worden een aantal on- schuldige kinderen aan een proefneming onderworpen door lieden, die proe- ven op een lintworm als barbaarschheid zouden brandmerken’ – of dat het evenmin van deskundigheid gespeende tijdschrift Moleschott in 1908 de stichting van een vegetarische vakantiekolonie in Nederland met onverholen afkeuring bezag en donateurs ontraadde steun te verlenen.80

Vegetarische openingen

Toch waren er openingen om voor vegetarisme ruimte te veroveren. Aller- eerst omdat de moderne, positivistische wetenschap putte uit dezelfde tradi- tie als de vegetariërs: de traditie van het humanistisch gezondheidsmodel zo- als dat in het deel over Domela Nieuwenhuis al aan de orde is gekomen. Ook voor reguliere artsen was Hufeland tot ver in de negentiende eeuw gezagheb- bend. Ook voor hen diende de natuur leidend te zijn en deed de stedeling er Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 144

144 Deel iii

goed aan zijn ongezonde leefklimaat zoveel mogelijk te ontvluchten en zich op het platteland te verpozen ‘waar vrije lucht, bestendige bewegingen, een- voudige spijzen en regelmatige levenswijze zich van zelve aanbieden, terwijl de onschuld der zeden bewaard blijft tegen de verleidingen der steden’.81 Ook voor hen was voeding een morele zaak – zij het dat daarin naast religieuze en humanistische tonen, wat meer nationalisme meespeelde: de gezondheid van het individu leverde een contributie aan de gezondheid van het volk en was daarmee burgerplicht. De theorie van de aanhangers van de Naturgemässe Lebensreform dat vlees, alcohol, tabak, koffie, thee en specerijen ‘prikkelend’ werkten, stond kortom niet zozeer ter discussie, slechts de beoordeling van het niveau waarop die prikkels schadelijk werden geacht verschilde. De eigen praktijk lijkt bij die beoordeling leidend geweest te zijn. Zo liet de arts Izaäk de Koning in Ge- zondheidsleer, hygiène voor het volk, een traktaat in verhaalvorm, een dominee opdraven die zijn grote bewondering voor Hufeland uitspreekt onder het on- bekommerd roken van zijn pijp – volgens de geëerde Duitser toch echt ‘eene der onbegrijpelijkste gewoonten, eene nietsbeduidende, morssige hebbelijk- heid, een bijtend, kwalijk riekend ding’ dat de tanden aantastte, het lichaam uitdroogde, de ogen en het geheugen verzwakte en allerlei ziektes veroor- zaakte, waaronder longtering.82 Dat De Koning zelf niet vies van een pijpje tabak was, laat zich raden. Rond het midden van de negentiende eeuw kreeg het positivisme en materialisme in de medische wereld de overhand, maar het humanistische model mocht daarmee naar de achtergrond verschuiven, geheel verdwijnen deed het niet. Het verschil tussen het volgen van de natuur en het doorgronden van de natuur was niet altijd scherp. Bovendien, en be- langrijker, was dat doorgronden geen sinecure, het liet ruimte voor verschil- lende opvattingen.

Neem het voorbeeld van de medicus Hendrik Beins. In 1863 hield deze een lezing voor het Gezelschap van Groningsche Geneeskundigen, waarin hij uit- eenzette dat spierarbeid niet, zoals Liebig dacht, primair geleverd werd door eiwit, maar door koolhydraten en vetten. Deze nieuwe zienswijze, in 1861 voor het eerst door Traube geformuleerd, strookte veel beter met andere on- derzoeksresultaten en paste ook comfortabel binnen het idee dat de natuur zich doelmatig vormde. Want als spierarbeid eiwit vereiste, waarom aten run- deren en paarden dan eiwitarm hooi? Was dat niet merkwaardig als je deze dieren ‘als voor zich zelf levende, en ten bate van hun eigen ligchaam hun voedsel uitzoekende beschouwt’?83 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 145

Eten in Pomona 145

Liebigs theorie vond Beins daartegenover alleen te rijmen met een ‘opof- feringsleer’ die ervan uitging dat ‘de dieren tot opgave van hun leven hebben, om de verspreide proteïnestoffen der plantenwereld op te zamelen en ze in een klein bestek als vleesch aan te bieden aan den mensch’. Dat strookte met de christelijke leer, maar niet, aldus Beins, met de feiten. Hij concludeerde dat eiwitten alleen nodig waren om het lichaam op te bouwen en in stand te houden, niet om arbeid te leveren:

‘Zijn het de gegoeden en aanzienlijken, die met Liebig in de hand proteïne en vet eten, en nog weér proteïne en vet, met eene heel enkele aardappel “die niet schaadt” of zijn het de min gegoeden, met hunne eenvoudige maaltijden van aardappelen, brij, kool, wortels, rijst, en, dit vragen zij er bij, dit eischen zij dringend als uit instinkt, een weinig vet, die onzen handenarbeid verrigten, onze huizen, onze wagens, onze armstoelen maken, onze schepen en brug- gen bouwen, onze spoorwegen leggen, en onze havens uitdiepen?’

Beins bepleitte daarom een overwegend plantaardige voeding waarbij hij uit- gebreid wees op de voordelen daarvan zoals die bleken in Engeland en Ame- rika bij de ‘plantenetende secten’, zoals hij de aldaar gevestigde vegetariërs noemde. En hoewel hij er niet op uit was zieltjes te winnen voor hun dieet, probeerde hij wel alvast zijn lezers gerust te stellen:

‘Voor hen, die vrezen mochten, bij het verlies onze krachtige en gehemelte- streelende voedsels, alle tafelvreugde te moeten derven, en ik moet bekennen, dat hunne vrees mij niet ongegrond voorkomt, vinden wij in hunne berich- ten den troost; dat men door de ondervinding al spoedig die vrees laat varen, en dat men volgens hun keukenboek, ook blijkens bijgegeven programma, tot verbazing voorzeker van alle huismoeders, zonder vleesch, eijeren, melk of bo- ter, eene tafel kan bereiden, die in zinstreelende aangenaamheid niet behoeft onder te doen voor die eens konings!’

Zonder resultaat. De theorie dat spieren voor hun arbeid niet uit eiwitten put- ten won snel terrein, maar de conclusie dat de eiwitbehoefte derhalve minder groot was en volstaan kon worden met een overwegend plantaardige voe- dingswijze haalde het binnen de gevestigde wetenschap voorlopig niet. Dat was in belangrijke mate aan de Duitse wetenschapper Carl Voit te danken, die de erfenis van zijn leermeester Liebig in ere hield. Hij bepaalde de eiwit- behoefte van een volwassen man op 118 gram per dag, waartoe gemiddeld Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 146

146 Deel iii

een dagelijkse 230 gram vlees zou moeten bijdragen.84 Ondanks het verlaten van de oude denkbeelden, bleef de status van dierlijke voeding daarmee kort- om goeddeels onaangetast – een enkele observatie ten spijt, zoals die in De Gezondheid, tijdschrift voor den beschaafden stand dat ‘meenig huisvader (…) zich noodeloos [heeft] gekweld met de gedachte, dat hij de zijnen met geen mogelijkheid zooveel vleesch te eten kon geven, als hem verzekerd werd dat door het menschelijk organisme op straf van zwakte, klierziekte en wat al niet meer, geëischt werd’.85 Het onderzoek concentreerde zich allengs meer op de energiewaarde van voeding; op de calorie. De waardering voor dierlijke eiwit- ten was er niet minder om.

Niettemin, de wetenschappelijke kennis en theorie vertoonde aldus inconsis- tenties die aangegrepen konden worden om alternatieve verklaringen aan op te hangen. Twee omstandigheden hielpen daarbij. Allereerst kwamen er steeds meer vegetariërs die het wandelend bewijs waren dat een vleesloze voeding kennelijk toch niet zo onmogelijk was als gedacht. Heel letterlijk wandelend, want vegetariërs onderscheidden zich – met dank aan de Duitse Körperkultur – op het populair wordende terrein van de sport. Zo was in een wandelwedstrijd over 113 kilometer gehouden rond Berlijn op 26 juli 1898 niet alleen de winnaar een vegetariër (in veertien uur en elf minuten), maar de nummers twee tot en met zes waren dat óók – op een deelnemersveld van acht vegetariërs en vijftien omnivoren.86 In Nederland zou het overigens tot 1928 duren voor een vegetariër een aansprekende sportprestatie leverde. Op de Olympische Spelen won bokser Bep van Klaveren toen een gouden me- daille.87 Nog problematischer was dat voeding volgens wetenschappelijke maat- staven ernstig tekortschoot. In Nederlands-Indië deed zich de dramatische si- tuatie voor dat vele honderden militairen en gevangenen ziek werden en na een akelige lijdensweg stierven aan beriberi. En dat terwijl er in de maaltijden van deze ‘Gouvernementskostgangers’ ‘veelal ernstig naar [werd] gestreefd, de volgens Voit benoodigde hoeveelheden eiwit, vet en koolhydraten te ver- strekken’. Hoe was dat te verklaren? En wat zou de oorzaak van scheurbuik zijn? Waren dat werkelijk groenten, zoals sommige artsen volhielden, en was het te genezen met vlees?88 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 147

Eten in Pomona 147

Alternatieve voedingstheorieën

De ruimte voor alternatieve theorieën werd door vegetariërs enthousiast be- nut. Zo enthousiast dat zelfs als die in botsing kwamen met algemeen geac- cepteerd wetenschappelijk bewijs, dat de aanhangers zelden deerde; de we- tenschap had er in het verleden immers vaker finaal naast gezeten, dus waarom nu niet? ‘Veel heb ik over voeding gelezen, doch slechts één systeem heeft me door zijn logische gedachtegang en door zijn op feiten en praktische uitkom- sten steunende redeneeringen kunnen bevredigen.’ Aldus Felix Ortt in 1902 over een zo’n verklaring, de leer van de Duitse arts Lahmann. Hierin stond het bloed centraal. Was dat verontreinigd, dan lagen alle mogelijke ziekten op de loer. Om tot een juiste samenstelling ervan te komen, dichtte Lahmann vooral waarde toe aan de voedingszouten. Die zouden chemisch aan eiwitten, vetten en koolhydraten gebonden zijn en de moleculen waaruit zij bestonden zouden ‘levenskracht’ bezitten – een idee dat verwant lijkt aan het vitalisme van Liebig en Berzelius dat in de tweede helft van de negentiende eeuw in dis- krediet was geraakt, maar rond 1900 als ‘neovitalisme’ her en der weer de kop opstak – onder meer dus bij Ortt.89 Analyseerde je de gangbare menselij- ke voeding, zo concludeerde Lahmann, dan sprak daar een schromelijk tekort uit aan ‘organische’ natron en kalk. De remedie die hij voorschreef was het eten van veel bladgroente en fruit én gebruik van de voedingszoutpreparaten die hij in de handel bracht (ook in dat opzicht toonde hij zich schatplichtig aan Liebig die met zijn zoutrijke vleesextract fortuin had gemaakt). Houdbaar bleken deze ideeën niet, zoals Ortt later toegaf, want of de natron via groente of via keukenzout werd opgenomen – fysiologisch maakte het niets uit. Wat bleef was een weemoedige herinnering: ‘Met hoeveel welbehagen aten we onze rauwe sla, onze niet afgekookte spinazie en zagen de natron al bezig alle bacteriën uit ons bloed verjagen (…)’90 Tot verandering van spijs hoefde het veranderde inzicht echter niet te leiden, want inmiddels waren er nieuwe le- ren beschikbaar die rauwe sla en niet-afgekookte spinazie legitimeerden. De belangrijkste daarvan was die van Maximilian Oskar Bircher-Benner. In de jaren 1890 door Lahmann en de Amerikaan , vader van de cornflakes, op het spoor gekomen van vegetarische leef- en voedings- systemen, zette deze Zwitser in 1897 in Zürich een kleine privékliniek op voor hydrotherapie en natuurgeneeswijzen. Hier ontwikkelde hij ook zijn dieetleer waarin hij trachtte de nieuwste ontwikkelingen binnen de natuur- wetenschappen te incorporeren. Zijn theorie was even origineel als specula- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 148

148 Deel iii

tief. In het gangbare denken over voeding, waarbij de calorie centraal stond, staarde men zich blind, aldus Bircher-Benner, op de wet van behoud van energie. Daarvoor in de plaats diende de entropiewet van Carnot-Clausius ge- steld te worden, volgens welke het verschil in potentiaal bepalend was. Druk- ten calorieën de hoeveelheid verbrandingswarmte uit, het potentiaalverschil was volgens hem vergelijkbaar met de ‘temperatuur’ van het voedsel. En die maakte de werkelijke voedingswaarde uit. Dat potentiaal nu werd veroorzaakt door de bron van alle energie, het zonlicht. Planten vormden daarom de kern van zijn voedingsleer: in planten transformeerde zonlicht tot voedingswaarde – met het potentiaal van de zon. Het beste was het derhalve om plantaardig voedsel in zijn meest pure vorm te gebruiken. Processen als koken, bakken, steriliseren en inmaken deden afbreuk aan het potentiaal, om maar te zwij- gen over het proces dat planten in vlees transformeerde. Eind jaren 1910 dacht Bircher-Benner deze theorie bevestigd te zien in het atoommodel van Niels Bohr: alle materie bleek opgebouwd uit energie, binnen atomen bevon- den zich elektronen in verschillende banen rond de kern die een verschillend potentiaal vertegenwoordigden.91 Deze vergaande speculaties leidden tot de typische Bircher-Bennervin- ding van het ontbijt met ‘müesli’, waarmee hij zijn wereldfaam vestigde. Muesli was echter niet de mix van graanvlokken, rozijnen en suiker zoals die tegenwoordig gangbaar is, maar een gerecht dat hoofdzakelijk geraspte appel bevatte, ongeveer tweehonderd gram per portie; aangevuld met gehakte walnoten, hazelnoten of amandelen, sap van een halve citroen en een eetlepel gecondenseerde melk of honing. Plus één afgestreken lepel haver- of tarwe- vlokken, in water geweekt. Het muesliontbijt werd vervolgens gecomplemen- teerd door bruinbrood met een beetje boter en melk of rozenbottelthee. Met Liebigs theorieën hadden die van Bircher-Benner gemeen dat zij binnen hun specifieke kring uiterst aantrekkelijk waren. Schijnbaar stevig verankerd in de nieuwste wetenschappelijke inzichten, boden zij de natuur- adepten een prachtig verhaal over voeding bestaande uit ‘waardevolle symp- honiën der energiekwanten’, over een wereld opgebouwd uit zonlicht, over een kosmos als schitterend concert. En net als bij Liebig bleek de praktijk im- muun voor ontmaskering van de leer waartoe zij aanleiding gaf. Alleen waren dit keer de aard van nieuwe wetenschappelijke inzichten daar grotendeels verantwoordelijk voor. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 149

Eten in Pomona 149

Het onderzoek in Nederlands-Indië naar beriberi had uitgewezen dat de oor- zaak in de rijst schuilde. Gevangenen die gepelde rijst te eten kregen hadden een zeer veel grotere kans deze ziekte op te lopen dan hun lotgenoten die het met ongepelde rijst moesten stellen. Kennelijk was er in die als waardeloos aangemerkte vliesjes een onbekende, maar essentiële stof verborgen. In 1912 noemde Casimir Funk haar ‘vitamine’.92 Onderscheid kon al spoedig worden gemaakt tussen vitamine a, b en c, maar het lukte lange tijd niet deze stoffen te isoleren – reden voor sommige wetenschappers om de nodige scepsis in acht te nemen, reden voor Bircher-Benner om in de vitamines niet specifieke stofjes, maar potentiaalverschillen te zien.93 Dat vitamine d gevormd bleek te worden onder invloed van zonlicht, sterkte hem later verder in zijn ideeën. Die mochten de wetenschappelijke gemeenschap niet overtuigen, Bir- cher-Benners dieet, en, in het voetspoor daarvan, vegetarisme in het alge- meen, bleek met de ontdekking van de vitaminen zo gek nog niet. Juist de al- tijd versmade groenten en fruit waren er rijk aan. En aan witbrood, tot dan toe door fysiologen aangeprezen vanwege de grotere verteerbaarheid, zat een ‘be- denkelijke zijde’, zo constateerde Christiaan Eijkman, die vanwege zijn ver- diensten voor het vitaminenonderzoek in 1929 de Nobelprijs zou krijgen. In 1917 vond zijn vakbroeder Van Calcar zelfs dat ‘onder bijzondere omstandig- heden, volkorenbrood voor den mensch noodzakelijk kan zijn (…)’.94 Die noodzakelijkheid had te maken met de Grote Oorlog waar de wereld toen al drie jaar toneel van was. En de talloze veranderingen die zij tot gevolg had, strekten zich ook uit tot het denken over het eten zoals dat in Pomona werd geserveerd. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 150

Eten in oorlogstijd

Zuinige erkenning

Het eten in Pomona was niet alleen onderwerp van wetenschappelijke en pseudowetenschappelijke twist. Niet lang na opening van het nieuwe gebouw aan de Molenstraat bleek het uitermate actueel door de oorlog die Europa in de fatale zomer van 1914 in de greep kreeg. Vooropgesteld, al voor de oorlog groeide het besef langzaam dat de be- roemde eiwitbehoefte van Voit niet zaligmakend was, en vlees niet noodza- kelijk. Afgezien van de artsen die zelf tot vegetarisme overgingen, nam rond 1900 het aantal medici dat de fysiologische mogelijkheid ervan erkende dui- delijk toe. De arts Bijlsma vond in 1901 in Hygiënische bladen dat vegetaris- me in Nederland te weinig werd gewaardeerd en ‘de vleeschvoeding tegen- woordig zeer eenzijdig wordt overdreven’. Zijn vakgenoten Van der Plaats en Mouton hadden in hetzelfde tijdschrift soortgelijke geluiden laten horen. Mijnlieff concludeerde dat niet alleen zonder vlees, maar ook zonder álle dier- lijk voedsel ‘smakelijke, goede, gezonde kost’ kon worden samengesteld.95 Dat laatste ging velen nog wat ver – over een puur plantaardige voeding bleven hardnekkige twijfels bestaan – maar uit voedingsoogpunt was lacto- ovovegetarisme op wetenschappelijke gronden steeds moeilijker af te keu- ren. Zelfs Jos Schrijver, die vanuit (opzettelijke) begripsverwarring over vege- tarisme in de brochurereeks Pro & Contra in 1905 veganisme fel bestreden had, leek ermee in te stemmen. In 1912 kraakte hij in het Medisch Weekblad weliswaar een boekje van Ortt, maar hij deed dat met inroeping van de door hem als autoriteit opgevoerde arts Arnold Lorand, wiens boek Die rationelle Ernährungsweise inderdaad waarschuwde voor de gevaren van een zuiver plantaardige voeding, maar die, en dat verzweeg Schrijver, daartegenover een met beleid samengesteld lactovegetarisch dieet uitvoerig promootte als zijn- de de állergezondste leefwijze mogelijk – en, en passant, Pomona Den Haag prees om zijn goede keuken.96 Bovendien bleek dat om aan de rijkelijk hoge eiwitbehoefte van Voit te voldoen vlees eigenlijk makkelijk gemist kon worden. In een promotieonder- zoek naar de voeding der Trappisten, die traditiegetrouw vegetarisch leefden, concludeerde L.H. van Romunde dat de gemiddelde eiwitconsumptie van de Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 151

Eten in Pomona 151

broeders op maar liefst 154,8 gram lag. Aangezien zij bovendien een gezonde en sterke indruk maakten en hun voeding goedkoop was, luidde zijn slotsom dat het van belang was om voortaan ‘bij het opstellen van rantsoenen voor volksvoeding, rekening te houden met de wijze, waarop dit vraagstuk door de Trappisten is opgelost’.97 De invloedrijke J. de Groot zou later zelfs dit hoge eiwitgehalte als argument tegen vegetarisme in stelling brengen. Vegetariërs dachten toch dat een veel minder eiwitrijke voeding gezonder was? Welnu, ‘sommige vegetariërs krijgen zonder vleesch te eten, met hun plantaardig voedsel soms even veel of nog meer eiwitstoffen in hun lichaam dan anderen, die wel vleesch eten’.98 Met zulke tegenstanders hadden de vegetariërs geen pleitbezorgers meer nodig. Zich onomwonden uitspreken vóór vegetarisme was dit alles niet – en de soms verregaande gezondheidsclaims van alternatieve dieetleren bleven lo- gischerwijs in medische kringen irritatie oproepen. Bovendien hield men liever enkele slagen om de arm, waarvan er eentje nog vermelding verdient. Een volwaardige (lacto-ovo)vegetarische voeding was goed mogelijk, zo luid- de deze, maar vooral geschikt voor mensen die veel lichaamsbeweging ver- richten, voor arbeiders kortom. Mensen met een zittend beroep daarentegen zou een vegetarisch dieet veel minder goed bevallen. ‘In de binnenlanden van Japan is eenvoudig geen vleesch noch visch te krijgen en toch munten de be- woners uit door spiertaaiheid en onvermoeibaarheid bij lichamelijke inspan- ning,’ legde dr. A.N. Nolst Trenité in het tijdschrift Nosokomos uit, maar hij liet – het intellectuele potentieel van de Japanse binnenlanden duidelijk min- der hoog schattend – daar direct op volgen, ‘[h]ersenarbeid stelt echter weer andere eischen aan de voeding (…)’99 Die andere eis: vlees. De voedingswetenschap stond op dit punt nu exact lijnrecht tegenover die van het midden van de negentiende eeuw. Groot voordeel was daarbij dat je je als geleerde de kalfsrollade of patrijs goed kon blijven laten smaken, ter- wijl zorgen over de spaarzame vleesconsumptie onder arbeiders geen pro- bleem meer vormde – en, als de situatie daar aanleiding toegaf, zelfs een toe- stand was die enigszins aangemoedigd kon worden.

Dieren als exportwaar

En de oorlog gáf er aanleiding toe. Sterk afhankelijk van de wereldmarkt als Nederland was, vormden de nieuwe Europese verhoudingen een groot pro- bleem voor de voedselvoorziening. In de negentiende eeuw was Nederland Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 152

152 Deel iii

een belangrijk exportland geworden van landbouwproducten. Aan de voor- avond van de oorlog werd meer dan de helft van de productie op buitenlandse markten afgezet. Achter dat neutraal lijkende woord ‘productie’ gingen overi- gens al eindeloze drommen dieren schuil: in 1913 leefden ruim twee miljoen koeien in Nederland, van wie 32.000 levend werden geëxporteerd; de var- kensstapel telde naar schatting 1.350.000 dieren; de kippenbevolking bedroeg zo’n zeven miljoen. In 1913 werd niet minder dan 73 miljoen kilogram die- renvlees uitgevoerd.100 Voordat zijzelf werden verorberd, moesten die dieren uiteraard eerst te eten hebben gehad, waardoor, omgekeerd, de veeteeltsector zich erg afhankelijk van de import van veevoer had gemaakt. Alleen al de net- to-invoer van maïs bedroeg in de jaren 1906-1910 bijna een half miljoen ton. In 1913 was Nederland de op twee na grootste importeur van maïs, na de grootmachten Groot-Brittannië en Duitsland.101

Deze handelsstromen kwamen door het uitbreken van de vijandelijkheden direct in gevaar. De Britten riepen de Noordzee uit tot militair gebied. Voedsel en veevoer kwamen op de lijst contrabande goederen. Door mijnenvelden te leggen, beperkten zij de mogelijke routes van de neutrale schepen, zodat con- trole daarvan door de marine eenvoudiger werd.102 De Britse maatregelen, onderdeel van wat de militaire leiding de economische ‘verwurging van Duitsland’ noemde, beantwoordden de Duitsers begin februari 1915 door alle wateren rond Groot-Brittannië tot oorlogsgebied te verklaren. Als reactie hierop kondigden de Britten op hun beurt de Reprisalorder af waarmee neu- trale schepen verplicht werden vrije goederen uit of bestemd voor een vijan- delijk land te lossen in een geallieerde haven waar zij opgeslagen dienden te blijven tot de oorlog ten einde was. Van handel met Duitsland zou op die wij- ze niets over mogen blijven, van de regels van het oorlogsrecht wás al niets meer over.103 Om zich voor binnenlands gebruik toch van contrabande goederen te verzekeren, werd de beroemde Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij (not) in het leven geroepen. Die garandeerde aan Groot-Brittannië dat de aan haar geadresseerde waar louter voor eigen gebruik was, zonder dat – in naam ging het om een volledig particuliere organisatie – de Nederlandse re- gering haar angstvallig bewaakte neutraliteit hiermee al te zeer in de waag- schaal stelde. In feite deed de regering daarmee afstand van haar internatio- naal handelsbeleid en toonde zij zich niet onpartijdig, maar uit welbegrepen eigenbelang zag Duitsland af van represailles: als er goederen naar Neder- land kwamen zou, in weerwil van de afspraak, een deel daarvan ongetwijfeld Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 153

Eten in Pomona 153

zijn weg naar het oosten wel vinden. Het zou geen misrekening blijken te zijn. De not had zich niet alleen verplicht te voorkomen dat geïmporteerde goederen in Duitsland terechtkwamen, maar tevens dat producten die uit ge- importeerde grondstoffen waren vervaardigd binnen de Nederlandse lands- grenzen zouden blijven. Dat deden ze echter niet. Vooral varkens, door de Britten gezien als ‘maïs op poten’, vonden gretig aftrek in Duitsland en de mi- nister van Landbouw, , was niet van zins deze uitermate lu- cratieve handel te verbieden. De not stond machteloos, Groot-Brittannië was not amused, hervatte haar scheepsaanhoudingen en de Nederlandse vracht- vaart kreeg vanaf eind 1915 met toenemende problemen te kampen. De duik- botenoorlog die Duitsland in de loop van 1915 in steeds heviger mate ging voeren, voegde daar het zijne aan toe.104

Voedselpolitiek

Deze situatie leidde aanvankelijk niet zozeer tot gebrek – ofschoon de verde- ling tussen stad en platteland erg ongelijk was –, maar tot het gevaar van hoge prijzen. Om dat in te dammen en het wegvloeien van levensmiddelen naar Groot-Brittannië en Duitsland – waar de vraag onverzadigbaar was en de por- temonnee bodemloos leek – binnen de perken te houden, greep de overheid in. Al op 3 augustus 1914 was, onder Posthuma’s voorganger Treub, een Le- vensmiddelenwet aangenomen. Die machtigde de minister maximumprij- zen in te stellen voor bepaalde levensmiddelen en stelde hem in staat tegen een redelijke vergoeding voorraden in beslag te nemen die voor exorbitante prijzen werden aangeboden, of achtergehouden om later woekerwinst te ma- ken. De uitvoer van bepaalde producten werd vervolgens stopgezet – zoals in het geval van veevoer – of, vanaf 1915, gebonden aan consenten.105 Het succes van deze politiek was op z’n best wisselend. Zeker, ondanks de moeilijkheden waren 1915 en 1916 zeer winstgevende jaren voor de Neder- landse rederijen, verdiende de Nederlandse zeevisserij geld als water en hiel- den de boeren op met klagen (bij wijze van spreken dan, want de mobilisatie zorgde voor een hinderlijk tekort aan arbeidskrachten op het platteland en de overheid probeerde de winsten aan banden te leggen).106 Het koor van jam- merklachten onder de rest van de bevoking vond echter dagelijks versterking. De instelling van maximumprijzen leek in het begin eventjes te helpen, maar ontpopte zich al spoedig tot de beste garantie dat het desbetreffende product Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 154

154 Deel iii

van de markt verdween om illegaal verkocht te worden, het liefst in het bui- tenland. En ondertussen bleek de Levensmiddelenwet geen garantie voor de handhaving van het prijspeil. Kostte in 1914 een kilogram varkensvlees 66 cent, in 1915 was dat opgelopen tot ruim een gulden. Drie jaar later was die prijs nog eens ruim verdubbeld tot ƒ 2,24. Bovendien vond menigeen de con- senten veel te ruim. De uitvoer van levende varkens bijvoorbeeld was in 1914 bijna verdrievoudigd vergeleken met het jaar ervoor. Daarbij lag de export van vlees in 1915 nog eens 37 procent hoger dan in 1913.107 Geen wonder dat vanaf eind 1914 de kranten zich begonnen te vullen met protesten tegen de uitvoer van levende en dode dieren. Ondanks de toenemende kritiek gaf minister Posthuma aan zijn ‘varkenspolitiek’ niet te veranderen – evenmin als zijn vis- politiek of welke voedselpolitiek dan ook. Het Volk riep op tot verzet tegen de ‘dwang’ om tot vegetarisme over te gaan.108 Slagers protesteerden met grote advertenties tegen het over de gren- zen verdwijnen van ‘duizenden stuks vee’, waardoor de arbeidersbevolking geheel van vlees (‘dit krachtig voedingsmiddel’) verstoken dreigde te raken, of plaatsten annonces om duidelijk te maken dat zíj niet verantwoordelijk waren voor de hoge prijzen. Protestbijeenkomsten vonden plaats, demonstratieve hongeroptochten werden gehouden; stakingen braken uit en later zelfs op- roer. Een plakkaat op een Amsterdamse viskraam gaf oktober 1915 te lezen: ‘Weegens te groote uitvoer van visch, te hier niets te koop. Klanten worden beleefd verzocht zich te vervoegen bij de moffenvoerders.’109 De consternatie betrof hoofdzakelijk de verslechterende voedselsituatie in haar geheel, maar wortelde deels ook in het nog steeds alomverbreide geloof aan de noodzakelijkheid van vlees in een goede voeding. Dat de Delftse profes- sor J.G. Sleeswijk in maart 1915 in De Nieuwe Courant schreef dat hij een goe- de beschikbaarheid van varkensvlees onontbeerlijk achtte om in de behoefte van de grote massa te kunnen voorzien, gaf daarvan blijk. Maar hij maakte daarbij wel één kanttekening. Mocht de import van veevoer stokken, zo antici- peerde hij, dan zou het noodzakelijk zijn om het voorbeeld van Duitsland te volgen en de varkensstapel belangrijk in te krimpen, ‘want het varken is van alle vee de voornaamste voedingsconcurrent van den mensch’.110 Zover kwam het in 1915 niet – een uitvoerverbod van levende varkens naar Duitsland kreeg in augustus dat jaar overigens wel zijn beslag – en even- min op grote schaal in 1916, hoewel dat jaar zich wel een kentering begon af te tekenen. Maar met de Duitse start van de onbeperkte duikbotenoorlog be- gin 1917 liep de invoer, ook van veevoer, hard terug. In februari bedroeg die slechts een kwart van die van de maand ervoor. Op 22 februari alleen al gin- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 155

Eten in Pomona 155

gen zes schepen met twintigduizend ton tarwe voor Nederland verloren. Toen de Verenigde Staten tot de oorlogsvoerende landen toetrad, verergerde dat de sitiuatie verder. In juli kondigde president Wilson uitvoerbeperkingen van graan en kunstmest af die Nederland direct troffen. Het was namelijk niet aan Amerikaanse aandacht ontsnapt dat een niet onaanzienlijk deel van de voedselvoorraden van het Duitse leger uit Nederland afkomstig was.111 Dat mensen met het varken hun voornaamste voedselconcurrent hadden gecreëerd, ging zich doen voelen. Waren boeren het jaar ervoor al aangemoe- digd zoveel mogelijk graan aan de overheid te leveren, in de zomer van 1917 werden zij daartoe verplicht. Omdat de industrie bovendien tamelijk afhan- kelijk was van Duitse exportartikelen, vooral steenkool, had Duitsland de no- dige invloed op wat Nederlandse boeren zouden moeten produceren. Luxe- goederen gingen daar minder en minder toe behoren. En vlees, in plaats van noodzakelijk, in plaats van het voedsel bij uitnemendheid, bleek veelal zo’n luxegoed te zijn.112 Bij gebrek aan veevoer ging men over tot massaslachtingen en werden boeren opgeroepen hun weiland te ‘scheuren’ om zo het areaal akkerland te vergroten. De demografische ontwikkeling was enorm. De varkensbevolking, die in 1916 nog 1.250.000 zielen had geteld, liep terug naar 900.000 in 1917 tot 600.000 in 1918. Volgens sommige ramingen was de populatie in mei van dat jaar zelfs niet groter dan 273.000 dieren.113 Om te voorkomen dat de varkensstapel geheel verdween, werd het aantal slachtoffers gereguleerd met slachtverboden. Helpen deed dat niet altijd: sommige veehouders ontdoken de slachtwet door de poten van dieren kapot te slaan – zo konden ze overgaan op noodslachtingen, waarvoor andere regels golden. De kippenbevolking on- derging een nog veel rigoureuzere operatie: ze werd nagenoeg uitgeroeid. De overheid stelde feitelijk alleen nog maar voedsel ter beschikking aan zo’n 50.000 dieren die op de zogeheten fokstations leefden en die waren voorbe- schikt na de oorlog de pluimveepopulatie weer op het door de sector gewens- te peil te brengen.114 Op dit soort maatregelen kwam ook kritiek. De paradoxale situatie deed zich voor dat vleeshouwers zich uitspraken tégen slachtingen – teneinde in de toekomst door te kunnen gaan met het doden van dieren. Zelfs een femi- nistisch tijdschrift als Evolutie sloot zich bij dit pleidooi aan en verwachtte dat de Nederlandse vrouw het karig vleesrantsoen gedurende de zomer van 1918 zonder morren zou willen inwisselen voor een vegetarisch leven. Dit met geen ander doel dan om tegen de winter van een geregelde ‘vleeschtoevoer’ verzekerd te zijn.115 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 156

156 Deel iii

Vlees mocht dan luxe blijken te zijn, het geweeklaag over de ‘vleeschnood’ was er niet minder om. De arbeidersklasse, die vanwege de hoge prijzen eer- der al zonder vlees was komen te zitten, wist uit het verleden dat zonder ook te leven viel. Maar vanaf 1917, en zeker na de rantsoenering die inging op 28 maart 1918, werd het ook schaarser voor de burgerij, onder wie een al dan niet gearticuleerd gevoel heerste dat zij recht op vlees had. Het rantsoene- ringssysteem dat Posthuma had laten opzetten beoogde weliswaar dat ieder zijn of haar deel zou ontvangen, maar de organisatie was, om een understate- ment te gebruiken, verre van vlekkeloos: de bonnen waren lang niet altijd voor de bestemde voedingsmiddelen inwisselbaar; sommige gewilde waren vielen erbuiten; het systeem bestond uit een ook voor de direct betrokkenen ondoorgrondelijke warboel aan crisisinstellingen, commissies, belangenver- enigingen en rijksbureaus welker chaos machtsmisbruik in de hand werkte; en talrijke verhalen deden de ronde over ándere gemeenten, ándere winkels, ándere restaurants waar wél ‘regeeringsvarkens’ voorradig waren, gehakt ver- krijgbaar was, dampende biefstukken en roastbeef en runderhaas werden ge- serveerd – of anders van torenhoge voorraden die in magazijnen lagen weg te rotten.116 Tot overmaat van ramp, als grievende miskenning van de doorstane ont- beringen, gaf dat in het buitenland bovendien de hoogst verkeerde indruk dat er in Nederland alom overvloed heerste. Was de werkelijkheid daarentegen niet veeleer dat hondenbaasjes er angstvallig voor moesten waken dat hun viervoetige vriend niet werd ontvoerd om in een clandestiene hondenslachte- rij te eindigen? Dat mensen erop uittrokken om egels te vangen of schapen te stelen ter leniging van hun bittere vleesnood? 117 Waarom kreeg je trouwens zo vaak vis op je vleeskaarten terwijl er toch ook viskaarten waren (waarop nooit vlees verkrijgbaar was)? En had het er geen schijn van dat Posthuma de belangen van zijn geliefde landbouwsector zwaarder liet wegen dan die van de volksmaag? Een poging van de regering de gemoederen wat te sussen via de befaamde eenheidsworst, kon ondertussen lang niet iedereen voldoen. Er mocht dan vanaf de zomer van 1918 ook speciale ‘rituele eenheidsworst’ voor het Joodse deel der bevolking verkrijgbaar zijn, of de worst kosjer was, vorm- de ook voor de goj een vraag. Berichten over mensen die in dit product voor- werpen als een mollenpootje aantroffen, deed het vertrouwen in de samen- stelling in elk geval niet toenemen.118 Overigens, hoezeer de voedselsituatie van plaats tot plaats en regio tot re- gio kon verschillen – of tussen de perceptie van vegetariërs en vleeseters – mag blijken uit een brief van de in Leeuwarden wonende socialistische on- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 157

Eten in Pomona 157

derwijzer Jan Hilvers. Eind november 1917 schreef hij schuldbewust aan Felix Ortt dat hij bang was zijn vegetarische levenswijze tijdelijk te moeten opgeven. Zijn geringe salaris in combinatie met de schaarste aan graanpro- ducten en de hoge prijs van melk en vruchten noopten daartoe: ‘Ik doe dit heusch niet uit eigen beweging. Het zal me strijd genoeg kosten; doch ik zie werkelijk geen andere oplossing. Vleesch is hier volop te krijgen.’119 Het koor der ontevredenen bevatte kortom ten minste één stem die zich ongelukkig toonde over een teveel aan vlees.

De rationele voeding der kookleraressen

Er ontwikkelde zich echter ook een ander geluid. ‘Ondanks het geschreeuw over “vleeschnood” meenen, wij, dat vleesch best gemist kan worden,’ schreef de Haagsche Post in het nummer van mei 1918, en het was niet het enige tijdschrift dat zijn lezers en vooral zijn lezeressen erop wees dat je het ook best zonder kon stellen. In De Kroniek van die maand legde de schrijver Henri Borel zich ook bij de situatie neer:

‘Wij hebben nooit geweten in Holland hoe lief wij de koe hadden, vóór wij, door een pennenstreek van minister Posthuma, tot vegetariërs zijn gemaakt. Formeel was het tot gedeeltelijke vegetariërs, want wij kregen op papier vleeschrantsoenen van twee ons per... week. Edoch, aangezien de slacht- koeien niet werden aangevoerd, heeft die waarde gekregen van “een vodje papier”, en zijn we allen vegetariërs geworden.’120

Zijn slotsom was dat het heel prettig was dat je de koeien nu zonder bijge- dachten aan eten kon bewonderen, met zuiver esthetisch gevoel kon waarde- ren om wie ze waren. Al het gefoeter en gemor omdat zij niet meer in bief- stukken en runderlappen werden getransformeerd, stuitte hem tegen de borst als kannibalistisch. Was Borel waarschijnlijk weinig representatief, veelbetekender was dat receptenrubrieken in tijdschriften in toenemende mate aanwijzingen bevat- ten voor gerechten ‘waarbij geen vleesch of visch gebruikt behoeft te worden’. Tientallen huishoudschoolleraressen trokken bovendien door het land om via spreekbeurten en daaraan verbonden kookdemonstraties de burgerij te onderrichten over goede maar goedkope voeding. Dit soort voorlichting was kort na het uitbreken van de oorlog gestart met kookboekjes als De zuinige Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:04 Pagina 158

158 Deel iii

keuken: koken voor den oorlogstijd van Koba Catenius-van der Meijden en Mar- tine Wittop Konings Hoe voeden wij ons ’t goedkoopst en tóch goed? In de navol- gende jaren groeide dit aan tot een stroom boekwerkjes met een gezamenlij- ke oplage van honderdduizenden. Het doel: recepten en menu’s verschaffen die, rekening houdend met de beschikbare middelen – én zo goedkoop mo- gelijk waren, én een zo goed mogelijke voedingswaarde boden – en die bo- vendien nog smakelijk waren op de koop toe. 121 Daarin waren zij niet uniek voor de oorlogstijd, maar pasten ze binnen de doelstellingen van het kookschoolonderwijs zoals dat zich eind negentien- de eeuw had gevormd. Op zijn beurt paste het kookschoolonderwijs weer in de traditie van de Maatschappij tot ’t Nut van ’t Algemeen en haar burgerlijk beschavingsoffensief. Sterker, de Maatschappij was een belangrijke drijvende kracht achter het kookonderwijs en niet alleen de uitgave van sommige oor- logskookboekjes waren haar initiatief, maar ook de kookdemonstraties von- den deels op haar instigatie plaats.122 De sterke morele lading die zich in het kookonderwijs openbaarde, richtte zich op twee fronten, want niet alleen moest het volk deugdelijke, gezonde eetgewoontes, goede manieren, zuinig- heid en vlijt worden bijgebracht, ook diende de hoge burgerij, geneigd als die was te zwelgen in overdaad en liederlijke excessen, gemaand te worden tot fatsoenlijke eenvoud en matigheid. Dit alles mede tot heil der natie. Nog meer dan op beschaving lag de nadruk echter op wetenschappelijke verantwoording: kennis was de juiste leidraad voor deugdelijk gedrag. De rol- verdeling was daarbij dat de heren medici en wetenschappers bepaalden wel- ke voedingsstoffen nodig waren en hoeveel, alsmede in welke voedingsmid- delen deze in welke mate te vinden waren, terwijl de dames kookleraressen en kookboekauteurs (meestal ging het hierbij om dezelfde personen) deze in- formatie vertaalden in recepten en menu’s die goedkoop waren, niet al te moeilijk te bereiden en, zoals gezegd, moesten voldoen aan een bepaalde standaard die ‘smakelijk’ heette. Dat was geen eenvoudige taak, want kookle- raressen moesten daarbij opboksen tegen allerhande vooroordelen. Zo bleek het onmogelijk ‘het volk’ aan het bruinbrood te krijgen. Tot in het parlement werd het recht op witbrood verdedigd.123 Die vooroordelen betroffen, uiteraard, ook vlees. Het kon dan gaan om het diep ingesleten wantrouwen tegen paardenvlees – voedsel voor de laagste standen – maar belangrijker voor de kookboekschrijfsters was om de lezeres- sen ervan te overtuigen dat met wat diplomatie de aantrekkingskracht van het huiselijk etensmaal ook zonder vlees groot genoeg kon zijn om de heer ge- maal van een gang naar de kroeg af te houden. ‘Ge stelt den smaak van uw ge- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 159

Eten in Pomona 159

zin ook zonder vleeschgerechten tevreden,’ zo onderwees Wittop Koning haar publiek, ‘als ge in ’t middagmaal het vleesch vervangt door’ – en dan volgde een opsomming waarvan bonengehakt, erwtengehakt, macaroni met kaas en ‘gerechten van paddestoelen’ onderdeel vormden. Bovendien was, zo betoogde ze opgewekt, goedbereide sojajus niet van vleesjus te onderschei- den.124 Ook de tendens naar vleesloosheid in bovengenoemde kookboeken was niet louter een gevolg van de oorlogssituatie. ‘In vleesch en boonen,’ legde Suze Meyboom, directrice van de Amsterdamse huishoudschool in 1913 uit, ‘komen dezelfde hoeveelheid eiwit voor, daarenboven leveren boonen ons een groote hoeveelheid zetmeelstoffen. Boonen zijn veel goedkooper dan vleesch. Zal de huisvrouw niet verstandig doen, wanneer zij een keer meer boonen, erwten of linzen geeft, om het dure vleesch te vervangen (...)?’125 De deugdza- me zuinigheid die de rationele voeding moest kenmerken verordonneerde kortom een terugdringen van het vleesgebruik. Dit, juist ook in combinatie met de morele inslag die het kookschoolonderwijs kenmerkte, maakt het niet onlogisch dat Wittop Koning van 1901 tot haar dood in 1963 vegetariër was en biedt tevens een verklaring waarom vegetarisme in de kookschoolwereld over het algemeen relatief welwillend tegemoet werd getreden.126 De oorlog deed de overbodigheid van vlees wat dat aangaat slechts scherper uitkomen – en maakte de aanbevelingen voor minder vlees ook relevant voor de zogenaamd ‘betere’ standen. Maar de economische component van deze rationele voeding leidde niet tot een volledig vleesloos menu. Het afval dat de bakker produceerde, kon ter nutte gemaakt worden door het te voeren aan een varken of een stel kippen. Wanneer konijnen, hazen of ganzen dood werden geschoten om gewassen voor vraat te behoeden, was het dan niet redelijk de slachtoffers in de pan te doen? En wanneer de veestapels ingekrompen werden om het graan direct aan menselijke consumptie ten goede te laten komen, lag het toch voor de hand de dieren die daarbij sneuvelden eveneens voor dat doel te bestemmen? De kookboeken bleven derhalve ook in de oorlog recepten met vlees bevatten. Veelbetekend was wel dat niet zelden bij de recepten vermeld stond hoe het gerecht ook zonder vlees te bereiden was. Ten opzichte van negentiende- eeuwse kookboeken, die zich nooit echt om voedingswaarde bekommerd hadden, was dat nieuw. De rationele voeding was echter niet louter een kwestie van economie en fysiologie, het was evenzeer rationeel met heersende sensibiliteiten rekening te houden. Want hoewel perfect in lijn met, om niet te zeggen dwingend vol- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 160

160 Deel iii

gend uit, economische en biologische efficiency, werd de consumptie van honden, katten en nog een hele reeks andere diersoorten niet overwogen. Om soortgelijke redenen pleitten de kookschoolleraressen niet om een zo consequent goedkoop mogelijke voeding, maar benadrukten zij dat het even- zeer belangrijk was afwisseling in het menu aan te brengen en te letten op de smaak. Die dienden de eetlust levend te houden – anders schoot men haar doel immers voorbij.127 Deze houding doet ook de positie van Wittop Koning begrijpen. Want om haar beroep uit te kunnen oefenen diende zij ‘gewoon’ vleesbereiding te on- derwijzen en vleesrecepten te schrijven.128 Ook dat ademde dus het kook- schooldenken: hervormingen konden alleen dan slagen als werd aangesloten bij de heersende belevingswereld. Soms ademde het ook commercie. On- danks haar overtuiging dat de wereld naar veganisme zou evolueren, schreef Wittop Koning ook receptenboekjes in opdracht van de zuivelindustrie. Haar schrijven van vleesrecepten was overigens niet uniek. C.J. Ooms-Vinckers, directrice van Pomona Amsterdam en later bekend als romanschrijfster, pu- bliceerde eveneens een voedingsboekje waarin vlees voorkwam.129 Zelfs Mel- lie Uyldert, dochter van Marie Calisch en zelf enige tijd directrice van Pomo- na Rotterdam, zou eind jaren dertig een receptenboek met vleesgerechten samenstellen. Met ideeën over hoe hervormingen tot stand kwamen had dat waarschijnlijk niets van doen, wel met financiële nood.130 De verwantschap tussen de vegetarische wereld en die der kookscholen was overigens breder dan het eten alleen. De kookscholen waren ingebed in het huishoudonderwijs dat niet alleen in de voeding en voedselbereiding zui- nigheid en efficiency predikte, maar in het hele huishouden. Ook dat was een kolfje naar vegetarische hand. Qua voedselbereiding propageerde men ener- giebesparing en hygiëne (de hooikist en het elektrisch kooktoestel); conser- veermethoden als het wecken (een vinding van de Duitse vegetariër Johann Weck); comfortabele en deugdzame reformkleding en licht en frisse lucht binnenshuis. De indrukwekkende machinale bordenwasserij in het Haagse Pomona past binnen dit beeld van reinheid en fatsoen, evenals de rubberen vloerbedekking en de afgeronde hoeken aldaar ter voorkoming van stofnes- ten. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 161

Eten in Pomona 161

Rondom Nederland

In de Nederland omringende landen zorgde de blokkade- en duikbotenpoli- tiek voor een soortgelijke ontwikkeling in de voedselvoorziening. In Duits- land was de situatie het meest extreem. De Berlijnse correspondent van nrc kon in februari 1915 nog berichten dat er genoeg aardappelen, brood, groen- ten en zelfs fruit beschikbaar waren, maar rundvlees was toen al onbetaalbaar en varkensvlees eenvoudigweg niet te krijgen: het varken ging gelden als ‘de “negenden” vijand’ van Duitsland, sommigen zouden naderhand zelfs be- weren dat Duitsland van het varken had verloren.131 In 1916 beval men van regeringswege aan kraaien te schieten voor consumptie. Vanaf 1917 werd de toestand werkelijk kritiek en die verergerde bovendien ná de wapenstilstand in november 1918. Honderdduizenden mensen verkommerden als gevolg van de onverzoenlijke houding van Frankrijk. Pas vanaf maart 1919 kwam de invoer van levensmiddelen in Duitsland op gang, maar vlees bleef duur: ze- ker nog tot in 1922 werd op substantiële schaal hondenvlees geconsumeerd. In België trad eind 1916 al hongersnood in. De Engelsen spitten parken en golfbanen om teneinde het areaal bouwland te vergroten. Een efficiënt rant- soeneringssysteem voorkwam verhongering maar niet de honger. George Bernard Shaw verzorgde er voorlichting over alternatieve voeding: ‘dikke soe- pen kan men zeer goed zonder gestoofd geraamte gereed maken.’ Via nrc kwam deze wijze raad ook aan het Nederlandse publiek ten goede.132 Het meest opmerkelijk was echter de situatie in Denemarken. Na de start van de onbeperkte duikbotenoorlog kreeg de voedingswetenschapper Mikkel Hindhede, sinds 1909 directeur van het toen opgezette voedingsinstituut te Kopenhagen, de overheidsopdracht de voedselvoorziening te reorganiseren. In de vooroorlogse jaren had hij uitgebreid onderzoek gedaan naar het meest optimale dieet en was tot de conclusie gekomen dat de menselijke eiwitbe- hoefte veel lager was dan Voits dagelijkse 118 gram. Dat bracht hem bij een voeding die nagenoeg vegetarisch was en leunde op aardappelen, brood, zui- vel en groenten. Bij de te treffen maatregelen stelde Hindhede zich daarom op het uitgangspunt dat zolang mensen genoeg calorieën binnenkregen, zor- gen over de hoeveelheid eiwit onnodig waren. Om die calorieën veilig te stel- len werd de varkensstapel met tachtig procent teruggebracht (veel drastischer dus nog dan in Nederland), de bierproductie gehalveerd, de broodproductie verdubbeld. De zuivelproductie bleef gehandhaafd, vlees was overbodig. ‘The people must first have bread, potatoes and cabbage in sufficient quantity,’ zo- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 162

162 Deel iii

als hij in 1920 in het Journal of the American Medical Association schreef, ‘and then some milk. Meat is the last requirement to be met.’ Hindhede beschouwde deze maatregelen als een experiment met relatief eiwitarme voeding, toegepast op drie miljoen mensen. Met het resultaat kon hij tevreden zijn. Vanaf het moment dat de maatregelen geheel waren door- gevoerd (oktober 1917) tot de Spaanse griep haar dodelijke intrede deed en zinnige vergelijkingen onmogelijk maakte (oktober 1918), daalde het sterfte- cijfer met 34 procent. Hindhede berekende dat, ondanks de zeer precaire voedseltoestand, daarmee 6300 levens waren gered. Had geheel Centraal-Eu- ropa dezelfde maatregelen genomen, zo vermoedde hij in de hem kenmer- kende bescheidenheid, dan was geen mens van de honger omgekomen.133 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 163

Schijngehakt & rauwkost

‘Een gouden tijdperk’

De eerste twee oorlogsjaren waren voor Pomona zakelijk gezien moeilijk, maar in de navolgende jaren werden goede resultaten geboekt. De Grote Oor- log markeerde dan ook, volgens de Amerikaanse wetenschappers Mervyn Hardinge en Hulda Crooks tenminste, het begin van ‘the golden era of vege- tarianism’.134 Is dat misschien een overstatement, of in elk geval zeer relatief, onmiskenbaar lijkt dat de ervaringen van de oorlog aanleiding gaven tot een nieuw, sterker zelfbewustzijn. De voedingstechnische kant had daar veel mee te maken, temeer omdat vanuit wetenschappelijke hoek regelmatig te horen was dat er lering uit de oorlogssituatie getrokken diende te worden. Boven- dien ontwikkelde er zich in het interbellum een ware vitaminerage die een herwaardering van groenten en fruit met zich meebracht. Binnen vegetari- sche kring heerste daarmee het idee dat ‘de ondervinding door doktoren en leeken in den oorlogsjaren opgedaan, ons veeljarig streven ten goede is geko- men.’135 Een waarborg voor een hartelijke relatie met de medische stand was dat overigens niet: een autoriteit als Steensma moest in zijn veelgebruikte handboek Voedingsleer weliswaar toegeven dat er – ‘op dit oogenblik’ – geen wetenschappelijke argumenten tegen het lactovegetarisme waren in te bren- gen waren, hij deed dat met onverholen tegenzin.136 Niettemin, de ergste an- gel leek uit de voedingskundige strijd verwijderd. Voor het georganiseerde vegetarisme vond dit versterkte zelfbewustzijn bovendien weerspiegeling in het aantal leden van de vegetariërsbond. Dat was in de oorlog relatief flink toegenomen en een gevolg van het ‘regerings- vet’ dat van overheidswege vanaf april 1917 aan de bevolking ter beschikking was gesteld. Aangezien dit had bestaan uit een mengeling van dierlijk en plantaardig vet, was de bond in actie gekomen. Hij had het gedaan gekregen een periodiek kwantum zuiver plantaardig vet te verkrijgen – overigens zon- der de prijskorting waaraan het regeringsvet onderhevig was – om die onder haar leden te distribueren. Voor vegetariërs die geen lid waren, was dat kort- om een belangrijk argument om zich aan te sluiten. Zo groeide de bond in het laatste anderhalve jaar van de oorlog met 55 procent. Overigens kwamen vegetariërs aanvankelijk niet in aanmerking voor compensatie van hun vlees- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 164

164 Deel iii

en visbonnen. Pas toen minister Posthuma eind 1918 het veld had geruimd voor Van IJsselsteyn, kregen vegetariërs – zij het onder praktisch onuitvoer- bare condities – recht op één ons gort in plaats van twee ons vlees.137 Wel kon- den optimisten in deze discriminatie een erkenning lezen dat graan precies tweemaal zo voedzaam was als vlees.

Schijngehakt

Vegetariërs mochten in de oorlog het bewijs zien van de overbodigheid van vlees, de oorlogssituatie had tevens het probleem opgeworpen waar vegeta- riërs al langer mee worstelden: wat wél te eten? De minst orginele en tegelijk technisch moeilijkste manier om aan dit probleem het hoofd te bieden was een vleesloos item te ontwerpen dat op vlees leek: schijnvlees. Dat kon verschillende vormen aannemen. Zo waren daar ‘schijnkippe- boutjes’ gekneed uit een mengsel van gemalen walnoten, broodkruim, bloem, melk en boter (en verder op smaak gebracht met uien- en citroensap en wat foelie), die vervolgens werden gepaneerd en gefrituurd. Op soortgelijke wijze waren ook ‘schijnvisch’, ‘schijnrunderlapjes’, ‘fopworstjes’, vegetarische bal- kenbrij of ‘pseudo-frikadellen’ te fabriceren.138 Ook de industrie deed op be- scheiden schaal mee. De Eerste Nederlandsche Fabriek van Plantaardige Delicatessen te Amsterdam ontwikkelde in de jaren twintig bijvoorbeeld een ‘plantenrookworst’, waarin, zo toonde microscopisch onderzoek uitge- voerd in opdracht van de vegetariërsbond aan, geen enkel vleesrestje te vin- den was. Populairder dan deze schijnworst waren vegetarische braadschij- ven, pikante balletjes en bovenal een heel leger aan kroketten – die uit de aard der zaak ook vleesloos konden zijn: aardappelkroketten, rijstkroketten, capucijnerkroketten, champignonkroketten, tomatenkroketten, spinaziekro- ketten, linzenkroketten, olijvenkroketten, erwtenkroketten, rauwkostkroket- ten, bonenkroketten – van witte bonen, bruine bonen, eibonen, flageoletbo- nen, Piet-Heinbonen, spikkelbonen en welke bonen al niet meer. Wat bekendheid betreft haalde echter niets het bij ‘schijngehakt’. Het klassieke recept van Pomonadirectrice Valk ging hiervoor uit van linzen. Deze dienden zeer gaar gekookt te worden en vervolgens door een zeef of in een groentemolen gepureerd. De aldus verkregen linzenbrij mengde men met wat fijngesnipperde en gefruite uitjes, een rauw ei, gehakte peterselie en indien nodig broodkruim. Zo ontstond een deeg dat als vulsel kon dienen of waarvan schijngehaktballen konden worden gedraaid ‘die men eerst in eiwit Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 165

Eten in Pomona 165

en vervolgens in beschuitkruim doopt en dan als oliebollen bakt in planten- vet’.139 Ook dit schijngehakt leende zich tot variatie. In plaats van linzen vormden bonen vaak het hoofdbestanddeel, of anders aardappel, en desge- wenst konden aan het deeg allerlei zaken worden toegevoegd, van hardge- kookte eieren tot tomaten, van havermout tot champignons. In de eerste vegetarische kookboeken die in Nederland uitkwamen – ver- talingen uit het Duits en Engels – ontbrak het schijnvlees, maar in het eerste vegetarische kookboek dat onder auspiciën van de vegetariërsbond in 1896 het licht zag, was het nadrukkelijk aanwezig.140 En niet tot ieders genoegen, want tegenstanders van schijnvlees waren er genoeg. De kritiek lag voor de hand: schijnvlees leek erop te wijzen dat vegetariërs zich niet werkelijk los konden maken van het vlees, het duidde op ‘vegetariese halfheid’. ‘We zijn vegetariër of we zijn het niet,’ zo luidde deze gedachtegang – en daar moest rond voor uitgekomen worden. ‘Een gulden middenweg van vegeta- riër-met-vlees-illusies’ zou funest zijn voor ‘de grote gedachte.’141 Het aspect van ‘schijn’ lag daarbij des te gevoeliger, aangezien veel vegetariërs ‘natuurlij- ker’ pretendeerden te leven, authentieker, juist wars van schijn. Bovendien kwetste het de vegetarische gevoeligheid. De benaming en vorm van gehakt, worst of om het even welke hoedanigheid uit het rijk van vleeswaren wekte ‘vrij onaangename (zelfs onsmakelijke....) gedachtenassociaties’ op, zoals een Bodelezer schreef. Maakt echt vlees dieren afwezig, eerst door hun dood, ver- volgens door hun lichaam niet als een dood dier te definiëren maar als voed- sel, schijnvlees vestigde paradoxaler wijze juist de aandacht erop dat voor niet-vegetarische maaltijden dieren omkwamen. De vegetarische verdediging van schijnvlees luidde doorgaans dat de schijngerechten niet primair bestemd waren voor ‘echte’ vegetariërs, maar voor hen die nog niet geheel voor het vegetarisme gewonnen waren omdat zij moeite hadden afstand te doen van hun vlees. Voor hen die, met andere woor- den, ‘als de worst en garnalen en biefstuk maar aan de boomen groeiden’ on- middellijk voor de vegetarische zaak gewonnen zouden zijn, maar die nu in een vegetarische leefwijze iets misten: de volle, hartige smaak uit de braad- pan.142 Voor hen was schijnvlees de ideale oplossing, hoopte men met enige wishful thinking. ‘Zij die van gehakt houden,’ zo dacht Felix Ortt, ‘maar wel begrijpen dat er uit hygiënisch en ethisch oogpunt bedenkingen tegen zijn, worden aangelokt om “schijngehakt” te probeeren, dat de voordeelen van ’t door hen begeerde gerecht bevat zonder de nadeelen. Zijn ze wat verder in vegetarische lijn ontwikkeld, dan hebben ze ’t niet meer noodig.’ Tegelijk moest dit wat hem betreft niet te ver gaan. Tegen een benaming als ‘schijn- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 166

166 Deel iii

kippenboutjes’ maakte ook hij bezwaar. Een enkeling vond echter dat surro- gaatvlees niet alleen niet-vegetariërs over de drempel kon helpen, maar dat het ook van belang was voor het smakelijker maken van de maaltijd van de ‘rasechten vegetariër’. ‘Waarom zouden wij vegetariërs’, zo vroeg toekomstig voorzitter van de Internationale Vegetarische Unie, C.J. van Borrendam, zich af, ‘ons genietingen ontzeggen wanneer wij er van kunnen profiteeren zon- der ook maar in het minst aan ons vegetarisch beginsel tekort te doen?’ Niet iedereen was er echter zo zeker van dat schijnvlees geen afbreuk deed aan het beginsel. De vraag naar de wenselijkheid van schijnvlees stond niet op zich. Zoals tegenstanders ervan op soortgelijke gronden het gebruik van kunstbont af- keurden, verdedigden voorstanders het. ‘Is er werkelijk een vegetariër, die nooit schijngehakt eet omdat het een beetje op vlees-gehakt lijkt?’ luidde de retorische vraag van Truus van Mierop-Mulder. En als die er niet was (maar, zoals hierboven duidelijk werd, vergiste ze zich daar in), ‘[w]aarom moeten we dan wel afgeven op kunstbont (...)?’ Ook Pomonadirectrice Valk-Heijns- dijk verdedigde het gebruik van nepbont. Geen wonder, want in Pomona stond het schijngehakt prominent op de kaart.143 Voorwaarde was paradoxaal genoeg wel dat de imitatie niet té goed mocht lijken. Bij kunstbont was dat het geval, aldus Van Mierop-Mulder, dat leek een ‘beetje’ op dierenhuiden, ‘voornamelijk voor mannenogen, want een vrouw ziet bijna terstond het on- derscheid’. Voor schijnvlees gold hetzelfde. Als het te veel op echt vlees zou lijken, zou de vegetariër zich daar hoogst ongemakkelijk bij gaan voelen. Te- gelijkertijd: hoe echter, hoe minder reden voor een niet-vegetariër om met het eten van dieren door te gaan. Dat iemand zich tussen een bal schijnge- hakt en een bal rundergehakt zou kunnen vergissen, was echter uitgesloten. Hoewel prima eetbaar, was schijnvlees als imitatie veel te povertjes. Het fijne onderscheid tussen de ‘rasvegetariërs’ die geen prijs stelden op schijnvlees en de halfbekeerden die daaraan nog wel behoefte zouden heb- ben, was aan buitenstaanders niet besteed. ‘Vegetariërs kan men niet geluk- kiger maken dan door ze schijngehakt voor te zetten,’ dacht bijvoorbeeld De Amsterdammer.144 Daarmee was een teer punt van het schijnvlees gemoeid: het maakte kwetsbaar voor spot. Surrogaatvlees gaf inderdaad, zoals veel ve- getariërs vreesden, voeding aan het idee van veel omnivoren dat vegetariërs heimelijk moeilijk zonder vlees konden. Vegetariërs waren weliswaar ‘edele’ mensen, zo verklaarde T. Landré, dat nam niet weg dat hun neus prompt reageerde op een ‘bradende Hamburger rib’. Was dat nog all in the game – wat de vegetariër aan ‘vleesgeneuchten’ inleverde, won hij terug aan ‘hoogere Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 167

Eten in Pomona 167

zielebevrediging’ –, imitatievlees betekende valsspelen. In het geval van Po- mona hielp bovendien niet mee dat een deel der klandizie geen vegetariër was, wat het idee versterkte dat er iets mis was met de authenticiteit. ‘[S]chijngehaktetende schijn-vegetariërs,’ noemde Landré hen, die bovendien in de uitdossing der dames onrechtmatigheden waarnam; ‘’t was om te hui- len: veeren, bont en veeren temidden van de sla en pruimensoep en onge- rezen pannekoek en schijngehakt!’ Mogelijk echter dat zijn ‘mannenogen’ hem hier parten speelden, dat het in werkelijkheid om schijnbont en planten- veren ging... Dat laat onverlet dat vooral het schijngehakt, een concessie ‘aan den vlee- schelijken lust’ het meer en meer moest het ontgelden.145 Het raakte in de grote vleesetende wereld synoniem met onvolkomen imitatie, met tweede- rangsgarnituur, met armoedig idealisme dat bij de meest uiteenlopende ge- beurtenissen ingezet werd. Het kon zo gebeuren dat een artikel in nrc over het voornemen van de Franse regering nikkelen munten in omloop te bren- gen ‘Monetair schijngehakt’ als titel meekreeg – dit om reden dat de ‘voorge- stelde nabootsing van den vroegeren frank (...) gedachten [wekt] aan het schijngehakt uit zekere vegetarische restaurants, die het opportunisme zoo ver drijven, dat ze zich verontschuldingen over de mogelijkheid, de bezoe- kers authentiek gehakt voor te zetten’. Een journalist kon de ‘Ner-a-car’,een motorrijwiel met de pretentie van een auto, kraken met de opmerking: ‘een naam, wansmakelijk als schijngehakt.’ En wanneer Martinus Nijhoff een roman typeerde als een boek van ‘cretonne en schijngehakt’ was dat bepaald geen aanbeveling. Een verhaal van Til Brugman uit 1935, waarin de wereld overgaat tot vegetarisme en dat doordrijft tot in het extreme – zelfs dode ma- terie moet uiteindelijk ontzien worden omdat het met gevoel bezield zou zijn – zou een eenduidige, voor het vegetarisme negatieve interpretatie wellicht nog kunnen weerstaan ware het niet om de titel: Scheingehacktes (Brugmans groteske verscheen aanvankelijk in Duitsland). De aanhoudende kritiek leidde ertoe dat Valk-Heijnsdijk de naam van de twee recepten voor schijngehakt in de zevende druk van haar kookboek De ve- getarische keuken veranderde in respectievelijk ‘linzengehakt’ en ‘aardappel- gehakt’.146 Afdoende was deze daadkrachtige ingreep echter niet. Overigens, voor een maaltijdpatroon waarin gekookte aardappels een vooraanstaande plek innamen was belangrijker nog dan de vleeskwestie het probleem van de jus. ‘En zoo zijn er zoovelen!’ was de reactie van Daan de Clercq op een brief van een mevrouw waarin deze schreef dat na een proefneming van drie we- ken met het vegetarisme de ervaring wisselend was: ‘Mij beviel het uitste- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 168

168 Deel iii

kend, maar mijn man minder, de Jus misten we nog meer dan het “vleesch”.’ In vegetarische kookboeken was jus daarom een belangrijk aandachtspunt. ‘In de jus ligt eigenlijk ’t geheim van het succes van de vegetarische tafel,’ hield de Vegetarische Bode haar lezers voor.147

Het ideaaltypische menu

Als schijnvlees niet de ware oplossing was, hoe zag de ideaal-typische vegeta- rische voeding er dan wel uit? Het ontbijt kwam overeen met hetgeen Bir- cher-Benner had uitgedokterd, een tweede broodmaaltijd verschilde daar niet veel van – ofschoon de muesli dan ontbrak. De hoofdmaaltijd begon met een vruchtensalade als voorgerecht, en anders, vooral voor de minder draagkrach- tigen, een rauwkostschoteltje, samengesteld uit bijvoorbeeld tomaat, spina- zie, ui, peterselie en aangemaakt met citroensap en slaolie, of beter, maar duurder, olijfolie – dat laatste tot de griezels van niet-vegetariërs als Gerritdi- na Weremeus Buning (vrouw van de dichter) die bij een bezoek aan een vege- tarisch restaurant in 1937 ‘een vage geur van een of andere apotheek’ ont- waarde.148 Soep daarentegen was geen vast onderdeel van de maaltijd. Niet zozeer vanuit het traditionele idee dat je geen soep zonder vlees kon maken – dat was gemakkelijk te weerleggen –, maar omdat je op soep niet hoeft te kau- wen. Goed kauwen was namelijk in vegetarische kringen (net als in die van kookschoolleraressen) van levensbelang om tot een goede, effciënte spijsver- tering te komen.149 Soep werd daarom beschouwd als ‘overgangsgerecht’, was net als schijngehakt wel in Pomona verkrijgbaar, maar vooral geschikt voor hen die nog moesten wennen aan een vegetarische leefwijze.150 Het hoofdgerecht bestond uit aardappelen – gebakken, als puree of stamppot – of anders uit ongepelde rijst, macaroni of peulvruchten, verge- zeld van gekookte groenten en een saus. Zodra de angst voor eiwittekort de- finitief was verdwenen, waren aardappelen daarvan met voorsprong favoriet. Weliswaar had Martine Wittop Koning er een handje van om in haar stamp- potrecepten standaard witte bonen toe te voegen om het eiwitgehalte op te vij- zelen, maar dat leek vooral een handreiking naar de wereld waarin zij werk- zaam was en die nog steeds geneigd was als eerste naar de eiwitten van een gerecht te kijken. De aardappelen dienden daarbij liefst met schil gegeten, of in elk geval in de schil gekookt, dit om reden van zowel voedingswaarde als zuinigheid. Voor wat de begeleidende groenten betreft was het aantal moge- lijkheden legio en het aantal combinaties eindeloos, maar snijbonen, prei, to- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 169

Eten in Pomona 169

maten en knolselderij waren tamelijk veelvoorkomend, en ook minder voor de hand liggende groenten als zuring en jonge brandnetels werden met enige regelmaat aangewend. Het koken van de groenten diende kort te gebeuren, in zo min mogelijk water. Het kooknat diende vervolgens als basis voor de saus of eventuele soep. Groenten moesten verder vers zijn, specerijen ontbra- ken vrijwel en het zoutgebruik was uiterst matig. Als het voorgerecht uit fruit had bestaan, dan diende de hoofdschotel verder aangevuld te worden met een rauwkostsalade. Het toetje hoefde ten slotte weinig verschil te kennen met de traditionele keuken: pudding van griesmeel, rijst of amandelen; taart met pruimen, abrikozen of aardbeien; flensjes; vla met vruchten en noten. Mis- schien dat sportbeschuit met bessensap het meest typische vegetarische na- gerecht was. Zuivel en eieren werden niet geweerd. Van tijd tot tijd laaide weliswaar de discussie op of niet ook de tweede stap genomen diende te worden, of het niet tijd was van vegetarisme op ‘vegetabilisme’ over te schakelen, maar deze werd niet gekoppeld aan de praktijk van kookboeken en vegetarische restau- rants. Midden jaren twintig gingen er wel stemmen op om eindelijk te ko- men tot een ‘vegetabilistisch’ kookboek, maar dat is er voor de oorlog niet van gekomen – laat staan een veganistisch restaurant. Er heerste kortom brede consensus dat het uit pragmatisch oogpunt te verdedigen was om melk, kaas en eieren in de keuken toe te laten: een té radicale breuk met de gangbare voedingswijze zou het publiek van het vegetarisme vervreemden.151 Daar- bij, vegetabilistische recepten waren in de kookboeken overheersend en puur plantaardige opties doorgaans in de Pomona’s ruim verkrijgbaar, zo- dat de zeldzame ‘strenge’ vegetariërs er wel degelijk aan hun trekken konden komen. Over het algemeen heerste in de vegetarische wereld van voor de Tweede Wereldoorlog echter wel het streven melk en eieren te beperken, waardoor de tol die het gebruik ervan eiste relatief gering was. Wanneer, bij hoge uit- zondering, in de Vegetarische Bode louter recepten stonden afgedrukt met kaas, werd daar haastig aan toegevoegd dat het niet op de weg van de vege- tariërsbond lag voor zuivelgebruik reclame te maken. Op een vegetarische kookdemonstratie kon het ‘glanspunt’ bestaan uit ‘de door enige dames geklopte eiloze mayonnaise’.152 Het diner op het veertigjarig jubileumfeest van de vegetariërsbond was puur plantaardig. In De vegetarische keuken, het kookboek uitgegeven door de vegetariërsbond, stond boven de sectie met eiergerechten de vermaning: ‘Matigheid bij het gebruik van eieren te be- trachten!’ Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 170

170 Deel iii

Voor wat betreft het drinken, het idee dat vegetariërs dat überhaupt niet hoefden te doen omdat zij zoveel dorstlessend fruit aten, sleet met het vorde- ren der jaren, maar bleef in afgezwakte vorm wel doorleven. Gedronken bleek er echter toch te moeten en dan was water, in theorie althans, dé te drin- ken vloeistof, op eerbiedige afstand gevolgd door melk – een dubieus goedje dus – en kruidenthee. Caffeïnevrije koffie was acceptabel, chocolade een bete- re optie, zeker als dat bereid was met water in plaats van melk. Vruchtensap was zonder meer ‘de ware traktatie voor een vegetariër’ ofschoon al dat fruit wel in de papieren kon lopen. Zuiver vruchtensap, zeker als het van druiven afkomstig was (maar niet uitsluitend) kreeg veelal de status toebedeeld van ‘alcoholvrije wijn’ – dit tot incidenteel afgrijzen van vinofielen.153

Terugblikkend verbaast de flauwheid en vlakheid van de vooroorlogse vegeta- rische keuken en lijkt het moeilijk voorstelbaar wat de culinaire aantrek- kingskracht ervan was. Tegelijkertijd, de kloof met de goede burgermanskeu- ken uit de negentiende eeuw mocht groot zijn, de Hollandse pot zoals door de kookschoolleraressen gepropageerd blonk evenmin uit door verfijning, verscheidenheid en fantasie. Belangrijker was echter dat de taste was on the tongue of the beholder. Vegetariërs konden het idee koesteren dat de puurheid van de vegetarische keuken haar genotvoller maakte. Of, zoals een vegetariër het uitdrukte, dat ‘onze smaak fijner wordt en fijner onderscheidt, nadat wij zijn begonnen met natuurvoedsel en vooral wanneer dit ook zoutloos is’.154 Het niet of spaarzaam gebruik van zout en specerijen zoals dat was ontstaan vanuit het idee dat zij schadelijk ‘prikkelden’, zorgde er kortom tevens voor dat de pure smaak niet werd verhuld, verdoezeld of overstemd. De aandacht en concentratie bij het kauwen zoals in de vegetarische wereld voorgeschre- ven, droegen het hunne bij aan het denkbeeld dat vegetarisch eten goed proefde. Hier manifesteerde zich een krachtig geloof in de samenhang tus- sen het ware, het schone (in de vorm van het lekkere) en het goede. De sma- kelijkheid van de vegetarische keuken vormde dienaangaande vooral ook het tegendeel van de wansmakelijkheid van de niet-vegetarische keuken. De vleeseter bracht de dood in de mond, stukken lijk onderhevig aan rotting, kauwde het lijden van schuldeloze wezens. Hoe zou dat ooit beter kunnen smaken dan de verse, sappige vruchten die de aarde zo goed was in over- dadigheid aan te bieden? Hoe zou dat beter kunnen smaken dan te eten in de zekerheid niet (of ten minste veel minder) bij te dragen aan mishandeling en moord? Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 171

Eten in Pomona 171

Toch, het mag historisch verklaarbaar zijn, het blijft verwonderlijk dat een potentiële vegetarische goudmijn die zó binnen handbereik lag, niet of nauwelijks werd aangeboord: de Nederlands-Indische keuken. Het Groot ve- getarisch kookboek van Catenius van der Meijden uit 1911 met als ‘aanhangsel de Indische tafel in Holland’ kreeg geen of amper navolging. Vergelijkbare enormiteit: nog in 1958 deed een Nederlandse afgevaardigde aldus verslag over het eten op het congres van de Internationale Vegetarische Unie dat dat jaar in Bombay plaatsvond:

‘Dergelijke maaltijden bevatten in de twintig gerechten, de meeste sterk ge- kruid, zodat ze, hoe goed bedoeld ook, tot een nachtmerrie werden voor de ruim zeventig westerse “delegates”. We hebben getracht op beleefde maar na- drukkelijke wijze duidelijk te maken, dat vegetarische maaltijden niet zo scherp horen te zijn. Maar of ze er wat van begrepen hebben…’155

Het bewees niet alleen hoe hardnekkig het niet-eten van dieren verbonden was met een bredere visie over wat de natuur als geëigend voedsel aanwees, maar bovendien dat die visie ingeschreven in het menselijke lichaam was ge- raakt, zich had vastgezet in de lichamelijke ervaring van het eten.156 Want on- getwijfeld was de sterke kruiding meer dan een cognitieve nachtmerrie een fysiek affront.

De rauwkostmode

De puurheid die de ideaaltypische vegetarische maaltijd diende te kenmer- ken, kreeg haar ultieme uitdrukking in bovengenoemde rauwkostschoteltjes. Zo twijfelachtig schijngehakt was, zo waarachtig was rauwkost. Koken, of het gebruik van vuur in het algemeen, vormde als symbool van de menselijke be- schaving tevens symbool voor alles wat daaraan niet deugde. Niet in de laatste plaats, zo was de redenering, had het koken het vlees eten mogelijk gemaakt. Rauw vlees zou door mensen nauwelijks verteerd kunnen worden, zodat pas met het hanteren van het vuur het mensdom over had kunnen schakelen op zijn onnatuurlijke, vleesrijke eetwijze – met alle bloedvergieten en doodslag vandien. Idealiter betekende terug naar de natuur kortom niet alleen afscheid van vlees, maar ook afscheid van het koken.157 Praktisch betekende het de (her)introductie van rauwe groenten en het verkorten van kooktijden. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 172

172 Deel iii

Die negentiende-eeuwse, romantische en vitalistische argumenten voor Rohkost, zoals dat aanvankelijk naar de Naturgemässe Lebensführung heette, maakten in de eerste decennia van de twintigste eeuw goeddeels plaats voor een meer wetenschappelijke en economische legitimering. Onderzoek wees uit dat verhitting een nadelig effect had op vitaminen – en om die reden ble- ken rauwe groenten toch niet zo ongezond als men in wetenschappelijke kring had gedacht. Rauwkost paste bovendien naadloos in de ideologie van zuinigheid zoals die door de kookleraressen, Wittop Koning voorop, werd ge- propageerd, want verhitting betekende energiekosten. Volgens Anneke van Otterloo hebben de kookleraressen ervoor gezorgd dat kennis over voedingswaarde en voedingsstoffen zich binnen enkele de- cennia sterk hebben verbreid. Maar zij vraagt zich eveneens af in hoeverre die kennis daadwerkelijk in praktijk werd gebracht.158 Smaak en sociale status gooiden waarschijnlijk roet in het rationele eten. Zodra het over vlees ging was dat zeker het geval. In plaats van een zuiniger gebruik, leidden de erva- ringen van de rantsoenering bij het grote publiek eerder tot een hernieuwde waardering ervan. Daan de Clercq constateerde in het Duitsland van 1922 tenminste een ‘vleesvoedings-woede’ als gevolg van de oorlog.159 In Neder- land kwam halverwege de jaren twintig de consumptie van dieren alweer op vooroorlogs niveau om vervolgens zelfs nog flink toe te nemen tot de depres- sie van de jaren dertig tot een duidelijke daling aanleiding gaf.160 Toch wil dat niet zeggen dat invloed van de vegetarische keuken geheel ontbrak, maar deze uitte zich minder in wat zij afwees dan in wat zij aan- prees. Dat bleek in een onmiskenbare ‘rauwkostmode’ die zich eind jaren 1920 aandiende.161 ‘De rauwkost-aanhangsters zijn in de laatste jaren sterk in aantal toegenomen,’ constateerde Het Vaderland in 1931. Dezelfde krant schreef een jaar later dat de methode Bircher-Benner – min of meer syno- niem met rauwkost – ‘tal van aanhangers’ telde en ‘een populaire dieetleer [was] geworden’.162 Het Vaderland was niet de enige die oog had voor deze trend. Het tijdschrift Voeding en Hygiëne ging ertoe over bij elk middagmaal een schotel ‘rauwe kost’ aan te raden – en schakelde kookschoollerares Lotge- ring-Hillebrand in om daarvoor recepten aan te leveren. berichtte in 1930 bij monde van de schrijfster Augusta de Wit: ‘De vrouwen die haar ge- zin met Bircher-kost voeden zijn tienduizenden. Waarom? Omdat zij, die in het begin nog zoozeer tegen “Vegetarische kost” en “geitenvoer” waren, door deze moderne voeding zonder vleesch zieken hebben zien genezen, die voor ongeneeslijk golden.’163 J. de Groot wijdde in zijn Grondbeginselen van de voe- dingsleer uit 1933 een hoofdstukje aan de ‘mode om de loftrompet te steken Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 173

Eten in Pomona 173

voor het eten van rauw voedsel’ (het germanisme rauwkost vermeed hij angstvallig). En het Mode Tijdschrift, onderdeel van de Haagsche Courant, viel het op dat vegetariërs een goede invloed hadden uitgeoefend, ‘want dat er te- genwoordig zoo oneindig veel meer groenten, vruchten en noten worden ge- geten, is toch zeker voor een groot deel aan de baanbrekende ideeën der vege- tariërs te danken’. Toen was het inmiddels 1941. Deze signaleringen kunnen overtrokken zijn geweest, loos waren zij zeker niet, zoals onder meer het succes bewees van zogeheten ‘rauwkost- avonden’ die in diverse steden werden gehouden en waarbij honderden men- sen aanschoven.164 In Amsterdam was het in 1932 zelfs elke avond rauwkost- avond, want aan het Westeinde aldaar opende een heus rauwkostrestaurant, Purity geheten, dat hoewel vegetarisch, het woord vegetarisch zoveel mogelijk vermeed zodat geen associaties werden opgeroepen met ‘de bekende vooroor- delen van “arme lui’s kost, boonen en schijngehakt”’.165 Het was hoogstwaar- schijnlijk louter opgezet om uit de rauwkostmode een commercieel slaatje te slaan, want dat de leiding niet door vegetarische idealen werd geplaagd bleek korte tijd later toen zij in een der benedenzalen een ‘een exquise vleesch- restaurant’ opende. Zuiverder op de graat was het ‘Modern Vegetarisch Cafe- taria’ dat in 1935 op het hoofdstedelijke Rokin te vinden was en adverteerde met als specialiteit ‘rauwkostschotels volgens de methode Bircher-Benner’. Kookboeken weerspiegelden de rauwkosttrend. Allereerst uiteraard in het vegetarische segment, Wittop Konings bestseller Rauwkostgerechten uit 1931 voorop – ofschoon daarin ook het woord vegetarisch werd vermeden.166 Veelzeggender in dit verband zijn echter de ‘reguliere’ kookboeken. In de her- uitgave van het Geïllustreerd kookboek van Van Dorp werden in 1931 rauwkost- recepten toegevoegd. Iets soortgelijks gold voor Practische recepten van de huis- houdschool Mariakroon, oorspronkelijk uit 1930, dat in een bewerkte druk uit 1939 een nieuw hoofdstuk bevatte, gewijd aan rauwkost. Om nog een voor- beeld te geven: de eerste uitgave in een lange reeks Libelleboekjes droeg als titel De groente als hoofdschotel (1935). En de schrijfster, de literair-vertaalster Hermien Manger – le nom est présage –, prees hierin rauwkost omstandig aan, zich baserend op, het wordt eentonig, Bircher-Benner. Dat rauwkost ‘in’ was, laat zich ook illustreren door de spotlust die het opriep. In haar rubriek ‘Croquante croquetjes’ in De Amsterdammer voerde Alida Zevenboom een dokter op die adviseerde: ‘Houd u maar aan een warm stukje vleesch, een coteletje of een kalfsoestertje, de wereld is al rauw genoeg en als je met rauwkost begint, weet je niet waar het ophoudt, want meestal hoort daar het naaktlopen ook bij.’167 Een jaar ervoor, in 1932, was in dezelfde Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 174

174 Deel iii

rubriek al een personage verschenen dat had verzucht: ‘Ach, ach wat verande- ren de tijden toch. (...) Rauwe zuurkool met een rauwe ui en een geschaafd rauw bietje en kummel er door heen en dat voor je warme middagmaal!’ Om de aansluiting met de heersende eetpraktijk niet helemaal te verliezen ha- merde IJsbrand Hettema er dan ook voortdurend op dat de rauwkost niet te ver door diende te worden gedreven en oordeelkundig moest worden toege- past. Hettema was een van de meest actieve voorstanders van de rauwkost- voeding en, behalve medeoprichter van de Nederlandsche Vereeniging tot Natuurgeneeswijze (samen met de onvermijdelijke Felix Ortt) ook ‘genees- kundig leider’ van de uit deze vereniging voortgekomen Wenagékliniek, een in 1932 in Den Haag geopende natuurgeneeskundige instelling op vegetari- sche grondslag die de gezondheid van haar patiënten onder meer met een rauwkostdieet probeerde te bevorderen. Dat uitgerekend hij waarschuwde te- gen ‘fanatici’ was even veelzeggend als begrijpelijk, maar of dat hielp was een tweede. Terwijl De Amsterdammer spottend commentaar bleef leveren, meld- de Vaderlandcolumnist ‘Bernard Buitenhof’ in de rubriek ‘Hofvijverbespie- gelingen’ besmuikt dat hij voor het verkrijgen van een slanke lijn rauwkost was gaan eten en hij nu aan ‘wonderlijke raspels knaagde, die mij schier doen blaten van geitigheid’. Onder een ander pseudoniem, ‘Hendrik Hagenaar’, deed dezelfde Eduard Elias in 1936 verslag van een rauwkostmaaltijd waar hij met het gevoel van ‘een ontevreden geit’ vandaan was gekomen, ‘den mond nog wrong van van witte-koolschilfers in azijn, rauwe zuurkooldraden en al- maar nootjes in zeldzame variatie van soort en smaak, doch alle hard en droog en keelpijnverwekkend’. Het was precies deze beeldvorming waar Het- tema voor vreesde. Dat vooral in het Haagse Het Vaderland rauwkost veelvuldig in de aan- dacht stond, was niet toevallig. Meer nog dan Amsterdam was Den Haag de stad waar de rauwkost floreerde. Met regelmaat vonden er rauwkostavonden, rauwkostdemonstraties, rauwkostcursussen, rauwkostlezingen en rauwkost- tentoonstellingen plaats. In 1936 opende in de Bankastraat een Reform- en Rauwkostkeuken terwijl een jaar eerder de bekende Haagse firma Lensvelt Nicola in de populaire tearoom op het Toernooiveld ook al een ‘Vegetarische en Rauwkostkeuken’ was gestart.168 De Haagse vestiging van De Bijenkorf maakte regelmatig reclame voor keukenbenodigdheden ten dienste van de rauwkostbereiding, zoals voor de passe-vitedraaizeef: ‘niet alleen geschikt voor gekookte maar nu ook voor rauwe groenten’ – ten bewijze waarvan op de huishoudafdeling in de eerste week van mei 1938 uitvoerige demonstraties plaatsvonden. De ironie wil bovendien dat het Parkhotel, toen gevestigd aan Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 175

Eten in Pomona 175

de Haagse Parkweg, midden jaren dertig adverteerde met de gastvrije maar grammaticaal dubieuze regel ‘eveneens Vegetariërs en Rauwkost’.169 Pomona vormde echter min of meer het middelpunt van de Haagse rauwkostrage. Uiteraard had het de langste ervaring met het serveren van rauwkostschotels, maar daar bleef het niet bij. Er vonden cursussen moderne voedselbereiding plaats en lezingen, veelal door bovengenoemde Hettema, alsmede groots georganiseerde ‘moderne maaltijden met rauwkost’, zoals op 18 november 1934 toen het restaurant decor was van een ‘propaganda-rauw- kostmaaltijd’ die ongeveer 175 mensen trok. Dergelijke evenementen gingen doorgaans vergezeld van voordrachten. De uitverkochte rauwkostkerstmaal- tijd van 1937 werd daarnaast nog eens opgeluisterd door muziek en declama- tiekunst waarmee rauwkost een hele belevenis werd. Waar Pomona zich aan- vankelijk alleen als ‘vegetarisch’ profileerde, kwamen daar in de jaren dertig de begrippen ‘moderne keuken’ en ‘rauwkost’ nadrukkelijk bij – ofschoon dat voor het menu eigenlijk amper uitmaakte.170 Motieven voor de rauwkostmode hadden – naast de bekende gezondheid en ethiek – vooral, zoals het een mode betaamt, met de lijn te maken, met het Amerikaanse slankheidsideaal van de roaring twenties, met de ‘schoolgirl- complexion’ zoals De Tijd het uitdrukte.171 In Berlijn, waar eind jaren 1920 in tientallen vegetarische restaurants de rauwkostmode nog uitbundiger bloei- de, stonden behalve de prijs ook het aantal calorieën van de gerechten op de menukaart vermeld. Daarnaast, het argument is al gepasseerd, wezen voor- standers er in de moeilijke crisisjaren op dat de bereiding van rauwkost voor- delig was omdat de stookkosten een fractie bedroegen van die van een ouder- wetse maaltijd.

Bovenstaande betekent niet dat men zich al te grote voorstellingen van de rauwkostmode hoeft te maken. Meer dan de tienduizenden vrouwen met hun gezinnen waar Augusta de Wit over repte zullen het er zeker niet geweest zijn en waarschijnlijk zal het merendeel daarvan de nieuwe voeding slechts kortstondig en incidenteel hebben gepraktiseerd, als mode dus inderdaad, of als kleine aanvulling op hun bestaande voedselpraktijk. Want net als andere vegetarische vindingen als muesli, cornflakes, ricecrispies, allinsonbrood en pindakaas werd rauwkost eenvoudigweg in het omnivore voedingsassorti- ment opgenomen. Dat laat onverlet dat de belangstelling voor rauwkost ver- dere ondersteuning biedt aan het idee dat het interbellum een duidelijke groei van vegetarisme te zien gaf.172 Hoe groot het aantal vegetariërs in Ne- derland werd, is echter niet met enige mate van betrouwbaarheid vast te stel- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 176

176 Deel iii

len. In 1931 vermoedde men binnen kringen van de vegetariërsbond dat het zou gaan om een half procent van de bevolking: zo’n veertigduizend men- sen.173 Dat was niet per se een optimistische schatting, maar dat dit hoger zal zijn geweest, lijkt niettemin minder waarschijnlijk dan dat dit getal wat lager zal hebben gelegen. Zeker is wel dat voor menigeen vegetarisme de indruk wekte veel meer wijdverspreid te zijn dan feitelijk de situatie was. In zijn nieuwjaarsrede weet de burgemeester van Den Haag in 1926 het (tijdelijk) dalen van het totale vleesgebruik aan de toename van het aantal vegetariërs. Was dat al moeilijk serieus te nemen, bonter nog maakte een zekere J.L.A. Kr. het in het tijd- schrift Voeding en Hygiëne; deze probeerde in 1931 een veronderstelde ‘ver- slapping’ bij zestig procent van het ‘mannelijke jongelingschap’ te verklaren vanuit een veldwinnend vegetarisme.174 D.ger. 145x215 Foto's na p.176:D.ger. 145x215 Foto's na p.176 04-03-2009 15:38 Pagina 1

Vegetarisch hotel-restaurant Pomona, Vegetarisch hotel-restaurant Pomona, Molenstraat 53, Den Haag (1916). Westerstraat 2, Utrecht (1923). [Archief nvb] [Het Archief]

Vegetarisch hotel-restaurant Pomona, Reguliersgracht 25, Amsterdam (1936). [Archief nvb] D.ger. 145x215 Foto's na p.176:D.ger. 145x215 Foto's na p.176 04-03-2009 15:38 Pagina 2

Trappenhuis, gezien vanaf de begane grond, van Pomona, Den Haag (1916). [Archief nvb]

De gezelschapszaal van Pomona, Den Haag (1916). [Archief nvb] D.ger. 145x215 Foto's na p.176:D.ger. 145x215 Foto's na p.176 04-03-2009 15:38 Pagina 3

De lunchzaal van Pomona, Den Haag (1916). [Archief nvb]

De grote eetzaal van Pomona, Den Haag (1916). [Archief nvb] D.ger. 145x215 Foto's na p.176:D.ger. 145x215 Foto's na p.176 04-03-2009 15:38 Pagina 4

De kookkeuken van Pomona, Den Haag (1916). [Archief nvb]

De bakkerij van Pomona, Den Haag (1916). [Archief nvb] D.ger. 145x215 Foto's na p.176:D.ger. 145x215 Foto's na p.176 04-03-2009 15:38 Pagina 5

De machinale bordenwasserij van Pomona, Den Haag (1916). [Archief nvb]

Een slaapkamer in Pomona, Den Haag (1916). [Archief nvb] D.ger. 145x215 Foto's na p.176:D.ger. 145x215 Foto's na p.176 04-03-2009 15:38 Pagina 6

‘Het moderne ontbijt en wat er voor nodig is’. [M. Dinger-Uyldert, Handleiding voor de Moderne Keuken (Laren 1934)]

‘Lunch’. [IJ. Hettema, Moderne Voeding. Receptenboek voor ‘rauw-kost’ en rationeele voedselbereiding (Amsterdam 1931)] D.ger. 145x215 Foto's na p.176:D.ger. 145x215 Foto's na p.176 04-03-2009 15:38 Pagina 7

‘Avondmaaltijd’. [Moderne Voeding]

‘Tijdgenooten, de rauwkost-eter’ (1935), tekening, Ch. Roelofsz (1897-1962). [De Groene Amsterdammer, 9 november 1935] D.ger. 145x215 Foto's na p.176:D.ger. 145x215 Foto's na p.176 04-03-2009 15:38 Pagina 8

‘Vegetarisme rijst op uit ellende en dieren-wee. Een blijder tijd daagt voor een blijd’re mensch, levend en werkend in vree’ (ongedateerd), aquarel, Adri Pieck (1894-1982). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 177

De laatste gang: ondergang

‘Uns ist nicht alles gleich, was Menschenantlitz hat’

De economische malaise van de jaren 1930 trof ook Pomona. Maar vanaf 1937 liep het zakelijk weer beter en ook de eerste oorlogsjaren waren in dat opzicht niet slecht. Dat was vooral te danken aan de goede bezettingsgraad van het hotel: de Wehrmacht zat er ingekwartierd. Bovendien, nog meer dan rond 1917 maakte tijdens de Duitse overheersing de menselijke samenleving een zwaai richting vegetarisme. Toch markeerde de oorlog het einde van Po- mona na een neergang die begin jaren dertig was ingezet. De verandering in directie was daar een belangrijke factor in – Michiel Valk overleed in 1929, zijn vrouw droeg de leiding eind 1930 niet zonder moeilijkheden over175 –, maar fundamenteler was dat de wereldgebeurtenissen het geloof in de onder- neming ondermijnden. Ook daar was de inkwartiering van de Wehrmacht een teken van. De vegetarische ruimte, met zoveel moeite veroverd, werd let- terlijk door de vijand ingenomen. Want het idealisme bleek in de loop van de jaren dertig tegen de klippen op te zijn. Voor vegetariërs waren de gebeurtenissen over de oostgrens boven- dien des te verontrustender omdat degene die daar met zoveel machtsver- toon, intimidatie en geweld aan het hoofd van de Duitse natie was komen te staan zelf vegetariër zei te zijn. En niet alleen Adolf Hitler bleek de vleesloze voeding toegedaan, het was nog erger, andere vooraanstaande nazi’s leken ook door vegetarisme aangestoken.176 Had men normaal gesproken het be- staan van een vegetarische regeringsleider van zo’n belangrijk land grif in- gezet als prachtig bewijs dat het ideaal voortschreed, het was wel duidelijk dat dit nu niet met goed fatsoen kon gebeuren. Maar wat wel? Op de algeme- ne ledenvergadering diende het bestuur, meedeinend op de internationale verontwaardiging, een motie in waarin gesteld werd dat de wreedheden van het Duitse regime ‘in strijd zijn met de meest elementaire begrippen van menschelijkheid en beschaving’ en waarin daartegen geprotesteerd werd ‘in naam der humanitaire idee’.177 In de vergadering kwam wel kritiek – op formele grond of omdat het nog- al gratuit was je alleen maar zo uit te spreken –, maar met 102 tegen 47 stem- men werd de motie aangenomen. De gelijktijdig afgekondigde boycot van Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 178

178 Deel iii

Duitse producten werd echter in 1935 weer gestopt omdat velen vonden dat dit een loos gebaar was dat bovendien ten koste ging van geestverwanten die het onder het nieuwe regime toch al zo moeilijk hadden. Van een plan van het hoofdbestuur om te onderzoeken of hulp kon worden verleend aan ‘de vege- tarische joodsche en andere uitgewekenen uit Duitschland’ kwam niet echt iets terecht. Men kon zich erop beroepen een duidelijk protest te hebben la- ten horen – vervolgens was het het eenvoudigst terug te keren naar de orde van alledag. Alleen C.J. van Borrendom bleef zich roeren. In zijn functie als voorzitter van de Internationale Vegetarische Unie nam deze organisatie op het driejaarlijks congres dat in 1935 in Denemarken gehouden werd, een re- solutie aan die opriep tegen oorlogsstreven en wapenindustrie en ‘tegen mis- handeling, marteling en foltering van al wat leeft’.178 Maar Van Borrendams overwinning was niet compleet. Een door de aanwezige Sudetenduitsers in- gediende resolutie waarin aan de gezamenlijke regeringen werd gevraagd om het goede voorbeeld van Duitsland te volgen door de vivisectie te bestrijden kreeg een nipte meerderheid. Inderdaad, sinds Hitler aan de macht was ken- de Duitsland een dierenbeschermingswet die de Engelse naar de kroon stak.179 Het waren verwarrende tijden, vegetarisme bleek niet alleen verde- digd te moeten worden tegen vleeseters, maar ook tegen vegetariërs van een ander slag. En niet alleen in het buitenland. De protestresolutie kwam de vegeta- riërsbond in 1933 op een klein ledenverlies te staan. Een zekere heer Vrugt- man concludeerde verontwaardigd dat een fascist niet langer bondslid kon zijn en bedankte voor zijn lidmaatschap. Maar niet alle bruinvoelenden gin- gen daartoe over. Een zelfverklaarde nationaalsocialist uitte weliswaar zijn grote ongenoegen, maar weigerde koppig uit de bond te treden – die sinds het jaar van Hitlers machtsovername uitgerekend onder voorzitterschap stond van de joodse M.H. Roodschild.

De Gleichschaltung van het traditionele Duitse vegetarisme nam ondertussen de vorm aan van een uitschakeling. Vegetarische verenigingen werden de een na de ander opgeheven en gingen met wisselend animo op in de ‘Deutsche Gesellschaft für Lebensreform’, een naziorgaan waarin voor vegetarisme niet veel meer was weggelegd dan een ‘Randexistenz’.180 Reichsleider Hanns Müller kon in oktober 1935 in het tijdschrift Leib und Leben tevreden opmer- ken dat de ‘Reiniging’ van de reformbeweging was geslaagd: de mazdaznan- invloed was vernietigd en andere pacifistische elementen waren weggezui- verd. Met de ‘Ethik der Liebe zur allem Lebendigen’ van de gehate Nederlanders Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 179

Eten in Pomona 179

Van Borrendam en Roodschild konden de Duitse, Arische Lebensreformer im- mers niets beginnen. ‘[U]ns ist nicht alles gleich, was Menschenantlitz hat. (...) Wir denken daran dass die Schlagworte dieses Menschheitsverbrüdern- den Vegetarismus oft verdächtlich stark an das Kommunistische Manifest erinnern.’181

De Tweede Wereldoorlog

Voor wat de menselijke voedselvoorziening aangaat had Nederland zijn lesje van de Eerste Wereldoorlog goed geleerd. In 1937 was er al een Rijksbureau voor de (Voorbereiding van de) Voedselvoorziening in Oorlogstijd gekomen, dat tal van voorbereidende maatregelen nam om de chaos en tekorten van de Eerste Wereldoorlog te voorkomen – geen sinecure want de bevolking was in- middels met veertig procent gegroeid. Dat moest bovendien gebeuren in een situatie die weinig rooskleurig was. De Grote Depressie had een diepe crisis veroorzaakt in de Nederlandse landbouw. Het gespecialiseerde systeem zoals dat in de laatste decennia van de negentiende eeuw was gegroeid – waarbij Nederland veevoer importeerde en zuivel, eieren en dieren voortbracht – leek niet meer te handhaven: de export naar Duitsland daalde schrikbarend en de Britse markt kon dat niet goedmaken omdat aldaar, volgens de doctrine van de imperial preference, vlees, kaas en boter uit Canada, Nieuw-Zeeland en Australië voorrang kreeg. Ook zonder de dierenbelangen in ogenschouw te nemen was de noodzaak van sanering daarom tamelijk acuut, maar dankzij een sterke boerenlobby, gesteund bovendien door de publieke opinie, was dat politiek niet haalbaar en werd het landbouwsysteem met behulp van dure constructies in stand ge- houden. De boeren sponnen er flink garen bij.182 Daarmee ontstond in de jaren dertig echter wel een apparaat dat het mi- nisterie in staat stelde de boerenbedrijfsvoering naar zijn hand te zetten en boeren te controleren, wat gedurende de oorlog van groot belang bleek. Daar- naast was er, in tegenstelling tot de Eerste Wereldoorlog toen de distributie regionaal geregeld werd, alvast een centraal distributiekantoor opgezet. In september 1939 werd de werking daarvan zelfs getest door suiker en erwten tijdelijk op de bon te doen. Toen een klein jaar later de Duitsers het land bin- nenvielen, lagen er verder diverse noodwetten, uitvoerverboden, distributie- regelingen en vervoersverboden klaar, waren er aanvullende regelingen in voorbereiding én was de omvang van de grondstoffenvoorraad geïnventari- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 180

180 Deel iii

seerd. Bovendien waren er (in het westen) voorraden aangelegd – uitgaande van de illusie dat Nederland bij de gevreesde Duitse aanval de Vesting Hol- land zeker enkele maanden zou kunnen houden. Alles stond kortom in stel- ling voor een radicale transformatie van de landbouw. Vrijwel direct nadat de bezetting een feit was, vond die in rap tempo plaats. Was in de periode vlak voor de oorlog jaarlijks zo’n 1,8 miljoen ton graan van buiten Europa gehaald, alsmede 750.000 ton oliehoudende zaden en 600.000 ton veekoeken, nu stokte de import van veevoeder vrijwel ge- heel. Een deel van dat graan was weliswaar direct voor menselijke consump- tie benut, maar daartegenover stond dat een niet onaanzienlijk areaal van het akkerland gebruikt was om veevoeder te verbouwen, met name rogge. Al- leen al de in Nederland gehouden kippen aten evenveel graan als de in Neder- land woonachtige mensen. Het overgrote merendeel van de kippenpopula- tie vormde daarom het eerste slachtoffer van de gedaanteverwisseling die de landbouw onderging, tegelijk met ruim de helft van alle varkens. In plaats van op dieren ging de landbouw zich concentreren op akkerbouw, in plaats van op export richtte zij zich nu op de binnenlandse voedselvoorziening. De productie in voedingswaarde daalde niet, alleen kreeg zij een overwegend plantaardig karakter. Meer nog, de stijging van de productie in de akkerbouw tot 1945 overtrof waarschijnlijk de voedingswaarde die door de daling van de veeteelt verloren ging.183

Behalve aan de productie was ook aan de consumptie gedacht. Met oog op de oorlogsdreiging en de gevolgen voor het voedingspatroon vond op initiatief van regeringscommisaris S.L. Louwes, de grote organisator in dezen, in de lente van 1939 de oprichting plaats van de Stichting tot Wetenschappelijke Voorlichting op Voedingsgebied – de voorloper van het huidige Voedingscen- trum. Doel was, zoals Louwes in Voeding schreef, het orgaan van de stichting: ‘op goed gefundeerden grondslag verbeteringen van fouten in voedingsge- woonten aan te geven en richtlijnen uit te stippelen, die van groot belang kun- nen zijn, in het bijzonder indien de voedingsmogelijkheden zich wijzigen onder den druk van economische omstandigheden of in tijden van voedsel- schaarschte’.184 Die wijzigende mogelijkheden betekenden, toen de veestapels goeddeels waren opgegeten, een vorm van semivegetarisme. Vlees en eieren werden zeldzaam, aardappelen, groenten, fruit en bruinbrood kwamen ervoor in de plaats. Alleen al de ‘legale’ consumptie van groenten nam tussen 1939 en 1943 met 94 procent toe. Daarbovenop kwam nog de aanzienlijke consump- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 181

Eten in Pomona 181

tie van groenten die onderhands werden verkocht. Vanaf mei 1941 was het voor horecagelegenheden verboden op dinsdag en vrijdag vlees te serveren, de bonvrije maaltijden die restaurants verstrekten waren ook op de andere dagen vleesloos.185 Dergelijke veranderingen maakten voorlichting broodnodig. Het dieet mocht voor grote delen van de bevolking krapper zijn geworden, de keus beperkter, de volksgezondheid kwam er tot het najaar van 1944 niet door in gevaar, de nieuwe voeding was slechts een probaat middel tegen overgewicht. In sommige opzichten verbeterde het voedingspatroon zelfs (meer vitami- nen, minder verzadigde vetzuren) – ook al omdat vanwege het distributiesys- teem de verdeling over de bevolking gelijkmatiger was.186 Vergeleken met de Eerste Wereldoorlog was de situatie bovendien veel gunstiger, want destijds waren aan aardappels en brood tekorten ontstaan. In de perceptie van de meeste mensen heerste echter een verontrustend gebrek. En dat was niet al- leen achteraf, tengevolge van een herinnering die gekleurd werd door de voor menigeen fatale ontwikkeling eind 1944 toen, zoals bekend, door het wegval- len van een adequate distributie de voedselvoorziening in het westen ineen- stortte. Ook vóór dat drama was de onvrede over het dieet groot. Dat van wit- brood naar bruinbrood moest worden overgeschakeld, droeg daar het zijne aan bij, dat het de bedoeling was voortaan aardappels te eten mét schil al evenzeer, maar de grootste grief was waarschijnlijk de geringe hoeveelheid dier in het eten. Eigenlijk alleen vegetariërs rapporteerden vlak na de oorlog dat – uitgezonderd uiteraard daar waar tekorten tot ondervoeding hadden geleid – er sprake was geweest van een betere gezondheidstoestand dan in de vooroorlogse jaren.187 De oorlog maakte kortom duidelijk dat de lessen van de kookleraressen slechts zeer ten dele waren aangeslagen. ‘Tegenover het argument, dat aard- appelschillen varkensvoer zijn en dat het schandelijk is dit aan menschen te willen voorzetten,’ zo probeerde Voeding het tij te keren, ‘kan natuurlijk ge- makkelijk in het geding worden gebracht, dat juist de omstandigheid, dat var- kens bij het nuttigen der schillen zoo wel varen, de gedachte heeft doen rij- zen, dat de mensch hiermede ten onrechte kostelijk voedsel prijs gaf.’188 Ook diende er weer nadrukkelijk op gewezen te worden dat een gezonde voeding heel wel mogelijk was zonder vlees. Al in 1939 herinnerde E.G. van ’t Hoog er alvast aan dat een proef met vegetarische schoolvoeding in 1913 had bewezen dat vleesloze voeding ‘uitstekende resultaten kon afwerpen’. En net als in de Eerste Wereldoorlog kwam weer een stroom kookboeken op gang die de Ne- derlandse huisvrouw zo tactvol mogelijk van haar vooroordelen moest afhel- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 182

182 Deel iii

pen en haar de weg wijzen naar verantwoorde, rationele keuzes. Ook Wittop Koning deed weer van zich spreken. Naast geregelde bijdragen aan Voeding (en de Vegetarische Bode), publiceerde zij samen met bovengenoemde Van ’t Hoog in 1941 Richtlijnen voor de hedendaagsche voeding. Deze uitgave van de Voedingsraad codificeerde voor een belangrijk deel het voedingspatroon zo- als men dat in wetenschappelijke kring voor ogen stond. Vlees werd er niet in gemeden, maar anticiperend op een gebrek eraan stond bij de meeste vlees- recepten die het bevatte (en dat waren er relatief vrij weinig) vermeld hoe het ook zonder kon worden gesteld. Aan schijngehakt, jus zonder vlees en ‘val- sche ossenstaartsoep’ in de oorlogskeuken geen gebrek. Maar daar waar tijdens de Eerste Wereldoorlog her en der iets van een triomfgevoel in vegetarische kringen heerste, ontbrak dit nu. Dat vegetari- sche ideeën via het netwerk van de kookschoolleraressen verspreiding von- den, dat vegetarische praktijken door de overheid werden gestimuleerd, dat nota bene de officiële voedingsrichtlijnen waren opgesteld door twee redac- teuren van de Vegetarische Bode – in plaats van stimulerend werkte het feite- lijk contraproductief.189 Vegetarisme werd met oorlog geassocieerd, met de bezetting. Veel vegetariërs zullen ermee zijn opgehouden, zoals de volkskun- dige P.J. Meertens – hetzij daartoe in de hongerwinter door gebrek gedreven, hetzij daartoe gekomen in het licht van een wereldgebeuren dat zo deprime- rend was dat het de urgentie van het sparen van een paar dieren niet meer deed inzien. In een internationale enquête onder vegetariërs, in 1946 gehou- den door de onderwijshervormer J.H. Bolt, gaven alle respondenten aan dat ‘the spiritual life suffered through the war’.190 Dat slechts 38 mensen (uit der- tien landen) de moeite hadden genomen de enquête in te vullen, kon dat niet beter illustreren. Hoe dat zij, in Nederland werd, net als in Groot-Brittannië, Duitsland en Zwitserland, het handhaven van een vegetarisch dieet vergemakkelijkt door speciale voorzieningen. Hier was dat te danken aan het werk van de vegeta- riërsbond, die na veel moeite in de zomer van 1941 gedaan wist te krijgen dat zijn leden in plaats van vleeskaarten boterbonnen konden krijgen. Meer nog dan vanaf 1917 leverde het de bond een enorme toeloop van leden op.191 Dat maakte overigens dat de bezetter begin 1942 alweer een stop afkondigde: nieuwe leden konden vanaf die tijd geen aanspraak maken op de speciale voorziening. Maar ook zonder deze nam het aantal leden toe en waren er ve- getariërs die aan hun leefwijze bleven vasthouden, geholpen door de omstan- digheid dat groenten en fruit niet op de bon waren. De kunstenares Adri Pieck bijvoorbeeld kon de vleesbonnen goed gebruiken: ze wisselde die in om Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 183

Eten in Pomona 183

haar katten te eten te geven.192 Onderduiker Horreüs de Haas, zoon van de bekende vegetariër-dominee en zelf biologieleraar met enige vermaardheid, lijkt geen problemen gehad te hebben zijn dieet vol te houden, getuige de aantekeningen die hij maakte over zijn onderduiktijd. Hij zat dan ook op het Friese platteland, niet in Den Haag waar C.J. van Borrendam de hongerwin- ter niet overleefde. Uiteindelijk waren het echter niet de omstandigheden, maar de innerlijke overtuiging en het karakter die in allerlaatste instantie be- paalden of iemand trouw bleef aan zijn of haar principes. Via Scheveningen en Vught kwam kunstenaar Chris Lebeau in Dachau terecht, maar zijn idealen verloochenen deed hij niet. Hij weigerde het schrale kampeten als hij vreesde dat er vlees in zat. Een maand voor de bevrijding stierf hij van uitputting.193

Het einde van Pomona

Had Pomona Rotterdam de economische crisis van de jaren 1930 niet door- staan, de resterende Pomona’s legden in de oorlog het loodje. Utrecht, allang gekweld door problemen, in 1942, Amsterdam een jaar later. Ten slotte werd in 1944 ook het Haagse Pomona verkocht. Het bleef een hotel-restaurant, het bleef zelfs nog jaren Pomona heten alvorens het Parkhotel werd, maar het was een plek geworden waar je voortaan écht gehakt kon bestellen. Waar Domela Nieuwenhuis en Felix Ortt exemplarisch waren voor ver- schillende intellectuele richtingen binnen de vegetarische beweging, was Po- mona exemplarisch voor de beweging als geheel: een heterogeen complex waarin verschillende clusters waren aan te wijzen van ideeën over gezond- heid, natuur, de mens, god, dieren; clusters die elkaar deels overlapten, deels uitsloten, maar die zich desondanks vertaalden in een aantal gemeenschap- pelijke praktische oplossingen. Sommige daarvan waren radicaal en nieuw, andere schurkten ongemakkelijk aan tegen reguliere praktijken, maar samen waren ze levensvatbaar genoeg om delen van de bestaande wereld in te ne- men, opnieuw in te richten, om stukjes van het onafzienbare web van de we- reld te vervangen en te herplooien en daarmee plaatselijk omkeringen te be- werkstelligen van de menselijke machten die bepalen welke dieren leven en sterven – en hoe.

Maar Pomona was ook exemplarisch omdat het einde ervan evenzeer de teloorgang markeerde van de eerste vegetarische golf. Zeker, de vegetarische beweging zoals die aan het eind van de negentiende eeuw was opgekomen Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 184

184 Deel iii

bleef nog decennia na 1945 voortbestaan – waarover verderop meer –, maar door de oorlog was de groei eruit, het momentum weg, de vooruitzichten schamel, de moeizaam opgebouwde infrastructuur grotendeels weggevaagd, de relevantie verminderd. Want de onzekerheid van het fin de siècle die in be- langrijke mate de voedingsbodem van de beweging was geweest, was inmid- dels afgelost door het strakke houvast van de verzuiling. Voor een aantal van de nieuwe ideeën over voeding hoefde niet meer te worden gestreden omdat zij ondertussen in het reguliere voedingspatroon waren geïncorporeerd – ter- wijl het ‘geen vlees’ een generatielang besmet zou blijven met associaties aan een oorlog die vergeten moest worden. Daarenboven was een deel van de pro- blemen van eind negentiende eeuw waar de vegetariërs een antwoord op had- den gezocht, vervangen of ondergesneeuwd door nieuwe problemen: die van wederopbouw, de Koude Oorlog en een trauma dat te pijnlijk was om onder ogentezien. Het probleem van de dieren bleef daarmee niet alleen onopgelost, de erf- last van de oorlog voorkwam bovendien dat het tot het collectieve bewustzijn doordrong. Onopgemerkt kon het daardoor zelfs snel in omvang toenemen. Wat er nog van de vooroorlogse vegetarische beweging restte stond daar machteloos tegenover. Via voeding bleef zij haar tegendraadse invloed op de dierenwereld uitoefenen, maar haar invloed op de mensenwereld liep terug tot nihil. Toch bleef ze van betekenis als provisiekamer van ideeën, onderwer- pen, praktijken en emoties die een kwarteeuw lang werd onderhouden en aangevuld totdat een nieuwe generatie, die van ná de oorlog, haar ontdekte en naar eigen inzicht en temperament gebruikte voor haar eigen revolutionaire project. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 185

Deel iv De kabouterrevolutie Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 186 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 187

Loverendale 1968

In het revolutiejaar 1968 vond een persoonlijke revolutie plaats bij Roel van Duijn, voormalig voorman en ideoloog van Provo, de jongerenbeweging die midden jaren 1960 het vlaggenschip van de culturele veranderingen in Ne- derland was geweest. Ze hield verband met voedsel, met brood. Van Duijn was opgegroeid in een theosofisch georiënteerd gezin in Den Haag. Zoals ge- bruikelijk in theosofische kringen was vegetarisme er regel en in lijn daar- mee werd het brood ten huize van de Van Duijns betrokken uit een reform- huis op de Laan van Meerdervoort: Loverendalebrood, genoemd naar de biologisch-dynamische boerderij op Walcheren waar het vandaan kwam. Een detail, maar de herinnering daaraan zou belangrijk blijken. Want nadat Provo in mei 1967 ten grave was gedragen volgde voor Van Duijn een moeilijke pe- riode. Zo sterk was de identificatie met Provo geweest dat hij het gevoel had dat ook aan zijn leven snel een einde zou komen. Gedurende de winter van 1967-68 lag hij ziek op bed, gekweld door de vraag hoe het verder moest met de beweging. Zijn huisarts raadde hem aan de handen uit de mouwen te ste- ken, bij voorkeur op een boerderij. Maar waar? Het enige wat Van Duijn te binnen schoot was die naam, Lo- verendale. Hij kon op de boerderij terecht en maakte niet alleen kennis met de fysieke kant van het boerenbestaan, maar ook met de esoterische ideeën- wereld van de biologisch-dynamische landbouw zoals die begin jaren 1920 door Rudolf Steiner was ontwikkeld. Daarin werd niet alleen uitgegaan van de inwerking van zon, maan en planeten op de aarde, maar speelden ook zo- geheten ‘elementenwezens’ een rol. Op een avond stond hij met boer Guépin op het land terwijl op een naburige akker met veel lawaai een aardappelloof- klapper bezig was. Van Duijn vroeg of het gebruik van een dergelijke machi- ne ook voor de aardappelakker van Loverendale op het programma stond. Guépin verklaarde hem voor gek, immers dan zouden de kabouters worden verjaagd. Naar zijn zeggen viel voor Van Duijn bij die woorden alles op zijn plaats. De wereldrevolutie had kabouters nodig, zo begreep hij, ‘kultuurkabouters’. Hij ging terug naar Amsterdam, schreef een boek, De boodschap van een wijze kabouter, en lanceerde in september 1969 het idee van Amsterdam-Kabou- terstad. Provo was dood en begraven, maar de kabouterbeweging was gebo- ren.1 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 188

188 Deel iv

Wat dit verhaal over het ontstaan van de kabouters mooi illustreert is het sa- menkomen van twee zeer verschillende werelden. Enerzijds die van dat deel van de reformbeweging dat in het interbellum was opgegaan in antroposofie en theosofie – en in de tussentijd nogal was vergrijsd, naar binnen gekeerd en, voor het oog van de buitenstaander, tamelijk sektarisch geworden. Ander- zijds die van de jonge protestgeneratie die met veel gekrakeel de samenleving overhoop wilde halen. De verbinding daartussen: voedsel. Was die eerste wereld voornamelijk vegetarisch, de tweede had daar eveneens aanleg voor. In de algemene aanval op de autoriteiten die de jonge- ren in de tweede helft van de jaren zestig ontketende, kon ook de autoriteit van het vlees makkelijk doelwit worden. In de algemene secularisatiegolf kon ook het geloof in vlees eroderen. Deels gebeurde dat ook, maar slechts relatief zelden vormde vlees een primair mikpunt voor de tegencultuur. Eten in het algemeen daarentegen werd wel degelijk een belangrijk onderwerp van op- roer. Zo ook bij de kabouters en de initiatieven die zij in gang zetten of waar- toe zij inspireerden. Volbloed vegetariër waren zij niet, maar dat neemt niet weg dat hun betekenis voor de ontwikkeling van vegetarisme in Nederland aanmerkelijk was. Op zijn minst was de kabouterbeweging representatief voor een mentaliteitsomslag inzake voeding die zich rond 1970 begon af te tekenen, waarbij, deels in de slipstream daarvan, vegetarisme zeer aan mo- mentum won. Werd het aantal vegetariërs (waarschijnlijk met een natte vin- ger in de lucht) tot midden jaren zestig geschat op 10.000, in 1980 was dat opgelopen tot 100.000 – en dat was waarschijnlijk voorzichtig geraamd.2 Tel- de Nederland in 1965 net weer één vegetarisch restaurantje, vijftien jaar later waren dat er ruim vijftig. Het aantal reformhuizen, toen nog principieel vege- tarisch, steeg van vijftig in 1970 naar 150 in 1979. Het aantal zogeheten ‘ka- bouterwinkels’ – rond 1980 steeds vaker ‘natuurvoedingswinkels’ genoemd en aanvankelijk eveneens vleesloos – groeide vanaf de opening van de eerste in 1970 naar een kleine tweehonderd tien jaar later.

De revolutie van de tegencultuur vond kortom ook deels op de etenstafel plaats. En niet alleen daar: ze veroorzaakte tevens een gedeeltelijke omwente- ling in de voedselproductie. Een volkomen breuk was het echter allerminst. De revolutionairen borduurden voort op wat in de marges van de samenle- ving al tijden aanwezig was. Hun vernieuwing betrof vooral de vorm, hun be- tekenis de reikwijdte. Het was kenmerkend voor een algemeen patroon. De voorstelling van naoorlogs Nederland – in de jaren vijftig toonbeeld van noes- te wederopbouw, collectieve gehoorzaamheid en verzuilde, kleinburgerlijke Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 189

De kabouterrevolutie 189

gezelligheid, in de jaren zestig op zijn kop gezet en omgeturnd tot een van de meest ‘progressieve’ landen ter wereld, ontzuild, geseculariseerd, geïndividu- aliseerd – is uiteraard een simplificatie. De jaren vijftig waren lang niet zo saai en eensgezind als het cliché wil; de revolutie van de jaren zestig veel min- der nieuw dan haar supporters deden voorkomen. De veranderingen in de jaren zestig waren, anders gezegd, de uitkomst van een ingewikkelde con- stellatie van omstandigheden die zich al eerder aan het formeren was. Om het progressieve aandeel van de jaren vijftig in dit verband te accentueren hebben sommige historici zelfs gesproken van een ‘stille revolutie van de jaren vijftig’.3 In die laatste, overigens nogal polemische formulering, vallen de antro- posofen, theosofen en vegetariërs kortom aan te merken als behorend tot de ‘stille revolutionairen’ die de grond voorbewerkten voor de luidruchtige he- melbestormers van het decennium erna. Die twee ‘revoluties’, de veelvormi- ge interacties van versterking, samensmelting, afstoting en diffusie die zij met elkaar aangingen, de wereldbeelden die erin op het spel stonden en de plek van vegetarisme en dieren daarin, vormen onderwerp van dit deel.4 Daarbij staan, in contrast met de voedingsconsensus die zich na de oorlog vestigde, eerst kort de vegetarische kringen centraal zoals die de oorlog had- den overleefd en de nieuwe thema’s die zich hierin gingen manifesteren. Ver- volgens komt via Provo de kabouterbeweging aan bod en de ‘goedvoedselbe- weging’ die hieruit voortvloeide en die later de ‘eko-beweging’ ging heten. Cruciaal daarin was ‘bewustzijn’ – over het wereldvoedselvraagstuk, over het milieu, over menselijke gezondheid –, maar van minstens zo groot belang was dat dit vervolgens georganiseerd moest worden. Stond in het vorige deel consumptie in het middelpunt, hier ligt wat dat betreft de nadruk op produc- tie en vooral distributie. De dieren die ontstonden door de allianties van oude ideeën met nieuwe omstandigheden, door de praktijken die deze allianties vormden en waardoor zij gevormd werden, door de reacties op de onzekerheden, angsten en moge- lijkheden die een snel veranderende wereld schiep, waren vanuit menselijke perceptie zeer dubbelzinnig. Het waren dieren die tegelijkertijd aanwezig wa- ren en afwezig. Dieren met wie je wilde samenleven, maar die je liet doden. Dieren die je mocht eten, maar niet at, dieren die je niet mocht eten, en toch at. De dubbelzinnige status van de dieren bevorderde kortom het ontstaan van enerzijds ambivalente vleeseters – mensen die liever geen vlees aten, maar het toch deden – en anderzijds paradoxale vegetariërs. Meest markant: zij die vegetarisme combineerden met het eten van vissen. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 190

De stille revolutie

Consumptieve consensus

De trits aardappelen, vlees en groente met – aanvankelijk alleen op zondag – soep vooraf en een toetje na, dát was de uniforme warme maaltijd die zich na de Tweede Wereldoorlog vestigde en al snel als oer-Nederlands te boek stond. Die maaltijd zelf was niet nieuw, maar wel nieuw was de verbreiding ervan. Deze betekende in feite een overwinning van de vooroorlogse burgermans- keuken die aan de ene kant de eenpansmaaltijden van de lagere klassen ver- drong en aan de andere kant de rijke veelgangenmenu’s van de ‘verfijnde’ keuken van de bovenlaag. De nivellering waar de kookschoolonderwijzeres- sen zich sinds het eind van de negentiende eeuw voor hadden ingezet was in dat opzicht geslaagd. ‘Nederlandse huisvrouwen, door producenten be- schouwd als conservatief, waren het’, aldus Van Otterloo, ‘nog nooit zo eens geweest over de voedselkeuze als in deze periode.’5 Deze uniformering en nivellering deed zich aan alle kanten voor. Sei- zoensinvloeden namen af, evenals regionale verschillen. Kwamen dieren eer- der vooral gedurende herfst en winter aan hun einde – in en rond de spreek- woordelijke november slachtmaand – de dood werd nu iets wat mensen het hele jaar door aan dieren toebedeelden, in een continu bedrijf. De betekenis van de eigen voedselproductie, die op het platteland heel groot was geweest, werd snel kleiner. De huisslacht verdween grotendeels, terwijl het collectief wecken van eigen groenten en fruit zich rekte tot hooguit begin jaren 1960. Daarentegen werd het winkelassortiment groter en vooral de doorlopende be- schikbaarheid breidde uit, wat niet in de laatste plaats te danken was aan de opkomst, na 1955, van de moderne supermarkt met haar koelvakken en ge- oliede distributie.6 Ook het vlees uniformeerde. De slager die eigenhandig karkassen uit- beende en het vlees trancheerde, verloor terrein aan het lopende bandwerk van de vleesverwerkende industrie; de keukenmeid die de kip plukte of het konijn vilde was hoegenaamd uitgestorven. Vlees kwam allengs te koop in keurige, hygiënisch ogende bakjes met cellofaanplastic, in gelijke stukken, van gelijke houdbaarheid, in gelijke kleur en van gelijke smaak – en met gelij- ke kans op salmonellabesmetting. Om dat alles mogelijk te maken was, zoals Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 191

De kabouterrevolutie 191

in het volgende deel zal blijken, één ding cruciaal: de dieren zélf moesten worden geüniformeerd. Deze ontwikkelingen, die lange tijd parallel liepen met de economische groei, bracht kortom een herdefinitie met zich mee van datgene waarover voedsel handelde. Was eerder verkrijgbaarheid een centrale vraag als het op eten aankwam, nu verdween deze naar de marge en werd geld de cruciale fac- tor die met smaakpreferenties streed.7 In het geval van vlees was van strijd zelfs minder en minder sprake, want de relatieve prijs van vlees daalde. Dat kwam goeddeels door efficiëntere ‘productie’, verwerking en transport, maar deels ook, vanaf eind jaren vijftig, doordat supermarkten ontdekten dat je zonder winst te maken op de vleesverkoop zélf, toch winst kon maken met het verkopen van vlees. Met scherp geprijsde vleesaanbiedingen waren na- melijk veel mensen naar de winkel te lokken – en die deden vervolgens ook allerlei andere boodschappen. In de eerste helft van de twintigste eeuw was het eten van dierenvlees iets geworden wat binnen het bereik van vrijwel iedere Nederlander lag, geduren- de de jaren vijftig, begin jaren zestig, kwam het gaandeweg binnen dagelijks bereik. Vlees werd een van de eerste en belangrijkste tekenen van de toene- mende welvaart. Heel wat huisvaders die zich hun schrale jeugd herinner- den, zagen het als persoonlijke overwinning als de kost die zij voor hun gezin verdienden vleeskost was. En terwijl de gemiddelde consumptie van kippen, varkens en koeien tussen 1947 en 1957 met 65 procent steeg, daalde die van aardappelen en groenten.8 Cijfermatig vormde de periode kort voor 1950 in dit verband een belangrijke mijlpaal. Vanaf die tijd was namelijk de gemid- delde consumptie van dierlijke proteïne groter dan die van plantaardige. Dit aandeel van dierlijke proteïnen in het menselijk voedingspatroon zou de vol- gende decennia gestaag toenemen. In 1975 at de gemiddelde Nederlander twee keer zoveel dierlijke als plantaardige eiwitten. Deze proteïnetransitie, sterk gestimuleerd door overheidsbeleid, zou zich pas in de jaren 1980 min of meer stabiliseren.

Die dierlijke eiwitten waren overigens voor een belangrijk deel afkomstig uit zuivel. Naast kaas en boter consumeerden Nederlanders al vele decennia melk: verwerkt in pappen, puddings en pannenkoeken, hetgeen lange tijd een welkome aanvulling was geweest op het menu van Schraalhans, de keu- kenmeester van de lagere klassen. Vanaf de jaren twintig was het echter, mede dankzij een grootschalig reclameoffensief van zowel zuivelindustrie als overheid, steeds gewoner geworden om melk te drinken.9 Na de Tweede We- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 192

192 Deel iv

reldoorlog continueerde deze trend zich, zonder overigens tot een verdere relatieve consumptiestijging te leiden. Vanaf begin jaren vijftig zette zich zelfs een lichte daling in. Dat laatste was niet te wijten aan gebrek aan ijver door officiële zijde. Meer dan op het veronderstelde belang van vlees, werd door de opvoedende overheid de nadruk gelegd op dat van melk, yoghurt, boterenkaas. Bij de introductie door het Voorlichtingsbureau voor de Voeding van de eerste ‘Schijf van Vijf’ in 1953, een instrument om de mensenbevolking ‘be- ter’ te laten eten, heette het in een propagandafilmpje dat ‘bij een goede broodmaaltijd (...) altijd melk of een melkproduct [moet] zijn, want in melk zijn vele onmisbare stoffen verenigd’. De portee van de Schijf van Vijf was uiteraard dat je uit elke schijf producten tot je diende te nemen, maar alleen bij het zuivelvak werd in de toelichting gesproken van ‘de zo nodige melk, kar- nemelk, yoghurt en andere melkproducten’.10 Inderdaad, zuivel moest. Kon je vlees nog ontlopen door, jawel, kaas te eten – dat samen met vlees en vis vak vijf uitmaakte –, vak drie bestond uitsluitend uit zuivel, terwijl in vak vier, naast margarine en levertraan, ook nog eens boter vertegenwoordigd was. Van de vijf vakken waren er kortom slechts twee zónder zuivel. De inspannin- gen van de zuivelindustrie, wier promotionele activiteiten vanaf 1950 door het onvermoeibare Nederlands Zuivelbureau werden gedragen, hadden ef- fect. Was rond 1900 het drinken van melk uitsluitend iets voor baby’s, kinde- ren en zieken, eind jaren 1950 bleek dat de reclameslogan ‘Melk is goed voor elk’ door vrijwel alle huisvrouwen in Nederland werd geloofd.11 Inderdaad, als er één gebied was waar de archetypische consensus van de jaren vijftig zich openbaarde, dan was het wel dat van de menselijke voeding. Maar ofschoon het verstoten van vlees uit de bijkans heilige drie-eenheid met aardappelen en groente blasfemisch was, net als het boycotten van zuivel, de consensus was zeker niet volkomen.

Vegetarische kring

Het eind van de oorlog had, zoals in andere geledingen van de samenleving, ook in vegetarische kringen de hoop op een nieuw begin gebracht – een enke- le dissident gevoelen terzijde gelaten zoals dat van Mellie Uyldert die in het nationaalsocialisme een bevrijdende ‘Uranische’ kracht had herkend waar ze met enige weemoed aan zou terugdenken.12 Het afscheid van Felix Ortt als redacteur van de Vegetarische Bode kon binnen de vegetariërsbond worden op- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 193

De kabouterrevolutie 193

gevat als het ultieme signaal dat er ruimte kwam voor een nieuwe, jongere generatie die op haar eigen wijze in een herboren samenleving verbreiding van de vleesloze voeding zou bewerkstelligen. Een dergelijk gevoel ebde ech- ter bijzonder snel weg. Dat de nieuwe redacteur Johan Bolt was, als opvoed- kundige drijvende kracht achter de (vegetarische) Pallas-Atheneschool in Amersfoort, was een teken aan de wand. Hij was een stuk jonger dan Ortt, dat wel, maar telde toch al 62 jaar bij zijn aantreden. Zijn belangrijkste wapen- feit, tevens belangrijkste wapenfeit van de vegetariërsbond in het tijdvak na de oorlog, was de oprichting van een vegetarisch bejaardentehuis dat naar Ortt Felixoord werd gedoopt. Zo er al van nieuw elan sprake was, kon dat be- zwaarlijk jeugdig heten. Ondanks het afwijkend eetgedrag en het wereldbeeld dat daarachter school, overheerste binnen de vegetariërbond het idee dat men zo veel moge- lijk diende aan te sluiten bij de samenleving. In zeker opzicht wilde men mo- delburger zijn. Dat de bondsadministratrice, mevrouw Opbroek-Franken, het op de huishoudbeurs van 1953 schopte tot huisvrouw van het jaar, vormde in dit streven een hoogtepunt dat met trots werd gememoreerd. Zij verdiende deze uitverkiezing overigens door ‘in een vooraf bepaalde, krap berekende tijdsduur een sinaasappel te pellen en in partjes te verdelen (zonder aanhan- gende witte velletjes en zonder geknoei!), een half brood in twaalf gelijke boterhammen te verdelen, en een taart te garneren met vruchtjes, noten, ha- gelslag, biscuits en zelf geklopte slagroom (…)’13 Maar evenmin als een derge- lijk vertoon van huishoudelijke superioriteit mocht leiden tot verhevenheids- waan, mocht het niet-eten van vlees uitmonden in een gevoel van morele superioriteit. Bescheidenheid was onderdeel van het normen- en waardenpa- troon, vormde een grondtrek van de modelburger. De mogelijk revolutionaire inborst bleef voor de buitenwereld vakkundig aan het oog onttrokken. Wat betreft vegetarische denkbeelden overheerste continuïteit met de vooroorlogse periode. Net als de jaren vijftig vooral een voortzetting te zien gaven van een moderniseringsproces dat al aan het eind van de negentiende eeuw was ingezet, zo was de ‘stille revolutie’ der vegetariërs, voor zover daar van gesproken kan worden, goeddeels een bestendiging van een revolutie die eind negentiende eeuw was begonnen. In die zin voegden de meesten zich in het stereotype spoor van de naoorlogse tijd: de draad werd weer opgepakt, de bestaande vegetarische wegen vervolgd. Wittop Koning ging door met het de wereld inzenden van haar degelijke receptuur; de voeding à la Bircher-Benner was nog steeds het gemeenschappelijke ijkpunt; IJsbrand Hettema had door zijn optreden in de oorlog afgedaan14, maar zag zich wat voedingsadvies be- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 194

194 Deel iv

treft vakkundig opgevolgd door natuurarts Tine Kaayk; veganisme bleef na- strevenswaardigheid maar kleinschalig – hoewel het zich volgens sommige waarnemers begin jaren 1950 in een toenemende belangstelling mocht ver- heugen.15 Vegetarisch eten was nog immer weinig gekruid en de mens, zo leerde nog steeds de vegetarische dogmatiek, was van nature een frugivoor – al werd in 1952 een werkgroep in het leven geroepen om te onderzoeken of die claim inderdaad wel goed te onderbouwen viel en zou de frugivoor uitein- delijk een zachte dood sterven.16 De oorlog had namelijk wel een knauw gege- ven aan het geloof in de natuurlijke goedheid van de mens. Dat noopte tot een wat bescheidener opstelling en gaf aanleiding tot wat meer somberheid en kommernis. Ook werd op het vlak van de seksualiteit de wel zeer rigide puri- teinse opvatting die binnen een deel van het vooroorlogse vegetarisme was beleden stilzwijgend losgelaten.17 Vegetariërs waren nog altijd vooral te vinden in kringen van theosofen, rozenkruisers, antroposofen, zevendedagsadventisten, vrijzinnig protestan- ten en humanisten. Vegetariërs interesseerden zich voor natuur- en dieren- bescherming, voor natuurgeneeskunde en de politieke oriëntatie bewoog zich in progressief-christelijke, links-liberale, socialistische en anarchistische richtingen – waarmee de bestaande politieke partijen slechts moeizaam cor- respondeerden. De oprichting van de psp in 1957 zal wat dat aangaat voor velen uitkomst hebben geboden, maar maatschappelijk iets in de melk te brokkelen had men niet.

Dat neemt niet weg dat zich in vegetarische kring nieuwe thema’s aandien- den. Veelal gebeurde dat als reactie op wat er in de grote buitenwereld voor- viel. Het nucleaire geweld dat Hiroshima en Nagasaki had getroffen, veroor- zaakte niet alleen zorg over de massadestructie van menselijk leven nu het atoomtijdperk was ingetreden, maar ook verontwaardiging over de vernie- tiging van dierlijk leven, want talloze dieren werden op weinig zachtzinni- ge manier aan atoomproeven blootgesteld. (Dat ook mensen aan dergelijke proefnemingen werden onderworpen was iets wat pas veel later duidelijk werd). Op nationaal vlak wekte de Nederlandse walvisjacht diepe afschuw, maar dit sentiment werd grotendeels overstemd door het enthousiaste koor van politici, kranten, polygoonjournaals en radio-uitzendingen die het feeste- lijk uitvaren van de Willem Barendsz en haar acht harpoenschepen in 1946 begroetten als een bewijs van hernieuwd Hollands Glorie met talrijke remi- niscenties aan voorvaderlijke helden uit de gouden eeuw.18 Protesten daartegen hadden daarom amper effect. De consensus bleek te Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 195

De kabouterrevolutie 195

sterk. Dat ging tot op wisselende hoogte ook op voor drie elkaar deels overlap- pende vraagstukken die zich vanaf eind jaren 1940 meer en meer begonnen te manifesteren: het wereldvoedselvraagstuk, het milieu en, iets aarzelender, voedselveiligheid. Een vierde probleem zou zich na verloop van tijd eveneens aankondigen, de bio-industrie, maar daarover handelt in extenso het volgen- de deel.

Het wereldvoedselvraagstuk

De nieuwe wereldpolitieke orde die het einde van de Tweede Wereldoorlog met zich meebracht, luidde het einde in van het westerse kolonialisme en ver- anderde daarmee de verhouding tot wat eind jaren zestig de derde wereld zou gaan heten. De Koude Oorlog met zijn containmentpolitiek en dominoden- ken was daar natuurlijk van grote invloed op, maar het idee dat in de nieuwe zelfstandige staten stabiliteit en welvaart gebracht behoorde te worden, had niet uitsluitend te maken met kille geopolitieke calculaties. Historische ver- antwoordelijkheid kon in het geding zijn, maar ook algemenere noties over wat aan mensen toekwam. Die werden in toenemende mate in termen van ‘mensenrechten’ uitgedrukt. De proclamatie van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens was daar de meest pregnante uitdrukking van. Deze stelde dat ‘een ieder recht heeft op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin.’ Voldoende voe- ding behoorde kortom tot de internationaal aanvaarde rechten van de mens – wat voor de internationale gemeenschap de lastige plicht met zich meebracht daarvoor zorg te dragen. In vn-verband bestond voor een dergelijke hercules- taak al een orgaan, de Food and Agriculture Organisation (fao), opgericht in 1945. Haar opdracht de menselijke wereldbevolking te voeden bleek des te moeilijker daar het aantal monden een gigantische groei doormaakte, van ruim 2,5 miljard in 1950, via ruim drie miljard in 1960, naar bijna 3,7 miljard in 1970. Was in de periode voor de oorlog de jaarlijkse wereldbevolkingsgroei zo’n 0,8 procent, in de jaren vijftig verdubbelde dat royaal tot 1,8 procent. Bij- komend probleem: de snelste groei was te zien in de armste werelddelen. In Afrika groeide de menselijke bevolking in de jaren vijftig twee keer zo snel als in Europa, in de jaren zestig zelfs drie keer zo snel.19 Hoewel in Nederland aanvankelijk de eigen problemen vooropstonden, wekte deze situatie toch bij een enkeling zorg. Deze werd het meest promi- nent verwoord door Egbert de Vries, hoogleraar tropische landbouw, die in Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 196

196 Deel iv

1948 het boek De aarde betaalt publiceerde. Daarin legde hij de nadruk erop dat, in het licht van ‘het spook der overbevolking’, de bronnen die de mensen- gemeenschap benutte niet onuitputtelijk waren. De aarde vertegenwoordig- de kapitaal, en daar moest zuinig mee worden omgesprongen. Dat gold voor de exploitatie van delfstoffen evengoed als voor landbouwmethoden, bosbe- heer en visserij. Met vegetarisme leek dit alles weinig van doen te hebben en de fao was al evenmin op sympathieën in die richting te betrappen – het stelde zich zelfs als doel de vleesconsumptie per hoofd van de mensenbevolking met tien pro- cent te laten toenemen, wat in 1960 bereikt diende te worden.20 Toch was een (gematigde) vegetarische denktrant in voedingstechnisch opzicht niet per de- finitie vreemder dan het ontbreken ervan. Zo kon De Vries er niet omheen dat plantaardige voedselproductie doorgaans veel effectiever was dan een deels dierlijke (met als voornaamste uitzondering vis). Hij schaarde zich ach- ter de Amerikaanse socioloog Kimball Young die had gesteld dat als de vlees- rijke voeding der Amerikanen regel zou worden, de aarde hooguit voedsel kon leveren aan 3,5 miljard mensen – terwijl als het hoofdzakelijk plantaardi- ge Aziatische dieet maatgevend zou zijn, er tien miljard mensen door de pla- neet van voedsel konden worden voorzien. Dat was in zijn optiek echter geen reden het Aziatisch model te volgen. Hij leek meer in een tussenweg te zien, die, misschien niet toevallig, in lijn lag met het Europese voedingspatroon. Naast voedingskundige overwegingen leken smaakpreferenties hier direct in het geding te zijn.

Bij vegetariërs stuitte deze voorkeur op onbegrip, maar zij vonden in de ge- gevens die De Vries en anderen leverden wel de mogelijkheid aan hun idee- en over efficiënt voedselgebruik een nieuwe actualiteit te verlenen. Had de verspilling die het houden van dieren met zich meebracht het aanvankelijk moeten ontgelden met oog op de slechte voedselsituatie binnen de laagste maatschappelijke klassen, nu het daar vrijwel niemand meer aan calorieën en eiwitten ontbrak – ‘we eten en snoepen te veel’ luidde al in 1950 de diagno- se van de directeur van het Voorlichtingsbureau Voeding – was het meer dan welkom dat er een nieuw, krachtig kader contouren kreeg, dat voortaan deze kritiek legitimeerde. Er trad kortom een verschuiving op van de sociale kwes- tie naar de wereldvoedselproblematiek, of, geformuleerd vanuit een versere ervaringswereld: de voedselsituatie zoals die in Nederland tijdens de periode 1940-1944 had gegolden werd in feite toepasselijk verklaard op mondiaal vlak. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 197

De kabouterrevolutie 197

Milieuproblemen

Het milieu hing hiermee ten nauwste samen. Die term was nog niet courant, maar de problemen die ermee samenhingen wonnen kort na de oorlog bin- nen vegetariërskring aan belang. Duidelijk was dat de aard van wat nog ‘na- tuurbescherming’ heette, zeer aan het veranderen was. Niet alleen ‘de toe- komst van ons landschap’ stond op het spel, maar de bestaansmogelijkheden voor het menselijk geslacht werden niet minder dan ‘door ernstige gevaren bedreigd’, aldus de Vegetarische Bode.21 Reguliere landbouwmethoden leidden tot klimaatverandering, verdroging, het verstuiven van de grond, terwijl de ziektebestrijding bij gewassen de gezondheid van mens, dier en aarde in de waagschaal legde. Veel werd ‘opgeofferd aan een economie, die op den duur zal blijken niet economisch te zijn’, zo schreef Klaas de Boer. Het antwoord op deze ontstellende ontwikkeling, die vroeg of laat tot de ondergang zou lei- den, was voor De Boer duidelijk: biologisch-dynamische landbouw. Dat wilde zeggen, landbouw die ‘is voortgekomen uit een besef van verantwoordelijk- heid voor de naaste, maar daarom ook: verantwoordelijkheid voor de cultuur en dus voor de aarde, als drager van alle cultuur en leven’. Hij had de daad bij het woord gevoegd door in 1947 met zijn vrouw een opleiding voor biolo- gisch-dynamisch boeren te beginnen: de Warmonderhof. Eensgezindheid over de biologisch-dynamische methode was er binnen de gelederen der vegetariërs weliswaar niet – de positie van de dieren daarin riep indringende vragen op evenals, daarmee deels samenhangend, de afwijzing van kunst- mest – maar de globale richting van de remedie zal breed zijn gedragen. Voor de buitenwereld lag dat anders, maar daar waren wél hier en daar deskundigen te vinden die dezelfde zorgen deelden. Door de wijze waarop de mens zijn voedsel produceerde bracht hij diezelfde voedselproductie in groot gevaar, zo betoogde ook John Boyd Orr, directeur-generaal van de fao. Ont- bossing en daaropvolgende erosie en verwoestijning, gevoegd bij kwetsbare monoculturen die de bodem uitputten, maakten dat, zonder ambitieus ingrij- pen, de productie eerder gevaarlijk af dan toe zou nemen.22 Misschien dat niet iedereen het zich realiseerde, zo luidde de soortgelijke boodschap van Egbert de Vries, maar de vruchtbare bodem is maar een laagje van gemiddeld zo’n twintig centimeter – met andere woorden: de gehele voedselvoorziening van de mens was afhankelijk van dit dunne, kwetsbare vliesje dat over de aar- de ligt. Voorzichtigheid daarmee was geboden. Vanuit vegetarische optiek gold ook hier de economie van de plantaar- dige voeding die minder land vereiste (en daarom minder belastend was en Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 198

198 Deel iv

meer ruimte voor natuur overliet), maar belangrijker was toch de algemene wens respectvol met de natuur om te gaan. De Vries’ spreken over ‘Moeder Aarde’ en over Albert Schweitzers ethiek van eerbied voor al het leven zal bij veel vegetariërs weerklank hebben gevonden. En juist deze houding ten aanzien van de natuur kwam sterk in het ge- drang bij een groeiend probleem dat sterk appelleerde aan het vegetarisch bewustzijn: het gevaar van bestrijdingsmiddelen in de landbouw. De Boer wees daar in 1948 al met klem op, met de verwerking van graan tot het dage- lijks brood als afschrikwekkend en symbolisch voorbeeld. Daarbij kon het na- melijk gebeuren ‘dat het zaaizaad, het gewas, de korrels en het meel, resp. met arsenicum-, kwik, koper- en lood-, blauwzuur-, zwaveligzuur- of chloor- houdenden middelen bewerkt wordt’.23 De vraag begon zich kortom op te dringen of het gebruik van dergelijke middelen, zo veelbelovend om de pro- ductie op te schroeven, op den duur niet een vloek in vermomming was. Zou het grote enthousiasme waarmee men massaal naar de spuit greep geen ha- chelijke zeepbel blijken te zijn? Wie herinnerde zich nog dat Zyklon b ont- worpen was om insecten te verdelgen? Met haar Silent Spring – ‘vermoedelijk het meest invloedrijke boek ooit door een Amerikaan geschreven’ – zette Rachel Carson de gevaren van het on- gebreidelde gebruik van bestrijdingsmiddelen, met name pesticiden, in 1962 metterdaad op de maatschappelijke agenda.24 Maar al in de jaren 1950 vielen er verontrustende geluiden te beluisteren over ddt en de gevolgen daarvan op de gezondheid. In De aarde betaalt was De Vries hieraan nog voorbijgegaan, maar in wetenschappelijk Nederland was het de plantkundige Cornelis Brie- jèr die in 1949 waarschuwde voor overmatig gebruik van pesticiden – vanaf 1957 zou hij een belangrijke bron voor Carson worden. De Vegetarische Bode stelde het gevaar van ddt voor het eerst in 1950 nadrukkelijk aan de orde.25 Het gleed af als water langs een zwanenhals. Het orthodoxe geloof rustte op een economische theorie waarin dieren, natuur, milieu simpelweg ontbra- ken of figureerden als onuitputtelijke grondstoffenbron. Na een depressie plus een wereldoorlog, en tegen de achtergrond van een immer aanwezige dreiging vanuit het Oostblok, was de consensus over industrialisatie, urbani- satie, chemicalisering en, daarbovenuit torenend, economische groei – ‘easily the most important idea of the twentieth century’ – niet te breken door zor- gen over iets dat politici, ondernemers en economen überhaupt niet gewend waren in consideratie te nemen. Serieuze aandacht voor milieuvervuiling was aanvankelijk voorbehouden aan de psp, pas rond 1970 voegden andere partijen zich daarbij.26 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 199

De kabouterrevolutie 199

Zorg om het milieu, en speciaal om bestrijdingsmiddelen, kende daarmee verschillende aspecten. Meer dan het lot van dieren in de veehouderij was dat van dieren in het wild ermee gemoeid: de vergiften hoopten zich op in de la- tere schakels van de voedselketen, waardoor vooral roofdieren de klos waren. Insectenetende vogels verdwenen uit gebieden waar hun eten werd verdelgd, ddt decimeerde de populaties van haviken, buizerds, slechtvalken, kerkuilen en andere roofvogels. Had het verschijnen van Silent Spring aanvankelijk in Nederland geen politieke gevolgen, de vogelsterfte leidde in 1968 en 1969 tot een verbod op de gewraakte gechloreerde koolwaterstoffen.27 Chemische bestrijdingsmiddelen gaven tegelijkertijd een extra reden vlees te mijden: wat dodelijk was voor buizerds, was allicht ook slecht voor mensen. In varkensvlees en koemelk waren evenzeer de giftige residuen van de moderne akkerbouw opgetast. Maar het verontrustende aan het gebruik van pesticiden, herbiciden en fungiciden voor vegetariërs was uiteraard dat dit tevens de plantaardige voeding bedreigde. Waren ernstige voedselschan- dalen eerder meestal gerelateerd aan dierlijke producten, dat was althans de perceptie, nu was er geen ontsnappen aan – tenzij men zich, zoals De Boer, toelegde op biologisch-dynamische landbouw. Deze zorg om voedselveilig- heid kreeg in 1960 bovendien nog een nieuwe dimensie door de roemruchte Planta-affaire.

Voedselveiligheid

Planta was een plantaardige margarine, of ‘plantenboter’ zoals dat voor de oorlog heette, en als zodanig voor vegetariërs sinds jaar en dag van grote bete- kenis als substituut voor margarine (dat aanvankelijk met dierlijke vetten werd gefabriceerd). In het zuinige Nederland was margarine bij niet-vegeta- riërs populair geworden als voordelige botervervanger en, aangezien plant- aardige vetten veelal goedkoper waren dan dierlijke, hadden de zich, dankzij de techniek van het vetverharden, meer en meer in plantaardige richting ontwikkeld, maar zonder dat het gebruik van dierlijke vetten geheel verdween. Voor vegetariërs bleef het derhalve oppassen voor ongewenste in- grediënten – tot op de dag van vandaag overigens. Planta was echter al in 1930 door de Keuringsdienst van Vegetarische Voedingsmiddelen en Alcoho- lische dranken ‘deugdelijk’ bevonden, stond sindsdien onder toezicht van de vegetariërsbond en was een regelmatig adverteerder in de Vegetarische Bode. Kort en goed, vegetariërs aten Planta. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 200

200 Deel iv

In de zomer van 1960 deden zich echter zo’n 100.000 gevallen voor van een mysterieuze, op netelroos lijkende huidziekte die bij de meeste mensen niet meer dan jeuk, bij sommige ook hoge koorts en in vier gevallen zelfs de dood tot gevolg had. De oorzaak, zo was al snel het donkerbruine vermoeden, was een nieuwe emulgator die aan de margarine was toegevoegd om het spat- ten tegen te gaan. Het land stond op zijn kop. Unilever, dat in 1952 de produc- tie van Planta op zich had genomen, wilde geen schuld bekennen, maar voel- de zich toch gedrongen aan 8000 mensen in totaal 1,25 miljoen gulden uit te keren. Het merk Planta was bovendien geen lang leven meer beschoren, het zou worden omgedoopt tot Brio (en heet sinds 2001 Bertolli).28 Uiteraard toonde ook de vegetariërsbond zich ontstemd, want contractueel was vastge- legd dat producten onder zijn controle niet zonder voorkennis van de keu- ringsdienst ‘in voor vegetariërs onaanvaardbare zin’ mochten worden gewij- zigd.29 Belangrijker dan dat was het maatschappelijk effect van de affaire: het vertrouwen in de moderne levensmiddelentechnologie liep schade op.30 In vroeger jaren hadden vegetariërs de hygiëne van de margarinefabricage beju- beld, nu bleek dat voedselveiligheid en moderne productiemethoden om ver- schillende redenen geen vanzelfsprekende combinatie te zijn. Het eerder dat jaar verschenen boek The Poisons in your Food, van de Amerikaan W. Long- good, bleek opeens schrikbarend profetisch. Naar aanleiding van het boek had het Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde al geschreven dat het ‘ontstellende gesol met carcinogene stoffen’ aantoonde dat vooral ‘irrationele motieven’ het handelen bepaalden – waarbij ‘irrationeel’ voor de verandering ‘commer- cieel’ betekende –, maar nu, met de Planta-affaire daarbovenop, concludeerde het blad: ‘Dit eist beleid.’31 Wie niet de grondslagen van de levensmiddelentechnologie in twijfel wil- de trekken, kon het voorval afdoen als een betreurenswaardig maar onwaar- schijnlijk incident. De emulgator was namelijk volgens de geldende regels der kunst getest – op dieren. Deze ‘modellen’ hadden echter geen aanleiding gegeven aan de onschadelijkheid van het middel te twijfelen. Het zal veel ve- getariërs hebben gesterkt in hun geloof dat dierproeven ook wetenschap- pelijk gesproken dubieus waren, maar een tijdschrift als Voeding, waarvan de inhoud voor een belangrijk deel steunde op het gebruik van proefdieren, for- muleerde nu eveneens bedenkingen: ‘Uit dit geval van voedselvergiftiging blijkt hoe groot het risico is van een evaluatie van toxiciteitsgegevens uit dier- gegevens naar de mens.’32 Hoewel echter in kleine kring de angst voortleefde en een massaler wantrouwen jegens de voedingsindustrie snel oproepbaar Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 201

De kabouterrevolutie 201

werd, ebde alle commotie toch vrij snel weg.33 Vegetariërs mochten zich druk maken om voedselveiligheid, het wereldvoedselvraagstuk, het milieu, om dieren; zij bleven slechts een klein troepje met een navenante invloed. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 202

De luide revolutie

De lange jaren zestig

Midden jaren zestig ging zich een nieuwe mensengeneratie roeren, onge- kend van omvang, die niet de gezamenlijke ervaring van de oorlog had ge- kend, maar de gezamenlijke ervaring van erop gewezen te worden niet de oorlog te hebben gekend. Een generatie die relatief hoogopgeleid was, die opgroeide in een wereld waarin massamedia het blikveld verruimden en die niet anders gewend was dan economische groei en, zeker in de jaren die het meest vers in het geheugen lagen, materiële verbetering. Interpretaties van wat de grote en plotselinge veranderingen die in het culturele klimaat in de jaren zestig optraden verklaart, willen onder historici nogal verschillen – evenals de waardering daarvan – maar dat de samenleving in betrekkelijk korte tijd een behoorlijk ander aangezicht kreeg, lijkt onom- streden. Een nieuw voedselpatroon wordt daar echter zelden toe gerekend – laat staan een vlees- of zelfs geheel dierloze voeding – noch een zich wij- zigende houding van mensen tot andere dieren. Ontzuiling, ontkerkelijking en deconfessionalisering, informalisering, de snelle opmars van de televisie, grotere seksuele vrijheid, veranderende opvattingen over abortus en euthana- sie, de opkomst van een jongerencultuur (en de invloed van rock ’n roll en drugs daarop), de vorming van een militante, linkse studentenbeweging, een verhevigd generatieconflict, de tweede feministische golf – dát zijn zoal de zaken die doorgaans in de schijnwerpers staan.34 Toch traden ook op voedsel- gebied belangrijke veranderingen op. De thema’s ‘milieu’ en ‘voedselveilig- heid’ van de ‘stille revolutionairen’ kregen door Provo een nieuwe vertolking. Binnen de kabouterbeweging kwamen zij vervolgens tot volle wasdom. In wat de ‘goedvoedselbeweging’ ging heten, een uitvloeisel van het kabouter- project, voegde zich daar het wereldvoedselvraagstuk nadrukkelijk bij. Voor vegetarisme (en dieren) bood dat volop kansen, maar geen garanties. Tegelij- kertijd bleef de invloed van de luide revolutionairen op voedingsvlak tot een vrij klein deel van de samenleving beperkt. Reden wellicht dat zij in de ge- schiedschrijving stiefmoederlijk bedeeld is. Een andere reden is wellicht gelegen in de periodisering. Voordat zich daadwerkelijk op enige schaal transformaties voordeden als het om voeding Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 203

De kabouterrevolutie 203

ging, waren de sixties kalendarisch gesproken al voorbij. Écht veranderen ging het pas in de jaren 1970. Op andere vlakken was dit eveneens het geval. Kees Schuyt en Ed Taverne laten daarom de jaren zestig in Nederland ein- digen in 1976.35 Hans Righart gaf zijn boek als titel zelfs De eindeloze jaren zestig mee en opperde de mogelijkheid van verschillende jaren zestigs. Dat lijkt een zinnig idee, maar of de jaren zestig werkelijk eindeloos waren als het om voeding gaat is de vraag – hoewel de erfenis van de revolutionairen nog steeds zichtbaar is. In de loop van de tijd is ze echter zo duchtig bijgeschaafd, vertimmerd en overschilderd dat hier de voedselrevolutie met goed fatsoen kan eindigen in de jaren 1980, toen zij haar ideologische veren goeddeels af- schudde, haar aantrekkingskracht veranderde en ze langzaam professionali- seerde, commercialiseerde en institutionaliseerde.

Wat was wezenlijk in dat deel van de culturele omwenteling dat als ‘de goed- voedselbeweging’ valt aan te merken? Allereerst, anders dan wellicht op an- dere terreinen die de rebellen bestreken, agendeerde zij geen nieuwe the- ma’s. Wat nieuw was waren vorm, intensiteit en draagwijdte, niet, of veel minder, de inhoud – daarin was wel een ontwikkeling te zien, maar de uit- komsten daarvan volgden uit een bepaalde set van standpunten die al bij aan- vang aanwezig was. ‘Progressieve’ ideeën over voeding en landbouw werden, zoals hierboven verduidelijkt, ook gedurende de jaren vijftig uitgedragen – en eerder.36 Toen gebeurde dat via een lezing, in een tijdschriftartikel, of, als de eigen kring verlaten werd, tijdens een meditatie op de radio. De toon daar- van was ernstig en bedachtzaam. In plaats van deze ‘Apollinische’ vormen van kennisoverdracht stelde de protestgeneratie de Dionysische happening, het gestencild pamflet en de burgerlijke ongehoorzaamheid, in kort, het ver- ontwaardigd maar tegelijk uitdagend en vrolijk straatrumoer.37 Dankzij de massamedia was de impact daarvan veel groter. De nieuwe vormen van het aandacht vragen voor maatschappelijke kwesties – vaak van elders afgeke- ken, met dank aan tv, radio of tijdschrift – waren doorgaans buitengewoon mediageniek en riepen door hun succes nieuwe initiatieven en nieuwe media coverage op. Door deze symbiotische dynamiek met de pers was de versprei- dingstijd kort en de reikwijdte groot. Aandacht schiep aandacht. De achtergronden van de keuze voor deze andere vormen van expressie kunnen, zoals Righart deed, gezocht worden in de grote afstand tussen de oudere en jongere generatie. Hij signaleerde in dit verband een dubbele ge- neratiecrises. Enerzijds die van een oudere generatie, gevormd voor en door de oorlog, voor wie de stijgende welvaart een periode van verwarring inluidde Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 204

204 Deel iv

over de maatschappelijke orde, verwarring over geloof en zuil. Anderzijds die van de naoorlogse generatie die door de uitgebreide scholing langer jong kon blijven, maar daardoor moeilijker de stap naar volwassenheid kon maken.38 In de voedselbeweging valt die generatiekloof ook waar te nemen. Een over- gang naar een andere voedingswijze was zeker voor velen uitdrukkingsvorm van een gevoel van ‘samen jong zijn’ en vond daarin een deel van haar beko- ring.39 Het generatieconflict dat daarbij werd gecultiveerd betrof enerzijds de ‘ouwelui’ met hun traditionele en conservatieve preferenties voor en ideeën over voedsel, anderzijds de aloude reformbeweging die ‘ooit’ óók idealistisch was geweest, maar nu, in de ogen van de jongeren, hopeloos vercommerciali- seerd was geraakt. De voedselbeweging was echter zeker niet uitsluitend een botsing van generaties. Het beeld dat ze te zien gaf was veel gedifferentieer- der. Bovendien strookt het niet met Righarts karakterisering van de jongere generatie als hedonistisch, door hem geïnterpreteerd als reactie op de tucht en ascese van de generatie voor hen. Voor de voedselbeweging is dit, zoals zal blijken, een hoogst problematische tegenstelling omdat zelfbeperking, ‘con- suminderen’ en, door sommigen, hard werken juist daarin tot grote hoogte werden opgevoerd. Belangrijker als achtergrond van de voedselbeweging is dat de welvaarts- stijging meer effecten produceerde dan alleen een generatiekloof. Om Schuyt en Taverne te citeren: ‘[D]e welvaart [haalde] de politiek in, dat wil zeggen: de structuur van politieke besluitvorming, zo geschikt voor een ordelijk tijdperk van economische samenwerking, bleek té verouderd om zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden.’40 Nu de minimumbestaansvoorwaarden wa- ren verzekerd, ontstond een nieuwe toetssteen: kwaliteit van leven. De consu- ment emancipeerde, de economische structuur veranderde van productie- kapitalisme naar consumentenkapitalisme. Die emancipatie hield voor een belangrijk deel in dat consumenten zich bewust werden van hun onmacht. Het idee dat de klant koning was, bleek achterhaald, zoals de econoom John Kenneth Galbraith betoogde. Tussen producent en consument gaapte een groeiende kloof. Wantrouwen daarover, in 1960 bij de Planta-affaire nog van voorbijwaaiende aard, werd in de tweede helft van de jaren zestig een con- stante factor. De voedselbeweging is in dit verband te zien als een radicale poging van consumenten om volledige controle over de productie te ver- overen. Hiermee overlappend had de economische groei wellicht een gevolg con- form de bekende theorie van de Amerikaanse psycholoog Abraham Maslow. In de jaren 1940 had deze een hiërarchie van menselijke behoeften opgesteld Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 205

De kabouterrevolutie 205

– overigens met als expliciet doel een fundamenteel onderscheid tussen mens en dier te creëren –, volgens welke de toenemende welvaart, na de eer- ste levenbehoeften te hebben vervuld, zou leiden tot een concentratie op niet- materiële zaken. De breuk van de sixties zou in dezen, zo hebben sociologen betoogd, de overgang markeren van een materialistische naar een postma- terialistische samenleving. Aan deze interpretatie kleven nogal wat bezwaren – ze verklaart vooral heel veel niet – maar de vuistregel dat er pas een gerede kans is dat mensen zich druk gaan maken over andere zaken dan hun eigen directe voortleven nádat hun eerste levensbehoeften zijn vervuld, blijft aan- trekkelijk.

Tegelijk, behalve het scheppen van ruimte om verder te kijken dan materiële levensbehoeften, produceerde de economische groei daarvoor ook een steeds groter wordende urgentie. De opkomst van de auto, die ook Nederland in rap tempo radicaal begon te veranderen, illustreert dat mooi.41 Leek de auto aan- vankelijk weelde, vrijheid en autonomie te betekenen, bij die beloften voeg- den zich verkeersopstoppingen, ruimtegebrek, landschapsaantasting, lucht- vervuiling, de vervreemding van suburbia en een schrikbarende hoeveelheid verkeersslachtoffers – onder mensen én onder andere dieren, zoals goede observators als Han en Lousje Voskuil bemerkten. Anders gezegd, de economische groei veroorzaakte effecten waar indus- triëlen en zelfs de ooit zo zorgvuldig lijkende bureaucratische planologen nooit rekening mee hadden gehouden – of op zijn best onvoldoende. Dat was wijsheid achteraf, maar vroeg om een koerswijzing. Het stimuleerde wan- trouwen jegens autoriteiten en industrie die, zo bleek, in hun streven naar groei allerlei risico’s namen waarvan de aard doorgaans zelfs bij benadering niet duidelijk was. Onzekerheid daarover, die onvermijdelijk was gezien de razend complexe processen die ermee gemoeid waren, de lange termijn waar- op zij potentiële betekenis kregen en het relatief schaarse onderzoek, maakte aan de ene kant politiek ingrijpen moeilijk en kon aan de andere kant makke- lijk angsten tot buitengewone proporties – ook dat is wijsheid achteraf – doen laten uitgroeien. Onzekerheid heerste bovendien op sociaal en levensbeschouwelijk vlak door ontzuiling en secularisatie. Als reactie daarop ontketende het verlangen naar nieuwe verbanden, zingeving en spiritueel heil een aanzwellende inte- resse in, naast antroposofie, vooral oosterse filosofieën en goeroes die inhou- delijk grote overeenkomst bezat met die in de kleine geloven van rond 1900, maar nu, onder andere maatschappelijke omstandigheden, een veel massaler Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 206

206 Deel iv

karakter kon krijgen. Ideeën over de eenheid van de kosmos, de onderlinge verbondenheid van mens, dier, plant en aarde en eerbied voor het leven leken wonderwel toegesneden om de problemen van de moderne tijd te lijf te gaan. Verzoening van wetenschap en geloof, aan het eind van de negentiende eeuw een populaire bezigheid van spiritisten, theosofen en veel aanhangers van de ‘grote geloven’, kreeg een nieuwe impuls, zoals in de Tao of Physics (1975) van Fritjof Capra. De problemen, zorgen en paniek die de modernisering teweegbracht, be- werkstelligden kortom een mentaliteitsomslag en bevorderden de groei van een environmental consciousness. Rond 1970 vestigden zich bij velen nieuwe kosmologieën waarin zowel individualiteit, eenheid, verbondenheid en soli- dariteit kernwaarden vormden. Solidariteit met derdewereldlanden, met vol- gende mensengeneraties, met ‘Moeder Aarde’ en ook, zij het niet per defi- nitie, met andere dieren. De grote culturele veranderingen, en vooral de milieubeweging die daar voor een belangrijk deel uit voortkwam, waren daar- mee in veel opzichten de antithese van de decennialange economische groei die Nederland (net als de rest van de westerse wereld) na de oorlog mee- maakte.42 En omdat in het Westen de economische groei verweven was met marktdenken, met kapitalisme, was het niet verwonderlijk dat velen daar de grondoorzaak van het probleem zochten. Wie bovendien met Roel van Duijn doorhad dat de planeconomie van de Sovjet-Unie evenmin een oplossing bood, richtte zich op een derde weg. De moeizame zoektocht daarnaar kon behalve vegetarisme ook dieren weer in beeld brengen. Zelfs als dat niet ge- beurde, of slechts gedeeltelijk, waren de gevolgen voor hen groot.

Provo

In De groene golf, dat de geschiedenis verhaalt van de Nederlandse milieube- weging, ziet de latere milieuminister Jacqueline Cramer deze ontstaan uit twee componenten. De eerste bestaat uit vertegenwoordigers van de oudere generatie – wetenschappers vooral, Briejèr voorop, en een enkele politicus zo- als Marinus de Goes van Naters. Figuren kortom die in kringen van natuur- liefhebbers, dierenbeschermers en vegetariërs weerklank vonden en daar niet zelden toe behoorden (in plaats van dominees waren er na de oorlog op- vallend veel ingenieurs onder vegetariërs). De tweede component is bovenal Provo, waarvan het optreden voor velen de doorbraak markeerde van de jaren zestig in Nederland. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 207

De kabouterrevolutie 207

Inderdaad groeide milieuvervuiling binnen Provo uit tot een der grootste grieven tegen de maatschappij. Het beroemde wittefietsenplan had als voor- naam doel het terugdringen van giftige uitlaatgassen; het witteschoorstenen- plan, zich baserend op de overtuiging dat iedereen recht had op frisse lucht, was zelfs uitsluitend op verbetering van het milieu gericht. Desperado, het blaadje van de Rotterdamse provo’s, vond het grootste gevaar dat de mensheid bedreigde: ‘de vervuiling van ons levensmilieu door luchtverontreiniging (...) insekticiden op groente en fruit, chemiese, niet te neutraliseren bestandde- len in ons drinkwater en tot slot het felomstreden vraagstuk van de radio- aktieve neerslag, de z.g. “fall-out”’.43 Die zorg om het milieu, bracht onvermijdelijk – bovenstaand citaat illus- treert dat – zorg om voedselkwaliteit met zich mee. ddt, kleurstoffen en an- dere verontreinigingen moesten het binnen Provo ontgelden. Die waren ‘im- mers niet in het belang van de volksgezondheid (...) maar in het belang van het doel van de ekonomie: hogere en hogere winst voor de big bosses’.44 Van Duijn rekende voedselverontreiniging daarom tot een van ‘de dankbaarste objekten van onze agitatie, omdat zij evident fout zijn’. Provo vormde daar- mee – én vanwege de stijl en expressiemiddelen die ze introduceerde – tevens een eerste impuls voor wat Anneke van Otterloo noemde ‘de herleving van de beweging voor natuurlijk en gezond voedsel’. Deze beweging, waarvan vege- tarisme een belangrijk ingrediënt vormde, werd, in de wirwar van sociale be- wegingen die in die tijd opkwamen, tegelijk deel van de milieubeweging – en, in verschillende fasen, tevens conglomeraat van verschillende substromin- gen. De aan het begin van dit deel beschreven ontmoeting van de oude voed- selbeweging in de vorm van de biologisch-dynamische landbouw met ex-pro- vo Van Duijn gaf, in de vorm van de kabouterbeweging, het daadwerkelijke startschot voor de ‘herleving’. Provo herbergde echter al belangrijke kiemen. Milieu en voedselveiligheid waren, zoals gezegd, thema’s die erin naar boven kwamen. Maar hoe zat dat met vegetarisme? En dus met dieren?

Heel even leek ook vegetarisme in Provo een plaats te krijgen. In de beginsel- verklaring, te vinden in het eerste nummer van Provo van 12 juli 1965, wer- den namelijk tot de doelgroep nadrukkelijk vegetariërs gerekend, te midden van een bont gezelschap van ‘anarchisten, provoos, beatniks, pleiners, scha- renslijpers, bajesklanten, zuilenheiligen, magiërs, pacifisten, sjarlatans, filo- sofen, bacillendragers’.45 Bij dit eerste signaal bleef het echter. Sterker, een bloederig stuk vlees was onderdeel van een Provoactie in Krasnapolsky; vol- gens het wittekippenplan – ‘Iedere dag een kip in de pan’– was het zaak dat Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 208

208 Deel iv

agenten werden toegerust met een voorraad kippenboutjes die zij aan honge- rige provotariërs konden uitdelen; burgemeester Van Hall kreeg in het kader hiervan van de provo’s alvast twee gebraden kippen ten geschenke; en leven- de, ontredderde kippen waren soms onderdeel van demonstraties – tot ver- ontwaardiging van zowel de Dierenbescherming als Jan Wolkers. Misschien echter dat dit, dankzij de logica van Provo, een provegetarische houding niet eens in de weg had hoeven staan. Zoals bekend ontleende de beweging veel in stijl en denkwijze van de antirookmagiër Robert-Jasper Grootveld die zijn eigenzinnige campagne tegen de kankerverwekkende sigarettenindustrie com- bineerde met de gewoonte stevig door te roken om zo ‘van de duisternis te ge- tuigen’. Evenmin als Grootveld was Provo vies van paradoxen. Maar anders dan nicotine vormde vlees geen kop van jut voor het provo- tarisch revolutionaire denken. De kippenboutjes waren niet bedoeld als ge- tuigenis van het kwaad. Nota bene vegetariër Roel van Duijn zelf zag in 1966 in de Japanse ‘kippenfabrieken’ een aanwijzing voor de haalbaarheid van Constant Nieuwenhuys’ utopisch project New Babylon, dat ook voor de pro- vo’s als ideaal gold omdat de mens daarin door mechanisering en automati- sering (de verwachtingen van de ‘kompjoeter’ waren hooggespannen) verlost zou zijn van de verplichting te werken – en daardoor maximaal kon beschik- ken over creatief te benutten ‘living time’.46 Nog minder hoefde melk het te ontgelden. De zuivelindustrie wist zelfs in 1966 gewiekst mee te liften op de populariteit van Provo onder jongeren door ‘Het witteglazenplan’ te lanceren. Dat bestond eruit ‘van dit kostulluk vocht niet elken dag één glas, maar op z’n minst toch twee’ te drinken. Als dit al kritiek veroorzaakte, was het kritiek op de commercialisering, op het misbruiken van Provo om het consumentisme te bevorderen – nooit kritiek op het consumentisme van melk van koeien.

Toch kon de provotarische denkwijze wel degelijk het raam openen op vegeta- rische vista’s. Want Provo was, uiteraard, provocatie, protest tegen de slaafse cultuur van massaconsumptie, een afzetten tegen de veronderstelde klein- burgerlijkheid van de oude generatie, een verwerping van vastgeroeste codes en patronen. En vlees, zuivel, eieren, de ‘productie’ van dieren, vormde niet het minste deel van de massaconsumptie die onder vuur kwam te liggen; het geloof dat het eten van dieren ‘goed’ was, wenselijk, vanzelfsprekend, natuur- lijk, erbij hoorde, was onmiskenbaar onderdeel van de gewraakte orde. De au- toriteit die vlees bezat, kon kortom eveneens doelwit worden in de algemene afrekening met het autoritaire heden en verleden. Dit temeer omdat juist de legitimatie van die autoriteit – traditie, religie, economie – het zwaar te verdu- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 209

De kabouterrevolutie 209

ren kreeg. De algemene breuk die Provo trachtte te forceren bood de kans om ook het gezag van de vleesconsumptie te verwerpen of op zijn minst in twijfel te trekken. En datzelfde gold voor het melkgeloof. In en rond Provo waren hier bovendien de nodige aangrijpingspunten voor. Provo was, hoe veelvormig ook, in de kern anarchistisch en als zodanig lieten diverse provo’s zich inspireren door het anarchistische verleden. Do- mela Nieuwenhuis werd herontdekt en, in het voetspoor daarvan, kon diens vegetarisme te denken geven. De afkeer van het eigentijdse materialisme plaveide bovendien voor sommigen de weg naar de bestudering van meer religieus georiënteerde vegetariër-anarchisten als Bart de Ligt.47 Ook levende personen konden tot voorbeeld strekken. In het Sociaal en Religieus Gespreks- centrum in de Amsterdamse Raamstraat, een ontmoetingsplek van anders- denkenden die een belangrijke kraamkamer zou blijken te zijn voor Provo, was bijvoorbeeld Gerard Esser een opvallende verschijning. Esser was behal- ve kunstenaar ook een zeer toegewijd dierenactivist en vegetariër die in lied- jes, schilderingen en straatacties tegen het lot van de dieren protesteerde. Dat wekte sympathie – maar toch geen navolging.

Liefde, vrede en macrobiotiek

Behalve het anarchisme waren er nog andere stromingen die zich manifes- teerden. Zo deed de macrobiotiek haar intrede. In Nederland was dat aanvan- kelijk een missie van Mike Lorsch, een kunstenaar rond Provo en vriend van antirookmagiër Grootveld.48 Macrobiotiek behelsde een voedingsleer ontwik- keld door de Japanner George Oshawa, die na de Tweede Wereldoorlog over de wereld toerde om zijn ideeën (en vele boeken) aan de man/vrouw te bren- gen. Hij ging uit van het idee dat de mens in evenwicht met zichzelf en de wereld moest zijn – een evenwicht dat via de voeding tot stand gebracht kon worden. Die beoogde harmonie stelde Oshawa voor als balans tussen de taoï- stische principes Yin en Yang. Voedingsmiddelen correspondeerden met een van beide elementen. Harmonieuze voeding, die vooral Yang moest zijn als tegenwicht aan het yinkarakter van de moderne mens, betekende bovenal veel bruine rijst en andere granen, peulvruchten, plus een beetje groenten.49 Hoewel macrobioten feitelijk vegetarisch aten en Oshawa vlees eten ver- oordeelde als ‘collectief doden’, achtte hij het niet verkeerd omwille van het genot kleine hoeveelheden vlees te nuttigen. Van vegetarisme moest hij daar- bij weinig hebben, omdat dit op sentimentaliteit zou berusten. Zijn stelregel Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 210

210 Deel iv

‘eet gewoonlijk niet wat protesteert of vlucht’ was niet omwille van de protes- terenden of de vluchtelingen, maar omdat het de mens fysiologisch zou verla- gen. De uitzonderingen die de woordkeus voor ‘gewoonlijk’ opriep, kon daar- bij de Orde van het Heelal, het niveau waarop de macrobiotische leer zich richtte, kennelijk wel velen. Die tolerantie was, zoals de gepassioneerde vege- tariër Nicolaas Hartman in zijn evaluatie van de macrobiotiek in 1971 consta- teerde, een belangrijke succesfactor. ‘Je kunt je bij wijze van spreken al ma- krobiotiker voelen, als (...) je aardappelen door rijst vervangt en je eten met stokjes naar binnen kunt werken. “Hartstikke leuk.”’Overigens waarschuwde hij dat het Freischweben niet gold ‘voor hen die genezing zoeken’. Dan was de leer uiterst dogmatisch. In een later leven zou Roel van Duijn de tragische ge- volgen daarvan van zeer nabij ervaren. Vooropstond in de tweede helft van de jaren zestig echter dat van de toler- ante tegendraadsheid, het ‘anderszijn’ – wat makkelijk aan het provotarisch bewustzijn kon appelleren. De mystieke kleuring hoefde daaraan geen af- breuk te doen, die paste in het beeld van Amsterdam als ‘Magies-Sentrum’. De afkeer van oorlog en van het imperialistische Westen waarvan Oshawa ge- tuigde, versterkte de aantrekkingskracht. Het was een afkeer die won aan ac- tualiteit. Het door de Vietnamoorlog gestimuleerde anti-Amerikanisme vond eind jaren zestig een icoon in ongepelde rijst, het macrobiotisch parade- paardje. Macrobiotiker of niet, via het eten van zilvervliesrijst kon dagelijks uitdrukking gegeven worden aan solidariteit met de derde wereld. Daarbij legde de macrobiotiek de nadruk op vrijheid, blijdschap en ge- luk. Ondanks de zware pretenties bezat de macrobiotiek kortom een lichtere zijde die, met enige goede wil, in provotarische richting kon worden omge- vormd. De ondertitel van het macrobiotische schriftje Eat and live dat Lorsch uitgaf, en dat zich qua lay-out nauwelijks van Provo onderscheidde, was daar- van een goed voorbeeld: ‘het enige blad waarom gelachen wordt’. Daar school ook een vorm van zelfrelativering in, of misschien verbittering; het sloot te- vens aan bij de verkiezingsleuze ‘Stem Provo, kèjje lachen’. Naast de macrobiotiek en daaromheen de belangstelling voor oosterse re- ligies als het zenboeddhisme – dat in principe tot vegetarisme/veganisme leidde – kreeg vleesloze voeding onder de jongeren een verdere impuls door- dat de hippiecultuur via opwindend nieuwe rock ’n roll begon op te komen. En hoewel velen love & peace moeiteloos combineerden met het laten doden van dieren, was dit voor anderen een onoverkoombare contradictie. In Hit- week werd bijvoorbeeld ‘uit naam van de hippies’ geprotesteerd tegen de kerstkalkoen: Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 211

De kabouterrevolutie 211

‘Kerstmis, dames en heren, staat al ééééééuwen in het teken van de barmhar- tigheid en zo, daarom lijkt het mij biezonder onpasselijk, pardon, ongepast om een kalkoen (of een eend of kip of konijn of patrijs) te vermoorden (ja heus) en die lekker op te bikken.’50

Het was een oud protest, maar de stijl was nieuw – losser en wars van hoog- dravendheid. Veel meer (potentiële) impact had die nieuwe, directe stijl echter in com- binatie met het nieuwe massamedium televisie, zoals het trio jonge kunste- naars Wim T. Schippers, Wim van der Linden en Hans Verhagen dat voor ogen stond. In de herfst van 1967 filmden ze het doden van koeien. Van der Linden:

‘Op de film zie je ze, pats, vallen. Die keel wordt dan opengesneden, weet je wel. Gruwelijk, gruwelijk. Het zag zwart voor mijn ogen, maar ik moest blij- ven filmen. (...) Dan hakken ze die kop af, dat is de meest afgrijselijke scene en dan snijden ze de tong eruit. De film eindigt met het uitsnijden van het oog. Dat oog vult het hele beeld, en daar eindigt het mee. (...) Verhagen en Schippers stonden ook te trillen op hun benen, we zijn alle- drie nogal gevoelig, weet je wel.’51

Het filmpje was voor hun programma Hoepla. Maar de vpro, die eerder met dit programma Nederland en de haar omringende wereld had geshockeerd door het tonen, vele tergende seconden lang, van de uitdagend blote borsten van Phil Bloom, liet dít fragment na rijp beraad op de snijtafel sneuvelen. Oog voor dieren kon ook in de nieuwe jongerencultuur hand in hand gaan met aandacht voor het eigen welbevinden. In haar jongerenrubriek in De Tijd signaleerde ‘Joosje’ bijvoorbeeld dat opvallend veel mensen in de pop- scene vegetarisch of macrobiotisch aten: ‘Vooral de Engelse popbladen (…) staan vol met interviews van bekende sterren die verklaren zich zo veel fitter te voelen nu ze geen vlees meer eten.’52 Het was toen begin 1969. Dat dieren- liefde inderdaad niet onlosmakelijk aan het hippiedom verbonden was, bleek niet veel later uit het modebeeld: de ‘hippe meisjes’ schuwden kattenbont niet.

Directer, maar zeker even dubbelzinnig, was de bagage die sommige provo’s van huis uit mee hadden gekregen. Diverse provo’s kwamen namelijk uit een vegetarisch getint milieu. Dat gold voor Irène van de Weetering, Provo’s voor- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 212

212 Deel iv

vrouw, wier moeder in de Rein Leven Beweging actief was geweest, en voor de vriendengroep rond Roel van Duijn. Eckart Dissen bijvoorbeeld, een Haagse schoolvriend van Van Duijn, had eveneens gewezen reinlevers tot ouders die bovendien de reformzaak runden aan de Haagse Laan van Meer- dervoort waar de familie Van Duijn haar Loverendalebrood haalde. Daarbij was hij lid geweest van de njn, de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstu- die, een club waarin vegetarisme vrij normaal was. Ook Van Duijns vriend Piet Schröder was voormalig njn’er evenals Carla Kuit, enkele jaren een ‘en- thousiast vegetariër’, met wie Van Duijn in de provotijd in Amsterdam sa- menwoonde.53 Gezien de aard van Provo was dit geen onverdeelde zegen. Immers, Pro- vo zette zich af, cultiveerde de generatiekloof. Zo in het geval van Van de We- tering die in 1966 aan Vrij Nederland-interviewer Bibeb vertelde: ‘Bij mij thuis zijn ze oer-esthetisch, eten geen vlees. Dat vreemde, bovenaardse, zweverige gedoe. Provo is concreet en toch idealistisch op een aardige manier, niet zo zweverig en klierig.’54 Maar bij Van Duijn was zijn behoefte tot verzet niet te- gen het ouderlijk milieu gericht – zodat hij min of meer vegetariër bleef.

Ontbrak het dus bij aanvang niet aan aanknopingspunten, wat een praktische omarming van een vegetarische leefstijl in de weg stond – naast de gebruike- lijke obstakels – was het stelselmatig tegendraadse karakter dat Provo pro- beerde te ontwikkelen. De bestaande maatschappelijke orde mocht doelwit zijn van het protest, dat betekende niet dat er een vastomlijnd idee bestond over hoe het dan wél moest. Sterker, meer nog dan de bestaande orde werd het hele idee van orde verworpen. Of, zoals een vooraanstaand provo het ver- woordde: ‘Ik wil (...) geen nieuwe andere maatschappij, want dan zijn er weer andere normen.’55 Het verzet was vooral desperaat verzet, de ludieke happe- nings waren niet primair instrumenten ter verwezenlijking van een extern doel, maar doel in zichzelf – échte hoop op iets als New Babylon was lang niet altijd aanwezig. Een overstap naar vegetarisme was vanuit deze instelling al snel iets dat hooguit tijdelijk was, en al naar gelang de context werd gepraktiseerd of weer verworpen. Ook in de wat ruimere cirkels rond Provo vond een dergelijke houding ingang. Toen de dichter Johnny van Doorn zich erover verbaasde dat een vriend van hem, die als Zenadept groot voorstander was van de vleesloze macrobiotische voeding, voorstelde om in een restaurant hertenbiefstuk te gaan eten, duurde die verbazing niet lang: ‘Maar ik begreep hoe de vork in de steel zat: juist het tegendraadse is Zen.’56 Dat Van Doorn in oktober 1967 in Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 213

De kabouterrevolutie 213

het tv-programma Voor de vuist weg verklaarde geen vlees meer te eten en be- keerd te zijn tot de macrobiotiek, was daarom waarschijnlijk meer een reactie op de ongegeneerde vleesreclame die presentator Willem Duys in zijn pro- gramma voerde, dan conform een bestendig eetpatroon dat Johnny the Self- kicker zelf naleefde.57 Uiteraard was de normloosheid niet lang vol te houden. De vrijheid die op etensvlak veroverd kon worden was daarbij beperkt en goeddeels illusoir want aan het eten zelf viel niet te ontkomen, zodat het uit- eindelijk toch altijd een kwestie van vlees of geen vlees bleef.

Provo stierf, officieel althans, en werd bijgezet op 13 mei 1967 in het Amster- damse Vondelpark. Net op tijd, voordat het ongrijpbare, ontwijkende karakter van de beweging ten onder ging aan officiële standpunten en partijpolitiek, voordat Provo ‘materie’ was geworden, ‘organisatie’. De beweging zou echter goeddeels doorleven, niet zozeer ‘in de anonimiteit van de subversieve mas- sa’, zoals Van Duijn het in 1967 voor zich zag, maar in de nieuwe, duidelijk zichtbare beweging van de kabouters. In personele zin was er de nodige con- tinuïteit, niet in de laatste plaats belichaamd door grondlegger Roel van Duijn. In stijl, in voorkeur voor ludieke vormen van protest, had zij eveneens veel gemeen met Provo. Ook op inhoudelijk vlak waren de overeenkomsten groot, zij het dat de kabouters wél instituties in het leven riepen en zich geor- ganiseerd – hoe chaotisch dat ook gebeurde – inzetten voor een tamelijk afge- bakende set waarden en normen. Werd de vegetarische potentie van Provo niet gerealiseerd, juist vanwege het veel concretere programma kon zij bin- nen en rond de kabouterbeweging tot grotere ontplooiing komen.

Kultuurkabouters

In september 1969 lanceerde Van Duijn zijn idee ‘Amsterdam-Kabouter- stad’. Na de terugkeer van Loverendale had Van Duijn zich verder verdiept in de milieuproblematiek, waar rond die tijd ook in buitenlanden als Amerika en Engeland jongeren massaal door werden gegrepen. Hij was gaan lezen, Carsons Silent Spring en de Nederlandse pendant daarvan, Briejèrs Zilveren sluiers en verborgen gevaren uit 1967.58 Ook las hij Stikkende steden van de Rus- sisch-Amerikaanse anarchist Murray Bookchin, waarin deze een nieuwe va- riatie presenteerde op het oude topos van de verziekte, onleefbare stad – com- pleet met nieuwe statistieken en moderne, huiveringwekkende voorbeelden zoals de beruchte London smog van 1952 die duizenden doden tot gevolg had Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 214

214 Deel iv

gehad.59 Het gevaar van de atoomoorlog mocht, dankzij de meer ontspannen oost-westrelaties, iets van zijn acute dreiging hebben verloren, kernenergie nam zijn plaats in en daarnaast waren andere gevaren gekomen, onzichtbaar en sluipend vaak, maar daarom niet minder dodelijk. Luchtverontreiniging, watervervuiling, de vergiftiging van de bodem, toenemende resistentie van ziektekiemen, chemicaliën die tot in de verste uithoeken van de planeet door- drongen en zich opstapelden in ieder levend wezen: gemeenschappelijke ver- nietiging kon ieder moment toeslaan, zo begreep Van Duijn. Maar, anders dan ten tijde van het desperaat verzet van Provo, gloorde er nu hoop. Zou juist de ernst van de dreiging niet een revolutionaire reactie kunnen oproepen? Van Duijns visioen had daarmee iets weg van een ecologische versie van Marx’ Verelendungstheorie, waarbij de rol van de revolutionaire onderklasse was weggelegd voor wat hij kabouters noemde. Belangrijk verschil: de om- wenteling diende plaats te vinden voordat de grote Kladderadatsch zou uitbre- ken. Van Duijn ontwikkelde hiervoor het idee van een ‘twee-handen-strate- gie’. De ene hand infiltreerde ‘het systeem’, poogde dat van binnenuit om te vormen, terwijl tegelijkertijd de andere hand een nieuwe, betere orde zou op- bouwen. Als de mens was gesteld voor de keuze tussen catastrofe en Kabou- terstad, wie zou dan niet voor het laatste opteren?60 De ernst van de situatie kreeg daarmee een positieve wending. De tegencultuur was ergens vóór. Maar waarvoor? Wat bedoelde Van Duijn met die kabouters? Volwasse- nen die hadden geleerd dat sprookjes iets voor kinderen waren, hadden moei- te zijn voorstellingswereld te betreden, zeker omdat daarin de grens tussen metafoor en werkelijkheid diffuus kon zijn. De les van Provo dat je door het geven van namen een nieuwe realiteit kon scheppen, dat woorden werkelijk toverwoorden konden zijn – als je er maar in geloofde –, nam Van Duijn zich ter harte. Toch was zijn imaazje van de kabouters duidelijker en afgebakender dan Provo. Kabouter was het symbool van een mens die in harmonie leeft met de natuur. Zoals in de biologisch-dynamische leer kabouters de ‘elemen- tenwezens’ waren die in de aarde de wortels der gewassen verzorgden, zo zag hij in de ‘kultuurkabouters’ wezens die de wortels van de menselijke samen- leving gezond dienden te houden. Er was kortom werk aan de winkel, voor de provotarische homo ludens was voorlopig geen tijd. In zijn boek De boodschap van een wijze kabouter werkte hij zijn ideeën uit aan de hand van Peter Kropotkin, de Russische anarchist wiens werk een revi- val ten beurt viel. In Van Duijns terminologie was Kropotkin ook een cultuur- kabouter, een ‘urbagrarische’ mens, intellectuele tuinier, wetenschappelijke Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 215

De kabouterrevolutie 215

utopist. Niet alleen de anarchistische principes van de bevrijding van het ge- zag en het ‘werken naar vermogen en beloning naar behoefte’, maar vooral het idee van integratie van cultuur en natuur, van hoofd- en handarbeid, van theorie en praktijk vond bij Van Duijn weerklank. Leidde kapitalisme tot spe- cialisatie en daarmee vervreemding, nu was het moment voor de ‘integrale mens’. Was het overheersen van de natuur het credo geweest, in plaats daar- van diende naar de natuur geluisterd te worden en ermee te worden samen- gewerkt. Ideeën van de tuinstadbeweging rond 1900 herleefden in Van Duijns pleidooi voor een ‘huwelijk tussen stad en platteland’. De destructieve kracht die de menselijke technologie in twee wereldoorlogen bewezen had te zijn, kon bestreden worden door toepassing van wat in provoiaanse bewoordingen eerst witte technologie ging heten – en later zachte technologie: technologie die niet vervuilde, die kleinschalig was en begrijpelijk.

De groene golf

Omdat Van Duijn per 1 oktober 1969 gemeenteraadslid werd in Amsterdam – een erfenis van de verkiezingsdeelname van Provo drie jaar eerder –, had hij een mooie aanleiding om deze ideeën toe te snijden op Amsterdam. Het probleem van hiërarchie, van het gezag, wilde hij bestrijden door decentrali- satie, door het instellen van buurtraden en wijkcentra waarin bewoners in- spraak en bevoegdheden kregen. Om de natuur de stad in te brengen dien- den volkstuinen uitgebreid te worden; daktuinen benut om er schapen en geiten op te hoeden; auto’s uit de binnenstad geweerd en de toegangsprijs van Artis verlaagd om het contact van mensen met dieren te bevorderen. Of, zoals zijn oproep in De Vrije van 30 september luidde:

‘Amsterdam, laat er een groene golf over je van koolmonoxyde vergeven stra- ten komen. Laat er volkstuintjes opbloeien, laat je verwaarloosde grachtentui- nen openbare kindertuinen worden, laat je platte daken de Hangende Tuinen van Amsterdam worden. Beplant je pleinen en straten met bomen, planten en paddestoelen, versier je puien met klimop en bloemen. Amsterdam is niet voor niets een Magies Sentrum; in Amsterdam zal het gebeuren dat de mo- derne kultuurkabouter opstaat. Waar de plastic-Amsterdammer zijn auto parkeert, zal de kultuurkabouter morgen zijn aardappelen poten, zijn aard- beien oogsten of zijn kippen voeren (...)’61 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 216

216 Deel iv

Dat beeld was aanstekelijk. Iedereen met een tuintje, balkon, dakterras of zelfs maar vensterbank kon een deeltje van die utopie verwezenlijken. Deels gebeurde dat ook daadwerkelijk, zoals bij het project De Stadsboerderij in het kader waarvan in de Jordaan ‘grondbevrijdingsacties’ werden gehouden om braakliggende, ongebruikte stukjes grond te veranderen in moestuinen. Zo- als de initiatiefnemers schreven:

‘We mogen geen vierkante meter vruchtbare Jordaangrond ongebruikt laten. In tijden van miljeu-krises moeten Jordaners zichzelf kunnen voeden. Het asfaltkarakter van de stad moet veranderd worden. We zitten al veel te lang opgesloten in stenen huizen en blikken auto’s met verontreinigde lucht. Sla de hand aan de ploeg!’62

Nog voordat Ernst Friedrich Schumacher in 1973 met zijn invloedrijke boek uitkwam, wisten de kabouters het kortom al: Small is Beautiful. Of,indetypi- sche Nederlandse vertaling, ‘Hou het klein’. Kabouters waren daar in Neder- land exponent van, maar evengoed de in 1969 door Otto Munters opgerichte leefgemeenschap van ‘Hobbits’ in Drenthe, de in 1971 door journalist Sietze Leeflang opgezette ecologische proeftuin De Kleine Aarde in Boxtel en tal van andere initiatieven. Leef- en werkgemeenschappen, woongroepen, commu- nes: het waren manifestaties van een internationale beweging, getuigend van een wens naar verbondenheid, naar een menselijke maat, naar een overzich- telijk, hanteerbaar, zelfvoorzienend leven. Hoe kleinschalig en bescheiden ook, met de kabouterprojecten straalden de initiatiefnemers uit dat de stad – en daarmee de wereld – in eigen hand lag, dat het mogelijk was je te verzetten tegen het functionalistische denken van de bestuurlijke bureaucraten en zélf iets te doen.63 De tijd van alleen protest en demonstratie was voorbij. De wereld moest veranderen, maar kón dat ook, en iedereen bezat het vermogen zijn of haar deel daarin te leveren. Connoteerde het uit de vs overwaaiende motdujour‘overleven’ weliswaar niet heel veel vro- lijks, positief was het toch; redding was haalbaar. En Samen overleven,zoals midden jaren 1970 het tijdschrift van de ‘overlevingsbeweging’ Anders den- ken! Anders Doen! ging heten, klonk al een stuk gezelliger.64 Met vereende kracht de wereld veranderen gaf plezier. Zeker in de begintijd van de kabou- ters leefde dit verlangen sterk. Net als de provo’s waren de kabouters ludiek. De ernst van de missie werd verlicht door vrolijke creativiteit, de revolutie die men voorstond was een lieve revolutie, de pretentie ervan hulde zich in milde ironie. Want hoe serieus was eigenlijk iemand die zichzelf kabouter noemde? Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 217

De kabouterrevolutie 217

Inhoudelijk waren de overeenkomsten met het fin de siècle groot, qua stijl en tone of voice gaapte er een afgrond. Had Frederik van Eeden zich de Nieuwe Mens als Engel voorgesteld, de nieuwe mens van Oranje Vrijstaat was van aanzienlijk minder postuur. Toch sluimerden daarachter enerzijds hooggespannen dromen over het betreden van een Nieuwe Tijd, het tijdperk van Akwarius, en anderzijds het visioen van de dreigende ondergang. Het kleurde het bewustzijn met een romantisch patina. Een bestaan aan wat wel eens de vooravond van Armageddon kon zijn, was ontegenzeggelijk opwin- dend. De wetenschap te leven op een historisch moment ontketende een vreemde energie. ‘Paniese vreugde’ noemde Van Duijn dit gevoel in de late lente van 1971.65

De kabouterbeweging was op dat moment al in snel tempo aan het desinte- greren, wat er wellicht mede debet aan was dat de paniek sterker leek te wor- den dan de vreugde, zoals viel op te maken uit het tijdschrift De Paniekzaaier dat Van Duijn later dat jaar lanceerde. Zijn pleidooi hierin voor ‘paniese we- tenschap’ beoefend aan een ‘paniese universiteit’ lag weliswaar in lijn met zijn eerdere initiatieven als de ‘Volksuniversiteit voor Sabotage en Pseudo- Erotiek’, maar de toon werd er, zo niet grimmiger en wanhopiger, dan toch zwaarder op de hand door. Zeker, ‘de witte paniek’ die hij propageerde was een creatieve kracht waarin men nog steeds een merkwaardig soort genoegen kon scheppen, maar dat maakte de ernst van de angst er niet minder om.66 Aan de opgewekte rondedansjes van het vrolijke kaboutervolkje kwam kortom snel een einde. Het succes werkte verlammend, de fier beleden soli- dariteit was vaak ver te zoeken en de discussie of deelname aan de parle- mentsverkiezingen in 1971 gewenst was, werkte, hoe toepasselijk, als een splijtzwam.67 Maar teleurstelling daarover was niet de hoofdoorzaak voor de toenemende paniek. Die werd bovenal gevoed door een veel bredere omslag die zich aftekende. Zoals gezegd was het milieubewustzijn vanaf het midden van de jaren zestig gegroeid – mede dankzij Provo, mede dankzij ook de suc- cesvolle acties in 1968 tegen de vestiging van zwavelkoolstoffabriek Progil bij Amsterdam. Begin jaren zeventig openbaarde de milieuproblematiek zich echter in volle hevigheid. Vooral het rapport van de Club van Rome, ‘De Gren- zen aan de Groei’, waarvan de uitkomsten in de zomer van 1971 op conferen- ties in Rio de Janeiro en Moskou werden gepresenteerd, bevestigde en stimu- leerde sombere toekomstprofetieën. In het jaar dat het rapport in Nederlandse vertaling verscheen, 1972, kwam het al tot zeven drukken.68 Het jaar erna maakte de oliecrisis de zorgen over de energievoorziening acuut, terwijl het Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 218

218 Deel iv

kerende economische tij ook al geen feest betekende – al zou dat op de poli- tieke agenda de milieuproblematiek gaandeweg verdringen. Niettemin, het gesomber dat eerst in kleine kringen leefde, had in nog geen tien jaar tijd een enorm bereik gekregen. Uiteraard, nu de balans van de twintigste eeuw deels kan worden opge- maakt, blijken veel van de toen geschetste scenario’s overtrokken en ongefun- deerd, om niet te zeggen hysterisch. In de mensenwereld liep het aantal hon- gerdoden in de tientallen miljoenen, niet in de miljarden zoals Paul Ehrlich vreesde; kernrampen veroorzaakten hooguit honderdduizenden slachtoffers, geen vele miljoenen zoals Roel van Duijn zich in zijn atoomroman Bloed voorstelde. Desalniettemin, de schaal waarop de ecologische ontwikkelingen ingrepen was kolossaal. Alleen al luchtvervuiling eiste in de twintigste eeuw – volgens zeer globale schatting – drie keer zoveel dodelijke slachtoffers als de Eerste Wereldoorlog.69 Watervervuiling, bodemverontreiniging, klimaatver- andering, ontbossing en erosie, veelal als gevolg van voedselproductie, voeg- den er het hunne aan toe. Pesticiden bléken hachelijk – 20.000 doden per jaar schatte de who in 1990 – zij het vooral in de katoenvelden (of bij een ramp als Bhopal). De wereld móést worden gered van een dreigende catastro- fe, die van een verdwijnende ozonlaag. Zijn echter de gevolgen van het men- selijk ingrijpen in het milieu voor homo sapiens al amper in kaart te brengen, voor de verdere dierenwereld is dat letterlijk onbegonnen werk. En om terug te keren naar begin jaren 1970, de gevolgen voor de niet-menselijke dieren waren toen bovendien slechts zelden een voornaam punt van zorg.

Uniform was de brede aandacht voor het milieu, die onder meer uitdrukking kreeg in de oprichting van Milieudefensie in 1971 (en vele honderden actie- groepen in de navolgende jaren), niet. En evenmin was ze in alle opzichten revolutionair. Want, de geboorte van een radicale milieufilosofie ten spijt, van de schakeringen die ze te zien gaf was de meest overheersende toch een preg- nant antropocentrisme. De vele ‘blauwdrukken tot overleven’ richtten zich op het overleven van mensen; het populaire beeld van de aarde als ruimteschip impliceerde menselijke besturing: astronauten waren mensen, geen andere dieren.70 Hooguit het overleven van diersoorten was reden voor ongerustheid, maar ook dat was meestal omwille van een menselijk belang. Het rapport van de Club van Rome was te dienaangaande tekenend. Zo er al uit het rapport bleek dat de aarde naast mensen ook andere bewoners telde, waren deze uit- sluitend interessant als menselijke voedselbron en konden om die reden hooguit tot afgeleide hoofdbrekens leiden: vissen bevatten in toenemende Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 219

De kabouterrevolutie 219

mate het voor de menselijke consument schadelijke kwik, het dreigende uit- sterven van de walvissen zou het trieste einde inluiden van de walvisvaart.71 Ongetwijfeld verklaart dit tenminste een deel van de enorme uitstraling die het rapport had. Want het betekende weliswaar een aanval op het dominante groeimodel, op het idee ook dat ‘de markt’ uit zichzelf tot evenwicht komt, het ideologische kader daarvan, dat de wereld bestaat voor mensen, liet het onge- moeid. Roel van Duijn en de kabouters deden dat niet. Hun kritiek was funda- menteler en bevatte een nadrukkelijk pleidooi voor een nieuwe verhouding tot andere dieren. Maar tot een eenduidig antwoord over welke plek hun toe- kwam, leidde dat toch niet. Het engagement met dieren mengde zich keer op keer met ambivalentie. Dieren verdienden aandacht, maar konden ook mak- kelijk weer uit het oog verloren raken.

Dieren in Oranje Vrijstaat

De steun aan Artis die Roel van Duijn in zijn maidenspeech op 1 oktober 1969 gaf, was daar al een voorbeeld van. De steun paste in het groene denken en vormde een mooie aanleiding er aandacht voor te vragen. De dierentuin moest niet in stand worden gehouden, aldus het kersverse gemeenteraadslid, maar uitgebreid; ‘Juist nu, nu de natuur in Nederland van alle kanten wordt afgebroken en de vogels, vissen en andere overgebleven diersoorten door de menselijke “beschouwing” worden uitgemoord, juist nu moet een gemeente die naar de toekomst kijkt inzien dat het welzijn van de mensen in de stad mede afhangt van het welzijn van de dieren.’72 Verontwaardiging over de be- handeling van de dieren mondde kortom uit in het idee dat dierenwelzijn goed was voor mensen. Dat patroon diepte zich verder uit. De uitbreiding van Artis was ook noodzakelijk, zo stelde van Duijn, omdat de dieren over het al- gemeen veel te klein behuisd waren. Dat veroorzaakte neurotisch gedrag, wat weer maakte dat ze minder de natuur vertegenwoordigden en meer symbo- len werden ‘van de schande van het menselijk ras’. Ook de kleine behuizing was dus primair slecht voor mensen; hen werd de kans ontnomen contact te krijgen met de ‘echte’ natuur, zij werden afgescheept met zenuwzieke schim- men. Vergeten deed Van Duijn de dieren echter niet. Allereerst nam zijn gulle steun aan het dierenpark door dit pleidooi een onverwachte wending. Met de verklaring dat het doel van een dergelijke instelling de confrontatie van mens Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 220

220 Deel iv

met natuur was, zette hij een groot deel van het traditionele bestaansrecht ervan op de helling. Hoe ‘natuurlijk’ was het dieren uit de tropen te vangen, over te brengen naar nat en kil Amsterdam en hen daar in kooitjes en kooien te stoppen of met hen te fokken? ‘[A]ls we in Artis leeuwen, tijgers en olifan- ten zien,’ zo betoogde hij, ‘zijn dat niet langer de trotse dieren zoals zij in de natuur voorkomen, maar zielige schaduwen daarvan.’ De constructie van die- ren als urbane bezienswaardigheid kwam de mens niet ten goede, maar ver- diende ook zeker geen aanmoediging omwille van de betrokken dieren zelf. In het verlengde daarvan verklaarde hij dat men zich moest bevrijden van het idee dat de stad alleen ten dienste stond van de mens en zijn afval. ‘De veelgevraagde leefbaarheid heeft niet alleen betrekking op het leven van men- sen maar ook op het leven van planten en dieren.’ Ook hier kortom integratie, al beschouwde hij de voordelen ervan in laatste instantie toch weer toeko- mend aan de mens:

‘Pas als de tijd gekomen is dat er langs de paden van het Vondelpark, het A’damse bos en van andere parken en buurten de bekende verkeersborden staan die ons waarschuwen voor overstekend wild kunnen we zeggen dat Amsterdam leefbaar is. Dat Amsterdam een stad is voor mensen, die hun menselijkheid temidden van dieren ervaren, mensen die met planten en die- ren vertrouwd zijn, dat Amsterdam een moderne kabouterstad is.’73

Aandacht voor dieren zou het optreden van Van Duijn blijven kenmerken. Ook bij andere gelegenheden maakte hij de gemeenteraad opmerkzaam op hun bestaan. Zijn pleidooi voor het behoud en uitbreiding van volkstuintjes was niet alleen bestemd om mensen in contact te brengen met natuur, maar was tevens ingegeven door het besef dat ‘de gebieden waarop volkstuintjes- complexen zijn aangelegd, een laatste bolwerkje [vormen] voor zeer veel die- ren, die in het stedelijk milieu niet meer kunnen aarden’.74 Samen met , collega-raadslid van de vvd, voorzitter van de vegetariërsbond en de la- tere minister van Onderwijs, uitte hij grote bezorgdheid over het gemeentelij- ke voornemen onder de Amsterdamse duiven een slachting te laten aanrich- ten. Het belang van biologisch voedsel in de gemeentekantine onderstreepte Van Duijn met een lange lijst van slachtoffers van het ‘chemisch voedsel’ – per kilogram 0,004 aalscholver, 0,0034 kiekendief, 0,0018 steenmarter, et cetera.75 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 221

De kabouterrevolutie 221

Buiten de raad kreeg deze houding zijn beslag in de stichting van Oranje Vrij- staat. Dezelfde onorthodoxe stijl, tegendraadse voorstellen en sprookjesmeta- foren waarmee Van Duijn in de gemeenteraad vooral meewarigheid en wre- vel opriep, bleek publicitair uiterst succesvol en oogstte veel bijval onder met name progressieve jongeren.76 Dat leidde tot diverse pogingen de krachten van alternatieve actiegroepen te bundelen. Het idee van twee sociologiestu- denten om een geheel alternatieve kabouterstaat in het leven te roepen, bleek het meest perspectiefrijk. Gelijktijdig de Zuid-Afrikaanse apartheidspolitiek parodiërend en de belofte inhoudend van een vrijstaat (die bovendien vrij was van het ondemocratische Oranje), werd zij vernoemd naar de Boerenrepu- bliek. Op donderdagavond 5 februari 1970 was Oranje Vrijstaat een feit. De keus voor het volkslied, ‘De uil zat in de olmen’, onderstreepte het belang dat men in de nieuwe staat aan de natuur hechtte – evenals de afsluiting van de vrolijke plechtigheid, het planten van een oranjeboompje als alternatief mo- nument op de Dam; een symbool dat eveneens associaties opriep aan de pa- triotse revolutie. In de rede waarmee Oranje Vrijstaat werd geproclameerd, stelde Van Duijn de natuur, en als onderdeel daarvan de dieren, expliciet aan de orde:

‘De agressie van de officiële technologie en industrie tegenover de natuur breekt het biologisch milieu systematisch af en zal binnen enkele jaren uitlo- pen op apocalyptische rampen. Ongekende epidemieën, voedselvergiftiging en hongersnood, massale sterfte onder mens en dier zijn onafwendbaar wan- neer niet de opkomst van een nieuwe cultuur dit voorkomt. Een nieuwe cul- tuur met een nieuwe mens, de cultuurkabouter, die de spanning tussen na- tuur en de oude cultuur kan opheffen. Die de dieren verstaat en de mensen in liefde verenigt, die de eenheid tussen al wat leeft herstellen zal.’77

Het was duidelijk, dieren hoorden er wat de kabouters betreft bij, waren be- langrijk. Maar wanneer en tot welke hoogte?

In de ‘Proeve van een grondwet’, een stuk daterend uit oktober dat jaar, waren de dieren weer ongemerkt uit het zicht verdwenen. Zij werden niet als inwo- ners genoemd, het stuk handelde over mensen. Als de kabouters ook de die- ren wilden dienen, bleef dat in een artikel in het jongerenblad Aloha (dat als officiële Staatscourant van Oranje Vrijstaat was gesocialiseerd) over de vraag ‘Welk volk dienen de kabouters?’ in elk geval ongenoemd.78 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 222

222 Deel iv

In de verdere uitbouw van Oranje Vrijstaat waren dieren eveneens gro- tendeels onzichtbaar. Van de nieuwe instituties – die varieerden van een ‘na- tionale’ postdienst inclusief kabouterzegels tot een eigen stadhuis – waren het vooral enkele van de ‘volksdepartementen’ die aanleiding gaven tot het centraal stellen van dieren, maar dat gebeurde niet of nauwelijks. Deze de- partementen waren autonome raden, zoveel mogelijk gevormd uit al be- staande actiegroepen die de idealen van Amsterdam-Kabouterstad/Oranje Vrijstaat dichterbij dienden te brengen. Dierenbelangengroepen waren hier echter niet in vertegenwoordigd, zodat het volksdepartement voor Behoefte- bevrediging zich uitsluitend richtte op menselijke behoeften en een volksde- partement voor Dieren ontbrak.79 De volksdepartementen voor Publieke Werken en Milieuhygiëne hadden wel duidelijk raakvlak met de dierenwereld omdat zij zich respectievelijk bezighielden met ‘nieuwe groenvoorziening en afbraak van autowegen’ en het ‘herstellen van biologisch evenwicht’. Maar ook hier stond leefbaarheid voor mensen voorop. Uit dierenoogpunt was ech- ter het volksdepartement voor de Landbouw, en vooral de ‘goedvoedselbewe- ging’ die hieruit voortkwam, het meest van belang, ofschoon de impact ervan op dieren groter was dan de zorg om hen, zoals zal blijken. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 223

Goed voedsel

Een reuzentaak

Het volksdepartement voor de Landbouw van Oranje Vrijstaat had de kabou- teropdracht de productie, distributie en consumptie van biologisch-dyna- misch voedsel te stimuleren. Dat was allereerst een praktische opgave. On- vermijdelijk echter dienden zich gaandeweg allerlei ideologische en principiële vragen en tegenstellingen aan die vervolgens weer om praktische vertalingen en verzoeningen vroegen. Deze wisselwerking verliep verre van eenvoudig en haar succes was verre van eenduidig, zeker als het aankwam op niet-men- selijke dieren. Via de ‘goedvoedselscene’ ging zij de ‘eko-beweging’ heten, via kabouterwinkels leidde zij tot natuurvoedingswinkels, via ‘geen vlees’ kwam zij tot biologische varkens. De erfenis van de revolutionairen transformeerde uiteindelijk in een marketingformule. Om de finesses van Steiners leer maakte men zich ten volksdepartemen- te aanvankelijk niet druk. Belangrijk voor de kabouters was het globale idee dat landbouw in harmonie met de kosmos moest zijn, niet vervuilend, en derhalve gevrijwaard van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen. Dit koppel kreeg eenzelfde status als hét symbool van onechtheid en onnatuur, het verfoeide ‘plastic’. Dat het voedsel van de massaconsumptie doorgaans in meerdere lagen plastic gehuld ter verkoop werd aangeboden, versterkte het verband tussen de kunstmatigheid van inhoud en verpakking tot op het punt dat zonder grote overdrijving van ‘plastic voedsel’ gesproken leek te kunnen worden. Daartegenover stond ‘natuurlijkheid’, wat als een noodzaak gold wilde de wereld niet op korte termijn ten onder gaan. De keuze voor de natuur, voor ‘goed voedsel’, was daarmee automatisch een politiek statement tegen het ka- pitalistische systeem dat verblind door winstbejag in razend tempo de aarde uitputte. Terwijl economische groei de fetisj was van de gevestigde orde, werd natuurlijkheid de fetisj van de tegencultuur. En net als economische groei zoete verlokkingen leverde die haar mogelijke rechtvaardiging schraagden, zo opende de roep naar meer natuurlijkheid – hoe kneedbaar dat begrip ook was – een wenkend perspectief voor een leefbare, duurzame wereld. Politiek, natuur, milieu en gezondheid gingen kortom hand in hand. Als Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 224

224 Deel iv

het persoonlijke politiek was, zoals het credo van de dag luidde, dan was voed- sel een ideaal terrein om dat in de praktijk te brengen. In plaats van af en toe te demonstreren voor of tegen het een of ander, kon je dit elke dag, het hele jaar door in de praktijk brengen.80 En voedsel was niet alleen uitdrukking van een ecopolitiek bewustzijn, het zou ook bij uitstek geschikt zijn, zo verwacht- te men, anderen aan het denken te zetten over de vervuiling, verspilling en vernietiging die de reguliere landbouw veroorzaakte – en in het verlengde daarvan de desastreuze uitwerking van het gehele industriële complex van de kapitalistische maatschappij. Via voedsel kon de zo broodnodige mentaliteits- verandering worden bewerkstelligd. Eten was, om een populair woord uit die dagen te gebruiken, communicatie.

Maar hoe bereikte je zo’n mentaliteitsverandering in de praktijk? Waaruit be- stond dat bewustmakende, wereldreddende voedsel, hoe kwam het bij de mensen en waar haalde je het vandaan? De vraag wát te eten was waarschijn- lijk nog de makkelijkste. Onbespoten voedsel dus, afkomstig van ‘natuurlijk’ bemest land, zo min mogelijk bewerkt en goeddeels regionaal – en daarmee seizoensgebonden. Voor recepten viel vervolgens te putten uit de vegetari- sche en macrobiotische keuken. Of konden ontstaan door experimenteren. In Aloha bijvoorbeeld, de zelfbenoemde ‘telegraaf van de zogenaamde sup- kultuur’, onthulde Willem de Ridder onder pseudoniem van Karel Worst tweewekelijks de geheimen van de macrobiotische keuken in zijn rubriek ‘Aloha’s köken, alternatieve voedingstips’. Werd je van het reguliere voedsel dat volgepropt was met ‘troep’ down en beroerd, aldus Karel Worst, alterna- tief voedsel maakte dat je je goed voelde: het was ‘wow’, ‘te gek’, in één woord, ‘tataratarataaaaa!!!’81 Koken hoorde een ontdekkingsreis te zijn, zo hield hij zijn lezers voor, koken was creativiteit. Eten verdiende aandacht, concentra- tie, bracht rust in het opgefokte lijf. Eten was tegelijk gezond worden en een geestverruimende trip. Strikte regels waren daarom taboe. Kenmerkend hiervoor was de ‘Oranje Vrijstaat Publicatie’ van een Macro-bioties kookboek voor beginners – een sa- mengeniet pak stencils waarvan de tekst, zoals de inleiders ruiterlijk toega- ven, ‘grotendeels gejat [is] uit zo’n duur receptenboek van Vlaamse makelij’. Tussen de uitgebalanceerde yin-en-yangrecepten was daarin de bereidings- wijze opgenomen van in rode wijn gemarineerd rundvlees met bloemkool, aardappelen en een ananasdessert. Anders dan bij Provo was er nu een pro- gramma, maar als er een dogma heerste, dan was het, overeenkomstig Provo, dat van het antidogmatisme.82 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 225

De kabouterrevolutie 225

Dat macrobiotiek een belangrijke inspiratiebron was, maakte niettemin dat, naast bruine rijst, ook andere granen een belangrijke plek innamen. En dan niet zozeer de dominante granen van het kunstmest- en pesticidentijd- perk die, behalve rijst, uit maïs en tarwe bestonden, maar juist andere, onbe- kende of halfvergeten granen: gierst, boekweit, gort, rogge, haver – en later ook spelt, quinoa.83 En als er toch tarwe ter tafel kwam, dan niet zelden in de exotische vorm van bulghur of couscous. Waarschijnlijk eveneens via de macrobiotiek werden bovendien sojaproducten populair: tamari, , (aanvankelijk meestal tahoe genoemd), sojamelk.84 Qua peulvruchten voer- den linzen en kikkererwten de boventoon, in plaats van de traditionele sper- ziebonen – tenzij die laatste zelf geteeld waren. Bij de groenten viel een soort- gelijke voorkeur waar te nemen voor afwijkingen van de mainstream zoals snijbiet, rammenas en pompoen. Maar het summum, waarschijnlijk niet kwantitatief, maar als statement, was het koken met planten die als ‘onkruid’ te boek stonden. De wetenschap uit vegetarische kringen dat van (jonge) brandnetels heerlijke soep valt te koken, werd met graagte omarmd. Blad van de paardenbloem, smalle weegbree of zuring vond eveneens zijn weg naar de keuken.85 Onkruid representeerde de kracht van de natuur om de menselijke beschaving te overleven, te overwoekeren. Overal waar zich in de asfaltjungle een scheurtje voordeed, zag onkruid kans zich er te nestelen. Kabouters en onkruid waren bondgenoten. Het voordeel van onkruid was bovendien dat je het zelf kon plukken. Maar waar haalde je het andere onbespoten voedsel vandaan? Dat was in de praktijk uitermate ingewikkeld. Op heel kleine schaal leek het aanvankelijk nog niet eens zo’n probleem: je kon het bestellen – bij Loverendale of andere biologisch-dynamische bedrijfjes. Roel had de adressen. En vervolgens kon je het naar de mensen toebrengen. Zo begon het tenminste.

Van Knetterwinkel tot Arie’s Belly

Direct na oprichting van Oranje Vrijstaat begin februari 1970 legde het volks- departement voor de Landbouw contact met Proserpina, het verdeelcentrum van de in 1937 opgerichte Biologisch-Dynamische Vereniging, waar op dat moment zo’n dertig biologisch-dynamische telers bij waren aangesloten. Pro- serpina leverde vooral aan reformzaken (zo’n 25) en antroposofische consu- mentenkringen. Aanvankelijk werd afgesproken dat kabouters bestellingen konden doen die vervolgens wekelijks door Proserpina werden bezorgd bij Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 226

226 Deel iv

het kabouterdistributiedepot, eerst de boot van Kees Hoekert in de Katten- burgergracht, kort daarop in buurtcentrum De Tichelhaven in de Jordaan. Kabouters konden daar hun bestelling afhalen of anders voor een gulden thuis laten bezorgen per bakfiets. Zelfs voor kabouters was dit echter wel erg kleinschalig. Door het succes ervan, aangewakkerd door de nodige media- aandacht, was het distributiedepot al snel te klein en viel het voor de bezorg- dienst niet bij te benen.86 Kim Borkent bracht uitkomst. Deze voormalig actievoerder en sociologie- student, die eerder het woningbureau voor krakers De Koevoet in de Nieuw- marktbuurt had opgezet, was inmiddels kleine middenstander in de Jordaan. In de Nieuwe Leliestraat runde hij samen met zijn vriendin Eva van Sonderen een headshop, een hippiewinkel waar wierook, alternatieve sieraden, tweede- hands lp’s, kleding en dergelijke te krijgen waren. Iet wiet waait, heette de onderneming, beter bekend als de Knetterwinkel. Toen op een van de eerste ‘volksvergaderingen voor de burgers van Oranjevrijstaat’ bekend werd ge- maakt dat een nieuw voedseldepot noodzakelijk was, bood Borkent aan dat dit wel achter bij hem in de winkel kon. Zoals hij zich decennia later in het ra- dioprogramma ovt herinnerde:

‘Toen kwamen die bezorgers. Jong vrolijk volk dat door Roel van Duijn en andere mensen d’r toe gebracht was om onbespoten groente door Am- sterdam heen te fietsen met een bakfiets (...). Die kwamen daar die voed- seldienst organiseren. En dat ging chaotisch toe, dat was een rotzooi. Achter een gordijn achter de winkel daar gebeurde dat. En dat ontregelde mijn activiteiten met de rest van mijn Knetterwinkel nogal. Er verdwe- nen ook dingen, moet ik zeggen. Het was een vrolijke, corrupte sfeer. Ook het geld van dat voedsel bezorgen, er klopte allemaal niet veel van. Ik heb ze na veertien dagen verzocht om op te hoepelen, maar erbij gezegd van dat voedsel mag hier wel blijven, ik wil dat wel helemaal regulier in mijn winkel opnemen. En zo is het gebeurd.’87

Daarmee was de Knetterwinkel de eerste echte kabouterwinkel – en verloor het volksdepartement voor de Landbouw aan praktische betekenis. Spoedig volgden er meer winkels – Het Wespennest, Depot Keizersgracht, De Stro- halm, Het Vergulde Breekijzer, De Korenaar. In ruim een jaar tijd alleen al in Amsterdam tien – ofschoon meer dan de helft het niet langer uithield dan een paar maanden.88 Buiten Amsterdam greep de kabouterbeweging even- eens om zich heen, een spoor van alternatieve winkeltjes en consumenten- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 227

De kabouterrevolutie 227

groepen achter zich latend. Het aantal kaboutersteden liep op tot zestig, het aantal verkooppunten van alternatief voedsel oversteeg dat getal al snel. Het succes mocht per winkel wisselend zijn, duidelijk was dat er een nieuwe markt was gecreëerd. Zeker bij de Knetterwinkel liepen de zaken van meet af aan boven verwachting. Duidelijk was bovendien dat met die nieuwe markt zich allerlei vragen, moeilijkheden en mogelijkheden voordeden – op alle ni- veaus in de keten van producent tot consument.

De belangrijkste producenten van onbespoten groente die aan de kabouters leverden waren aanvankelijk de bd-bedrijven van H.G.J. Wolterbeek in Bad- hoevedorp en J.H. Meekel bij Halfweg. Met name de laatste toonde zich meer dan enthousiast over de jonge Amsterdammers. Zozeer zelfs dat hij enkele kabouterwinkels voor veel geld wilde overkopen.89 Meekel zag er namelijk een uitgelezen mogelijkheid in de marge op producten te verhogen. Hans Donderwinkel, de ongekroonde minister van het volksdepartement voor de Landbouw, memoreerde later dat zijn eerste klusje als vrijwilliger bij Meekel eruit bestond pakjes bonen en erwten van het reguliere merk Silvo over te pakken in biologische pakjes.90 De les hieruit was uiteraard dat de combinatie van een hogere prijs van biologisch-dynamische producten en de goedgelovigheid van afnemer en consument garant stond voor moedwillig gesjacher. Controle was in dit op- zicht onontbeerlijk – en tevens lastig. Een ander probleem betrof het beperkte aantal producten dat bijvoorbeeld Proserpina leverde. Mensen waren daar- door wel gedwongen elders bespoten voedsel te kopen – tot bij de verafschuw- de Albert Heijn aan toe. Het was kortom zaak het assortiment zoveel moge- lijk uit te breiden. Via verschillende kanalen lukte dat. Brood en ander gebak hoefde al snel niet meer uit Walcheren te komen. In mei 1970 waren er al drie Amsterdamse bakkers die met bd-meel zogeheten ‘kabouterbrood’ bak- ten. Ruim een jaar later sloot zich daar de brood- en banketbakker Paul An- née in de Runstraat bij aan, die geheel overschakelde op biologische granen en met veel succes zuurdesembrood, taarten en koeken ging maken. Het aan de Haarlemmerdijk gevestigde Abraxas, een bakkerij, headshop annex theehuis, kende bovendien een afdeling die notenpasta’s vervaardigde – pin- dakaas, hazelnotenmoes, cashewboter. Peace foods, ook een Amsterdams onderneminkje, leverde verder tahin, tamari, gomassio en ‘het niet zo erg makro-biotiese kokosbrood’. Van dergelijke adresjes waren er meer. Maar hoe verder het netwerk van winkeltjes, restaurantjes en leveran- ciers uitdijde, hoe belangrijker een goede coördinatie werd. Gebruikmaken Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 228

228 Deel iv

van bestaande structuren, zoals via distributiecentrum Proserpina, was dan handiger dan alles zelf doen, maar de capaciteit van Proserpina was beperkt. Idealisme botste bovendien al snel met pragmatisme. Gewild waren bijvoor- beeld de producten van Lima, een al in 1957 opgericht bedrijf, werkend op macrobiotische leest. Dit was echter gevestigd in België waardoor het prak- tisch gezien moeilijk anders kon dan gebruik te maken van de vaste impor- teur voor Nederland, Scholten, die ook de reformhuizen bevoorraadde. Ideo- logisch gezien lag dat echter moeilijk: Scholten was, net als Lima zelf, in de ogen van de kabouters te veel op winst belust – en de Limaproducten nave- nant duur. De verwezenlijking van een eigen, efficiënte organisatie bleek echter ver- re van eenvoudig. De vrolijke chaos waaruit men opereerde, het eigenzinnig improviseren, een afkeer van wat ‘kommersjeel’ was – het was alles weinig bevorderlijk, noch voor de distributie, noch voor de verkoop. Openingstijden konden variëren, afhankelijk van hoe laat de medewerkers het de nacht tevo- ren hadden gemaakt; beslissingen dienden vooral democratisch tot stand te komen – wat eerder leidde tot ellenlange praatsessies dan tot daadkracht; inkoopbeleid volgde makkelijker sympathieën dan zakelijke belangen; ad- hocoplossingen kregen de voorkeur boven dure investeringen; hygiëne werd niet primair bepaald door vaste standaarden van de Keuringsdienst van Wa- ren, maar eerder door persoonlijke perceptie en tolerantie – en met een join- tje tussen de lippen leken de officiële regels vaak nogal overdreven, a-relaxed en burgerlijk. Daarbovenop mocht de vaak vérgaande vermenging van het zakelijke met het privédomein voortkomen uit grote betrokkenheid, het kon tevens makkelijk tot heftige relationele crises leiden. Het idealisme, de char- me en aantrekkingskracht van de alternatieve voedingswinkels vormden niet zelden een geduchte handicap. Veel initiatieven mislukten derhalve, maar aangezien de vraag aanhield – en zelfs groeide – lag het voor de hand dat, door een proces van kapitalistische selectie, er genoeg winkels boven kwamen drijven die het wél blijvend kon- den bolwerken en inherent daaraan was doorgaans dat deze met vallen en opstaan leerden en zich professionaliseerden. De wederwaardigheden van de Knetterwinkel – en wat daaruit voortkwam – vormen ook in dit verband een goed voorbeeld.

De winkel was dusdanig succesvol dat Borkent en Van Sonderen het getweeën al binnen een paar maanden niet meer konden bijbenen. Extra menskracht werd gemobiliseerd, goeddeels op vrijwilligersbasis. Het was die eerste twee Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 229

De kabouterrevolutie 229

jaar, zoals Borkent in 1974 zou schrijven, ‘ondanks keihard werken een zeer swingende periode waarin we zeer veel mensen, gesteund door de tijdgeest, wisten te inspireren in Goed Voedsel, Liefde voor de Leliestraat, het Midden- standsbestaan, en nog wat meer dingen’.91 Dat Oranje Vrijstaat begin 1971 uit- een was gevallen, maakte daarvoor geen verschil – Borkent en Van Sonderen koesterden sowieso gemengde gevoelens ten aanzien van Kabouter. De winkel was echter te klein, relationeel ontstonden problemen en Borkent besloot in het najaar van 1972 een punt achter de levensmiddelenverkoop te zetten. Zowel medewerkers als buurbewoners vonden dat zonde, zoals bleek uit een handtekeningenactie op touw gezet om de winkel open te houden. Deze was het initiatief van een van de betaalde krachten van de winkel, Arie van Genderen, een voormalig drukker die zich via werk voor Milieudefensie in het belang van onbespoten voedsel was gaan interesseren. Toen in december van dat jaar verderop in de straat een winkelpandje vrijkwam, zag Van Gende- ren zijn kans schoon om daar, in overleg met Borkent, een nieuwe voedings- winkel te starten, die Arie’s Belly ging heten. De Knetterwinkel bleef onder- tussen bestaan als kruidenwinkeltje, theehuis, hippieshop én woonhuis van Borkent. Beide winkeltjes werden bovendien verenigd in een stichting, ge- noemd naar de straat waar zij zich bevonden, De Nieuwe Lelie. Het ‘Knetter- imperium’, aldus Van Duijn. Terwijl in De Knetterwinkel improvisatie de boventoon bleef voeren – wát je er allemaal kon kopen was voorshands niet geheel duidelijk, en even- min wannéér – professionaliseerde Arie’s Belly voorzichtig ondanks, of dank- zij, het nodige geruzie en ‘heavy toestanden’.92 De zaak werd omgedoopt tot De Belly, er werd relatief fors geïnvesteerd in een koelcel om groenten en zui- vel langer goed te houden en tevens werd er een eigen krantje gestart, het Bel- ly-nieuws, dat moest bijdragen aan de bewustwording bij de klantenkring. Wilde de goedvoedselbeweging slagen, dan moest echter ook de distri- butie grondig verbeteren. Op dit vlak bleef Kim Borkent actief. Samen met Josephine van den Bergh, kunstenares en eigenares van kabouterwinkel Het Vergulde Breekijzer, had hij al een alternatief distributiestelsel opgezet om de kabouterwinkels en -restaurants in Amsterdam te bevoorraden, als concur- rent voor het distributiekanaal van de aloude reformzaken. Dit ‘volwaardig bedrijfje’ compenseerde de tegenvallende inkomsten van de Knetterwinkel. Nadat hij dit in oktober 1973 overdroeg aan Stichting de Nieuwe Lelie, ging hij ijveren voor iets landelijks. Dat was een gewaagde zaak. Eerder overleg tussen de verschillende ka- bouterwinkels was op een mislukking uitgelopen. De botsende ego’s die daar Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 230

230 Deel iv

debet aan waren, waren onlosmakelijk verbonden met botsende ideologieën en werden het duidelijkst gepersonifieerd door Borkent en Adelbert Nelissen, een ambitieuze oud-provo die een macrobiotisch imperiumpje aan het op- bouwen was.93 Niettemin, Borkents nieuwe poging bood, mede vanwege de reacties die erop kwamen, een mooie graadmeter van waar het in de ‘goed- voedselbeweging’ om draaide, ook als het op dierenvlees aankwam.

Het plan was even veelomvattend als noodzakelijk, aldus de opstellers, want de goedvoedselbeweging werd bedreigd door het grootkapitaal. Albert Heijn lag op de loer en bovendien werd de consument belazerd. Bijvoorbeeld de Vereniging van Nederlandse Reformhuizen (vnr) en tevens het belang- rijkste reformmerk, pretendeerde verantwoord te zijn, maar was dat niet. Het was ‘volkoren’, niet ‘onbespoten’. Tegelijk vertoonde de beweging een enor- me versnippering. Doordat ieder voor zich werkte – kleine samenwerkings- verbanden daargelaten –, verliep inkoop en distributie zeer inefficiënt. Auto’s reden de helft van de tijd leeg rond, kennis was niet gebundeld en aan afstem- ming tussen winkelier en producent ontbrak het vaak volledig. Om deze twee problemen het hoofd te bieden diende er ten eerste een centraal distributie- depot te komen dat tegelijk als kenniscentrum zou fungeren en ten tweede een handelsmerk, met duidelijke criteria, opdat de consument exact zou we- ten waar hij of zij aan toe was.94 Teneinde te komen tot ideologisch deugdelijke en tegelijk werkbare crite- ria kregen de winkels die toe zouden moeten treden in januari 1974 een voor- stel toegestuurd. Uit hun antwoorden blijken de preoccupaties van de goed- voedselbeweging. Criteria voor het handelsmerk behelsden onder meer de verpakking – die diende recyclebaar te zijn – en de etikettering: klanten dien- den objectief voorgelicht te worden, want daar schortte het zeer aan (pas in 1982 zou een ingrediëntendeclaratie wettelijk verplicht worden). Informatie over inhoud en productiewijze was daarbij van belang, maar tevens over het land van herkomst, en dit niet alleen vanwege het energieslurpende trans- port, maar ook om, in geval van een onwelvallig dictatoriaal of agressief regi- me, door de politiek bewuste consument geboycot te kunnen worden.95 Ver- der werden in het plan zaken vastgelegd als het uurloon, de structuur van de organisatie en het optreden naar buiten. Wat dit laatste betreft was de intentie de wet na te volgen in zoverre die overeenkomstig was met de eigen idealen. Druiste een wet daartegen in, dan werd van geval tot geval bekeken of het op- portuun was die te overtreden. Het voorstel om volledig ‘wit’ te werken, en transparantie te betrachten, stuitte hierbij op problemen. Sommige aange- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 231

De kabouterrevolutie 231

schreven winkeliers betaalden geen belasting en waren ook niet van zins daartoe over te gaan. Boekhoudingen wilden nog wel eens ontbreken. Grootste probleem voor het handelsmerk was echter dat er nog steeds geen goede regels waren waaraan een product moest voldoen om zich als ‘biologisch’ of ‘ecologisch’ te kwalificeren. Natuurlijk, om deze predikaten te verdienen moesten kunstmest en landbouwgif worden gemeden, daar kon iedereen het snel over eens zijn, maar waren dat afdoende criteria? En boven- dien, was dat bedrijfstechnisch wel altijd mogelijk? Mocht brood dat niet vol- ledig was bereid met ‘goede’ ingrediënten zich met zulke labels tooien? En zo ja, waar lag dan de grens? Medewerkers van de ecologische proeftuin De Klei- ne Aarde waren inmiddels wel bezig regels op te stellen, maar snel ging dat niet en hoe die vervolgens goed gecontroleerd konden worden, bleef nog in het vage.96 Borkents plan liep dan ook uit op een mislukking. Hoe mooie ideeën over ‘goed voedsel’ in een werkbare praktijk konden worden omgezet bleef nog jarenlang een klemmende vraag, die des te moeilijker te beantwoorden was doordat die ideeën onderling nogal wilden verschillen. Ook als het op vlees aankwam.

Liever geen vlees

Volgens het plan diende tevens samenwerking betracht te worden met gelijk- gestemde personen en organisaties, met diegenen die eveneens streefden naar ‘rechtvaardige verdeling van aardse geneugten’. Wát ‘rechtvaardig’ in- hield, werd daarbij niet geëxpliciteerd, maar wél, minstens zo belangrijk, aan wíé rechtvaardigheid toekwam. ‘Rechtvaardig betekent’, zo schreven de op- stellers, ‘voor alle mensen én dieren én planten én wat er verder leeft, dus ze- ker niet alleen voor alle mensen en de rest niet, en helemáál niet voor sommi- ge mensen en voor andere mensen en levende wezens niet.’ Dat hield in: geen vlees. Of toch niet? In de ontwerpfase was het in elk geval nog een open, of misschien beter gezegd, een halfopen vraag – en een uiterst belangrijke. Zoals het plan te lezen gaf:

‘Vlees is een moeilijk punt. De praktiese mogelijkheid van het op grotere schaal vervoeren van vlees is nog ver weg, toch moet nu al een principiële be- slissing worden genomen. Kim van de Knetterwinkel kreeg bv. eens 200 bio- logies gevoede kippen aangeboden. Wat moet je daarmee aan? We kunnen Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 232

232 Deel iv

principieel alle vlees weigeren. We kunnen ook wel vlees leveren, uitsluitend biologiese kwaliteit, maar met beperkingen. Winkels e.d. die geen vlees wil- len verkopen nemen het dan niet. We kunnen bv. alleen op bestelling leve- ren, of maar eens in de 14 dagen, en tegelijk met een uitgebreide voorlichting het vleesgebruik doen verminderen of laten verdwijnen.’97

Behalve dat er simpelweg geen infrastructuur bestond om vlees te verkopen, leek de afwezigheid van vlees kortom wenselijk. Nadrukkelijk werd boven- dien gesteld dat áls besloten werd tot vleeshandel, deze in geen geval mocht leiden ‘tot de dierenmishandeling die nu voor vleeshandel doorgaat’. Er kwam echter geen vlees in de goedvoedselscene. Althans, voorlopig niet. Geen van de aangeschreven winkels wilde het hebben, ofschoon hun afwijzing ver- schillende gradaties van stelligheid kende. Een korte inventarisatie.

Het Nijmeegse restaurantje Makro-bio was ‘beslist’ tegen, net als De Groene Waterman uit Utrecht. Redenen daarvoor werden niet gegeven, misschien omdat ze als te vanzelfsprekend golden. Maikel, een student andragogie die een winkeltje in runde en eveneens ‘onder géén voorwaarde’ aan vlees wilde doen, motiveerde zijn antwoord wél, hoewel, het bleef ietwat on- bestemd; ‘(...) vlees is direkt of indirekt misschien wel één van de hoofdoor- zaken voor de situatie waarin we nu verkeren, én kan een cultuur te gronde richten. Begin er dus niet aan jongens, want voor je het weet, nou ja je weet wel.’ 98 De medewerker uit de Sint Jacobusparochie was concreter: ‘niet iets eten dat zich verzet. (...) Voor voeding mag geen bloed vloeien.’ Het Dordtse Sesjat sprak zich om dezelfde reden ertegen uit. Leo Faas van de Hobbitstee, de vegetarische leefwerkgemeenschap in Drenthe, leek meer om gezond- heidsredenen vlees af te wijzen – voor mensen: ‘Vlees is goed voor honden en katten. Als je ze tenminste wilt beschermen tegen de chemische Bonzo en Frolic-maaltijden of pens van de bio-industrie-koeien.’ Anderen waren iets schroomvalliger. Rietje van het Bossche Hara en Lilly van het Haagse Fluitekruid wilden evenmin vlees verkopen, maar lieten na- drukkelijk de mogelijkheid open dat andere winkels er wel toe zouden kun- nen besluiten. Mona, van Zero in Haarlem, zag zichzelf ook geen vlees verko- pen, maar wilde mensen wel doorverwijzen naar adressen waar biologische dieren verkrijgbaar waren. Hoewel? Echt van harte ging het niet: ‘Ik zou ze liever begraven.’ Een medewerker van de Stichting ter Bevordering van Ge- zonde Leefwijze uit Zwolle gaf blijk van eenzelfde enthousiasme de klant behulpzaam te zijn. Geen vlees was zijn uitgangspunt, maar, zo voegde hij Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 233

De kabouterrevolutie 233

eraan toe, ‘[m]ocht de vraag naar “biologische lijken” toch groot zijn, dan ver- koop op bestelling met uitgebreide voorlichting over nadelen van vleeseten’. Pee Pastinakel, het eethuis in Wageningen, drukte dit ontmoedigingsbeleid kernachtig samen in zijn voorstel: ‘Vlees: alleen levende kippen.’ Het meest positief waren nog de geluiden uit Assen en Brunssum. Een medewerkster van De Kiem, een winkeltje uit eerstgenoemde plaats, ver- klaarde in principe niet tegen vleesverkoop te zijn, zonder overigens dat dit goed nieuws betekende voor haar carnivore klanten, want zelf vond ze het ‘niet fijn om te doen’. De woordvoerders uit Brunssum waarschuwden tegen een handelsmerk dat te streng vegetarisch en makrobiotisch zou zijn, en von- den dat oude, biologische slachtkippen als ‘goed en eerlijk vlees’ tot hun ‘recht’ zouden moeten kunnen komen. Ook hier echter hoefden diereneters zich niet al te veel illusies te maken. Veel kippen zouden er niet zijn, want het gebruik van eieren diende om gezondheidsredenen met voorlichting te wor- den bestreden. Evenals de vleesconsumptie zelf overigens. En uitdrukkelijk werd gesteld: ‘Geen aanfok om te mesten. Varkens uitsluiten.’

In De Belly kwam evenmin vlees. Via het Belly Nieuws leerde Van Genderen zijn klanten niet alleen wat begrippen als ‘biologisch-dynamisch’, ‘biologisch’ en ‘macrobiotisch’ inhielden, ook legde hij hun uit waarom het beter was geen vlees te eten. Nadruk in de argumentatie voor een vegetarische voeding lag daarbij op gezondheid en economie (zowel globaal als die van de eigen portemonnee). Dierenwelzijn of dierenrechten bleven ongenoemd, of, mis- schien beter gezegd, zaten verstopt in de erkenning dat ‘gevoelsargumenten (...) vaak een beslissende rol kunnen spelen bij de overgang naar een vegeta- ries menu.’99 De pogingen om de klant van het vlees af te helpen waren niet overbodig. Want De Belly mocht dan een vegetarische winkel zijn, de klantenkring was dat maar zeer ten dele. Dit bleek ten overvloede uit een enquête, gehouden eind 1974. Slechts zestig van de 187 respondenten zei nooit vlees te eten en dertig kruiste de optie ‘zelden’ aan. Bijna de helft van de mensen gaf aan ‘soms’ vlees te eten, een antwoord dat, hoewel overduidelijk een niet-vegetari- sche levenswandel implicerend, evenmin blijk gaf van fanatiek vleesgebruik. Enige sturing door de vraagstelling moet hier echter niet worden uitgesloten: op de meerkeuzenvraag ‘eet je vlees of vis?’ was datzelfde ‘soms’ de hoogst aan te geven frequentie. Meer dan de daadwerkelijke veelvuldigheid van vlees in de maaltijd te onthullen, illustreerde het dat de opstellers van de enquête een zeker minimum aan betrokkenheid veronderstelden. Als redenen om Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 234

234 Deel iv

vlees te laten staan scoorden eiwitverspilling (76), verontreiniging van het vlees (67) en gezondheidsredenen (57) het hoogst. Over het gewicht dat de Bellyklanten aan dierenlevens hechtten, zei dat echter weinig want in de ant- woordmogelijkheden schitterden dieren door afwezigheid – wat onverlet laat dat deze omissie zelf niet zonder betekenis was. De resultaten leverden wat Van Genderen betreft een duidelijk beeld op: ‘Het anti vlees affiche hangt niet ten onrechte in de winkel.’100

Ondanks de brede weerstand, was de afwijzing van vlees dus niet volkomen. Of zuivel en eieren dienden te worden geweerd, was zelfs geen punt van dis- cussie. Wel golden hier restricties. Melk mocht, hoorde erbij – macrobioti- sche tendensen ten spijt –, mits de jonge dieren ook zelf te drinken zouden hebben en de boer hen niet met kunstmelk grootbracht. De ‘vaak veel te hoge’ consumptie diende daarbij te worden beperkt ‘tot wat nodig is, en niet meer’. Eieren moesten afkomstig zijn van kippen die vrij konden scharrelen, mét een haan in hun gezelschap. Dieren behoorden niet beschouwd te worden als louter productiemiddel waarbij ‘het gevoel voor eenheid en eerbied voor het leven op de achtergrond’ was geraakt, zoals tuinder Jan Schrijver, een van de leveranciers aan De Belly, het uitdrukte.101 Maar productiemiddelen waren ze wél.

Dieren in de alternatieve landbouw

De lichte twijfels over vegetarisme en de perceptie dat matig gebruik van zui- vel en eieren ‘nodig’ was, vloeiden voort uit de ideeën over hoe ‘goed voedsel’ diende te worden geteeld én uit de aanwezige productiemethoden en -exper- tise. Zoals gezien vormde de biologisch-dynamische landbouw voor Van Duijn en zijn schare hele en halve medestanders het aanvankelijke alternatief voor de reguliere praktijk. Dat Steiner al in de jaren twintig krachtig had gewaar- schuwd tegen de vernietigende werking van de moderne cultuur die econo- mie en materialistische wetenschap vooropstelde, was voldoende bewijs voor ’s mans vooruitziende blik en stimuleerde de genegenheid om ook zijn ande- re ideeën (hoe onbegrijpelijk die ook mochten lijken) als visionair te bestem- pelen, maar betekende allerminst dat de antroposofie collectief werd omarmd. Want vooral belangrijk: er bestond biologisch-dynamische landbouw, er hoefde niet een nieuwe landbouw te worden uitgevonden én gepraktiseerd.102 In die biologisch-dynamische leer vormden dieren echter een onmisbaar Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 235

De kabouterrevolutie 235

onderdeel, meest fundamenteel omdat er mest uit kwam. In theorie beet dat vegetarisme niet. Dieren produceren immers alleen faeces als ze leven. In de praktijk lag dat echter makkelijk anders. Dieren houden voor mest alleen, dát was onrealistisch kostbaar. Hield je toch koeien – want zij waren de beste ‘mestleverancier’ –, dan kon dat melk betekenen. En ging de melkafscheiding bij een koe achteruit, dan was het voordelig haar te laten doden ter verorbe- ring of verkoop. En wat te doen met de stierkalfjes? Ideologisch bestond er te- gen het slachten van dieren geen onoverkomelijk bezwaar. Expliciet gelegiti- meerd had Rudolf Steiner het misschien niet, maar hij had zich er evenmin tegen uitgesproken. De grondlegger van de antroposofie had weliswaar verkondigd dat een vegetarische leefwijze goed was voor de ‘esoterische ontwikkeling’ van de mens, dat het hem of haar krachtiger maakte – terwijl omgekeerd vlees eten de mens ‘aan de aarde bond’ en kon leiden tot jicht, reumatiek, diabetes en wat al niet meer –, maar dat hield geen automatische veroordeling in van alle vleesgebruik. ‘Het is niet zo, dat men anthroposofen dierlijk voedsel zou moeten verbieden,’ had hij in Innerlijke ontwikkeling door anthroposofie (1913) verklaard, ‘maar een gezond zich ontwikkelend instinct verweert zich lang- zaam maar zeker tegen dierlijk voedsel en houdt er ook niet meer van.’103 Ve- getarisme moest volgen uit persoonlijke ontwikkeling, niet uit een algemeen principe. En wie in antroposofische richting groeide, ontwikkelde gaandeweg ‘walging en afschuw’ van vlees. Het niet doden van dieren voor voedsel was daarmee iets voor de toe- komst, reden wellicht dat Steiner zich, anders dan de leden van de ‘goedvoed- selsien’, opvallend tolerant toonde tegenover het mesten van dieren louter omwille van hun vlees. In zijn vermaarde cursus over de ‘geesteswetenschap- pelijke’ landbouw, gehouden in juni 1924 op een landgoed in de buurt van Breslau, was hij lyrisch geworden over het houden van varkens, ‘Ach, die var- kens, als ze vet zijn, zijn zulke hemelse dieren! Want hun vette lijf zit, voor zover het geen zenuw-zintuigensysteem is, vol met kosmische substantie (...)’104 Nog opmerkelijker was dat zijn landbouwmethode niet alleen koeien- faeces vergde, maar ook bepaalde onderdelen van dieren die niet te gebruiken waren dan na hun dood – en geen misverstand dat het daarbij niet om een na- tuurlijke dood ging. Zo propageerde Steiner het gebruik van, voor de buiten- staander, wonderlijke preparaten zoals koehorens gevuld met mest die ’s win- ters in de grond begraven dienden te zijn om daar gevitaliseerd te worden door het opvangen van etherische straling (de horens werden vervolgens op- gegraven, de mest eruit homeopathisch verspreid over het land). Steiner ver- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 236

236 Deel iv

moedde dat horens van koeien met ‘middelbare koeienleeftijd’ het beste wa- ren, en bezegelde daarmee waarschijnlijk de maximale leeftijd van runderen onder biologisch-dynamisch regime.105 Bij andere alternatieve landbouwvormen waren dieren evenmin weg te denken, met uitzondering van de biologisch-veganistische landbouw, die principieel dierlijke mest afwees en louter werkte met plantaardige compost. Deze had echter op dat moment in Nederland, anders dan in Engeland, geen beoefenaars.106

De botsing tussen vegetarisme en alternatieve landbouwmethoden deed zich na verloop van tijd in de praktijk voelen. Op een symposium over vegetarisme en politiek in mei 1974 had Roel van Duijn nog verklaard vegetariër te zijn, onder meer uit protest tegen ‘de verkrachting van de rechten van het dier’.107 Enkele jaren later begon hij, inmiddels boer geworden in het Oost-Groningse Vlagtwedde, met het eten van zijn dieren – zij het aanvankelijk tegen heug en meug. In zijn boek De waarheid is een koe, waarin hij zijn boerenperiode be- schreef, verwoordde hij het zo:

‘Zonder koeien een biologische landbouw? Dat kan haast niet. In gedachte zijn we daarom al geen vegetariërs meer. Al die manlijke tel- gen, guste koeien, uitgemolken koeien: we zijn gedwongen ze te (laten) slach- ten. En waarom ze dan niet eten? Vlees kopen, dat doe je niet omdat je dan kans loopt een product van dierenmishandeling op je bord te krijgen. Maar van eigen, overbodig vee eten, dat is een consequentie van melkveehouderij. (Maar toen we het vlees van bokje Otje op tafel kregen ging het niet door onze kelen: ’t was nog maar een standpunt.)’108

‘Gedwongen’, ‘overbodig vee’, ‘consequentie van de melkveehouderij’; in theo- rie was dat discutabel, maar de realiteit drong dergelijk retorisch geweld – en wat daarop volgde – haast onontkoombaar op. ’t Was nog maar een stand- punt, maar Otje was er al door dood.

Een klein beetje vlees eten uit principe

Van Duijn was niet de enige die zich door het boerenbestaan en de idealen van de bd-landbouw geprest voelde vlees te eten. Er waren nogal wat mensen, in Nederland en elders, die zich in woonwerkgemeenschappen op het platte- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 237

De kabouterrevolutie 237

land vestigden. Vooral Frankrijk en Spanje boden daarvoor goedkope moge- lijkheden. Veel van dergelijke communeachtige projecten bleven goeddeels vegetarisch, maar zodra dieren werden ingezet om geld te verdienen – met name geiten waren vanwege de geringe kosten en hun zelfredzaamheid po- pulair –, dan kwamen de vegetarische principes vroeg of laat onder druk te staan. Óf men stapte over op het eten van vlees, óf men continueerde zijn of haar vegetarisme, maar bestempelde dit als ‘hypocriet’.109 Er voltrok zich hier kortom een omkering. Eerder was vegetarisme voort- gekomen uit beginselen, nu werd het (zeer zuinig) eten van vlees principieel. Hoewel er inmiddels een groeiende groep vegetariërs ontstond die zich über- haupt niet bewust was van het haantjes- en stierkalfjesprobleem, was het ge- bruik van zuivel en eieren voor vegetariërs veelal een pragmatisch compro- mis geweest om niet al te veel van de gangbare samenleving af te dwalen – te legitimeren om reden van het veel geringere aantal slachtoffers, de indirecte wijze waarop zij vielen of het strikt genomen ontbreken van een noodzaak daartoe. Dat laatste niet ongelijk de marxisten het communisme verdedig- den: zuivel en eieren waren in zichzelf niet slecht, slechts de reëel bestaande zuivel- en eierenindustrie was dat. Dergelijk polderen moest het nu echter vaak ontgelden. Het leidde dit keer niet tot veganisme; de consequenties van zuivel en eieren dienden juist te worden aanvaard, radicaal, tot de dood aan toe. Bleven die voor de een een noodzakelijk kwaad (waartegen de ergste weerzin meestal snel sleet, ’t went), de ander wist hier niets minder dan spiri- tuele bevrediging uit te putten. Niet de dood was erg, maar de vervreemding ervan in de moderne maatschappij. Want was de dood niet onlosmakelijk met het leven verbonden? Was doodsangst geen verkapte levensangst, een ta- boe op de dood niet een heimelijk taboe op het leven? Je moest de dood aan- vaarden, in de ogen durven kijken – ook al was die voorlopig nog van een an- der die deze visie hoogstwaarschijnlijk niet deelde. Dat kon door de dood toe te brengen, welbewust, met intense beleving.110 Het doden bracht je ten diep- ste in contact met je innerlijke zijn, met het wezen van de wereld. Maar zelfs al knapte je zelf het werk niet op, dan nog kon je door vlees te eten de dood, en daarmee het leven, proeven. Vlees was, met een cynische paradox, een ‘nog levend produkt’. Zeker in een deel van de antroposofische kringen maakten dergelijke ideeën opgang. Dieren, zo stelde de wegbereider van biologisch-dynamisch vlees Peter de Ruyter, vertegenwoordigden, net als planten, ‘de gevende fac- tor’ in de natuur. Dat betekende dat een dier ‘bereid’ was zijn lichaam ‘vanuit Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 238

238 Deel iv

een natuurlijk samenspel van aardse en kosmische krachten voor de mens ter beschikking te stellen’.111 Het doden van dieren paste daarmee in de afron- ding van een bepaald ‘ontwikkelingsproces’, waarbij dieren in aanmerking kwamen voor de slacht als zij ‘overkompleet’ waren. Het was een gedachte niet ongelijk de aloude christelijke notie dat het ‘doel’ van het dier was: op- gaan in de mens. Maar de uitwerking ervan viel niet alleen pantheïstischer uit, maar ook gedetailleerder. In het voorlichtingsboekje De groene weg werd precies beschreven wat er gebeurde:

‘Wanneer we nu een dier doden gaat het wezen van de soort bij het sterven weer terug tot het grote groepswezen. Je zou kunnen zeggen als een druppel naar de zee. Maar door de schok van dit gebeuren kan door het dier, in het stervensmoment even een flits van zelfstandig ik-bewustzijn worden beleefd. We zouden dit als een “antwoord” kunnen zien van het groeps-ik, dat door ons heel even wordt “aangesproken” en het dier tot zich roept. Omdat dit ge- dwongen gebeurt, zou je kunnen spreken van een voorschot van het dier aan ons mensen.’112

Behalve de dood had de biologisch-dynamische zienswijze daarom nog ande- re gevolgen voor de dieren. Allereerst voor de wijze waarop de slachter dood- de. Jegens het ‘voorschot’ dat een dier leverde, paste eerbied en dankbaarheid en om daar uitdrukking aan te geven zei de slachter vóór hij het schot gaf een spreuk: ‘Je was in de vorm, ga nu in het Wezen/Tot roeping voor jou, tot voed- sel voor ons/heb dank voor dit voorschot.’ Elk individueel dier kreeg dit in het abattoir te horen, behalve kippen, die het collectief opgezegd kregen omdat de slachters anders de helft van de tijd zouden staan te ‘murmelen’.113 Maar niet alleen voor het sterven, ook voor het leven hadden de bd-ideeën consequenties – die ongetwijfeld voor de dieren een groter verschil maakten. Hield je dieren, dan moesten zij kunnen leven naar hun eigen ‘geaardheid’, dat wil zeggen, ze behoorden te beschikken over bewegingsruimte, buiten- uitloop, stro. Mutilaties waren uit den boze. Verder had het biologisch-dyna- mische geloof gevolgen voor voortplanting, voeding, transport en de genees- kundige hulp (homeopathie). Het idee van ‘ontwikkelingsproces’ leidde er daarnaast toe dat (stier)kalveren niet gelijk als kalfsvlees eindigden.114 Zij kre- gen nog enige tijd van leven. Dat was echter theorie, met uitzondering van een initiatief op Loverendale. Het houden van kalveren die slechts uitwerpse- len leverden, was economisch niet op te brengen. Het merendeel van de stier- kalveren verdween daarom in de reguliere handel.115 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 239

De kabouterrevolutie 239

Dát was dan ook de meest dwingende aanleiding voor het initiatief van Peter de Ruyter om een biologisch-dynamische vleeslijn op te zetten, vanaf 1981 De Groene Weg geheten. Voordat, eind 1978, het eerste biologisch-dyna- mische vlees te koop was, belandde het koeienvlees op de torenhoge berg van dode dieren uit de intensieve dierenindustrie. En de prijs die dat opleverde was een reguliere prijs. De Ruyter, en de boeren met hem, begrepen uiteraard maar al te goed dat de alternatief gehouden dieren voordeliger te vermarkten waren. Dat was beter voor de boer, beter voor de sector en daarmee beter voor de wereld. Tegenstanders kon men er fijntjes op wijzen dat er niet sprake van was dat er nu biologisch-dynamisch vlees kwám, maar dat het er sinds het be- gin van de biologisch-dynamische melkveehouderij al was geweest. Wie nu ageerde tegen vlees, was, zo schemerde door in de verdedigingen, inconsis- tent of had zich simpelweg niet gerealiseerd wat de aard van biologisch-dyna- mische landbouw behelsde.116 Tegelijkertijd bleef ambivalentie persisteren. Discussies liepen hoog op en het was voor antroposofische kaders niet altijd eenvoudig tussen voor- en tegenstanders te laveren. Representatief daarvoor was de reactie van een redacteur van AardeenMens, het tweemaandelijks periodiek voor gebruikers van bd-producten, die stelde dat vlees zijn taak gehad leek te hebben in de ‘mensheidsontwikkeling’, maar tegelijkertijd, in lijn met De Ruyter, pleitte vóór vleesverkoop omdat het verkeerd zou zijn in te grijpen in de individuele keuze.117 Het kon niet voorkomen dat verschillende mensen uit afschuw over de vleespromotie hun lidmaatschap opzegden.

Dieet voor een kleine planeet

Er was nog een route die tot beperkt vleesgebruik voerde, hoewel de legitima- tie daarvoor vaak in theorie bleef steken. De Kleine Aarde in Boxtel was hier- van de Nederlandse exponent. Naast ‘zachte technologie’ – onder meer wind- molens – vormde ‘betere voeding en eiwitbenutting’ het speerpunt van dit ecopark. Als groot voorbeeld gold op dit punt de Amerikaanse bestseller van de Amerikaanse schrijfster Frances Moore Lappé (1971). De Nederlandse bewerking, tot stand gekomen met hulp van Kleine Aarde- medewerker Obe de Vries, zou vanaf 1974 onder de titel Eten van moeder aar- de ook in Nederland tot ver in de jaren tachtig een hele reeks drukken bele- ven. De eiwitverspilling die vleesconsumptie veroorzaakte was dé reden voor Moore Lappé om te pleiten voor vegetarisme en de voorbeelden die ze daar- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 240

240 Deel iv

voor gaf, spraken tot de verbeelding. De hoeveelheid eiwit die, volgens haar berekeningen, alleen al in de Verenigde Staten jaarlijks verloren ging aan vee- voer, zou negentig procent van het wereldeiwittekort kunnen dekken.118 In een beeld van de wereld waarin alles en iedereen met elkaar verbonden was, was de suggestie onontkoombaar: boodschappen doen bij een slager in Gary, Indiana, had gevolgen voor de voedselvoorziening in Bombay, India.119 Dat dit verband wellicht toch niet zo rechtlijnig was, bleek weliswaar uit latere drukken, maar veranderde aan de boodschap niets: de gangbare economie van verspilling zorgde voor onaanvaardbare milieuaantasting; persoonlijke voe- dingskeuzes hadden politieke consequenties en, cruciaal, je kón die persoon- lijke keuzes welbewust maken, je hoefde geen slaaf te zijn van de marketing van multinationals. Dát, ondersteund door betrouwbaar ogend cijfermateriaal en vertaald naar persoonlijke ervaringen en no-nonsenserecepten, maakte Diet for a Small Planet tot het ideale kookboek voor de tegencultuur, maar Moore Lappés plei- dooi voor de meest optimale eiwitbenutting maakte vegetarisch eten er niet makkelijker op. Dat had te maken met haar nadruk op het idee van proteïne- complementering. De strijd die vegetariërs sinds de negentiende eeuw over de kwantiteit van proteïnen hadden gevoerd, was namelijk overgegaan in een strijd over de kwaliteit daarvan. Dierlijke eiwitten leverden, zo had het onder- zoek naar proteïnemetabolisme in het interbellum geleerd, alle voor mensen essentiële aminozuren in ongeveer de juiste verhouding – waarbij, zo legde Moore Lappé uit, eieren en melk wat beter scoorden dan vlees. Veel plantaar- dige bronnen, zoals soja, rijst, aardappelen en diverse groenten, waren ook uitstekende eiwitleveranciers, maar zeker niet alle.120 Met name belangrijke eiwitbronnen als bonen en graan ontbrak het aan een voldoende mate van be- paalde aminozuren, respectievelijk methionine/cysteine en lysine. Oftewel, wie zich beperkte tot één eiwitbron moest, om zijn of haar eiwitbehoefte te dekken, méér tarwe-eiwit consumeren dan vleeseiwit – en meer vleeseiwit dan melkeiwit. Verspilling dus. Door verschillende plantaardige eiwitbron- nen op elkaar af te stemmen was dat te voorkomen. Een erg groot punt was daar in vegetarische kringen, in elk geval in Ne- derland, nooit van gemaakt omdat men ervan uitging dat gangbare vegetari- sche eetpatronen, naast de zuivel die daar meestal onderdeel van was, voor een voldoende schakering van plantaardige eiwitbronnen zorgden om alle benodigde ‘eiwitbouwstenen’ in voldoende mate te leveren. Bij het samen- stellen van menu’s werd er hooguit van tijd tot tijd op gewezen dat een combi- natie van peulvruchten met granen bij uitstek geschikt was, opdat, zoals Mar- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 241

De kabouterrevolutie 241

tine Wittop Koning het uitdrukte, ‘het ene eiwit aanvult wat aan het andere ontbreekt’. Dit werd echter meer als achtergrondinformatie gebracht dan als reden voor zorg.121 Áls men zich druk maakte over verhoudingen in het eten, dan hadden die veeleer betrekking op die tussen zuren en basen – en de nade- lige invloed van te veel eiwit hierop. Moore Lappé ging echter anders te werk. Zij leverde gedetailleerde bere- keningen en schema’s waaruit de ideale mix van eiwitbronnen kon worden afgeleid en hamerde er daarbij op dat de eiwitcomplementering binnen één maaltijd moest plaatsvinden.122 Waar dat laatste idee op was gebaseerd, was niet duidelijk, het volgde niet uit onderzoek naar proteïnemetabolisme en later kwam ze erop terug, maar toen had ze al veel navolging gekregen, ook in Nederland – ofschoon in de wel zeer vrije Nederlandse bewerking de eiwit- complementering veel minder nadrukkelijk figureerde. Geïnspireerd door haar boek verschenen in de tijdschriften van De Kleine Aarde en Milieude- fensie uitgebreide artikelen over hoe een maaltijd kon worden samengesteld om tot een optimale eiwitbenutting te geraken. Daarin school aanvankelijk grote bekoring: koken werd er reuzebewust en -politiek door. Maar op den duur was het vermoeiend, zeker omdat de problematiek in het dagelijks leven met ijzeren regelmaat terugkeerde. Bovendien kon het bij buitenstaanders makkelijk de suggestie wekken dat gezond vegetarisch eten lastig was, dat een handcalculator tot de wenselijke outillage van een vegetarisch keuken be- hoorde. Vertaald naar de reguliere maaltijd was het alsof je uit moest rekenen hoeveel gram veldsla je diende te serveren om het tekort aan vitamine c in een varkensschnitzel te dekken. Het zou tot eind jaren 1980 duren tot de ‘protein-complementarity myth’ vervaagde. Gold in algemene zin dat vlees verspillend was, in theorie konden dieren, zo benadrukte Moore Lappé, zeer nuttige ‘protein factories’ zijn die voor de mens oneetbaar eiwit omzetten in ‘hoogwaardig’ eetbaar eiwit. Alleen ge- beurde dat niet in de praktijk, of althans weinig. Tegen het eten van efficiënt, duurzaam geproduceerd vlees koesterde Moore Lappé kortom geen bezwaar. Dat Diet for a Small Planet geen recepten met vlees bevatte, maakte het daar- om nog geen vegetarisch kookboek in traditionele zin. Ook bij de Nederland- se versie was dat het geval. De openingszin daarin luidde veelbetekenend: ‘Eten van moeder aarde is bestemd voor mensen die minder vlees willen gaan eten en zich in het algemeen meer verantwoord willen voeden.’ Vleesloos- heid mocht, maar vlees werd niet ten principale afgekeurd. Het doden van dieren vormde in elk geval geen beletsel. De suggestie die van Diet for a Small Planet en aanverwante literatuur uit- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 242

242 Deel iv

ging kon daarmee twee kanten op werken. Enerzijds leek een voorwaardelijk vegetarisme de oplossing. Vlees was in die optiek alleen verantwoord als het bijdroeg aan de bestrijding van het wereldvoedselprobleem – en dat deed het niet in de westerse wereld, integendeel. Anderzijds waren er veel mensen die, overtuigd door Moore Lappés argumenten, vlees drastisch minderden, maar vonden dat volledig vegetarisme overdreven en dogmatisch was. In beide ge- vallen waren dieren nagenoeg uit het blikveld verdwenen.

Ideeën over dierlijke eiwitproductie vertaalden zich ook naar de praktijk. Al snel verscheen in de proeftuin in Boxtel een visvijver, bedoeld als prototype om een bijdrage te leveren aan de voedselvoorziening van derdewereldlan- den. De karpers die hierin hun leefwereld vonden, werden geacht door de mensen aldaar ‘smakelijk’ gevonden te worden en protest van vegetarische zijde – in dit geval van Arnold Klomberg, later auteur van een veganistisch kookboek – ontmoette onbegrip. Klomberg vond dat je dieren met rust moest laten, de redactie van De Kleine Aarde begreep niet waarom: ‘Hier is sprake van een zeer gunstige eiwitomzetting, zonder verspilling!’123 Dierenbelangen waren aan dit economisch rendement duidelijk ondergeschikt, maar waren niet geheel afwezig. Of het was omwille van de dieren zelf, of omwille van de gevoeligheden van het lezerspubliek, benadrukt werd dat het ging om een ‘ruime, zeer “leefbare”’ vijver. Die leefbaarheid ten spijt, noch vis, noch expe- riment was een lang leven beschoren. De opbrengst bleek klein, de proble- men groot en het doden van de vissen wekte uiteindelijk toch weerzin. Als ‘ex-vleeseters’ betreurde de redactie het opdoeken van de visvijver dan ook niet, ‘hoewel wij ons kunnen voorstellen, dat het kweken van vis op vele plaat- sen op aarde, waar viseiwit vaak een welkome aanvulling op een vaak eenzij- dig dieet betekent, uiterst gewenst zou kunnen zijn’.124 Conform hiermee waren de recepten die het tijdschrift De Kleine Aarde bevatte – en later de kookcursussen die in Boxtel te volgen waren (en nog steeds zijn) – vegetarisch, maar niet door en door. Zelf kaas maken gebeurde met lebferment, yoghurtpudding verkreeg zijn stijve compositie dankzij gela- tine. In Eten van moeder aarde was één visrecept opgenomen – hoewel er ge- lijk bij werd verteld dat de vis ook door kaas was te vervangen.125 En op de menukaart van verschillende ‘vegetarische’ restaurants die in de jaren zeven- tig en tachtig ontstonden prijkten zelfs visgerechten. Onder meer was dat het geval bij het eethuisje dat in 1974 in de Nieuwe Leliestraat verscheen, aanvan- kelijk bedoeld om onderdeel te worden van Stichting De Nieuwe Lelie. Tot op de dag van vandaag serveert men aldaar vissen. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 243

De kabouterrevolutie 243

Strijdende visies: alternatief en regulier

Deze twee routes, die van de biologisch-dynamische landbouw en die van de ecologische landbouw, mochten tot hetzelfde resultaat van minimaal vleesge- bruik leiden, zij kwamen niettemin makkelijk met elkaar in conflict vanwege hun verschillende vertrekpunt. Terwijl de antroposofen en geestverwanten de moderne wetenschap deels of geheel failliet verklaarden, zich beriepen op een ‘geesteswetenschappelijke’ methode en uitgingen van een kosmologie gebaseerd op correspondenties in plaats van op causaliteit, plaatste een niet onaanzienlijk deel van de ecologen zich ferm in de modernwetenschappelij- ke traditie. Voor hen was weinig of geen vlees niet spiritueel, maar rationeel. Nadruk op efficiënte eiwitbenutting was des te belangrijker, omdat ook zij voorstander waren van het mijden van kunstmest, chemicaliën en monocul- turen. In hun optiek was dat evenzeer rationeel – vanwege de vergiftiging van het milieu, de energiekosten en de kwetsbaarheid van monoculturen – maar de vervelende omstandigheid deed zich voor dat het er vooralsnog sterk de schijn van had dat met reguliere methoden grotere opbrengsten konden wor- den gegenereerd dan met alternatieve. Gezien de onbetwiste ernst van het wereldvoedselvraagstuk lag daarmee het gevaar op de loer de moral high ground te verliezen. Alternatieve landbouw op grote schaal zou de menselijke populatie niet kunnen voeden, zo reken- den diverse wetenschappers voor, alternatieve landbouw zou leiden tot hon- gersnoden.126 Vermindering van de vleesconsumptie was tegen dergelijke scenario’s het beste wapen, omdat deze vaak, zoals bijvoorbeeld in de bereke- ning van de agrarisch-econoom C.C. Tanner, uitgingen van een aanzienlijke consumptie van dierlijk eiwit. De stelling dat je beter je kaarten kon zetten op het verhogen van de op- brengst van de beste landbouwgrond, omdat op die wijze ontbossing is te voorkomen – de vraag naar landbouwgrond daalt erdoor – was daarmee ech- ter nog niet gepareerd. Het was een stelling die met verve werd uitgedragen door de Amerikaanse botanist Norman Borlaug, het meesterbrein achter de groene revolutie en winnaar van de Nobelprijs voor vrede in 1970 wegens zijn prestaties in strijd tegen menselijke honger. Moest kortom vleesverminde- ring niet gecombineerd worden met kunstmest en pesticiden? Een tweede verweer was daarom het betwisten van de productiecijfers. Die waren volgens pleitbezorgers vaak eenzijdig: niet alleen betekende ‘onbespoten’ niet per de- finitie ‘minder’, zij gaven bovendien geen rekenschap van de totale energie- huishouding. Wat efficiënt leek, was vaak erg inefficiënt. De productie van Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 244

244 Deel iv

kunstmest slorpte aardolie, de moderne landbouw kostte meer energie dan zij opleverde, zij teerde op een energievoorraad uit het verleden. Dat ecologi- sche landbouw lagere opbrengsten genereerde, was kortom lang niet altijd een uitgemaakte zaak, en zeker niet als het projecties in de toekomst betrof. Kort gesteld, een alternatief bebouwde wereld zou wel eens meer kunnen op- leveren dan een uitgeputte en vergiftigde.127 Waar antroposofen en aanverwanten dergelijke twistpunten goeddeels konden negeren omdat deze niet tot het domein der holistische geesteswe- tenschappen behoorden, hing voor de aanhangers van de reguliere weten- schap hun geloofwaardigheid hiervan af. Pragmatisch viel te beredeneren dat je beter een deel ‘goed voedsel’ kon produceren dan helemaal niets, dat niet kunstmest an sich het kwaad was – die kon ‘heel nuttig en nodig zijn’, zoals men bij Milieudefensie niet schroomde te schrijven –, maar het ongebreidel- de gebruik ervan.128 Belangrijker, en in het verlengde daarvan, viel te betogen dat er, ook in puur economische zin, méér factoren in het spel waren dan alleen de verhouding tussen productieopbrengst en areaal landbouwgrond. Dat alternatieve landbouw in India en Pakistan geen haalbare kaart was, moest aan Borlaug misschien worden toegegeven, maar dat vertelde niets over de situatie in Nederland.129 Pleidooien voor kunstmest deden hier zelfs lichtelijk bizar aan omdat tezelfdertijd de productie van varkens- en kippen- drek gierend uit de klauw begon te lopen. De relevante vraag was dan kortom niet of de wereld zich ecologisch kon voeden, maar of Nederland dat kon. En dat was mogelijk, zo rekende bijvoor- beeld Rob Boeringa voor in een gemeenschappelijke uitgave van Milieude- fensie en De Kleine Aarde in 1975.130 En inderdaad, de vleesconsumptie zou dan zeer sterk moeten dalen, en zich beperken tot gemiddeld 3,1 kilogram (rund)vlees per menspersoon per jaar, nog geen tien procent van wat Neder- landers in die jaren gewend waren te eten. Veel fundamenteler was echter de overtuiging dat als de Tanners en Borlaugs gelijk hadden, dit maar één ding bewees: dat de wereldpopulatie van homo sapiens tot onverantwoorde hoogte was opgelopen. Het werkelijke probleem was in dat geval niet de opbrengst van de alternatieve landbouw, maar hoe je op een vriendelijke manier het aantal mensen zou kunnen laten afnemen tot het niveau dat de alternatieve landbouw wel kon voeden, hoe je, anders gezegd, Paul Ehrlichs population bomb onschadelijk kon maken. Op dát punt, een kleinere wereldbevolking, kon men Norman Borlaug vervolgens weer de hand schudden. Malthus was hoe dan ook actueel. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 245

De kabouterrevolutie 245

Strijdende visies: ecosofen en ecologen

Enige scheiding was evident tussen enerzijds het biologisch-dynamische, of breder, het spirituele kamp van ‘ecosofen’, en anderzijds het kamp waarin de moderne natuurwetenschappen in ere werden gehouden, hier gemakshalve als kamp der ‘ecologen’ aangeduid. Het eerste was geconcentreerd rond an- troposofische of aanverwante organisaties en organen zoals Jonas (vanaf 1970), De Waterman (vanaf 1973), Prana (vanaf 1975) Onkruid (vanaf 1978) en, de naam ten spijt, rond de ‘Ekologische Beweging Anders Denken, An- ders Doen’, kortweg de Ekologische Beweging. Het tweede onder meer rond Milieudefensie, Aktie Strohalm en Stichting Natuur en Milieu. De Kleine Aarde nam een tussenpositie in, dat wil zeggen, beide groepen waren er on- geveer gelijkelijk in vertegenwoordigd wat mede leidde tot fricties en uitein- delijk, in 1983, tot een wat teleurgestelde ex-medewerkers ‘antroposofische coup’ zouden noemen.131 Waar de ecologen zich ergerden aan verhalen over homeopathie, de zaaikalender van Maria Thun en de ‘transmutaties van Ke- vran’, stoorden de spirituelen zich aan de in hun ogen beperkte wetenschaps- visie waarvan de ecologen blijk gaven, hun geschamper op ‘het gezweef’ of hun laatdunkend spreken over ‘kabouter-filosofie’.132 Elkaar geheel ontlopen was echter moeilijk; het gemeenschappelijk be- lang was te groot en bovendien namen veel mensen een tussenpositie in. Het geloof in wetenschap of in een spirituele wereld kende vele gradaties. De communis opinio was vooral dat ‘alternatieve wetenschap’, met name de snel aan populariteit winnende alternatieve geneeskunde, een aanvulling kon zijn op de reguliere, een Erweiterung daarvan. Na een discussie in het tijdschrift van De Kleine Aarde eind 1974 over de vraag of er niet te veel geflirt werd met pseudowetenschap, of er geen ‘katharsis-nummer’ diende te verschijnen waar- in met alle hocuspocus eens en voor altijd kon worden afgerekend, haastte de wetenschappelijk medewerker te verklaren dat de gevestigde wetenschap niet alleen zaligmakend was: ‘Zij kan niet zeggen welke dingen voor de samenle- ving belangrijk zijn.’133

Strijdende visies: links-rechts

Bovendien was er niet alleen een breukvlak in wetenschapsvisie, maar ook in maatschappijvisie. Die konden met elkaar verbonden zijn, maar noodzakelijk was dat niet. Voor zover dat niet het geval was, liep dit breukvlak derhalve Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 246

246 Deel iv

door de verschillende organisaties heen. Globaal was hier een kwestie in het geding die als links-rechtstegenstelling valt te betitelen, maar het aantal scha- keringen kon ook hier groot zijn en de begrippen relatief. Vereenvoudigd weergegeven weet ‘links’ de snelle vernietiging van de wereld aan het kapita- listische systeem en was daarom van mening dat dit moest worden vervan- gen. Als ‘rechts’ (of vaak beter gezegd, ‘centrumlinks’) die diagnose al deelde, dan zeker niet de remedie. Het kapitalisme moest niet worden afgeschaft, maar ingeperkt en omgevormd. ‘Links’ was faliekant gekeerd tegen economi- sche groei, multinationals, grootschalige technologieën, kernenergie en, la- ter, biotechnologie. ‘Rechts’ vond dat onrealistisch of onjuist en zag ook voor- delen van deze fenomenen. Binnen het ecologische kamp, om precies te zijn binnen Milieudefensie, was het milieuprominent Wouter van Dieren die ageerde tegen, zoals hij dat noemde, ‘de koppelverkoop’ van milieuproblematiek en een radicale politie- ke agenda. Socialisatie, decentralisatie en democratisering tot het niveau van one man, one vote zouden in zijn optiek niets helpen tegen het voortschrij- dend milieubederf. De Nieuwe Mens, die niet vervuilt, ‘die auto, televisie, Costa Brava, frisdranken en stereo-cassettes afwijst’, was een naïeve illusie; het idee dat een onderneming in handen van de gemeenschap beter contro- leerbaar zou zijn een ‘kabouterdroom’.134 Aan de kant van de spirituelen zorgde de botsing tussen links en rechts voor een heel andere dynamiek, omdat ‘rechts’ daar de gedaante aannam van wat links met ‘extreemrechts’ associeerde. De inspiratiebronnen waren er niet alleen Kropotkin, Carson, Meadows en Schumacher, maar dit toch al di- verse gezelschap was nog eens uitgebreid met uiteenlopende denkers als Steiner, Jung, Kushi, Arne Naess, Fritjof Capra en de vroegere directrice van Pomona Rotterdam, de onverwoestbare Mellie Uyldert. Vooral laatstgenoem- de, die met haar boeken over kruiden, edelstenen en astrologie grote succes- sen boekte (midden jaren 1980 had ze al ruim een miljoen boeken verkocht) bleek er ideeën op na te houden die als pertinent politiek incorrect golden. Armen waren in Uylderts optiek arm omdat ze lui waren, het gezin was de hoeksteen van de samenleving (ofschoon ze van het mannelijk deel daarin geen hoge pet op had) en het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime was voor alle partijen het beste. Als klap op de vuurpijl hield ze er een onvervalste Blut und Bodentheorie op na waaruit volgde dat elk ‘volk’ zijn plek op aarde moest kennen en daarnaar leven. Dat betekende ook: niet met elkaar mengen. Dit belang van de volk- en raszuiverheid mocht doorgaans de indruk wekken ge- koppeld te zijn aan een Herderiaanse gelijkwaardigheid in anderszijn, het Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 247

De kabouterrevolutie 247

vermoeden lag op de loer dat vergelijkenderwijs het Arische ras zich toch gunstig onderscheidde.135 Het verband met de milieuproblematiek was weliswaar niet evident, maar kon toch makkelijk worden gelegd. Het protest tegen de verontreini- ging van het voedsel met pesticiden en andere chemicaliën, paste wonderwel in een strijd voor algehele zuiverheid. Het belang van gezondheid en vitaliteit was makkelijk in een iets ander daglicht te stellen door het te zien als kruis- tocht tegen ziekte, degeneratie en ontaarding. Het ecologisch pleidooi voor lokaal geteeld voedsel kreeg al snel allerlei mystieke connotaties: de bodem was een levend organisme, bezield met een oerkracht die, via het voedsel dat eraan ontsproot, de mensen die erop leefden generatie na generatie had ge- vormd. Wie de wijsheid die daarin besloten lag in de wind sloeg, riep een slecht karma over zich af. Daarenboven bleek het spook van de overbevol- king, dat de ecologen vooral wilden bestrijden door voorlichting, voorbe- hoedsmiddelen en welvaartsspreiding, ook op andere wijzen verjaagd te kun- nen worden. Het echtpaar Elsa en Wigholt Vleer, jarenlang dé steunpilaar van de ‘Ekologische Beweging’, zag er op nationaal niveau een oplossing voor in de gedaante van een volledige stop op de verontrustende toestroom van im- migranten. Een volk hoorde in zijn land te leven, roots waren belangrijk, de multiculturele samenleving was voor de Vleers een doodgeboren kindje, de islamitische wereld een bedreiging.136 Dat waren genoeg aanknopingspunten om mensen (spiritueel of niet) aan zich te binden die in die tijd aan de uiterste rechterkant van het politieke spectrum werden ingedeeld – of te veronderstéllen dat zij werden aangelokt. In een enquête uit 1981 naar de politieke voorkeuren van de leden van de Eko- logische Beweging scoorde Glimmerveens radicale Nederlandse Volksunie 1,4 procent, de Centrumpartij van Janmaat 2,9 procent.137 Waren dat toch kleine percentages, onrustbarender voor de linkse milieubeweging was dat in januari 1982 Alfred Vierling voorzitter van de Ekologische Beweging was geworden. Vierling, eerder werkzaam voor Milieudefensie, werd als partij- ideoloog van de Centrumpartij verantwoordelijk voor de sterke milieube- wuste inslag van het partijprogramma – en voor het belang dat daarin aan dierenbescherming werd gehecht. Eind december van dat jaar werd hij frac- tiemedewerker van Janmaat. Zijn voorzitterschap kwam daarmee alweer ten einde, maar in het sterk gepolariseerde klimaat waarin de Centrumpartij stond voor alles wat fout en lelijk was, veroorzaakte het niettemin een rel. De angst dat de Centrumpartij het thema milieu zou gaan monopoliseren was voor Wouter van Dieren zelfs reden om, samen met Bas de Gaay Fortman, in Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 248

248 Deel iv

1982 de Groene Partij in het leven te roepen om ‘groen’ aan links (lees: ppr)te verbinden.138 Voor zover echter de Ekologische Beweging een factor van betekenis was geweest in de milieubeweging, was haar rol uitgespeeld dankzij de rechtse flirtations, of misschien beter, dankzij de verbeten reactie daarop vanuit linkse hoek. Reddingspogingen liepen stuk, de zaak sukkelde nog enige jaren door en werd in 1986 ten grave gedragen. Meer resultaat boekte, het minimale naamsverschil ten spijt, de eko-beweging. Via deze werd de erfenis van de ka- bouters mainstream.

eko

Naar de common ground van een leefbare wereld leidden nogal wat wegen – en deels bestond ze uit drijfzand. Toch werden er stukjes van veroverd. Aller- eerst groeide de omvang van de goedvoedselbeweging.139 En hing ze aanvan- kelijk van vrijwilligers en improvisatie aan elkaar, gaandeweg ontwikkelde zich meer structuur, kennis en faciliteiten.140 Belangrijke kracht achter de verdere uitbouw en ontwikkeling van een deel van de goedvoedselbeweging was Arie van Genderen van De Belly. Belangrijke reden dat vanaf eind jaren zeventig langzaam van de grond kwam wat eerder niet was gelukt, vormde aanvankelijk segregatie en daarnaast toenemende druk van buitenaf. Het initiatief van Borkent om een landelijke distributie op gang te zetten mocht mislukt zijn, Stichting de Nieuwe Lelie bleef actief. Behalve de distri- butie voor Amsterdam ging het onder leiding van Arie van Genderen de hele regio Noord-Holland bestrijken. Ondertussen startte De Kleine Aarde een distributiecentrum voor de regio Brabant, Het Boldercentrum genaamd (1975). Samenwerking volgde spoedig. Daarmee ontwikkelde zich een apart kanaal naast de distributie van biologisch-dynamische producten. Op het niveau van productie en distributie zorgden de ideologische tegenstellingen kortom voor scheiding, op het gebied van de verkoop niet: beide kanalen bedienden gro- tendeels dezelfde winkels en restaurants.141 Al snel gingen De Nieuwe Lelie en Het Boldercentrum zich nadrukkelijk als ‘ekologisch’ afficheren. Het verschil met de biologisch-dynamische me- thode was er duidelijker mee aangegeven dan onder de vlag van ‘biologisch’ en bovendien was het begrip zelf specifieker. Ecologie connoteerde milieu- vriendelijkheid, duurzaamheid, natuur, samenhang – biologie weinig meer dan ‘leven’. Voor de onwetende buitenstaander leek ‘biologisch’ bovendien Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 249

De kabouterrevolutie 249

erg op ‘bio-industrie’, een potentieel probleem dat met ‘ekologisch’ uitgeslo- ten was. Als onderscheidend van wat ‘biologisch’ heette – globaal landbouw zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen – hing men bovendien waarden aan die het agrarische overstegen. Ekologisch stond allengs ook voor een eco- nomie die niet was gebaseerd op concurrentie, maar op afspraken en overleg. Ekologisch betekende kleinschaligheid, productie naar behoefte, seizoensge- bonden, regionaal. Ekologisch deed aan recycling, transparantie, informatie- verstrekking, arbeiderszelfbestuur, bedrijfsdemocratie. Ekologisch was be- trokkenheid bij de derde wereld. De idealen van de kabouterbeweging kregen een nieuwe vorm. Klonken die extra idealen allemaal mooi, veel uitwerken deden ze niet.142 Niettemin, de groeiende vraag naar alternatieve groente en fruit deed de be- hoefte aan soortgelijke verdeelpunten ook in andere regio’s voelen en leidde tot de oprichting van diverse andere centra zodat binnen enkele jaren heel Nederland bestreken werd. Die regionale organisatie correspondeerde tevens met het ideaal dat verkooppunten vooral regionale producten aanboden, maar dat betekende niet dat er niet ook van buiten de regio aangeleverd werd. Mede om die interregionale afstemming te stroomlijnen werd in 1978 de Federatie van Ekologische Verdeelcentra in het leven geroepen. ‘Ekologische landbouw’, kortweg eko, was vanaf die tijd een ‘officiële’ richting.143 De ekologische verdeelcentra boden een vertrekpunt voor betere organi- satie, kennisopbouw en marketing – hard nodig, want ondanks het alomte- genwoordige amateurisme gingen er inmiddels vele miljoenen in om.144 Aan Arie van Genderen stelden ze geld beschikbaar voor de oprichting, eind 1977, van de Stichting Alternatief Warenonderzoek, een organisatie gevestigd in De Nieuwe Leliestraat die de kwaliteit van ekologische producten, controle en voorlichting ging bevorderen. Die taken werden in de navolgende jaren orga- nisatorisch verder verdeeld. De eerste stap daarin was de oprichting van een Ekologisch Landbouw Konsulentschap dat ekologische telers met raad en daad terzijde ging staan. Stap twee was de verzelfstandiging van het product- onderzoek en de consumentenvoorlichting in de Vereniging voor gebruikers van Ekologische Produkten (vep), vanaf 1984 de Alternatieve Konsumenten- bond geheten, weer later Goede Waar & Co. Het eko-keurmerk bleek ten slotte de moeilijkste bevalling. Het was in 1978 als merk al gedeponeerd, maar zonder dat duidelijk was waar het exact voor zou gaan staan. In 1981 waren de teeltafspraken eindelijk rond. Licenties werden verleend door Stichting Alternatief Warenonderzoek. Een Techni- sche Dienst voerde in theorie de controle uit, maar in praktijk waren dat Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 250

250 Deel iv

medewerkers van het Ekologisch Landbouw Konsulentschap. Lang hield dit echter niet stand, het Konsulentschap ging failliet en Stichting Alternatief Warenonderzoek, die zijn beste krachten naar vep had zien wegvloeien, lag al snel op apegapen. In feite functioneerde het systeem nog steeds op goed vertrouwen, wat, zo was al sinds boer Meekel bekend, een te wankele basis vormde. Naast de problemen met het eko-merk was er het bezwaar van de ‘verzui- ling’ binnen het alternatieve circuit. De antroposofen waren al veel langer georganiseerd, voerden al sinds 1970 de wettig gedeponeerde keurmerken Demeter en Biodyn en beschikten sinds eind jaren zeventig over twee land- bouwconsulenten die (deels) in overheidsdienst waren. Vanaf 1976 konden ze bovendien bogen op een eigen onderzoekscentrum, het Louis Bolk Insti- tuut in Driebergen. Niettemin, echt substantiële overheidssteun lag pas in het verschiet bij gezamenlijk optreden. Wilde eko toekomst hebben, zo ana- lyseerde Arie van Genderen de situatie, dan diende ze samen te werken met de antroposofen voor een rijkskeurmerk en het grootste deel van haar idealen achter zich te laten, te kiezen voor schaalvergroting, mechanisatie en com- mercie. ‘Zo ontdekt de alternatieve handel het kapitalisme,’ merkte hij op. No nonsense was het nieuwe motdujour.145 Interne problemen en externe druk – de overheid wilde subsidiëren maar alleen in geval van een gezamenlijk project – leidden kortom uiteinde- lijk, na een moeizaam proces, tot een door alle partijen aanvaard eko-keur- merk. Wettelijk eigenaar en merkhoudster werd Stichting Keur Alternatief, een stichting aanvankelijk uit de koker van Van Genderen, door hem ook op- gedoekt na onenigheid over koers en procedure, maar vervolgens onder druk van het ministerie als naam overgedragen aan het concurrerende, in 1985 op- gerichte Stichting Ekomerk Controle.146 Aan de problemen maakte dat geen einde – verre van dat –, maar wel was Nederland daarmee, in 1993, een breed gedragen eko-keurmerk rijk dat, conform eeg-Verordening nr. 2092/91, aan consumenten diende te garanderen dat de producten die het merk voerden ‘biologisch’ waren – want dat was inmiddels toch de officiële aanduiding. Gelijktijdig begonnen de alternatieve winkeltjes een transformatie te on- dergaan. De uitstraling werd minder ‘alternatief’ en meer modern, meer uni- form ook. Kleine geïmproviseerde zaakjes konden uitgroeien tot middelgrote biologische supermarkten. Deze ontwikkeling culmineerde in de oprichting van de Natuur Winkel Organisatie n.v., een franchiseketen die vanaf de jaren 1990 steeds meer winkels aan zich wist te binden – en, in de jaren 2000, tot een keten van eko-plaza’s. Stap voor stap raakte zo de goedvoedselbeweging Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 251

De kabouterrevolutie 251

haar idealistische elan en haar revolutionaire inslag kwijt en werd, als (lucra- tieve) niche market, deel van de mainstream. ‘Biologisch’ was een marketing- formule geworden. De kabouters met baarden hadden het veld geruimd voor mannen met dassen.

De weg van alle vlees

Deze ontwikkeling miste zijn uitwerking evenmin op de positie van vlees. De Groene Weg breidde uit en stapte af van zijn principe niet van eko af te ne- men – het ging zich juist richten op het nieuwe fenomeen van ‘biologisch’ vlees en liet ‘biologisch-dynamisch’ over aan leverancier Dynamic Meat. Be- halve in aparte slagerijen, vestigde ze zich in natuurvoedingszaken. Van het idee om biologisch vlees te verkopen onder protest, vergezeld gaand van ac- tieve vleesconsumptie-ontmoedigingspropaganda, zoals men zich dat begin jaren zeventig als concessie had kunnen voorstellen, was niets meer over. De vleesreclames voor biologisch en biologisch-dynamisch vlees gingen zich, wat methode betreft, in niets onderscheiden van de ooit zo gewraakte recla- mes van de conventionele branche. Vlees was weer, aldus de reclameschrij- vers, natuurlijk en gezond. Wel zou de biologische sector geplaagd blijven worden door de omstandigheid dat zijn doelgroep ‘de bewuste consument’ was, die minder vlees bleef eten dan zijn ‘gewone’ tegenhanger. Uiteindelijk zou De Groene Weg zelfs onderdeel worden van een van de grote spelers in de vleesindustrie: slachterij Dumeco – tegenwoordig op haar beurt weer over- genomen door de internationale en politiek machtige Vion Food Group. Een van de vele gevolgen die dit had was dat varkens, non-existent in de goed- voedselbeweging in de jaren 1970 (afgezien van op twee eenzame biologisch- dynamische bedrijven), nu en masse in het leven werden geroepen als biolo- gische biggen. Net als de andere dieren hoefden zij de spreuk ‘Je was in de vorm, ga nu in het Wezen’ voor het moment dat zij stierven, zes maanden later, niet meer aan te horen.

Zelfs aan de aloude reformwinkels ging het vlees niet voorbij. De vnr had, als reactie op de biologisch-dynamische vleeslijn van Peter de Ruyter, in 1979 nog dapper verklaard dat zij haar vegetarische principes trouw bleef, maar in de tweede helft van de jaren tachtig stuitten verbijsterde vegetariërs ook in wat zij beschouwden als hún winkels op stukken dood dier in de schappen. Het was vooral een schok voor de oude, uitstervende generatie. In Leven & Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 252

252 Deel iv

laten leven, de opvolger van de Vegetarische Bode, schreef een 75-jarige me- vrouw, vegetariër sinds haar tiende, dat ze zelfs in de reformzaak aan de Haagse Laan van Meerdervoort – dezelfde winkel dus waar ooit de ouders van Roel van Duijn hun Loverendalebrood kochten – vlees had zien liggen. En dat luttele jaren na het overlijden van de Harrie Dissen, die decennialang de win- kel had gerund. De verontwaardigde mevrouw, die verklaarde nooit meer een stap bij ‘De Zonnepoort’ binnen te zetten, kon er niet bij:

‘Geef ons vegetariërs tenminste een winkel, die niet meedoet aan fokken en slachten, al is het indirekt. Harrie Dissen zal in ’t hiernamaals verontwaar- digd en onmachtig toekijken, wat ze met zijn winkel aan het doen zijn.’147

In het onwaarschijnlijke geval van een hiernamaals had ze ongetwijfeld ge- lijk. Dissen had in 1984 De Groene Wegslagers ‘nog erger’ dan gewone sla- gers genoemd omdat ze zich zouden ‘kamoefleren’.148 Het vlees in de natuur- winkels betekende dat het laatste bolwerk van de vooroorlogse vegetarische beweging was opgegeven. Geheel verdwenen was die wereld nog niet, maar het scheelde weinig en meetellen deed zij al tijden niet meer.

Ook de revolutie zoals Van Duijn en consorten zich die hadden gedroomd was op een fiasco uitgelopen. Enkel her en der was resultaat geboekt. Het op- bouwen van een betere orde via nieuwe productiemethoden, nieuwe distribu- tiekanalen, nieuwe winkeltjes en nieuwe eetgewoonten was echter mislukt. Zo leek het althans. Maar tezelfdertijd als de mainstreaming van de goedvoed- selbeweging haar ideologisch deed veranderen, veranderde de mainstream door opname van de goedvoedselbeweging ook zelf. Daarin leerde men, mondjesmaat, dat er behalve met gezonde jaarcijfers ook rekening gehouden kon worden met de gezondheid van mensen en planeet. En, héél soms, met die van andere dieren. In elk geval kon niemand meer met goed fatsoen be- weren dat de natuur een onuitputtelijke bron was van grondstoffen, dat voed- sel louter iets was van ‘de markt’ of dat het uitsluitend ging om de productie van nutriënten. Uiteraard, gezichten stonden bovenal in maatschappelijk ver- antwoordelijke plooi om politieke en marketingtechnische redenen, maar áls dat in praktijk vertaling vond, had het, door de schaal, veel effect, op tal van dierenlevens. Gestimuleerd door een overheid die eind jaren 1990 in ‘biolo- gisch’ een kraamkamer voor oplossingen herkende voor verschillende maat- schappelijke problemen, verveelvoudigde de productie en consumptie van Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 253

De kabouterrevolutie 253

biologisch voedsel. In de onweerstaanbare taal van het kapitalisme: de jaar- omzet groeide tot een half miljard euro in 2007. Had de eerste vegetarische golf geleid tot verbreiding van zaken als muesli, cornflakes en rauwkost, maar zonder dat ‘vleesloos’ een gangbare op- tie werd, mede door de mainstreaming van de goedvoedselbeweging werd ‘vegetarisch’ gaandeweg wél onderdeel van ‘regulier’ – zoals de groeiende markt van ‘vleesvervangers’ bewees. Ook vegetarisme ‘ontideologiseerde’ kort- om, verloor veel van de lading die als ‘politiek’ te boek stond. Dat is te zeggen, onvermijdelijk blééf vegetarisme sterk ideologisch – net als het eten van vlees –, maar dat ideologisch karakter bewoog zich niet meer zo sterk over de par- tijpolitieke as van links-rechts, als wel over de grotendeels niet-partijpolitieke as van antropocentrisme-zoöcentrisme. Want zoals het volgende deel laat zien, meer dan door de ‘herleving van de beweging van gezond en natuurlijk voedsel’ groeide vegetarisme door een afname van geloof in veeteeltprak- tijken. Tegelijk: vlees bleef de norm terwijl het aandeel ‘biologisch’ midden jaren 2000 slechts een schamele twee procent van de totale levensmiddelenmarkt uitmaakte.149 Misschien dat ‘vegetarisch’ en ‘biologisch’ ooit doorzetten en dat een terugblik dan leert dat in de mainstreaming het begin moet worden ge- traceerd van een transformatie van het kapitalistische systeem waar de revo- lutionairen uit de lange jaren zestig tegen te hoop liepen. Vooralsnog recht- vaardigen de veranderingen die sinds de oprichting van Oranje Vrijstaat op het vlak van ‘goed voedsel’ hebben plaatsgevonden hooguit – maar met ere – de naam van, inderdaad: kabouterrevolutie. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 254 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 255

Deel v Lekker Dier Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 256 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 257

Moderne tijden

Door een gigantische wekker op de juiste tijd te zetten opende Beatrix op 21 mei 1971 onder luid gerinkel de ‘landbouwmanifestatie Flevohof’. Het on- gewoon vroege uur voor een dergelijke festiviteit – de weinig benijdenswaar- dige prinses moest de wijzers naar elf minuten voor zeven schuiven – diende symbool te staan voor de boer die voor dag en dauw aan zijn arbeid begint.1 In de nadruk op het tijdstip resoneerde wellicht tevens het idee mee dat de landbouw ‘bij de tijd’ was. In elk geval was dát de boodschap van de Flevohof: de Nederlandse landbouw was een moderne zegen die het verdiende door de steeds meer van het platteland vervreemde bevolking gekend en bewonderd te worden. Dat de allerhoogste gezagsdrager in spe de opening verzorgde bekrachtigde het gevoel dat hier een algemeen en nationaal belang in het geding was. Het was dan ook geen doorsneelandbouwtentoonstelling. Op een terrein ter grootte van niet minder dan 140 hectare gelegen nabij Biddinghuizen aan de oostelijke rand van Flevoland was een kale zandvlakte in een park getrans- formeerd met meertjes, glooiingen en bossen te midden waarvan de land- bouw zich in volle trots en glorie kon presenteren. Dat deed zij in een reeks expositiepaviljoens die door een overdekte wandelroute met elkaar waren ver- bonden en waaromheen zich agrarische bedrijven uitstrekten waarop de bezoeker het boerenwerk ook in de praktijk kon aanschouwen – en er zelfs op bescheiden schaal in kon participeren. Dit ‘spectaculaire’ project bood daarmee, aldus de prospectus, ‘[e]en levend samenspel tussen boer, tuinder, wetenschapsman, technicus, industrieel en handelaar, dat de bezoeker van begin tot eind boeit’.2 In de twee centraal gelegen restaurants konden boven- dien de boerenproducten van eigen grond aan een smaaktest worden onder- worpen. Een kinderdorp complementeerde dit geheel. De Flevohof bood edu- catie en ontspanning voor het hele gezin. Het idee voor de Flevohof stamde uit de vroege jaren 1960 en was afkom- stig uit Wageningen. Op de landbouwhogeschool aldaar was het plan gerijpt te komen tot een permanente expositie waarop een lekenpubliek zou kunnen kennismaken met de vorderingen van de agrarische techniek en wetenschap in het algemeen en de internationale roem die Landbouwhogeschool Wage- ningen op dit vlak oogstte in het bijzonder. De gemeente Wageningen had Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 258

258 Deel v

echter niet genoeg geld en ook een geschikte locatie ontbrak. Maar het idee bleef en bleek in gewijzigde vorm levensvatbaar. Aan ruimte in het kersverse Flevoland geen gebrek en de agrarische sector had wel oren naar een mooi uithangbord. De verschillende productschappen legden geld bij elkaar, land- bouworganisaties stelden expositiemateriaal ter beschikking en ook de onver- mijdelijke boerenleenbank was van de partij.3 Dat het geplande centrum er wel door van karakter veranderde, vormde geen bezwaar. Uitleg over techniek en wetenschap bleef van belang, maar kwam nu in dienst te staan van het centrale thema: de agrarische productie. Direct daaruit volgde het centrale doel: de bevordering van de consumptie van die agrarische productie. Het hoofdrestaurant was niet voor niets bedoeld als ‘begin- en eindpunt’ van de Flevohofexperience.4 Gezien de financiering van de gehele onderneming was het niet waar- schijnlijk dat op de Flevohof daarover onvertogen woorden vielen. En waarom zou dat ook? Had de agrarische sector niet reden zich op de borst te kloppen? Was het niet zijn goed recht om deze grote, driedimensionale advertentiecam- pagne op te zetten? De Flevohof was ‘een bewonderenswaardige symfonie’ waarvoor agrarisch Nederland alle registers had opengetrokken, een initiatief dat ‘overal weerklank’ verdiende te krijgen, aldus het vaktijdschrift De Boerde- rij, dat verder sprak van een ‘voorlichtingsparadijs’.5 Toch vielen ze wel, die onvertogen woorden. Het hof van Biddinghuizen was niet het utopisch paradijs waar de agrarische sector van droomde. Het eten van de boom der voorlichting kende zo zijn risico’s. Want niet iedereen bleek de dag van zijn leven te beleven op de Flevohof, naar de reclame wilde – en zeker niet diegenen die er hun hele leven beleefden. Met name gold dat voor de kippen. Hun massale aanwezigheid was dan wel niet ontspannen, maar des te educatiever. Voor hen geen ‘dag op het land’, zoals de eerste slo- gan van de Flevohof luidde, maar een bestaan gevieren in een kooitje. Als er iets was dat liet zien hoezeer ‘de boer’ was veranderd, dan was het de situatie waarin zij zich bevonden. Tegelijkertijd was, zoals gezien, ook ‘de burger’ ver- anderd – jonger geworden, minder autoriteitsgevoelig, mediabewuster. Van- uit agrarisch perspectief bezien was het wat dat betreft beter geweest als de Flevohof vijf jaar eerder was opengegaan. Nu betekende de tentoonstelling van de grote legbatterij waarin vijfduizend kippen zaten opgesloten smeken om problemen. In plaats van de kloof tussen ‘boer’ en ‘burger’ te dichten, openbaarde en vergrootte de Flevohof die – althans voor zover het de exploita- tie van dieren betrof. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 259

Lekker Dier 259

Een van de reacties die de Flevohof opriep nam de gedaante aan van een actiegroepje van jongeren dat zich tooide met de scherpe naam ‘Lekker Dier’. Het georganiseerde protest tegen de bio-industrie had daarmee een aanvang genomen en de roep om ‘dierenwelzijn’ een belangrijke verklanking waar door verschillende groepen – dierenbeschermers, veehouders, wetenschap- pers, de overheid, burger-consumenten – op gereageerd moest worden. Voor de kippen, die veel meer nog dan boeren of burgers waren veranderd, lagen de gevolgen daarvan vooralsnog vele generaties in een onzekere toekomst. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 260

De utopie van de dierenindustrie

De bio-industrie ab ovo

Stonden de eerste jaren na de oorlog in teken van herstel, vanaf de jaren 1950 begon zich te ontwikkelen wat de ‘bio-industrie’ of ‘intensieve veehouderij’ ging heten, aanvankelijk aarzelend, vanaf de jaren 1960 in rap tempo. Het project van de bio-industrie was een versnelling en verheviging van een ont- wikkeling van modernisering, ‘rationalisering’ en ‘verwetenschappelijking’ die al veel langer aan de gang was – feitelijk sinds de wetenschappelijke revo- lutie.6 Met de professionalisering en institutionalisering van de wetenschaps- beoefening in de negentiende eeuw won deze aan invloed, gestimuleerd doordat de markt waarvoor geproduceerd kon worden zich sterk uitbreidde. De landbouwcrisis in de jaren 1880 bracht bovendien actieve overheidsbe- moeienis op gang om de landbouw te bevorderen. Een tweede crisis, die van de jaren 1930, bracht een nieuwe golf van overheidsingrijpen om de land- bouw te rationaliseren. De institutionalisering van het landbouwbelang werd in 1935 bekroond door een eigen ministerie van Landbouw.7 Desalniettemin bestond de Nederlandse landbouw rond 1950 nog in hoofdzaak uit relatief kleine, gemengde en grondgebonden bedrijven met een vrij lage mechaniseringgraad. De melkmachine bijvoorbeeld, al voor de Eerste Wereldoorlog in Nederland geïntroduceerd, had nog slechts mondjes- maat verspreiding gevonden.8 Aansluitingen op openbare nutsvoorzienin- gen als elektriciteit, waternet en telefoon ontbraken nog op allerlei plekken. Bijna een vijfde van de Nederlandse beroepsbevolking was in 1950 in de land- bouw werkzaam. Dat alles was, zo was de perceptie, niet efficiënt, niet mo- dern. Onder het motto ‘nooit meer honger’ diende er een nieuwe landbouw te worden geconcipieerd. De grondslagen daarvoor waren aanvankelijk tweeërlei. Allereerst was het streven naar ‘een zo groot mogelijke productiviteit’.9 Ten tweede, om dit streven gesteund te weten door de agrarische sector, moest een ‘redelij- ke vergoeding’ worden gegarandeerd voor de mensen die erin werkzaam waren. Om deze zaken te bewerkstelligen was grootscheepse hulp van de overheid noodzakelijk, zowel in de vorm van wet- en regelgeving als in die van subsidies. De legitimatie daarvoor bestond uit verschillende elementen Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 261

Lekker Dier 261

die met elkaar gemeen hadden dat wat als het belang van de landbouwsec- tor gold, werd voorgesteld als ‘algemeen belang’ – en dus aanspraak kon maken op algemene middelen. Belangrijkst daarvan en meest persistent was economisch van aard. ‘Het is een nationaal-economisch belang,’ zo formuleerde het Koninklijk Nederlands Landbouw-Comité (knlc) dat in 1956, ‘dat een hoogproductieve landbouw zijn bijdrage kan leveren aan de nationale welvaart.’ Misschien omdat dit een argument was dat elke be- drijfssector wel kon aanvoeren en derhalve tamelijk gratuit klonk, voegde het knlc daar nog twee redenen aan toe. De landbouw had ook politiek- strategische betekenis. ‘Van de laatste halve eeuw was de Nederlandse land- bouw ongeveer 15 jaren voor het naakte bestaan van het eigen volk onont- beerlijk’, heette het plechtig. Bovendien moest ‘aan de landbouw en de landbouwende bevolking (...) een gunstige sociologische betekenis in het volksgeheel worden toegekend’. Het waren niet de beste argumenten om een sterk op exportgerichte landbouw te stimuleren die, zo bleek al snel, vergezeld ging van een dramati- sche sanering die ‘de landbouwende bevolking’ in enkele decennia tot een vrij marginaal element in ‘het volksgeheel’ reduceerde. Bovendien nam de rela- tieve bijdrage van de landbouw aan het Bruto Binnenlands Product gestaag af. In 1880 had die negentien procent bedragen, een eeuw later was dat nog zes procent – en dat verschrompelde nadien nog verder tot een paar pro- cent.10 Maar de argumenten mochten misschien niet zo overtuigend zijn, ze waren in de periode van wederopbouw en het in de steigers zetten van de ver- zorgingsstaat ruimschoots genoeg om een diepgaande verwevenheid van overheid met sector tot stand te brengen. Die kreeg gestalte in ‘Het Groene Front’, een voor buitenstaanders on- doordringbaar netwerk van het ministerie van Landbouw, de agrarische be- drijfsschappen, de boerenstandsorganisaties en, om met landbouweconoom S.L. Louwes te spreken, ‘infiltratie van politieke partijen en parlement’.11 Binnen dat front regeerde de ‘ijzeren driehoek’: het departement, het Land- bouwschap en de vaste Kamercommissie voor Landbouw. Dankzij de veran- kering in allerlei overleggen – waaronder maandelijks overleg tussen minis- ter en Landbouwschap –, bestuurlijke dubbelfuncties, diensten en andere normatief gesanctioneerde institutionele mechanismen, kreeg dit arrange- ment voor de betrokkenen een hoge mate van vanzelfsprekendheid – en voelden zij zich met elkaar verbonden en voor elkaar verantwoordelijk. An- ders gerichte belangen hadden weinig kans hiertoe door te dringen. Gebeur- de dat toch, dan smoorden zij ogenblikkelijk in een ideologische eensge- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 262

262 Deel v

zindheid over dat ene economisch gedefinieerde belang dat via het boeren- volk het vaderland moest dienen: productiegroei.12 Die groei kreeg eind jaren 1950 zijn beslag in de uitkristallisering van een modernisatieproject dat stoelde op enerzijds schaalvergroting en inten- sivering en anderzijds sanering. Leidend daarbij was het idee van één we- tenschappelijk te bepalen optimum in de richting waarvan het boerenbedrijf gestuurd moest worden. Daarmee correspondeerde een zo laag mogelijke kostprijs, steeds kleiner wordende marges, mechanisatie, specialisatie en de ontkoppeling van tot dan toe richtinggevende bakens – onder andere van een directe relatie met het land.13 Door grootschalige ruilverkaveling, een prijspo- litiek van minimumprijzen en invoerheffingen en enorme inspanningen op het gebied van kennisontwikkeling, voorlichting en investeringen begon de landbouw te transformeren tot een industrialized agriculture of ‘veredelingsin- dustrie’, zoals dat veelal in agrarische kringen heette, – een ontwikkeling die niet alleen modern was, maar ook, zo was het idee, noodzakelijk en onvermij- delijk.14 De totstandkoming van een gemeenschappelijk Europees landbouw- beleid deed dat proces in de jaren 1960 versnellen. ‘Boerderij wordt agrari- sche fabriek’ vatte 19nu, een uitgave van de Stichting Public Relations van de Land- en tuinbouw, dat in 1968 samen.15 Het succes was gigantisch. Net als de neveneffecten dat waren.

Groei

Het succes liet zich het best aflezen aan een explosief stijgende menselijke ar- beidsproductiviteit16 – ofschoon daar, zoals zal blijken, deels (maar niet op een ondubbelzinnige manier) een grotere productiviteit van niet-menselijke die- ren achter schuilging. In dit kader interessanter is dat de gedeeltelijke ver- taling daarvan in een afnemend aantal mensen dat in de veehouderij werkte, zijn pendant kende in groeiende aantallen dieren. Bedroeg in 1950 volgens de landbouwtellingen van het cbs de varkenspopulatie een kleine twee miljoen, in 1970 was dat ruim 5,5 miljoen, in 1990 veertien miljoen.17 Het aantal koei- en groeide in dezelfde jaren van 2,7 miljoen naar 4,3 miljoen naar bijna vijf miljoen. De ‘stapel’ kippen bedroeg in 1950 23,5 miljoen dieren (ruim tien miljoen minder dan op het moment dat de oorlog uitbrak); in 1970 ruim 55 miljoen, aan het eind van de twintigste eeuw dik over de honderd miljoen.18 Deze expanderende hoeveelheden dieren leefden op steeds minder be- drijven. Waren er in 1960, enkele jaren voordat de legbatterij aan haar op- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 263

Lekker Dier 263

mars begon, nog bijna 172.000 bedrijven met leghennen (met elk hooguit enkele honderden kippen), in 1996 waren daar nog geen twee procent van over – een kleine 2500 – en was het regel dat zo’n inmiddels gespecialiseerde pluimveefabriek tienduizenden dieren telde.19 Aan het eind van de twintigste eeuw kon in een legbatterij één fulltime menselijke arbeidskracht ‘zorg’ dra- gen voor 45.000 dieren. In de vleeskuikenindustrie lag dat aantal nog hoger. Qua bedrijfsgrootte was daarmee overigens wel voorlopig een soort boven- grens bereikt, want boerenstandsorganisaties en de belangrijkste politieke factor in dezen, het cda, hechtten erg aan gezinsbedrijven.20 Niettemin, een individuele band tussen boer en dier was vanaf de jaren 1970 eigenlijk alleen in de melkveehouderij nog mogelijk – en ook daar was de jaarlijkse ‘arbeids- behoefte’ per koe tussen 1950 en 1980 met tachtig procent gedaald, met dank aan het machinematig melken. Melkrobots bestendigden in later jaren die trend. Als het op mens-diercontact aankwam was de ‘intensieve veehouderij’ extreem éxtensief.

Maar niet alleen maakten de dierenpopulaties een onstuimige groei door, ook de individuele ‘productie’ per tijdseenheid groeide. Legde een gemiddelde kip in 1950 zo’n 180 eieren per jaar – al een verdubbeling overigens vergele- ken met zijn soortgenoten in 1900 – in de jaren 1980 was dat opgelopen naar meer dan 280.21 De jaarlijkse melkafscheiding van een koe verdubbelde tus- sen 1950 en 2000. Op de Flevohof kregen de zeugen begin jaren 1970 twee keer per jaar acht tot tien nakomelingen, rond 2000 was het in de varkens- houderij normaal dat zeugen jaarlijks meer dan 24 biggetjes ter wereld brachten. De ‘daggroei’ van een ‘mestvarken’ bedroeg 575 gram in 1967, in 1995 groeide een gemiddeld varken met 735 gram per dag. Bovendien was daar minder veevoer voor nodig. Deze triomfen van de agrotechniek hadden allerlei effecten tot gevolg die het leven van de betrokken dieren diepgaand beïnvloedden. Duidelijk werd dat de ‘verbetering’ die de dieren volgens het agrarische jargon onder- gingen eenzijdig vanuit een menselijk belang waren gedefinieerd, dat het, anders gezegd, maar zeer de vraag was of het adequate termen waren om het nieuwe leven van de betrokken dieren te karakteriseren. Want niet alleen werden de dieren zelf steeds effectievere ‘machines’ om vlees, melk en ei- eren te produceren, dat deden zij in toenemende mate in een geïndustriali- seerde omgeving die weliswaar tot in de perfectie was afgesteld op productie- waarden, maar geen rekening hield met de belangen van de dieren die zij incorporeerde. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 264

264 Deel v

Wat voor de buitenwacht als eerste in het oog sprong – zoals de Flevohof liet zien –, was dat de groei van de dierlijke populaties correleerde met een dramatische afname van de individuele leefruimte. Had bijvoorbeeld een in- specteur van de landbouw in 1906 betoogd dat voor een varken, wilde het goed gedijen, weidegang ‘zeer gewenscht’ was en ‘eene ruime loopplaats’ on- ontbeerlijk, volgens de bio-industriële ratio was de vraag of varkens goed ge- dijden achterhaald.22 Niet het dier was het primaire ‘arbeidsobject’, maar de stalplaats. In de woorden van landbouwwetenschapper Jan Douwe van der Ploeg: ‘Waar hoge financieringskosten op het bedrijf drukken, wordt de stal- plaats (...) de relevante rekeneenheid. Dit houdt in dat de productie per stal- plaats wordt gemaximaliseerd. Het dier is daarbij hooguit een middel.’ Op zichzelf was het niet nieuw dat mensen dieren dwongen te leven op zeer kleine oppervlakte. In de zestiende eeuw was het al voorgekomen dat kippen in kleine kooitjes werden opgesloten om hun lichaamsbeweging tot een minimum te beperken.23 In achttiende-eeuws Nederland deed het ‘kist- kalf’ zijn intrede: kalveren werden elk tussen vier schotten geplaatst met aan de voorzijde een schuifluik waar zij driemaal daags hun kop uit mochten ste- ken om te drinken. De hokken waren zo smal dat het onmogelijk voor de die- ren was ‘zich geheel of ten halve om te keeren’, zoals de onderwijzende land- man Johannes Hazeu in 1820 uitlegde, dit om te voorkomen dat zij ‘klem’ zouden kunnen raken ‘en ook omdat zij daardoor meer tot liggen geneegen zijn’.24 Rond 1800 kwam het bovendien al voor dat koeien (vrijwel) het gehele jaar op stal bleven. ‘Legkippen’ werden vanaf het eind van de negentiende eeuw in Nederland op steeds massaler schaal gehouden. In plaats van kleine aantallen kippen die op elk boerenerf hun eigen kostje bij elkaar scharrelden, leefden zij in toenemende mate in ‘hoenderparken’, afgeperkte stukken grond voorzien van nacht- en leghok. Het was daarom inderdaad een kwestie van tijd dat de industriële revolutie de veehouderij ontdekte, maar medisch- technisch was de negentiende eeuw nog te vroeg, zoals bleek uit een indus- triële varkensmesterij die aan de rand van Boedapest, in Köbánya, werd opge- zet. Het project was gedoemd: de ziektes die in de opeengepakte massa’s varkens uitbraken – in 1894 had de onderneming een jaaromvang van 622.000 dieren – waren onbeheersbaar.25 Met dank aan de antibiotica was het na de Tweede Wereldoorlog veel beter mogelijk om massaal en systematisch dieren op een klein oppervlak te houden. Beschikte een kip nog tot in de jaren zestig over verscheidene vier- kante meter leefruimte, in het ‘moderne batterijsysteem’ was dat terugge- bracht tot 0,04, later 0,045 vierkante meter, het oppervlak van een a4-formaat Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 265

Lekker Dier 265

papier – en minder dan de 0.06 vierkante meter die een gemiddelde kip in rust inneemt.26 Hadden mestvarkens in de jaren 1950 en 1960 veelal én stal- ruimte en relatief royale buitenruimte tot hun beschikking, de ‘moderne var- kenshouder’ plaatste hen in hokken met per dier 0,6 vierkante meter opper- vlak – dat later naar een wettelijk minimum van 0,7 zou worden opgehoogd. Zelfs koeien kwamen meer en meer op stal te staan. Na de millenniumwisse- ling kwam zo’n twintig procent van hen nooit buiten. Schapen ontsnapten doorgaans aan dit lot. Vertaalde (globaal gesproken) de bevolkingsgroei zich in afnemende leefruimte, de productiestijging per dier correleerde in de meeste gevallen met grotere sterftecijfers. Volgens ruwe berekening stierven er in 1950 ruim 1250 varkens per duizend terwijl de sterfte in 1970 was opgelopen naar een kleine 1750 per duizend. In 1990 was dat verder gestegen naar bijna 1850 do- den per duizend dieren.27 Overigens, niet verdisconteerd is daarin het aantal dieren dat nog vóór het slachthuis stierf, zo’n tien tot vijftien procent – en dat de agrarische sector graag als ‘sterftecijfer’ betitelde, of liever, als ‘uitvalper- centage’. Andersom gesteld, de levensverwachting daalde. Werd traditiegetrouw een big in het vroege voorjaar geboren en op zijn vroegst een maand of negen, tien later in november gedood, de bio-industrie produceerde het hele jaar rond biggen die niet ouder werden dan zes maanden. Werden ‘goede’ koeien tot in de jaren zeventig wel tot hun tiende, zelfs vijftiende levensjaar aangehouden, door een veranderd fokbeleid produceerden ze nadien vooral in hun eerste ‘werkzame’ jaren veel melk en werden ze vervolgens ‘vervangen’, ‘afgestoten’ of ‘uitgeschakeld’. Ze waren dan vaker vijf dan zes jaar oud.28 ‘Legkippen’ had- den aan het begin van de twintigste eeuw goede kans drie jaar te worden, aan het eind van de eeuw was hun gemiddelde leeftijd gedaald naar 1,2 jaar. Hun mannelijke soortgenoten haalden al sinds de jaren 1930, dankzij de techniek van het ‘sexen’, het eind van hun eerste dag niet. En berichtte de Libelle begin 1957 geïmponeerd dat er een revolutie in de pluimveeteelt aan de gang was, namelijk dat er sinds enkele jaren speciale vleeskuikens werden gefokt die – hoe was het hemeltjelief toch mogelijk – in slechts vijftien weken ‘slachtrijp’ waren, midden jaren zestig was die levensduur teruggelopen tot zo’n negen weken. Tien jaar later werden vleeskuikens niet ouder dan zes weken. ‘Zo jong en dan al rijp voor de slacht,’ adverteerde het vleeskuikenfokbedrijf Sha- ver in 1971, een kuiken in beeld brengend met een groot slagersmes tussen de poten geplant. ‘Zo gaat dat met het Starbro kuiken,’ vervolgde de advertentie trots. ‘Het krijgt nauwelijks de tijd om te leven. Zes-zeven weken. Meer niet.’ Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 266

266 Deel v

Het meest revolutionaire onderdeel van de bio-industrie was daarom wel het slachthuis – ofschoon juist dat op de Flevohof ontbrak. Het was zeker het vroegst industrialiserende gedeelte, met als roemrucht icoon de disassembly line in de slachthuizen van de Union Stock Yards in Chicago (geopend eind 1865). Zoals de Amerikaanse schrijver en vegetariër Upton Sinclair in 1906 daarover schreef: ‘It was all so very bussinesslike that one watched it fascina- ted. It was pork-making by machinery, pork-making by applied mathema- tics.’29 Henry Ford keerde deze disassembly line vervolgens om tot de assem- bly line. Heen of terug, ten goede of ten kwade, het werd de kwintessens van de modern times. Na de oorlog was het met name de kippenslachterij die een metamorfose onderging. Nog begin jaren 1950 knuppelden de slachthuisme- dewerkers de kippen een voor een bewusteloos om hen vervolgens de hals door te snijden en handmatig te plukken. In de jaren die volgden sloeg de mechanisatie stapsgewijs toe.30 In Wezep werd in 1964 een van de grootste kippenslachterijen van West-Europa geopend met een capaciteit om per uur vijfduizend dieren te doden. Begin eenentwintigste eeuw was een kippen- slachterij een vrijwel geheel computergestuurde inrichting waarbij verdoven, doden, ontveren en verwerken volautomatisch geschiedde. Elektrostimulatie zorgde ervoor dat het besterven van het vlees niet een dag, maar slechts enke- le uren duurde. Tijd was geld. Een doorsneeslachtlijn verwerkte elfduizend dieren per uur. Kort gezegd bracht de Nederlandse veehouderij in 1950 in totaal enkele tientallen miljoenen zoogdieren en vogels ter dood terwijl tegen het eind van de twintigste eeuw dat was verveelvoudigd tot een jaarlijks aantal dat het astronomische half miljard benaderde (waarvan ongeveer vier vijfde kippen). Als er derhalve één typerend kenmerk was van de moderne dierenproductie, dan was dat het vroege, massale, fabrieksmatige en mathematisch bepaalde sterven. De dood was lopende bandwerk, mensen uitgezonderd overleefde niemand de bio-industrie. Het was eigenlijk een ietwat ongelukkige bena- ming voor wat met meer recht de ‘mortem-industrie’ kon heten.

Dat industriële karakter manifesteerde zich behalve in het slachthuis in de ontwikkeling van een steeds verder geïntegreerd, gemechaniseerd, gespecia- liseerd en gecomputeriseerd productieproces waarin het levende dier slechts een fase vormde. Nog scherper dan bij de openstelling van de Flevohof in 1971 kwam dat naar voren in een documentair radiohoorspel getiteld Kippen dat de nos later dat jaar uitzond.31 Allereerst werd daarin mooi duidelijk hoe- zeer de gehele leefomgeving onder controle stond. De dieren zaten in rijen Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 267

Lekker Dier 267

uniforme kooien, opgesteld in gesloten gebouwen die alleen via een desin- fectiemat konden worden betreden; ze kregen nauwkeurig gecalculeerde hoeveelheden voedsel per lopende band voorgeschoteld terwijl hun eieren volgens dezelfde wijze werden afgevoerd om vervolgens mechanisch gesor- teerd, gekeurd, verpakt en getransporteerd te worden. Lichtduur, lichtsterkte, luchtvochtigheid en temperatuur waren exact berekend op zo hoog mogelijke productie:

‘Als een jonge hen achttien weken oud is, wordt ze in de kooi gezet. Wij geven haar tien uur licht. Dat komt overeen met midden februari in de buitenlucht. Na 21 weken is ze legrijp. Als we nu de dagen langer zouden maken, gaat ze direct leggen, maar dan worden de eieren te klein, klasse zeven, minder dan 45 gram. Slechte prijs. We houden het op tien uur licht. (…) wachten. 24ste week, 25ste week. Misschien tot de 26ste, dat moet je aanvoelen. Dan pas wordt het lichtrantsoen vergroot. Tien uur twintig minuten. Tien uur veertig minuten. Elf uur. We fabriceren de lente en de eieren rollen eruit. Beginnen meteen met vijfjes, viertjes, weinig zesjes. Steil gaat de legcurve omhoog, ze- ven weken later staat hij al bijna op negentig procent. Hoogtepunt twaalf uur twintig minuten licht. De tweetjes zijn aan de beurt en de eentjes, een extra klasse, meer dan 65 gram. Daarna begint de curve tijdens de legtijd geleide- lijk te dalen. We gooien er meer licht tegenaan om het zo lang mogelijk tegen te houden. Steeds meer. Herfst en winter kennen we niet. Bij ons is het altijd voorjaar of zomer. In de 52ste week belanden we tenslotte op twintig uur licht en alleen nog maar op vier uur nacht. En zo blijft het tot het einde van de leg.’32

Dit tot in perfectie afgestemde systeem zoals dat in Kippen werd beschreven, werd nog overtroefd in de berichtgeving van 19nu, het al genoemde promo- tietijdschrift van de agrarische sector:

‘Merkwaardig is, dat het lijkt alsof de natuur al rekening heeft gehouden met de industrialisering van de kippenhouderij. Twee dagen lang hebben kuiken- tjes na uit het ei zijn gekomen geen behoefte aan eten of drinken en zetten als het ware hun embryo-leven voort. Ze proberen niet te ontsnappen en spartelen niet tegen, kunnen dus verpakt en verzonden worden (...) als ze dan de derde dag maar onder de warmtestralers komen en kuikenvoer krijgen. (...) Het feit, dat een ei precies na een-en-twintig dagen uitkomt, past goed in de moderne bedrijfsvoering met vijfdaagse werkweek. De eieren, op maan- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 268

268 Deel v

dag gelegd, komen dus ook op maandag uit, wat weekendwerk (...) overbodig maakt.’33

Wat Kippen bovendien mooi deed uitkomen, was dat – en ook hier manifes- teerde het industriële karakter van de moderne veehouderij zich ten volle – het voor een dergelijke bedrijfsvoering noodzakelijk was dat de dieren vol- strekt geüniformeerd waren: qua genetica, leefomstandigheden en leeftijd. Behalve strenge selectie (dieren die op een bepaald onderdeel niet pasten in het systeem werden gedood)34 was controle over de voortplanting daar-voor een vereiste. In de pluimveehouderij had men daar aan het eind van de negentiende eeuw al een grote stap in gedaan met de ontwikkeling van broedmachines. Ook de Flevohof bezat daarvan een voorbeeld ter lering maar vooral vermaak. ‘Kuikentjes, die uit het ei komen (...) zullen zonder meer en- thousiasme van volwassenen en kinderen opwekken,’ zo meenden de organi- satoren.35 Zulke broedmachines hadden zich binnen enkele decennia ont- wikkeld van tamelijk primitieve apparaten die enkele tientallen eieren konden uitbroeden tot geavanceerde machines met een capaciteit van tien- duizenden eieren. De moederkloek was zo nog voor de Tweede Wereldoorlog een archaïsme geworden. In de tweede helft van de twintigste eeuw werd ook de haan obsoleet. Zoals het vakblad De Pluimveehouderij in 1975 grappend schreef: ‘De jongere pluimveehouders onder ons weten amper hoe een haan kraait. Daartoe moeten ze welhaast hun oor te luisteren leggen in de stad bij de sportfokker. Daar in de stad hebben ze nog hanen.’36 Op het platteland hadden alleen vermeerderingsbedrijven nog hanen nodig – en zelfs daar maakte kunstmatige inseminatie een groot deel van hen overtollig. Die kunstmatige inseminatie, vanaf de jaren 1950 op steeds grotere schaal toegepast, vormde overigens wel de uitzondering op de regel van het afnemend contact tussen mens en dier: het geslachtelijk verkeer tussen die- ren verliep nu via de boer of veterinair.37 In de varkenshouderij bijvoorbeeld was het de boer die de beer (manueel) bevredigde; die met ‘berengeurspray’ en vibrators de seksuele opwinding van de vrouwelijke varkens aanwakkerde; die dankzij een ‘berigheidsdetector’ hen exact op het hoogtepunt van hun vruchtbaarheidscycli bevruchtte.38 Het waren uitermate intieme betrekkin- gen die, waarschijnlijk om die reden, van de kant van de mens met de meest professionele afstandelijkheid werden betracht. ‘Nuchterheid bij de sexshow’ kortom, zoals 19nu constateerde. Dat sprak onder meer eruit dat ook hier een zo efficiënt mogelijke afwerking nastrevenswaardig was. Zo werd de vrucht- baarheid van de zeugen gelijkgeschakeld door middel van toediening van een Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 269

Lekker Dier 269

progesteron analoog, de zogeheten bronstsynchronisatie. Ook het zwanger maken werd productiewerk, was gedeseksualiseerd – want seks met dieren was taboe. Kunstmatige inseminatie maakte het bovendien mogelijk dat de gelijk- schakeling niet alleen op bedrijfsniveau plaatsvond, maar in toenemende mate op nationaal niveau of zelfs op wereldschaal. Al begin jaren 1960 kon één stier zestigduizend nakomelingen hebben, aan het eind van de eeuw stond het record op ruim een miljoen – en dat aantal bleef ook na de dood van de stier in kwestie, Sunny Boy, nog toenemen.39 De vleeskuikenindustrie zou aan het begin van de eenentwintigste eeuw beheerst worden door slechts een handvol bedrijven – met elk enkele ‘merken’. Of vleeskuikens nu in Brazilië, Thailand, India, Jordanië of Nederland werden gehouden, het ging om het- zelfde uniforme ‘product’ van multinationale broiler breeders als Aviagen, Cobb of Hubbard. Bovendien betekende kunstmatige bevruchting een belangrijk hulpmid- del in de beheersing van de genetica. Was het voor de oorlog bon ton om met zuivere rassen te werken, na de oorlog werd het ‘hybride dier’ gemeengoed, een zorgvuldig geplande kruising van verschillende rassen. Dat betekende bij kippen bijvoorbeeld dat er vier raszuivere lijnen werden gekweekt die via een eerste kruising twee verschillende typen zogeheten ‘fokhybriden’ opleverden – die vervolgens gekruist werden tot één ‘gebruikshybride’.40 ‘Wij hebben de natuur overtroefd,’ sprak de stem in het docuhoorspel Kippen naar aanleiding hiervan met licht onheilspellende ondertoon, ‘de kip construeren wij. Men neme de nieuwe god der kippen, de geneticus.’41 Deels wás het zelfs geen mensenwerk meer, zo was vervolgens de suggestie, want de door de geneti- cus verzamelde data, op eindeloze reeksen ponskaarten aangebracht, ging De Computer in en díe geheimzinnige vinding was het die de meest ideale krui- singslijnen berekende. Was productieverhoging het duidelijkste resultaat van het verwetenschap- pelijkte en gecomputeriseerde fokken, ze was niet het enige gebied waarop dieren gemodificeerd raakten. Het lange en veelal moeizame experiment om koeien machinaal te melken, kende pas een succesvol einde toen de koe aan de machine werd aangepast in plaats van andersom, zoals daarvoor steeds het streven was geweest.42 Was het seksen van kippen aanvankelijk een specialis- tisch werkje waarvoor de ‘Hollandsch-Japansche Kuikensex Onderneming’ in de jaren 1930 nog de moeite moest nemen ‘Japanners, afgezonden recht- streeks van de Japansche Seks School’ naar Nederland te halen, met de crea- tie van de ‘autosexende’ kip Rosita kon ook de leek hennetjes van haantjes Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 270

270 Deel v

onderscheiden. Resistentie tegen ziekten was eveneens een niet onbelang- rijk fokdoel. En hoewel het via deze weg al snel zelfs mogelijk was kippen te maken die resistent waren tegen verengroei – energieverspilling immers en extra werk vanwege het plukken – was het de gentechnologie die vanaf het einde van de twintigste eeuw daarbovenop nog vergezichten wist te openen die de voorstelling van de makers van Kippen ruimschoots overtroffen. Het eerste daarvan was dat nu één dier genetisch exact en eindeloos kon worden geko- pieerd. Midden jaren 1990, met de geboorte van de gekloonde schapen Me- gan, Morag en, bekendst, Dolly, leek deze mogelijkheid binnen handbereik te komen. Wetenschappers spraken enthousiast van the second creation.43 Voor de industrie nog interessanter dan louter klonen waren echter de mogelijkheden van genetic engineering. Transgene dieren werden voorstelbaar met grotere productie, voordeliger voedselconversie, verhoogde ziekteresis- tentie44, of productie van ‘beter’ – veelal gezonder – vlees. ‘The age of de- signer animals’ leek te zijn aangebroken. Schapen groeiden op met een bac- teriegen om hun vleesproductie te verhogen. Koeien kwamen ter wereld met een mensengen om hen melk te laten produceren ter verbetering van baby- voeding. In Japan wisten wetenschappers erfelijk materiaal van spinazie in het genoom van een varken in te bouwen waardoor het varkensvlees onge- veer twintig procent minder van het ongezonde verzadigde vetzuur zou be- vatten – en meer onverzadigde, ‘plantaardige’ vetten.45 Biotechnologie kon aldus het vegetarische bezwaar tegen de relatieve ongezondheid van vlees op zijn minst ten dele wegnemen, maar het perspectief van varkens met spina- ziegenen maakte vlees er voor vegetariërs niet acceptabeler op. Het tegendeel was waarschijnlijker.

Een onvolmaakte dystopie

Hoewel dat niet met zoveel woorden werd gezegd, was de pluimveehouderij van rond 1970 die het docuhoorspel Kippen opriep, die van een gerealiseerde utopie. Deels heel letterlijk zelfs, want in zijn Utopia (1516) had Thomas More geschreven dat de mensen in zijn ideale maatschappij ‘geweldige aantallen’ kippen fokten ‘op een kunstmatige manier’ – feitelijk met behulp van broed- machines.46 Vooral impliceerde Kippen echter het tegendeel van een utopie, een gerealiseerde dystopie. Ongetwijfeld appelleerde dat sterk aan de in de ja- ren zestig en zeventig wijdverspreide angst voor technisch volmaakt beheer- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 271

Lekker Dier 271

ste maatschappijen die alles verstikten en een einde maakten aan individuali- teit, creativiteit, afwijkend gedrag, waardigheid en vrijheid. Als iemand van die utopie het slachtoffer was, dan inderdaad de moderne legkip.47 De techni- sche utopie waarin zij was terechtgekomen was een sociale dystopie waaruit alleen de dood ontsnapping bood. Het dystopische karakter werd sterk geaccentueerd door het taalgebruik dat de bio-industrie omgaf en hielp vormen. ‘Buitenkippen’, een marketing- concept dat midden jaren 1970 werd gelanceerd, betrof geen kippen die naar buiten konden, maar kippen die hun leven binnen sleten, opgesloten in een stal.48 Evenzo waren ‘vrije kuikens’ geen kuikens die vrij waren, maar kui- kens die niet volgens een vooraf gesloten contract geleverd werden. Slagers prezen hun waren aan met lachende varkentjes. Het doden van jonge, gezon- de dieren kon ‘diervriendelijk’ heten of ‘humaan’. ‘Levend ruimen’ betekende dat dieren in het slachthuis werden afgemaakt. ‘Mollenbescherming’ bete- kende mollenverdelging. ‘Varkensrechten’ waren geen rechten van varkens, maar rechten van mensen om varkens te fokken en naar het abattoir te stu- ren. Het was onversneden Newspeak die een talige werkelijkheid creëerde die amper meer verband hield met conventies van lexicon en grammatica, laat staan met reële ervaringsfeiten. Meest systematisch kwam dat tot uitdrukking in een vocabulaire waarin niet-menselijke dieren werden ‘verdinglijkt’ of, om daar een ander neologis- me aan toe te voegen, ‘vergrondstoffelijkt’. Natuurlijk, de taal was al het do- mein bij uitstek waarin de ‘de mens’ en ‘het dier’ als aparte, in hiërarchisch verband staande categorieën werden geconstrueerd. Dieren hadden koppen, poten en uiers, mensen hoofden, benen en borsten. Dieren vraten en paar- den, mensen aten en vrijden. Dieren hadden driften en instincten. Mensen gevoelens en intuïtie. Dieren doden heette slachten, mensen doden heette moorden, et cetera. Het geloof in deze antropocentrische constructie was bo- vendien dusdanig krachtig dat elke deconstructie ervan als ‘antropomorfis- me’ werd gewraakt – waarmee niet alleen de discursieve dimensie van het mens-dierdualisme werd miskend, maar bovendien reële antropomorfisti- sche valkuilen aan het zicht onttrokken raakten. Maar nu werd die aparte constructie van ‘het dier’ bovendien nog goed- deels opgeheven. Dieren werden weggezuiverd, verbannen naar de categorie der dingen. In de wetenschap was dat, zoals in deel 3 kort aan de orde kwam, al manifest, net als in de wetgeving.49 Plooide de wetenschappelijke taal zich naar het onderzoek (dieren werden ‘modellen’), in het agrarisch discours vormde de taal zich naar de praktijk van ‘productie’ – en omgekeerd. Een var- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 272

272 Deel v

ken ‘produceerde vlees’ via een bepaalde ‘voedselconversie’ en met zo hoog mogelijke ‘slachtkwaliteit’. Of ook wel, een varken had ‘productiecapaciteit’ die diende te worden benut teneinde goede ‘technische resultaten’ te halen.50 Tegelijkertijd werd het dier zélf materiaal, halffabrikaat, product, commodity. Zoals de directeur van Hendrix Meat Group in 2002 verklaarde: ‘Tot nu toe is een varken te veel beschouwd als een varken. Voor ons is een varken een grondstof (...)’ Hij of zij was ‘fokmateriaal’ dat kon worden ‘gewonnen’ uit ou- der materiaal. Kippen werden zelfs niet meer gefokt, maar vermeerderd en behoorden niet meer tot rassen, maar werden ‘merken’. Omdat batterijkip- pen die niet meer genoeg eieren legden als soepkip steeds minder opbrach- ten, werden zij meer en meer een ‘afvalprodukt’. Dat laatste bleek er ook uit dat dieren die niet functioneerden volgens de criteria van de agrarisch ondernemer werden ‘opgeruimd’ – wat wilde zeggen dat zij werden weggevoerd en afgemaakt. Stierven zij niet door mensenhand, dan heette dat ‘uitval’. Dieren met verwondingen waren niet gewond, maar ‘beschadigd’ of ‘kapot’. Met dieren kon worden geadverteerd als zijnde ‘ge- bruiksvriendelijk’; dieren kon je ‘opleggen’; met dieren kon je rekenen in kilogrammen geslacht-gewicht of als exportwaarde uitgedrukt in guldens en later euro’s. Zelfs dierenwelzijnsregels werden in deze termen geformuleerd. In de richtlijn van de eu voor vleeskippen bijvoorbeeld is er sprake van een maximaal aantal kilogrammen ‘dier’ dat per vierkante meter gehouden mag worden. De landbouwwereld werkte, vergaderde, sprak of schreef niet over dieren in de zin van concrete, individuele wezens, maar over kilo’s, tonnen, stuks, met het woord ‘dieren’ verwijzend naar een anonieme grootheid, be- staande uit inwisselbare eenheden.

Een volledig gerealiseerde utopie/dystopie was de bio-industrie echter aller- minst. In de taal bleek dat door de aanwezigheid van nogal wat Oldspeak –en anders dan in Orwells 1984 waren er geen plannen die voor 2050 volledig uit te bannen. Die Oldspeak was inderdaad al vele eeuwen oud en kwam voort uit het christelijke idee dat dieren de mens ter dienste stonden en daarin hun zin en bestemming vonden. Als de theoloog Robert van Saint-Heribert in de twaalfde eeuw het schaap als toppunt van liefdadigheid omschreef, verschil- de dat, ondanks de vervanging van god door de natuur, in uitwerking weinig van een aan het eind van de twintigste eeuw geuite zienswijze: ‘Deze dier- soort levert van nature diverse producten.’51 Dat klonk aangenaam filantro- pisch, maar of dieren bij het voortbestaan van dit discours of virtue baat had- den, viel te bezien. Want, uiteraard, onder die producten die het schaap zo Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 273

Lekker Dier 273

liefdadig of van nature zou leveren, behoorden behalve melk en wol, ook hui- den en vlees. Insgelijks deden kippen ‘hun plicht’ als zij eieren legden en ‘gaven’ varkens spek. Of, zoals in een aflevering van het agrarisch promotie- blad 19nu viel te lezen:

‘(...) de fokkers krijgen (...) van elk varken dat zijn korte levensloop heeft beëindigd, alle gegevens over deugden en gebreken te weten. Zij (...) kunnen nagaan of de dieren geschikt zijn voor hun economisch zo belangrijke taak of niet. (...) In de anderhalve jaar dat het bedrijf van de heer Van Beek draait, heeft al een aantal zeugen het veld moeten ruimen voor meer begaafde zus- ters.’52

Het was feitelijk een hoogst merkwaardige omkering van zaken – hoe moest je je dat voorstellen, een varken dat zijn leven beëindigde of zijn vlees gáf ? Maar tegelijkertijd waren deze antropomorfe representaties zo geïntegreerd in het algemene spraakgebruik dat zij waarschijnlijk ook voor de meeste tegenstanders van de bio-industrie vanzelfsprekend waren, onzichtbaar, of althans minder zichtbaar dan als de dieren zich níét aan het script van gul leverancier aan de mensheid hielden – geen of weinig eieren legden, nako- melingen baarden, langzaam groeiden of een kleine ‘melkgift’ hadden. Dan heetten ze namelijk onwillig, gebrekkig, ondeugdelijk of minderwaardig. Praising en blaiming the victim lagen dicht bij elkaar. Geven was naar goed christelijke gewoonte plicht.

Veel meer dan de nog alomtegenwoordige Oldspeak sprong in het oog dat de werkelijke praktijk veel rafeliger was dan de radiomakers in Kippen de luiste- raars voorhielden. Ze etaleerde allerminst die volmaakte kennis, planning en controle die uit Kippen bleek, hoezeer de bio-industrie in die richting ook ge- naderd mocht zijn en voortschrijdend onderzoek dienaangaande verdere progressie beloofde. Toch, juist haar onvolkomenheid, het gedeeltelijke ge- brek aan technische controle, veroorzaakte een belangrijk deel van het protest dat de bio-industrie opriep. Anders gezegd, voor haar tegenstanders verenig- de de bio-industrie het slechtste van twee werelden. Het genetisch materiaal dat kip heette, liet zich namelijk wel vormen, maar niet per se naar believen. Selectie op het ene kenmerk bleek onvermoe- de gevolgen voor andere kenmerken te hebben. In snelgroeiende kippen ble- ken zwakkere hartjes te kloppen die hen vatbaar maakten voor het zogenaam- de flip over disease – een even plastische als eufemistische term ter aanduiding Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 274

274 Deel v

van een hartstilstand. Kippen die veel borstvlees groeiden, zakten door hun poten, raakten kreupel of hadden andere loopproblemen.53 In zijn algemeen- heid gold dat de enige reden dat vleeskuikens niet massaal dood groeiden erin was gelegen dat ze al na zes weken in het slachthuis aan hun einde kwamen. En zagen boeren de zogeheten ‘doodgroeiers’ aanvankelijk als ‘niet onwelkome voorbode’ van een voorspoedige ontwikkeling van hun dieren, na verloop van tijd moesten soms zelfs groeiremmende middelen worden ge- bruikt om de economische schade niet uit de hand te laten lopen.54 Om te voorkomen dat de ouders van de vleeskuikens – ‘vleeskuikenouderdieren’ – niet vóór hun reproductieve leven al het loodje legden of anderszins niet in staat waren zich voort te planten, moesten zij op een strikt hongerrantsoen worden gezet om hun snelle groei tegen te gaan. Het omvormen van andere dieren leidde tot soortgelijke consequenties. Varkens kampten eveneens mas- saal met loopproblemen. Melkkoeien raakten, met hun toenemende melk- gift, steeds gevoeliger voor mastitis – uierontsteking. Dikbilkoeien deden hun naam eer aan, maar het vele spierweefsel dat zij ontwikkelden maakte dat zij niet meer via de natuurlijke weg konden bevallen. Wilde je dergelijke dieren houden, dan was het nodig de keizersnee tot de normale bedrijfsvoering te verheffen.55 In mindere mate dan voor de vleeskuikenouderdieren gold bovendien voor veel andere dieren in de bio-industrie dat zij geplaagd werden door ge- brek aan verzadiging. Hun enorme productiviteit vertaalde zich in ‘metabole honger’, maar aangezien veevoer de belangrijkste kostenpost vormde, was het voor de boer de kunst daarvan zo min mogelijk te verstrekken zonder dat het de productie (te) negatief beïnvloedde. Ondervoeding kon kortom een ra- tionele bedrijfsstrategie zijn.56 Daar kwam bij dat in het geval van legkippen de boer hen door dagenlang geen eten en water te verstrekken ‘geforceerd’ kon laten ruien, wat betekende dat ze nog een extra legperiode meekonden. Ook de vorm van het voedsel was in dit verband van invloed. Waren varkens erop gebouwd zes tot acht uur per dag naar een afwisselend kostje te scharre- len, in de bio-industrie kregen ze een- of tweemaal daags uniform krachtvoer dat binnen tien, twintig minuten op was. Wat restte was frustratie en verve- ling. 57 Evenzo leverde biotechnologie vooralsnog niet ‘the absolute control over living systems’, waar voorstanders zich in verlustigden en tegenstanders van gruwden. Een significant deel der gekloonde dieren stierf buitengewoon jong. Een bij varkens of schapen ingebouwd gen codeerde niet alleen voor (mense- lijk) groeihormoon, maar tevens voor allerlei gezondheids- en welzijnspro- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 275

Lekker Dier 275

blemen. Het verhaal van de stier Herman – en dat van de vele runderen dat daaraan verbonden was – liep uit op een lijdensweg, ofschoon dat minder met genetica van doen had dan met politiek. Anderzijds, het illustreerde te- vens dat die twee in de praktijk niet strikt te scheiden waren. 58 Kortom, of het nu volgens klassieke fokmethoden was of via cutting edge science, de bio-industrie creëerde dieren met een intrinsiek slecht welzijn, ze bracht dieren in het leven van wie het lichaam waaruit ze bestonden een aan hen vijandige macht was.59 ‘[W]anneer een kreupele zeug moeizaam over een buitenuitloop strompelt, vraagt iedereen zich (...) terecht af wat hier de welzijnswinst is,’ merkten twee wetenschappers van de Wageningen Univer- siteit in 2000 op. Vooralsnog was die buitenuitloop echter niet aan de orde. De bio-industrie huisvestte zeugen zodanig dat zij überhaupt niet de ruimte hadden om te lopen. En een dergelijke minieme leefruimte schiep haar eigen problemen – en oplossingen.

Want het mocht dan kostenefficiënt zijn zoveel mogelijk dieren op zo’n klein mogelijk oppervlak te houden, de dieren verzetten zich ertegen. Zo bleken de kippen niet alleen naar elkaar te gaan pikken – dat was niet ongewoon –, maar daar bovendien mee door te gaan tot de dood erop volgde. ‘Kannibalis- me kan zulke ernstige vormen aannemen,’ zo merkte het tijdschrift Boer en Tuinder in 1964 op, ‘dat in bepaalde gevallen verscheidene procenten per dag van een veelbelovend koppel slachtoffer worden.’60 Hen daarom te voorzien van oogkleppen, een soort kunststof brilletje op de snavel zodat ze niet voor- uit konden kijken – kippen zijn vooral visueel ingesteld – was niet alleen arbeidsintensief, het bracht bovendien maar weinig verbetering: geregeld verloren kippen hun ‘brilletje’ en gingen dan hun soortgenoten te lijf die, ge- hinderd door hun sterk verminderde zicht, nog weerlozer waren dan daar- voor.61 Effectiever was het ‘ontbekken’, het afkappen met een gloeiend mes van ongeveer een derde deel van de gevoelige snavel. Dat ontbekken moest dan wel goed gebeuren, want anders werden van een koppel honderden zo niet duizenden kippen ‘totaal verpest’, zoals vakblad De Pluimveehouderij in 1971 signaleerde – de kippen kampten dan met splijtsnavels, platgedrukte snavels, ‘overkapte’ snavels of doorschroeiingen en konden soms amper meer iets eten.62 Bovendien, batterijen waren er weliswaar op gebouwd zo efficiënt moge- lijk eieren te laten leggen en af te voeren, de kippen zelf kenden andere im- pulsen. Dagelijks gingen zij op zoek naar een beschutte plek om hun ei te leg- gen. Zoals een etholoog dat midden jaren 1970 beschreef: ‘Zo’n 1 à 1- uur Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 276

276 Deel v

zoekt zo’n kip, elke dag weer, maakt daarbij allerlei paniekbewegingen, klimt min of meer langs de kant van de kooi, probeert eruit te komen om tenslotte, vlak vóór het ei gelegd wordt, onder een andere kip te kruipen en heel vlug dat ei te leggen.’63 Het was niet het soort informatie dat de Flevohof haar bezoe- kers verschafte. Het sociale gedrag van varkens veranderde eveneens in hun nieuwe omgeving. Ook zij gingen aan elkaar knagen.64 De visuele mogelijkheden (en daarmee het sociaal contact) van de dieren in te perken door (schemer)- duisternis of het toedienen van kalmeringsmiddelen hielpen, maar waren niet afdoende. Ook hier lag de meer structurele oplossing die de bio-industrie in dezen uitvond in het afsnoeien van de relevante lichaamsdelen. In dit geval betekende het dat de hoektandjes van de dieren werden afgeknipt en hun staarten goeddeels afgesneden. Net als het ‘ontbekken’ van vogels was dat een praktische methode: het kon in één moeite door gebeuren met de castratie van de beertjes en mocht, omdat er geen verdoving aan te pas kwam, zonder een dure dierenarts worden uitgevoerd.65 Het binnenhouden van grote aantallen dieren kende ook andere risico’s. In Kippen kwam dat al aan bod. Viel immers één systeem uit – de drinkwater- voorziening, de ventilatie – dan kon dat tot de dood leiden van grote aantallen dieren. In de utopisch-dystopische wereld van het radiohoorspel was daarin voorzien: in het geval van een haperend systeem ging er automatisch een noodaggregaat aan of een alarm af. In de werkelijke wereld bestonden er wel- iswaar eveneens alarminstallaties, maar ook die vertoonden de onhebbelijke eigenschap lang niet altijd adequaat te werken. Door niet of slecht functione- rende ventilatiesystemen kwamen met grote regelmaat massaal dieren door verstikking of oververhitting om. Kostbare brandveiligheid behoorde boven- dien niet tot de prioriteit bij de bouw van stallen (regels op dat vlak ontbra- ken) zodat vuur en rook elk jaar een tol van tienduizenden zo niet honderd- duizenden slachtoffers eisten. 66 Niet alleen in de stal, ook van en naar de stal wierpen zich onvermoede moeilijkheden op. Het transport gebeurde niet zelden onder zulke omstan- digheden dat de dieren gerede kans hadden het niet te overleven.67 Het zo snel mogelijk leeghalen van een vleeskuikenstal met tienduizenden stressge- voelige dieren met broze botten was bovendien geen sinecure en leidde licht tot kneuzingen en botbreuken.68 Aangezien de ‘moderne consument’ kip- penboutjes wilde die even groot en even gaaf waren, was dat een probleem waar serieuze bedragen mee gemoeid waren – en waar daarom serieus on- derzoek naar plaatsvond. Kippen werden massaal mechanisch gekneusd om Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 277

Lekker Dier 277

de aard van de problematiek in kaart te brengen.69 Er werden machines ont- wikkeld die kippen opveegden en opzogen om hen vervolgens in kratten te blazen, maar helemaal verdwijnen deed het letsel niet. Behalve aandoeningen als ademhalingsmoeilijkheden, artrose, ascites, borstblaren en batterijmoeheid (om me te beperken tot de eerste twee letters van het alfabet), waren er verder de besmettelijke aandoeningen. De ziekte van Aujeszky, de ziekte van Johne, de ziekte van Marek, wegkwijnziekte, coc- cidiosis, bloedluizen, vogelgriep, blaasjesziekte, Newcastle disease, black- head, myiasis, miltvuur, leucose, infectueuze bronchitis, leptospirose, mond- en klauwzeer, varkenspest, brucellose, blauwtong, gumboro, scrapie, q-koorts, bvd, cae, crd, cl, cbbp, tge, prrs, mrsa, streptokokken, campylobacter, lis- teria, salmonella, et cetera, ad infinitum. Dergelijke ziektes of besmettingen waren veelal niet nieuw – en sommige ziektes werden uitgebannen of tot een minimum beperkt – maar door de andere schaal, de specialisatie en de toene- mende vervoersstromen veranderde de bedreiging die zij vormden. Om bio-industriële productie überhaupt mogelijk te maken was derhalve een omvangrijk pakket preventieve maatregelen nodig. In de kippenvermeer- deringssector was het geen zeldzaamheid dat de dieren in vijf maanden in tien sessies via vijf verschillende applicatiemethoden achttien verschillende vaccinecomponenten kregen toegediend. Dat hielp enorm, maar een techni- cal fix van Utopia was dat niet, want een dergelijk entschema was allerminst waterdicht. Virussen bleken over een groter adaptatievermogen te beschik- ken dan de vaccine-industrie.70 Medicatie bleek overigens niet alleen een kos- tenpost: dieren groeiden, zo werd in de jaren 1950 duidelijk, sneller dankzij antibioticum en konden daarvoor met minder voer toe. Maar ook daar zat een schaduwzijde aan. Door het algemene gebruik van antibioticum werd de bio- industrie, samen met de al even kwistig met penicilline besprenkelde huma- ne gezondheidszorg, een kweekvijver van resistente bacteriestammen die de huiveringwekkende belofte in zich borg aan het antibioticumtijdperk een ein- de te maken. Hoewel niet het minste voordeel van de steeds kortere levensduur van de dieren was dat zij steeds minder tijd hadden om ziek te worden, nam de bezorgdheid over besmettingsgevaar toe.71 Het leidde er zelfs toe dat de bio- industrie zich op het platteland liefst het alleenrecht op het houden van die- ren wilde toe-eigenen. ‘Als je een buurman hebt met een handjevol kippen, levert dat een voortdurend gevaar,’ onderwees De Pluimveehouderij haar le- zers in 1971. De oplossing, in economische termen vervat, reikte zij daarach- teraan: ‘Probeer hem ervan te overtuigen dat daar geld bij moet. Dat is toch Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 278

278 Deel v

een kleine kunst?’72 Dit zelfgepostuleerde primaat van het sectorbelang zou, gesteund door het ministerie van Landbouw en gedekt door de landbouwver- tegenwoordiging in het parlement, later, ten tijde van de vogelpest in 2003, tot dramatische taferelen leiden.73 De bio-industrie kende meer defecten. Dat vlees door conversie van plan- ten tot stand kwam, betekende dat uitgestrekte gebieden voor het verbouwen van gewassen voor veevoer nodig waren – die vaak met imperialistisch ge- weld op de natuur veroverd werden. Dat het bijproduct in dat omzettingspro- ces mest was, veroorzaakte een gigantisch mestprobleem.74 Ook het eindpro- duct vertoonde imperfecties. Er kwam kritiek op de kwaliteit van het vlees – vooral op kippenvlees dat weinig of geen smaak meer had. Aanvankelijk weet men dat in de vleessector aan inbeelding bij de consument, eind jaren 1970 keerde men het met een marketingtechnische trouvaille om in eigen voor- deel: de smakeloosheid van het kippenvlees maakte het geschikt om in elke maaltijd te verwerken – bijna tot in toetjes aan toe.75 Kip was het meest veel- zijdige stukje vlees. Belangrijker was echter dat de industrialisering van de veeteelt zó succesvol was, dat enorme productieoverschotten ontstonden die niet alleen de Europese burgers op jaarlijks miljarden guldens interventie-, opslag- en restitutiekosten kwamen te staan, maar bovendien voor dumpprij- zen in ontwikkelingslanden op de markt werden gebracht – en daarmee on- heil spelden voor lokale producenten die met hun spullen bleven zitten. Tege- lijkertijd verkleinde de protectie van de gemeenschappelijke Europese markt de afzetmogelijkheden van agrarische producten uit de derde wereld, en dat terwijl de prijzen in de eeg tot wel vier keer zo hoog lagen als op de wereld- markt. 76

Zelfs de technisch meest geavanceerde bio-industriële omgeving, het slacht- huis, kende macabere feilen. De moderne grondslag ervan was het principe dat de dieren snel de dood ontmoetten, het burgerlijke beding daarbovenop dat dit pijnloos gebeurde, maar garanties gaf dat niet. Juist de toenemende verwerkingssnelheid kon de dieren schaden en de consument stelde boven- dien aanvullende eisen – of werd geacht die te stellen – die niet hoefden te sporen met de belangen van de dieren wier leven op het punt stond te eindi- gen. Kippen bijvoorbeeld, werden omgekeerd aan rails gehangen en dan door een bad geleid dat onder stroom stond om hen te verdoven. Hoe hoger het voltage, hoe beter die verdoving, maar hoe meer bloeduitstortingen zich in het kippenlichaam voordeden – en dat zou de verkoop schaden. In de praktijk was daarom het voltage veelal onvoldoende om de kippen (lang genoeg) bui- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 279

Lekker Dier 279

ten bewustzijn te brengen, wat betekende dat de dieren óf bij bewustzijn ver- bloedden óf, als zij ook kans hadden gezien het mes te ontwijken, verdronken in een heetwatertank.77 Ook het slachten van runderen en varkens vertoonde ‘talloze onvolkomenheden’. Uit een promotieonderzoek kwam in 1982 naar voren dat het schietmasker bij runderen lang niet altijd effectief was; gebruik- te methodes in varkensslachterijen bleken een ‘systematische vorm van die- renmishandeling’. Controle schoot schromelijk tekort.78 Zelfs al werden de regels keurig nageleefd, dan was er altijd een percentage dieren dat niet vol- gens de standaarden werd geslacht. Relatief was dat weinig – hooguit twee procent –, maar dat waren miljoenen dieren.79 Bij vissen was de situatie nog dramatischer. Palingen crepeerden als regel in een zoutbad – een uiterst pijn- lijk proces dat soms uren kon duren en waarboven de dood door palingtrek- ken wellicht zelfs te verkiezen was.80 Dat het mogelijk was al die honderden miljoenen dieren voor een zo laag mogelijke kostprijs en of met inachtne- ming van religieuze riten ‘netjes’ te doden was, weinig verrassend, inderdaad een utopie. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 280

Dierenwelzijnpolitiek

Aksiegroep Lekker Dier

De eerste kritiek op de behandeling van dieren in de bio-industrie dateert al van vóórdat deze zich in Nederland had gevestigd. Midden jaren 1930 signa- leerde de Dierenbescherming een nieuwe vinding uit Amerika die ‘in uitwer- king voor de dieren wel zeer absurd [was]’: de ‘Nesko-Legbatterij, waarin de kippen voor haar leven in een ruimte van 40 x 40 x 40 cm worden opgeslo- ten’. De Dierenbescherming beloofde haar ‘uiterste best [te] doen, om de in- voering tegen te werken.’81 Die belofte deed men geen gestand. Voor zover men ageerde tegen de veeteelt, gebeurde dat tegen het aloude houden van kistkalveren, het dwangvoederen van ganzen, misstanden op veemarkten of verwaarlozing van dieren. Over het algemeen waren het echter huisdieren, wilde dieren, proefdieren en dieren in de amusementsindustrie waar de aan- dacht naar uitging. Het was dan ook niet de Dierenbescherming die in de periode na de oorlog de ‘wel zeer absurde’ manier om dieren te houden op de agenda zette, maar een Engelse schrijfster, Ruth Harrison. In 1964 publiceerde zij Animal Machines dat een jaar later als Beestenma- chines in Nederland verscheen. In Engeland veroorzaakte Harrison grote commotie. Naar aanleiding van (de ophef over) haar boek stelde de overheid een commissie aan onder leiding van professor F.W. Rogers Brambell die on- derzoek deed naar het welzijn van dieren in de intensieve veehouderij en daarover in 1965 verslag uitbracht. Dit Brambell Comité – dat ook haar licht opstak bij de Nederlandse veevoedergigant Denkavit – formuleerde daarin aanbevelingen waaraan elke veehouderij minimaal zou moeten voldoen. Aangaande de huisvesting stelde het rapport: ‘An animal should at least have sufficient freedom of movement to be able, without difficulty, to turn around, groom itself, get up, lie down and stretch its limbs.’82 Dit zou bekend komen te staan als ‘de vijf vrijheden’ en, in flink gewijzigde vorm, een belangrijk ijk- punt worden in de discussie over dierenwelzijn. Dankzij Harrison en het Brambell comité stond dierenwelzijn in Engeland – zij het aarzelend – op de politieke en wetenschappelijke agenda. In Nederland was de reactie op Animal Machines bescheidener. Wel maakte op 17 mei 1966 een internationaal gezelschap van zo’n veertig land- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 281

Lekker Dier 281

bouwjournalisten zijn opwachting op een proefbedrijf van Denkavit om zich op de hoogte te stellen van de gewraakte Nederlandse kalvermesterij. Volgens directeur W.A. Pesch was het rumoer veroorzaakt door Animal Machines toen al verstomd: ‘Wij horen er niets meer van.’83 Of dat geheel waarheidsgetrouw was is de vraag, maar typerend was het wel. Zeker, het boek werd gesigna- leerd. Kranten schreven erover, de voorzitter van de Dierenbescherming, de socioloog en vegetariër Sjoerd Hofstra uitte vanaf die tijd regelmatig zijn bezorgdheid over de intensieve veeteelt – maar daar bleef het wel bij. Net als eerdere kritische geluiden – onder meer geventileerd in nrc en De Tijd – werd Beestenmachines bovenal voor kennisgeving aangenomen. En soms zelfs dat niet eens. Althans, volgens het tijdschrift De Groene Amsterdammer beschikte de bibliotheek van de Landbouwhogeschool Wageningen in 1971 niet over het belangrijkste resultaat van Harrisons publicatie: het rapport van het Brambell Comité.84 De periode 1965-1971 vormde daarmee een soort in- cubatietijd die ten einde kwam toen de Flevohof haar poorten opende. Wat daar onthuld werd noopte tot actie – al konden de opvattingen over wat die moest behelzen hemelsbreed verschillen.

Niet verwonderlijk wekten de berichten over de Flevohof met name afschuw in vegetarische kringen. Vooral omdat niet-menselijke dieren daar doorgaans een andere status genoten dan daarbuiten, maar misschien ook omdat men daar het minst geïmponeerd was door de bio-industriële queeste naar effi- ciency – voor hen een contradictie zolang eiwit nodeloos via dieren werd ge- produceerd.85 Maar, zoals uit het vorige deel al is gebleken, voor publieke ac- tie was men binnen het georganiseerde vegetarisme enigszins huiverig. Dat gold tenminste voor de wat ouderen. In kringen van vleesmijdende jongeren had men van deze schroom minder last. En ook die jongeren kenden, sinds de jaren 1950, een organisatie: De Jonge Vegetariërs. Dat was een vereniging die op gezette tijden weekenden en andere uitjes organiseerde waarop aan volksdansen werd gedaan, bij het kampvuur gezongen en wandelingen door de natuur gemaakt – zoals dat kortom ook in de vooroorlogse jeugdbeweging gebruikelijk was geweest.86 Dergelijke samenkomsten waren in de eerste plaats sociaal van aard, maar waren ook gelegenheden waarop initiatieven werden ontplooid om de vegetarische boodschap te verbreiden. Zo ook tij- dens een Jonge Vegetariërsweekend in 1971 toen een groepje tot de slotsom kwam dat ‘het echt niet langer kon’ en ‘dat er wat gedaan moest worden aan de bio-industrie’. Geïnspireerd door Provo en Kabouter riepen zij een actie- groep in het leven. Op de oprichtingsvergadering daarvan verzon Loes Ro- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 282

282 Deel v

mijn – die met haar zestien jaar zelfs voor Jonge Vegetariërs jong was – de naam Lekker Dier. Doel was ‘onnodige moord, marteling en uitbuiting van dieren tegen te gaan’.87 Het protest dat het clubje – en vanaf 1998 zijn opvol- ger Wakker Dier – liet horen zou de aloude Nederlandse Vegetariërsbond blij- vend in de schaduw stellen. Ondanks de nodige initiatieven die hij in later ja- ren zou ontplooien, kon de bond zich hooguit sporadisch ontworstelen aan de status van consumentenbehartiger in de marge. Dat de Flevohof het eerste doelwit van Lekker Dier vormde lag voor de hand. Gewapend met pamfletten, met leuzen beschilderde kleren en span- doeken gemaakt van oude lakens van de moeder van Loes Romijn, toog Lek- ker Dier op tweede paasdag 1972 naar de legbatterij van de Herohof, de pluimveeafdeling van de landbouwmanifestatie, om het publiek te attende- ren op de ‘dieronwaardige’ behandeling van de kippen.88 De directie van de Flevohof liet het maar op zijn beloop, wellicht omdat het geval er niet al te be- dreigend uit zag, wellicht uit angst voor publiciteit. Niettemin trok de actie enige aandacht. Lekker Dier begon zo als typisch exponent van wat de Engelsen grass- rootsactivisme noemen. Naast de charme vertoonde het alle tekortkomingen die aan dat genre kunnen kleven: er was geen of weinig geld, tijd, kennis en ervaring. De deelnemers waren bovendien druk met school en studie en niet erg gecharmeerd van organisatorische zaken, waardoor het alweer de moeder van Loes Romijn was die uitkomst moest bieden door ‘het secretariaat’ op zich te nemen, wat er onder meer uit bestond dat zij op aanvraag gestencilde informatiepakketten naar belangstellenden verstuurde. Ondertussen raakte Lekker Dier wel een gevoelige snaar – of een open zenuw. Dat vertaalde zich in media-aandacht, donaties en informatieverzoe- ken, maar ook in overleg met de psp om de bio-industrie op de politieke agen- da te krijgen. Bovendien leidde het tot broodnodige versterking van de groep, met name in de persoon van Jelly Overmeer. Zij was relatief al wat ouder – midden dertig – en leerde uit de krant naar aanleiding van een actie van Lekker Dier over het bestaan van de bio-industrie. Ze meldde zich aan, ver- scheen op de eerst volgende vergadering op station Utrecht Centraal en trof daar een groepje studenten aan dat niet bepaald een hechte organisatie vorm- de. Overmeer besloot dat hier een taak lag. Ze stopte met haar baan, ruimde een kamer in huis uit bij wijze van kantoor en ging zich als vrijwilliger fullti- me aan Lekker Dier wijden. De navolgende jaren was ze de kurk waarop het clubje dreef. Het secretariaat verplaatste zich naar een gehuurd kantoortje, de actiegroep werd een stichting (in 1977) en vanaf eind jaren zeventig werden Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 283

Lekker Dier 283

de inkomsten uit donaties zodanig substantieel dat er kon worden begonnen met het (zuinig) uitbetalen van de eerste salarissen. Was in de eerste jaren het verloop van medewerkers – met uitzondering van Overmeer – groot, met de komst van onder meer Jan Bonjer (1976), Henny Velthorst (1978), Wim de Kok (1978) en Jan IJzerman (1980) vormde zich een hecht, professioneler team met langere adem.89 Fungeerde in de eerste jaren Beestenmachines als het beginselprogram- ma, vanaf eind jaren 1970 werd dat Animal Liberation (1975) van de Australi- sche moraalfilosoof . Beide boeken bevatten uitgebreide beschrij- vingen van het lot van de dieren onder menselijk gezag, maar waar die bij Harrison voor zichzelf moesten spreken, waren ze bij Singer onderdeel van een strak omlijnde, fundamentele moraaltheorie. Nauwkeurig gemodelleerd naar het utilisme van Jeremy Bentham, kenmerkte die zich, opvallend ge- noeg, door een nietsontziende rationaliteit die daarin het bio-industriële pro- ject met gemak overtrof. De algemene intuïties van respect, waardigheid, me- delijden en ‘behoorlijke’ omgang met dieren zoals die door Beestenmachines heen schemerden, werden in Animal Liberation vervangen door een pleidooi voor afstandelijke calculaties van pijn en genot – in de ogen van Bentham en Singer in laatste instantie de enige fundamentele grootheden van de mo- raal.90 Even opvallend was dat deze grondslag in de receptie en doorwerking van Animal Liberation geen rol van betekenis speelde. Het enige – maar es- sentiële – moraalfilosofische element dat uit Animal Liberation werd overge- nomen, was Singers kritiek op de menselijke bevooroordeling van de eigen soort boven alle andere soorten. Singer liet zien dat de menselijke soortgrens werd vereenzelvigd met de grens van de morele gemeenschap, maar dat daar- voor een redelijke legitimatie ontbrak. Daarvoor in de plaats stelde hij een egalitarisme niet van soorten, zoals in de populaire pers vaak beweerd, maar een egalitarisme op basis van moreel relevante eigenschappen van individu- en.91 Zelfs deze heel precieze afwijzing van speciesisme – een begrip dat door Animal Liberation verbreiding vond – werd echter in kringen van Lekker Dier veelal een algemener begrip, meer bij Harrison passend, een kritiek op ‘de onderdrukking van de natuur’ of ‘de onderwerping van het dier’.92 Animal Liberation was een boek ‘waar je mee aan kon komen’ en dat op veel mensen diepe indruk maakte. De Nederlandse vertaling, Pro mens pro dier (1976), werd actief door Lekker Dier gepromoot en verkocht; de uitgaven Dierenfabrieken (1981) en Het Dierenactieboek (1986), bewerkingen van re- spectievelijk Singers Animal Factories en In Defence of Animals, hadden een nog groter Lekker Dierstempel, verzorgd als ze waren door Jan Bonjer. Maar Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 284

284 Deel v

in de dagelijkse praktijk richtte Lekker Dier zich vooral – en in dat opzicht was de invloed van Roel van Duijn groter dan die van Singer – op het middel van de ludieke actie:

• om de andere kant van het ei te belichten, zwommen actievoerders het ij over; • een protestactie tegen de gewoonte om zeugen aan te binden met een ket- ting, kreeg de vorm van een kettingbrief; •bijeen bedrijf dat een apparaat produceerde om zeugen elektrische stroom- stoten te geven, sloot Lekker Dier de stroom af; • met kerst werden advertenties geplaatst onder de titel ‘Hoe maak ik een kalkoen klaar?’ Als mensen het bijgeleverde telefoonnummer belden kre- gen zij een vrouwenstem te horen die, in de geest van de telefoonsekslij- nenrage die op dat moment (1986) was uitgebroken, zwoel vertelde over ‘dwingende handen’ die de schaamstreek masseerden en ‘gretige vingers’ die een erectie tot stand brachten – om vervolgens uiteen te zetten dat kal- koenen zo ver waren doorgefokt dat kunstmatige inseminatie nodig was omdat bij natuurlijke paring de wijfjes zouden worden verpletterd onder het gewicht van de mannetjes.93

Dergelijke acties konden vrijwel zonder uitzondering op de nodige media- aandacht rekenen en daarin lag een belangrijk doel: het via de media laten zien wat gaande was. Meer in het bijzonder waren er echter vijf partijen tot welke Lekker Dier zich richtte en ambivalente verhoudingen mee onderhield: de Dierenbescherming, de veeboeren, de wetenschap, de overheid en de bur- ger-consument.

De Dierenbescherming

Dat niet alleen de Flevohof, maar ook de Dierenbescherming begin jaren 1970 doelwit was van een Lekker Dieractie, is veelzeggend. Voor een niet onbelang- rijk deel was de oprichting van Lekker Dier namelijk ingegeven door het ge- voel dat de Dierenbescherming als het aankwam op dieren in de bio-industrie haar taak schromelijk verwaarloosde. De demonstratie viel bij de Dierenbe- scherming niet in goede aarde, evenmin als een televisieoptreden van twee Lekker Dier-woordvoerders in goede aarde viel. ‘Gezwam in de ruimte’, was het oordeel daarover in het normaal netjes formulerende tijdschrift Dieren- bescherming.94 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 285

Lekker Dier 285

De controverse was vooral te herleiden tot een cultuurverschil dat in belangrijke mate ook een generatieverschil behelsde. Sinds haar oprichting in 1864 had de Dierenbescherming haar best moeten doen om uit te leggen dat het opkomen voor dieren een respectabele en vooral ook heel redelijke bezigheid was – en niet, zoals door tegenstanders uit ten treure beweerd, sen- timenteel en verwijfd. Daarbij deed zich het probleem voor dat de Dieren- bescherming als organisatie voor een aanzienlijk deel afhankelijk was van lidmaatschapsgelden en legaten van mensen die inderdaad het Nederlandse equivalent vormden van de spreekwoordelijke little old ladies in tennisshoes. Omwille van het draagvlak probeerde de top van de organisatie zich naar an- dere partijen met de grootst mogelijke redelijkheid en voorkomendheid op te stellen, met als uitzondering, precies om die reden, Lekker Dier. In het geval van de bio-industrie betekende dit dat de Dierenbescher- ming het als een kwestie beschouwde die op het niveau van de Wereldfede- ratie tot Bescherming van Dieren moest worden behandeld (wat goed uit- kwam, want deze werd van 1966 tot 1974 voorgezeten door de voorzitter van de Dierenbescherming, Sjoerd Hofstra). De publiciteit naar aanleiding van de Flevohof maakte echter dat de bio-industriële problematiek op nationaal vlak niet langer was te negeren. De eerste daad die de Dierenbescherming stelde was typerend en zette de toon voor het beleid dat ze de daaropvolgende jaren voerde. De Dierenbescherming organiseerde een studiedag waarop we- tenschappers zich over de zaak bogen. De problematiek van de ‘intensieve mestmethoden’ was een delicate zaak die ‘zeer grondig en wetenschappelijk’ diende te worden aangepakt. Op de studiedag zag daarom een Commissie Intensieve Veehouderij het licht waarin behalve een bestuurslid van de Die- renbescherming, dierwetenschappers en landbouwkundigen zetelden. Op ge- zette tijden bracht deze commissie in de navolgende jaren rapporten uit over bio-industriële deelaspecten als het doden van eendagskuikens of het op zeer vroege leeftijd spenen van biggen. Dergelijke rapporten, zo ontdekte Lekker Dier na verloop van tijd, had- den zo hun waarde, want de commissie, die een grote professorendichtheid bezat, leverde niet alleen goede informatie maar vertegenwoordigde even- eens gezag. Omgekeerd kon de Dierenbescherming niet in een negatieve houding volharden wilde ze niet te veel voeding geven aan de populaire op- vatting dat de Dierenbescherming alleen zichzelf beschermde. Meer nog, ze leerde dat Lekker Dier ook zo zijn nut had. Het feit dat Lekker Dier voor de nodige ophef en maatschappelijke druk zorgde, betekende een steun in de rug aan de onderhandelingstafel of in de Haagse wandelgangen en een Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 286

286 Deel v

bevestiging en versterking van de redelijkheid en gematigdheid van de Die- renbescherming als gesprekspartner. Bovendien bouwde Lekker Dier vanaf begin jaren 1980 zelf een sterke informatiepositie op waar op haar beurt de Dierenbescherming baat bij had. Vanaf die tijd was er zo een min of meer ex- pliciete verstandhouding waarin beide organisaties hun rol speelden, ten dele zelfs op elkaar afstemden en soms tot samenwerking kwamen. Niettemin bleef spanning bestaan tussen de volgzaamheid en compromisbereidheid van de Dierenbescherming – die vaak neerkwam op onderhandelen over vier- kante decimeters extra leefruimte – en de minder inschikkelijke opstelling van Lekker Dier die bepaalde praktijken wilde afschaffen, vervangen door al- ternatieven of weigerde er voor de bühne een stempel van ‘diervriendelijk- heid’ aan te verlenen.

De veesector

Als het gemeenschappelijke doel van Lekker Dier en de Dierenbescherming ergens mee op gespannen voet stond, was dat uiteraard met dat van de vee- houderij. En omdat die de eerste in lijn was als het ging om de verantwoorde- lijkheid voor de betrokken dieren, leek dat reden om in eerste instantie bij haar aan te kloppen. Lekker Dier deed dat met enige regelmaat. De actiegroep toog naar de Landbouw rai, legde tal van bezoeken af bij individuele boeren, ging naar agrarische bijeenkomsten en vakbeurzen, stuurde brieven naar de agrarische pers – maar het resultaat was minimaal. En dat was niet verba- zingwekkend. Allereerst was de boodschap die Lekker Dier bracht natuurlijk weinig op- beurend. In plaats van dat veehouders waardering kregen voor hun onderne- mersschap en bijdrage aan het Bruto Nationaal Product, bleken zij dieren te mishandelen op een schaal die in de menselijke geschiedenis geen precedent kende, want daar kwam de essentie toch op neer. Een dergelijke perceptiever- andering accepteren vereiste een welhaast bovenmenselijk mentaal aanpas- singsvermogen. Daarenboven was juist de landbouwwereld slecht geëqui- peerd om andere zienswijzen op hun merites te schatten. Dat had te maken met de sterke geslotenheid van het agrarische domein waarin een eigen ken- nissysteem van kracht was dat door landbouwpoliticoloog Jaap Frouws ooit werd samengevat als ‘[a]lleen de landbouw kent de landbouw’.95 Externe des- kundigen – in feite een contradictio in terminis – stonden buiten de realiteit, waren niet ‘objectief’ en behoorden geen deel uit te maken van policy commu- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 287

Lekker Dier 287

nity. Kritiek zoals door Lekker Dier verwoord, werd kortom opgevat als aan- tasting van de soevereiniteit in eigen kring die in de corporatistische orde van de landbouwwereld als een natuurlijk recht gold. Interne kritiek over de behandeling van dieren ontbrak ondertussen, werd aan het zicht onttrokken, of verstomde door de strenge selectie die de veehouderij doormaakte: want áls er al boeren voorkwamen die het niet eens waren met bijvoorbeeld het nestloze leven van de moderne kip, dan behoor- den die veelal tot de grote groep ‘wijkers’, boeren die met hun bedrijf stop- ten.96 ‘Blijvers’ hadden omgekeerd doorgaans geen moeite met de ‘moderne mestmethoden’. En als zij iets over de problemen die daarmee gepaard gin- gen moesten zeggen, kwam dat inderdaad door buitenaf. ‘Onze bedrijfstak wordt steevast betrokken in discussies over ethiek, milieu en de honger in de wereld (...)’, stelde De Pluimveehouderij in 1974 vast. Of, zoals een afdelings- secretaris van de Christelijke Boeren- en Tuindersbond over ‘dierethici’ op- merkte: ‘Je kunt je trouwens afvragen wat de intensieve veeteelt eigenlijk met deze toeschouwers te maken heeft.’ Het ging echter verder. Boer-zijn was in aanzienlijke mate geen profes- sie, maar een leefwijze, een mentaliteit; geen beroep, maar roeping.97 De agrarische ideologen mochten erop hameren dat de moderne boer een ‘agra- risch ondernemer’ was, dat ging slechts ten dele op. Veel van die onderne- mers voelden zich nog steeds allereerst boer. Hun collega-ondernemers wa- ren niet primair concurrenten, maar maakten deel uit van dezelfde, eigen boerenfamilie waarbinnen een vanzelfsprekende solidariteit heerste. Kritiek op beroepen en praktijken was daarmee een aanval op de eigen identiteit, werd noodzakelijkerwijs opgevat als persoonlijk en haar aanvaarden zou een ondermijning betekenen van het eigen bestaansrecht. Bovendien, de geslo- tenheid van de landbouwwereld correspondeerde met een sterk antagonisme ten aanzien van de wereld daarbuiten. Niet de concurrent was tegenspeler, maar de klant. Dat was de ‘leek’ die werd beheerst door ‘wanbegrip’, de con- sument die geen ‘snars verstand’ had van eieren of vlees, de stedeling die was vervreemd van natuur en agrarisch bedrijf.98 Daar kwam het antagonisme uiteindelijk in hoge mate op neer: de tegenstelling platteland-stad. Het verklaarde de emotionele, soms bedreigende reacties die Lekker Dier opriep. Maar belangrijker, bovenstaande verklaart de onverdrotenheid waar- mee de agrarische sector op de ingeslagen weg voortging. Het aanzwellende protest in de buitenwereld ten spijt bleef het aantal legbatterijen zonder enige interne weerstand toenemen tot in 1985 95 procent van de legkippen in batte- rijen was gehuisvest.99 De veehouderij nam een vlucht naar voren. Wel ver- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 288

288 Deel v

scheen bij de legbatterij op de Flevohof nog in het jaar van opening een bord- je waarop de bezoekers konden lezen dat de kippen zich prima voelden want dat zij kakelden en eieren legden. Dat laatste illustreerde dat men kritiek niet geheel kon negeren. Er moest een houding gevonden worden, zowel intern als extern. In essentie bestond die eruit alle kritiek te framen als afkomstig van sentimentele stedelingen wars van enige kennis. In de meeste welwillende variant daarvan was kritiek afkomstig van een stadse elite die terug wilde naar een niet-geïndustrialiseer- de landbouw waarover het romantische en nostalgische voorstellingen koes- terde van boeren die in harmonie met de wereld Gods akkers beploegden. Dat beeld was vervolgens makkelijk te ontkrachten met de rauwe empirie van hard werk, fysieke overbelasting, ontbering, sleur en hopeloos lage opbreng- sten die de vroegere landbouw had gekenmerkt – waarmee, zo moest vervol- gens de implicatie zijn, de kritiek was ontkracht. De boer kon daar boven staan.100 In werkelijkheid hadden de ‘beestjes’ het best. Zo ontbrak het de leg- hen aan niets: ‘[H]et dier zit lekker warm, heeft voer en schoon water bij de hand en hoeft daarvoor geen vijanden te trotseren. Ze regent nooit nat en zit in haar, misschien wel wat vol flatje, te wachten tot het eten voorbij komt.’ Dat de dieren, in casu de koeien op de Flevohof, nooit naar buiten konden, werd voorgesteld als een gunst: ze hoefden hun voedsel niet te halen, maar kregen het, hoe luxueus, ‘thuis bezorgd’. Ontkenning werkte intern goed, extern bleek het echter krachteloos en dus volgde het verweer nog enkele andere sporen. Allereerst probeerde men de aandacht te verleggen naar andere problemen. Was het niet zo dat de ge- identificeerde zender van de kritiek, de stad, zélf was vergeven van dierenmis- handeling? Liepen daar niet gecoupeerde honden rond en zaten daar niet ge- kortwiekte kanaries eenzaam in een kooitje?101 Daarbij, hadden zich niet in de ouderwetse veeteelt óók allerlei welzijnsaantastingen voorgedaan? Geen enkel systeem was nu eenmaal ideaal. En vergeleken met het buitenland hadden de dieren in Nederland het prima. Sterker, het was maar zeer de vraag of een le- ven in de natuur voor de dieren zo’n pretje was. Bovendien, het ging hier over dieren. Maar waren er niet veel grotere problemen om aan de kaak te stellen? Lieten mensen zich liever druk maken over het welzijn van de veeboer. Ten tweede was het verstandig te proberen niet te veel aanstoot te geven. Omdat het, bij een lage eierenprijs, veelal economisch voordeliger was vier in plaats van vijf kippen per kooi te houden (de dieren waren dan productiever en bezweken minder snel) raadde men op een studiedag voor Limburgse pluimveehouders aan voor vier kippen te kiezen. Een kostentechnische calcu- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 289

Lekker Dier 289

latie waarbij je tevens rekening hield met de gevoeligheden van de buiten- wacht. ‘Prikkel de tegenstanders van ’t batterijsysteem niet onnodig door te veel hennen in een kooi te plaatsen,’ zo luidde het devies.102 De legbatterij- kooien op de Flevohof telden al snel maar drie dieren, waarbij later de voorste rijen zelfs een bezettingsgraad kregen van twee kippen. Aangezien ook dat niet hielp besloot een werkgroep van wijze mannen in 1975 de hele legbatterij op de Flevohof op te doeken.103 Een derde strategie focuste op de bewijslast. Hier ging men te rade bij de wetenschap, die immers al vele decennia een trouwe partner was. Als over ‘dierenwelzijn’ gesproken werd, wat bedoelde men dan daar eigenlijk mee? Was het niet billijk dat voordat ‘welzijnsvriendelijke’ maatregelen nodig wa- ren, hierover overeenstemming werd bereikt? Welke natuurwetenschappe- lijke gegevens bestonden er nu eigenlijk dat het dier ‘lijdt met een lange ij’?, zoals de voorzitter van het Productschap Vee en Vlees zich afvroeg.104 Kort- om, er moest niet alleen overeenstemming komen over wat dierenwelzijn wás, het moest bovendien wetenschappelijk gemeten kunnen worden. En aangezien welzijn het gevoelsleven van dieren regardeerde, het hier ging om subjectieve ervaringen van wezens met wie niet in mensentaal viel te com- municeren, heerste in agrarische kring grote scepsis over de mogelijkheid hier op wetenschappelijke wijze iets zinnigs over te kunnen zeggen – laat staan er een wetenschappelijke consensus over te ontwikkelen. De moderne veehouderij was, mits correct toegepast, een goed systeem, totdat het tegen- deel wetenschappelijk was bewezen (wat onmogelijk zou zijn). Vanuit de er- varingsgeschiedenis van de boeren was dat een begrijpelijke redenering, op logisch, moreel en juridisch vlak was zij problematischer. Het vervelende was echter dat de buitenwacht, deskundig of niet, simpel- weg niet geloofde dat kippen zich prima voelden in een kooitje waarin basale exercities als strekken, liggen of lopen moeilijk zo niet onmogelijk ten uitvoer gebracht konden worden. Dat het mutileren, pijnigen en hongeren van die- ren geen mishandeling zou zijn omdat er een ‘redelijk doel’ mee gemoeid zou zijn, mocht juridisch kloppen, maar er was geen woordenboekdefinitie te vinden die dat niet weersprak. Bovendien, de schaal waarop deze praktijken plaatsvonden versterkte voor de agrarische wereld dan wel de vanzelfspre- kendheid ervan als acceptabele bedrijfsvoering, de kans was aanzienlijk dat het voor ‘het publiek’ de horror alleen maar groter maakte.105 Verder begon het loyale bondgenootschap van de wetenschap scheuren te vertonen. Gaan- deweg viel er daarom niet aan te ontkomen om toe te geven, zij het spora- disch en voorzien van relativeringen, dat er inderdaad van zekere welzijns- aantastingen sprake zou kunnen blijken te zijn. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 290

290 Deel v

De schuld daarvoor lag echter elders, met name bij de consument. ‘Hoe men er ook over denken moge, de consument, die het spul opeet, is uitein- delijk de veroorzaker van moderne productiesystemen. Hij wil immers goed- kope eitjes?’106 De veeteelt deed niets anders dan aan diens vraag te voldoen. Daarbij, de boeren implementeerden al die jaren trouw de ‘Wageningse vond- sten’. Wie kritiek had deed er daarom beter aan naar de Landbouwhogeschool of landbouwvoorlichting te stappen. Belangrijker was echter de opvatting dat boeren onder zulke condities opereerden omdat zij niet anders kónden. Daarin werden zij door vrijwel iedereen bijgevallen, van wetenschappers en politici tot dierenbeschermers aan toe.107 De landbouw, aldus onder meer de commissie ‘bio-industrie – wel- zijn dieren’ die in opdracht van de Nationale Raad voor Landbouw en Onder- zoek in 1975 een rapport uitbracht, gehoorzaamde slechts de wetten van de economie die richting steeds kleinere marges stuurde. Schaalvergroting en intensivering waren daardoor onvermijdelijk om een acceptabel inkomen te blijven genereren. En dat betekende investeren; investeren betekende lenen; lenen betekende afhankelijkheid. De Raiffeisen en boerenleenbanken, vanaf 1972 verenigd in de , verstrekten weliswaar met graagte het beno- digde krediet, maar onder voorwaarden van bijvoorbeeld afzetgaranties – wat boeren ertoe bracht allerhande contracten af te sluiten met bedrijven die niet alleen veevoer leverden, maar complete stallen en huisvestingssystemen en vervolgens ook de dieren afnamen. Boeren waren dientengevolge, zo vatte een door Lekker Dier overgenomen artikel van de Boerengroep Wageningen het eind 1972 samen, ‘fabrieksarbeiders in buitendienst’.108 Dát ging de agrarische ideologen weer te ver – die hamerden immers op het vrije ondernemersschap –, maar dat de manoeuvreerruimte in zo’n stel- sel klein was en maatregelen ter bevordering van dierenwelzijn onbetaal- baar, was iets dat zij als eerste toegaven. Anders gezegd, de moderne kippen- of varkensboer stond met zijn rug tegen de muur, zat in een onmogelijke klem tussen economie en ethiek, was slachtoffer van de door het systeem ge- dicteerde rat race van rationalisatie. Hoe dan ook, de veehouder trof geen blaam.109 Als de schuld elders lag, lag de oplossing dat ook. Maar, zo werd men in de agrarische pers nooit moe te benadrukken, de landbouw moest bereid zijn tot constructief meedenken. Er gold daarbij wel één restrictie: geen maatregel mocht ook maar de schijn wekken nadelig te zijn voor de agrari- sche belangen zoals die bij de ontwikkeling van de bio-industrie werden vastgesteld. In de praktijk betekende dit dat regelgeving uitsluitend op ni- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 291

Lekker Dier 291

veau van de eeg tot stand zou moeten komen. En hoewel dierenwelzijn sinds 1970 een onderwerp was dat, met dank aan Hofstra, na lobbywerk van de Wereldfederatie tot Bescherming van Dieren op de agenda van de Raad van Europa was komen te staan (die daarop in 1971 besloot een commissie in te stellen), was het bepaald geen ijdele hoop dat zoiets nog vele jaren op zich zou laten wachten. Vakblad De Pluimveehouderij had geen profetische gaven nodig om zijn lezers in 1975 gerust te kunnen stellen over een mogelijk ver- bod op batterijen: ‘[U]w batterij is tot oud roest vergaan voor ’t zover kan komen (als ’t ooit komt).’110 Als bewijs van de bereidwilligheid de problemen op te lossen, begon de landbouwwereld in de tweede helft van de jaren 1970 ook geld vrij te maken voor welzijnsonderzoek – strategisch van belang om een zekere mate van re- gie te kunnen houden. Zodra echter anderen ‘verbeteringen’ aandroegen die niet exact in het agrarisch straatje pasten, was Leiden in last. Een goed voor- beeld daarvan was het Scharreleierenbesluit uit 1978.

Het scharrelei was de schepping van de belangengroep Rechten voor al wat leeft, opgericht in 1969 door Mies van Oosten. Aanvankelijk richtte zij zich op illegale honden- en kattenhandel, maar in de eerste helft van de jaren ze- ventig kwam ook bij haar de legbatterij in beeld. Van Oosten legde contact met wetenschappers, het Productschap Pluimvee en Eieren en het ministerie van Landbouw. Bovendien kreeg zij hulp van twee eierenhandelaars die leg- batterijen net als Van Oosten ‘een verschrikking’ vonden. Haar idee was dat consumenten in elk geval recht hadden op een grotere keus dan tussen con- sumeren uit de bio-industrie en veganisme. Daarvoor diende op zijn minst voor consumenten duidelijk te zijn of eieren afkomstig waren uit legbatterij- en of uit – steeds zeldzamer wordende – strooiselschuren. Die laatsten dien- den een keurmerk te krijgen, het scharreleierenkeurmerk. 111 In 1975 waren de eerste officiële scharreleieren te koop. De pluimveesec- tor reageerde sceptisch, om niet te zeggen vijandig, maar de retail zag moge- lijkheden. Bedrijven als Spar en Albert Heijn toonden zich geïnteresseerd en startten met de verkoop. Ook sommige boeren zagen er brood in, zij het niet altijd op de wijze zoals door Van Oosten was bedoeld. Elk scharrelei leverde hun een cent meer op en al spoedig werden er meer scharreleieren verkocht dan kippen die in strooiselschuren legden. Een wettige regeling en adequate controle was derhalve gewenst en na de nodige moeite was het ministerie van Landbouw bereid met zo’n regeling te komen. Op 19 januari 1979 werd met Algemene Maatregel van Bestuur het Scharreleierenbesluit van kracht. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 292

292 Deel v

Het Landbouwschap en het Productschap Pluimvee en Eieren spraken er schande van. Ze vonden dat de overheid zich hiermee niet had te bemoeien, maar zwaarder telde hun bedenking dat het Scharreleierenbesluit onder de Landbouwkwaliteitswet viel. Want het idee dat de wijze waarop een product tot stand was gekomen een ‘kwaliteit’ was, kon niet worden geaccepteerd. Als het op kwaliteit aankwam telden alleen de fysische eigenschappen van het eindresultaat, producten moesten worden gescheiden van hun ontstaan. Dat het begrip kwaliteit in het Scharreleierenbesluit een bredere invulling kreeg, schiep kortom een ‘gevaarlijk precedent’. Het kon allerlei onvoorziene en ‘na- re’ gevolgen hebben, zoals dat ‘ook stieren en koeien gelegenheid zullen moe- ten krijgen te scharrelen’.112 Dit zou de kenmerkende reactie blijken van de veehouderij. In rappor- ten, jaarverslagen, redevoeringen en artikelen werden mooie intenties uitge- sproken, maar zodra initiatieven werden ontwikkeld om daadwerkelijk ver- anderingen te bewerkstelligen, restte vooral weerstand.113 Ondertussen werden pogingen ondernomen vleeskippen, kalkoenen en varkens in batterijen te huisvesten, werd onderzocht hoe geiten op industriële wijze gehouden kon- den worden, zagen dierhouderijen van herten (nog steeds verkocht als ‘wild’), buffels, duiven en struisvogels het licht, intensiveerde de eenden- en konij- nenhouderij en vooral: ontwikkelde zich een industriële aquacultuur met tanks die, hyperbolisch gesteld, meer vis bevatten dan water. De bio-industrie bestond bij gratie van intensivering en expansie. Dieren mochten die niet in de weg staan.

Uiteraard speelden bij dit alles grote financiële belangen mee, maar (en daar- tussen bestond ongetwijfeld een verband) van zeker zulk gewicht was een ta- lent niet te zien wat anderen zagen. Wanneer, in 1975, op een voorlichtingsbij- eenkomst van het Consulentschap varkens- en pluimveehouderij, door een pluimvee-etholoog werd betoogd dat ‘we (...) geen verstoppertje behoeven te spelen, maar (...) eerlijk [moeten] vertellen dat wij het ook triest vinden dat de dieren op batterijen moeten zitten’, dan stuitte dat simpelweg op onbegrip.114 Kippenboeren vonden dat niet triest, anders waren ze geen kippenboer. Voor hen lagen de leefomstandigheden van de dieren in de orde der dingen en die was in essentie goed. Het punt was niet dat de boer zich niet inleefde in zijn kippen – zijn vakblad riep daar in elk geval regelmatig toe op115 – maar dat dit inlevingsvermogen selectief was, uitsluitend ten dienste als het stond van het bedrijfsresultaat. Het punt was evenmin dat de boer geen zorg voor zijn die- ren had, maar dat ook mishandeling een speciale vorm van zorg kan zijn. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 293

Lekker Dier 293

De manier waarop ‘dierenwelzijn’ invulling kreeg, was dienaangaande tekenend. Want het besef dat boeren iets moesten doen ter verbetering van het dierenwelzijn, drong met het klimmen der jaren wel degelijk diep in het agrarisch domein door. De primaire grondslag daarvoor was echter niet het idee dat de dieren tekortkwamen of hun anderszins onrecht werd aangedaan, maar de roep van ‘het publiek’.116 Voor de landbouwwereld bleef dierenwel- zijn in essentie samenvallen met gezondheid en gezondheid met ‘productie’. Werkelijke welzijnsproblemen bestonden niet of nauwelijks, waren ‘uit de duim gezogen’.117 De ontdekking dat de buitenwereld daar niet van viel te overtuigen, maakte dat men naast die eigen zienswijze ‘dierenwelzijn’ in een tweede betekenis ging gebruiken. Daarbij ging het inderdaad niet om een kwaliteit, maar om een product dat je kon verkopen. Wilde een consument dierenwelzijn? Uitstekend. De boer was zonder meer bereid dat te produce- ren, mits ervoor werd betaald. Werd er niet voor betaald? Even goede vrien- den, maar dan ging de productie van dat stukje dierenwelzijn ook niet door.118 Dierenwelzijn werd zo een zelfstandige entiteit die losgezongen raakte van de dieren. Dierenwelzijn lag niet in de ervaring van de dieren, maar in die van de mensen.119 Of een bepaald huisvestingssysteem de dieren ten goede kwam, was niet wezenlijk van belang, van belang was dat van een systeem ‘het dierenwelzijn er goed uitziet’. Als landbouworganisatie lto een werk- groep instelde om te onderzoeken of en hoe het castreren van biggetjes kon worden afgeschaft, werd dat in eerste instantie niet ingegeven door de erva- ring dat de diertjes zich uit alle macht verzetten, maar door de waarneming dat er ‘grote maatschappelijke weerstand’ tegen deze praktijk bestond. Als Wageningen Universiteit – waar men weet, of denkt te weten, hoe boeren denken – een folder voor varkenshouders maakte getiteld ‘Stro in de varkens- houderij’, dan stond daarin als voordeel van stro niet genoemd dat stro goed was voor het welbevinden van varkens, maar dat stro voor het imago van de sector ‘een zeer gunstige uitwerking’ had. Vanuit deze houding was het geen wonder dat de landbouwwereld niet zozeer gepreoccupeerd raakte om de leefomstandigheden van de dieren te verbeteren, maar met het verbeteren van het beeld daarover.120 De tragiek daarvan was dat begrippen als ‘dierenwelzijn’ en ‘diervriende- lijkheid’ erdoor aan sterke inflatie onderhevig raakten. Zo zag midden jaren 2000 een project van ‘traag groeiende kuikens’ het licht, die niet in zes maar in acht weken ‘slachtrijp’ waren. Deze ‘Volwaardkippen’ werden gepromoot als het summum van diervriendelijkheid, maar hun groeisnelheid was groter en hun levensduur korter dan die van hun soortgenoten begin jaren 1960 – Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 294

294 Deel v

door Ruth Harrison als een van de krachtigste bewijzen gepresenteerd van hoezeer de veehouderij was doorgeslagen en kippen had gedegradeerd tot vleesmachientjes.121

Toch veranderde er wel degelijk iets, en ook daar waren de Volwaardkippen een voorbeeld van, reden voor de Dierenbescherming om het project te steu- nen. Eerder hadden scharrelkippen een grote opmars gemaakt en in het voet- spoor daarvan ontstonden ook scharrelvarkens. De biologische sector had, zoals in het vorige deel aan bod gekomen, voet aan de grond gekregen en breidde zich, met name als het op varkens aankwam, vanaf eind jaren 1990 relatief sterk uit – daarbij overigens en passant de scharrelvarkens uit de markt drukkend. Boeren die anders boerden deden dat niet per se uit idealis- tische overwegingen, maar idealisme bleef een rol spelen. En zelfs in de reguliere veehouderij lieten de marges waarbinnen boeren werkten ruimte voor duidelijke onderlinge verschillen. Uiteraard, in de minst geïndustrialiseerde bedrijfstak, de melkveehouderij, waren die het grootst – en aan de andere kant van het spectrum, de vleeskippenhouderij, vrijwel afwe- zig. Niettemin, zelfs in de varkenshouderij bleven er boeren die er op een of andere manier in slaagden zich aan bepaalde aspecten van het bio-industriële regime te onttrekken; boeren die hardnekkig naar eigen boerenkennis en -waarden bleven werken of die nieuwe vondsten deden met soms opmerke- lijke resultaten.122 Voor Lekker Dier waren die van belang omdat zij toonden dat het ook anders kon. Bovendien gaven ze gelegenheid positieve actie te voe- ren (ook Lekker Dier had een imago om aan te denken). In de jaren 1980 start- te Lekker Dier derhalve de campagne ‘Bovenste beste boer(in)’, om boeren die zich gunstig onderscheidden in de behandeling van hun dieren in het zonne- tje te zetten.123 Volgens de leidende ideologie voerden deze boeren echter een achterhoedegevecht. Hoeveel boeren Lekker Dier ook mocht bezoeken, hoe- veel alternatieven zij ook aandroeg, uiteindelijk was op dit vlak weinig te ver- wachten. Het vermogen tot verandering lag inderdaad hoofdzakelijk elders.

Wetenschap verantwoordelijk, verantwoorde wetenschap

Was verandering primair via boeren goeddeels kansloos, een andere groep bood meer perspectief: wetenschappers. De eerste grote actie die Lekker Dier tegen hen ondernam, was de bezetting van het pluimveeonderzoeksinstituut Het Spelderholt. Op vrijdagochtend 22 december 1978 verschaften enkele Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 295

Lekker Dier 295

tientallen actievoerders zich toegang tot het fraaie hoofdgebouw in de bossen in Beekbergen en verklaarden het voor bezet. Directe aanleiding voor de actie was informatie dat aan het instituut onderzoek plaatsvond om de legbatterij te perfectioneren: in elke legbatterijkooi zouden vijf of zelfs zes kippen wor- den gehuisvest. Succes had de actie niet, in zoverre althans dat de directie weigerde om inlichtingen over het onderzoeksproject te verschaffen. In de middag van Eerste Kerstdag hielden de actievoerders het daarom weer voor gezien. Maar de bezetting zorgde wel voor de nodige commotie en vestigde klemmende aandacht op de positie en rol van de wetenschap inzake de bio- industrie.124 Het totale wetenschappelijke onderzoek naar landbouwhuisdieren zoals dat vanaf de negentiende eeuw was opgebouwd steunde op een ideologie waarin dieren er niet zozeer waren om door de mens te worden gebruikt – een erg algemene notie met tal van gradaties –, maar specifieker, een ideologie waarin dieren er waren om door de mens te worden verbruikt. Verhoging van de productie, verlaging van de kosten en waarborging van de veiligheid van het voedsel voor de menselijke populatie waren daarvan de grondslagen. De organisatie van onderzoek en educatie was hiervan geheel doortrokken. Het ministerie van Landbouw investeerde astronomische bedragen in ‘kennis’.125 Zelfs Wageningen Universiteit, voorheen Landbouwhogeschool, werd niet, zoals alle andere universiteiten, uit de pot van het ministerie van Onderwijs en Wetenschap betaald, maar uit die van het ministerie van Landbouw. De agrarische sector zorgde door middel van heffingen die liepen via het Land- bouwschap of de productschappen voor een ander aanmerkelijk deel van de financiering. Onderzoeksinstituten hadden bovendien nog een derde belang- rijke inkomstenbron: de opbrengst van hun eigen productie. In het geval van het Instituut voor Veeteeltkundig Onderzoek Schoonoord was zelfs het groot- ste deel van de baten afkomstig van de verkoop van ‘zelf’ geproduceerde die- ren en melk.126 In de meest direct denkbare zin dreef daarmee het weten- schappelijk onderzoek op de dierenindustrie. De verwevenheid van wetenschap met overheid en het agrarische be- drijfsleven op het niveau van persoonlijke functies was zo mogelijk nog groter. Bestuursfuncties van het Landbouwschap, de productschappen, boe- renorganisaties, de Rabobank of bedrijven in de veevoederindustrie of vlees- verwerkende sector werden gecombineerd met die van de onderzoeksinstitu- ten of met hoogleraarschappen in Wageningen of Utrecht en voorafgegaan of opgevolgd door een partijpolitiek ambt, een hoge post op het ministerie van Landbouw of een baan bij de Europese Commissie. Iemand als pluimveehou- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 296

296 Deel v

der Jan van Noord was gelijktijdig bestuurslid van onderzoeksinstituut Het Spelderholt, voorzitter van de Stichting pluimveeteeltproefbedrijven, bestuurs- lid van de Nederlandse Christelijke Boeren- en Tuindersbond, voorzitter van de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders, bestuurslid van het Land- bouwschap en achtereenvolgens fractievoorzitter van het cda in Drenthe en, vanaf 1981, landbouwwoordvoerder van de Tweede Kamerfractie van het cda. Van dergelijke heren wemelde het in het fijnmazige netwerk van het Groene Front.127 De productie van wetenschappelijke kennis stond kortom in dienst van, bepaalde en was tot in detail afgestemd op de bio-industriële produc- tie. Onderzoek en toepassing lagen dan ook dicht bij elkaar. Het beroemde ‘ovo-drieluik ’ – onderzoek, voorlichting, onderwijs – garandeerde dat weten- schappelijke kennis zo snel mogelijk in praktijk werd gebracht.128 Als boeren derhalve bij de schuldvraag doorverwezen naar de ‘Wageningse vondsten’, was dat zeker met enig recht. Noch in het onderzoek, noch in de voorlichting, noch in het onderwijs had het welzijn of de integriteit van de geëxploiteerde dieren enige rol gespeeld. In niet onbelangrijke mate wás de bio-industrie in- derdaad een creatie van de wetenschap. En de maatschappelijke en morele bezwaren waarvoor Lekker Dier een van de spreekbuizen vormde, herberg- den derhalve een levensgroot gewetens- en loyaliteitsconflict. De reacties daarop waren diverser dan onder veeboeren, maar terug- houdendheid was troef. Om een voorbeeld geven, als pluimveeconsulent had ingenieur E.H. Ketelaars begin jaren zestig de toen in landbouwkrin- gen heersende scepsis over de legbatterij – die hoge investeringen vergde – bestreden.129 Van zo iemand kon moeilijk worden verwacht dat hij een decen- nium later zich tégen legbatterijen zou uitspreken. Dat gebeurde dan ook niet. Toen Ketelaars in 1980 het ambt van hoogleraar pluimveeteelt aan de Landbouwhogeschool Wageningen aanvaardde, kwam hij in zijn inaugurele rede niet verder dan te erkennen dat de legbatterij een systeem was met ‘spanningselementen’. Dat waren bovendien primair spanningen voor boe- ren en consumenten. Maar, zo opperde hij vervolgens voorzichtig, ‘misschien ook spanningen voor het dier zelf, als het tenminste waar is dat batterijkooien “stress” of spanning veroorzaken’.130 Die overweging bracht Ketelaars’ waar- dering voor de legbatterij niet aan het wankelen, ethologische inzichten wa- ren voor hem slechts interessant voor zover zij een bijdrage konden leveren aan een economisch doelmatige bedrijfsvoering. Zijn raison d’etre – en dat van velen met hem – was het dienen van een in economische termen gedefi- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 297

Lekker Dier 297

nieerde veeteelt. Die kon niet ter discussie staan. Als Ketelaars daarom de boeren verdedigde, verdedigde hij zichzelf. Dat weerspiegelde zich in het wetenschappelijk taalgebruik dat het agra- risch jargon volgde of omgekeerd, juist vormde. Typerend daarvoor was het gebruik van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’. Was die aanvankelijk nog tamelijk inwisselbaar met ‘bio-industrie’ (en ‘veredelingsindustrie’), ge- durende de jaren 1970 ontstond er een sterke preferentie voor ‘intensieve veehouderij’, zowel bij agrariërs als wetenschappers. Daar school het geloof achter dat het een neutralere en objectievere aanduiding was dan ‘bio-indus- trie’. In eerste instantie was dat enigszins naïef en aanmatigend. Naïef, aller- eerst omdat er niet zo snel een dwingende reden te bedenken viel waarom de intensiviteit (en wélke intensiviteit?) van het betreffende fenomeen een ‘neu- tralere’ eigenschap zou vertegenwoordigen dan het geïndustrialiseerde ka- rakter ervan.131 Maar ten tweede vooral omdat de aanduiding ‘veehouderij’ op zichzelf al een duidelijk normatieve constructie vormde: het constitueerde een categorie wezens die, ontdaan van elke pluriformiteit en individualiteit via dat ongedifferentieerde en enkelvoudige ‘vee’, ter exploitatie aan mensen ter beschikking stond – want daarover besliste, behalve ‘vee’, uiteraard dat ‘houderij’. Lichtelijk aanmatigend bovendien, omdat het een patent sugge- reerde op een normatieve thermometer die superieur was aan die van hen die spraken van ‘bio-industrie’ – zonder daar de benodigde argumenten bij te le- veren. Als het waar was dat het gebruik van ‘bio-industrie’ een veroordeling van de intensieve veehouderij impliceerde, impliceerde het gebruik van ‘in- tensieve veehouderij’ de veroordeling van dieren. Echter, bedoeld of onbedoeld, het toepassen van de term ‘intensieve vee- houderij’ kreeg na verloop van tijd wel degelijk een sterke legitimatie die compatibel was met een keuze tégen bio-industriële praktijken. Voor de be- reidheid bij de agrarische sector om te luisteren maakte het woordgebruik namelijk alle verschil. Wetenschappers die veranderingen voorstonden en daar boeren voor moesten warm maken deden er derhalve goed aan ‘bio-in- dustrie’ te vermijden – zoals ook de Dierenbescherming zich realiseerde. Dergelijke wetenschappers namen in aantal toe. Want hoezeer wetenschap en sector ook op elkaar betrokken waren en bleven, binnen de wetenschappe- lijke gemeenschap ontstond groeiend ongemak over de eigen positie. Zo ook binnen een invloedrijke groep wetenschappelijk opgeleiden op wie, zo leek voor de hand te liggen, een speciale verantwoordelijkheid voor de dieren rust- te: de dierenartsen. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 298

298 Deel v

Dierenartsen

Nu was die speciale verantwoordelijkheid minder vanzelfsprekend als het voor buitenstaanders scheen. De opkomst van de diergeneeskunde in de achttiende eeuw en de professionalisering en institutionalisering ervan in de eeuw erna had met verantwoordelijkheidsgevoel voor dieren omwille van henzelf niets uitstaande gehad.132 De naamgeving was daarvoor al een aan- wijzing. Er werd niet gesproken over diergeneeskunde, maar over veeartse- nij. De ontwikkeling ervan als wetenschappelijke discipline kwam niet voort uit zorg om dieren, maar uit zorg over de gevolgen die de uitbraak van grote dierziekten had voor mensenbelangen. Met het toenemende transport van levend vee in de negentiende eeuw werden die gevolgen enorm, niet alleen voor boeren, maar ook voor de handel. Bovendien betekenden veeziekten een bedreiging van de nationale voedselvoorziening – niet in de laatste plaats om- dat, zoals in deel 3 al aan de orde kwam, het vlees van zieke dieren met grote halsstarrigheid in het menselijke voedingsverkeer opdook en daarmee aanlei- ding gaf een keuring van vlees te vestigen. Dat veeartsen dit gebied bezetten, bevestigde eens te meer dat dierlijke gezondheid slechts een middel was ten dienste van menselijke gezondheid en economie. Dat dieren er zelf niet we- zenlijk toe deden mag ook hieruit blijken dat nog aan het begin van de twin- tigste eeuw de meeste veterinairen het beneden hun waardigheid vonden om honden en katten te behandelen.133 Als handelsbelangen of ‘volksgezondheid’ al niet de uiteindelijke doelen waren van de diergeneeskunde, dan de diergeneeskunde zélf. In de weten- schappelijke praktijk betekende dat noodzakelijkerwijs dat veterinairen die- ren ziek en of dood maakten ter bevordering van die diergeneeskunde, maar dat omgekeerd die diergeneeskunde niet noodzakelijkerwijs de gezondheid van dieren bevorderde. In de opvatting van veterinair proefdierspecialist D.D. Bakker dat ‘[p]roefdieren kunnen vergeleken worden met reagentia of meet- instrumenten’, lagen deze twee kanten beide besloten. ‘Fundamenteel’ was er volgens hem tussen dier en instrument geen verschil, wel waren dieren ‘ge- compliceerder’.134 De erfenis van Descartes, die in zijn Discours de la Methode (1637) dieren had geconstrueerd als gevoelloze ‘automata’, was langdurig.135 Waar bij boeren ‘dierenwelzijn’ een zelfstandige entiteit werd die nauwe- lijks nog een relatie onderhield met een individueel dier, gebeurde dat in de diergeneeskunde met het begrip ‘diergezondheid’. Wanneer dat al werd gede- finieerd, dan strikt in fysieke en niet in psychische zin en altijd in termen van afwezigheid van ziekte en, bovenal, als voorwaarde voor of zinverwant aan Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 299

Lekker Dier 299

‘productie’ – van vlees, melk, eieren, nakomelingen, et cetera.136 Gezondheid maakte daarmee niet zozeer deel uit van het dier an sich, maar van, zoals de dierenarts en hoogleraar veehouderij Jos Noordhuizen dat in 1990 in zijn in- augurele rede aan Wageningen Universiteit stelde, de ‘economische produc- tiefunctie’.137 Daaruit vloeide voort dat je de ‘diergezondheid’ niet hoefde – of zelfs kon – optimaliseren door zieke dieren te genezen, maar door zieke dieren uit te roeien. ‘Eradicatie’ heette dat in het unheimische veterinaire jargon en dit was, volgens dezelfde Noordhuizen, een van de twee manieren waarop dier- gezondheid zo goed mogelijk kon worden bevorderd. De andere was overi- gens ‘beheersing’.138 Die bestond hoofdzakelijk uit preventie, want gezien de zeer geringe economische waarde van dierenlevens, was curatief optreden in individuele gevallen al tijden ‘geen haalbare kaart’.139

Er was echter nog een andere kant van het verhaal. Want wringen in de dier- geneeskundige wereld ging het wel, zij het voorzichtig. Er leefde wel degelijk óók de opvatting dat een dierenarts, naast verplichtingen aan mens en maat- schappij, tevens zorg aan dieren verschuldigd was. Daarvan getuigde bijvoor- beeld het diergeneeskundig credo hominum animaliumque saluti – ‘tot heil van mens en dier’. Het was een gevoelen dat bovendien een belangrijk histo- risch precedent kende, want aan het eind van de negentiende eeuw, toen die- renbescherming deel uit ging maken van het ideaal van de beschaafde bur- ger, hadden dierenartsen nauw samengewerkt met dierenbeschermers om ‘humane’ dodingmethoden te ontwikkelen en te implementeren. Kritiek op het gilde, zoals door Lekker Dier in navolging van Ruth Harrison verwoord, kon daarom niet gewoonweg als irrelevant terzijde worden geschoven. Het leverde in eerste instantie discussie en iets van zelfkritiek op, vooral door toedoen van studenten. De Diergeneeskundige Studentenkring wijdde in 1974 haar jaarlijkse congres aan dierenwelzijn en ethiek, een voorbeeld dat later dat jaar werd gevolgd door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.140 Ook individuele dierenartsen riepen op tot bezin- ning. Kritische studenten diergeneeskunde verenigden zich bovendien in de werkgroep Mens, Dier, Maatschappij; een club die samen met Lekker Dier de bezetting van Het Spelderholt verzorgde. De oud-voorzitter van de Konink- lijke Maatschappij voor Diergeneeskunde, Huibert van Riessen, stelde in 1976 met schaamte vast dat de diergeneeskundige wereld pas laat oog voor dierenwelzijn had gekregen en had verzuimd de ontwikkeling van de inten- sieve veehouderij kritisch te benaderen. Want, zoals hij verklaarde: ‘Als wij Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 300

300 Deel v

dat niet doen, wie in de wereld zou dan voor dieren moeten opkomen?’141 Be- zien vanuit dierenwelzijnsoptiek mocht het dan ook, met enig cynisme, als winst genoteerd worden dat de Ereraad van de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde in deze jaren tot oordeel kwam dat het amputeren van hal- ve tongpunten van koeien (over een lengte van twaalf tot vijftien centimeter) géén aanstootgevende verminking vormde. Niet vanwege de inhoud van dat oordeel, maar wel omdat daaruit bleek dat men zich realiseerde dat aan deze mutilaties mogelijkerwijs ethische bezwaren te ontdekken vielen. Tegelijkertijd illustreerde dit in extremis de begrenzingen van de dierge- neeskundige bereidwilligheid om voor dieren op te komen. Als men de die- renarts de rol toedichtte van ‘advocaat van het dier’, dan toch met een idee van de advocatuur waarin maar weinig advocaten zich zouden kunnen vinden.142 In plaats van de belangen van hun cliënt met alle hun ter dienste staande middelen te verdedigen, legden zij zich in principe erop toe een afweging te maken tussen het dierenbelang, het belang van de boer en dat van ‘de maat- schappij’ – en dat alles bínnen de nauwe marges van de rentabiliteit van de agrarische onderneming. Of een dier met zo’n verdediging de gang naar de rechter met vertrouwen tegemoet mocht zien was op zijn best dubieus. Toch, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde ontraadde in 1973 haar leden koeienstaarten te couperen, riep in 1981 een Commissie Ethiek in het leven en in 1987 een bijzondere leerstoel Relatie Mens-Dier aan de Universiteit Utrecht.143 Twaalf jaar later zou diezelfde maatschappij zich bovendien officieel uitspreken tégen het onverdoofd cas- treren van biggen – zij het dat daar de nodige aandrang vanuit dierenbescher- mingsland voor nodig was. Pijnbestrijding bij operaties, tot de jaren 1970 geen issue, was aan het eind van de twintigste eeuw een vanzelfsprekendheid geworden. Van collectieve actie kwam het echter niet.144 Het demonstratief weigeren om bepaalde handelingen uit te voeren bleef een individuele zaak en was waarschijnlijk van groter zeldzaamheid dan het meewerken van die- renartsen aan illegale praktijken. Die laatste twee uitersten illustreerden bo- vendien een fundamenteel probleem dat zich in de diergeneeskundige prak- tijk steeds nadrukkelijker openbaarde: de tegenstelling tussen publieke zaak en markt. In navolging van de boeren kwamen ook de dierenartsen terecht in een onmogelijke spagaat, of, zoals dat in ambtelijke termen heette, hun ‘poortwachterfunctie kwam onder druk te staan’.145

De opvatting over ethiek die zich vestigde was er dan ook vooral een van dat ethiek, hoewel van waarde, toch hoofdzakelijk iets was wat ‘erbij’ kwam, dat Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 301

Lekker Dier 301

het een onderwerp vormde dat niet ‘zuiver vaktechnisch’ was.146 In de dierge- neeskundige opleiding werd het in de jaren 1980 dan ook een apart vak, zon- der dat dit noodzakelijkerwijs consequenties had voor de inhoudelijke basis van de rest van het curriculum – ofschoon een nieuwe lichting docenten voor dierethiek wel meer open stond. Studenten die daarentegen niet geloofden in de neutraliteit van de vaktechniek en diergeneeskunde benaderden als zijnde gegrondvest op bepaalde waarden, konden tijdens hun studie tegen grote moeilijkheden en hardnekkige tegenwerking op lopen.147 Dergelijke studen- ten kwamen typisch terecht in het sterk groeiend aantal huisdierenpraktijken waar aan dierenlevens veel groter waarde werd gehecht dan in de bio-indus- triële praktijk. Een van hen, Hans Bosch, die van mening was dat je als dokter bezwaarlijk je patiënten kon opeten, zou directeur van de vegetariërsbond worden. Een ander, Lies Vedder, vertrok naar Greenpeace. Weer een ander, dierenarts Jan Anema, trad toe tot Lekker Dier.

Dierpsychologie, behaviorisme, ethologie

Gezien de symbiose tussen diergeneeskunde en bio-industrie lag het meer in lijn der verwachting dat de dieren in de bio-industrie eerder dan door de dier- geneeskunde te hulp zouden worden geschoten door twee andere weten- schappelijke disciplines: de dierpsychologie en de ethologie. Dat eerste terrein was immers in het laatste kwart van de negentiende eeuw tot bloei gekomen onder invloed van Darwins evolutieleer. Het was ge- baseerd op het idee van continuïteit in het dierenrijk en geïnspireerd door de oneindige verscheidenheid, schoonheid en wonderbaarlijkheid van het aard- se leven. Zoals in deel 1 al aan de orde is gekomen, was dierenbescherming hiervan een vrij vanzelfsprekende bondgenoot. Ook in Nederland deed de dierpsychologie zijn intrede – in de jaren 1910 –, maar een bloeiend vakge- bied dat in de academische struggle for existence kon concurreren met andere disciplines werd het toch niet: het bleef voorbehouden aan individuele weten- schappers (van wie er een, F.J.J. Buytendijk, zich overigens wel internationale vermaardheid verwierf).148 In de wijdere wetenschappelijke wereld, met name in de Verenigde Sta- ten, verloor de darwinistische dierpsychologie vanaf de jaren 1920 bovendien snel terrein aan het behaviorisme. Dat was toegewijd aan de logisch-positivis- tische zucht naar wetenschappelijke zuivering. Het innerlijk van dieren was a priori onbereikbaar, een black box, en daarover diende derhalve gezwegen te Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 302

302 Deel v

worden. Het enige dat geobserveerd kon worden was gedrag en dat diende zo nauwkeurig mogelijk beschreven te worden en zo eenvoudig mogelijk ver- klaard – in casu als stimulus-responsreacties. Concepten als ervaring, pijn, bewustzijn, gedachten en gevoel vielen in eerste instantie om methodologi- sche redenen buiten de boot, maar als gevolg daarvan nam de scepsis toe over hun bestaan. En dat nodigde niet uit er rekening mee te houden, zoals ook bleek uit de belangrijkste gereedschappen van het behavioristische instru- mentarium: elektroshocks en sensorische deprivatie.149 Wel was het behaviorisme in principe niet-speciesistisch. In de praktijk kwam daar echter weinig van terecht – en als dat toch gebeurde was dat des te rampzaliger. Omdat behavioristen zelf ook mensen waren en leefden binnen een cultuur waarin menselijke waardigheid en mensenrechten als groot goed telden, was het onwaarschijnlijk dat zij ertoe kwamen zich helemaal niets ge- legen te laten liggen aan menselijke gevoelens en gedachten. De essentie van de theorie van John Watson, grondlegger van het behaviorisme, zoals pole- misch door de Amerikaanse filosoof Bernard Rollin samengevat – ‘We don’t have thoughts, we only think we do’ –, was in de dagelijkse, intermenselijke culturele praktijken niet na te leven.150 Bij de relaties met niet-menselijke die- ren lag dat anders. Daar betekende het idee dat zij geen bewustzijn, innerlijk of gevoel hadden een welkome absolutie voor hen die met hen werkten. Meest markant manifesteerde zich de contradictoire aard van zowel de behavioristische theorie als praktijk in de diep wortel schietende angst voor antropomorfisme, het toekennen van menselijke eigenschappen aan niet- menselijke entiteiten (oorspronkelijk aan goden, na hun dood aan dieren). Paradoxaal genoeg veronderstelde dit antiantropomorfisme een antropocen- trisme dat regelrecht indruiste tegen het behavioristische wetenschapsbeeld. Daarin kon uit de aard der zaak niet beslist worden of concepten als ‘gevoel’ en ‘bewustzijn’ slechts op homo sapiens of ook op andere soorten betrekking konden hebben, want het beoogde er juist geheel gezuiverd van te zijn. An- ders gezegd, of gevoelens als angst, vreugde, jaloezie, affectie of rouw louter menselijke dan wel breder verbreide dierlijke eigenschappen waren, kon de ware behaviorist niet alleen niet uitmaken, het deed ook niet ter zake. Hij (het ging meestal om mannen) diende zowel te bestrijden wat als ‘antropo- morfisme’ doorging bij de beschouwing van niet-menselijke dieren als, on- verkort, dit te doen bij de beschouwing van menselijke dieren.151 Ook op dit punt deed zich echter het verschijnsel voor dat dit bij de eersten eenvoudiger in praktijk was te brengen dan bij de laatsten. Zelfs Skinners baby tender was geen Skinner box. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 303

Lekker Dier 303

Veel meer dan het behaviorisme was het echter in Nederland de ethologie die de dierpsychologie verdrong – in de tweede helft van de jaren 1930. En die had wel degelijk de potentie om gecommitteerd te zijn aan dierenbescher- ming. In elk geval in historisch opzicht. De ethologie was in Nederland na- melijk in hoge mate de vrucht van de natuurstudie, sinds eind negentiende eeuw gepromoot door Jac. Thijsse en Eli Heimans, die vooral in de jongeren- beweging in de eerste decennia van de twintigste eeuw een hoge vlucht had genomen. Natuurstudie was daarin hand in hand gegaan met idealisme, waaronder een grote dosis vegetarisme, zoals in de Nederlandsche Jeugd- bond voor Natuurstudie. Uit die club waren verschillende ethologen voortge- komen, met vegetariër Frans Makkink, maar vooral zijn omnivore kompaan Nico Tinbergen als voornaamste exponenten.152 Dat nam niet weg dat ook de ethologie zich conformeerde aan het lo- gisch-positivistische wetenschapsparadigma, wellicht juist omdat het zich ontwikkelde vanuit hobbyisme en in de academische arena daarom haar ‘we- tenschappelijkheid’ dubbelhard moest bewijzen.153 Ook in de ethologie kwam er derhalve geen aandacht voor het innerlijk van het onderzoeksobject en was iets als ‘dierenwelzijn’ een dimensie die geen relevantie bezat, net zomin als concepten als intrinsieke waarde, lichamelijke integriteit of dierenrechten dat behoorden te zijn (maar niet altijd waren): wetenschap diende bevrijd te zijn van ethiek, wetenschap was, volgens een ijzeren norm, per definitie ob- jectief en waardevrij. Toch leidde het buitensluiten van de dierlijke ervaring er bij ethologen doorgaans niet toe dat het bestaan ervan werd ontkend.154 Waren behavioris- ten in dieren geïnteresseerd om inzicht te krijgen in gedrag, ethologen waren in gedrag geïnteresseerd om inzicht te krijgen in dieren. Niet voor niets bleef het darwinisme, anders dan bij behavioristen, een noodzakelijk verklarings- kader. Als ethologen de strijd aanbonden tegen antropomorfisme was dat niet primair vanuit een objectivistisch en reductionistisch streven, maar veeleer ingegeven door een besef van soortspecificiteit en toch wel degelijk, ongearti- culeerd als dat misschien bleef, door het idee dat dieren in hun waarde gela- ten behoorden te worden: ethologen realiseerden zich dat antropomorfisme voor niet-menselijke dieren schadelijk kon zijn.155 Dat de ethologie de opkomst van de bio-industrie geen strobreed in de weg legde had dan ook niet primair iets van doen met een mechanistisch dierbeeld, maar, volgens een wrange speling van de geschiedenis, met wei- nig minder dan het tegendeel: de ethologie was ontstaan vanuit een morele keuze vóór de levende natuur en tégen laboratoria, voor vrijheid en tegen Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 304

304 Deel v

minimalistische proefopstellingen, voor ongereptheid en tegen snijkamers –tegen eigenlijk alle menselijk ingrijpen in de natuur.156 De consequentie daarvan was dat ethologen de natuur introkken – en zich met in het wild le- vende dieren bezighielden. Als gevolg van deze ontwikkeling uit een sterk et- hische opstelling behoorden decennialang dieren in bio-industriële gevan- genschap eenvoudigweg niet tot het ethologisch vakgebied.157

Niettemin, de ethologie als wetenschap was beschikbaar en het lag in lijn van de situationele logica dat, gezien de omstandigheid dat dieren in de nieuwe veehouderijsystemen massaal abnormaal en vooral economisch nadelig ge- drag gingen vertonen, de hulp van de ethologie op zeker moment werd inge- roepen. In Nederland waren het de onderzoekers Gerrit van Putten en Gerard Brantas die op dit punt het spits afbeten. De eerste promoveerde in 1968 op het staartbijten door mestvarkens, de tweede begon tezelfdertijd aan het Spel- derholt onderzoek te doen naar kannibalisme bij kippen. Rechtvaardiging voor dergelijk onderzoek vormde weliswaar de schade die dit gedrag met zich meebracht voor de mens, maar beide onderzoekers werden tevens diep ge- raakt door de dieren zelf. Zoals Brantas zich later herinnerde: ‘Ik ben omge- gaan omdat ik contact had met die dieren.’158 Bij Van Putten was het zelfs om- gekeerd. Hij was niet zozeer geïnteresseerd in ethologie, maar in dieren, zoals hij in een interview in 1974 vertelde: ‘De díéren trokken me aan en de toegepaste ethologie bleek een middel te zijn om dichter bij die dieren te ko- men.’ In zijn proefschrift kon hij die betrokkenheid niet zo expliciteren, maar hij formuleerde haar wel, zij het indirect en uiteindelijk toch weer herleidend tot een economische factor, getuige zijn opmerking dat ‘hokken met staartbij- tende varkens een zeer deprimerende invloed hebben op de mester, en ook hierdoor van invloed zijn op de bedrijfsvoering (...)’ Met het onderzoek van Van Putten en Brantas kwam er wetenschappelijk bewijs dat er met de dieren in de bio-industrie iets grondig mis was en dat bleek cruciaal in de discussie die naar aanleiding van de Flevohof ontstond. Brantas leverde ampele informatie voor een artikel in De Groene Amsterdam- mer, waarin het idee dat de Flevohofkippen het prima naar de zin hadden kor- daat werd weerlegd. Met Van Putten was hij keynote speaker op de bovenge- noemde studiedag over de intensieve veehouderij die de Dierenbescherming in 1972 organiseerde. Als media in de jaren 1970 over de bio-industrie be- richtten, móésten ze wel bij het tweetal aankloppen en in de verschillende commissies die diverse instanties over de dierenwelzijnproblematiek in het leven riepen was standaard voor Van Putten en/of Brantas een plek inge- D.ger. 145x215 Foto's na p.304:D.ger. 145x215 Foto's na p.304 04-03-2009 15:41 Pagina 1

‘de boer werd Agrarisch Ondernemer’, reclame Rabobank. [De Pluimveehouderij, 1978] D.ger. 145x215 Foto's na p.304:D.ger. 145x215 Foto's na p.304 04-03-2009 15:41 Pagina 2

Reclame voor ‘vleeskuikenmerk’ Starbro van Shaver. [De Pluimveehouderij,1971] D.ger. 145x215 Foto's na p.304:D.ger. 145x215 Foto's na p.304 04-03-2009 15:42 Pagina 3

Reclame voor vleeskuikens van Hubbard. [De Pluimveehouderij, 1971] D.ger. 145x215 Foto's na p.304:D.ger. 145x215 Foto's na p.304 04-03-2009 15:42 Pagina 4

Een legbatterij. [cover Pluimveehouderij, 23 februari 1979]

Kuiken vóór en ná het snavelkappen. [Jan van IJken, Dierbaar… (Amsterdam 2005)] D.ger. 145x215 Foto's na p.304:D.ger. 145x215 Foto's na p.304 04-03-2009 15:42 Pagina 5

‘Vleeskuikens’ (circa 2002). [ciwf]

Een ‘vleeskuiken’ (circa 2002). [ciwf] D.ger. 145x215 Foto's na p.304:D.ger. 145x215 Foto's na p.304 04-03-2009 15:42 Pagina 6

Reclame voor gecombineerde cloacasnijder en openingsmachine. [De Pluimveehouderij, 1979] D.ger. 145x215 Foto's na p.304:D.ger. 145x215 Foto's na p.304 04-03-2009 15:42 Pagina 7

Varkens die voor hun vlees worden gehouden, (zomer 2008). [Varkens in Nood]

Schapen worden gedood, Amsterdam (1 februari 2004). [Foto: Toussaint Kluiters/anp] D.ger. 145x215 Foto's na p.304:D.ger. 145x215 Foto's na p.304 04-03-2009 15:42 Pagina 8

Kalveren in de aankomsthal van exportslachterij Ekro in Apeldoorn (maart 1998). [Foto: Martin Hollering/anp]

Gevilde koppen van kalveren (juni 1997). [Foto: Hans Prinsen/anp] Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 305

Lekker Dier 305

ruimd. Onvermijdelijk ook: in belangrijke mate was Lekker Dier voor infor- matie van Van Putten en Brantas afhankelijk. Maar daarmee waren zij niet automatisch bondgenoten. Verre van dat. Hun verhouding was veelal ongemakkelijk, want Van Putten en Brantas ope- reerden vanuit een heel andere context. Zij hadden niet alleen aan hun brood- heren te denken, maar voelden zich tevens gehouden aan hun opvattingen van wat wetenschap was en welke taak zij diende te vervullen. Dat leidde tot terughoudendheid, behoedzaamheid – met name Brantas was meester van de slagen om de arm – en soms tot enigszins koddige contradicties. Op genoemde studiedag van de Dierenbescherming bijvoorbeeld verwoordde Brantas het orthodoxe standpunt dat op allerlei gelegenheden en in allerlei vormen door dierwetenschappers herhaald zou worden: ‘Het is niet aan mij de grenzen van morele aanvaardbaarheid te bepalen.’159 Morele aanvaard- baarheid was immers ethiek en viel buiten het domein van de wetenschap zoals Brantas dat voor zich zag. Even later opperde dezelfde Brantas, nog steeds als wetenschapper aan het woord, dat de veehouderij waarschijnlijk altijd gepaard ging met ‘een zekere beknotting van het welzijn van het dier’. En hij vervolgde met de ferme ethische evaluatie: ‘De mens is hiertoe gerechtigd (...)’ Het illustreerde in een notendop wat dierwetenschappers nog vele jaren nadien moeilijk zouden vinden te onderkennen: dat hun ar- beid per definitie niet waardevrij kon zijn, onvermijdelijk rustte op een nor- matief fundament.160

Intussen was dat fundament in grote mate sturend voor hoe de wetenschap- pelijke kennisproductie over ‘dierenwelzijn’ zich ontwikkelde. Dat uitte zich het meest cruciaal in de bepaling van wat dat concept inhield. Hoewel over het ‘welzijn der dieren’ al in de negentiende eeuw gesproken was, werd de samenstelling ‘dierenwelzijn’ pas begin jaren 1970 gemeengoed en dat bracht de behoefte aan een duidelijke definitie. In het menselijk domein was de aandacht voor welzijn met name in de jaren 1960 toegenomen als reactie op de eenzijdige politieke en economische nadruk op materiële welvaart. Enerzijds kreeg het daar de invulling van een subjectieve ervaringstoestand als tevredenheid of gelukkig zijn, anderzijds als de (objectieve) mogelijkheid zich te ontplooien, als het beschikken over de middelen het ‘levensplan’ te verwezenlijken. Welzijn hield kortom ten nauw- ste verband met ‘kwaliteit van bestaan’ en ‘het goede leven’.161 Met betrekking tot niet-menselijke dieren ontwikkelde de dominante wetenschappelijke invalshoek zich met een tegenovergesteld accent. Niet Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 306

306 Deel v

moraalfilosofie of psychologie was het uitgangspunt, maar biologie. Dierwe- tenschappers definieerden gedrag in termen van functies in plaats van erva- ring. Niet ontplooiing, maar aanpassing werd voor welzijn het sleutelwoord. Basis daarvoor vormde de vanaf de jaren 1930 door de Canadese endocrino- loog Hans Selye ontwikkelde theorie van het General Adaption Syndrome waarin het begrip ‘stress’ centraal stond.162 Kort en goed kwam het begrip van dierenwelzijn zoals dat aan het begin van de jaren 1970 ontstond erop neer dat organismen blootstonden aan allerlei stressors en dat de mate waarin ze zich daaraan konden aanpassen bepalend was voor hun welzijn. Zoals een rapport van de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek (nrlo) het in 1975 stelde:

‘Onder welzijn wordt verstaan het leven in een redelijke harmonie met de omgeving zowel uit fysiologisch als uit ethologisch oogpunt (...). Die omge- ving dient dus een zodanige structuur te hebben, dat zij valt binnen het adap- tatievermogen van het dier.’163

Het was een begripsbepaling die, met variaties, accentverschuivingen en aan- vullingen, lang invloedrijk zou blijven.

Het gevolg hiervan was dat welzijnsonderzoek zich niet richtte op maxima- lisering van de mogelijkheden voor een organisme om zijn of haar leven te leiden, maar op minimalisering van die mogelijkheden tót het punt dat deze gedragsstoornissen of fysiologisch nadelige effecten opleverde. Deze wel- zijnsconceptie leidde derhalve tot veel kennisproductie over negatieve wel- zijnsindicatoren (‘stress’) en weinig over positieve.164 In een zogenaamd ‘welzijnsvriendelijk’ huisvestingssysteem hoefde een dier zich kortom niet goed te voelen, maar niet (al te) slecht. Daarenboven, indien het draaide om de grens van het adaptieve vermo- gen van het dier, dan betekende het tevens dat onderzoek zich net zo goed kon richten op het maken van dieren met een groter aanpassingsvermogen. Voor de dierenindustrie was het economisch veel voordeliger dieren aan te passen aan gangbare huisvestingssystemen dan huisvestingssystemen aan te passen aan gangbare dieren. Uiteindelijke resultaat van deze richting waren, zoals de Utrechtse etholoog Van Hooff in 1974 voorzag, ‘diersoorten, die niet ver af meer staan van een soort weefselkweek’, of, in de terminologie van Van Putten, ‘zombies’.165 Dierwetenschappers zouden later liever gaan spreken Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 307

Lekker Dier 307

over ‘robuuste’ dieren – dieren die onder de meest kale omstandigheden ble- ven voldoen aan bepaalde welzijnsparameters. Dierenwelzijn was daarmee louter een technische kwestie die om een louter technische oplossing166 vroeg; dieren werden gereduceerd tot variabe- len die, volgens bepaalde normen, kwantificeerbaar waren – en ontdaan van alles wat daarbuiten viel. Wat de wetenschap (nog) niet kon of wilde bewijzen, bestond derhalve niet. De toenemende bepaaldheid en nauwkeurigheid ging daarmee hand in hand met een erosie van het concept.167 De bewijslast werd in zekere zin bij de dieren gelegd, niet bij hen die ze exploiteerden.

Maar bevredigend was dat objectivistische welzijn als adaptieve fit tussen bio- logische functies van een organisme en omgeving niet voor iedereen. Het viel moeilijk te loochenen dat welzijn uiteindelijk ook handelde over hoe iemand zich voelde. Om met dieronderzoekster Marian Stamp Dawkins te spreken: ‘Let us not mince words: involves the subjective feelings of animals.’168 De natuurwetenschappelijke, logisch-positivistische traditie waar- in de meeste wetenschappers waren getraind, wist daar echter, zoals hierbo- ven verduidelijkt, geen raad mee. Voor de ware gelovigen in objectiviteit bleef subjectiviteit iets waarover geen zinnige uitspraken konden worden gedaan. Het betekende voor wat betreft de verdere welzijnsdiscussie dat zij zichzelf buitenspel zetten – al handelde niet iedereen volgens de eigen spelregels. De meer begrijpelijke reactie was daarom om die dierlijke subjectiviteit ook operationaliseerbaar te maken binnen het in de dierwetenschappen gangbare paradigma. Onderzoek naar preferenties van dieren, zoals dat van Marian Stamp Dawkins, kon hier van dienst zijn evenals, vanaf de jaren 1990, de neurobiologie. Wat dat laatste aangaat, dieren waren al vele jaren voor neurologisch onderzoek gebruikt – met name voor de werking van psy- chofarmaca –, maar dan als ‘modellen’ voor de mens. Nu kwam men op het lumineuze idee dat de kennis die door die dierproeven was opgedaan niet al- leen van toepassing kon zijn op mensen, maar ook op die dieren zélf. De neu- rologie bood daarmee een verbinding tussen psychologie en ethologie. Het aloude analogiepostulaat kreeg een in wetenschappelijke zin veel nauwkeuri- ger basis doordat gekeken kon worden naar de organisatie van het brein in re- latie tot mentale staten en gedrag.169 Het leverde welkome impulsen aan het dierenonderzoek, maar hoeveel uiterst interessante en waardevolle kennis deze nieuwe wegen ook oplever- den, het betroffen benaderingen die, strikt genomen, evenmin de sprong van Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 308

308 Deel v

objectiviteit naar subjectiviteit konden maken – althans niet binnen het strak- ke keurslijf van het natuurwetenschappelijke denken. Hoeveel harde feiten en geavanceerde modellen men ook produceerde, er bleef een interpretatie in subjectieve termen voor nodig om over welzijn te spreken – of omgekeerd, een reductie van het subjectieve tot het objectieve, in dit geval neurologische processen. En hoe aannemelijk die interpretatie ook kon zijn, zij was nooit ‘natuurwetenschappelijk’ te bewijzen. Het gevaar bleef daarmee bestaan dat óf wetenschappelijke kennis onbenut bleef omdat zij niet aansloot bij de rele- vante vragen óf dat zij wel werd ingebracht maar daarmee de suggestie wekte dat zij met natuurwetenschappelijk gezag antwoord gaf op vragen die zij al- leen in een heel ander register kon adresseren, een register bovendien waar niet altijd de belangrijkste expertise van de desbetreffende wetenschappers hoefde te liggen.

De kwestie die zich daarmee aandiende was of de methode van de life sciences wel toereikend was om life in al zijn rijkdom te bestuderen. Er bleek gegronde reden te bestaan de dominante wetenschapsconceptie te verwerpen, op te rekken of open te breken en ruimte te creëren voor het ervarend subject. Aan- gezien voor verwerping een wel erg hoge prijs moest worden betaald, waren oprekken of openbreken aantrekkelijker routes. Maar hoe dat moest of kon was daarmee niet gezegd. Het klassieke, onopgeloste en, naar te vrezen valt, onoplosbare lichaam-geestprobleem bleef obstinaat opduiken.170 In academische kring kregen deze fundamentele vragen weliswaar aan- dacht, maar als er al in onderzoeksprogramma’s naast ‘objectieve’ kennis ruimte kwam voor Verstehen, voor (inter)subjectieve en meer empathische, fenomenologische vormen van kennis, was dat vooral omdat deze beter aan- slotenopdecommon sense en daarom beter konden worden verkocht. Bij begrippen als verveling, angst of spelvreugde kon de gemiddelde leek zich betere voorstellingen maken dan bij cortisolniveaus of activiteit in bepaalde hersengebieden. Die ruimte vertaalde zich daarom hoofdzakelijk in onder- zoek naar publiekspercepties van dierenwelzijn. Het positieve dat daarvan gezegd kon worden was dat met het zichtbaar maken van het draagvlak voor bepaalde maatregelen deze een grotere kans hadden ingevoerd te worden. Zowel politiek als bedrijfsleven waren daar gevoelig voor. De keerzijde was echter dat daarmee een instrumentalistisch wetenschapsbeeld verknoopt bleef met een instrumentalistisch dierbeeld en het wetenschappelijk project zich in dienst bleef stellen van de dierenindustrie om, zoals dat ging heten, haar licence to produce terug te veroveren. Nog steeds was de exploitatie van Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 309

Lekker Dier 309

dieren kortom geen vraag, maar uitgangspunt. Nog steeds vormde de legiti- matie van het onderzoek veelal het bestaan van een ‘maatschappelijke roep’ om dierenwelzijn, niet de dieren zelf. Nog steeds was ‘optimale’ dierlijke pro- ductie het doel en in het verlengde daarvan consumptie.171 Meest duidelijk sprak dat eruit dat, welke dierenwelzijnconceptie ook werd gehanteerd, de factor tijd daarin vrijwel geheel ontbrak.172 Het vormde een opmerkelijk contrast met wat bij mensenwelzijn gewoon was. Daar was bijvoorbeeld een gangbare (zij het nogal arbitraire) rekeneenheid om welzijn te kwantificeren de ‘qualy’, de quality adjusted life year, wat het product was van kwaliteit van leven en tijd van leven.173 Zou je dat toepassen op een vlees- kip, dan had dit tot gevolg dat zelfs in het strikt hypothetische geval dat het dier gedurende de zes weken dat hij kon ademen honderd procent kwaliteit van leven zou hebben, hij toch maar 0,12 qualy zou scoren, wat, ondanks het andere, voor mensen mysterieuze karakter van de aviaire tijdsschaal, als maat van het welzijn van een kippenleven een toch wel erg magere indruk maakte. In modellen van dierwetenschappers zou datzelfde kippenleven de maximale score behalen. Deels was dit impliciet negeren of expliciet loskoppelen van de tijd te wijten aan de opvatting dat voor dieren hun levensduur niet van belang was.174 Dat idee was niet evidence based en viel terug te voeren op, maar volg- de niet noodzakelijkerwijs uit, de populaire (en evenmin evidence based) Aristotelische notie dat dieren louter in het nu zouden leven, geen geschie- denis of toekomst zouden kennen. Deels werd het misschien ook in de hand gewerkt door de wijze waarop aan dierenwelzijn vorm werd gegeven. Welzijn werd namelijk wel aan een dier gemeten, maar kreeg vervolgens vertaling in de omgeving – op bedrijfsniveau, of vaker nog op systeemni- veau. Anders gezegd: de mate van welzijn kreeg uitdrukking niet in hoe een reëel dier zich mogelijkerwijs voelde, maar primair in de specificaties van een bepaald huisvestingssysteem. En daarvoor waren dieren inwisselbaar. Het nodigde uit dierenwelzijn los te koppelen van het zijn van individuele dieren. Dat bleek er ook uit dat niet het totale leven van een dier aan een be- oordeling werd onderworpen, maar dat de verschillende fasen zoals de in- dustrie die aan de dieren oplegde apart werden geëvalueerd, zonder dat die per se met elkaar in verband werden gebracht. Zoals door de Nieuw-Zee- landse cultuurwetenschapper Philip Armstrong opgemerkt, werden dieren daarmee gerepresenteerd ‘as no more than a series of cuts and processes’ – hen zo ook al vóór de slacht reducerend tot ‘a collection of body parts and husbandry practices’.175 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 310

310 Deel v

Het uitbannen van de tijd leidde er logischerwijs toe dat van de dood werd geabstraheerd. Dieren mochten een sterke preferentie vertonen om te blijven leven, zelfs onder barre omstandigheden, maar in dierenwelzijnpro- gramma’s speelde dat geen rol van betekenis. Het laten inademen van pure co2 of het doorsnijden van de halsslagader mocht letterlijk killing zijn voor de gezondheid en welzijn van een varken, het viel buiten de orde van welke ani- mal welfare assessment dan ook; daarvoor waren slechts de snelheid en de mi- nimalisering van stress en pijn van de dodingmethode van belang. Het slachthuis maakte van wel-zijn niet-zijn, maar dierenwelzijnonderzoekers waakten er angstvallig voor om precies vóór dat cruciale punt halt te hou- den.176 Hun negeren of zelfs ontkennen dat welzijn werd begrensd door de dood, leverde de absurdistische logica op dat het welzijn van dieren na hun dood onaangetast was.177

Dat liet onverlet dat het wetenschappelijk bedrijf een immense positieve invloed op de levens van productiedieren kon uitoefenen. Maar daar knelde tevens de schoen. Het vakgebied mocht vanaf de jaren 1980 opbloeien –meteigen leerstoelen, vaktijdschriften, conferenties en een indrukwekken- de toename van kennis over dieren – de impact daarvan op het leven van reële dieren was beperkt, behalve als het ging om de proefdieren die aan het onder- zoek werden geofferd.178 Hoe mager de invloed van dierenwelzijnonderzoek op veehouderijpraktijken kon zijn, hoezeer kennis en praktijk uit elkaar lie- pen, mag blijken uit een eenvoudig voorbeeld. In 1968 had Van Putten aan- getoond dat het ter beschikking stellen van stro aan varkens hun welzijn aan- merkelijk verbeterde. Veertig jaar later sleet de overgrote meerderheid van de varkens echter nog steeds een stroloos leven op betonnen of kunststof vloe- ren. De situatie was daarmee, op dit punt, feitelijk sterk verslechterd: het ging om aanmerkelijk meer dieren dan in 1968. De wetenschappelijke inzet voor het belang van niet-menselijke dieren kon kortom een danig frustrerende aangelegenheid zijn, ook al omdat stand- punten die mensen als Van Putten, Schenk of De Jonge verdedigden, de no- dige wrijvingen veroorzaakten in het bredere door de agrarische economie gedomineerde wetenschapsveld. De zelfverzekerde macht waarmee de we- tenschap de bio-industrie had helpen opbouwen, vervluchtigde zodra het om dieren ging. In het geval van Brantas betekende dit dat hij in 1983 enigszins gedesillusioneerd met vervroegd pensioen ging. Zijn volgende functie was het voorzitterschap van Lekker Dier.179 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 311

Lekker Dier 311

De overheid

De regering werd voor het eerst gedwongen aandacht aan het bio-industriële dierenprobleem te schenken door psp-parlementslid (en vegetariër) Hans Wiebenga, die eind 1971 naar aanleiding van de Flevohof kamervragen over de legbatterijen stelde. Minister van Landbouw en Visserij, voormalig voorzit- ter van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond , weerde die echter tot tevredenheid van de pluimveewereld vakkundig af.180 Dat ge- beurde ook met Kamervragen van Wiebenga’s opvolger, psp-leider Bram van der Lek. Toch ging dat al met net iets minder zelfvertrouwen. De aanleiding was namelijk een uitzending van het programma Hier en nu. Die was op 12 december 1972 te zien geweest voorafgegaan door de waarschuwing ‘Wie deze film heeft gezien zal zijn biefstukje niet meer met zoveel smaak eten.’ Wat het ministerie van Landbouw betreft hadden de beelden uit dat pro- gramma helemaal niet in de huiskamers terecht mogen komen. Ze waren af- komstig uit een film gemaakt door Van Putten en vertoond op de hierboven genoemde studiedag van de Dierenbescherming over de bio-industrie. On- derwerp was de structurele problematiek waarmee de varkens- en kalverhou- derij kampte. Zoals journalist Gerard van Westerloo in Vrij Nederland over de film berichtte: ‘Biggetjes die, te vroeg bij hun moeder weggehaald, hun zuig- drang uitleven op de oren en penissen van hun lotgenootjes, ten gevolge waarvan de betreffende lichaamsdelen ellendig ontstoken kunnen raken. Grotere biggen met bloedige staartstompjes, door hun hokgenoten belaagd. Varkens die zich met kreupel achterlijf naar de voertrog worstelen. Kalveren die, als de slachtwagen voorkomt, te dik zijn om hun kooi te verlaten en te slap om zich zonder ettelijke valpartijen naar buiten te begeven.’181 Daags na de studiedag werd Van Putten samen met de directeur van het Instituut voor Veeteeltkundig Onderzoek in Den Haag op het matje geroepen. De film ver- dween in de kluis en Van Putten kreeg een spreekverbod opgelegd. Voor uit- latingen naar buiten moest hij voortaan vooraf toestemming vragen. De gele- deren van het Groene Front dienden gesloten te blijven. De rechtsstaat bleek echter sterker. Via juridische weg wist de ncrv de film te bemachtigen. In de Nota intensieve veehouderij die Lardinois’ opvolger, – een Brabantse boerenzoon –, eind 1974 deed verschijnen kon de minister daarom niet geheel ontkennen dat zich bepaalde problemen voordeden, maar dat gebeurde met de kleinst mogelijke tegemoetkoming, of omgekeerd be- schouwd, met het grootste understatement dat het ambtenarencorps had weten te verzinnen. ‘Economisch optimale productie-omstandigheden’, zo Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 312

312 Deel v

gaf de nota te lezen, ‘vormen geen absolute garantie voor het totale welzijn van het dier.’182 Maatregelen om het dierenwelzijn te bevorderen waren der- halve niet aan de orde. Volgens de minister beschikte men nog niet over ge- noeg kennis om op dit gebied verantwoord in te grijpen. Hij had daarom een commissie laten instellen bij de nrlo om op dit probleem te studeren. In de woorden van Jaap Frouws: de nota liet zich lezen ‘als een apologie van de in- tensieve veehouderij in Nederland’.183 De vaste Kamercommissie, goeddeels onderdeel van de ijzeren driehoek van het Groene Front, overlaadde de nota met zoveel lof dat de ambtenaren er van de minister om mochten blozen. Door de nota en de behandeling daarvan in de Kamercommissie kwam echter wel naar voren dat de wetgeving aan vernieuwing toe was. Het bete- kende het begin van een uitermate moeizaam proces dat uiteindelijk, zeven- tien jaar later, leidde tot de inwerkingtreding van de Gezondheids- en Wel- zijnswet voor Dieren (gwwd). Veel zou die overigens niet doen uitrichten; het was een kaderwet die werd ingevuld met algemene maatregelen van bestuur die de bestaande praktijken sanctioneerden – en die bovendien massaal wer- den overtreden.184 Toch was de wet belangrijk vanwege de veranderde grond- slag voor dierenbescherming die eruit sprak. Werden dieren tot dan toe – als zij geluk hadden – beschermd omwille van de goede zeden van de mens, nu kregen zij bescherming omwille van zichzelf. In de nota Rijksoverheid en die- renbescherming die in 1981 verscheen, kreeg dat uitdrukking in de erkenning van ‘de intrinsieke waarde van het individuele dier’.185 De facto leek dat te be- tekenen dat aan dieren juridische rechten werden toegekend, dat dieren de status kregen van (beperkt) rechtssubject – ofschoon het Burgerlijk Wetboek daar anders over bleef oordelen en in dieren ‘een zaak’ bleef zien.186 De nota Rijksoverheid en dierenbescherming was het werk van het minis- terie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (crm) waar dierenbe- scherming in algemene zin onder viel. De inkt was echter nauwelijks droog of dierenbescherming werd overgeheveld naar het ministerie van Landbouw en Visserij – dat er bovendien natuurbeheer bij kreeg. Maar waar natuurbe- heer tenminste een eigen beleidsdirectie kreeg, zat dat er voor de dieren niet in. Hun bescherming was voortaan zaak van afdelingen, diensten en perso- nen die gewend waren en er belang in stelden dieren te definiëren als ‘na- tuurlijke hulpbron’. Nu was dat als het op landbouwhuisdieren aankwam praktisch al het geval geweest, maar de overheveling beperkte niettemin de toch al geringe mogelijkheden dat andere dan door het ministerie van Land- bouw, Natuurbeheer en Visserij (lnv) wenselijk geachte maatregelen ter be- scherming van dieren een kans kregen. Want het was niet dat lnv tegen een Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 313

Lekker Dier 313

betere bescherming van dieren was, het was misschien zelfs niet zo dat lnv zich áltijd per definitie tégen dierenbescherming keerde die economisch nadelig voor de veehouderij was – maar men was daar zeker niet vóór, wat tot- standkoming ervan effectief verhinderde. Dat betekende verschillende dingen. Allereerst dat áls de overheid zich sterk maakte voor welzijnsverbeteringen, dat op Europees niveau was. Zo pleitte Nederland in de Europese ministerraad voor het afschaffen van legbat- terijen. De concurrentiepositie mocht immers niet in gevaar komen: er moest, zoals dat in het jargon ging heten, sprake blijven van een level playing field (een problematisch begrip dat doorgaans nogal selectief werd toegepast). Met een zich uitbreidende Europese gemeenschap, die bovendien gebaseerd was op het idee van economische groei, was het niet verwonderlijk dat via deze weg slechts marginaal en met het tempo van stalagmietvorming resultaten konden worden geboekt. Ten tweede betekende het dat de overheid ruimte in haar onderzoeks- budget vrij ging maken voor welzijnsonderzoek.187 Want dat er iets goed mis was, kon het ministerie vanaf 1975 niet geheel meer ontkennen. Het door haar bestelde rapport bij de nrlo liet daarover geen onduidelijkheid bestaan – evenmin als de berichtgeving in de pers daarover. ‘Commissie veroordeelt intensieve veehouderij’ kopte bijvoorbeeld Trouw, om daar in de subkop aan toe te voegen: ‘Op elkaar geperste dieren vreten elkaar op’.188 Niet ontkennen was overigens iets anders dan érkennen – dat laatste deden alleen oud-minis- ters van Landbouw, zoals de voornaamste architect van het naoorlogse land- bouwbeleid, . Begin jaren 1970 kwam hij tot de dramatische conclusie dat de door hem gekozen weg was uitgelopen op een grandioos fiasco. Economisch, maar ook op het vlak van de dieren. ‘De moderne behan- deling die dieren moeten ondergaan noem ik trouwens dierenmishandeling,’ citeerde vakblad Boerderij hem begin 1974. Zoals hierboven al aan de orde ge- steld bleef het welzijnsonderzoek echter binnen het geloof van het dier als hulpbron terwijl de resultaten ervan geen navolging in de praktijk kregen zodra daar economische of bedrijfstechnische bezwaren van enig gewicht tegenover stonden. Mede om die reden was de weg van het onderzoek even- eens uiterst traag – temeer daar het instellen van onderzoek, vervolgonder- zoek en aanvullend onderzoek een beproefd middel was daadwerkelijk over- heidsingrijpen decennialang uit te stellen.189 Ten derde schaarde de overheid zich, zoals bij de scharreleieren al duide- lijk werd, achter het standpunt dat de consument recht had op meer smaken dan of veganisme of bio-industrie – en dat zij een taak in dezen had. In navol- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 314

314 Deel v

ging van de eieren was zij daarom positief over de introductie van scharrel- vlees. Het Productschap Vlees, dat de kar moest trekken, boekte echter zelfs na jaren van overleg geen vooruitgang en beëindigde haar ‘werkgroep alter- natief varkensvlees’ in 1984.190 Inmiddels had Lekker Dier initiatief geno- men om toch tot een regeling te komen. Lekker Diermedewerker Jan IJzer- man werd bereid gevonden om dit op poten te zetten, wat hem, met steun van de overheid, diverse maatschappelijke organisaties, het Centraal Bureau Levensmiddelen en Albert Heijn in 1985 lukte. Bij Lekker Dier wekte dit overheidsoptreden daarmee voor alles frustratie vanwege de inertie. Terwijl de kwestie zo dramatisch urgent was: elke minuut uitstel zorgde voor honderden extra doden. Tien jaar van soms zeer intensie- ve actie tegen de legbatterij leverde uiteindelijk in 1982 een initiatiefwets- voorstel op van cda’er Jan van Noord en Pvda’er Rob Tazelaar. Per 1 januari 1985 werd dat wet.191 Er was in vastgelegd dat de legbatterij ten minste tot 1 juli 1994 zou worden toegestaan en dat voor die tijd een beslissing zou worden genomen over het afschaffen ervan. Tien jaar van Lekker Dieracties tegen de legbatterij later was die beslissing, mede door toedoen van Tazelaar en Van Noord, uitgesteld. Weer tien jaar later bestond Lekker Dier niet meer, maar werden kippen nog steeds massaal in batterijen gehouden. Nóg weer tien jaar later zullen de batterijen echter werkelijk op het punt van verdwijnen staan – al moet worden afgewacht wat ervoor in de plaats komt. Het was bepaald niet het enige dossier waar de mensen van Lekker Dier – en andere dierenbeschermingsorganisaties – tegen te hoop liepen. Had het Brambell Comité in 1965 ervoor gepleit het snavelkappen bij legkippen zo spoedig mogelijk af te schaffen, tientallen generaties kippen later was daar nog niets van terechtgekomen. Dateerde protest tegen het houden van kist- kalveren al van voor de oorlog, pas in 2005 stelde Nederland groepshuisves- ting verplicht – waarover niemand zich vervolgens illusies hoefde te ma- ken.192 Was vanaf begin jaren 1980 duidelijk geworden dat de wijze waarop kippen, eenden en kalkoenen werden gedood van alle kanten rammelde, of het nu Lekker Dier was die de kwestie aan de orde stelde, de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, of de European Food and Safety Authority, schot zat er niet in.193 Van de vele acties die Lekker Dier tegen de overheid ondernam, was er ei- genlijk maar één die een echt en direct succes had – en ook dat betrof cynisch genoeg het doden van dieren. Het ministerie van Landbouw liet namelijk die- ren die ziek waren of ervan verdacht werden een besmettelijke ziekte onder de leden te hebben vergassen in afgesloten laadbakken met uitlaatgassen van Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 315

Lekker Dier 315

benzinemotoren.194 Aan het Instituut voor Veeteeltkundig Onderzoek werd over die methode een vernietigend rapport gemaakt. Dat verdween op het mi- nisterie echter in de onderste la, zoals vaker zou gebeuren. Een van de onder- zoekers van het instituut, dodingspecialist Reinder Hoenderken, trok toen bij Lekker Dier aan de bel. Lekker Dier bracht eind 1982 de uitkomsten naar bui- ten, vroeg de minister met klem over te gaan op het veel snellere en ethisch minder onaanvaardbare elektrocuteren, maar zonder resultaat. Vergassen kostte slechts een oude truck, een benzinemotor en wat brandstof, elektrocu- tie een dure mobiele installatie. In de zomer van 1984, toen naar eigen berekening dat jaar al 90.000 var- kens in de verbrandingsgassen waren omgekomen, besloot Lekker Dier dat enige burgerlijke ongehoorzaamheid wel op zijn plaats was. Onder de naam ‘actie tegengas’ werd in de nacht van 19 op 20 augustus van het Rotterdamse destructiebedrijf Gekro een vrachtwagen met container gekaapt – en boven- dien drie benzinemotoren onklaar gemaakt.195 De truck werd in alle vroegte geparkeerd op het terrein voor het station Den Haag Centraal en voorzien van een spandoek om duidelijk te maken waar het over ging. Toen nos-verslagge- ver Charles Groenhuijsen die ochtend het station uitstapte, duurde het niet lang voor hij wist welk item die avond in het journaal zou komen. Lekker Dier had nauwelijks meer tijd nodig om zich te realiseren dat het pleit was be- slecht. Binnen een maand kondigde het ministerie aan dat per ingang van 1985 niet meer zou worden vergast maar geëlektrocuteerd. Toch kende ook deze overwinning een beurse plek: het vermoeden dat alle emotie en veront- waardiging die de varkensgaskamer had opgeroepen en waar het ministerie voor was gezwicht, niet was ingegeven door de lange en ondragelijke doods- strijd van de dieren, maar door het trauma van de oorlog.196

Belangrijker echter dan het vanuit Lekker Dierperspectief buitengewoon tra- ge overheidsoptreden als het op de bescherming van dieren aankwam, was dat de overheid aan de andere kant de bio-industriële productie en consump- tie met gulle hand en aanmerkelijk meer daadkracht bleef stimuleren. Pas be- gin jaren 1980 trok het ministerie van Landbouw gedeeltelijk aan de rem, of- schoon inkrimping van de veehouderij nog vele jaren een taboe bleef.197 En dat aan de rem trekken was tot in de jaren 1990 niet alleen uitermate ineffec- tief – men name de varkenshouderij zette naar aanleiding daarvan juist een ongekende groeispurt in – het had bovendien niets met consideratie voor die- ren van doen. Het had louter te maken met overproductie – van melk, maar met name van mest. Na vijftien jaar de milieuproblemen die de bio-industrie Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 316

316 Deel v

veroorzaakte te hebben gebagatelliseerd – door rapporten achter te houden of te censureren, het parlement onvolledig in te lichten, ambtenaren zwijgplicht op te leggen en soms simpelweg niet op vergaderingen te verschijnen –, kon men op het departement de zaak niet langer op zijn beloop laten.198 Het had tot gevolg dat het ministerie zich gaandeweg opnieuw moest uit- vinden. Stimuleringsbeleid diende te worden omgebogen in restrictief beleid. Wat sinds eind jaren 1940 als ‘modern’ en nastrevenswaardig was beschouwd, was toe aan revisie. Alternatieve systemen die te boek hadden gestaan als ou- derwets, halfzacht en onrealistisch dienden te worden geherdefinieerd als duurzaam en innovatief en kregen daarmee een voortrekkersrol. Onvermij- delijk wierp zich de vraag op hoe de problemen zo uit de hand hadden kun- nen lopen. Onvermijdelijk werd op zijn minst een deel van het antwoord ge- zocht in de cultuur op het ministerie: sterk hiërarchisch, technocratisch, gesloten en gefocust op een eenzijdige definitie van een maatschappelijk deelbelang. Met de vanzelfsprekendheid van het ministerie als belangenbe- hartiger van een eensgezinde sector was het derhalve afgelopen, voortaan zou het algemeen belang moeten worden gediend – in theorie althans. Symbool daarvoor was dat, na decennia confessionele Landbouwministers met boe- renbloed, er in 1994 een liberaal zónder agrarische achtergrond als hoofdver- antwoordelijke aan het Haagse Bezuidenhout werd aangesteld. Onder deze – en later onder d66’er Brinkhorst – was het geen pre als je in Wageningen had gestudeerd. Waar het ministerie behoefte aan kreeg waren spreekwoordelijke ‘leraren Frans’.199 Saillant genoeg was het echter juist het autoritaire karakter van het mi- nisterie dat aan deze verandering de eerste aanzet had gegeven. De Interim- wet Mest die in 1984 werd afgekondigd om een eind te maken aan de groei was door de ministeriële top in het diepste geheim voorbereid en kwam voor de landbouwwereld als een ‘overval’.200 Het vanzelfsprekende vertrouwen dat tussen overheid en sector had bestaan kreeg daarmee een gevoelige, zo niet fatale klap. De verandering die het ministerie onderging leidde daarmee in eerste instantie tot een nog grotere geslotenheid en autocratie. De juridische afdeling werd een almachtig blok; ambtenaren die in 1982 van crm kwamen om natuur en dieren onder hun hoede te nemen werden er uitgewerkt of op een zijspoor geparkeerd; Tjibbe Joustra, bij zijn aantreden in 1987 de jongste secretaris-generaal die Nederland had gekend, bleek geen man die tegen- spraak duldde. Het was dan ook niet alleen door interne onvrede en problemen, maar vooral door druk van buitenaf dat de roep om een cultuuromslag zich deed Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 317

Lekker Dier 317

voelen.201 Het gedogen van massale visfraude – en de onmacht die adequaat aan te pakken toen dat politiek noodzakelijk werd – maakte dat de in de boe- renwereld gevierde minister Braks in 1990 moest aftreden. De werkelijke oorzaken van dit schandaal werden echter gezocht in de autocratie van het de- partement, ‘het laatste stalinistische bolwerk’, in de woorden van het nos Journaal.202 Brede kritiek van de buitenwacht – afkomstig van natuur- en mi- lieuorganisaties tot boeren – over het impotente mestbeleid versterkte de noodzaak tot verandering. De beoogde omvorming van het ministerie tot een open, lerende en op pluralisme georiënteerde organisatie werd voor bestuurskundigen als onder- zoeksobject een soort cause célèbre. Maar wat er ook veranderde, de positie van niet-menselijke dieren leek het vrij onaangeroerd te laten.203 Niet dat er geen aandacht voor was. Midden jaren 1980 bijvoorbeeld volgden enkele ambtena- ren een cursus om te leren dat normatieve ethiek ten aanzien van dieren een richtsnoer kan zijn in overheidsbeleid.204 Met het vorderen van de jaren 1990 werd dierenwelzijn zelfs een belangrijk aandachtsthema. Maar, ondanks de inzet van betrokken ambtenaren, bleef de uitwerking in de praktijk beperkt. Ergens hoog in het ministerie bestond nog steeds een zelfs voor de minister veelal onneembaar barrière.205 Dat de ‘salto mortale’ van het ministerie op het vlak van de dieren niet veel meer dan een schuchter huppeltje was, kon al blijken uit de beleidsmati- ge grondslag. Nog meer dan in het wetenschappelijk bedrijf was het over- heidsoptreden ten faveure van dieren niet gebaseerd op een speciale en direc- te verantwoordelijkheid voor hen, maar stoelde het op het inzicht dat een ‘groeiend deel van de Nederlandse samenleving (...) zich zorgen [maakt] over hoe mensen met dieren omgaan.’206 De cursus normatieve ethiek was ken- nelijk niet aangeslagen. Dieren zelf deden er slechts indirect toe, wie ertoe de- den waren mensen voor wie dieren ertoe deden. Dat in de nieuw omhelsde leervandedriep’s – people, planet, profit – dieren onder ‘people’ werden ge- schaard (en daarmee onzichtbaar gemaakt), was hiervoor tekenend.207 Het- zelfde kon gezegd worden van de ambitie een ministerie te zijn van ‘zestien miljoen Nederlanders’. De implicatie was onmiskenbaar: het was niet het mi- nisterie van honderden miljoenen dieren die mogelijkerwijs – en hoogst- waarschijnlijk – juist tégen die zestien miljoen in bescherming genomen dienden te worden. De jure mocht aan dieren intrinsieke waarde toekomen, de facto was de negentiende-eeuwse grondslag voor dierenbescherming on- veranderd van kracht: het algemene, maatschappelijk belang dat het minis- terie wilde behartigen werd restrictief gedefinieerd als mensenbelang. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 318

318 Deel v

De houding van de overheid verschilde in essentie daarom weinig van die van boeren die best voor dierenwelzijn wilden zorgen als mensen daar maar voor betaalden. In lijn hiermee waren dieren ‘producten’ en kon dieren- welzijn in lnv-optiek een ‘belangrijk productiekenmerk’ worden waarmee Nederland zich op de wereldmarkt zou kunnen gaan onderscheiden.208 Het primaat van de economie bleef kortom ongewijzigd, alleen de verschijnings- vorm vertoonde variaties. Dierenrechten waren tegelijkertijd een concept dat, ondanks de portefeuille van dierenbescherming én de enorme juridificering die zich in de jaren 1980 op het ministerie begon af te tekenen, in lnv-publi- caties werd gemeden alsof het een dodelijke vorm van virulente vogelgriep betrof.209 Agnosticisme, laat staan atheïsme ten aanzien van het geloof in dierenexploitatie was binnen het landbouwbeleid taboe. Zo niet de economische belangen en internationale inbedding naast oude reflexen, loyaliteiten, dogma’s, structuren en tradities daarvoor bepa- lend bleven, waren er twee omstandigheden die wellicht kunnen verklaren waarom ‘de kantelende overheid’ zich qua concreet beleid voor dieren zo immuun voor kanteling toonde. Ten eerste de relatieve prioriteit van milieu en natuur, want binnen de nauwe landbouwpolitieke kaders en definities druisten milieubeschermende maatregelen niet zelden regelrecht in tegen dierenbelangen. Ten tweede zorgde de ministeriële omwenteling voor een dramatische afname van daadkracht en zelfvertrouwen. In hoeverre dat een autonoom proces was of onder invloed stond van het algemene failliet van de maakbare samenleving en de roep om een terugtredende overheid, valt lastig te bepalen. Zeker is echter dat de verantwoordelijkheid en macht die het ministerie bereid was op te eisen zienderogen verminderde. Hoe minder robuust de overheid werd, hoe robuuster de dieren die ze wilde laten maken. De omvorming van het ministerie ging vergezeld van nieuwe toverspreu- ken als faciliteren, zelfregulering, controle op controle, uitbesteding van ver- antwoordelijkheden en ‘van zorgen voor naar zorgen dat’.210 Daar zat onge- twijfeld veel zinnigs in, maar in de praktijk was het vooral een teken van onmacht. Steeds duidelijker werd dat het ministerie zich had verstrikt in een razend ingewikkelde problematiek waaraan het zich niet wilde, durfde of kon ontworstelen anders dan te hopen op de uitkomsten van een nieuwe be- stuurskundige visie van postmoderne, soms zelfs esoterische snit waarin veel, zo niet alles afhing van technologische innovatie en partijen búíten de overheid. Kon van de maakbaarheidsideologie ten minste nog gezegd worden dat zij, naast het spectaculaire fiasco dat zij had veroorzaakt, spectaculair succesvol was geweest in het bereiken van haar doelen, de nieuwe ideologie Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 319

Lekker Dier 319

garandeerde geen enkel succes, maar was gefundeerd op onzekerheid.211 De constatering dat het maken van regeltjes en de handhaving daarvan ontoerei- kend was voor de complexiteit van het derde millennium mocht legitiem zijn, daarmee was allerminst duidelijk wat daarnaast of in plaats daarvan diende te gebeuren, hoe dat te realiseren viel en of het ministerie daarvoor de compe- tenties wel in huis had. Bovendien, onzekerheid en onvoorspelbaarheid mochten nieuwe kernwaarden zijn, één zekerheid leek de geschiedenis toch wel aan te leveren: je kon van de bio-industrie alles verwachten, maar niet dat zij uit zichzelf zou krimpen en naar opheffing ging streven. In dierenbeschermingskringen, waar weinig mededogen of begrip heer- ste voor de bestuurlijke worstelingen, wekten de nieuwe mantra’s bovenal er- gernis: eerst was onder strakke regie van een daadkrachtige overheid de bio- industrie uit de grond gestampt, maar nu die diende te worden afgebouwd zei diezelfde overheid dat zij niet de macht had dit voor elkaar te krijgen en dat verantwoordelijkheden elders lagen, bij de ondernemers of consumen- ten, of ‘van de hele samenleving’ waren. Vanuit dierenbeschermingsperspec- tief leek de zelfverklaarde nieuwe koers daarmee verdacht veel op een poging de status quo met nieuwe middelen te handhaven – of zelfs met oude, want ‘zelfregulering’ paste comfortabel in de corporatistische orde zoals de land- bouwwereld die na 1945 had geschapen, naar de rol van de productschappen bewees.212

Die verdenking werd gevoed doordat de overheid tegelijkertijd, via verschil- lende kanalen, ijverig dóórging met het stimuleren en subsidiëren van die- renindustriële productie en consumptie. Zo hoefden veehouders begin jaren 1990 een deel van de milieuschade die de bio-industrie veroorzaakte niet te betalen, maar kregen zij die juist vergoed – door de burger die via het drink- water die rekening voldeed.213 Omvangrijke schoolmelkprogramma’s werden door de Europese Unie niet in de lucht gehouden omdat die volksgezond- heidskundig waarde hadden – dat hadden zij voor zover bekend niet –, maar omdat zij in het economisch belang waren van vooral de Nederlandse zuivel- industrie. Een ondernemer die eind jaren 1990 het plan indiende voor het maken van ‘knabbelworst’, kreeg via de Investeringsregeling Markt en Con- currentiekracht een miljoen gulden bijgeschreven. Hij was geen uitzonde- ring. Het Nederlandse bedrijfsleven werd in de jaren 2000 gestimuleerd te investeren in bio-industriële projecten in voormalig Oostbloklanden, waarbij het feit dat dierenwelzijn daar ‘geen rol van betekenis’ speelde leek te worden gepresenteerd als aantrekkelijke randvoorwaarde. Acceleratie van de schaal- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 320

320 Deel v

vergroting in de vorm van megastallen kon rekenen op aanmoediging, onder meer door fiscale regelgeving. De privatisering van de roodvleeskeuring werd door de overheid betaald. Als producenten van rundvlees grootschalig recla- me maakten om de consumptie van hun waren te vergroten, dan deden zij dat goeddeels met geld van de Europese Unie. Bij diezelfde instantie pleitte Landbouwminister om ook gemeenschapsgeld ter beschik- king te stellen ter promotie van de consumptie van kippenvlees. Met succes: in 2007 trok de eu daar 2,9 miljoen euro voor uit. Het jaar erna kreeg de kalfsvleessector 2,8 miljoen euro om reclame te maken. Het waren bedragen die beduidend groter waren dan de totale inkomsten van een kwarteeuw Lek- ker Dier.214 Kort en goed, zeker, het subsidiebeleid veranderde op veel punten van karakter, zowel nationaal als Europees, maar bio-industriële productie en consumptie kon ook na de millenniumwisseling aanspraak blijven maken op overweldigende steun. ‘[L]ets [sic] beat the figures next year’ was het Ne- derlandse parool internationaal.215 Het Groene Front bestond in afgeslankte vorm nog steeds: de vaste Kamercommissie van Landbouw werd gedomi- neerd door boeren en boerenbelangen. Na 2002 waren boeren christen-de- mocratische Landbouwministers weer norm. In 2006 bedroegen alleen al marktmaatregelen en directe inkomenssteun aan de totale Nederlandse vee- teelt in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 723 miljoen euro.216 Dat dieren in dit miljoenencircuit alleen meetelden als zij werden ge- dood, was veelzeggend. Als een veehouder een koe, stier of kalf liet slachten, leverde hem dat premie op. Zo betaalden belastingplichtige burgers voor de dood van elk kalfje zo’n veertig euro. Omgekeerd ruimde de minister van Landbouw op haar begroting van 2008 als bewijs van het grote belang dat zij aan dierenwelzijn hechtte per productiedier een extra bedrag in van 1,3 euro- cent – vissen niet meegeteld.217

Het zichtbaar maken van de dieren in de arena van industrie, wetenschap en overheid bracht daarmee twee bewegingen op gang. Ten eerste, op het vlak van de inhoud, een telescopische. Waren in werkelijkheid ook niet-mense- lijke dieren verbonden met tal van kwesties, met milieu, ruimtelijke orde- ning, economie, met onderwijs, wetenschap en religie, met justitie, interna- tionale betrekkingen, mode en voeding, met welzijn, integriteit, recht en waarde, de politieke economie van het dierenwelzijn bracht dat terug tot één onderwerp, construeerde het als single issue. En abstraheerde daarbinnen ver- volgens verder, van individuen, van tijd, van dood; zuiverde het tot een set Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 321

Lekker Dier 321

technische parameters overbleef – die vervolgens, binnen nauw getrokken grenzen, tegen andere belangen werden afgewogen (en dan, bijna onvermij- delijk, het onderspit dolven). Tegelijkertijd was er, op het vlak van de verant- woordelijkheid, een omgekeerde beweging. Hoe dichter het web werd waarin de dieren waren verknoopt, hoe diffuser de macht om hen eruit los te halen. Verantwoordelijkheden werden grotendeels voorgesteld als onbepaald, alge- meen, gemeenschappelijk en konden vervolgens net zolang worden doorge- schoven tot zij nagenoeg waren verdampt.218 Wat ervan restte werd verder verstrooid over miljoenen burger-consumenten. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 322

Stemmen in de supermarkt

De kloof

Over één ding waren boeren en Lekker Dier het roerend eens: de burger-con- sumenten wisten hoegenaamd niets van hoe het voedsel dat zij tot zich na- men tot stand kwam. Maar anders dan de boeren kenden de mensen van Lek- ker Dier die onwetendheid uit eigen ervaring. Zoals Jelly Overmeer zich later zou herinneren was het een schok voor haar toen ze voor het eerst hoorde van de bio-industrie: ‘Ik wist daar helemaal níéts van, dat zoiets bestond maakte me woedend.’219 Vanuit die ervaring leek de oplossing, in theorie althans, vrij eenvoudig: informatie. Zíj waren veranderd door te leren over de bio-indu- strie. Waarom zou dat voor andere mensen anders zijn? Het was een idee waar geloof uit sprak in een louterende interactie tus- sen een verantwoordelijke burger en een transparante markt. Natuurlijk wil- de niemand dierenmishandeling bevorderen, natuurlijk hadden mensen graag wat meer geld over voor producten die onder diervriendelijker omstan- digheden tot stand kwamen. Onderzoek dat vanaf halverwege de jaren 1970 werd gedaan, bevestigde dit met tamelijk grote consistentie.220 Hetleekver- trouwen te geven in de klassiek liberaal-democratische grondslag van de bur- gerlijke maatschappij. De mens was, in elk geval in duidelijke meerderheid, een wezen dat autonoom en rationeel kon handelen en zijn of haar gedrag kon vormgeven volgens afgewogen morele keuzes. De praktijk weersprak het optimisme dat hierover bestond echter al snel. Desgevraagd bleven burgers in meerderheid antwoorden geven die als poli- tiek correct en sociaal wenselijk te boek stonden, maar in hun koopgedrag kwamen veeleer andere, economische waarden tot uitdrukking. Het gaf aan- leiding tot de constructie van een kloof tussen ‘de verantwoordelijke burger’ die oog had voor het algemeen belang en ‘de consument’ die, slaaf van de con- sumptiemaatschappij, alleen handelde op basis van eigen, kortetermijnvoor- deel. Het was overigens een kloof die verre van uniek was voor het probleem van het dier, maar die zich met eenzelfde hardnekkigheid openbaarde als het ging om artikelen uit sweat shops, om ‘fout hout’ of het zakendoen met ban- ken of pensioenfondsen die investeerden in de productie van clusterbommen en landmijnen. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 323

Lekker Dier 323

Natuurlijk, zoals gezegd, deels werd het verschil in waarden en gedrag gezocht in ontoereikende informatie, maar kon die informatie niet anders dan ontoereikend zijn?221 Maakte de explosie aan consumptieartikelen, de vergroting van de afstand tussen producent en consument en de technologi- sering van de producten het niet tot een onmogelijkheid om te winkelen vol- gens zelfs de meest basale normen? Een gemiddelde supermarkt bevatte zo’n 12.000 artikelen – hoe was daar het fijne van af te weten? Daarbij, de opvat- tingen liepen nogal uiteen over wat correcte en volledige informatie inhield. Het programma van de vleesindustrie was niet alleen aansprekend – goed- koop, veilig en lekker voedsel – er was bovendien een schier bodemloze kas om die aan de huisvrouw (m/v) te brengen. Lekker Dier kon daar weinig tegenoverstellen. Zelf verzamelde het weliswaar eindeloos veel informatie – het archiveerde vanaf de jaren 1980 relevante artikelen uit zo’n negentig kranten en vakbladen en vormde in het internetloze tijdperk een belangrijke vraagbaak voor de media (en soms het ministerie van Landbouw). Maar voor de verbreiding daarvan was de organisatie veelal afhankelijk van grillige free publicity. Bovendien had het een aanmerkelijk minder verleidelijke bood- schap. Informatievoorziening door andere partijen – supermarkten, het Voe- dingscentrum, de overheid – werd voorspelbaar beperkt en gestuurd door anders gerichte belangen.222 In die informatievoorziening was het concept ‘dierenwelzijn’ het meest beladen. Leken hadden daar over het algemeen veel minder vastomlijnde voorstellingen van dan veeboeren of wetenschappers. Globaal viel dierenwel- zijn voor hen samen zoals dieren ‘hoorden’ te leven: koeien hoorden in de wei; varkens hoorden een knollenveldje te hebben om in te wroeten plus een mod- derpoel; kippen hoorden onder leiding van een haan in de bosjes en het hak- hout aan de zoom van het boerenerf rond te scharrelen. Het waren beelden die boeren en wetenschappers geneigd waren enigszins raillerend als ‘nostalgi- sch’ of ‘romantisch’ af te serveren en inderdaad ontstegen ze zelden de voor- stellingen zoals die in onuitputtelijke hoeveelheden in kinderboeken werden gereproduceerd. Dat zulke wel zeer globale noties de nodige valkuilen her- bergden was niet verrassend.223 Niettemin, het punt van dergelijke lekenvoor- stellingen was veelal niet dat zij geen goed welzijn constitueerden, maar dat het manieren van ‘dierlijke productie’ waren die geen gelijke tred konden hou- den met het door en voor diezelfde leken ontwikkelde consumptiepatroon. In de loop van de jaren groeide het besef dat de beschikbaarheid van ade- quate informatie daarom niet het grootste probleem vormde. Het vergde mis- schien studie om e-nummers of de bedrijfspolitiek van multinationals als Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 324

324 Deel v

Cargill, Nestlé en Monsanto in het aankoopgedrag te verdisconteren, maar iedereen die vlees kocht wist dat hij of zij daarvoor dieren liet doden. En ieder- een die wilde, kon zich eenvoudig en meerzijdig van de bio-industriële pro- blematiek op de hoogte stellen. Niet zozeer het tekort of overload aan infor- matie vormde de crux, maar het willen. Veel consumenten wilden helemaal niet weten. Zoals een omnivore consument tijdens een onderzoek in op- dracht van het ministerie van Landbouw opmerkte: ‘Als je weet wat je echt eet, koop je het niet meer.’224 Veel mensen vonden vlees nu eenmaal lekker en dus hadden de dieren domweg pech. In sommige gevallen werd die houding bovendien geculti- veerd en in stelling gebracht tegen wat men beschouwde als moralistisch burgermansgepreek of ‘betutteling’. Niet alleen vlees was lekker, het was ook lekker te shockeren. Onverantwoordelijkheid, hedonisme, immoraliteit, ma- chismo en decadentie waren waarden waar je je in kon verlustigen.225 Die ten koste van dieren uitleven was daarbij een veilige optie, omdat binnen de wet op dat vlak veel mogelijk was en represailles onwaarschijnlijk waren. Afge- zien van deze laatste categorie consumenten – die de burger feitelijk failliet verklaarden –, gaf de kloof tussen burger en consument terdege aanleiding het consumentengedrag als hypocriet te gispen.226 Ook op dat punt vonden veehouders en Lekker Dier elkaar – net als de overheid die met enige gretig- heid burgerinitiatieven doorverwees naar ‘de consument’.

Context is everything

Niettemin, er was het nodige af te dingen op zowel het gemopper op de con- sument, het vergenoegen over de burger als op de schizofrenie tussen beide. Allereerst werd de figuur eenzijdig geïnterpreteerd. De verantwoordelijke burger was uitgangspunt en van daaruit kwam het oordeel dat van hem of haar een verantwoordelijke consumptie mocht worden verlangd. Het omge- keerde was echter veel waarschijnlijker: dat onverantwoordelijke consumptie van invloed was op het oordeel van de burger. Mensen waren dagelijks actief consument terwijl hun burgerschap een veel passiever karakter had. De de- mocratische praktijk wees al jaren uit dat burgers bij verkiezingen in belang- rijke mate stemden met hun portemonnee in plaats van met een afgewogen oordeel over het algemeen belang. Normen vloeiden evenzeer voort uit waar- den als uit herhaalde gedragingen en belangen. Op hun beurt werden die in niet onbelangrijke mate gevormd door de wijzen waarop de materiële wereld Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 325

Lekker Dier 325

was ingericht. En het eten van zekere diersoorten was daarin diep verankerd – wat de burgerbereidheid bepaalde praktijken voort te laten bestaan uiterst waarschijnlijk maakte. 227 In aansluiting daarop, maar deels met een tegengesteld effect, misken- de de figuur de contexten waarbinnen handelingen plaatsvonden. In een stemhokje waren financiële consequenties niet direct tastbaar. Stemmen ge- beurde bovendien in een sfeer van hooggestemde idealen over verantwoord burgerschap. Nog afgezien van wát iemand stemde, hoe gedreven door eigen- belang dat ook mocht zijn, de handeling van het stemmen zelf impliceerde al morele verantwoordelijkheid. Bij enquêtes, debatten of burgerplatforms speelde iets soortgelijks, waarbij deze daarnaast nog te kampen hadden met een vrijblijvendheid die sociaal wenselijke antwoorden stimuleerde. De su- permarkt daarentegen was tot in detail ingericht op eigenbelang en korte termijn. Elke keuze had er direct financiële gevolgen en bovendien was de supermarktervaring zo vormgegeven dat elke hint dat die keuzes ook moreel van aard waren, werd vermeden. In de supermarkt bestond geen goed en kwaad. In de supermarkt bestond, zo was de boodschap, alleen goed en beter – meestal in de gedaante van goedkoop.228

Anders gesteld, dit misnoegen over consumenten die niet als burger handel- den leek te leiden tot een ongewone voorstelling. Want de supermarkt – of het restaurant of de snackbar – was toch geen stemhokje? De supermarkt was markt, geen politiek. En volgens de liberale traditie waren dat gescheiden domeinen. Op de eerste speelden prijs en consumptievoorkeuren een rol, op de tweede politieke en ethische kwesties.229 Het agrarische idee dat de con- sumptie van bio-industriële producten daar een politieke en morele zegen aan gaven berustte in dit opzicht op een hopeloze verwarring tussen domei- nen. Het was de taak van de politiek de grenzen te trekken waarbinnen de markt functioneerde. Producenten dienden zich vervolgens aan de aan hen opgelegde regels te houden. Consumenten mochten er op hun beurt van uit- gaan dat zij niet hoefden te kiezen op grond van algemene moraal, maar moesten handelen uit eigenbelang. In die zin vormden morele consumptie- keuzes zelfs een onwenselijke inbreuk op het klassieke idee van de vrije markt. Veel economen en marketingdeskundigen wisten die dan ook niet an- ders te duiden dan in termen van (postmaterieel) eigenbelang. Biologisch vlees was volgens hen behalve een real good, ook een feel good – voor de consu- ment wel te verstaan, waarmee het dier van wie het vlees deel was geweest uit het zicht verdween. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 326

326 Deel v

De kloof tussen consument en burger was kortom niet overtuigend, maar het geheel vrijpleiten van de consument was dat evenmin. Hoe aantrek- kelijk en verstandig die heldere verdeling in domeinen van markt en politiek mocht zijn, zij had in werkelijkheid nooit bestaan – en als iemand daarvan kon getuigen, waren het vegetariërs. Zoals gezien geloofden veel van hen, met Felix Ortt, bovendien niet in realisering ervan. Volgens hun logica was ethische consumptie alleen mogelijk uit innerlijke overtuiging en werkten wetten slechts als daar algemeen draagvlak voor was. Maar was er algemeen draagvlak, dan waren wetten overbodig. Voor hen was kortom het persoonlij- ke al volledig politiek geweest, maar zij hadden verzuimd de politiek persoon- lijk te maken – en hadden het daarmee de buitenwereld wel erg gemakkelijk gemaakt.230 Acties van Lekker Dier om consumentengedrag te veranderen waren in dat opzicht niet nieuw, maar pragmatischer en minder naïef, ge- richt als ze tegelijkertijd waren op politieke partijen en overheid – juist om deze aan hun klassieke verantwoordelijkheid te houden.

Keuzevrijheid

Pragmatischer waren ze ook omdat ze zich niet vastlegden op de keus voor ve- getarisme, maar op de keus tegen de bio-industrie. Lekker Dier opende geen utopische vergezichten, droomde niet over de nieuwe mens, ontvouwde geen blauwdrukken tot overleving, maar vroeg de burger-consument niet veel meer dan voortaan het ‘martelkarbonaadje’ te laten staan. Vegetarisme werd daarbij aangeboden niet als gebod, maar als optie. Dat had als gevolg dat het recepten- boekje dat Lekker Dier in 1980 uitgaf weliswaar louter vegetarische recepten bevatte, 52 in totaal, maar onder de zeer bescheiden titel Eén dag per week vlees- loos. Vegetarisme kreeg zo betrekking op de afzonderlijke maaltijd, niet op een algemeen voedingsregime – ofschoon, uiteraard, de optelsom van afzonderlij- ke maaltijden zo’n voedingsregime kon opleveren. Wat opging voor dit recep- tenboekje, ging op voor alle recepten die Lekker Dier de wereld inzond: ze waren zonder uitzondering vegetarisch, maar zonder vegetarisme tot norm te verheffen; ze waren vegetarisch om de verheffing van vlees tot norm te be- strijden. De boodschappen ‘minder vlees’ en ‘vegetarisch’ werden daarmee in essentie hetzelfde, vertoonden geen principieel maar gradueel verschil. Tot zover deden zich weinig moeilijkheden voor. Anders werd het met het aanprijzen van niet-vegetarische alternatieven. Lekker Dier maakte zich ontegenzeggelijk sterk voor vlees dat onder minder dieronvriendelijker om- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 327

Lekker Dier 327

standigheden tot stand kwam – en daarmee op zijn minst per implicatie ook voor de consumptie van dat vlees. Aanvankelijk was dat voor de consument louter theorie omdat alle vlees bio-industrieel was. Met de komst van biolo- gisch vlees en scharrelvlees – mede door het ijveren van Lekker Dier – werd dat voor wie niet al te ver van een verkooppunt woonde, een reële optie. In consumententermen was dit in eerste instantie winst: het betekende een vergroting van de keuzemogelijkheden. Dat de Consumentenbond en het Centraal Bureau Levensmiddelen het concept van scharrelvlees onder- steunden was daarom niet meer dan logisch. Op het moment dat het schar- relvlees (of biologisch vlees) in de schappen lag veranderde echter de allian- tie. Want wat Lekker Dier betreft moest dit vlees het bio-industriële vlees uiteindelijk verdringen. Het pleitte in tweede instantie voor keuzeverminde- ring. En dat was geen populair signaal.231 Organisaties als de Consumenten- bond waren geneigd hierin een inbreuk te zien op de door haar gehuldigde li- berale principes, en daarin wisten ze zich door veel consumenten gesteund. Lekker Dier was – uiteraard – een exact diametrale mening toegedaan. Niet het afschaffen van de bio-industriële keuze was een beknotting van de individuele vrijheid, maar de bio-industrie zélf. Die belichaamde het tegen- deel van het liberale ideaal: dieren beschikten er zelfs niet over de vrijheid zich op normale wijze te bewegen. De Consumentenbond en Lekker Dier deelden kortom de fundamentele opvatting dat binnen de liberale staat de vrijheid van het individu reikt tót het punt waar het de vrijheid van anderen aantast, maar verschilden – even fundamenteel – over de vraag welke groep van die opvatting mocht profiteren. De Consumentenbond was er als vanzelf- sprekend van uitgegaan dat dit genoegen louter aan mensen toekwam, Lek- ker Dier keerde zich tegen dit speciesisme en wilde die kring zo uitbreiden dat andere dieren er eveneens binnen konden vallen, al moesten daar, uit pragmatiek, nog tal van beperkingen en compromissen voor worden geac- cepteerd.

Tussen compromis en corruptie

Deels accepteerde men die restricties en compromissen ook werkelijk zelf. Mensen van Lekker Dier waren vegetariër, maar zoals verreweg de meeste vegetariërs, gebruikten zij bijna zonder uitzondering zuivel en eieren. Hun pleidooi voor scharreleieren en biologische melk was kortom consistent met hun gedrag. Het ijveren voor scharrelvlees, hoe legitiem misschien ook, Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 328

328 Deel v

bracht echter onvermijdelijk een zekere mate van zelfverloochening met zich mee. Kon deze oxymoron van scharrelvleesbevorderende vegetariërs aan con- sumenten meestal nog wel worden uitgelegd, bij boeren hoefde je daar door- gaans niet mee aan te komen. Tegenover hen ontkenden Lekker Diermede- werkers soms vegetariër te zijn. Deze bijzondere vorm van corruptie had zowel intern als extern gevol- gen. Intern omdat mensen die zich aanmeldden als medewerker niet langer per se als vegetariër door het leven gingen. De organisatie veranderde daar- mee in een richting waar boodschap en persoonlijk gedrag meer op één lijn konden komen te liggen, maar tegelijkertijd leverde het erosiegevaar op voor de missie. Duidelijke verschillen van inzicht binnen de organisatie waren voor een stabiele koers niet bevorderlijk – en sowieso: hoe geloofwaardig was eigenlijk een dierenbeschermer die dieren liet doden ter eigen genot? Extern betekende promotie van alternatieve vormen van veeteelt het risico van legiti- matie, sanctionering en reïficatie van dierenexploitatie as such.232 De meeste consumenten hoorden graag de boodschap dat scharrelvarkensvlees goed was – liever dan dat zij openstonden voor de informatie dat ook scharrelvar- kens met allerlei welzijnsproblemen kampten en de productie van hun licha- men niet meer was dan een eerste stap op een lange weg. Voor de mythe van het ‘gelukkige scharrelvlees’ was bovendien groter support te mobiliseren – en meer middelen. Voor of tegen: vlees was hoe dan ook emotie. Daarmee was het kortom een verre van ondenkbeeldig gevaar dat kleine verbeteringen uiteindelijk substantiële verbeteringen vertraagden of zelfs geheel frustreer- den. Net zo goed overigens als een streven naar grote verbeteringen het ge- vaar liep uiteindelijk zelfs geen kleine verbeteringen op te leveren. Ambiva- lenties waren onuitroeibaar. Ambivalent en corrumperend was bovendien de ervaring dat mensen eerder tot gedragsverandering genegen waren uit egoïsme dan uit altruïsme. Voor Upton Sinclair was dat een enigszins bittere les geweest. Waar hij in zijn geruchtmakende roman The Jungle (1906) het miserabele lot van arme immi- grantenwerkers in de slachthuizen van Chicago aan de orde had willen stel- len (en via hen, zo valt het boek te lezen, tevens dat van varkens), oogstte zijn boek vooral verontwaardiging – en overheidsmaatregelen – vanwege de onhy- giënische vleesproductie. ‘I aimed for the public’s heart,’ schreef hij naar aan- leiding daarvan, ‘and by accident I hit it in the stomach.’233 Dit was echter ook een mechanisme dat kon worden uitgebuit. Een niet onbelangrijk deel van het succes van Ruth Harrison kwam er ongetwijfeld uit voort dat zij in Ani- mal Machines ampel verslag deed van de medische kunstgrepen die de bio- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 329

Lekker Dier 329

industrie toepaste om zo snel en goedkoop mogelijk te kunnen produceren. Daarbij wees zij met name op de risico’s van het antibiotica- en hormoonge- bruik. ‘Het eten van vlees is gevaarlijk geworden,’ luidde haar conclusie, waarmee zij bedoelde dat vlees eten nu ook voor mensen onaangename con- sequenties kon hebben.234 Ook Lekker Dier stak deze boodschap niet onder stoelen of banken getuige slogans als ‘Varkenslap: gevaarlijke hap’ of ‘Vlees... daar zit wat in!’235

De nieuwe vegetariër

Toch vormde, bovenstaande ten spijt, het lot van de dieren in de bio-industrie de belangrijkste drijvende kracht achter het omvormen van voedselkeuzes met betrekking tot vlees.236 De relatief sterke groei van het aantal vegetariërs vanaf de jaren 1970 had, zoals in het vorige deel aan de orde gekomen, diver- se oorzaken, maar dieren stonden voorop, zeker op termijn, en informatiebe- middeling door organisaties als Lekker Dier had hierin een belangrijk aan- deel. Daarmee deed een nieuw type vegetariër zijn intrede, de vegetariër die geen bezwaar maakte tegen exploitatie en doden van dieren voor voedsel, maar voor wie de wijze waarop dat gebeurde reden voor een vleesboycot was. En vanaf dat punt waren verschillende routes mogelijk. Met de beschik- baarheid van scharrelvlees en biologisch vlees konden deze vegetariërs van- af de jaren 1980 weer tot de vleespotten terugkeren, afhankelijk van hun be- oordeling van de mate waarin de dieren die daarvoor werden gehouden wél een ‘dierwaardig’ bestaan hadden gehad. Tegelijkertijd konden bezwaren te- gen de bio-industrie tevens opstap zijn naar het in twijfel trekken van de principiële rechtvaardigingsgrond van het doden van dieren voor menselijk voedsel.237 De groei van het aantal vegetariërs verhinderde overigens niet dat aan- vankelijk de consumptie van dierlijke voedingsmiddelen bleef stijgen. Pas in de jaren 1980 vlakte die af – om na de millenniumwisseling zelfs licht te dalen.238 De status van vlees als dalend cultuurgoed werd begin jaren 1990 bekrachtigd toen het meeste vlees werd geconsumeerd door dat deel van de menselijke samenleving met de laagste inkomens. Tien jaar later waren er trouwens aanwijzingen dat ook het vleesminderen de lagere inkomensgroe- pen ging bereiken. In een ‘representatieve steekproef’ gehouden door onder- zoeksbureau Survey@ gaf 46 procent van de respondenten in de laagste in- komensgroep aan in de voorgaande jaren minder vlees te zijn gaan eten en Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 330

330 Deel v

nog eens drie procent was vegetariër geworden. In deze groep zei twee pro- cent meer vlees te zijn gaan eten. Ter vergelijking, in de hoogste inkomens- groep gaf 47 procent aan minder vlees te eten en zes procent meer. Een pro- cent was hier recent met vlees eten gestopt.239

Scharreleinde

Veel groter dan de boycot van vlees of de overstap naar scharrelvlees was de verandering van het consumentengedrag ten aanzien van eieren. Het was te- vens schoolvoorbeeld van hoe moeizaam en dubbelzinnig de weg naar een diervriendelijker wereld was. Als succes was het scharrelei namelijk zeer be- trekkelijk. Weliswaar schakelden steeds meer mensen van batterij-eieren over op scharrel, maar doorgaans slechts voor zover het stuksverpakkingen betrof – en dan nog goeddeels omdat stuksverpakkingen met batterijeieren gaandeweg uit het supermarktassortiment verdwenen. Zodra echter eieren waren verwerkt in gebak, broodbeleg, snoepgoed, kant-en-klaarmaaltijden of shampoo bleef men in gezegende onwetendheid de legbatterij steunen. Bo- vendien betekende een overstap naar scharrel niet automatisch een vermin- dering van eierenconsumptie en, meest cru, was ook het lot van de scharrel- kippen niet erg benijdenswaardig. Dat bleek al snel na de introductie. Pluimveehouders ontdekten dat de scharrelkippen na hun ‘diensttijd’ verkocht konden worden aan Italië. Daar konden ze, na een hongertijd ter forcering van de rui, nog een extra legperio- de mee ... in de legbatterij. Voor Lekker Dier was dat reden om aanvankelijk zeer argwanend tegenover de scharreleieren te staan. Het Scharreleierenbe- sluit van 1978 deed daar weinig afbreuk aan. De eisen die daarin waren gefor- muleerd waren niet bepaald een waarborg voor een prettig kippenbestaan.240 Ondanks die tamelijk marginale welzijnswinst zette Lekker Dier vanaf mid- den jaren 1980 toch in op het scharrelei. Voor die lijn was ongetwijfeld veel te zeggen, maar tegelijkertijd zat er een onaangenaam grote dosis waarheid in de constatering, in later jaren gedaan op een bijeenkomst op het ministerie van Landbouw, dat ‘alle eierdozen liegen’. Als er één symbool was van wat op het gebied van dierenbescherming en consumentengedrag in twintigste- eeuws Nederland te bereiken viel, was dat inderdaad het scharrelei.

Op de Flevohof waren ook die zogeheten scharrelkippen inmiddels niet meer te bezichtigen. Na een veelbelovend begin was de onderneming zakelijk ge- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 331

Lekker Dier 331

zien weinig florissant gebleken. Om bezoekers te binden was steeds meer de nadruk komen te liggen op leuke attracties in plaats van veelal minder leuke educatie. Bijgevolg was de kritiek steeds gegronder dat de Flevohof niet het ware gezicht van de agrarische sector toonde. Lekker Dier was er een regel- matige gast om daar de aandacht op te vestigen. Had in 1971 het tonen van de bio-industrie door de Flevohof aan de oprichting van Lekker Dier de aanzet gegeven, zestien jaar later daagde Lekker Dier het themapark uit onder het motto ‘toon de bio-industrie’.241 Het zou de laatste Lekker Dieractie op die plek zijn. Een paar jaar later sloot de Flevohof voorgoed haar poort en werd opgevolgd door een pretpark. Directeur Piet Steltman bleef directeur, maar dan van de Dierenbescher- ming. Had zijn werk eruit bestaan de bio-industrie aan het zicht te onttrek- ken, nu was zijn opdracht die daadwerkelijk te doen verdwijnen. Hoewel de Dierenbescherming zich inmiddels verdienstelijk maakte als het aankwam op de promotie van scharrelproducten, boekte hij op dat vlak geen vooruit- gang.242 Net zomin als Lekker Dier dat in de jaren 1990 deed. Het spraakma- kende van de ludieke acties was er inmiddels wel af, van het team dat Lekker Dier begin jaren 1980 sterk had gemaakt was niemand meer over, personele problemen stapelden zich op en pogingen tot een nieuwe koers – ‘je bent wat je eet’ – sloegen niet echt aan, ook al omdat het aan duidelijke leiding en stra- tegische visie ontbrak. Lekker Dier wist zijn bestaan iets langer te rekken dan de Flevohof, maar het bestuur maakte ten slotte in 1997 bekend de actiegroep op te heffen en voortaan als halfslapende stichting door te gaan, zich beper- kend tot het verstrekken van subsidies aan organisaties die meer daadkracht zouden kunnen ontwikkelen.243 Het donateursbestand verhuisde naar de ve- getariërsbond, waarmee de cirkel zich sloot. Lekker Dier had een kwarteeuw lang geprobeerd de deuren van de bio-in- dustrie open te zetten om te laten zien wat zich daarachter afspeelde. Mede daardoor was het geloof afgekalfd dat dieren goederen waren die een moder- ne, welvarende maatschappij in de grootst mogelijke aantallen diende te pro- duceren en te verbruiken. Mede daardoor was ‘dierenwelzijn’ op diverse agenda’s komen te staan en toonde een groeiende groep mensen dat het uit- maakte hoe je je dagelijkse eetpraktijk invulling gaf. Echter, hoeveel miljoe- nen dierenlevens dat ook had gebaat, het verbleekte bij de aantallen die onge- zien waren gebleven. Alle inspanningen ten spijt, de meeste mensen hadden toch niet werkelijk willen of durven kijken – of zagen, wie weet, oprecht iets anders. Hadden boeren, wetenschappers en overheid zich krachteloos ge- toond het lot van de dieren daadwerkelijk te verbeteren, ook het einde van Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 332

332 Deel v

Lekker Dier was derhalve voor alles een teken van die onmacht. Het was een onmacht van waaruit, zoals zal blijken, ondertussen ook naar andere, gevaar- lijker wegen was gezocht. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 333

Deel vi Recht aka terreur Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 334 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 335

Vuur

Op 10 september 1996 diende voor de arrondisementsrechtbank in Alkmaar een opmerkelijke zaak. De tenlastelegging tegen de twee jongemannen die terechtstonden sprong weliswaar naar de maatstaven van de dagelijkse prak- tijk van het strafrecht niet al te zeer in het oog – meervoudige brandstich- ting –, maar het motief daarvoor was beslist uitzonderlijk te noemen. Het riep bovendien allerlei netelige vragen op. Doelwit van de aanslagen waren slagerijen en vrachtwagens van de vlees- industrie geweest. Het was eind maart 1995 begonnen toen in Den Helder een koelvrieswagen uitbrandde. Bij een slager daar in de buurt was boven- dien benzine door de brievenbus gegooid en ontstoken met een rotje. Door- dat het vuur uit zichzelf doofde was dat voor de mensen die boven de winkel lagen te slapen letterlijk met een sisser afgelopen. Meer brandstichtingen – of pogingen daartoe – volgden. En niet alleen in Den Helder. In Heerhugowaard mislukte in juni een aanslag op een islamitische slagerij, in Haarlem ging in oktober een vrachtwagen in vlammen op, enkele busjes van een vleeswaren- fabriek in Amstelveen waren op 5 november hetzelfde lot beschoren. Later die maand was een bedrijf in Leiden aan de beurt, vlak voor kerst een in Oost- zaan. Begin 1996 ontsnapte de Hot Dog King in Halfweg ternauwernood aan brand, terwijl in Castricum twee vrachtwagens van een groothandel in ‘wild en gevogelte’ in vlammen opgingen. In de nacht van 24 op 25 februari werd in Schiedam een slachthuis deels in as gelegd.1 Bleef bij die laatste brand enige onzekerheid bestaan over de vraag of brandstichting werkelijk de oorzaak was, over de reden van de frequente de- licten heerste geen twijfels. De brandstichtingen gingen namelijk telkens gepaard met leuzen – gekalkt op muren of aangebracht op stickers of papier. ‘Vlees is moord’, ‘Dieren zijn weerloos’, ‘We hopen dat jullie in je vlees stik- ken’ of: ‘Je vreet je eigen huisdieren toch ook niet op?’ Bovendien werden ze doorgaans trouw per telefoon of brief opgeëist voor rekening van Right Ani- mal Treatment of Animal Justice Front. Kortom, de acties die de beklaagden Frank Kocera en Erik van der Laan hadden gepleegd, waren een zelfbewust onderdeel van een illegaal verzet tegen een samenleving waarin dieren door mensen in het leven worden geroepen om gedood en opgegeten te worden. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 336

336 Deel vi

Het was onmiskenbaar, Kocera en Van der Laan hadden zich schuldig ge- maakt aan vegetarische brandstichting. Het contrast met de beleefde weigering vlees te eten van Domela Nieu- wenhuis, met de keurige brochures van aristocraat Felix Ortt, de door en door fatsoenlijke kookboeken van Martine Wittop Koning, de alternatieve respec- tabiliteit van de Pomona’s, de vrolijke kabouterwinkels en de ludieke acties van Lekker Dier was groot. Toch viel niet te ontkennen dat ook dit gebeurde in naam van soortgelijke ethische opvattingen als die zich in Nederland vanaf het eind van de negentiende eeuw hadden ontwikkeld. De revolutionaire aard van vegetarisme, die zich in de loop der tijd in meer of mindere mate had ge- manifesteerd, die in wisselende intensiteit was beleefd en gepraktiseerd, werd nu wérkelijk op scherp gesteld.

Daarmee is niet gezegd dat illegale dierenbeschermingsacties niet eerder plaatsvonden. Ongetwijfeld bestaat er een eeuwenoude traditie, of beter ge- zegd, is er in de loop der de tijd een verzameling losse incidenten samen te stellen van onwettige daden ten behoeve van dieren. Zeker in gedachten zal de wet vele malen zijn overtreden, wat valt op te maken uit toneelstukken, verhalen en romans waarin voor dieren in de bres wordt gesprongen op een wijze die niet volgens het officiële boekje is.2 Hoe vaak de verbeelding ook in daden vertaling vond, valt onmogelijk na te gaan. Veel zal ongeregistreerd zijn gebleven. Soms stuit je min of meer toevallig op een bericht, zoals dat in Het Vrije Volk, najaar 1967, over een nertsenboer bij wie, door toedoen van onbekenden, vierhonderd nertsen waren ontsnapt. ‘Moordenaars’ foeterde de nertsenhouder op de nertsen die nu de buurt onveilig zouden maken. ‘Wie is nu de moordenaar?’ vroeg de journalist zich af.3 Een gemeenschappelijk gezicht hadden dergelijke individuele acties echter niet, laat staan dat het als beweging was aan te merken.

Dat veranderde in de jaren 1970, in Engeland. Al sinds 1963 was daar de Hunt Saboteurs Association (hsa) actief, een organisatie die jachtpartijen verstoorde door jachthonden te voeren, valse geursporen uit te zetten, met jachthoorns misleidende signalen te geven en blokkades op te werpen. Opval- lend daarbij: een groot deel van de leden was afkomstig uit de arbeiders- klasse. Was dierenbescherming tot dan toe overwegend iets geweest van middenklasse en hogere klassen die hun eigen of lagere standen wilden be- schaven, nu waren de kaarten ten dele omgekeerd geschud – wat wellicht enige verklaring biedt voor de nieuwe actiestijl.4 Maar hoe kon het in het Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 337

Recht aka terreur 337

land van Newton anders, actie was reactie: hoe effectiever en grootschaliger de hsa werd – en hoe irritanter vanuit jagersperspectief bezien – hoe groter de kans werd dat jachtliefhebbers terugsloegen. Letterlijk. Vanaf 1964 stapel- den incidenten zich op waarbij jagers actievoerders mishandelden met stok- ken en zwepen, bedreigden met bijlen of auto’s en andere zaken vernielden. Hoewel volgens de rechter actievoerders van de hsa regelmatig de gren- zen van de wet overtraden, was het uitgangspunt van de jachtsaboteurs in principe daarbinnen te blijven. De oprichter van de hsa-afdeling Luton, de rechtenstudent Ronnie Lee, concludeerde dat een dergelijke houding, gege- ven het krachtenveld, niet anders dan tekort kon schieten. De hsa wist welis- waar levens te redden, maar de jacht vond nog steeds plaats en veroorzaakte, ook als zij geen dodelijke afloop kende, een aanzienlijke mate van verstoring en stress.5 Er diende daarom voor te worden gezorgd dat de jacht überhaupt niet plaats kon vinden. In 1972 kwam Lee met een nieuwe actiegroep: the Band of Mercy. De invalshoek die de leden voorstonden was een ‘not-strictly legal ap- proach to saving lives’, zoals een sympathiserende chroniqueur het later uit- drukte. In de praktijk betekende dat aanvankelijk dat de auto’s die de jagers naar de plek des onheils moesten vervoeren onklaar werden gemaakt – door zand in benzinetanks te gooien, sloten dicht te lijmen of banden lek te steken. Om duidelijk te maken dat het hier ging om zoiets nobels als ‘active compas- sion’ en niet om vulgair vandalisme – begrijpelijkerwijs was men bezorgd dat niet voor iedereen dat onderscheid even duidelijk zou zijn –, gingen de ver- nielingen vergezeld van een schriftelijke verklaring waarin de motieven geëxpliciteerd stonden. Eind 1973 verbreedde het actieterrein zich. Naast de jacht kwam de dierproefindustrie onder vuur te liggen – en niet louter in fi- guurlijke zin. Een onderzoekslaboratorium in aanbouw van Hoechst Phar- maceuticals in Milton Keynes liep beduidende brandschade op. Behalve dat daarmee duidelijk werd dat elke vorm van dierenexploitatie voortaan een po- tentieel doelwit was, toonde deze gebeurtenis tevens dat brandstichting tot de serieuze opties ging behoren – iets dat het jaar erna werd bevestigd toen een boot van zeehondenjagers in Norfolk in vlammen opging. Niet veel later werd het actierepertoire opnieuw uitgebreid, ditmaal met een instrument dat veel mediagenieker zou blijken te zijn. Bandleden braken in op een fokkerij van proefdieren in Wiltshire en namen een aantal cavia’s mee. De term ‘animal liberation’, in hetzelfde jaar in omloop gebracht door Peter Singer, kreeg hierdoor, naast een filosofische inhoud, een uitdrukkings- vorm waarover weliswaar verschillend kon worden gedacht, maar waarvan Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 338

338 Deel vi

de concreetheid boven elke twijfel verheven was. En, niet verbazingwekkend, daarin bleek een grote aantrekkingskracht te schuilen. Onderkenning hier- van bracht Ronnie Lee ertoe in 1976, nadat hij twee jaar gevangenisstraf had uitgezeten vanwege zijn illegale activisme, zijn groep te voorzien van een nieuwe vlag die de revolutionaire lading beter dekte. Het Animal Liberation Front was een feit. In Engeland roerde dat zich met het bevrijden van dieren uit laboratoria en de bio-industrie, maar ook daarbuiten liet het van zich horen. In de Ver- enigde Staten bijvoorbeeld wist het Animal Liberation Front in de jaren 1980 door inbraken in dierproefcentra een aantal geruchtmakende schandalen te veroorzaken. Zo werd een proefdierlaboratorium van de University of Penn- sylvania gesloten nadat door activisten gestolen filmbeelden onthulden hoe de onderzoekers met onmiskenbaar plezier apen vernederden en zware ver- wondingen toebrachten.6 Het Riverside laboratorium van de University of California overkwam iets soortgelijks. Acht van de zeventien projecten wer- den stopgezet als gevolg van het naar buiten brengen van beelden van het babyaapje Britches dat met dichtgenaaide ogen in isolatie gevangen zat om- wille van een experiment naar het effect van visuele deprivatie. Behalve naar de Verenigde Staten exporteerde het Animal Liberation Front zich naar Canada, Frankrijk, Duitsland, Zweden, Denemarken, Australië, Rusland, Ier- land, België, Finland, Nieuw-Zeeland, Spanje, Oostenrijk, Zwitserland en nog een reeks andere landen – waaronder dus ook Nederland.

Met hun acties riepen Kocera, Van der Laan en hun partners in crime een merkwaardige spiegelwereld op. Recht werd daarin krom en omgekeerd. De actoren transformeerden er van eerzame huisvaders tot moordenaars, van gezagsdragers tot misdadigers, van daders tot slachtoffers, van terroristen tot verzetshelden. Tegelijkertijd bleven ze, voor wie toekeek, hun aanvankelijke gedaante houden – een dubbelzinnigheid vergelijkbaar met die van een ge- tekende kubus die zowel hol als bol kan schijnen. Het verhaal over dit ille- gale activisme valt daarmee uiteen in twee verhalen: het ene verteld door ‘de officiële wereld’ – ministers, Kamerleden, politie, inlichtingendiensten, landbouworganisaties, agrariërs –, het andere verteld door een wereld tegen de keer. Het waren verhalen die elkaar opriepen, die steeds onverzoenlijker tegenover elkaar kwamen te staan, maar die beide een ondeelbare werkelijk- heid kneedden waar behalve mensen ontelbare andere dieren deel van uit- maakten. De paradox daarvan was dat hoe groter de inzet en de onverzoen- lijkheid, des te meer die dieren naar de achtergrond verdwenen. De impact Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 339

Recht aka terreur 339

van het illegale activisme op hun leven werd daarmee na verloop van tijd als- maar dubieuzer – alsof het geweld, op welks uitbanning alle streven was ge- richt, steeds meer volhardde en zich hooguit nog kon verplaatsen. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 340

Ontsporing & opsporing

‘Comfortabeler dan waar ook ter wereld’

De officiële wereld beschouwde haar verhaal over de exploitatie van dieren doorgaans als vanzelfsprekend – en zweeg er daarom over. Acties zoals die van het Right Animal Treatment, Animal Justice Front en, meest frequent en bekend, het Dierenbevrijdingsfront (dbf), noopten er echter toe het toch te vertellen: het waren evenzovele beschuldigingen die moesten worden weer- legd. Zelfsanctioneringen dienden daartoe opeens te worden geëxpliciteerd; verborgen premissen benoemd, cognitieve dissonanties gladgestreken. Bij de allereerste officiële actie van het Dierenbevrijdingsfront werd dit meteen dui- delijk.7 Met kerst 1979 namen onbekenden uit het Centraal Instituut voor voedingsonderzoek van tno heimelijk twaalf beagles mee die daar vastzaten om op te experimenteren. Uit naam van het ‘Dierenbevrijdingsfront’ werd de actie geclaimd met een persbericht dat door een groot aantal media werd overgenomen. ‘We wilden niet militant overkomen,’ zou organisatrice Henny Velthorst later verklaren.8 Ze liet daarom bericht achter van het hoe en waarom. Niette- min kon tno er begrijpelijkerwijs geen waardering voor opbrengen. Nog niet eerder geconfronteerd geweest met een dergelijke situatie, reageerde het bovendien niet op de meest overtuigende manier. Het ergste was, zo verklaar- de een woedende tno-directeur Krol in De Telegraaf, dat de honden zélf de dupe dreigden te worden van deze actie. Hij eiste ze daarom op hoge toon terug. Een dag later deed adjunct-directeur Kroes van tno-civo daar nog een schepje bovenop. ‘Ze zitten bij ons comfortabeler dan waar ook ter wereld,’ zo zei hij in dezelfde krant. Weer een dag later bracht Krol dat tot iets reëlere proporties terug. Hij gaf toe dat de honden bij tno langzaam vergiftigd wer- den – ‘een fatale dosis van een bepaalde stof krijgen toegediend’ –, maar bleef overigens stug de stelling verdedigen dat de honden bij tno goed zaten. De bijgeplaatste foto van twee hondjes in een krappe, kale kooi die De Telegraaf- lezers met hun donkere hondenogen aankeken, hun voorpootje door de tra- lies stekend, schreeuwde het tegendeel. Toch was, zoals gezien, zelflegitimatie pas werkelijk prangend bij legale actie. Want bij illegale actie werden de getroffenen vrijwel automatisch gecast Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 341

Recht aka terreur 341

in de rol van slachtoffer. En hoe harder de actie werd, hoe groter het slacht- offerschap – hoe kleiner vervolgens de noodzaak tot zelfrechtvaardiging. Was de directeur van tno nog in een moeilijk parket gebracht, de slager in Den Helder die in 1996 getroffen werd door brandstichting hoefde zich geen mo- ment werkelijk te verdedigen. Zijn relaas, zoals dat telkens, met slechts klei- ne variaties verteld zou worden, was dat van een eerlijke ondernemer die zich keurig aan de regels hield en willekeurig mikpunt was geworden van onver- antwoordelijke en onmaatschappelijke gekken.9 Dat was een sterk verhaal, voor iedereen begrijpelijk en bovendien veelal oprecht – ofschoon soms wel eens iemand waagde eraan te twijfelen. Interessanter was daarom hoe autoriteiten op het illegale dierenactivis- me reageerden. Een staat die zichzelf beschouwt als rechtsstaat kan geen eigenrichting dulden. Aan de inlichtingen- en opsporingsdiensten was het kortom de taak een oplossing te bieden, of althans, het probleem tot een van- uit bestuurlijk oogpunt aanvaardbaar niveau terug te dringen. Waar dat ni- veau lag, in hoeverre vergroting van de opsporingsbevoegdheden en de inzet van publieke middelen gerechtvaardigd waren in verhouding tot de bedrei- ging van de maatschappelijke orde, kon uiteraard onderwerp van debat zijn. Evenzeer voor de hand lag dat de uitkomst daarvan aan verandering onderhe- vig was. De frequentie en ernst van de acties waren daar van invloed op, even- als de druk die de dierenindustrie vooral via hun vertegenwoordigers in de politiek kon uitoefenen.

Het probleem

Met de bevrijding van de beagles uit het tno-laboratorium werd voor het eerst duidelijk dat er überhaupt sprake kon zijn van een probleem. De mogelijk- heid dat het ging om louter een ludieke actie die opgelost kon worden met het terugbezorgen van de dieren, wees Velthorst resoluut van de hand. ‘Wij hou- den de hondjes, ze zijn goed verzorgd en ze gaan niet terug.’10 Maar belang- rijker was dat het Dierenbevrijdingsfront vervolgactie aankondigde: ‘Niet al- leen de laboratoria zullen het moeten ontgelden, maar ook bontwinkels en de bio-industrie.’ Het Dierenbevrijdingsfront stond op de kaart. Want de aangekondigde vervolgactie bleef niet uit. Meestal volgens het- zelfde recept: het bevrijden van individuele dieren die vervolgens net als de beagles veelal naar opvangadressen werden gebracht. In 1980 redde het dbf kippen uit een legbatterij in Best, evenals katten uit, alweer, het laboratorium Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 342

342 Deel vi

van tno in Zeist. Twee jaar later werden ook katten bevrijd uit de dependance van tno in Soesterberg. Tussendoor waren op diverse plekken nertsen en vos- sen ontzet én, geruchtmakend, bij Tweede Kamerlid boer Koekoek verwaar- loosde pony’s meegenomen.11 Voor zover valt na te gaan konden de acties, behalve bij de direct gedu- peerden, op brede maatschappelijke sympathie rekenen. Of in elk geval: niet op afkeuring. Prominenten als schrijver-schilder Jan Cremer en voormalig president van de Amsterdamse rechtbank W.J. Borgerhoff Mulder spraken openlijk, zij het in verschillend vocabulaire, hun sympathie uit voor de ac- ties.12 Het verhaal wil zelfs dat staatssecretaris van vws, Joop van der Reijden leden van het front liet tippen over onderzoek dat naar hen liep. Dat het bo- vengrondse gezicht van het bevrijdingsfront uitgerekend een dominee werd, accentueerde de wetenschap dat er iets hogers gold dan de nationale wetge- ving. Hans Bouma, want om hem ging het, was al actief geweest in de vegeta- riërsbond en in de Ekologische Beweging. Ook zijn schrijversleven van vele, vooral met gedichten en gedachten gevulde boekjes was al op stoom geko- men, met uitgaven als Een dier kan duizendmaal sterven: protesten tegen de bio- industrie, De aarde is er ook nog en Geef om de natuur. Zijn woordvoerderschap was in dit opzicht niet zo verrassend; en het verschijnsel dat juist dominees steun betuigden aan burgerlijke ongehoorzaamheid evenmin nieuw. Bähler was zeker niet de enige voorganger van Bouma. Maar lang duurde deze situatie niet. Najaar 1982 vond de tweede poging tot brandstichting plaats die verband hield met het Dierenbevrijdingsfront. Doelwit was niet een object van de dierenindustrie, zoals eerder dat jaar in Ede toen een voedertoetsbedrijf voor pelsdieren was getroffen, maar de pas- torie in Noordeloos, Bouma’s woning. De dierenhouders betaalden met ge- lijke munt terug. Nadat bij een actie van het Dierenbevrijdingsfront honder- den vossen met verf waren bespoten – in navolging van de succesvolle acties van Greenpeace tegen de zeehondenjacht –, voegden zich daar telefonische bedreigingen aan het adres van Bouma aan toe. Het animo het woordvoerder- schap voort te zetten, zal dit niet hebben bevorderd, maar in een krantenin- terview gaf Bouma ook een andere reden aan: ‘Ik ben zelf ook niet zo geluk- kig met de eskalatie van de acties. De diskussies gaan nu meer over de methoden dan over wat het Dierenbevrijdingsfront ter discussie wil stellen; de waanzin van de bio-industrie.’13 Al begin jaren 1980 kortom, meest duidelijk met voornoemde brand- stichting in Ede, breidde het type actie zich incidenteel uit naar vormen die de autoriteiten meer zorgen gingen baren. En bovendien: die moeilijker aan een Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 343

Recht aka terreur 343

groot publiek te verkopen waren – en die daarmee het gevaar in zich herberg- den van contraproductiviteit. In navolgende jaren bleef weliswaar het accent liggen op bevrijdingsacties van dieren, maar die werden afgewisseld met an- dere acties: sabotage.14 De eerste daarvan was het afbreken van de hindernis- baan van de beruchte Military in Boekelo, waar regelmatig paarden de dood in werden gejaagd. De tweede was de al genoemde brandstichting, de derde de diefstal en vernieling van geweien op een trofeeënshow in Vorden. De va- riëteit van dergelijke niet-bevrijdingsacties, zowel wat doelwitten als metho- den betreft, bleek daarmee nog lang niet uitgeput.15 En elke nieuwe methode kon de belofte inhouden van de overschrijding van een nieuwe grens. De kerstactie van 1983 was daarvan een goed voorbeeld. Het Dierenbe- vrijdingsfront stuurde in het kader hiervan een brief aan het ministerie van Volksgezondheid, het nos Journaal en het anp met het bericht dat zij in ver- schillende steden in supermarkten dode kalkoenen, kippen en konijnen had ingespoten met strychnine – zodat de kerstdis voor alle partijen dodelijk dreigde te worden. Het was een idee dat in één keer drie nieuwe elementen introduceerde. Tot dan toe bestonden de gedupeerden steeds uit een kleine, strak omlijnde groep mensen die, voor iedereen duidelijk, in hun werk of hobby dieren exploiteerde. Hen bestoken raakte daarbuiten slechts weinig mensen persoonlijk. Met de kerstactie werd nu echter zichtbaar (zij het ach- teraf, want de media berichtten er pas na kerst over) dat iedereen – ook het grote publiek – zich ten koste van dieren uitleefde en potentieel slachtoffer van het Dierenbevrijdingsfront kon zijn – uitgezonderd, voor wat betreft het vlees eten, vegetariërs. Ten tweede zette het geproclameerde middel mensen- levens in de waagschaal. Voortvloeiend uit deze twee elementen was het, ten derde, een instrument om angst te zaaien. Natuurlijk, het is in hoge mate onwaarschijnlijk dat een der dbf-leden ook maar een seconde serieus heeft overwogen een dergelijk plan wérkelijk ten uitvoer te brengen – dat zal hooguit tot het domein van de dagdromen hebben behoord. Op het ministe- rie schatte men wat dat betreft de bedreiging correct in: als loze publiciteits- stunt.16 Maar tegelijkertijd kon het de buitenwereld niet kwalijk worden ge- nomen als zij de zaak óf van een bedenkelijke staat van kinderachtigheid vond óf serieus nam. En de kans was in beide gevallen groter dat zij overtuigd raakte van de krankzinnigheid van de dierenbevrijdingsfrontleden, dan van het standpunt dat het de feestelijkheid van kerstmis ten goede komt af te zien van het maken van slachtoffers. De strychninebedreiging was een onnadenkende, slecht afgestemde actie – wellicht zelfs een soloactie –, waarvan ook de dierenbevrijders inzagen Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 344

344 Deel vi

dat het een heilloze weg was.17 Maar dat betekende niet dat het front stopte met zijn zoektocht naar nieuwe actiemethoden. Een daarvan was het ont- vreemden van bedrijfsinformatie uit de dierenindustrie. Toen begin 1987 in Nederasselt de administratie van het bedrijf Hudson’s Bay werd weggehaald, werd daarbij bovendien de administrateur overmeesterd. Met een zak over zijn hoofd en handboeien om werd hij bewaakt totdat de documenten waren ingeladen en de computers stukgeslagen. Het was, zoals journalist Tom-Jan Meeus zestien jaar later in nrc Handelsblad zou schrijven, ‘de eerste in de ge- schiedenis waarbij het Front overgaat tot geweld’. In 1987 luidde de officiële lezing aanvankelijk anders. De politie meldde dat ‘overigens geen geweld [is] gebruikt en ook niet gedreigd’. Kort daarop wijzigde zich dit standpunt. Ge- weld was een rekkelijk begrip – zoals later nog ampel zal blijken – onderhevig ook aan voortschrijdend inzicht of de plasticiteit van de herinnering. Dat de daders spijt betuigden en, to add insult to injury, de administrateur een vegeta- risch etentje voor twee aanboden, mocht niet meer baten.18 Het patroon van de eerste jaren was er daarmee een van trial-and-error. Om het nieuws te blijven halen werden steeds nieuwe actievormen uitgepro- beerd, maar zodra de indruk bestond dat zij bij een breed publiek draagvlak misten, kwamen zij niet voor herhaling in aanmerking. Of werd er über- haupt niet aan begonnen. ‘Tuurlijk kan ik het platbranden van slachthuizen verdedigen,’ vertelde een lid van het dbf in 1987 aan het links-activistische blad Bluf!, ‘maar het ligt gewoon niet goed. Dan ben je in één klap je sympa- thie kwijt.’ Het was bovendien georkestreerde actie, met enige zorgvuldig- heid gepland – hoewel ruimte overbleef voor improvisatie die alsnog het risi- co in zich droeg een breed publiek te laten afknappen.19 Bovendien werd nagedacht over de gevolgen voor de dieren. Na een in- braak in het proefcentrum De Schaffelaar van het bedrijf Trouw & Co in Bar- neveld waarbij de administratie werd gestolen – niet alleen om de bedrijfs- voering te frustreren maar ook om een zwartboek uit samen te stellen – verdedigde een lid van het Dierenbevrijdingsfront zich in het anarchistische tijdschrift De Zwarte tegen de mogelijke beschuldiging dat de aandacht niet meer rechtstreeks naar de dieren uitging, dat het Dierenbevrijdingsfront een ‘Papierenbevrijdingsfront’ was geworden:

‘Het weghalen van dieren uit hun benarde positie moet prioriteit blijven. In dit geval schoten we er echter weinig mee op. De aanwezige vossen en nert- sen zijn prakties niet bij opvangadressen onder te brengen. Daarbij komt dat als je vandaag 50 dieren weghaalt, er morgen 50 andere zitten.’20 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 345

Recht aka terreur 345

Voor de autoriteiten was eind 1983 met de strychninebedreiging de maat vol: het Dierenbevrijdingsfront diende te worden aangepakt. En daarvoor moest uiteraard de vraag worden beantwoord wie die illegale dierenactivisten wa- ren. Dat was aanvankelijk niet zo moeilijk. Het lag voor de hand dat zij ge- zocht moesten worden in kringen van dierenbeschermers.

Verdachten: dierenbeschermers

Geen wonder dus dat in 1984 de Binnenlandse Veiligheidsdienst (bvd)een rondje maakte langs de verschillende dierenbeschermingsorganisaties om poolshoogte te nemen.21 Geen wonder ook dat de politie een aardig idee had waar telefoons te tappen. En dat dit succes had. Bovendien, het Dierenbevrij- dingsfront beschikte gewoon over een postbus. Begin 1985 werden veertien mensen gearresteerd, onder wie initiatiefneemster Henny Velthorst. Vier van hen moesten eind oktober dat jaar voorkomen. In de Utrechtse rechtszaal, die uitpuilde van de sympathisanten, overheerste het begrip. Buiten hing aan de Domtoren een groot spandoek als adhesiebetuiging aan de gedaagden. Bij uitzondering was het toegestaan dat de hond van Velthorst, Snoet, bij de zit- ting aanwezig mocht zijn. De beelden uit de bio-industrie die tijdens de zit- ting werden vertoond, schokten de officier van Justitie die ‘alle respect voor de uitgangspunten en de grote bewogenheid’ betuigde aan hen die zich teweer- stelden tegen ‘inderdaad ten hemel schreiende toestanden’.22 Ook merkte hij op dat hem ‘nog nooit zoveel bewogenheid van buitenaf gebleken bij een strafzaak, zoals ik heb gemerkt uit de talloze brieven van particulieren en in- stanties’. Er waren echter strafbare feiten vastgesteld en daar diende hij naar te handelen. De rechter stelde de eis van vijf maanden gevangenisstraf voor de twee hoofdverdachten – waarvan drie voorwaardelijk – nog fors naar bene- den bij: ze kwamen ervan af met een en twee maanden voorwaardelijk. In zeker opzicht waren de arrestaties daarmee een zegen in vermomming: de rechtzaak betekende een uitgelezen mogelijkheid om het waarom van de ac- ties voor een breed voetlicht te brengen. In 1987 vond er een tweede groot- scheepse aanhouding plaats. Twee jaar later werden nog eens vier mensen gearresteerd. Uit deze arrestaties bleek dat inderdaad verscheidene mensen die werk- zaam waren voor reguliere dierenbeschermingsorganisaties buiten kantoor- uren om dierenbevrijdingen organiseerden. Henny Velthorst werkte bijvoor- beeld op het secretariaat van Lekker Dier. En ze was niet de enige met zo’n Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 346

346 Deel vi

dubbelfunctie. Daarmee brachten de arrestaties dierenbeschermingsclubs in een ongemakkelijk loyaliteitsconflict. Hadden organisaties als de Dierenbe- scherming en de Nederlandse Bond ter Bestrijding der Vivisectie vanaf dag één de dierenbevrijdingsacties afgekeurd, daarmee was niet gezegd, zoals nu bleek, dat individuele medewerkers in hun privétijd nooit de daad voegden bij een afwijkende opinie.23 En evenmin dat de gehele organisatie daar on- kundig van was. Bij Lekker Dier was het in elk geval zoiets als een publiek ge- heim.24 Lekker Dier had zich niet tegen het Dierenbevrijdingsfront uitgespro- ken, integendeel, maar illegale actie vanuit de eigen organisatie kon het toch niet verkopen. Even stilzwijgend als het eerst op diverse plekken was geduld – en mede daarmee bevestigd en gestimuleerd – werd het illegale verzet nu uit- gebannen. Gevolg was een verwijdering tussen boven- en ondergronds acti- visme en daarmee een verlies van mogelijk corrigerende invloed van het eer- ste op het laatste. Het verleden kon er echter niet mee ongedaan worden gemaakt en ook bleef er kwetsbaarheid bestaan via het mechanisme van guil- ty by association – iets dat geen probleem opleverde totdat, vijftien jaar later, een voormalig lid van het Dierenbevrijdingsfront én medewerker van de af- deling Wageningen van Lekker Dier Pim Fortuyn doodschoot.25

Brandstichting en bedreiging

Voorzag een zegsman van het Dierenbevrijdingsfront in 1987 geen strategie- verandering, die kwam er wel.26 Vandalisme, brandstichting en bommeldin- gen gingen in de loop van de jaren 1990 de dierenbevrijdingen overvleuge- len, niet in de laatste plaats door Kocera en Van der Laan. Vanaf midden jaren 1990 veranderde bovendien het karakter van de dierenbevrijdingen. Voor- heen hadden die plaatsgevonden in verschillende sectoren van de dieren- industrie, waarbij met name de proefdierlaboratoria het moesten ontgelden. Het ging niet zelden om kleinschalige bevrijdingen van dieren die vervolgens – en dat vergde de nodige organisatie – naar opvangadressen werden ge- bracht. Nu werd de nertsenfokkerij vrijwel exclusief het doelwit. Bevrijdingen bestonden dan uit het openzetten van de kooien zodat de dieren konden ont- snappen. Doorgaans konden veel van die dieren weer gevangen worden. Het aantal acties nam daarbij aanvankelijk af. Bedroeg in de jaren 1980 het gemiddeld aantal acties zo’n 22 per jaar, in de jaren 1990 kwam dat uit op Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 347

Recht aka terreur 347

zo’n dertien.27 Pas na de millenniumwisseling steeg dat aantal tot ver boven het niveau van de jaren tachtig. In 2001 ging het om 47 gevallen, twee jaar la- ter om 178. Daarna zette zich een daling in. Gezien de uiteenlopend aard van de acties valt uit dergelijke getallen echter weinig op te maken. De toevoeging geklad op een billboard van de abn Amro ‘steunt dierenleed’ is immers moei- lijk vergelijkbaar met de brandstichting die in 2001 een groot deel van de slachterij van Dumeco in Boxtel in as legde. Veelzeggender was de trend die zich na 2000 begon af te tekenen om mensen direct in hun persoonlijke levenssfeer te bedreigen. Eerdere acties waren steeds gericht tegen bedrijven of evenementen. Zeker, het effect van aantasting van de persoonlijke levenssfeer hadden zij daarbij vaak ook al ge- produceerd, want met name voor veel kleine ondernemers bestond er geen strikte scheiding tussen privé en bedrijf. Nu echter werd het een welbewuste strategie om mensen die bij de dierenindustrie betrokken waren persoonlijk het leven zuur te maken. Banden van auto’s werden stuk gestoken, ramen ingegooid, deuren dichtgelijmd, posters in de buurt geplakt en telefonische bedreigingen geuit.28 Wie zich de haat van militante activisten op de hals had gehaald, kon zich beter bergen. Het doel van deze strategie, te zorgen dat een bedrijf niet meer kon func- tioneren omdat zijn medewerkers afhaakten, vertaalde zich er ook in dat toe- leveringsbedrijven van de dierenindustrie werden aangepakt. Zo was onge- veer zestig procent van alle in 2003 uitgevoerde acties gericht tegen de abn Amro omdat dit de huisbankier was van het Biomedical Primate Research Centre in Rijswijk waar mensen proeven op chimpansees uitvoerden. Dit gerichte, langdurige aanpakken van personen in de dierenindustrie en be- drijven daaromheen was eind jaren negentig als strategie in Engeland ont- wikkeld om het dierproefbedrijf Huntingdon Life Sciences op de knieën te krijgen en werd daarom wel de ‘Engelse methode’ genoemd. Telde je deze twee middelen op – ‘making it personal’ en het lastigvallen van toeleveringsbedrijven –, dan kwam je uit bij het bedreigen van mensen werkzaam voor toeleveringsbedrijven. Ging je nog een stap verder, dan kon- den ook toeleveringsbedrijven van toeleveringsbedrijven onder vuur komen te liggen. En ook daar waren mensen persoonlijk lastig te vallen. Op die ma- nier kon het gebeuren dat in het voorjaar van 2007 de woning beschadigd raakte van een vertegenwoordiger van het pensioenfonds van het bedrijf Euronext, fusiepartner van de New York Stock Exchange alwaar aandelen wer- den verhandeld van, inderdaad, het dierproefbedrijf Huntingdon Life Scien- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 348

348 Deel vi

ces. Alles werd zo een potentieel doel, de logica achter veel acties voor buiten- staanders onnavolgbaar, het ongeloof van slachtoffers die zich van geen kwaad bewust waren des te groter. Een ander gevolg: de acties kregen een we- reldomspannend karakter.

En dan was er uiteraard de fatale zesde mei 2002. Historisch-socioloog en dierenbeschermer Bernd Timmerman had vrijwel exact een jaar eerder in Trouw de sombere verwachting uitgesproken dat er wel eens doden zouden kunnen gaan vallen door de hand van dierenactivisten.29 De moord op Pim Fortuyn door Volkert van der Graaf bevestigde die vrees, maar zonder dat noodzakelijkerwijs de basis van Timmermans prognose werd bewaarheid. Fortuyn had zich weliswaar een tegenstander getoond van een nertsenfokver- bod, maar daarmee was nog niet op voorhand duidelijk hoe zijn dood invoe- ring van zo’n verbod zou bespoedigen, laat staan hoe het er een rechtvaardi- ging van kon vormen. Bovendien, hoe dieronvriendelijk hij daadwerkelijk was, moest nog in de praktijk blijken. Zou hij niet genegen zijn te snijden in de vele subsidies die de dierenindustrie stimuleerden? Kon zijn gekoketteer met de hondjes Carla en Kenneth niet het vermoeden wekken dat er ooit er- gens tussen de krijtstrepen een soft spot voor dieren ontdekt kon worden? Niettemin, hoe onduidelijk zijn calculaties nog mogen zijn, dat Van der Graaf in hoofdzaak meende te doden uit naam van de dieren blijft vooralsnog de meest aannemelijke hypothese.30

Kort samengevat bestond het Dierenbevrijdingsfront in de jaren 1980 uit een min of meer los-vaste groep die er met meer of minder succes voor waakte – en daartoe wellicht gemaand werd – niet al te zeer over de schreef te gaan. Hoe verder de jaren echter vorderden, des te minder kon daarvan worden gesproken. Acties werden ongecoördineerd, derailleerden steeds vaker en een band met reguliere dierenbeschermingsorganisaties raakte losser en ver- dween. Maar als dbf-leden niet meer in dierenbeschermingskringen gezocht moesten worden, waar dan wel?

Veganisme als uitgangspunt

Het heeft er schijn van dat de opsporings- en inlichtingendiensten het ant- woord daarop lang schuldig bleven. Gedurende de jaren negentig waren zij éénmaal succesvol – het geval Kocera en Van der Laan –, en dat was boven- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 349

Recht aka terreur 349

dien te danken aan het nodige toeval en klunzigheid van de daders.31 Veel pri- oriteit lijkt er verder aan de aanpak ook niet gegeven te zijn. De Centrale Re- cherche Informatie waarschuwde in 1993 weliswaar voor ontsporend dieren- activisme, opsporing ervan bleef vooral lokaal en regionaal van aard. Pas rond de millenniumwisseling begon illegaal dierenactivisme serieuze aandacht te krijgen – onder druk van toenemende acties, parlementariërs die zich daar kwaad om maakten én door inspanningen van de chef van politiekorps IJssel- land, Jan Wilzing. Eind 2000 werd een ‘bovenregionaal rechercheteam’ van twaalf rechercheurs opgezet, exclusief aan dierenactivisme gewijd. Resultaat boekte dit ‘Escape-team’ echter niet. Op 28 februari 2002 werd het daarom alweer ontbonden, naar ruim twee maanden later bleek een geval van slechte politieke timing. Na de moord op Fortuyn eisten Kamerleden in elkaar overtreffende staten van verontwaardiging opheldering en adequate aanpak van illegaal dierenactivisme.32 Tot arrestaties leidde al die commotie niet, wel tot twee rapporten, beiden uitgebracht in 2004, een door de Algeme- ne Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (aivd), Dierenactivisme in Nederland, een ander door het Korps Landelijke Politiediensten (klpd), Criminaliteits- beeldanalyse radicaal dierenrechtenactivisme 1999-2003. Belangrijkste vraag in dat laatste rapport: wie zijn die illegaal opererende activisten? Of, iets ruimer gesteld, tot welke groep(en) behoren zij? Was in de jaren 1980 het antwoord daarop ‘dierenbeschermers’ geweest, een volgend eenvoudig antwoord luidde: vegetariërs. Maar gezien de talrijkheid die zij inmiddels vertoonden, hun diversiteit en hun voorkomen op allerlei veelal onverdachte plaatsen in de samenleving, was dat geen operationaliseerbaar startpunt. Veganisten boden vanwege hun geringer aantal al een potentieel beter aanknopingspunt, ook al omdat het in de lijn der rede lag dat wie de be- reidheid bezat omwille van de dieren aanmerkelijke maatschappelijke risi- co’s te lopen door zich met illegale actie in te laten, in zijn of haar persoonlij- ke leven geen genoegen zou nemen met alleen het uitbannen van dode dieren ter tafel. En hoewel de klpd wel wist dat het geen wet van Meden en Perzen was dat elke illegale dierenactivist veganist was – evenmin als elke veganist zich van dierlijke producten onthield omwille van de dieren –, werd veganisme in de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw goed bevonden als ‘centraal uitgangspunt’ voor de zoektocht naar het illegale dierenactivisme.33 Echt praktisch was dat nog steeds niet. Er bestond weliswaar sinds 1978 een aparte vereniging voor veganisme – een afscheiding van de vegetariërs- bond – maar of daar nu zoveel te halen viel, was de vraag. In zijn Criminali- teitsbeeldanalyse onderscheidde de klpd daarvoor in de plaats vijf ‘subgroepe- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 350

350 Deel vi

ringen’ waarbinnen veganisme leefde en die kennelijk veelbelovender leken: links-activisme, straight edge, rechts-activisme, feminisme en milieuactivis- me. De klpd concludeerde daarbij dat ‘hoewel zeker niet alle aanhangers van een bepaalde subgroep veganist zijn’, omgekeerd wel gold dat ‘vrijwel alle veganisten uit één van deze categorieën komen’. Het is zeer twijfelachtig of dat laatste juist was. Waarschijnlijk werd deze bewering vooral ingegeven door een grotere zichtbaarheid van veganisme binnen de geïdentificeerde ‘subgroeperingen’ dan door overtuigend empi- risch materiaal.34 Het lijkt er kortom op dat buiten duidelijke scenes ook ve- ganisme voor inlichtingen- en opsporingsdiensten een tamelijk ongrijpbaar fenomeen was. Bovendien was bij de identificatie van subgroeperingen waar- binnen veganisme voorkwam de afwezigheid van de categorie dierenbescher- mers een meer dan merkwaardige omissie. Niettemin, op zijn minst wekte de inkadering van de klpd de illusie dat the plot thickened.Zekeromdat,hoe- wel het rapport dát dan weer niet vermeldde, de kans groot was dat een aan- hanger van vegan straight edge tegelijkertijd óók links- (of rechts-)activist was én milieuactivist én feminist. Maar was hij of zij ook illegaal dierenactivist? Onmogelijk was het zeker niet. En er waren omstandigheden die inder- daad ontvankelijkheid voor illegaal dierenactivisme deden veronderstellen. Dat valt te illustreren aan de hand van twee groeperingen die de klpd aan- wees als zijnde ‘het meest’ vertegenwoordigd in het ‘radicale’ dierenactivis- me: straight edgers en links-activisten.

Verdachten: straight edgers

Straight edge was een gemêleerde jongerensubcultuur, vanuit de punkscene ontstaan begin jaren tachtig in Washington d.c. Niet toevallig was muziek het samenbindende element, of beter: de waarden die door de muziek werden uitgedragen. Die behelsden in eerste instantie onthouding van alcohol en an- dere drugs en de koppeling van seks aan liefde.35 Het was daarmee een reactie op het overmatig alcohol- en druggebruik en de promiscuïteit binnen de punkscene. Straight edge betekende kortom tegelijkertijd een rebellie tégen traditionele rebellie én tegen de burgerlijkheid van de middenklasse, niet door de waarden van de laatste te verwerpen, maar door die juist consequent in de praktijk toe te passen. Voor Nederland gold dat dit streven naar zuiver- heid, zelfcontrole en maatschappelijke betrokkenheid daarmee inhoudelijk een eindtwintigste-eeuwse erfgenaam was van de Rein Leven Beweging. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 351

Recht aka terreur 351

Stilistisch had het verschil echter bezwaarlijk groter kunnen zijn. Want de muziek die bands als Minor Threat, Youth of Today, Earth Crisis en, als be- langrijkste Nederlandse bijdrage aan deze internationale scene, Vitamin x produceerden, was zware, niet zelden brullende hardcore die Felix Ortt en de zijnen bleekjes zouden hebben doen wegtrekken. De relevantie van ‘gifvrij leven’ als reactie op de punkscene boette met de neergang daarvan iets aan actualiteit in, reden wellicht dat gedurende de ja- ren tachtig meer ruimte werd gevraagd voor andere maatschappelijke kwalen zoals racisme, homofobie, milieudegradatie en vrouwenonderdrukking. En ook: de exploitatie van dieren. In het voetspoor daarvan werden vegetarisme en veganisme gepromoot – wat bovendien, de groeihormonen en antibioti- ca van de vleesindustrie in aanmerking genomen, mooi aansloot bij de wil tot purificatie. De band Youth of Today, belangrijke exponent van dit verhoogde politieke bewustzijn, zette de dierenrechten op de kaart met hun nummer ‘No more’ uit 1988. ‘Meat eating flesh eating think about it/So callous to this crime we commit/Always stuffing our face with no sympathy/What a selfish, hardened society so/No more.’36 In de jaren 1990 kreeg het commitment met dierenrechten een nog sterkere impuls door het optreden van Earth Cri- sis, een band waarvan de sterke metalinvloed een weerspiegeling was van een toenemende militantie en hypermasculiniteit binnen straight edge. Het vege- tarisme van Youth of Today maakte plaats voor veganisme – maar beide ble- ven optioneel, in tegenstelling tot geheelonthouding zonder welke toegang tot de scene onmogelijk was en bleef. De beukende, testosteronspiegels opjagende muziek, het gevoel van on- voorwaardelijke solidariteit en het heroïsche imago van ‘vegan warriors’ wa- ren elementen die zich gemakkelijk verbonden met de missie van het Animal Liberation Front – en die vervolgens van invloed waren op haar stijl. Wanneer in een nummer als ‘Ultramilitancy’ Earth Crisis expliciet een ode bracht aan illegaal dieren- en milieuactivisme kon op zijn minst in de beeldvorming een vloeiende overgang ontstaan. Tot zelfs het punt dat straight edge zélf als po- tentieel ‘domestic terrorist threat’ in de Verenigde Staten kon gaan gelden. Straight-edgekids voldeden aan het archetypische daderprofiel van de buitenwettelijke activist in het algemeen en als pleitbezorgers van dieren- rechten en veganisme aan dat van de illegale dierenrechtenactivist in het bij- zonder. Overlappende stilistische voorkeuren maakten de associatie nog sterker. Oftewel, om beeldmateriaal van dierenbevrijdingen van een muzi- kale omlijsting te voorzien werd vaker naar hardcoremetal en -punk gegre- pen dan naar Simon en Garfunkel. Clips, eerst gedistribueerd op video, later Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 352

352 Deel vi

op dvd en via internet, toonden gemaskerde mensen die begeleid door over- donderend gitaargeweld, razende drums en schor geschreeuw hekken openknipten, deuren intrapten en kippen, konijntjes en biggetjes van een miserabel bestaan en wisse ondergang redden. Als iets vegan power leek, was dit het wel.

Verdachten: links-activisten, de kraakbeweging

Straight edge kon vrij ‘a-politiek’ blijven, zich associëren met rechts (met name op punten van ‘zuiverheid’ en antiabortus), zij deed dat nog vaker met links. En het activisme in die hoek was de tweede grote vijver waar de klpd dierenrechtenactivisten uit hoopte op te vissen. ‘Links activisme’ was natuur- lijk een vrij vage aanduiding. Grosso modo duidden klpd en aivd er echter het anarchistisch getinte verzet tegen het kapitalisme mee aan, hoewel het te- vens de neiging had samen te vallen met het nog meer heterogene andersglo- balisme. De links-activisten waren de erfgenamen van Provo en de kabouters en organiseerden zich meest saillant – voor zover van organisatie gesproken mocht worden – in de kraakbeweging. Terwijl een aantal oud-provo’s en ka- bouters gedurende de jaren zeventig en tachtig min of meer deel was gaan uitmaken van ‘de gevestigde orde’, keerde een deel van de tegencultuur zich daar juist teleurgesteld van af. Verbindend element daarin was niet zozeer als bij straight-edgemuziek, maar de huisvestingsproblematiek. Het kraken, dat vooral was gepromoot door Provo en de aan de kabouters gelieerde Aktie’70, begon midden jaren zeventig vorm te krijgen als duidelij- ke beweging: het resultaat van het verzet tegen de sloop van de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt voor de aanleg van de metro.37 Met de groei van de bewe- ging werd het kraken zelf, zoals kraakhistoricus Duivenvoorde schreef, ‘steeds meer een afgeleide (...) van het algemene principe: je leven leiden zoals je zelf wilt.’ De ontdekking dat de maatschappij dat slechts in beperkte mate toe- stond, leidde enerzijds tot de schepping van een eigen wereld – met eigen media, politiek, cultuur, lifestyle – en stimuleerde anderzijds andere acties dan alleen die tegen de woningnood. Net zoals straight edge in de loop van de jaren 1980 haar thematiek verruimde, ontwikkelde de kraakbeweging zich tot een veel bredere tegenbeweging. Tégen autoriteiten, tegen racisme en apartheid, tegen extreemrechts, tegen militarisme, tegen vrouwenonderdruk- king, tegen porno, tegen kernenergie, tegen milieuvervuiling, tegen iedereen die om allerlei vergezochte redenen ‘fascist’ kon worden genoemd, tegen, wel Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 353

Recht aka terreur 353

degelijk ook, de bio-industrie. Kraakpanden werden niet alleen vrijplaatsen waar het Grote Gelijk ongehinderd kon bloeien, maar tevens uitvalbases van waaruit met ‘directe actie’ ten strijde werd getrokken dit Grote Gelijk ook in de omringende maatschappij te halen.38 Voor inlichtingen- en opsporingsdiensten was natuurlijk van belang dat dit niet altijd congruent liep met de wet. En bovendien dat bij het halen ervan geweld niet per definitie werd geschuwd. Dat was ontstaan als een kwestie van geven en nemen. Bij ontruimingen van panden door de Mobiele Eenheid wilde het er nog wel eens weinig zachtzinnig aan toegaan, de arrestaties en afwikkeling daarvan verliepen soms verre van vlekkeloos en bovendien huur- den eigenaren van onroerend goed regelmatig knokploegen in om hun pan- den met fysieke overredingskracht van het werkschuw tuig te ontdoen. Op zijn beurt kon dat mogelijke scrupules om het deugdzame pad van de burger- lijke moraal bij tijd en wijle te verlaten makkelijk overwinnen. Met de rellen rond de kroning van Beatrix in 1980 werd duidelijk dat een aanzienlijke frac- tie binnen de kraakbeweging – ‘de autonomen’ – eigen geweldpleging niet langer wilde mijden – of althans haar best ging doen een gewelddadig imago te cultiveren. Het plegen van vernielingen werd een meer dan incidenteel on- derdeel van het actierepertoire, en mondde uit in de beruchte brandstichting bij een bijeenkomst van de Centrumpartij in een hotel in Kedichem, waarbij enkele zwaargewonden vielen. De bivakmutsen waren kortom voorradig. Maar hoe zat het met de dieren?

Anders dan ‘het milieu’ duurde het enige tijd voordat het thema ‘dieren’ tot de kraakbeweging doordrong. Vegetarisme was aanvankelijk beslist geen van- zelfsprekendheid en veganisme zelfs ronduit atypisch: krakers droegen leren jassen. Vanaf midden jaren tachtig brak vegetarisme langzaam door in de krakersgaarkeukens.39 Als het activistentijdschrift Bluf! representatief mag heten voor de preoccupaties van krakers, dan kwam het dierenbevrijdings- front tezelfdertijd in beeld. Vanaf 1986 maakte het blad met enige regelmaat melding van de wederwaardigheden van het front. Bovendien werden in links-activistische kringen soms zélf acties omwille van de dieren gehouden. Zo organiseerde de kersverse ‘Aktiegroep Dier’ eind 1987 een kerstactie waar- bij het in Bluf! opriep leren jassen, tassen en schoenen thuis te laten – daar- aan toevoegend ‘als je die nog hebt’. De actie illustreerde echter bovenal dat er nog weinig animo voor de dierenzaak bestond. Tegenover twintig mensen – de Aktiegroep Dier incluis – die tegen de exploitatie van honderden miljoe- nen dieren protesteerden stond een veel royalere opkomst van een tegelijker- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 354

354 Deel vi

tijd gehouden krakerprotest tegen... hoge gasrekeningen. Voor organisatrice Natasia Oosten reden om een boze brief te sturen. ‘Kijk, ik begrijp dat de ge- middelde burgerklojo te dom en te apathisch is om überhaupt te protesteren. Maar jullie???????’40 Toch kan vermoed worden dat Oosten minder alleen stond dan zij dacht. Eerder dat jaar waren de sloten van veertig bontwinkels volgespoten met me- taalplamuur en waren de puien beklad: een actie die paste bij het Dierenbe- vrijdingsfront. Maar zoals een vertegenwoordiger van het ‘officiële’ front ver- klaarde: ‘Daar wisten we niks van. Het gebeurt gewoon. Zo moet het eigenlijk ook. Dat mensen hun eigen dingen doen.’ Nog eerder, met kerst 1985 plun- derde een actiegroep die zichzelf ‘het wild bevrijdingsfront’ noemde, twee restaurants in Utrecht. Het vlees werd er oneetbaar gemaakt met verf en am- moniak en er werd plantaardig voedsel gestolen ‘om zo’n 30 mensen van een goede kerstmaaltijd te voorzien’. Uit de motieven kon blijken dat het hier toch niet exact ging om een actie à la het Dierenbevrijdingsfront. Want niet alleen was het een protest tegen de bio-industrie, maar tevens een tegen de onrecht- vaardige welvaartsverdeling in Nederland én tegen het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime. Of dat nog niet genoeg was moest de actie, zo wist De Tele- graaf te melden, ook nog de eis kracht bij zetten voor een onafhankelijk on- derzoek naar de dood van kraker Hans Kok, een jaar eerder. De verontwaar- digde krant besloot zijn commentaar dan ook met de opmerking ‘Allerlei uiteenlopende doeleinden zijn dus op een hoop gegooid. (...) Een misselijke actie.’41 En, kon daaraan worden toegevoegd, een met een krakersignatuur. Vanaf eind jaren 1980 werd de dierenstrijd een vast onderdeel van de links-activistische agenda. De opvolgers van Bluf!, tot 1996 het tijdschrift nn, daarna Ravage, ruimden standaard plaats in voor nieuws over acties of andere ontwikkelingen aan het dierenfront. Na Aktiegroep Dier, al snel verder opere- rend onder de naam Anti Diergebruik Komitee, ontstonden in de jaren 1990 en 2000 clubjes als Activist, bad, Alle Dieren Vrij, Animal Justice Fonds, Animal Defense League, actiegroep Koen, Respect voor Dieren en Anti Dierproeven Coalitie. Alle waren losser of vaster aan de krakersbewe- ging gelieerd en wilden het gat vullen tussen enerzijds reguliere dierenbe- schermingsorganisaties als Lekker Dier en anderzijds het Dierenbevrijdings- front. In de krakerkeukens werd veganisme of op zijn minst vegetarisme default.42 Meest expliciet kwam de dierenstrijd echter naar voren in de vorm van benefietavonden die in de diverse kraakbolwerken plaatsvonden en waarvan de (bar)opbrengst ten goede kwam aan, bijvoorbeeld, Animal Defense League, Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 355

Recht aka terreur 355

actiegroep Koen of, inderdaad, de supportersgroep van het Animal Liberation Front. De bands die bij deze gelegenheden optraden speelden hardcore van sinister klinkende subspecies als ‘heavy-emogrindcore’, ‘veganarchist squat- punk’ of ‘vegan old skool’. Sommige van hen waren onvervalst straight edge. Het benefietconcert in de Amsterdamse Kalenderpanden, tegenover Artis, gehouden om de Nederlandse afdeling van Animal Defense League op te richten, werd bijvoorbeeld opgeluisterd door het illustere Vitamin x.Deklpd had gelijk dat krakers niet per definitie links-activisten waren of omgekeerd. Straight edge, de kraakbeweging en links-activisme waren echter geen ge- scheiden werelden. Maar stimuleerde de krakersscene behalve aandacht voor dierenrechten en veganisme ook brandstichtingen en vandalisme in naam daarvan? Was het geschreeuw van Earth Crisis-voorman Karl Buechner niet eerder een uit- laatklep om woede en frustratie over het onrecht in de wereld te ontladen of leidde het werkelijk tot illegaal activisme? Het lag voor de hand dat dit inder- daad soms zo was, dat het klpd en de aivd het voor een belangrijk deel in de goede hoek zochten. Het vervelende was echter dat de koek daarmee ook wel bijna op was. Of in elk geval: die impressie wisten zij bij voortduring te wekken.

Ongrijpbaar verzet

Het beeld dat media als nova, Netwerk en nrc Handelsblad in de jaren na de moord op Fortuyn schetsten, namelijk dat sinds 1985 geen enkele dierenacti- vist was gearresteerd, mocht feitelijk onjuist zijn, dat de inlichtingen- en op- sporingsdiensten een tamelijk machteloze indruk maakten kon niet worden ontkend.43 Het doen laten verschijnen van rapporten leek in de eerste helft van de jaren 2000 het belangrijkste wapenfeit van zowel aivd als klpd. Daar- mee was het daadwerkelijke succes omgekeerd evenredig aan de uitgespro- ken zorg over illegaal dierenactivisme – en, verontrustender, aan de ingezette middelen. Vertegenwoordigers van de dierenindustrie suggereerden met graagte een links complot dat opsporingsprioriteit al die jaren had gefnuikt, maar meer voor de hand lag dat de gewijzigde aard van het illegale activisme verantwoordelijk was voor het gebrek aan effectief optreden.44 Ten opzichte van de jaren tachtig was het dbf veranderd in het school- voorbeeld van wat heet leaderless resistance.Hetdbf was in toenemende mate gaan bestaan uit kleine cellen en individuen die onafhankelijk opereerden – Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 356

356 Deel vi

zonder centrale coördinatie, zonder noodzakelijkerwijs ook onderlinge com- municatie. Kocera en Van der Laan waren daarvan een goed voorbeeld. De op- komst van internet in de jaren 1990 schiep in grote mate de voorwaarden voor zo’n structuur. De informatie die ervoor nodig was werd overal en ano- niem toegankelijk. In zijn meest ijle vorm werd het front een verzameling ‘zelfontbranders’ die slechts bijeen werd gehouden door een gezamenlijk doel en een aantal richtlijnen om dat te verwezenlijken. Natuurlijk, zulk leiderloos verzet was daarmee boven alles een teken van onmacht, van het ontbreken van een machtsbasis om gecoördineerd midde- len te mobiliseren en effectief in te zetten. Uit de aard der zaak kon het zelf nooit de maatschappelijke verandering bewerkstelligen die het voorstond. Maar tegelijkertijd school daar, paradoxaal genoeg, ook weer een zekere macht in. Verwachtingen, ambities en rivaliteiten zoals in meer piramidevormig ge- structureerd verzet waren niet – of veel minder – aan de orde. Acties werden niet gedicteerd door externe omstandigheden, maar konden worden uitge- voerd waar en wanneer dat het beste uitkwam. Potentiële doelen waren ontel- baar. In zijn meest efemere vorm kon een cel één actie uitvoeren en vervol- gens ophouden te bestaan. Meer nog, het gehele Dierenbevrijdingsfront kon voor onbepaalde tijd bestaan als slechts een idee, zonder ‘leden’ – tot het mo- ment dat er weer mensen opstonden, waar ook ter wereld, die uit naam ervan actie ondernamen. Voor inlichtingen- en opsporingsdiensten was een derge- lijke tegenstander ongrijpbaar. Traditionele netwerkanalyse brak er op stuk, evenals infiltratie – hoewel de aivd daar nog wel de nodige pogingen toe deed. Een instantie om aan te spreken of mee te onderhandelen ontbrak. Ge- zien het karakter van internet was het frustreren van informatiekanalen on- begonnen werk.45 En als er al een cel kon worden opgerold, dan was de kans groot dat dit geen enkele verdere vooruitgang bracht. Ook dat bewees het voorbeeld van Kocera en Van der Laan. Tegelijkertijd, het was niet waarschijnlijk dat activisten in volkomen iso- latie tot hun geloofsdaden kwamen. Iets van een zichtbare sociale omgeving – ook al was dat binnen de virtuele wereld van internet – mocht redelijkerwijs verondersteld worden. En ook: hoe succesvoller het leiderloos verzet, hoe gro- ter de kans dat zich vastere, hechtere structuren gingen vormen – waar inlich- tingen- en opsporingsdiensten vervolgens wél grip op konden krijgen. Re- pressie, de eerste verdedigingslinie van de staat, hield daarmee de belofte in van een kat-en-muisspel dat net zo lang zou voortduren tot het ideolo- gisch appel van het Dierenbevrijdingsfront aan voldoende kracht zou heb- ben ingeboet. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 357

Recht aka terreur 357

Dat laatste liet zich globaal op twee manieren denken. De meest ideale was dat de maatschappij er serieus werk van ging maken de exploitatie van dieren te verzachten en te verminderen. Hoe succesvoller verandering via legale ka- nalen, hoe minder maatschappelijke frustratie, hoe onaantrekkelijker ook het illegale spoor. Een dergelijke benadering paste binnen de algemene aanpak van radicalisme – waaronder gewelddadig dierenactivisme –, die de overheid blijkens een nota uit 2005 promootte. Daarin werden namelijk drie wegen voorgestaan om het gevaar van radicalisme te verkleinen: inlichtingen- en op- sporingswerk, het weerbaar maken van groeperingen tegen radicalisering en, als derde, het verkleinen van de voedingsbodem voor radicalisme. Behalve re- pressie dus ook preventie en het bieden van perspectief: ‘Hoe overtuigender het overheidsoptreden duidelijk maakt dat geweld, dreiging en inbreuk op maatschappelijk verkeer geen begaanbare weg zijn bij het realiseren van de radicale denkbeelden, en andere, vreedzame methoden wel perspectief bie- den, des te groter is de kans dat deze laatste methoden uiteindelijk gekozen worden.’46 Maar terwijl bij moslimradicalisme daarom nadrukkelijk werd ingezet op ‘integratie’, ontbrak bij dierenradicalisme een dergelijke maatschappelijke aanpak. Werden bij het moslimradicalisme sociaal-maatschappelijke achter- stellingen en frustraties aangewezen als katalysator in het radicalisering- proces, de aivd sprak inzake dierenradicalisme ook over ‘katalysatoren die inwerken op het radicaliseringsproces’ – maar of het daarmee de sociaal- maatschappelijke achterstelling van niet-menselijke dieren bedoelde was niet bepaald waarschijnlijk.47 Als de klpd in haar Criminialiteitsbeeldanalyse na- drukkelijk pleitte voor preventie, bedoelde de organisatie daar vooral straat- verboden mee. Bovendien, juist vanaf 2002, de periode dat de zorg over ge- welddadig dierenactivisme oplaaide, blonk het overheidsoptreden vooral uit in beleid ten faveure van de exploitatie van dieren. Waar ‘bruggen bouwen’ en ‘de boel bij elkaar houden’ beleid op het ene terrein werden, wekten gezags- dragers niet zelden de schijn dierenbeschermend Nederland juist tot het ui- terste te willen tergen. De facto bleef daarmee, naast repressie, als enige optie over wat heette ‘het weerbaar maken van groeperingen tegen radicalisme’. Behalve dat de aivd het inlichten van potentiële doelwitten – brancheorganisaties, bedrijven, personen – daaronder schaarde, wilde de dienst in dit kader ook ‘input’ leve- ren om de gematigde krachten binnen het dierenrechtenactivisme te ‘mobili- seren en sensibiliseren’ teneinde het ‘zelfreinigende vermogen’ verder te ver- sterken.48 Op zichzelf was dat geen gek idee. Maar de kans op welslagen werd Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 358

358 Deel vi

gehinderd door de ideologische loopgraaf die de dienst betrok. Het blokkeren van een maatschappelijke weg zal weinigen in de dierenbeweging kunnen hebben mobiliseren; het ‘sensibiliseren’ bleek vervolgens louter te bestaan uit het dreigen met zware sancties; en ten slotte gaf de dienst in haar rappor- ten blijk van een star antropocentrisme dat, mocht het ooit enig effect gesor- teerd hebben op dierenactivisten, dit uit een bevestiging zal hebben bestaan dat van de overheid en haar instellingen geen heil mocht worden verwacht.49 Maar geen heil verwachten is één ding. Tegen het ‘wettig gezag’ ingaan weer iets anders. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 359

Het recht tegen de keer

Gewetensdrang

Anarchisten, zoals sommige dierenbevrijders waren, hadden het makkelijk, althans in theoretisch opzicht. Was het staatsgezag eenmaal principieel ver- worpen, dan behoefde het overtreden van wetten als zodanig geen speciale rechtvaardigingsgrond meer.50 Het kon echter ook ingewikkelder liggen. In zijn roman The Monkey Wrench Gang uit 1975 portretteerde de Amerikaanse schrijver Edward Abbey een viertal mensen dat middels sabotage op bruggen, energiecentrales en houtbedrijven de verwoesting bestreed van de natuur rond het Colorado Pla- teau. Het ging om een archetypisch Amerikaans slag mensen: onaangepast, onverantwoordelijk, onverschrokken, onafhankelijk, eenzaam. Mensen voor wie het ongenaakbare landschap van de far west de vrijheid belichaamde die hun bestaan inhoud verleende. De indamming van rivieren, de overbrugging van afgronden, de asfaltering van de woestijn, de ontbossing van de heuvels en de vervuiling van de lucht vormden voor de leden van de Monkey Wrench Gang daarom niets minder dan een persoonlijke bedreiging waartegen zij zich moesten verweren, uit noodweer, desnoods tegen de klippen op. Geen rationeel, zelfverkozen anarchisme kortom, expliciet níét zelfs, maar roman- tisch (zelf)behoud. ‘Anarchism is not the solution (...) we are a law-abiding people,’ aldus een van de hoofdpersonages, de excentrieke chirurg ‘Doc’ tij- dens het beramen van weer een nieuwe aanslag.51 Nu was The Monkey Wrench Gang uiteraard fictie – zij het niet zonder au- tobiografische details –, maar het werd wel een inspiratiebron voor milieuac- tivisten van EarthFirst! en later het Earth Liberation Front die soortgelijke sa- botage gingen plegen als Abbey te boek had gesteld. Over hun drijfveren zei dat op zichzelf natuurlijk niet zoveel en milieuactivisten waren ook niet te verwarren met dierenactivisten (ofschoon de twee op andere momenten sa- men konden vallen) – en al helemaal niet met dierenactivisten die niet het product waren van de rotsen, de overweldigende ruimte en de hitte van Zuid- west-Colorado, maar afkomstig van ingedijkte en aangeharkte Hollandse bo- dem. Toch, hoe verschillend ook, viel bij die Nederlandse dierenactivisten eveneens iets te proeven van een psychologische noodzaak te doen wat zij Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 360

360 Deel vi

deden, los van of voorafgaand aan enige theoretische onderbouwing. Dat advocaat Gerard Spong bij de verdediging van Frank Kocera en Erik van der Laan een beroep deed op psychische overmacht was meer dan een verplicht nummer. Net als de leden van de Monkey Wrench Gang waren Kocera en Van der Laan overtuigingsdaders, werden zij gedreven door hun geweten – of door ‘obsessies’, zoals de reclassering dat liever niet in morele, maar in psy- chopathologische termen benoemde. Dat Kocera en Van der Laan volkomen toerekeningsvatbaar werden geacht, vergrootte, aldus Spong in zijn pleitnota, het belang dat aan de psychische overmacht moest worden toegekend: ‘[Z]ij [hebben] hun gewetensdrang (...) laten prevaleren boven hun inzicht in de wederrechtelijkheid. Die gewetensdrang moet mitsdien van zodanige kracht worden beschouwd, dat zij daaraan redelijkerwijs geen weerstand hebben kunnen bieden.’52 Of dat veralgemeniseerd kon worden naar alle illegaal wer- kende dierenactivisten valt te bezien, maar in voorkomende gevallen was dat een scherpe analyse, al was het in juridisch opzicht onvoldoende. Dat nam echter niet weg dat een meer rechtskundige verantwoording zich met verontrustend gemak liet formuleren – al kon van geen rechter ver- wacht worden die te honoreren. Want je hoefde geen anarchist te zijn om de legitimiteit van de reëel bestaande wet en het staatsmonopolie op geweld ten dele te verwerpen. Het was voldoende het rechtspositivisme af te wijzen en de opvatting te onderschrijven dat evident moreel verwerpelijke wetten welbe- schouwd geen wetten zijn en de handhavers ervan geen werkelijk wettig ge- zag vertegenwoordigen. Lex injusta, non est lex. Nu ja voldoende, je moest daarbij uiteraard wél aannemelijk kunnen maken dát de staat zich niet aan zijn sociaal contract hield, dát er inderdaad wetten heersten die beslist on- rechtvaardig waren. Maar wanneer je voorbij het mensdom keek, was dat niet zo moeilijk. Als een staat dierenmishandeling niet bestrafte, maar in stand hield en subsidieerde, wanneer een staat op ongekende schaal omnicide liet plegen – of zélf, met publieke middelen, pleegde – en dus de belangen en het levensrecht van de meeste dieren die zij incorporeerde verkwanselde, kon je dan nog werkelijk serieus over een rechtsstaat spreken? Voor aanhangers van het Dierenbevrijdingsfront was dat geen vraag meer. De evidentie van het tegendeel grimlachte hen overal tegemoet. En niet alleen zagen zij zodra niet-menselijke dieren in het geding waren een maat- schappij zonder rechtvaardigheid met een overheid aan het hoofd die geen enkele neutraliteit betrachtte, het was bovendien verleidelijk zichzelf te be- schouwen als enige groepering die zich daaraan onttrok, getuige hun motto ‘There’s no justice, just us.’ Hun verhaal was er derhalve niet een van een de- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 361

Recht aka terreur 361

mocratische rechtsstaat die onder vuur kwam te liggen van een paar gevaarlij- ke extremisten, maar van het omgekeerde: van een wrede oligarchie die, ver- blind door een fundamentalistisch geloof in het alleenrecht van homo sa- piens, het grootste deel van de bevolking uitbuitte en waartegen een kleine groep vrijheidsstrijders in heroïsche opstand kwam. Maar de wet (in elk geval voor zover het niet-menselijke dieren betrof) mocht daarmee voor dierenbevrijders geen werkelijke wet zijn, dat betekende niet dat elke overtreding ervan te legitimeren viel. Het scherpst werd dat dui- delijk in het discours over ‘geweld’ en ‘terrorisme’.

Geweld

Was er in de officiële wereld gedurende de jaren 1980 veelal bedekte sympa- thie voor het Dierenbevrijdingsfront, in de jaren negentig sloeg dat om en na de millenniumwisseling was het een uitgemaakte zaak: het dierenbevrij- dingsfront heette ‘gewelddadig’. De Criminaliteitsbeeldanalyse van het Korps Landelijke Politiediensten (2004) spreekt tientallen malen over ‘geweldda- dige acties’, ‘politiek gewelddadig activisme’, ‘geweld tegen personen’, ‘open- lijk geweld’, ‘fysiek geweld’, ‘geweldsniveau dat escaleerde’, ‘steeds geweld- dadiger’, ‘gewelddadige radicalen’ en wat dies meer zij. In de aivd-nota Dierenrechtenactivisme in Nederland is nauwelijks een pagina te vinden zonder hetzelfde vocabulair. Meer nog, het maakt melding van ‘zeer gewelddadige activiteiten’ – zonder die overigens te specificeren.53 Insgelijks sprak de mi- nister van Justitie tezelfdertijd van dierenactivisten die ‘extreem gewelddadig te werk gaan’. Ook in kringen waarin onvoorwaardelijke trouw aan de wet minder vanzelfsprekend was, domineerde dit beeld. GroenLinks bijvoor- beeld, doorgaans opponerend tégen onderdrukkende regimes, bleek eind 2003 bij monde van parlementslid Arie van de Brand opmerkelijk autoriteits- gedwee als het op dieren aankwam. ‘Gewelddadige vormen van dierenactivis- me [moeten] met alle beschikbare middelen (...) worden tegengegaan,’ ver- klaarde hij in nrc Handelsblad. Reden? ‘De rechtsstaat is ons anker.’54 In dit discours schoven betekenissen bovendien makkelijk in elkaar. Waar in de redenering van Van de Brand illegaal dierenactivisme synoniem werd met ‘gewelddadig dierenactivisme’, werd op andere momenten ‘radicaal dierenactivisme’ synoniem met ‘illegaal dierenactivisme’ en sec ‘dierenacti- visme’ met ‘radicaal dierenactivisme’. Zelfs in publicaties die duidelijke on- derscheiden tussen ‘legitiem verzet’ en ‘illegale actie’ voorstonden, ging dit Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 362

362 Deel vi

door elkaar lopen. Voornoemd rapport van de klpd is daarvan een goed voor- beeld. Daarin stonden eerst de acties van ‘dierenrechtenactivisten’ omschre- ven als variërend van ‘folderen’ tot ‘ernstige strafbare feiten’. Vervolgens werd de aanduiding ‘radicaal dierenrechtenactivisme’ gebruikt in de betekenis van ‘illegaal dierenrechtenactivisme’, maar verdween allengs het adjectief ‘radi- caal’.55 Dierenrechtenactivisten werden daarmee niet alleen per definitie radi- caal (wat in zeker opzicht goed te verdedigen viel), maar tevens crimineel. En: gewelddadig. Daarmee is niet gezegd dat het verschil tussen folderen en folteren per se werd ontkend, wel dat het slechts sporadisch werd érkend: in een serieus rap- port over oorlogsmisdrijven viel het begrip ‘dierenactivisme’ zonder meer on- der de noemer ‘internationale misdrijven’; in een tv-nieuwsitem over illegaal dierenactivisme werden beelden van het Dierenbevrijdingsfront vrijelijk door elkaar gemonteerd met beelden van een vreedzame actie van een erkend goed dierendoel; een krant als Trouw kopte over een protestmars van een lega- le dierenbeschermingsorganisatie als nieuws dat deze zónder geweld had plaatsgevonden. 56

Het perspectief van de ‘dierenrechtenactivisten’ was op twee wijzen hieraan tegengesteld. Ten eerste lokaliseerde zij het geweld juist in de officiële we- reld. Dat deden zij bovendien in een mate waartegen de beeldvorming over het gewelddadig dierenactivisme bij in het niet viel. Het ging niet om enkele tientallen delicten per jaar, maar om honderden miljoenen.Ennietomvernie- lingen en bedreigingen, maar om industriële, geïnstutionaliseerde mishan- deling en massamoord. De rechtsstaat mocht dan anker zijn, maar wat als dat anker in geen velden of wegen te bekennen was? Behalve het bevrijden van dieren en het schaden van de dierenindustrie was het Dierenbevrijdingsfront er daarom evenzeer op gericht deze verschrikkelijke waarheid onder de aan- dacht te brengen. Vandaar dat acties doorgaans vergezeld gingen van persver- klaringen – en, in de jaren tachtig, meestal een fotograaf mee op pad ging. Maar in de reguliere wereld was de bio-industrie in toenemende mate non- nieuws, business as usual. Als media er toch over berichtten, was dat inderdaad naar aanleiding van acties – als het geen veeziekten en veevoederschandalen waren. Maar acties van het Dierenbevrijdingsfront háálden de landelijke pers soms niet eens. Dat was geen staand beleid, hoewel het af en toe in de buurt kwam. De Volks- krant was bijvoorbeeld beducht door aandacht de harde acties te honoreren. Zoals een journalist van deze krant verklaarde: ‘Indien we bij iedere brand- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 363

Recht aka terreur 363

stichting uitvoerig zouden uitpakken, denk ik dat de actievorm iets te interes- sant wordt.’57 En wanneer aan de acties aandacht werd besteed, dan stond de actie zelf centraal, niet de aanleiding ertoe. De verslaggeving erover was bovendien in toenemende mate ongunstig. Niet het geweld van de dierenin- dustrie werd belicht, maar dat van de actievoerders. Weliswaar waren motie- ven interessant genoeg om aan de orde te stellen, maar als daarover werd be- richt, had dat de neiging asymmetrisch te zijn. Het geweld door de activisten gepleegd werd gepresenteerd als feit, het geweld in de dierenindustrie als een perceptie van de activisten.58 In de rapporten van de inlichtingendiensten was een dergelijke bias nog sterker aanwezig. Een dergelijk patroon was echter niet absoluut en bovendien deed er zich een verschuiving in voor die parallel liep aan die in het illegale dierenactivis- me. Om dit enigszins gechargeerd met twee voorbeelden te illustreren, in 1985 wijdde Tros aktua een uitgebreid item aan het Dierenbevrijdingsfront. Aanleiding was de eerste rechtszaak die tegen leden ervan voor de deur stond. Leidende vraag was derhalve wie deze dierenbevrijders waren, ‘vrien- delijke idealisten’ of ‘terroristische activisten’. Ook hier stonden kortom de methoden van het Dierenbevrijdingsfront centraal en niet de praktijk van de dierenindustrie, maar dat die laatste discutabel waren kwam in het program- ma sterk naar voren. Niet alleen helde de teneur ervan daarom sterk over naar die eerste positie, de programmamakers ruimden bovendien veel aandacht in voor de partij waar het allemaal om begonnen was, de dieren zelf. Het slot van de reportage focuste zelfs uitgebreid op één individueel dier: een van de beagles die tijdens de eerste actie van het Dierenbevrijdingsfront eind 1979 uit het laboratorium van tno was bevrijd. De televisiekijkers zagen de hond door een park rennen en vervolgens naast een aantal katten op de bank lig- gend, met zijn donkere ogen de camera in kijken. De slotwoorden van de begeleidende voice-over luidden: ‘Hij heeft geluk gehad. Hij is nog steeds schuw, maar leeft en loopt vrij rond. De rechter zal moeten uitmaken of dit resultaat de acties van het Dierenbevrijdingsfront rechtvaardigt.’ Ter contrast: in een uitzending van Netwerk, 10 december 2003, ging het uitsluitend over het ‘extremisme’ en de ‘gewelddadigheid’ van dierenac- tivisten. Waar de programmamakers allemaal aandacht voor hadden in de bijna dertien minuten die hun item duurde, voor dieren geen moment. 59 Op een of andere manier waren illegaal opererende dierenactivisten er in twee decennia in geslaagd tegelijkertijd de aandacht van de media te trek- ken én dieren buiten beeld te houden. Het Dierenbevrijdingsfront mocht al- lerlei overwinningen claimen, de slag om de media hadden zij in de eerste Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 364

364 Deel vi

jaren van het nieuwe millennium flink verloren, om niet te zeggen: ver- knald. De toenemende nadruk van de media op de ‘nietsontziende’ aard van het illegale dierenactivisme, frustreerde de betrokken activisten niet alleen om- dat ze afleidde van de hoofdzaak, maar tevens omdat zij daarmee in het beklaagdenbankje kwamen te zitten. En dat terwijl vanuit de belevingswe- reld van het Dierenbevrijdingsfront het verzet niet alleen legitiem was, maar bovendien verhoudingsgewijs erg timide. Zelfs de strategie van het ‘making it personal’ die in kringen van het illegale activisme de nodige discussie ont- lokte, viel in het niet bij de daden van degene die er slachtoffer van werden. Moordenaars hadden geen recht van klagen als er een steen door de ruiten kwam, als er pizza’s thuis werden bezorgd die ze niet hadden besteld (maar wel dienden af te rekenen) of als ze akelige telefoontjes kregen. Dat media daar anders over dachten was een groot onrecht. Reden tot bezinning was het in elk geval niet. Zoals het dierenrechtenblad Change zijn boven- en onder- gronds actievoerende leden een hart onder de riem stak: ‘Bedenk (...) altijd dat slechte berichtgeving nooit jouw schuld is. Iedere actie voor dierenrech- ten zou positief onthaald moeten worden en het is belachelijk als een journa- list je initiatief afzeikt.’60

Maar het was nog erger. Dat media niet opmerkten dat de acties gebrek aan proportionaliteit kon worden verweten ten voordele van de dierenindustrie was één ding, de ‘gewelddadigheid’ die zij actievoerders in de schoenen schoof was nog heel andere koek. Want de tweede wijze waarop het perspectief van het Dierenbevrijdingsfront aan de officiële lezing tegengesteld was, bestond uit, jawel, de nadrukkelijke propagatie van geweldloosheid. De Canadese filosoof-historicus Michael Ignatieff zou dit wellicht in ver- band hebben gebracht met een Europese mentaliteit. Ignatieff betoogde ooit dat Europeanen blootstaan aan de verleiding te geloven dat de oplossing van alle morele problemen er eenvoudigweg in bestaat geweldloos te zijn. Zijns inziens een onhoudbare positie. In de strijd voor een betere orde of voor be- houd van het goede kan geweld noodzakelijk zijn. En misschien zelfs wense- lijk, want Ignatieff impliceerde, in een meer dan toepasselijke voorbeeld, dat ook vermijdbaar geweld te verkiezen zou kunnen zijn boven geweldloosheid: ‘Laten wij niet het toevluchtsoord kiezen en zeggen: “We moeten allemaal planteneters zijn.”’61 Aan de planteneters van het Dierenbevrijdingsfront die haakten naar het morele perfectionisme dat Ignatieff laakte, was dit niet besteed. Geweld was Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 365

Recht aka terreur 365

iets om af te zweren en geweldloosheid een van de expliciete voorwaarden om onder het vaandel van het Dierenbevrijdingsfront te kunnen optreden. Zoals in de handleiding van het Dierenbevrijdingsfront te lezen stond: ‘Het dbf gebruikt op geen enkele manier geweld tegen mensen en dieren.’ De richtlijnen schreven ondubbelzinnig geweldloze actie voor en vérgaande voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat mensen of dieren gewond zou- den raken.62 Het curieuze gevolg hiervan was dat elke gewelddadige actie per definitie géén actie van het Dierenbevrijdingsfront was. Volgens de logica van orga- nisaties in de officiële wereld was dit een volstrekt onverantwoordelijke drogreden. Volgens de logica van een leaderless organisation als het Dieren- bevrijdingsfront was er geen speld tussen te krijgen. Zoals al eerder opge- merkt, de organisatie wás precies dat: een set ideologisch geïnspireerde richt- lijnen waarlangs actie werd ondernomen. Verder niets. Wat daarbuiten viel kón het Dierenbevrijdingsfront niet zijn. Zelfs de tijdschriften, brochures en websites die het Dierenbevrijdingsfront kende, maakten geen deel uit van het front zélf. Het waren uitgaven van de dbf-supportersgroep. En waarachtig, ook die predikten geweldloosheid.

Maar hoe viel dat te rijmen met de brandstichtingen, vernielingen en per- soonlijke bedreigingen die werden gepleegd uit naam van het Dierenbevrij- dingsfront? Enig sofistisch talent was daarvoor wel nodig. Het legde zich toe op het definiëren van geweld als het fysiek schaden van levende wezens. Zo- lang niemand lichamelijk gewond raakte, was er in de optiek van het Dieren- bevrijdingsfront geen sprake van geweld. Met deze semantische draai kon kortom het pacifisme van illegaal opererende dierenactivisten overeind ge- houden worden. Als de premissen niet ter discussie staan dat geweld ver- keerd is en het in brand steken van slachthuizen goed, is er geen andere con- clusie dan dat dit laatste niet gewelddadig is.63 Met het telkens benadrukken van het contrast tussen enerzijds de ver- nieling van levenloze materie en anderzijds het berokkenen van fysieke schade aan levende wezens, won deze eigen definitie aan geloofwaardig- heid. Want vernieling en moord onder die ene noemer van geweld brengen, was dat niet een onaanvaardbare versluiering van een fundamenteel ver- schil? Was dat niet wat het Dierenbevrijdingsfront aan de kaak wilde stellen: het idee dat de officiële wereld in haar greep hield namelijk dat materieel gewin belangrijker was dan levens? Kortom, van het inzicht dat het ene geweld het andere niet was, was het maar één stap tot het inzicht dat het Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 366

366 Deel vi

andere überhaupt geen geweld betekende. De kracht van de herhaling deed de rest. Zeggen is geloven. Maar ondertussen was het een stap die miscom- municatie onvermijdelijk maakte. En belangrijker, de drempel voor verniel- zucht aanmerkelijk verlaagde. Dat de officiële wereld de retoriek van de ‘geweldloosheid’ schamper be- jegende, is begrijpelijk. Er is echter weinig reden om aan te nemen dat er doorgaans niet oprecht in werd geloofd. Dat het met de gepredikte ‘geweld- loosheid’ inderdaad ernst was, blijkt niet alleen uit de richtlijnen. Het spreekt ook uit de veroordeling van gedrag dat, naar de maatstaven van het Dieren- bevrijdingsfront, roekeloos was. Natuurlijk, de moord op Fortuyn wees de woordvoerder van het Dierenbevrijdingsfront ondubbelzinnig als ‘walgelijk’ af – maar ook de poging door Kocera en Van der Laan tot brandstichting in de slagerij waarboven mensen lagen te slapen, werd nog jaren na dato in het dbf-tijdschrift als hét voorbeeld aangehaald van hoe het niet moest. ‘Dergelij- ke acties moeten koste wat kost vermeden worden, omdat menselijk leven even waardevol is als niet-menselijk leven.’64 Ook in de dbf-handleiding werd tot uiterste voorzichtigheid gemaand bij brandstichting. ‘Het is noodza- kelijk dat je zeker weet dat er geen mensen of dieren gewond raken door de vlammen.’65 Gedetailleerde aanwijzingen daarvoor volgden. Wie besloot stal- len van ‘vleeskippen’ in brand te steken werd aangeraden te wachten niet al- leen tot alle kippen naar het slachthuis waren gebracht, maar de stal ook was gedesinfecteerd, ‘omdat de stank van het desinfecteren kleine knaagdiertjes weghoudt’. Je kunt je afvragen of dergelijke aansporingen van werkelijkheids- zin getuigden. Maar toch zeker van geloof.

Niettemin, de geweldsvraag werd van tijd tot tijd gesteld – zij het vooral in En- geland en (als bevestiging van Ignatieffs these) de Verenigde Staten. Gebeur- de dat, dan steeds met een beroep op een Historische Parallel. Wie bijvoor- beeld als braaf, patriottisch burger van laatstgenoemd land de vernieling van eigendommen als onvoorwaardelijk kwaad veroordeelde, werd er fijntjes op gewezen dat het geliefde vaderland zijn geboorte juist te danken had aan der- gelijke illegale zaakschade: the Boston Tea Party.66 Het laat zich raden dat met dit eenvoudige recept ook geweld tegen personen een makkelijke recht- vaardiging vond. Opstandige slaven, de suffragettes, het Franse verzet, het anc – waren zij niet allen gerechtigd geweest geweld te gebruiken? Werd in liberale theorieën over de democratische staat niet nadrukkelijk de mogelijk- heid opengehouden dat burgers het recht konden hebben naar de wapens te grijpen? Was het niet uitgerekend J.F. Kennedy geweest die had verklaard dat Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 367

Recht aka terreur 367

‘Those who make peaceful revolution impossible, make violent revolution in- evitable’? Het categorisch afwijzen van geweld was volgens woordvoerders als Ron- nie Lee, Rod Coronado en derhalve naïef. In de terminologie van Ignatieff, de verleiding de bunker van het pacifisme te betrekken moest wor- den weerstaan. Dat niet te doen was schadelijk omdat het de weerbaarheid van dierenactivisten ondermijnde. Naar aanleiding van een incident waarbij vissers zeehonden in een opvang in Norfolk wilden doodknuppelen, verklaar- de het Engelse tijdschrift Arkangel: ‘The movement has suffered terribly from this addiction to non-violence, leaving our people ill equipped, mentally or physically, to deal with such attacks from animal abusers.’67 Werkelijke socia- le verandering, zo leerde de geschiedenis, kon niet buiten geweld. Dat viel te betreuren, maar je diende tevens te accepteren dat het maken van vuile han- den erbij hoorde. Geweld kon daarmee zelfs de lakmoesproef zijn om speciesisme te ont- maskeren. De meest verlokkende Historische Parallel, de holocaust, vormde daarin het meest favoriete voorbeeld. Als je het erover eens was dat gebruik van geweld om de holocaust te stoppen niet alleen legitiem was, maar mis- schien zelfs een morele plicht kon zijn geweest; als je vervolgens erkende dat de bio-industrie in feite neerkwam op één lange, onafzienbare dierenholo- caust, was dan de conclusie niet onontkoombaar dat geweld verantwoordelijk was? Kortom, wie geweld in de dierenrechtenstrijd categorisch afwees, con- formeerde zich daarmee aan het speciesistische geloof dat mensen meer waard waren dan andere dieren.68 Het aanvaarden van ‘slechte’ middelen was het bestaansrecht van de dieren werkelijk serieus nemen. Deze gedachte- gang extrapolerend zou je cynisch kunnen concluderen dat de moord op For- tuyn – onder voorbehoud – de rite de passage naar volwassenheid van de die- renbeweging markeerde. Toch, niet dat in dergelijke betogen zozeer tot geweld werd opgeroepen – al kon dat ook een juridische achtergrond hebben. Waar mensen als Ronnie Lee in Engeland en Rod Coronado in de Verenigde Staten vooral naar leken te streven was erkenning dat geweld gewettigd kon zijn. Mensen waren in oor- log met andere dieren. En oorlog maakte een oorlogsmoraal noodzakelijk. In een individueel geval kon dat de vorm aannemen van een soort Sartriaanse geweld light. Zoals de Franse filosoof ooit betoogde dat het doden van de on- derdrukker noodzakelijk is voor de onderdrukte om werkelijk vrij te worden, zo zag Rod Coronado, zich scherp bewust van zijn native American roots,in het gebruik van brandstichting – naast een effectieve vorm van economische Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 368

368 Deel vi

sabotage – ook een spiritueel reinigingsritueel.69 Meestal ging het echter om zakelijk geweld, proportioneel geweld, geweld gericht tegen schuldigen, ge- weld als andere middelen hadden gefaald, geweld kortom volgens alle con- ventionele just war theories. Maar behalve dat was het een vorm van zelfbeves- tiging. Als erkend werd dat geweld redelijk kon zijn, dan waren de acties van Lee en Coronado dat zeker. Dan was dat deel van hun leven dat zij in de ge- vangenis hadden doorgebracht niet zonder zin geweest. Want of zulk geweld, op papier zo onverschrokken en verantwoord, ook daadwerkelijk gepraktiseerd werd, is nogal betwistbaar. Eerder lijkt het erop dat Lee cum suis zich conformeerden aan de gangbare opvatting dat ook brandbommen geweld betekenen. Aannemelijk is wel dat dergelijke ideeën bijdroegen aan de verharding die in een deel van het illegale dierenactivisme optrad. Vanaf 1985 deed in Engeland de Animal Rights Militia van zich spre- ken. Het onderscheidde zich van het Animal Liberation Front door zich niet aan pacifisme gebonden te achten. Het sturen van brieven met scheermesjes behoorde tot de actiemethoden, net als het gebruik van ‘other deadly devices’, om met psycholoog John Horgan te spreken.70 (En inderdaad, wie zou dur- ven ontkennen dat scheermesjes dodelijk kunnen zijn?) Te spotten viel daar ondertussen niet mee. Een autobom verwondde in 1990 een jongetje. Dat er nieuwjaarsnacht 2001 op Nederlandse bodem geopereerd werd on- der de naam van Animal Rights Militia, was voor de aivd derhalve reden tot schrik.71 Maar het was alleen de naam, niet het instrument van de scheermes- brief dat was overgenomen. Niettemin, gespierde taal en dito actie aan de overzijde van het kanaal bleef risico op contaminatie inhouden. De uitbrei- ding van de campagne Stop Huntingdon Life Science naar Nederlands grond- gebied toonde dat aan. De omstandigheid dat Britse activisten deels verant- woordelijk waren voor onvriendelijke huisbezoeken in het Gooi, afgelegd in het kader van het ‘making it personal’, rechtvaardigden de inschatting dat het Engelse geweldsniveau geëvenaard kon worden. Maar ook de oosterburen konden, net als in de jaren zeventig, inspiratie leveren. De raf mocht allang dood en begraven zijn, in de binnenlanden van Gelderland drong haar bezie- lende voorbeeld nog begin 2003 door. Een vijftal activisten uit Apeldoorn, ge- tooid met de inmiddels archaïsch klinkende naam Rood Revolutionaire Actie, verklaarden Ulrike Meinhof en Andreas Baader als grote voorbeelden te zien. Aan een marteldood voor de revolutie kwamen zij niet toe. Hun ‘stadsguerilla’ was een nogal slap aftreksel van die van hun helden. De aantrekkingskracht van de raf vermocht niet veel meer uit te werken dan het bekladden van de plaatselijke McDonalds aan de Hofstraat.72 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 369

Recht aka terreur 369

Het geweld gespiegeld

Geweld was echter niet alleen een kwestie van de radical fringe. Het was ook een kwestie van de schaduwkant van de officiële wereld. En dan niet eens zo- zeer het geweld dat op activisme reageerde. Zeker, dat was reëel genoeg – of- schoon doorgaans gericht tegen legaal activisme. Sommigen uit de dierenin- dustrie gingen over tot mishandeling, uitten doodsbedreigingen, vernielden eigendommen, braken in, legden, als de geruchten klopten, boobytraps rond hun eigendommen en wekten daarbovenop bij de aivd de vrees dat ‘in extre- me gevallen (...) een onwenselijke vorm van eigenrichting’ kon ontstaan.73 Bovendien eiste het geweld tegen dieren- en milieuactivisten wereldwijd ver- schillende dodelijke slachtoffers, meest in het oog springend de Nederlands- Portugese fotograaf Fernando Pereira die in 1985 omkwam bij een bomaan- slag op het Nederlandse vlaggeschip van Greenpeace, de Rainbow Warrior.74 En zeker, die laatste gebeurtenis demonstreerde de gevaren van een onvoor- waardelijk staatsmonopolie op geweld. Maar er was ook geweld, of de drei- ging of uitlokking daarvan, vermomd als (dieren)extremisme.75 Dat was uit de aard der zaak schimmig en omstreden. In 1991 verscheen in de vs het boek A Declaration of War. Killing People to Save Animals and the Environment, geschreven door een anonieme auteur die zich ‘Screaming Wolf’ noemde. Zich voorgevend een insider te zijn, onthulde de auteur dat dierenbevrijders erop uit waren, o huiver, mensen te doden.76 Dat het boek geschreven was om de dierenbeweging in diskrediet te brengen, was duide- lijk. En met enig welslagen, tot aan nova en het aivd-rapport toe werd het griezelrelaas als aanwijzing gepresenteerd voor het gevaar dat dierenactivis- ten zouden kunnen vormen. Maar of het inderdaad als in Orwells 1984 ging om een O’Brien die zelf het boek van tegenstander Goldstein bleek te hebben geschreven, werd nooit opgehelderd.77 Bijdemoordaanslagin1988opde Amerikaanse chirurg Leon Hirsch lag dit anders. Dat de aanslag werd voor- komen, bleek niet toevallig. De autoriteiten waren ervan op de hoogte, want de dader was ertoe aangezet door agent-provocateurs – naar uitkwam een plannetje van Hirsch zélf om zijn tegenstanders zwart te kunnen maken.78 Ook binnen het Nederlandse actiewezen raakten sommige van zulke ge- vallen toch openbaar – zij het dat die wat minder spectaculair waren. (De fic- tionele in Thomas Ross’ De zesde mei uitgezonderd). De bvd stationeerde bij Milieudefensie enige tijd een infiltrant die met ingezonden brieven in het links-activistische tijdschrift Ravage opriep tot radicalere actie.79 Een andere infiltrant leurde regelmatig met explosieven en maakte onder auspiciën van Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 370

370 Deel vi

de bvd een eigen militant blaadje. Bekend voorbeeld is verder het geval Cees Lieshout die in het kader van een bvd-operatie in Nijmeegse krakerskringen eind jaren zeventig aanzette tot bomaanslagen. Dergelijke voorbeelden over- stegen ruimschoots het maatschappelijke equivalent van Heisenbergs onze- kerheidsprincipe dat de waarnemer het waargenomene verandert. Tegelijker- tijd, zulke scenario’s, reëel als ze konden zijn, waren schromelijk ontoereikend om het politiek activisme van alle onwelvalligheden vrij te pleiten – met welk paranoïde enthousiasme dat ook mocht worden geprobeerd.

Terrorisme

Al deze gevallen vertoonden als het op geweld aankwam een zekere direct- heid. Zij waren echter ingebed in een breder discours dat niet noodzakelijker- wijs tot geweld leidde, maar dat wel een atmosfeer schiep waarin het relatief makkelijk kon uitkristalliseren. Juist als het om verbale agressie ging, wisten dierenbeschermers die illegale actie ondernamen van wanten. Zij noemden hun tegenstanders niet alleen moordenaars en dierenkwellers, maar bestempelden hen ook als ‘tuig’, ‘scum’, ‘beulen’, ‘monsters’ en wat dies meer zij. Dergelijke representaties vergemakkelijkten extreme acties volgens een spiegeling van de dierenindustrie. Net zoals daarin dieren taalkundig werden ‘ontdierlijkt’, zo werden de slachtoffers van illegaal dierenactivisme ‘ontmenselijkt’ – ze werden letterlijk onmensen. De pijn die de acties veroor- zaakten was daarmee niet relevant of, als het niet te negeren viel, een welver- diend loon. En net als in de dierenindustrie leek ook hier de heftigheid van het discours nodig om aarzelingen uit te drijven, om mogelijke twijfels te ver- stikken. Zoals dat groot op de achterzijde van de nieuwsbrief van Stop Hun- tingdon Life Sciences was te lezen: ‘Never forget that those who experiment on animals are perverted criminals and they must be treated as such.’80 Op hun beurt, en als voorspelbare reactie, werden de dierenactivisten eveneens uitgemaakt voor ‘tuig’, ‘thugs’, ‘beesten van mensen’ of anderszins weinig vleiends, maar vooral, en dat ging in deze wederzijdse scheldkanonnades beduidende consequenties krijgen, voor terroristen. In de wereld na 9/11, na de afkondiging van de war on terror, en boven- dien in een Nederland na de moord op Fortuyn, ligt de veronderstelling voor de hand dat illegaal dierenactivisme pas sinds die tijd in de geur van terroris- me kwam te staan. Dat is echter slechts zeer ten dele juist. Het klopt in elk ge- val niet in zoverre dat Engelse en Amerikaanse media al zeker sinds eind ja- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 371

Recht aka terreur 371

ren 1980 niet schroomden kwistig met de term terrorisme rond te strooien. Meer nog, reguliere dierenbeschermingsorganisaties hadden zich van onder- grondse activiteiten middels de kwalificatie ‘terroristisch’ gedistantieerd. Ook in wetgeving had dit al zijn beslag gekregen. De Amerikaanse ‘Animal En- terprise Protection Act’ uit 1992 riep de misdaad van ‘animal enterprise ter- rorism’ in het leven, wat in essentie sloeg op het doelbewust toebrengen van economische schade aan industrieën die dieren verwerkten. Wat Nederland betreft klopt het ook niet geheel. In 1985 werd al van offi- ciële zijde de vrees uitgesproken dat het Dierenbevrijdingsfront terroristi- sche trekken zou kunnen krijgen.81 Op een conferentie op Clingendael in 1986, met als thema terrorisme, waarschuwde een buitenlandse deskundige voor het Animal Liberation Front. In 1987 begon minister Korthals Altes ge- welddadig politiek activisme als ‘terrorisme’ te benoemen. Dat was weliswaar naar aanleiding van de Rara-aanslagen, maar het opende de mogelijkheid dat het Dierenbevrijdingsfront een volgende gegadigde was. Korthals Altes ver- weerde zich tegen kritiek op zijn woordgebruik dat het goed was ‘de zaken bij hun naam te noemen’, maar miskende daarmee dat als er één politiek gevoe- lige definitie bestaat, het die van terrorisme is. Of, beter gezegd, dat het offi- cieel labelen van een bepaalde groep als ‘terroristisch’ bij uitstek een politieke daad is die niet zozeer een beschrijving beoogt als wel een bijzondere veroor- deling. Met Korthals Altes startte een trend in de Nederlandse politiek die, al- weer, het illegale dierenactivisme spiegelde. Had men daar het begrip ‘ge- weld’ een atypische inhoud gegeven die niet zonder gevolgen bleef, hier werd het begrip ‘terrorisme’ van een betekenis voorzien die het doorgaans niet om- vatte. Van ‘terrorisme’ mochten vele tientallen definities in omloop zijn, in het algemeen spraakgebruik had het toch vooral verband gehouden met het creëren van angst door dood en verderf te zaaien onder willekeurige burgers. Twee elementen, fysiek geweld en willekeurige slachtoffers, bleken nu niet meer noodzakelijk om over ‘terrorisme’ te spreken. Volgens de overheid kon- den louter ideeën al ‘terroristisch’ zijn.82 En ook dat had zo zijn gevolgen. Op dit punt deden de war on terror en de moord op Fortuyn wel degelijk hun invloed gelden. In de Verenigde Staten, in het door de regering-Bush ge- stimuleerde klimaat van vijandsdenken, zag corporate America haar kans schoon mee te varen op de golf van antiterrorismewetgeving. ‘Dierenterroris- me’ werd naast ‘milieuterrorisme’ officieel aangemerkt als ‘the most dange- rous domestic terror threat in the United States’. Onder de Patriot Act en aan- scherping van de Animal Enterprise Protection Act ging dat gepaard met Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 372

372 Deel vi

vergaande onderzoeksmethoden en (de dreiging van) zeer zware gevangenis- straffen, niet alleen voor mensen die ondergronds opereerden, maar ook voor hen die daaraan publiekelijk steun betuigden.83 Ondanks de andere politieke constellatie tekende zich in Nederland iets soortgelijks af. In 2000 hadden twee parlementsleden al aan de minister van Justitie gevraagd of het Dierenbevrijdingsfront geen terrorisme bedreef. Het antwoord daarop luidde toen negatief en daarmee was voor wat betreft dat aspect voorlopig de kous af. Kamervragen over gewelddadig dierenactivisme begonnen vanaf die tijd echter vaste prik te worden. De brede definitie van ‘terroristisch oogmerk’, zoals die in het wetsvoorstel terroristische misdrijven (2002) werd gegeven en waarbij het aanjagen van vrees bij een deel van de be- volking al als terrorisme kon gelden, opende vervolgens de deur om geweld- dadig dierenactivisme daar ook onder te scharen – net als overigens allerlei andere vormen van criminaliteit of activisme (of zelfs de politiek zélf). Vanaf eind 2003 achtten parlementsleden van de vvd zich derhalve gerechtigd om te spreken van ‘terroristisch tuig’ en ‘dierenrechtenterroristen’.84 Het cda bleef niet achter. Kamerlid Mosterd riep voor de tv-camera van Netwerk vi- sioenen op van activisten met bivakmutsen en knuppels die in militaire slag- ordes kinderrijke boerengezinnen attaqueerden – een handelwijze die hij niet anders dan terroristisch kon noemen.85 Dierenactivisme had, aldus een andere cda-Kamerwoordvoerder, een ‘even funeste uitwerking op het leven van mensen’ als islamitisch terrorisme. Met de lpf was er aldus een Kamer- meerderheid die illegaal dierenactivisme voortaan officieel als ‘dierenter- rorisme’ wilde aanmerken. Sommige media, zoals het nos Journaal en De Telegraaf, volgden deze lijn.86 In tegenstelling tot in de Verenigde Staten reageerde de Nederlandse re- gering op een dergelijke begripsverruiming niet onverdeeld enthousiast. Mi- nister van Justitie Donner, ook van het cda, zag dierenrechtenactivisme wel- iswaar als ‘wezenlijke bedreiging van de Nederlandse samenleving’, maar bleef gewelddadig dierenactivisme als radicalisme aanduiden ter onderschei- ding van terrorisme.87 Zijn scrupules waren in elk geval ten dele ingegeven door een inzicht uit de sociale psychologie waarvoor de bvd in 2001 nadruk- kelijk had gewaarschuwd, namelijk dat het labellen van personen of groepen de werking kan hebben van een self-fulfilling prophecy:

‘De ervaringen uit het verleden hebben geleerd dat het tot terrorist verklaren van politiek gewelddadige activisten met de daarbij behorende overkill van justitiële en politiële maatregelen in ernstige mate radicaliserend werken. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 373

Recht aka terreur 373

Voor de als terroristen gedemoniseerde activisten is een normale terugkeer in de civiele maatschappij immers niet meer mogelijk nadat een staat hen openlijk oorlog heeft verklaard.’88

Doorgaans waren het echter partijen als GroenLinks en d66 die moeite had- den met de kwalificatie ‘terrorisme’ en de middelen van het Dierenbevrij- dingsfront bleven beschouwen als simpelweg crimineel – bang als zij waren dat de nieuw voorgestelde terrorismewetgeving zelf een aantasting van de rechtsorde met zich mee zou brengen.89 Hiermee deed zich het paradoxale verschijnsel voor dat tegenstanders de dierenactivisten bevestigden, terwijl ‘medestanders’ zich van hen distantieerden. Want hadden dierenactivisten verklaard dat het oorlog was, in een tijdperk van war on terror accepteerde juist dát deel van de gevestigde orde deze conceptualisering die het doel waar deze oorlog om draaide weerstreefde – het Groene Front. Omgekeerd waren het partijen die zich in meer of mindere mate in het doel van het Dierenbe- vrijdingsfront konden vinden, die met hun beroep op het normale strafrecht leken te ontkennen dat er van een oorlogssituatie sprake was. Kortom, als de advocate van dierenbevrijders zich voor de camera van nova vertwijfeld afvroeg: ‘Het vrijlaten van nertsen en kippen is toch niet staatsgevaarlijk?’ dan was het antwoord misschien net iets minder eenduidig als zij veronderstelde. In een samenleving die is gefundeerd op de construc- tie van mensen en dieren als twee separate categorieën – de eerste superieur en gerechtigd de tweede te exploiteren – is de daad om dieren letterlijk uit deze orde te bevrijden wellicht inderdaad een staatsondermijnende aangele- genheid (zij het, gezien de schaal, vrijwel strikt symbolisch). Tezelfdertijd had Ayaan Hirsi Ali gelijk als zij stelde dat dierenrechtenactivisten niet fantaseer- den over een kalifaat, dat uit de ideologie van dierenrechten allesbehalve volg- de dat de democratie omvergeworpen moest worden. 90 Met die staatsonder- mijning lijkt dat op gespannen voet te staan, maar haar waarneming valt op zijn plek door de andere helft van het verhaal: dat, zodra het op niet-menselij- ke dieren aankwam, er juist een absolutistisch regime heerste. Dat kon of wilde de officiële wereld niet erkennen. Haar lezing was der- halve dat de noodzaak ‘dierenrechtenradicalisme’ tegen te gaan louter gele- gen was in het feit dat het aanleiding was ‘tot het gebruik van geweld’. De vrees ervoor was, zoals gebleken, gegrond, maar dat het ‘voor onze rechtstaat bedreigend’ was, zoals de ChristenUnie en minister Donner zeiden te gelo- ven, was een nogal boude bewering.91 In zoverre die niet voortkwam uit po- litieke profileringsdrang maar in ernst werd overwogen stond of viel zij Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 374

374 Deel vi

natuurlijk met de beoordeling van de moord op Pim Fortuyn. Echter, ook al werd die met gewelddadig dierenactivisme geïdentificeerd, dan nog was het een lastige opgave aannemelijk te maken dat Nederland een uitzondering vormde op het algemene patroon dat democratieën een grote resistentie be- zitten tegen politieke moorden. Volkert van der Graaf mocht hevige opschud- ding hebben veroorzaakt, dat hij de staat aan het wankelen had gebracht was toch wel erg veel eer. Hoe daarenboven de enkele tientallen, over het alge- meen weinig vermogende dierenactivisten die volgens de aivd in Nederland bereid waren tot vergaande actie het voortbestaan van de reëel bestaande Nederlandse rechtsstaat ook maar een strobreed in de weg zouden kunnen leggen, was eveneens iets waarvoor een levendige fantasie vereist was. Niet verwonderlijk klonk het klpd-rapport uit 2004 aanmerkelijk voorzichtiger dan de heren en dames politici. Hoewel niet bepaald geschreven om dieren- activisme te bagatelliseren, concludeerde het dat acties tegen personen in Nederland iets was ‘van de laatste twee jaar’, waarbij het stelde dat in Groot- Brittannië fysiek geweld niet werd geschuwd. Per implicatie was dat (nog) wel het geval in Nederland. Dat het overzicht dat de klpd bood van illegale dierenacties (1979-2003) inderdaad geen gevallen te zien gaf van mensen die gewond waren geraakt, sloot hierbij aan.92 De aivd rapporteerde over de pe- riode 2004-2007 evenmin gewonden. Overigens, aan een duiding van de moord op Fortuyn waagden de diensten zich niet. Zoals de bijzondere definitie van geweld die illegaal opererende dieren- activisten hanteerden de drempel voor vandalisme en brandstichting verlaag- de, zo lijkt de ideologie van geweldloosheid er aan bij te hebben gedragen dat de ‘extreme gewelddadigheid’ waar mensen als minister Donner van spraken weinig overeenkomst vertoonde met andere gebeurtenissen die de officiële wereld als extreem gewelddadig beoordeelde. Want na meer dan een kwart- eeuw ‘dierenterrorisme’ in tientallen landen, van Chili tot Rusland, van Aus- tralië tot Canada, na vele duizenden ‘aanslagen’ viel er, voor zover bekend, geen enkele dode te betreuren – behalve, waarschijnlijk, Pim Fortuyn als slachtoffer van een gerichte moordaanslag. Kortom, als het Animal Libera- tion Front een terroristische organisatie was, dan was het toch wel een hele rare. Hoeveel narigheid dierenactivisten ook hadden uitgehaald, hoeveel on- verantwoorde risico’s zij hadden genomen, het viel niet moeilijk met de die- renarts uit de misdaadroman De kleine leugen van Jac. Toes in te stemmen: ‘Je zou wensen dat elke terrorist zo over geweld dacht.’ Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 375

Consequenties

Resultaat?

Een belangrijke rechtvaardigingsgrond voor het overtreden van de wet be- stond erin dat alle reguliere middelen om dieren te beschermen waren ge- probeerd, maar dat zij in laatste analyse hadden gefaald. Vanaf de jaren 1860 bestonden er in Nederland organisaties die zich exclusief met dierenbescher- ming bezighielden, sinds begin jaren 1880 bestond er nationale dierenbe- schermingswetgeving en wat was de meest opvallende ontwikkeling die zich sindsdien had voorgedaan? Inderdaad, de opkomst, intensivering en explo- sieve groei van de dierenindustrie. De conclusie leek onafwendbaar: de regu- liere dierenbescherming was op een grandioos debacle uitgelopen. ‘We zijn 20 jaar met leugens naar huis gestuurd,’ verklaarde in 1985 Henk Lambertz, oud-directeur van een verzekeringsmaatschappij en op dat moment woord- voerder van het Dierenbevrijdingsfront. Toch was hiermee de kous niet af. Dat fiasco mocht misschien illegale ac- tie kunnen legitimeren, daarmee was niet gezegd dat het illegale actie kon blijven legitimeren. Want het moest wel werken – anders kon je net zo goed bovengrondse actie voeren. Het doel moest immers de middelen heiligen. De meest hachelijke vraag – voor de niet-menselijke betrokkenen beslissend over leven of dood – was derhalve of het optreden van het Dierenbevrijdings- front het gewenste doel dichterbij bracht. Dat volgens de dierenbevrijders hun resultaten als een paal boven water stonden, wekt uiteraard geen verwondering. Voor hen moesten hun acties in- derdaad werken – anders werd de bodem eronder weggeslagen – en dus werkten ze. Onder de kop ‘the road to victory’ stonden in het Britse dierenbe- vrijdersblad Arkangel lange lijsten met successen opgesomd. In het Neder- landse supportersblad van het Dierenbevrijdingsfront gebeurde iets soortge- lijks. Gespeend van een zekere empirische hardheid waren die claims lang niet altijd. Ontegenzeggelijk behoedde het Dierenbevrijdingsfront sommige dieren van een wisse dood. Of zoals Dirk Boon het in 1998 formuleerde tij- dens zijn rede bij de aanvaarding van het bijzonder hoogleraarschap Dier & Recht: ‘Ik zal de laatste zijn om vanuit mijn positie crimineel gedrag te stimu- leren en de acties van dierenbevrijdingsfrontjes toe te juichen. De juridische Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 376

376 Deel vi

werkelijkheid gebiedt echter te zeggen dat deze acties enig effect sorteren, hetgeen je over de toepassing van het Nederlands recht dat aan dieren be- scherming moet bieden niet kunt volhouden.’93 Evenmin is het echter verbazend dat de resultaten aanmerkelijk minder duidelijk waren dan uit Arkangel of het dbf-supportersblad naar voren kwam. Dat acties dierenleed veelal verplaatsten in plaats van verminderden – bevrij- de dieren werden bijvoorbeeld door de industrie vervangen door andere – was de dierenbevrijders weliswaar niet direct aan te rekenen: zij waren het niet die daar verantwoordelijk voor waren. Voor de betrokken dieren zélf en van- uit consequentialistisch perspectief was dit echter al fnuikend. En in zoverre dierenbevrijders aanhangers waren van het principe dat het doel de midde- len heiligt wáren zij consequentialisten. Twijfelachtiger nog was in hoeverre het massaal loslaten van dieren hen daadwerkelijk hielp.94 Nog weer onze- kerder was de premisse dat het toebrengen van economische schade dieren- levens redde. Hoe het in brand steken van vrachtwagens van vleesgroothan- dels leidde tot omzetvergroting van autodealers was aanmerkelijk eenvoudiger te beredeneren dan hoe hiermee aan dieren bescherming ten deel zou vallen. Evenzo: of het saboteren van talloze pinautomaten ook maar één dierenleven heeft gespaard is niet per se waarschijnlijker dan het tegendeel. Het ligt echter voor de hand de impact van het Dierenbevrijdingsfront niet zozeer af te meten aan de directe, instrumentele resultaten, maar aan die van de openbaarmaking en politieke expressiviteit. Het redden van twaalf honden mocht teniet worden gedaan door tno die voor haar voedingsonder- zoek twaalf andere honden aan het lot van ‘wetenschappelijk model’ onder- wierp, onthuld was wat de meeste burgers zich doorgaans niet realiseerden: dat zij, cru gesteld, indirect honden consumeerden. Illegale middelen kon- den kortom effectief – en soms cruciaal – zijn om de geslotenheid van de dierenindustrie open te breken, dieren in de samenleving zichtbaar te ma- ken en zodoende maatschappelijke en politieke druk te creëren.95 Dit was hoogstwaarschijnlijk de sterkste troef, reden dat mensen als Bouma als woordvoerder wilden optreden. Zoals al gemeld was het Dierenbevrijdings- front zich hier aanvankelijk terdege van bewust: in de jaren tachtig waren sommige acties primair gericht op het verkrijgen van informatie. In het veld van dierenbeschermend Nederland dichtte het Dierenbevrij- dingsfront zichzelf daarboven dienaangaande een specifieke rol toe die ver- der ging dan openbaarmaking alleen. Er ging namelijk, zo was het idee, een krachtige boodschap uit van de omstandigheid dat leden van het Dierenbe- vrijdingsfront niet alleen betoogden dat het noodzakelijk was de wet te over- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 377

Recht aka terreur 377

treden om dieren bescherming te bieden, maar daadwerkelijk de bereidheid toonden daarnaar te handelen – met alle maatschappelijke risico’s van dien. Bovendien was het min of meer geregisseerde effect daarvan dat een orga- nisatie als Lekker Dier, die tot het moment dat het Dierenbevrijdingsfront zijn opwachting maakte als meest ‘radicale’ dierenbeschermingsorganisatie te boek stond (afgemeten aan organisaties als de Dierenbescherming, de So- phia-Vereeniging of Rechten voor al wat leeft) nu in een middenpositie te- rechtkwam. Iets dat haar geloofsbrieven ten goede kwam.96

Contraproductiviteit

Er waren echter grenzen aan dit voor dieren mogelijk gunstige effect van de expressiviteit. Werden die overschreden, dan was de werking al snel contra- productief. De aivd waarschuwde er in 2007 bijvoorbeeld voor dat vergroting van de transparantie omtrent dierproeven zou kunnen leiden tot radicalise- ring van een deel van de dierenrechtenactivisten.97 Het doet er minder toe of dit een oprechte vrees betrof of een gelegenheidsargument, feit is dat het ge- bruikt kon worden om openheid tegen te gaan en hoe vervelender dingen dierproefnemende wetenschappers overkwamen des te sterker hun positie als zij zich verzetten tegen openbaarmaking van informatie. Vanaf de jaren negentig, met name als het om brandstichtingen en ver- nielingen ging, dreigde zich daarom op tactisch niveau wel degelijk de verge- lijking op te dringen met terrorisme. Geconfronteerd met dergelijke acties gold voor de meeste mensen wat politicoloog Brien Hallett over terroristi- sche aanslagen schreef, namelijk dat vanuit het perspectief van niet-terroris- ten het de primaire ethische en politieke fout is die terroristen maken dat zij ‘have chosen the least effective means for conducting their conflict and achieving their publicly espoused goal’.98 Zodoende kon bovendien makke- lijk bij de buitenwereld het idee postvatten dat het de illegaal opererende die- renactivisten helemaal niet om de belangen van dieren ging, maar dat zij handelden uit wraakzucht, hun eigen onlustgevoelens afreageerden of dat zij simpelweg geweld pleegden voor de kick en daar verslaafd aan raakten. Of dergelijke motieven vaak de initiële impuls gaven of in onversneden vorm voorkwamen, valt te bezien, maar het is moeilijk aan te nemen dat zij in het geheel geen rol speelden – en dat die niet aan belang wonnen.99 De bravoure waarmee sommige activisten lak zeiden te hebben aan beeldvor- ming, versterkte de indruk dat het, in de woorden van Rudy Kousbroek, ging Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 378

378 Deel vi

om een ‘troebele zaak’. In plaats van de samenleving te willen veranderen zoals aanvankelijk de inzet was, keerde het Dierenbevrijdingsfront zich van de samenleving af, vormde het meer en meer een closed community die zich van alles en iedereen vervreemdde.100 De reguliere dierenbescherming mocht misschien spectaculair gefaald hebben, de balans van het theater dat militante activisten brachten sloeg vanaf midden jaren 1990 vaak nog een flink stuk negatiever door. Zelfs als illegale actie concrete doelen bereikte, was het de vraag of die in de consequentialistische boekhouding louter aan de creditzijde bijgeschre- ven mochten worden. Uit de waarneming dat aan niet-menselijke dieren geen recht werd gedaan, vloeide niet voort dat het de maatschappij aan elke vorm van recht ontbrak. De realiteit van begrippen als ‘rechtsstaat’ en ‘demo- cratie’ was geen kwestie van wel of niet, maar van meer of minder. Acties die de wet aan hun laars lapten liepen daarmee het grote risico dat zij afbreuk de- den aan belangrijke verworvenheden die juist continue verdediging en ver- sterking behoefden. Paradoxaal genoeg werd dat risico groter naarmate de concrete successen van illegale actie groter werden. Wat als winst voor de die- ren geboekt kon worden, zou kortom wel eens tot vermindering kunnen lei- den van het democratisch en rechtsstatelijk gehalte van de maatschappij.101 En hoe laag dat gehalte ook door sommige dierenactivisten mocht worden in- geschaald, de geschiedenis leerde dat het nog vele malen erger kon. In de die- renstrijd was een wereld te winnen, maar ook een te verliezen.

Geen wonder dat binnen de dierenbeweging het ondergrondse dierenactivis- me met toenemend afgrijzen werd bezien. Illegaal opererende dierenactivis- ten hadden zich ontpopt als wandelende pr-ramp. Dat hun acties veelal strij- dig waren met elementaire fatsoensnormen was al vervelend genoeg, dat zij daarmee de hele beweging in diskrediet brachten was niets minder dan de- sastreus. ‘The one thing A[nimal]R[ights]A[dvocates] violence never fails to produce,’ noteerde filosofisch boegbeeld van de dierenrechtenbeweging , ‘is more grist for the mills run by the spokespersons for the major ani- mal user industries.’102 Van de weeromstuit werden wettelijke grenzen heilig verklaard of anders gezocht naar veel behoedzamer vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid. Dat laatste was het geval in landen als de vs of Australië waar een nieuwe actievorm werd geïntroduceerd, de zogeheten ‘open rescue’. Na documentatie over misstanden vooraf en verzoeken om die via legale weg uit te bannen, braken activisten – nu zonder bivakmuts – overdag in om die- ren mee te nemen uit vestigingen van de dierenindustrie. Wanneer zij schade Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 379

Recht aka terreur 379

hadden veroorzaakt (bijvoorbeeld bij het ontzetten van sloten) lieten ze geld achter ter compensatie. Maximale transparantie voor de media was geboden en naar het adagium ‘if you break the law, face the law’ was arrestatie niet iets om te ontlopen. Inhoudelijk was het verhaal van de open rescues niet princi- pieel anders dan dat van het Dierenbevrijdingsfront, maar de wijze waarop het verteld werd – en voor het resultaat maakte dat veel uit – verschilde aan- zienlijk.

Nogmaals: geweld

Want wat dergelijke open rescues niet in de laatste plaats onderscheidden van acties à la het Animal Liberation Front was het mijden van oorlogszuchtige taal. Dat werpt de vraag op in hoeverre de conceptie van oorlog het dierenac- tivistisch geweld heeft opgeroepen. En wat de alternatieven waren. In 1985 bijvoorbeeld, tijdens een rechtszitting van leden van het Dierenbevrijdings- front, vergeleek een getuige-deskundige – bovengenoemde Dirk Boon – de economische schade die het Dierenbevrijdingsfront had toegebracht met economische schade ten gevolge van stakingen.103 Je kunt je afvragen wat het gevolg was geweest als dát het leidende beeld was geweest: het Dierenbevrij- dingsfront als vakbond die door het platleggen van bedrijven het recht eiste voor de werknemers – varkens, kippen en konijnen – op ontslag. Waarschijn- lijk toch geen brandstichting. Uiteraard schoot zo’n conceptualisering van een arbeidsrelatie op crucia- le punten tekort en het valt te vrezen dat die van ‘slavernij’ of ‘oorlog’ moeilijk te vermijden waren. Toch betekende dat niet dat die op geweld hoefden uit te lopen. Integendeel zelfs. Verreweg het grootste deel van de dierenbewe- ging zag er geen aanleiding in naar de wapens te grijpen, maar om peace work te starten. Het was derhalve niet zozeer de conceptualisering van oorlog die militante dierenactivisten parten speelde, maar de zienswijze van hun rol daarin. Als vrijheidsstrijders aan de kant van de niet-menselijke dieren te wil- len optreden was ongetwijfeld nobel bedacht, maar miskende niet alleen de moeilijkheid hoe je als mens uit het menselijk kamp los te maken, maar bovenal dat die vermaledijde homo sapiens op deze wijze niet was te ver- slaan.104 Grootschalige verandering was alleen van binnenuit mogelijk door mensen méé te krijgen. Het was niet voldoende je tegenstanders als barbaren te herkennen, je diende te erkennen dat jezelf ook tot het barbarendom be- hoorde. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 380

380 Deel vi

Uiteraard was dat laatste ook iets waarin de officiële wereld faalde. Die- renexploitanten en dierenbevrijders spiegelden elkaar daarin, maar lieten na in elkaars spiegel te kijken. Of zelfs: verhinderden door hun retoriek de ander zijn of haar tegenbeeld te zien. Als het waar was dat geweld zich niet tot per- sonen hoefde te beperken maar zich kon uitstrekken tot goederen, tot de on- gevoelige en zelfs levenloze wereld, dan was het wellicht dienstig nog een keer het gangbare lexicon te tarten door met Hanna Arendt in te zien dat al het ‘maken’ een instrumentalisering van de materie is en derhalve geweldda- dig.105 Of, toegesneden op de onderhavige problematiek (en abstraherend van Arendts fundamentele onderscheid tussen ‘arbeiden’ en ‘maken’), dat alle ‘eten’ gewelddadig is. Onderkenning daarvan zou de radicale oplossing van geweldloosheid uitsluiten en daarvoor in de plaats het streven kunnen stellen naar verzachting van het geweld, kanalisering, indamming, reductie, minimalisering. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 381

Epiloog De grote crisis

Gecalculeerde catastrofe

Op 4 februari 1997 diagnosticeerden onderzoekers van het Instituut voor Veehouderij en Diergezondheid varkenspest op een bedrijf in het Brabantse plaatsje Venhorst, gelegen in een streek die, met een inwonertal van tussen de 2500 en 2900 dieren per vierkante kilometer, gold als een van de met var- kens dichtbevolktste gebieden ter wereld – ooit.1 Het was het begin van jaren van grote dierencrises. Ondanks het ter ziele gaan van Lekker Dier werd 1997 daarmee het jaar dat zich aan de samenleving een niets verhullende blik op het wezen van de industriële veehouderij openbaarde. Toch, dat de periode tussen Koude Oorlog en oorlog tegen terrorisme werd gekarakteriseerd door een discours van oorlog tegen ‘het virus’ – en daarmee feitelijk tegen de dra- gers ervan: varkens, koeien en kippen – was niet zonder cynisme. Want de crises kenmerkten zich juist door een vermindering van het aantal dierendo- den. Ze leidden tot fokverboden, het faillissement van slachthuizen, een te- ruglopende consumptie van de dieren in kwestie en een grotere vraag naar vleesvervangers. Hoe enorm de aantallen gedode dieren mochten zijn, ze haalden het niet bij ‘de normale bedrijfsvoering’. De wrangheid daarvan ont- hulde dat onder de oppervlakte een grotere crisis school, een fundamenteel probleem van de plek van niet-menselijke dieren in de maatschappelijke orde.

De varkenspest besmette in totaal 429 bedrijven waarvan het laatste een vol jaar later werd ontdekt, op 6 maart 1998. De epidemie kostte elf miljoen var- kens het leven: 700.000 omdat zij werden geïnfecteerd, 1,1 miljoen omdat zij ‘pre-emptief’ werden gedood, 9,2 miljoen omdat zij, zoals dat heette, werden ‘vernietigd om welzijnsredenen’. Dat laatste had ermee te maken dat de in- dustrie varkens dan wel als productiemiddelen zag, maar dat je ze deson- danks, anders dan gewone machines, niet zomaar ‘uit’ kon zetten. Nu de die- ren niet naar het slachthuis mochten worden vervoerd, groeiden ze uit hun hokken – met als gevolg dat zij gingen vechten en aan elkaar knagen. Pas in juni 1997 kondigde het ministerie een (beperkt) fokverbod af – een maatregel die een halfjaar later effect ging sorteren, de draagtijd van varkens. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 382

382 Epiloog

In de tussentijd spoten dierenartsen de biggetjes die ter wereld kwamen dood, een evenement waar de minister de pers tevergeefs verbood bij aanwe- zig te zijn.2 Dierenartsen en medewerkers van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (rvv) die met het doden waren belast, hoorden ’s nachts in bed de biggetjes nog gillen. Televisiebeelden van hoe dieren werden omge- bracht en met grijpers op grote hopen opgetast, maakten op veel kijkers diepe indruk. Veehouders reageerden emotioneel op de slachtingen op hun erven. In 2001 waren, voor het oog althans, met name de koeien aan de beurt. Op 21 maart om 03:30 uur van dat jaar kwam de officiële bevestiging dat op een bedrijf in Fortmond, Overijssel, bij vier koeien mond- en klauwzeer (mkz) was ontdekt. Dat hing al een paar weken in de lucht want in Engeland was de ziekte op 19 februari vastgesteld. Beelden van bergen rottende kada- vers en lange rijen metershoge brandstapels van dieren waren ook aan de Nederlandse media niet onopgemerkt voorbijgegaan. Uit voorzorg liet Land- bouwminister de dieren doden op een tiental scha- pen- en geitenbedrijven en acht hertenhouderijen. Tevergeefs. Via kalveren uit Ierland die op een verzamelplaats in Frankrijk besmet waren geraakt, deed de ziekte in Nederland zijn intrede. Brinkhorsts voorspelling van 13 maart dat ‘er oorlog uitbreekt’ als er zich mond- en klauwzeer zou voordoen, leek ook in het intermenselijk verkeer te worden bewaarheid.3 In Beesd blokkeerden boeren op 27 maart de weg om preventieve ‘ruimingen’ te voorkomen. De volgende dag moest in Spang-Ca- pelle de mobiele eenheid eraan te pas komen om het dodingsteam zijn werk te kunnen laten doen. In Kootwijkerbroek liep de situatie begin april nog veel verder uit de hand.4 In boerenkringen heerste er scepsis over of in het dorp wel werkelijk van een besmetting sprake was – en meer in zijn algemeenheid bestond er achterdocht over de oorzaak van de besmettingen en grote onvre- de over het ministerie van Landbouw. De rvv kwam, meer nog dan ten tijde van de varkenspest, bekend te staan als Rijksdienst voor de Verspreiding van het Virus; de Algemene Inspectiedienst werd weer Algemene Infectiedienst; complottheorieën deden de ronde; boeren hingen uit protest varkenslijken in de bomen en blokkeerden slachterijen. Hun emoties liepen nog hoger op dan ten tijde van de varkenspest. Ze voelden zich ‘beschadigd voor het leven’. Omdat Nederland toestemming van Brussel kreeg in een straal van twee kilometer rond een besmet of verdacht bedrijf te vaccineren, hoefden de die- ren niet op brandstapels te worden vernietigd. Voor het doden van gevacci- neerde dieren was meer tijd, zodat de destructie de toevoer van kadavers aan- kon. Niettemin, door de vervoersverboden groeiden de varkens weer hun Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 383

De grote crisis 383

hokken uit. Een commissie, ingesteld door het ministerie, oordeelde dat zich ernstige welzijnsproblemen voordeden op de kalver-, schapen- en varkens- bedrijven waar de dieren niet waren gedood. Echter, ook de manier waarop de dieren in een aantal gevallen werden afgemaakt noemde zij ‘onaccepta- bel’. Toen eind mei de crisis was bezworen hadden ruim een kwart miljoen dieren het leven gelaten: meer dan 90.000 runderen, 135.000 varkens, 35.000 schapen en 8.000 geiten.5 Van hen was 1,5 procent afkomstig van een besmet bedrijf. Het waren aantallen die twee jaar later verbleekten toen er klassieke vo- gelpest uitbrak. Daar werden meer dan dertig miljoen dieren dodelijk slacht- offer van – en één dierenarts. Dit keer schikten de boeren zich zonder al te veel morren in de massaslachtingen. Het menselijke drama trof nu hen die zonder commerciële motieven met dieren samenleefden.6 Vanuit het denk- kader van het ministerie van Landbouw werden die dieren als ‘hobbydieren’ geconstrueerd, maar in feite vormden zij een gevarieerde groep: van dieren die voorbestemd waren uiteindelijk door ‘hun eigenaar’ te worden geslacht tot dieren die werden beschouwd als niet-menselijke gezinsleden.7 Het mi- nisterie besloot ook hen te doden, ook al zaten zij langer dan de incubatietijd opgehokt (en ze dus met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen ziekte onder de leden hadden). Vele tienduizenden dieren werden met wisse- lende gradaties van onbereidwilligheid aan de dodingsteams overgeleverd, een onbekend aantal werd onderduiker.8 Op 0,08 procent van de ‘geruimde’ adressen werd het virus daadwerkelijk aangetoond.9 Het ministerie stelde een kliklijn in zodat burgers anoniem mensen konden aangeven die dieren ondergedoken hielden. Zij die werden betrapt op het beschermen van vogels kregen torenhoge boetes of belandden in de gevangenis. Gedurende dit tijdvak van varkenspest, mkz en vogelpest heerste er bo- vendien nog een vierde crisis: die van bse. Begin 1996 kon de Engelse rege- ring niet langer ontkennen dat er een verband bestond tussen een allerakelig- ste, sinds de jaren 1980 veelvoorkomende scrapie-achtige ziekte bij runderen, bovine spongiform encephalopathy, en de al even allerakeligste ziekte van Creutzfeld-Jakob bij mensen. Het leidde tot een ongekend schandaal en het uitroeien, veelal als symbool, van miljoenen dieren.10 In Nederland dienden zich de bse-gevallen vanaf 1997 aan. Ook de bestrijding van deze ‘gekke-koei- enziekte’ gebeurde aanvankelijk door het verdelgen van de gehele veestapel waartoe het besmette dier behoorde. Met 24 bse-gevallen in 2002 was het hoogtepunt in Nederland bereikt. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 384

384 Epiloog

Het opmerkelijke van de crises was dat ze bewust waren ingecalculeerd. Zo- als in deel 4 bleek, kon de bio-industrie slechts functioneren bij de gratie van uitgebreide medische programma’s, gericht op de preventie van ziektes. Het aantal uitbraken van veeziekten kon zo spectaculair worden teruggebracht. Gedurende de jaren 1980 werd in eeg-verband echter toegewerkt naar een gemeenschappelijk beleid van non-vaccinatie. Dit omdat er verschillende lan- den binnen en buiten Europa waren die geen producten wilden afnemen van gevaccineerde dieren.11 Tegen varkenspest stopte Nederland in 1986 met en- ten, tegen mond- en klauwzeer werd in 1991 voor het laatst gevaccineerd.12 Het bracht de zekerheid met zich mee dat zich eens in de zoveel tijd een epi- demie zou voordoen. Maar de economische voordelen van uitbreiding van de exportmarkt door niet te vaccineren waren, zo berekende men, groter dan de kosten van een ziekte-uitbraak. Die economische voordelen kregen als van- zelfsprekend de voorkeur. Om epidemieën in voorkomende gevallen te bestrijden werd van tevoren besloten terug te grijpen op een beproefde methode, begin achttiende eeuw ontwikkeld en in Nederland in de negentiende eeuw in zwang geraakt, die van het stamping out: het massaal doden en vernietigen van vee rond de be- smettingshaard, gecombineerd met vervoersverboden om besmettingen te- gen te gaan.13 Voor zover dat neerkwam op ‘preventief ruimen’, zoals dat in het typerende jargon van de agrarische wereld heette, kwam dat er (vol- gens een al even typerende logica) op neer dat dieren massaal werden omge- bracht om te voorkomen dat zij ziek werden.14 Dat werd bovendien voorge- steld als in het belang van de betrokken dieren zelf. Het systematisch uitroeien van hobbydieren was bijvoorbeeld, zoals secretaris-generaal van het ministerie van Landbouw Chris Kalden dat formuleerde, ‘in het algemene be- lang van alle vogelpestgevoelige dieren’. Ingecalculeerd als de crises waren, het rekenwerk was bijzonder. In een proefschrift uit 1998 werd de gemiddelde schade van een uitbraak van klas- sieke varkenspest gesteld op 140 miljoen gulden (en ervan uitgegaan dat eens per twee jaar zich een uitbraak zou voordoen). Maar de schade van de var- kenspest van 1997 bedroeg ruim het dertigvoudige, naar schatting 4,7 mil- jard gulden.15 De schade van een uitbraak van mond- en klauwzeer werd in hetzelfde onderzoek berekend op 150 miljoen gulden. De uitbraak in 2001 kostte echter zo’n twee miljard gulden – ongeveer evenveel als de vogelpest- uitbraak in 2003.16 Dat de veesector deze exorbitante schadeposten kon over- leven was er goeddeels aan te danken dat zij voor een zeer aanmerkelijk deel werden betaald uit de algemene middelen. In het geval van de varkenspest Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 385

De grote crisis 385

bijvoorbeeld kwam 2,9 miljard gulden voor rekening van de Nederlandse en Europese overheid. Via het non-vaccinatiebeleid financierde de samenleving de exportmogelijkheden van de dierenindustrie.

Verwonderlijker dan de niet geheel adequate inschatting van de financiële ge- volgen, was dat de invoering van het non-vaccinatiebeleid niet had geleid tot de daarbij behorende maatregelen. Wie aan stamping out wil doen, moet de organisatie en middelen hebben razendsnel én zorgvuldig miljoenen dieren te doden en te vernietigen. Bij de varkenspest in 1997 ontbraken die echter voor een belangrijk deel. Het enige vernietigingsbedrijf in Nederland, Ren- dac, had in ‘vredestijd’ (zoals dat op het ministerie van Landbouw heette) een jaarlijkse capaciteit van 500.000 ton aan dierenlichamen – wat voor de var- kenscrisis veel te weinig was. Bovendien was de destructie zélf een factor in de verspreiding van het virus.17 Ook de mkz-crisis vier jaar later leidde tot cha- os. In 2003, bij de bestrijding van de vogelpest, was de voorbereiding zo mo- gelijk nog bedroevender – hoewel daarbij als verzachtende omstandigheid kon worden aangevoerd dat zich sinds 1926 geen uitbraak daarvan had voor- gedaan. Niettemin, zelfs een adequaat uitvoeringsdraaiboek was voor de vogel- pest niet voorhanden. De beoogde en geprefereerde dodingmethode – het verstikken van de dieren met blauwzuur – was zelfs al jaren bij wet verbo- den.18 Andere beschikbare dodingmethoden schoten in capaciteit schrome- lijk tekort. In arren moede ging minister Cees Veerman ertoe over de kippen te laten liquideren met het door het voer mengen van een middel dat normaal dient ter bestrijding van schurft bij schapen: neocidol. Het werd, zoals voor- speld, een drama.19 Niet alleen aan dodingsmiddelen maar ook aan personeel schortte het. Illegale asielzoekers moesten eraan te pas komen om het vuile werk op te knappen. Zij werden tewerkgesteld onder het al even illegale sofi- nummer van een zekere meneer F. Vogelpest – het geesteskind van een lnv-ambtenaar. De diplomatieke bewoordingen ten spijt waarin het evalua- tierapport van onderzoeksbureau Berenschot zijn kritiek vervatte, was de vogelpestbestrijding uitgelopen op een bizarre catastrofe.20 Maar het meest onthullend was dat de bepalende partijen hadden veron- dersteld dat dergelijke epidemieën louter veterinair-technische problemen waren die afdoend vertaald konden worden in economische termen.21 Als iemand nog de illusie had gehad dat overheid, dierenartsen en bedrijfsleven zich werkelijk iets aan de dieren gelegen lieten liggen, maakte de keus voor het non-vaccinatiebeleid daaraan een einde. In de afweging daarvoor hadden Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 386

386 Epiloog

dierenlevens geen rol gespeeld. Eigenlijk alleen van Lekker Dier waren luid- ruchtige protesten te horen geweest.22 Illustratief voor het failliet van deze situatie was dat het eigen beleid op het ministerie van Landbouw zou wor- den beschouwd ‘als niet uitlegbaar’23.

De calculaties maakten daarmee duidelijk dat de crises rond het jaar 2000 de apotheose vormden van een achterliggende crisis: een fundamentele crisis over de positie van niet-menselijke dieren in de moderne, door mensen gede- finieerde samenleving – en daarmee een crisis over de maatschappelijke orde, over de inrichting van de wereld. In het kort: een constitutionele crisis. De vegetarische beweging vormde daar een reactie op, in zoverre tenminste als zij een zoektocht was naar een bestaan dat ruimte bood aan niet-menselij- ke dieren op hun rechtmatige plaats in het aardse bestel. Via de geschiedenis van die zoektocht is die crisis in dit boek dan ook langzaam in het vizier geko- men. Als besluit een schets van haar belangrijkste contouren.

De crisis van de pre-moderne constitutie

De crisis werd teweeggebracht door twee uiteenlopende maar samenhan- gende ontwikkelingen. Beide vielen terug te voeren tot de wetenschappelijke revolutie en de Verlichting. Maar beide werden, om in passende beelden te blijven, pas van vlees op de botten voorzien in de negentiende eeuw, door industrialisatie en urbanisatie. De eerste ontwikkeling betrof de teloorgang van de oude orde, van het goddelijk verbond waarin de mens het beheer over de dieren was gegeven. Deze pre-moderne constitutie had in de vorm van het christendom eeuwenlang de verhouding tussen mens en dier gelegi- timeerd, maar met de geloofstwijfel die vanaf de zeventiende eeuw haar intrede deed, kwam die legitimatie onder druk te staan. Verstedelijking en industriële productiemethoden zorgden vervolgens voor de massa om de weegschaal werkelijk in beweging te zetten. In Nederland werd dat zichtbaar in de laatste decennia van de negentiende eeuw, toen er metterdaad een gro- te maatschappelijke verschuiving op gang kwam: de omvorming van een agrarische, kleinsteedse samenleving tot een overwegend urbane en techno- logische samenleving; de transformatie vooral van een maatschappij waarin een directe en vitale afhankelijkheid van de benutting van dieren heerste, naar een waarin die afhankelijkheid steeds indirecter en minder wezenlijk Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 387

De grote crisis 387

werd, waarin zich de ketens tussen productie en consumptie steeds langer en veelkleuriger aaneenregen – een proces dat na 1945 accelereerde. Het was echter niet alleen dat die nieuwe constellaties de ruimte (en technologie) boden om de pre-moderne verhoudingen te herzien, de sociale problemen die met hun verschijnen gepaard gingen nodigden daar ook toe uit. Sociale misère was immers niet langer een onvermijdelijk onderdeel van een goddelijk plan dat, ultimo, in het laatste oordeel een rechtvaardige uit- komst kende, zij waren nu het gevolg geworden van een door mensen inge- richt bestel. En dat schiep een immense verantwoordelijkheid. Want hoe zag een rechtvaardige samenleving eruit? En hoe daar te komen? In het zoeken naar antwoorden daarop dienden ook de niet-menselijke dieren zich vroeg of laat aan. Immers, wanneer Domela Nieuwenhuis de ‘antropocentrische grootheidswaan’ bestreed dat de wereld was geschapen voor de mens, vloeide daar op zeker punt de indringende vraag uit voort wie die wereld nog meer kon claimen – en op welke grond. Evenzo, als hij ‘recht voor allen’ opeiste, kon hij, zoals Marie Anderson hem voorhield, geen groepen buitensluiten zonder zijn eigen ideaal te ondermijnen. Dat dieren integraal onderdeel gin- gen vormen van Domela’s strijd voor een rechtvaardige wereld lag derhalve in de lijn der rede, al zei dat nog lang niet alles over de vorm waarin dat ge- beurde. Hoe dan ook bleef de verzuchting van Domela’s stiefmoeder actueel – ‘Waar moet het heen, als alles bij de jonge lieden op eigen krachten steunt ze geene genade van God behoeven, en de goddelijkheid van den Heer wegwer- pen!’ Want ook zij die ter beschutting tegen het hevig gewarrel van de moder- ne tijd het christendom wilden redden door het grondig te verbouwen, zagen zich op enig moment gesteld voor het vraagstuk of de verhouding tot de die- ren niet eveneens aan renovatie toe was. Als God liefde was en de Bergrede het ‘gij zult niet doden’ verordonneerde, viel te bezien of dat strookte met mo- derne praktijken van wetenschappelijk onderzoek, veetransport en slachthui- zen. Wie zoals Felix Ortt een hiërarchische, sterk aristocratische kosmologie wilde blijven verdedigen, situeerde de christelijkheid van de eigen, vooraan- staande positie daarin vervolgens al snel in de zorg en het mededogen voor schepselen die minder hoge treden in de goddelijke al-eenheid bezetten. Adel verplichtte, of dat nu in Ortts zelfgebouwde stelsel van het pneumat-energe- tisch monisme was of in andere niet- of semi-christelijke retraites als de theo- sofie, het boeddhisme, de mazdaznanleer of de antroposofie. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 388

388 Epiloog

De crisis van de Moderne Constitutie

Terwijl de oude orde terrein verloor – maar zonder te verdwijnen – vestigde zich een nieuwe orde, een Moderne Constitutie, die bestond uit enerzijds de verzelfstandiging van het menselijk subject, de definiëring van ‘de mens’ als ‘assuredly and innately distinct from animals’24 en anderzijds, als tegenhan- ger daarvan, de objectivering van de natuur – niet-menselijke dieren incluis. In de woorden van Bruno Latour: door een proces van zuivering werden cul- tuur en natuur voorgesteld als twee ‘volkomen gescheiden ontologische zo- nes’.25 Dieren vielen daarmee buiten ‘cultuur’, buiten de conceptie van de menselijke samenleving, buiten staat en recht en werden tot objecten, tot natuurlijke hulpbronnen die – daardoor – naar believen konden worden ge- exploiteerd. Het ondermaanse gerecht werd dierloos. Wat die nieuwe status van niet-menselijke dieren betreft kan René Descartes als voornaamste op- steller van deze constitutie worden aangemerkt, en de opkomst in de zeven- tiende eeuw van de vivisectie de eerst in het oog springende praktische ver- taling.26 Maar de ontwikkeling van de industriële veehouderij, gedreven door de snel expanderende urbane samenleving, vormt er ongetwijfeld de meest overweldigende uitwerking van. Dieren werden daarin inderdaad ontdaan van subjectiviteit, gerepresenteerd als inwisselbare commodity, gezien als conversiemachine of grondstof, gereduceerd tot veterinair-technische objec- ten die restrictief in economische termen betekenis hadden en konden krij- gen. En dat alles op een schaal waar in de verste verten geen historisch prece- dent voor te vinden was. Want die schaalvergroting lag in de Moderne Constitutie besloten. Ab- stract gesproken ontstonden tegelijkertijd met de zuivering van cultuur en natuur als twee gescheiden domeinen allerlei mengvormen van het mense- lijke en het niet-menselijke, van het sociaal-culturele en het natuurlijke, vormden er zich hybriden – een proces dat Latour ‘translatie’ doopte. In zijn analyse kent de Moderne Constitutie naast de officiële dichotomie cultuur- natuur daarom nog een tweede, officieuze dichotomie, die tussen zuivering en translatie. De paradox daarvan is dat door zuivering en translatie los van elkaar te beschouwen, of beter, door de translatie te ontkennen door haar als zuivering voor te stellen, die hybriden konden voortwoekeren: ze werden niet erkend – er was zogezegd geen toezicht op – terwijl ze tegelijkertijd noodza- kelijk waren om het proces van zuivering van brandstof te voorzien. Echter, hoe massaler de aantallen hybriden, des te moeilijker hun aanwezigheid was te ontkennen. En op het moment dat zij in het vizier kwamen, werd de Mo- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 389

De grote crisis 389

derne Constitutie ongeloofwaardig – óók in retrospectief.27 Hetisdezeont- maskering van de Moderne Constitutie die de tweede kant van de crisis uit- maakt. Rond 1970 kwam dat proces aan de oppervlakte: de natuur bleek geen apart en onuitputtelijk arsenaal van resources, maar met cultuur gecontami- neerd en bovendien begrensd, eindig. En voedsel was bij uitstek de weg om op zoek te gaan naar een andere verhouding daarmee. Nog concreter werd het demasqué duidelijk bij de ontwikkeling van de bio-industrie – bij de openstelling van de Flevohof, door de acties van Lekker Dier en culminerend in de ‘ruimingen’ van de dierziektencrises rond het jaar 2000. Daar werd zichtbaar dat kippen, varkens en koeien weliswaar als object werden gepre- senteerd, maar het niet louter objecten wáren. En ook: dat ze als louter object nooit geloofwaardig waren gewéést. De dieren in kwestie waren in werkelijk- heid geen dingen maar inderdaad hybriden, onscheidbare mengsels van sub- jectiviteit en objectiviteit, van cultuur en natuur: zorgvuldig door mensen ge- selecteerd, geconcipieerd via kunstmatige inseminatie, met biotechnologie ontworpen, in nauwkeurig uitgedachte omgevingen grootgebracht, in stuk- ken opgedeeld en verpakt – en tegelijkertijd ademende, warmbloedige we- zens met eigen gewaarwordingen en impulsen, met een eigen, onvervreemd- baar zijn, een eigen leven. Het was vooral de schaal, de duizelingwekkende proliferatie van de die- ren die door de zuivering werd mogelijk gemaakt, waardoor de geloofwaar- digheid van het bestel ineenstortte. Enkele ‘dier-als-objecten’ konden over het hoofd worden gezien, duizenden waren af te doen als betreurenswaardige misstand, maar honderden miljoenen, nauw verweven in grote delen van het maatschappelijk web, veroorzaakten een conceptuele farce. De samenleving mocht zijn gedacht als een louter menselijk project, de empirie leerde dat zij was vergeven van niet-menselijke dieren. Hoe meer dat er werden, hoe moei- lijker hun aanwezigheid viel te verbergen, hoe lastiger het was hun bestaan te negeren. En zodra zij in beeld kwamen begon de constitutie haar overtui- gingskracht te verliezen – tot zij, meest radicaal, in een dramatische oogwenk kon veranderen van een democratische rechtsstaat in een gewelddadige oli- garchie. Het onbehagen hierover kon leiden tot een nostalgisch verlangen naar het pre-moderne bestel, maar de Moderne Constitutie was tegelijkertijd zo succesvol dat een werkelijke terugkeer geen serieuze optie was. Meer voor de hand lag de constitutie te amenderen met een artikel ‘dierenwelzijn’. Maar de wijze waarop dat artikel vorm kreeg liet zien dat de structuur van de constitu- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 390

390 Epiloog

tie dit eigenlijk niet toeliet. ‘Dierenwelzijn’ werd opgesplitst en ingeperkt. Enerzijds werd het iets dat niet aan dieren toebehoorde, maar iets was van en voor mensen. Anderzijds transformeerde het in een product of een set para- meters. Het werd kortom uitgesplitst naar de polen van menselijk subject en natuurlijk object zonder werkelijk ruimte te laten voor waar het om te doen was, het zijn van niet-menselijke dieren zelf. En dreigde dat toch de kop op te steken, dan werd het losgesneden van de dimensie tijd. Het niet-menselijk subject bleef onconstitutioneel. Slechts zolang het geen al te grote overlast veroorzaakte, werd het gedoogd.

Met deze onbevredigende stand van zaken zou echter moeten worden ge- leefd, ware het niet dat het moderne arrangement niet ook op een ander, nauw daarmee samenhangend punt sleets was geraakt. Zoals in het pre-mo- derne bestel god het eten van dieren had gelegitimeerd, zo was het in Moder- ne Constitutie de natuur waarop vleeseters een beroep konden doen: niet- menselijke dieren waren natuurlijke hulpbronnen en, belangrijker nog, de mens gold als van nature omnivoor. De scheiding van natuur en cultuur in- dachtig, moest men tegelijkertijd met dit beroep op de transcendentie van de natuur echter volhouden dat de maatschappij van menselijke makelij was. Vlees eten was daarom óók een teken van cultuur, van beschaving. Natuurvol- ken die geen of weinig vlees aten waren onbeschaafd (tenzij ze mensenvlees aten, dan waren ze het dieptepunt van pre-moderne barbarij). Het was een contradictie die alleen in stand kon worden gehouden – en onopgemerkt bleef – door vermenging van natuur en samenleving te ontkennen.28 En hier waren vegetariërs irritante spelbrekers. Aanvankelijk omdat zij, door de constructie van de mens als frugivoor, met eenzelfde beroep op de na- tuur een diametraal tegenovergestelde uitkomst konden verdedigen. Géén vlees was opeens én natuurlijk én een teken van beschaving. Vanaf de zeven- tiende eeuw tot in het begin van de negentiende eeuw, globaal van Pierre Gas- sendi tot en met Hufeland, was de vraag omnivoor of frugivoor vrijwel louter een academische kwestie. Maar de moderne voedingswetenschap die in de loop van de negentiende eeuw ontstond, construeerde vlees unaniem als noodzakelijk, als natuurlijk, als hét menselijke voedsel bij uitnemendheid. Het leek daarmee vanaf het midden van de negentiende eeuw naadloos de rol van het christelijk geloof over te kunnen nemen – ware het niet dat de verve- lende omstandigheid zich voordeed dat er uitgerekend op hetzelfde moment mensen verschenen die niet alleen gelóófden dat vlees eten onnodig of on- wenselijk was, maar die daadwerkelijk zonder vlees floreerden. Nog gênan- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 391

De grote crisis 391

ter: een volgens wetenschappelijke kennis samengestelde voeding kon, zo werd aan het begin van de twintigste eeuw duidelijk, ook voor mensen dode- lijk zijn. Niettemin, in allerlaatste instantie wás de natuur uiteraard transcendent. Immers, wie zich niet naar fysiologische eisen voedt, sterft ontijdig. Maar wat het vegetarische experiment leerde was dat vóór het punt van die allerlaatste instantie zich een rijkgeschakeerd landschap uitstrekte waar kruiden wel de- gelijk tegen de dood gewassen konden zijn.29 Hoe meer van dat terrein door de vegetarische beweging werd bezet, hoe krachtelozer een beroep op een transcendente natuur werd: de mythe van ‘dé mens’ met zijn ene, tijdloze, exact omschreven ‘natuur’ verflenste. De toenemende impotentie van het be- roep op een transcendente natuur trof het kamp der vleesgelovigen die met de omnivoor hun sociaaldarwinistische strijd met andere species wilden sanc- tioneren, maar zij trof zeker ook het kamp der vegetariërs die er hun droom mee wilden schragen van een gouden tijd waarin harmonie en vrede zou heersen. Na de Tweede Wereldoorlog marginaliseerde de frugivoor zelfs bin- nen de vegetarische beweging. Vanaf de jaren 1980 werd van hem eigenlijk niets meer vernomen. Hij had zichzelf overbodig gemaakt. Veel meer dan dergelijke vegetarische leerstukken – hoe noodzakelijk ook voor de betrokkenen om het vleesgeloof vaarwel te kunnen zeggen – vormde daarmee de vestiging van vegetarische eetpraktijken de crux. The proof of the pudding was in the eating: het geloof diende te worden geleefd, de vegetarische ruimte veroverd en vormgegeven. Dat bleek echter verre van eenvoudig. Misschien dat een radicale breuk met de bestaande mensenwe- reld te verwezenlijken was in isolatie, maar niet daar middenín, zoals het fias- co van de Kolonie van de Internationale Broederschap uitwees. Het bijstellen, omleiden, bijvoegen of vervangen van de bestaande netwerken vergde meer dan alleen idealisme: er was praktische zin voor nodig, zakelijk inzicht, door- zettingsvermogen, beheersing. Het beperkte en wisselende succes van de vele vegetarische restaurantjes en kabouterwinkeltjes gaf daarvan blijk, net als het relatief geringe aantal mensen dat uiteindelijk vegetariër werd en bleef. Toch, veel initiatieven bleken levensvatbaar, het Haagse hotel-restau- rant Pomona voorop. Ook: in Nederland mochten slechts honderdduizenden mensen vegetariër zijn, wereldwijd waren het er honderden miljoenen. Als de vegetarische beweging daarom iets bewees dan was het dat het gebruik van niet-menselijke dieren in menselijke voeding inderdaad geen gegeven was, maar telkens opnieuw wel of niet tot stand kwam, de resultante was van menselijke handelingen die werden mogelijk gemaakt, gestuurd en Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 392

392 Epiloog

voorgeschreven binnen complexe, transformerende netwerken bestaande uit menselijke, maar vooral ook uit myriaden niet-menselijke actoren. Als de vegetarische beweging kortom iets leek uit te wijzen dan was het dat, wat je er verder ook van mocht denken, die nieuwe constituties niet alleen denk- baar maar ook leefbaar waren. Daar zat echter een keerzijde aan, zoals de schaarste aan succes al deed vermoeden. Vegetariërs mochten vegetarisme graag voorstellen als een een- voudige oplossing voor een moeilijk probleem, de moeilijkheid van dat pro- bleem was boven alles dat het zich verzette tegen die oplossing vanwege de vele gevestigde belangen en arrangementen waarmee het verbonden was. Representaties van dieren als menselijk voedsel waren innig verweven met sociale verwachtingen, religie, smaakvoorkeuren, voedingsonderzoek, land- bouworganisaties, loonstrookjes, reclamebureaus, handboeken, vaktijdschrif- ten, banken, beleggers, diergeneeskunde, jargon, onderwijscurricula, inspec- tiediensten, idées reçues, regelgeving, kookrubrieken, beleidsprogramma’s, opvoeding, ruimtelijke ordening, politieke partijen, ministeries, de rechts- staat, ad infinitum. Het pijnlijke en confronterende van de constitutionele crisis was daarom dat, terwijl er inmiddels ruimte was geopend om aan een nieuwe constitutie te bouwen, dit proces werd bemoeilijkt of zelfs geblok- keerd door de ongemerkte, maar onafzienbare investeringen die in de loop der tijd in de Moderne Constitutie waren gedaan, door de inertie van de on- metelijke massa’s hybriden die tegelijkertijd de constitutie schraagden én er oorzaak van waren dat zij haar geloofwaardigheid had verloren.

Dit boek begon met twee claims. Ten eerste dat voedsel het belangrijkste me- dium is in de relatie tussen mensen en andere dieren, ten tweede dat vegeta- risme voor de bestudering daarvan een interessant gezichtspunt vormt om- dat het de huidige norm in de westerse wereld ter discussie stelt. Inderdaad heeft zich van daaruit een blik ontrolt op niets minder dan een fundamenteel probleem in de moderne maatschappelijke ordening. Ook is duidelijk gewor- den hoe immens de opgave is die dit stelt. Als intellectueel vraagstuk vereist de reconceptualisering van ‘mens’ en ‘dier’ niets minder dan een reconceptu- alisering van de politiek, van het recht, de filosofie, de wetenschap – van de geschiedschrijving niet te vergeten. Dat is echter nog kinderspel vergeleken bij het in praktijk brengen daarvan. Desalniettemin, als door het negeren en ontkennen van de dieren een maatschappij is ontstaan die van dieren doorde- semd is – of dat nu is in stallen, kooien of laboratoria, in restaurants, snack- bars of supermarkten, in ijskasten, vriezers of conservenblikken, in brood, Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 393

De grote crisis 393

snoepgoed of ijs, in kleding, bouwmaterialen tot elektrische stroom aan toe –, is het dan niet denkbaar dat erkenning van de dieren ten minste aan die onge- breidelde voortwoekering een halt kan toeroepen?30 Evengoed, nu dat men- sen dieren niet buiten hun samenleving hebben weten te houden, vergt de er- kenning van hun aanwezigheid tevens de erkenning dat er momenten kunnen zijn, gelegenheden, plekken, borden, dat de kracht moet worden op- gebracht hen terug te dringen, van hen af te blijven, hen over te laten aan zichzelf, ruimte in acht te nemen voor die fascinerende wezens die zo nabij zijn, zo vertrouwd, zo ontstellend verwant – en toch zo onbegrijpelijk anders. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 394 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 395

Dankwoord

Zes jaar geleden begon het onderzoek dat tot dit boek heeft geleid, maar een terugblik leert dat het werkelijke begin veel eerder gezocht moet worden – toen ikzelf weinig ouder dan zes jaar was. Vanaf die tijd – begin jaren 1980 – ging ik met enige regelmaat logeren bij mijn tante en oom in het Oost-Groningse Vlagtwedde. Daar waren varkens. Terugkijkend valt op hoe die het getroffen hadden met mijn oom. Hij had een gemengd boerenbedrijf met een klein aan- tal zeugen. Ik herinner me hun kraamhokken vol met geurend stro en ook dat zij buiten niet alleen een landje hadden, maar in de nazomer tevens toe- gang kregen tot de boomgaard, waar zij zich op de afgevallen appels stortten. Ik herinner me ook dat er gesproken werd over de buurman van mijn oom en tante, een man uit Amsterdam die ‘biologisch’ boerde en Roel van Duijn heette. Het meest staat me echter bij hoe ik na een rondgang door de stal aan de avondmaaltijd zat en met lange tanden en een knoop in mijn maag het var- kensvlees opat dat mij gastvrij was opgeschept en dat ik niet durfde te wei- geren. Als het té gemaakt lijkt om die grote, levenslustig snuivende varkens op het erf van mijn oom en tante te memoreren als Eerste Bewegers van dit boek, dan toch bieden zij een glimp van de ontstaansgeschiedenis ervan: het boek is tot stand gekomen dankzij allerlei mensen en dieren en veelsoortige col- lectieven die zich tot ver voor en buiten de academie uitstrekken. Bovendien toont het voorbeeld hoe willekeurig het is slechts enkelen van hen met name te bedanken. Niettemin een kort overzicht. Veel mensen hebben mij laten delen in hun herinneringen, ervaring en kennis. Voor zover dat gebeurde in ‘officiële’ gesprekken of interviews staan hun namen in de bronnenlijst opgesomd, maar ik wil mijn grote erkentelijk- heid voor hun tijd, moeite en gastvrijheid op deze plek benadrukken. Daarnaast dank ik ten eerste de leden van de British Animal Studies Network, onder wie Jonathan Burt, Garry Marvin en bovenal de bezielende spil, Erica Fudge. Ten tweede gaat mijn dank uit naar mijn collega’s van het Instituut Geschiedenis van de Universiteit Utrecht en meer in het bijzonder die van de vakgroep Cul- tuur-, Mentaliteit- en Ideeëngeschiedenis. Van hen verdient Jeroen Koch spe- ciale vermelding. Andere historici die elk op hun eigen wijze hebben bijge- dragen zijn Marjan Schwegman, Jaap Talsma, Amanda Kluveld, Simone van Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 396

396 Dankwoord

den Ham. Dankzegging ook aan de leescommissie bestaande uit Ido de Haan, James Kennedy, Bert Theunissen, Peter Koolmees en Paul Cliteur. Bijeen- komsten van het Huizinga Instituut en de werkgroepen Negentiende Eeuw en Verenigingsgeschiedenis bleken een bron van inspiratie, net als het sympo- sium Fatsoenlijk Vertier. Mijn dank hiervoor gaat uit naar met name Maartje Janse en Christianne Smit. Voor het ter beschikking stellen van materiaal ben ik dank verschuldigd aan het ministerie van Binnenlandse Zaken, Gerard Spong, Fia Dieteren, Varkens in Nood, Wakker Dier en vooral de Nederlandse Vegetariërsbond: Vibeke Helder, Astrid Verhoef, Petra Grandia, Henk Keilman en wijlen Hans Bosch. Verder heb ik de afgelopen jaren veel geleerd op velerlei gebied – van moraalfilosofie tot dierenrecht, van dierenbescherming tot voedingskunde, van het vergassen van kippen tot het maken van strandwandelingen met var- kens – van onder meer Dafne Westerhof en Dennis Kennedy, Hans Baaij, Ton Dekker, Geert Laugs, Tom Regan, , Stephen Walsh, Paul Ap- pleby, Noor Evertsen, Eugénie de Bordes, Dirk Boon, Reinder Hoenderken, Ar- jan Stegeman, Erno Eskens, Bernd Timmerman en Ruth van der Leij. Ook de belangeloze inzet van en samenwerking met Jort Kelder, Karen van Holst Pellekaan, Annemarie Postma en Georgina Verbaan om de positie van dieren te verbeteren, werkten de afgelopen jaren als stimulans. Morele steun was er bovendien van familie en vrienden: van mijn ouders, Jan en Alied Verdonk, van Rita Cuijpers, van Leah Garces, Ben Lopman, Machiel van Gogh, Karel Loeff, Erik Mouthaan, Marieke Oudshoorn en Anat Harel. De onverschillig- heid – om niet te zeggen het volkomen onbegrip – van de carnivoren Zwer- ver, Tesselscha en Tantetje zorgden voor continue relativering. Zonder de kri- tische blik van Aafke van Hoof zou dit boek nog meer onvolkomenheden hebben geteld. Geert van der Meulen, Marrigje Paijmans en Kristel Dumou- lin van Uitgeverij Boom kunnen niet genoeg geprezen worden voor hun op- gewekte en deskundige begeleiding. Dank gaat ook uit naar René van Vooren en Hannie Pijnappels die voor het uiterlijk van het boek tekenden. Moge de vrolijkheid van het schaamteloos antropomorfe danspaar op de cover aanste- kelijk werken. Beeldmateriaal van andere aard werd mij ter beschikking ge- steld door ciwf (www.ciwf.nl), Varkens in Nood (www.varkensinnood.nl) en Jan van IJken (www.xs4all.nl/~fotojan). Uiteindelijk zijn er echter twee personen die werkelijk cruciaal zijn ge- weest. De eerste is mijn promotor Wijnand Mijnhardt, die niet alleen de visie had het onderwerp op zijn merites te schatten, maar mij bovendien de ruimte gaf om dat vervolgens verder te voeren naar onbekende oorden. Zijn enthou- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 397

Dankwoord 397

siasme, nieuwsgierigheid en open en analytische geest hebben zowel kwali- teit van werk áls kwaliteit van werken positief beïnvloed. De tweede persoon is Claudia Linssen zonder wie dit hele project nooit begonnen was en die mijn kwaliteit van leven, mijn geluk, niet zozeer beïnvloedt als wel uitmaakt. Aan haar draag ik dit boek op. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 398 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 399

Summary

Animals to Order A Vegetarian History of The Netherlands

Food is the most important medium in the relationship between humans and other animals: we eat them and claim large parts of their habitats to grow crops for feed. In the modern age, this order usually went unquestioned as people perceived it as ‘natural’ – and, as a consequence, the animals involved went largely unnoticed. In fact, the more animals were ‘produced’, the more invis- ible they became. However, the arrangement was contested by vegetarians – in the Netherlands since the last quarter of the nineteenth century. Instead of constructing non-human animals as ‘food’, they began to represent them as sentient ‘fellow creatures’. Paradoxically, by removing animals from their plates, they made them visible, present. The growing controversy over the con- sumption of animals in modern society reveals nothing short of a funda- mental crisis about the place of non-human animals in a societal order over- whelmingly dominated by humans.

Two conditions of late nineteenth century society proved to be of special in- terest regarding the rise of the vegetarian movement: the declining authority of Christianity and the social question. Without the grand narrative of a god- given order, social inequality and misery would not only be recognized as in- justice, but also as problems that could – and should – be dealt with. Conse- quently, somewhere along the line in the struggle for a just society, the question presented itself: which place should animals be given? When, as de- scribed in Part 1, the socialist leader Ferdinand Domela Nieuwenhuis op- posed ‘the anthropocentric megalomania’ of a world created for humankind, the possibility became real that other creatures could also rightfully claim a place under the sun. When he demanded ‘justice for all’ he could not exclude certain groups without undermining his own ideals. Thus, a new conception of animals became part and parcel of a new – vegetarian – way of living. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 400

400 Summary

However, those who tried to refurbish Christianity to protect it against the assaults of the modern age also encountered the question of what to do with the animals. As described in Part 2, Felix Ortt and his fellow Christian-anar- chists adhered to a hierarchical cosmology in which human was placed above animal, but inferred from it a new responsibility which demanded care and compassion – instead of the right to kill. Their utopian project of a colony of International Brotherhood turned out to be too idealistic; it failed miserably. A lesson to be learned from this could be that modes of living and eating had to be established which were better imbedded within society. Part 3 and 4 examine this process. Space had to be occupied on plates, tables and menus, in kitchens, restaurants and shops, in cookbooks, nutritional science and agriculture – space in which existing net- works could be altered, amended and replaced to create lasting room for an- imals as ‘fellow creatures’. Part 3 focuses on the establishment of vegetarian restaurants and the meals they served: eating in a vegetarian hotel-restaurant was not only a matter of taste, sociability and social status, but also of science, pseudoscience, belief – and the way humans put together their worlds in re- lation to animals. Worldwar ii wiped away much of the pre-war vegetarian culture and in- frastructure. It was only to be recovered and transformed at the end of the six- ties when a new, counterculture generation of Provos and ‘gnomes’ articulated their revolutionary program partly through food. This ‘good food movement’ is the subject of Part 4, in which distribution and production of food are the focal point – and the questions about economy and ecology that accompany it. From a human perspective, the animals who came into being through the ‘good food movement’ remained rife with ambiguity – but that was more than could be said of most animals produced by mainstream society. As it happened, the post-war period saw an acceleration and intensifica- tion of a process which had its roots in the Enlightenment: the rationalisation and ‘scientification’ of agriculture. One of its consequences was the con- struction of animals as mere objects, products, commodities, or resources. In part, the animals resisted this conceptualisation (mainly by dying or getting sick), and, in part, people resisted it: the opening of a big agricultural exhi- bition and amusement park in 1971 proudly showcasing battery cages, gave cause to the founding of ‘Lekker Dier’ (‘Delicious Animal’), a grassroots group which became the prime voice against factory farming. Its protest did force several parties to mobilize – the Dutch rspca, farmers, scientists, the gov- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 401

Summary 401

ernment, citizen-consumers – but the extent and power of the collectives with which intensive livestock production was interwoven, channelled these moves within a narrow frame of ‘animal welfare’. This did bring about some changes, but mainly confirmed animal exploitation. The more dense the web became in which animals had been spun, the easier the power to unknot them could be diverted in all kinds of directions until it seemed to have been evaporated. The frustration about this impotence to improve the fate of animals led to more radical attempts to liberate animals – as is the subject of Part 6. The Gestalt shift which in the 1970s turned an amusement park into a dystopian animal factory, in the 1980s, with the emergence of the Animal Liberation Front, urned liberal democracy into a macabre dictatorial regime. The epi- demics around the year 2000 – swine fever, foot- and mouth disease, avian flu – confirmed the existence of a system crisis.

This crisis can be conceptualized as a double, ‘constitutional’ crisis. In the first place, it is a crisis of a pre-modern constitution in which humans are legit- imized to use animals by godly providence. Secondly, it is a crisis of a mod- ern constitution in which culture and nature, man and animal, subject and ob- ject, are conceived as two separate ontological zones. In the face of the question of the animal, both constitutions lose their credibility. This asks for a new con- ceptualisation of ‘human’ and ‘animal’ – with profound challenges and con- sequences: societal and also historiographical. Nevertheless, the history of the vegetarian movement opens up possible ways not only to think of new con- stitutions, but also to live them. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 402 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 403

Noten

Inleiding Goed voor u (en ook voor de planeet)’, Elsevier (1 december 2007) 84-89. 1 Edward Berwick, ‘De landbouw in het 5 John Berger, ‘Why look at animals?’, in: jaar 2000’, in: Sander Hendriks, Een ideale Linda Kalof, Amy Fitzgerald, The Animals Rea- wereld? Het jaar 2000 gezien door de eeuwen der. The Essential Classic and Contemporary Wri- heen (Amsterdam 1999) 45-58, aldaar 49-50. tings (Oxford/New York 2007) 251-261, aldaar Annotatie voor de navolgende passage (in het 261. Voor het problematische karakter van vervolg aangeduid met ‘navolgend’): Edward sommige van Bergers historische claims, Jo- Bellamy, In het jaar 2000 (5de druk, Amsterdam nathan Burt, ‘“John Berger’s Why look at ani- 1919). mals?” A Close Reading’, Worldviews 9 (2005) 2 In hetzelfde jaar in het Nederlands ge- 2, 203-218. publiceerd als Edward Bellamy, Gelijkheid voor 6 Uiteraard betreft ‘dieren’ ook een door allen (Den Haag 1897). Ook: Hilde Krips-van mensen geconstrueerde categorie die – zelfs der Laan, ‘De verschijning van de toekomst- na Linneaus, Darwin en Derrida – doorgaans roman van Edward Bellamy in Nederland’, De geen mensen omvat. Hoewel dit boek juist negentiende eeuw 25 (2001) 4, 194-214. Navol- iets laat zien van hoe concepten als ‘dieren’, gende karakterisering ‘consumptieparadijs’ ‘mensen’ of ‘vlees’ geen neutrale, objectieve ontleen ik aan Hans Achterhuis, De erfenis van aanduidingen zijn maar een door de context de utopie (Amsterdam 1998) 206. bepaalde normatieve lading bezitten (veelal 3 De briefwisseling tussen Frederik van Eeden voortkomend uit een antropocentrisme dat en Lodewijk van Deyssel (Den Haag 1981) 89, ook de menselijke taal heeft gevormd) zal ik 122, 135-136, 144; Jan Fontein, Tweespalt. Het le- me aan die ideologie ook vaak conformeren ven van Frederik van Eeden tot 1901 (Amsterdam om stilistische monstrums te beperken. An- 1999) 291-295. Overigens, de aldaar genoem- ders gezegd, in mijn taalgebruik zal ik lave- de historicus Frederic William Maitland wordt ren tussen wetenschappelijke en intellectuele verwisseld met de theosoof Edward Maitland. rigueur en politiek incorrecte leesbaarheid en 4 Jean Pierre Geelen, Caspar Janssen, ‘De daarmee iets opofferen van de in dit boek be- vrolijke vegetariër’, Het Volkskrant Magazine (23 pleite symmetrie. Vgl. Lisa Kemmerer, In november 2002) 12-19, aldaar 14. Navolgend: Search of Constistency: Ethics and Animals (Lei- ‘Vegetarisch met fantasie’, Allerhande (februari den/Boston 2006) 10-12. Verder dient opge- 2002); ‘Jongeren roken minder en dragen merkt dat de term ‘dieren’ zo’n onafzienbare goedkope kleding’, Trouw (9 januari 2003) 5; baaierd van levensvormen omvat dat het ge- Marny Blom, ‘Vegetarische chic’, fem/de Week bruik ervan snel leidt tot onnauwkeurigheden (14 juli 2001) 42-44; Nathalie van der Ploeg, en misverstanden. In dit boek is ‘dieren’ ‘Op zoek naar het kerstgevoel’, Het Parool Ma- daarom globaal synoniem met ‘gewervelde gazine (29 november 2008) 25-28, aldaar 28; dieren’ – en veelal zelfs met zoogdieren en vo- Lisette Kreischer, Merel van der Lande, Veggie gels. in pumps. Gids voor een ecofabulous leven (Am- 7 Berwick, ‘De landbouw’, 51. sterdam 2008); Simon Rozendaal, ‘Vlees? 8 Wie het bij plantaardige erwtensoep Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 404

404 Noten

houdt, komt nog een stuk voordeliger uit, 2008) 6-7. Zie verder bijvoorbeeld J.M. Dros, Harry Aiking, Joop de Boer, Johan Vereijken Managing the Soy Boom: Two scenario’s of soy red., Sustainable Protein Production and Con- production expansion in South America (Am- sumption: Pigs or Peas? (Dordrecht 2006) 39. sterdam 2004); N. Ickes, The Boom: Behalve dat varkens in Nederland de grootste Doom for Brazil’s forests and savannahs (Ge- massa uitmaken, zijn zij een goed voorbeeld neve 2006). Ook via Google Earth is een idee als gemiddelde: bij kippen liggen die verhou- te krijgen hoe de vee-/sojateelt het bos terug- dingen dichter bij elkaar, bij runderen verder. dringt – onder meer in Mato Grosso, Brazilië. Volgens een andere calculatie gaat elke quar- Daar zijn eerst in de jaren 1960 en 1970 grote ter pound-hamburger die afkomstig is van een delen regenwoud ontbost ten behoeve van ex- in Zuid-Amerika gehouden rund ten koste van tensieve vleesproductie, vervolgens is dit land 660 keer zoveel gewicht aan levende materie, – samen met nieuw ontboste delen – ingezet gemiddeld afkomstig van twintig tot dertig voor sojateelt voor intensieve vleesproductie, soorten planten, honderd soorten insecten Siemen van Berkum, Pim Roza, Bram Pronk, en een dozijn soorten vogels, zoogdieren en Sojahandel- en ketenrelaties. Sojaketens in Bra- reptielen, Jeremy Rifkin, Beyond Beef. The Rise zilië, Argentinië en Nederland (Den Haag 2006) and Fall of the Cattle Culture (New York 1992) 37-38. Om dit aan Nederland te relateren: aan 198. het eind van de twintigste eeuw werd ten be- 9 De fao stelde de bijdrage van de veeteelt hoeve van de Nederlandse veeteelt een areaal aan broeikasgassen op achttien procent (te- land voor de teelt van veevoer gebruikt ter genover transport dertien procent): Henning grootte van vijf keer de oppervlakte van Ne- Steinfield, Pierre Gerber, Tom Wassenaar e.a., derland, Bram Bos, Een kwestie van beheersing. Livestock’s Long Shadow. Environmental Issues Over de rol van planten, dieren en mensen in and Options (Rome 2007). Onderzoek aan Wa- technologische systemen (Amsterdam 2004) 77. geningen Universiteit onderschreef dit, maar Niettemin deed zich een factor voor waarvan achtte de relatieve bijdrage van Nederland ge- wordt aangenomen dat zij het economisch/ ringer, Léon %ebek, Peter Kuikman, Paul Vrie- ecologisch verschil tussen de productie van sekoop, Klimaat en veehouderij. Inzichten van- plantaardige en dierlijke eiwitten verkleinde: uit het onderzoek van Wageningen ur, mede naar de omstandigheid dat ongeveer de helft van het aanleiding van de film ‘Meat the Truth’ (Wage- varkensvoer bestaat uit ‘afval’ – zoals aardap- ningen 2008). In dit laatste rapport stond ove- pelschillen, ibidem, 102. Tegelijkertijd is heel rigens een ‘onbegrijpelijke’ omissie: de soja- moeilijk te bepalen in welke mate dat inder- invoer was over het hoofd gezien, Karel Knip, daad opgaat, want het is een factor die zijn ‘Wageningen ur schrijft dubbelzinnig rapport geldigheid vooral ontleent aan het feit dát er over klimaatfilm Meat the Truth. ‘Je mag geen aan veeteelt werd/wordt gedaan: zonder var- koeien met auto’s vergelijken’’, nrc Handels- kens gebruikten we bijvoorbeeld misschien al blad (22 april 2008) 9. Ook: Hans Blonk, An- jaren aardappelschillen om er groene stroom ton Kool, Boki Luske, Milieueffecten van Neder- uit te halen. landse consumptie van eiwitrijke producten. 11 CarolJ.Adams,The Sexual Politics of Gevolgen van vervanging van dierlijke eiwitten Meat. A Feminist-Vegetarian Critical Theory anno 2008 (Gouda 2008). (Cambridge 1990) 40-42. 10 ‘Cattle ranching and deforestation’, Live- 12 Frederik van Eeden, ‘Over humaniteit’, stock policy brief 2 (Rome 2006) 1; Michael Ap- De Nieuwe Gids 6 (1891) 3, 315-329, aldaar 316. pleby, Eating our Future. The environmental im- Navolgend: ibidem, 322. pact of industrial animal agriculture (Londen 13 Fontein, Tweespalt, 292; Frederik van Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 405

Noten 405

Eeden, Studies,deeliii (Amsterdam 1897) 177- 1900): Wolfgang Krabbe, Gesellschaftsverände- 197. rung durch Lebensreform. Strukturmale einer so- 14 Nick Fiddes, Meat. A Natural Symbol (Lon- zialreformerischen Bewegung im Deutschland der den 1991) 4. Industrialisierungsperiode (Göttingen 1974); Ju- 15 Deirdre Wick, ‘Humans, Food, and Other dith Baumgartner, Ernährungsreform. Antwort Animals: The Vegetarian Option’, in: John Ger- auf Industrialisierung und Ernährungswandel mov, Lauren Williams red., A Sociology of Food (Frankfurt am Main, 1992); Eva Barlösius, Na- and Nutrition. The Social Appetite (Oxford turgemässe Lebensführung: zur Geschichte der 1999) 98-115, aldaar 99-100. Het ignoreren Lebensreform um die Jahrhundertwende (Frank- van dieren is niet alleen kenmerkend voor furt/New York 1997); Kai Buchholz e.a. red., voedselgeschiedenissen, maar ook voor voed- Die Lebensreform: Entwurfe zur Neugestaltung selonderzoek. Volgens onderzoek van het rivm von Leben und Kunst um 1900 (Darmstadt uit 2004 bijvoorbeeld brengt eten ‘aan ande- 2001); Evert Peeters, De beloften van het li- ren geen of slechts zelden gezondheidsschade’ chaam. Een geschiedenis van de natuurlijke le- toe, een opvatting die alleen geloofwaardig is venswijze in België, 1890-1940 (Amsterdam als dieren buiten de categorie ‘anderen’ zijn ge- 2008). Zie voor een overzicht aldaar ook pa- sloten en verbannen naar de categorie ‘nie- gina 357. Een uitzondering op deze eenzijdige mand’ – met alle (politieke) consequenties van verbinding vormt Ceri Crossley, Consumable dien, C.F. van Kreijl, A.G.A.C. Knaap eindred., Metaphors. Attitudes towards Animals and Ve- Ons eten gemeten. Gezonde voeding en veilig voed- getarianism in Nineteenth-Century (Ox- sel in Nederland (Bilthoven 2004) 39, 92. Waar- ford/Bern/Berlijn 2005). schijnlijk overbodig te vermelden dat derge- 18 A. de Roo, Natuurlijk, ethisch en gezond. lijke studies tegelijkertijd de pretentie hadden Vegetarisme en vegetariërs in Nederland, 1894- ‘objectief’ te zijn en ‘de verschillende partijen 1990 (Amsterdam 1992); A. Rothuis, Vegetaris- die bij voeding betrokken zijn’ in aanmerking me en medici. ‘Vleesloze’ voeding vanuit ver- te nemen. schillende standpunten beschouwd (Nijmegen, 16 Frederik van Eeden, Paul’s ontwaken (Am- 1993). Navolgend onder meer: Y.W. Knoop, sterdam 1913). ‘De vegetariër en zijn voeding. Nederlands ve- 17 Hugo Röling, De Godd’lijke stem van het getarisme in de periode 1894-1939’, Aanzet medelijden (doctoraalscriptie uva, 1972) 5. In 15 (1997) 2, 25-39; Hugo Röling, ‘De voordelen het buitenland is de aandacht groter, maar niet van het vegetarisme voor de gezondheid. Ar- groot. Voor een overzicht tot 1982, Judith Dyer, gumentatie en propaganda in de Vegetarische Vegetarianism: An Annotated Bibliography (Lon- Bode’, De negentiende eeuw 25 (2001) 161-172; den 1982) 76-79. Verder – buiten de acade- Dirk-Jan Verdonk, ‘Bericht uit het land der mische geschiedschrijving – Janet Barkas, The frugivoren’, in: Christianne Smit red., Fat- Passion. A History of the Vegetarian soenlijk vertier. Deugdzame ontspanning voor ar- State of Mind (New York 1975); Colin Spencer, beiders na 1870 (Amsterdam 2008) 157-185. In Vegetarianism: A history (Londen, 2000); Karen algemene voedingsgeschiedenissen is even- Iaccobo, Michael Iacobbo, Vegetarian America. min veel aandacht voor vegetarisme. Het ont- A History (Westport 2004); Tristram Stuart, breekt in A. de Knecht-van Eekelen, M. Stasse- The Bloodless Revolution. Radical Vegetarians Wolthuis red., Voeding in onze samenleving in and the Discovery of India (Londen 2006). Bin- cultuurhistorisch perspectief (Alphen aan den nen academische kring is vegetarisme vooral Rijn 1987) en A.P. den Hartog red., De voeding behandeld als onderdeel van levensreform (en van Nederland in de twintigste eeuw (Wagenin- daarmee louter een verschijnsel van rond gen 2001). Eén regel is eraan gewijd in Jozien Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 406

406 Noten

Jobse-van Putten, Eenvoudig maar voedzaam. nen, theosofen, de salon van Sar Péladan, aan- Cultuurgeschiedenis van de dagelijkse maaltijd hangers van ‘de cultus van de Humaniteit’ en in Nederland (2de druk, Amsterdam 1996). boeddhisten. Eigenlijk alleen Anneke van Otterloo heeft er 21 Jan Romein, Op het breukvlak van twee werkelijk aandacht aan geschonken: A.H. van eeuwen (Leiden 1967) ii, 225. Otterloo, ‘De herleving van de beweging voor 22 Piet de Rooy, ‘Een hevig gewarrel. Hu- natuurlijk en gezond voedsel’, Sociologisch Tijd- manitair idealisme en socialisme rond de schrift 10 (1983) 507-545; A.H. van Otterloo, eeuwwisseling’, Bijdragen en mededelingen be- ‘De beweging voor natuurlijk en gezond voed- treffende de geschiedenis der Nederlanden 106 sel als ‘petite religion’ in: O. Schreuder red., (1991) 625-640; Marijke Gijsweit-Hofstra, ‘Ho- Moderne bewegingen (Zeist 1985) 120-139; A.H. meopathie rond 1900: een ‘klein geloof’?’, De van Otterloo, Eten en eetlust in Nederland (Am- negentiende eeuw 25 (2001) 173-185. Navolgend: sterdam 1990) 189-192. Röling, De Godd’lijke stem, 55-59; Verdonk, 19 H. Noordegraaf, Henri van den Bergh van ‘Bericht uit het land’. Eysinga. Revolutionair predikant en volksopvoeder 23 Röling, De Godd’lijke stem; Van Otter- (Zutphen 1991); H. Noordegraaf, Niet met de loo, ‘De beweging voor natuurlijk en gezond wapenen der barbaren. Het christen-socialisme voedsel’; Peeters, De beloften. van Bart de Ligt (Baarn 1994); H. Noordegraaf, 24 Timothy Morton, Shelley and the Revolu- Revolutionair predikant en religieus bezieler A. R. tion in Taste. The Body and the Natural World de Jong (1883-1970) (Gorinchem 1998); S. (Cambridge/New York 1994) 234. Baumgarten, Henri Polak. Sociaal democraat 25 Spencer, Vegetarianism, 238. Navolgend: 1868-1943 (Den Haag 1996). Of Polaks flirt Stuart, Bloodless Revolution, 423. met vegetarisme van lange duur was, is overi- 26 Piet Grijs, Piet Grijs is gek! (Amsterdam gens zeer de vraag. Wel was hij zeer pertinent 1985) 77-80; Hugo Brandt Corstius, Eetgeenvlees over dierenrechten – en ook daar is weinig (Amsterdam 2006). over in de biografie terug te vinden: alleen 27 Ron Eyerman, Andrew Jamison, Social voor dierenbescherming is aandacht. Verder: Movements. A Cognitive Approach (Cambridge A. de Lange, J.H. Gunning Jr. (1829-1905) Een 1991) 48-49. Voorgaand, ibidem, 56. leven in zelfverloochening (Kampen 1995). Een 28 Phillipus Zweerts, Verhandelingen gedaan verklaring voor de omissie in deze laatste stu- in de Maatschappy Felix Meritis te Amsterdam die kan zijn dat deze slechts loopt tot 1861. (Alkmaar 1790) xiv-xv. Navolgend: Stuart, Waarschijnlijk dat Gunning toen nog geen Bloodless Revolution, 237, 579. Volgens Gerrit vegetariër was – ofschoon Semmelink ver- Kalff was Jodocus van Lodesteyn ook vegeta- moedde van wel, J.H. Semmelink, Prof. Dr. riër, G. Kalff, Geschiedenis der Nederlandsche let- J.H. Gunning, zijn ontwikkelingsgang en zijne be- terkunde, deel 4, (Groningen 1909) 469. Waar ginselen (Zeist 1926) 27. hij dit op baseert, heb ik echter niet kunnen 20 In navolging hiervan: Van Otterloo, ‘De achterhalen. De achttiende-eeuwse medicus beweging voor natuurlijk en gezond voedsel’ en dichter Pieter van Schelle was wel over- en, kritischer, Röling, De Godd’lijke stem. De tuigd vegetariër, P. van Schelle, De homine ne- term ‘klein geloof’ is overigens afkomstig van quaquam naturaliter animali pantophago (Lei- Jules Bois en door de predikant Van Nes in Ne- den 1773). Verder wordt melding gemaakt van derland geïntroduceerd, H.M. van Nes, De vegetarisch levende collegianten in de zeven- nieuwe mystiek (2de druk, Rotterdam 1901). tiende eeuw in Bart de Ligt, Vrede als daad. Oorspronkelijk had het louter betrekking op Beginselen, geschiedenis en strijdmethoden van religieuze gezelschappen van Swedenborgia- de direkte aktie tegen oorlog (Arnhem 1933) 244. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 407

Noten 407

29 Het gaat om het vijftiende boek uit de 33 W.W. Mijnhardt, J. Kloek, 1800. Blauw- Metamorfosen waar Ovidius uitgebreid ver- drukken voor een samenleving (Den Haag 2001) haalt over Pythagoras. Joost van den Vondel, 101, 183-184. Navolgend: Remieg Aerts, Her- Volledige dichtwerken en oorspronkelijk proza, man de Liagre Böhl, Piet de Rooy, Henk te verzorgd en ingeleid door Albert Verwey (Am- Velde, Land van kleine gebaren. Een politieke ge- sterdam 1937) 1405. Zie verder ‘Soberen dis schiedenis van Nederland 1780-1990 (3de druk, Pyhagorea’ uit ‘Den Gulden Winckel’, ibidem Nijmegen/Amsterdam 2003) 22; Angelie 32-33. Eerder, in de zestiende eeuw, schreef Sens, Mensaap, heiden, slaaf. Nederlandse visies Marcus van Vaernewyck over vleesloze voe- op de wereld rond 1800 (Den Haag 2001) 95. ding, maar zijn eindconclusie was dat dieren 34 wnt, lemma ‘vegetarisme’. Citaat uit: Ons slachten geen misdrijf is – dieren mishande- leven (1860) 1, 119. Navolgend: H. Beins, Spier- len overigens wél, M. van Vaernewyck, De His- arbeid en voeding: eene bijdrage tot de voedings- torie van Belgis (Gent 1574) deel 1, Kapittel xiv. leer (Groningen 1864) 48; Dirk Huizinga, Een Zie ook Karel van Mander, Het Schilder-boek, en ander over voeding (2de druk, Groningen Wtlegginge, en sin-ghevende verclaringe op den 1882) 46-47. Metamorphosis Publij Ovidij Nasonis (Haarlem 35 Zie bijvoorbeeld het Jaarboekje van de nvb 1604) het thiende boek, fol. 84; A. Postelman, uit 1918, waarin leden genoemd staan tot in Het leeven en de leere van den grooten wysgeer Py- plaatsen en plaatsjes als Aduard, Augusti- thagoras. Nevens eenige Indiase mengselstoffen nusga, Broekhem (bij Valkenburg), Delfzijl, (Amsterdam 1724). Men denke ook aan het Ginneken, de Koog, Leur, Lonneker, Rockanje, schilderij ‘Pythagoras die vegetarisme onder- Scherpenisse, Ternaard, Terschelling en Vlis- wijst’ van Rubens. Volgens David Kunzle hing singen. dit waarschijnlijk in Rubens’ eetkamer, aldus 36 Voor dierenbescherming: Karel Davids, aansporend tot onthouding van vlees, David ‘Aristocraten en jursten, financiers en femi- Kunzle, From Criminal to Courtier: The Soldier nisten. Het beschavingsoffensief van de die- in Netherlandish Art 1550-1672 (Leiden 2002), renbeschermers in Nederland voor de Eerste 413. Erasmus’ Over het verbod vlees te eten (1522) Wereldoorlog’, Volkskundig Bulletin 13 (1987) handelt over de vastentijd, niet over een py- 157-200; Karel Davids, Dieren en Nederlanders: thagorees/vegetarisch dieet. zeven eeuwen lief en leed (Utrecht 1989); 30 ‘Pythagorae norma solis hic vivitur her- Amanda Kluveld, Reis door de hel der onschul- bis/Nec mea barbarico mensa cruore madet’, digen: de expressieve politiek van de Nederlandse J.A. Worp, Een onwaerdeerlycke Vrouw. Brieven anti-vivisectionisten 1890-1940 (Amsterdam en verzen van en aan Maria Tesselschade (Den 2000). Voor natuurbescherming: H. van der Haag 1918) 220. Verder H.W. van Tricht, De Windt, En dan: wat is natuur nog. Voor mi- briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft (Cu- lieubeweging: Jacqueline Cramer, De groene lemborg 1977) deel ii, 697, 713-714. golf. Geschiedenis en toekomst van de milieube- 31 Jacob Haafner, ‘Reize in eenen palanquin, weging (Utrecht 1989). Voor natuurgenees- of Lotgevallen en merkwaardige aanteekenin- wijze: Peeters, De beloften. gen op eene reize langs de kusten Orixa en 37 De tegenwerping dat ook ‘planten’ of ‘ob- Choromandel’, in: De werken van Jacob Haaf- jecten’ grote afwezige zijn, ontmoet drie ob- ner (Zutphen 1997) deel 3, 29-402, aldaar 179- stakels. Ten eerste, ‘dieren’ heeft hier de bete- 181; Stuart, Bloodless Revolution, 237. kenis van ‘andere dieren’, met andere woorden 32 Met inbegrip van debat over dierenrech- ‘mensen’ maken deel uit van dezelfde catego- ten, Morton, Shelley; Stuart, Bloodless Revolu- rie, of dat is althans wat hier op het spel staat. tion; Crossley, Consumable Metaphors. In aansluiting daarop bestaat deze categorie uit Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 408

408 Noten

subjecten, wat, voor zover onze kennis van de Darwin, On the Origin of Species (Wordsworth wereld strekt, niet opgaat voor planten of le- ed.; Ware 1998) 42. Voor een historisering venloze materie; tot slot, en meest uitdagend, van dit alles: Felipe Fernández-Armesto, So dergelijke aanvullingen kunnen óók serieus You Think You’re Human? A Brief History of worden genomen. Dat zou tenminste aan- Humankind (Oxford 2004). sluiten bij actor-networktheory en Bruno La- 40 Geciteerd via Cary Wolfe, Animal Rites. tours pleidooi voor een ‘parlement der din- American culture, the discourse of species, and gen’, Bruno Latour, Wij zijn nooit modern posthumanist theory (Chicago 2002) 2. Navol- geweest. Pleidooi voor een symmetrische antropo- gend: Donna Haraway, The Companion Spe- logie (Amsterdam 1994). cies Manifesto. Dogs, People, and Significant Ot- 38 Johan Huizinga, De taak der cultuurge- herness (Chicago 2003) 6-8. schiedenis (Groningen 1995) 113. Dat weerhield 41 Chris Lorenz, De constructie van het verle- hem er overigens niet van tezelfdertijd een den. Een inleiding in de theorie van de geschiede- lans te breken voor de cultuurgeschiedenis nis (6de, gewijzigde druk, Amsterdam/Mep- van ‘de trits het paard, de hond en de valk’. pel 2002) 100, 119-121. Deze lijkt echter voor Huizinga alleen inte- 42 Hiermee is overigens niet gezegd dat ‘the ressant als ‘cultuurfunctie’ – dat wil zeggen, als question of the animal’ in het poststructura- factor in de betrekkingen van mensen onder- listische, postmoderne kamp niet is gesteld. Bij ling. Navolgend: Peter Burke red., New Per- Jacques Derrida bijvoorbeeld werd zij in zijn spectives on Historical Writing (Cambridge kritiek op het dogmatische humanisme van 2001) 3. Dierengeschiedenis komt hierin niet Heidegger en Levinas van centrale betekenis, aan bod. zij het niet zonder ambivalenties. Voor Der- 39 Enkele voorbeelden uit een onuitputte- rida-kenner David Wood was dat reden Derrida lijke stroom publicaties: V.M. Janik, L.S. Saigh te kritiseren én deconstructivisme te vereen- and R.S. Wells, ‘Signature whistle shape con- zelvigen met vegetarisme: David Wood, ‘Com- veys identity information to bottlenose dol- ment ne pas manger – Deconstruction and Hu- phins’, Proceedings of the National Academy of manism’, in: H. Peter Steeves, Animal Others. Science usa 103 (2006) 8293–8297; G.R. Hunt, On Ethics, Ontology and Animal Life (New York R.D. Gray, ‘Diversification and cumulative evo- 1999) 15-35. Vgl. Matthew Calarco, Zoograp- lution in New Caledonian crow tool manufac- hies. The question of the animal from Heidegger ture’, Proceedings of the Royal Society 270 (2003) to Derrida (New York/Chichester 2008) 103- 867-874; Irene Pepperberg, The Alex Studies. 149. Verder Cary Wolfe, Zoontologies. The Cognitive and Communicative Abilities of Grey Question of the Animal (Minneapolis/Londen Parrots (Cambridge/Massachusetts/Londen 2003) ix-xxii, 121-146; Leonard Lawlor, This is 1999); Frans de Waal, De aap en de sushimees- Not Sufficient. An Essay on Animality and Hu- ter. Over cultuur bij dieren (Amsterdam 2001); man Nature in Derrida (New York 2007). An- Peter Singer, Animal Liberation (paperback- dere voorbeelden: Gilles Deleuze, Félix Guat- editie, New York 2002); , Created tari, ‘Becoming-Animal’ in: Linda Kalof, Amy from Animals. The Moral Implications of Dar- Fitzgerald, The Animals Reader. The Essential winism (Oxford 1990). Een radicale formule- Classic and Contemporary Writings (Oxford/ ring van de constructie van diersoorten is te New York 2007) 37-50; Donna Haraway, When vinden bij Darwin die soorten zag als arbitraire Species Meet (Minneapolis/Londen 2008). labels, toegekend ‘for the sake of convenience’ 43 Erica Fudge, ‘A Left-Handed Blow: Wri- aan een verzameling individuen die grote ge- ting the History of Animals’, in: Nigel Rothfels lijkenissen met elkaar vertoonden: Charles red., Representing Animals (Bloomington 2002) Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 409

Noten 409

3-18, aldaar 14. Ook: Erica Fudge, Brutal Reas- mals in Eighteenth Century British Culture. Re- oning. Animals, Rationality, and Humanity in presentation, Hybridity, Ethics (Aldershot/Bur- Early Modern England (Ithaca/Londen 2006) 3- lington 2006); Nathaniel Wolloch, Subjugated 4. Animals. Animals and Anthropocentrism in 44 Ed Jonker, De geesteswetenschappelijke car- Early Modern European Culture (New York rousel. Een nieuwe ronde in het debat over we- 2006); Fudge, Brutal Reasoning; Linda Kalof, tenschap, cultuur en politiek (Amsterdam 2006) Looking at Animals in Human Histories (Lon- 34. Navolgend: Latour, Wij zijn nooit modern ge- den 2007). Bovengenoemde Lansbury is een weest, 94; Chris Philo, Chris Wilbert red., Ani- voorbeeld van hoe uit geschiedenis van de die- mal Spaces, Beastly Places. New geographies of renbescherming zich dierengeschiedenis ont- human-animal relations (Londen/New York wikkelt. In Nederland gebeurt dat in Davids, 2000) 14-20; Fudge, Brutal Reasoning, 189- ‘Aristocraten en juristen’ en Davids, Dieren en 190. Nederlanders. Ook vanuit milieugeschiedenis is 45 Keith Tester, Animals and Society. The Hu- een vorm van dierengeschiedenis ontstaan. manity of Animal Rights (Londen 1991) 41-42. De wijze waarop mensen andere dieren con- Voor kritiek hierop: Jeniffer Mason, Civilized strueren wordt daarin echter veelal niet ge- Creatures: Urban Animals, Sentimental Culture, thematiseerd. Zie o.a. Henny van der Windt, and American Literature, 1850-1900 (Balti- Henk van Zon red., Mensen en dieren in het more/Londen 2005) 21 (‘the ticket for admis- verleden. Jaarboek voor Ecologische Geschiedenis sion to the critical conversation has become the 2004 (Gent/Hilversum 2005). Voor reflectie scholar’s ability to reveal the animal to be no op dierengeschiedenis: Karel Davids, ‘Dieren more than a screen for some specifically hu- en geschiedenis. Benaderingen, bronnen, pro- man concern, such as gender or race.’) Voor blemen,’ Groniek: Het dier: een menselijke ge- sociologische kritiek op Tester: Lyle Munro, schiedenis (1994) 9-19. Davids onderscheidt Confronting Cruelty. Moral Orthodoxy and the hierin twee vertrekpunten voor dierenge- Challenge of the Animal Rights Movement (Lei- schiedenis, de natuurlijke historie en de an- den/Boston 2005) 4-5. Navolgend geciteerd tropocentrische geschiedenis. Daarmee re- via Erica Fudge, Animal (Londen 2002) 51. produceert hij echter weer de dichotomie 46 In de geschiedschrijving wordt dat ma- natuur-cultuur. Punt is daarentegen dat de na- nifest door de opkomst sinds de jaren 1980 tuurlijke historie onderwerp is van het pro- van dierengeschiedenis. Vroege sleutelpubli- ject om veranderingen in het dierbeeld te be- caties in dezen zijn: Keith Thomas, Man and grijpen of te verklaren vanuit een bepaalde the Natural World. Changing Attitudes in Eng- maatschappelijke context (Davids antropo- land 1500-1800 (Londen, 1983); Carol Lans- centrische vertrekpunt) en omgekeerd dat de bury, The Old Brown Dog. Women, Workers, dierbeelden en hun maatschappelijke context and Vivisection in Edwardian England (Wis- een cruciale impact uitoefenen op de ontwik- consin/Londen 1985) en Harriet Ritvo, The keling, verspreiding en gedrag van dieren – en Animal Estate. The English and Other Creatures daarmee onderwerp vormen van de natuur- in the Victorian Age (Cambridge/Massachu- lijke historie. Anders gezegd, Davids’ onder- setts/Londen 1987). Recenter o.a.: Mary Hen- scheid valt in werkelijkheid samen: juist het ninger-Voss red., Animals in Human Histories proces waarin zijn categorieën worden ge- (Rochester 2002); Erica Fudge red., Renais- construeerd lijkt historiografisch van belang. sance Beasts. Of Animals, Humans and Other Vergelijkbaar is de aandacht voor dierenge- Wonderful Creatures (Urbana/Chicago 2004); schiedenis vanuit diergeneeskundige hoek, Frank Palmeri red., Humans and Other Ani- zie met name het tijdschrift Argos.Voorde Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 410

410 Noten

animal turn in de geografie: Jennifer Wolch, hoeven worden. Zoals nog aan de orde komt Jody Emel red., Animal Geographies. Place, Po- kan deze contradictie alleen ‘werken’ (en ont- litics, and Identity in the Nature-Culture Bor- staan) door natuur en cultuur als verschil- derlands (Londen/New York 1998); Philo, Wil- lende, afgescheiden domeinen te construeren. bert red., Animal Spaces. Filosofie: zie noot 42. 48 Latour, Wij zijn nooit modern geweest, 137. Cultural studies: Steve Baker, Picturing the Beast. Vgl. ibidem., 192-194. Animals, Identity and Representation (Urbana/ 49 Bos, Een kwestie van beheersing, 32. Chigaco 1993); Nigel Rothfels red., Represen- 50 Thomas Nagel, ‘What is it like to be a bat?’, ting Animals, (Bloomington 2002); Wolfe, Ani- The Philosophical Review 83 (1974) 435-450. mal Rites;Mason,Civilized Creatures; Mary 51 J.M. Coetzee, The Lives of Animals (paper- Sanders Pollock, Catherine Rainwater red., backeditie, Londen 2000) 45. Navolgend: ibi- Figuring Animals. Essays on Animal images in dem, 49. Coetzees novelle heeft veel pennen in Art, Literature, Philosophy and Popular Culture beroering gebracht. Voor een verwante – maar (New York 2005); Laurence Simmons, Philip oneindig diepzinniger – beschouwing: Cora Armstrong red., Knowing Animals (Leiden/ Diamond, ‘The difficulty of reality and the dif- Boston 2007). ficulty of philosophy’ in: Stanley Cavell, Cora 47 Latour, Wij zijn nooit modern geweest,44, Diamond, John McDowell, Ian Hacking, Cary 136. Navolgend: Mason Civilized Creatures, 21; Wolfe, Philosophy and Animal Life (New York Barbara Noske, Huilen met de wolven. Een in- 2008) 43-89, met name 46-60. terdisciplinaire benadering van de mens-dier 52 Frank Ankersmit, De historische ervaring relatie (Amsterdam 1988), 108-126. Ook in (Groningen 1993) 12. Dit inzicht verwoordt voedselgeschiedenissen komen dergelijke hij in zijn boek De sublieme historische ervaring asymmetrieën vaak voor. Vegetarisme is iets aan de hand van Hans-Georg Gadamer nog dat sociaal-cultureel verklaard moet worden, radicaler: ‘Waar taal is, is geen ervaring en bepaalde taboes zoals op het eten van var- waar ervaring is, is geen taal.’ Frank Anker- kensvlees óók, maar het eten van varkensvlees smit, De sublieme historische ervaring (Gronin- zelf hoeft dan weer níét verklaard te worden, gen 2007) 70. Het zou interessante implicaties net zomin als vlees eten an sich verklaard hoeft hebben voor dieren die niet over zulke taal be- te worden – behalve als het gaat om kanniba- schikken. lisme. Dat levert contradicties op, zoals in het 53 Nagel, ‘What is it like’, 441. boek Eenvoudig maar voedzaam waarin Jobse- van Putten keer op keer herhaalt dat smaak- voorkeuren cultureel bepaald zijn, maar op een Deel i ander moment precies het tegenovergestelde Domela en de dieren beweert: ‘Aangezien de mens een omnivoor is, staat hem als ideaal altijd een gemengde voe- 1 ‘En al beschouwen alle broeders mij als den ding van plantaardig en dierlijk voedsel voor verloren broeder’. De familiecorrespondentie van ogen.’ Jobse-Van Putten, Eenvoudig maar voed- en over Ferdinand Domela Nieuwenhuis, 1846- zaam, 118, vgl. 23, 215-216, 315, 453. Dit plot- 1932, verzameld en gepresenteerd door Bert selinge beroep op een transcendente natuur is Altena met medewerking van Rudolf de Jong of aantoonbaar onjuist – zuigelingen, vega- (Amsterdam 1997) 114-116, 120. Navolgende nisten en Jaïnisten weerspreken het zeker – of citaten ibidem, 291, 295, 298. construeert van hen nieuwe diersoorten, die 2 Evert Zandstra, Vrijheid. Het leven van F. buiten die lastige categorie ‘de mens’ vallen en Domela Nieuwenhuis (Amsterdam 1968) 125. die daarom door de historicus niet bestudeerd 3 M. Valk, ‘Ds. C.S. Adama van Scheltema, Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 411

Noten 411

herdacht als vegetariër’, Vegetarische Bode 1-4 9 ‘En al beschouwen alle broeders’, 332-333. (1897-1900) 6-9, aldaar 7. 10 Domela, Van christen tot anarchist,49-50. 4 Hans de Beer, Voeding, gezondheid en ar- 11 G. Mantel, ‘Herinneringen uit de arbei- beid in Nederland tijdens de negentiende eeuw. dersbeweging’, Vegetarische Bode 37 (1934) 275- Een bijdrage tot antropometrische geschied- 278, aldaar 276. Zie ook: Albert Perdeck, Na- schrijving (Amsterdam 2001) 60; A. Perdeck, kend op de fiets (Den Haag 1967) 53-54. Nog in ‘F. Domela Nieuwenhuis’, Vegetarische Bode 17 1956 schreef M. van Borssum-Waalkes aan (1914) 19; Jan Meyers, Domela, een hemel op het Domela-Nieuwenhuisfonds over een her- aarde (Amsterdam 1993) 74-75; Albert de Jong, innering aan de zomer van 1892 toen zij acht Domela Nieuwenhuis (Amsterdam 1981). was: ‘fdn kwam wel eens bij ons en ik herin- 5 J. Romein, A. Romein, Erflaters van onze ner me nog, dat hij met zijn vrouw wel eens bij beschaving. Nederlandse gestalten uit zes eeuwen ons gelogeerd heeft. Hij was geheelonthou- (8ste druk, Amsterdam 1959) 795-816, aldaar der en vegetariër, wat grote indruk op me ge- 803; Meyers, Domela, een hemel, 74. Ook Hille maakt heeft.’ Archief Ferdinand Domela Nieu- de Vries legt dit opmerkelijke verband tussen wenhuis, iisg. Domela’s vegetarisme en de rol van Jezus- 12 ‘En al beschouwen alle broeders’, 275. figuur, H. de Vries, ‘Ferdinand Domela Nieu- 13 Geciteerd via Meyers, Domela, een hemel, wenhuis en de verhouding tussen kerk en 48. Navolgend citaat ibidem, 55. maatschappij in de negentiende eeuw’, in: J. 14 Domela, Van christen tot anarchist,13; Frieswijk, J.J. Kalma, Y. Kuiper red., Ferdinand Meyers, Domela, een hemel, 19, 31-33. Domela Nieuwenhuis, de apostel van de Friese ar- 15 Domela, Van christen tot anarchist,17; beiders (Drachten/Leeuwarden 1988) 44-60, Meyers, Domela, een hemel, 34. Navolgend ci- aldaar 53. taat: ‘En al beschouwen alle broeders’,124. 6 Meyers, Domela, een hemel, 74. Ook in de 16 Barlösius, Naturgemässe Lebensführung, mooie inleiding van Bert Altena op de familie- 39-40; F.W. Bautz, ‘Baltzer, Eduard Wilhelm’, correspondentie ontbreken de dieren, net als in: Biographisch-Bibliographisches Kirchenlexi- in de bundel Ferdinand Domela Nieuwenhuis, kon i (Herzberg 1990) 360-361. de apostel van de Friese arbeiders. 17 Geciteerd via Barlösius, Naturgemässe Le- 7 Overeenkomstig: Altena, ‘En al beschou- bensführung, 42. wen alle broeders’, 47; Rudolf de Jong, ‘Ferdi- 18 ‘En al beschouwen alle broeders’,5. nand Domela Nieuwenhuis (1846-1919). Een 19 Barlösius, Naturgemässe Lebensführung, schets van zijn leven’, in: J. Frieswijk, J.J. 43-44. Kalma, Y. Kuiper red., Ferdinand Domela Nieu- 20 C. W. Hufeland, Kunst om het menschelijk wenhuis, de apostel van de Friese arbeiders leven te verlengen,deelii (2de druk, Amster- (Drachten/Leeuwarden 1988) 11-28, aldaar 15. dam 1803) 38. 8 (F. Domela Nieuwenhuis), ‘Aan de gezond- 21 Baumgartner, Ernährungsreform,38-42. heidsleer de toekomst!’, De Vrije Socialist 3 (10 22 Hufeland, Kunst om het menschelijk leven maart 1900). Ook: F. Domela Nieuwenhuis, te verlengen, 264-265. ‘Le coté économique du Végétarisme’, in: 23 Stuart, Bloodless Revolution, 140-143; F. Compte rendu des travaux du ivme congrès de Sassen, ‘De reis van Pierre Gassendi in de Ne- l’Union Internationale Végétarienne tenu à la derlanden (1628-1629)’, Mededelingen der Ko- Haye les 24, 25, 26 août 1913 (Den Haag 1913) ninklijke Nederlandse Akademie van Weten- 107-112, aldaar 108; F. Domela Nieuwenhuis, schappen, afd. Letterkunde 23 (1960) nr.10, Van christen tot anarchist. Gedenkschriften (4de 263-307, aldaar 277-280. Opmerkelijk genoeg druk, Amsterdam 1921) 49. suggereert Sassen dat Gassendi’s argumen- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 412

412 Noten

tatie tegen Van Helmont niet geheel aux seri- gaste was. Zij schreef Domela over de in haar eus was, maar gepleegd werd ‘omdat hij zijn ogen veel te strenge behandeling die zijn zoon gastheer het genoegen van een opgewekte dis- ten deel viel: ‘hij had misdaad begaan aan 5 cussie niet wilde onthouden.’ Aanwijzingen stukken te nemen van een worst die in elven daarvoor reikt hij echter niet aan. Ook denkt gesneden was! Nu liep het toch de spuigaten Sassen dat Gassendi’s pleidooi voor plantaar- uit. Ik vraag hem: (...) Of het niet vanzelf sprak dige voeding in strijd is met zijn epicuris- dat een jongen die in zeven jaar geen vleesch me – frappant, want er zijn aanwijzingen dat gekregen heeft, er zich uit behoefte of uit Epicures zich juist vegetarisch voedde en het oppositie aan te goed doet als er kans toe is?’, wemelt van vegetariërs in de epicurische tra- Archief Ferdinand Domela Nieuwenhuis, iisg, ditie: D. Dombrowski, The Philosophy of Vege- map ii c 9. Van Kols ‘in zeven jaren geen vlee- tarianism (Amherst 1984) 81,89; Spencer, Ve- sch’ geeft enige aanleiding de mogelijkheid getarianism, 93-94. open te houden dat Domela’s overgang tot het 24 Geciteerd via Stuart, Bloodless Revolution, vegetarisme ietsje later dan in 1878 plaats- 147. vond. Overigens wist Bert Altena te melden dat 25 Van Schelle, De homine nequaquam; vegetarisme zich tot Domela’s kleinkinderen Zweerts, Verhandelingen. heeft voortgezet. 26 Eddy Houwaart, De hygiënisten. Artsen, 31 Domela ondertekende zijn bijdragen niet. staat en volksgezondheid in Nederland 1840-1890 Toch kan met aan zekerheid grenzende waar- (Groningen, 1991) 50. schijnlijkheid aangenomen worden dat hij de 27 E. Baltzer, Vegetarisch Kookboek. Aange- auteur van dit artikel is. Niet alleen nam hij, al- vuld met eenige wenken voor den Vegetariër en thans in de begindagen, het leeuwendeel van voor hen die tot de Natuurlijke Levenswijze wen- de kopij op zich, ook is – gezien de onbekend- schen over te gaan (Haarlem 1892) 3, 16-17. Zie heid van vegetarisme in die tijd – de kans klein ook: E. Baltzer, Ideen zur socialen Reform (Nord- dat een andere medewerker dezelfde interesse hausen 1873). had. 28 In (agrarische) geschiedenis wordt die 32 M. van Praag, ‘Propaganda’, Vegetarische groter wordende afstand veelal als ‘vervreem- Bode 1-4 (1897-1900) 327-328. ding’ voorgesteld. De daarin vervatte norm 33 Domela, ‘Le coté économique’, 107-108. wordt echter zelden geëxpliciteerd en verde- Vertaling Marijke Jalink. digd – terwijl die toch niet vanzelf spreekt (zelf 34 A. Perdeck, ‘F. Domela Nieuwenhuis’, Ve- is zij bijvoorbeeld ook beschuldigd van ‘ver- getarische Bode 17 (1914) 17-21, aldaar 19. vreemding’). Zie ook: Hilda Kean, Animal 35 ‘En al beschouwen alle broeders’, 308. Rights. Political and Social Change in Britain 36 F. Felkers, ‘Verslag van de 5de jaarverga- since 1800 (Londen 1998) 30-31. dering’, Vegetarische Bode 1-4 (1897-1900) 452- 29 ‘En al beschouwen alle broeders’, 210. 461, aldaar 458. 30 A. Perdeck, ‘F. Domela Nieuwenhuis’, Ve- 37 ‘En al beschouwen alle broeders’,469. getarische Bode 17 (1914) 17; Meyers, Domela, 38 F. Domela Nieuwenhuis, Geheel-onthou- een hemel, 291. In het najaar van 1887 leidde de ding en socialisme (Amsterdam 1897) 6. vegetarische opvoeding bij Ferdinand jr. (die in 39 F. Domela Nieuwenhuis, ‘De Natuurge- tegenstelling tot Johanna en Cesar van het ve- neeskunde. De kuur van Pastor Felke te Repe- getarische pad afdwaalde) nog tot enige com- len’, Vegetarische Bode 5-7 (1901-1903) 587-589. motie. Domela’s zoon woonde toen in bij 40 F. Domela Nieuwenhuis, Nog godsdienst? S.E.W. Roorda van Eysinga in Clarens, Zwit- Reeds godsdienst? Toespraak gehouden in de evan- serland, waar ook Nellie van Kol enige tijd gelisch-luthersche kerk te ’s-Gravenhage op zondag Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 413

Noten 413

25 november 1877 (Den Haag 1878) 5. the animals immediately below him in the 41 F. Domela Nieuwenhuis, Mijn afscheid van scale – without a doubt, in these respects, he de kerk. Twee toespraken (8ste druk, Den Haag is far nearer the Apes, than the Apes are to the 1912) 3, 30; Meyers, Domela, een hemel, 69. Dog.’ T.H. Huxley, Man’s Place in Nature (New 42 Multatuli, Volledige werken, brieven en do- York 2001) 67. kumenten uit de jaren 1878-1879,deel19(Am- 50 Charles Darwin, The Descent of Man, and sterdam 1989) 198-200. selection in relations to sex,vol.i (Londen 1871) 43 (M. Anderson), ‘Correspondentie’, De 12. Darwin, Büchner en Haeckel waren so- 20ste eeuw 2 (1885) 573. wieso belangrijke inspiratiebronnen voor aan- 44 Hans van Straten, Multatuli, van blanke hangers van de diverse socialismen. radja tot bedelman (Amsterdam 1995) 351; Dik 51 Darwin, The Descent, 145. van der Meulen, Multatuli. Leven en werk van 52 Ludwig Büchner, Uit het leven der dieren. Eduard Douwes Dekker (Amsterdam 2002) Hun denken, willen, werken en gevoelen. Populair 466, 695. Overigens schrijft Van der Meulen wetenschappelijke op waarneming gegronde on- over Anderson ook dat zij zich ‘na haar on- derzoekingen over de mieren, bijen, wespen, spin- stuimige en hevig geëmancipeerde Dageraad- nen en kevers (Nijmegen 1876), 33. Navolgend periode (...) eveneens tot de dierenbescher- citaat ibidem, 34. Dat noopte de Nederlandse ming had gewend’ – waarmee hij lijkt te vertaler, de heer R. de Haan, directeur van de impliceren dat het opkomen voor dieren min- hbs in Winterswijk, tot het invoegen van een der wild is dan het opkomen voor vrouwen. voetnoot waarin hij uitdrukkelijk verklaarde Verder: M. Anderson, Uit Multatuli’s leven niet in te zien dat het christendom ook maar (Utrecht 1981) 26, 51. zijdelings nadelig zou zijn geweest voor de 45 H.I.V.E. Salomon, ‘Aan de redactie der behandeling van dieren. “20ste eeuw”’, De 20ste eeuw 1 (1884) 263-267, 53 Darwin, The Descent, 100-101. aldaar 266. 54 F. Domela Nieuwenhuis, Een vergeten 46 Dit was conform een artikel dat hij in hoofdstuk. Blanke slaven. Supplement op het his- Recht voor Allen had overgenomen uit Der So- torisch gedenkboek ‘Eene halve Eeuw. 1848-1898’ zialdemokrat waarin de hypocrisie van de bour- (Amsterdam 1898) 44. Navolgende citaten: geoisie werd gehekeld die opkwam voor proef- ‘Bewaring van Menschen’, De Vrije Socialist 2 dieren, maar niet voor arbeiders: ‘De vivisektie (11 januari 1899); ‘H.M.’s paarden’, De Vrije So- van het proletariaat’, Recht voor Allen 3(1ok- cialist 13 (13 april 1910); ‘Een apenpaleis’, De tober 1881). Vrije Socialist 11 (29 april 1908). Vgl. Ritvo, 47 (M. Anderson), ‘Correspondentie’, De The Animal Estate,134. 20ste eeuw 1 (1884) 325-326, aldaar 325. Deze 55 ‘Menschen en dieren’, De Vrije Socialist 3 correspondentie is overigens niet opgenomen (11 september 1901). in Nabrinks Bibliografie Ferdinand Domela 56 F. Domela Nieuwenhuis, Generaal Booth Nieuwenhuis en staat ook verder voor zover ik van het heilsleger en zijn “plan” (z.p. 1900) 12. weet nergens in de secundaire literatuur over Engeland kende de oudste nationale dieren- Domela Nieuwenhuis genoemd. beschermingswetgeving (sinds 22 juli 1822) 48 (M. Anderson), ‘Correspondentie’, De waarbij de behandeling van paarden leidend 20ste eeuw 2 (1885) 430. Navolgend citaat ibi- was geweest. Tegelijkertijd was in Engeland tot dem, 574. 1911 de zogeheten ‘bearing rein’ in gebruik, 49 Zo schreef deze: ‘Without question, the een zeer dierenwelzijnonvriendelijke tuigage mode of origin and the early stages of the de- waartegen Annie Sewell in haar roman Black velopment of man are identical with those of Beauty (1877) opkwam. E.S. Turner, All Heaven Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 414

414 Noten

in a Rage (paperbackeditie, Fontwell 1992) 119- 69 F. Domela Nieuwenhuis, De twee groote 130, 156-160. wetten der natuur (2de druk, Amsterdam 1920) 57 De aanmerking dat Domela in deze pas- 1, 19. sage Booths ideeën eenvoudigweg navertelt, 70 (F. Domela Nieuwenhuis), ‘Egoïsme en snijdt weinig hout: hij heeft op dit punt, en dat altruïsme’, De Vrije Socialist 4 (7 augustus is tamelijk zeldzaam, geen kritiek op Booth – 1901). Overigens wordt er tegenwoordig van- aanwijzing dat hij de formulering onder- uitgegaan dat mutualisme inderdaad een be- schrijft. En omgekeerd blijft de ‘vegetarische’ langrijke factor is in het leven op aarde: gro- lading onaangetast. Booth at evenmin vlees. tendeels bestaat de biomassa uit soorten die 58 Piet de Rooy, Een revolutie die voorbij ging. mutualist zijn; Bos, Een kwestie van beheersing, Domela Nieuwenhuis in het Palingoproer (Bus- 63. sum 1971) 57, 73. 71 (F. Domela Nieuwenhuis), ‘Is de mensch- 59 Lansbury, The Old Brown Dog, 31; Ritvo, heid beter en edeler geworden?’, De Vrije So- The Animal Estate, 149. Navolgend, ibidem, cialist 4 (2 februari 1901). 130-135, 144-157. 72 (F. Domela Nieuwenhuis), ‘Het Tolstoïa- 60 Th. van Tijn, ‘Het sociale leven in Neder- nisme’, De Vrije Socialist 4 (27 juli 1901). Daar- land 1875-1895’, in: Geschiedenis van het mo- bij was dat levensrecht gelijkwaardig, getuige derne Nederland. Politieke, economische en so- de retorische vraag: ‘Wie zal mij bewijzen, dat ciale ontwikkelingen (Houten 1988) 214; Dennis zijn leven respektabeler is dan dat van den tij- Bos, Waarachtige volksvrienden. De vroege so- ger?’ Over de kwestie van het levensrecht heeft cialistische beweging in Amsterdam, 1848-1894 Domela ook gecorrespondeerd met H.C.J. (Amsterdam 2001) 208; De Rooy, Een revolu- Krijthe. Helaas zijn alleen de brieven van tie, 57; H. Brugmans, Geschiedenis van Am- laatstgenoemde overgeleverd. sterdam. Opgaand getij 1848-1925,deel6(2de 73 Henry Salt, De rechten der dieren, be- herziene en bijgewerkte druk door I.J. Brug- schouwd in verband met den socialen vooruit- mans, Utrecht 1973) 161; Geert Mak, Een kleine gang (Den Haag 1897) 19. geschiedenis van Amsterdam (9de herziene druk, 74 Elysee Reclus, ‘Over vegetarisme’, De Vrije Amsterdam 1996) 227. Socialist 4 (6 november 1901). Reclus werd 61 Meyers, Domela, een hemel, 141; De Rooy, door Domela hooggeacht en stond met hem op Een revolutie,68. vriendschappelijke voet. Overigens, het idee 62 (F. Domela Nieuwenhuis), ‘De splinter en dat domesticatie de ziektevrije natuurstaat van de balk’, Recht voor Allen 8 (4 augustus 1886). dieren aantastte, was wijdverspreid. Navolgend citaat ibidem. 75 Hoewel Domela zich sceptisch uitliet over 63 (Anderson), ‘Correspondentie’, 574. de vooruitgang die de mensenmaatschappij 64 (F. Domela Nieuwenhuis), ‘Onze tijdge- in sociaal en moreel opzicht had geboekt, was nooten en de leer van Darwin’, Recht voor Al- hij al evenzeer sceptisch over de ‘oermensch’, len 8 (3 maart 1886). Ferdinand Domela Nieuwenhuis, Geschiede- 65 Fudge, Brutal Reasoning, 66-67. nis van het Socialisme, deel 1 (Amsterdam 1902) 66 ‘En al beschouwen alle broeders’, 439-440. 1, 12. Hierin ook de klassieke lezing van de 67 (F. Domela Nieuwenhuis), ‘De schildpad overgang van gemeenschappelijk naar privaat of de mensch, wie is de slimste?’, De Vrije So- (grond)eigendom. Gemeenschappelijk eigen- cialist 5 (15 januari 1902). dom is meest overeenkomstig ‘de natuur’, ibi- 68 (F. Domela Nieuwenhuis), ‘En de dem, 3-11, 15. Vgl. bijvoorbeeld de opvatting mensch?’, De Vrije Socialist 13 (15 januari 1910). van mede-anarchist en vegetariër Tjerk Luitjes Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 415

Noten 415

die zelfs Rousseaus opvatting deelde dat men- 377; nvb, Jaarboekje van den Nederlandsche Ve- sen van nature solitaire wezens zijn, Tjerk getariërsbond 1918 (Gouda 1918) 38. Luitjes, Theorie en Practijk van Binnenlandsche 86 Röling, De God’lijke stem, 65; De Roo, Na- Kolonisatie (Bussum 1903) 83. tuurlijk, ethisch, 11; Van Otterloo, Eten en eetlust, 76 M. Valk Lzn, ‘Domela als vegetariër’, in: 191. Jobse-Van Putten lokaliseert vegetarisme Gedenkboek ter gelegenheid van den 70-sten ver- ‘vrijwel uitsluitend in elitaire kring’, Jobse-Van jaardag van F. Domela Nieuwenhuis 31 december Putten, Eenvoudig maar voedzaam,120. 1916 (Amsterdam 1916) 145-148, aldaar 147- 87 Felix Ortt, Rapport over de enquete 1921 148. van den Ned. Veg. Bond (z.p. 1922) 2. 77 Zoals Domela tot zijn teleurstelling be- 88 Verdonk, ‘Bericht uit het land der frugi- merkte tijdens het diner ter voorbereiding op voren’, 162-164. Zie voor Engeland, Stuart, het eerste internationale socialistencongres te Bloodless Revolution, 423. Parijs (1889) waar louter vleesspijzen op het 89 J.F. Ankersmit, Arbeiderslevens (Amster- menu stonden. Domela, Van christen tot anar- dam 1919) 36. Ten bewijze dat via het (vrije) so- chist, 187. cialisme vegetarisme ook doordrong tot land- 78 A. Perdeck, ‘F. Domela Nieuwenhuis’, Ve- arbeiders, zie Imke Klaver, Herinneringen van getarische Bode 17 (1914) 17-21, aldaar 19. een Friese landarbeider. Enkele opgetekende zaken 79 (F. Domela Nieuwenhuis), ‘Overmatige uit het jongste verleden tot 1925, ingeleid door arbeid en onvoldoende voeding bij de arbei- Ger Harmsen, aantekeningen van Johan Fries- dersstand’, Recht voor Allen 2 (3 januari 1880). wijk (Nijmegen 1974) 53. Johan Frieswijk 80 ‘Wat men met de tarwe doet’, Recht voor merkt in een aantekening hierbij op: ‘Het voor- Allen 16 (6-7 november 1894). Navolgend: F. beeld van Domela, die zelf vegetariër was, van Monjou, ‘Visscherslevens ook menschen- werd door veel arbeiders gevolgd.’ Ibidem, levens’, Vegetarische Bode 7-9 (1903-1905) 105- 165. Zie verder o.a. M.A. O[rtt]-[van] S[chuller] 107. t[ot] P[eursum], ‘Afdeeling ’s-Gravenhage’, Ve- 81 Verdonk, ‘Bericht uit het land’, 166-167, getarische Bode 12 (1909) 150-161, aldaar 159. 170; Crossley, Consumable Metaphors, 210-211; 90 Alleen in 1899 al acht maal, ‘Vegetaris- Michael Holroyd, Bernard Shaw. The One-Vo- me’, De Vrije Socialist 2 (28 januari 1899); ibi- lume Definitive Edition (Londen 1998) 51-53; dem (16 mei 1899); ‘Vegetarisme en geheel- Spencer, Vegetarianism, 261-269. onthouding’, ibidem (10 juni 1899); ‘Niet 82 Domela, Van christen tot anarchist, 255. onaardig’, ibidem (29 juli 1899); ibidem (1 no- 83 Adriaan Domela Nieuwenhuis, ‘Een en vember 1899); ibidem (2 december 1899); ibi- ander over vegetarianismus’, De Tijdspiegel dem (13 december 1899); ‘Vegetariërsbewe- (1883) dl. iii, 154-173, 309-330, 388-409, (1884) ging’, ibidem (20 december 1899). Navolgend dl. i, 88-106, 215-236, (1884) dl. ii, 58-72, 200- citaat: De Vrije Socialist 3 (6 februari 1900). 233; Baltzer, Vegetarisch kookboek. Verder o.a. Verder o.a.: ‘Wij kunnen de lezing van dit tijd- J.H. Breijer, Iets over de aarde en den mensch schrift gerust aanbevelen aan voor- als tegen- (Utrecht 1880). Ook in kranten doken de ve- standers. Zij kunnen er altijd wat uit leeren’, getariërs steeds meer op, onder meer in De ibidem (6 juni 1900); ‘Het tijdschrift gaat voort Amsterdammer. op den goeden weg om door afwisseling on- 84 ‘Verslag van den 10e jaarvergadering’, Ve- derhoudend te zijn. Wij kennen verschillende getarische Bode 7-9 (1903-1905) i-xvi, aldaar niet-vegetariërs, die het steeds met belang- ii. stelling lezen. Zoo moet het gaan, want er 85 ‘Sprekerslijstje’ Vegetarische Bode 17 (1914) blijft allicht iets van hangen’, ibidem 4 (19 ja- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 416

416 Noten

nuari 1901); ‘Wij blijven dit tijdschrift, dat Deel ii vooral door afwisseling aantrekt, tenzeerste Felix Ortt en de Kolonie van aanbevelen. Men kan er veel uit leeren en het de Internationale Broederschap is een goed propagandamiddel voor de vege- tarische levensbeschouwing’, ibidem 5 (20 au- 1 Lodewijk van Mierop, ‘Het groote gustus 1902). Et cetera. nieuws’, Vrede 3 (1899) 2-6, aldaar 2. 91 De Vrije Socialist 2 (26 juni 1899). Boek- 2 ‘De Internationale Broederschap’, Vrede 3 besprekingen: ‘Met zeer veel genoegen...’, ibi- (1900) 65-67, aldaar 66. dem (11 oktober 1899); ‘Aan de gezondheids- 3 Felix Ortt, ‘Buitenlandsche tijdschriften’, leer de toekomst!’, ibidem 3 (10 maart 1900); Vegetarische Bode 5-7 (1901-1903) 303-306, 547- ibidem 7 (30 november 1904). Artikelen en be- 552, aldaar 304, 306, 549; F.W. Eeden, J. S. Ley richten over vegetarisme: Elisée Reclus, ‘Over en B. Luger, Walden in droom en daad. Walden- vegetarisme’, ibidem 4 (6 november 1901); dagboek en notulen, 1898-1903 (Amsterdam ‘Vegetarisme’, ibidem 5 (5 februari 1902); ‘Het 1980) 105; Felix Ortt, ‘Overzicht van buiten- vegetarisme en de arbeiders’, ibidem (12 fe- landsche tijdschriften’ Vegetarische Bode 1-3 bruari 1902); ‘Menschen-abattoirs’, ibidem 7 (1897-1900) 504-509, aldaar 509; Felix Ortt, (9 november 1904); ‘Vegetariërs’, ibidem 8 ‘Ons titelblad’, Vrede 7 (1903) 1-2; Robert Land- (15 november 1905); G. van den Brink, ‘Is ’t Ve- mann, Ascona – Monte Verità. Auf der Suche getarisme dienstbaar voor ’t Socialisme?’, ibi- nach dem Paradies (Frankfurt/Berlijn 1973); dem 13 (9 november 1910). Jaarvergaderingen Baumgartner, Ernährungsreform; Peeters, De van de vegetariërsbond o.a.: ‘Jaarvergadering beloften, 158-170. Vegetariërsbond’, ibidem 3 (18 juli 1900); ‘Ver- 4 Als het op dieren aankwam was het gadering Vegetariërsbond’, ibidem (8 augustus ideologisch verschil pregnant: Blaricum was 1900); ibidem 5 (27 juli 1902); ‘8ste Jaarverga- strikt vegetarisch, Walden overwegend vege- dering van den Ned. Vegetariërsbond’, ibidem tarisch. Dat betekende niet alleen dat een aan- (16 augustus 1902); ‘Ned. Vegetariërsbond’, tal kolonisten op Walden af en toe wel vlees ibidem 8 (25 november 1905); ‘Nederlandsche (spek) at, maar ook dat men varkens fokte, Vegetariërsbond’, ibidem (2 december 1905). mestte en voor de slacht verkocht. Dat Domela’s hand hierin vermoed kan wor- 5 Van Mierop, ‘Het groote nieuws’, 6. den: De Vrije Socialist deed verslag van de vijfde 6 C. Hille Ris Lambers, De Ascese en hare jaarvergadering van de nvb waar Domela ze- waarde voor Leven en Maatschappij (Amster- ker aanwezig was. ‘Niet onaardig’, ibidem 2 dam 1903) 24; ‘Een oordeel over onze kolonie’, (29 juli 1899); F. Felkers, ‘Jaarverslag van de Vrede 4 (1901) 77. werkzaamheden v.d. Ned. Vegetariërsbond ge- 7 H. Hendrix, Een week in de kolonie te durende het vijfde verenigingsjaar’, Vegetari- Blaricum (Amsterdam 1901) 7-8. Verder: G. sche Bode 1-4 (1897-1900) 453-461, aldaar 458. Heeringa, ‘De Kolonie der Internationale 92 ‘Een aanbeveling voor vleescheters’, De Broederschap te Blaricum, eene daad van Vrije Socialist 3 (15 december 1900). De ‘aan- Christelijk Anarchisme’, Teekenen des Tijds. beveling’ is, zo moge duidelijk zijn, ironisch Tweemaandelijksch Tijdschrift in vrijzinnig gods- bedoeld. dienstigen geest 3 (1901) 365-379. 93 ‘Vermakelijke vrees’, De Vrije Socialist 12 8 S.C. Kylstra, De beteekenis van onze Kolo- (21 augustus 1909). nie. Feestrede uitgesproken bij gelegenheid der ope- ning van het Kolonie-huis der Intern. Broeder- schap te Blaricum (Den Haag 1900) 9. 9 Verder waren er nog vegetariër-dominees Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 417

Noten 417

als G.H. van Senden, G. Horreüs de Haas, B. 15 De Koe, Sevenster, Klein, Kijlstra en Boers en H. de Haan die in het kamp van de Schermerhorn studeerden theologie te Lei- christen-socialisten van zich deden spreken. den, alsmede Bruins, Van der Heide en Bak- Op de ledenlijsten van de vooroorlogse vege- ker. Ook de vegetariër-dominees Boers, De tariërsbond komen bovendien nog een stoet Haan en Van Wijk kwamen van de Leidse fa- andere dominees voor. Pieter Glas werd al in culteit. Bovendien had een aantal – Kijlstra, De 1903 vegetariër (samen met Cor Bruyn), maar Koe, Bruins, Sevenster, Klein en Van der Heide was toen nog geen predikant. Dat werd hij in – het Leeuwarder gymnasium bezocht waar zij 1914, Kees Tom, ‘In gesprek met een 70-jarige les hadden gehad van Vitus Bruinsma, de be- (Dr P. Glas)’, Vegetarische Bode 56 (1953) 123- kende voorzitter van de Friesche volkspartij. 124. Bähler had theologie in Groningen gestudeerd. 10 Dit fenomeen is derhalve ook niet iets ty- Almanak van het Leidsche Studentencorps 76-83 pisch voor Nederland. Met name in Groot- (1890-1897); J.J. Kalma, ‘Kijlstra, Sybillus Cat- Brittannië oefenden geestelijken ook grote in- harinus’, in: Biografisch lexicon voor de geschie- vloed uit in de vegetarische beweging. denis van het Nederlandse protestantisme, deel 1 11 Verslag van het Eerste Nationale Congres (Kampen 1983) 236-237; J.J. Kalma, ‘Koe, Anne voor Geheel-onthouding van Alcoholhoudende de’, in: Biografisch woordenboek van het socia- Dranken, gehouden te Utrecht 6 en 7 November lisme en de arbeidersbeweging, 3 (1988) 102-104; 1896 (Gouda 1897). O. Noordenbos, J.J. Kalma, ‘Heide, Albertinus 12 IJ. Hettema, ‘Jhk. Felix Louis Ortt’, in: van der’, in: ibidem 2 (1987) 53-56; H. Noor- Felix Ortt en Johan Littooy, Van en over Felix degraaf, Tussen anarchist en pacifist: Ds. J. Ortt. Bundel, uitgegeven bij gelegenheid van z’n Sevenster (1869-1949) (Amersfoort 1988); J.J. 70ste verjaardag (Den Haag 1936) 7-10; IJ. Het- Kalma, ‘Bruins jr., Jan Anthonie’, in: Biogra- tema, ‘De betekenis van Ortt voor de natuur- fisch woordenboek van het socialisme en de ar- geneeswijze en de beweging in Nederland’, beidersbeweging 2 (1987) 29-31; Bert Altena, in: ibidem, 15-16, aldaar 15. Rol hierin speelde ‘Schermerhorn, Nicolaas Jaco Cornelis’, in: het boek Die Neue Heilwissenschaft van de ibidem 6 (1995) 196-199; J.J. Kalma, ‘Bakker, Duitse arts Louis Kuhne (1835-1901) bij wie in Sybe Kornelis’ in: ibidem 2 (1987) 8-9; J.J. 1894 en 1895 ook respectievelijk Sjoukje Kalma, Boers, Benjamin’, in: ibidem 3 (1988) Bokma de Boer en Piet Troelstra zouden ku- 17-18. ren, A. Holtrop, Nynke van Hichtum: leven en 16 Geciteerd via Noordegraaf, Henri van den wereld van Sjoukje Troelstra-Bokma de Boer 1860- Bergh, 12. Ook: A. Rasker, De Nederlandse Her- 1939 (Amsterdam 2005) 251. De kuur van vormde Kerk vanaf 1795. Geschiedenis, theologi- Kuhne schijnt bij Ortt overigens niet aange- sche ontwikkelingen en de verhouding tot haar slagen te zijn. Maar volgens Ortt-kenner André zusterkerken in de negentiende en twintigste eeuw de Raaij had Ortt bij natuurgeneeswijze en ve- (3de herziene druk, Kampen 1986) 148-150. getarisme wel ‘veel baat’, André de Raaij, ‘“Bij 17 S.R. Steinmetz, ‘De Student en de Volks- haar alleen heerscht vrijheid!” Nederlandse opvoeding’, Minerva 16 (21 mei 1891) 175-178; anarchisten en het ontwakend natuurbesef S.R. Steinmetz, ‘Studenten geschikt en dus rond 1900’, Jaarboek Anarchisme 4 (1997) 77- verplicht tot Toynbee-werk’, Minerva 17 (1892) 86, aldaar 79. 281-284, 303-308; A. de Koe, W. Bax jr. e.a., 13 Derk Jansen, Op zoek naar nieuwe zeker- ‘Een breede volksbeweging’, Minerva 17 (1893) heid. Negentiende-eeuwse protestanten en het spi- 38-39; J.W. Huysinga, A. de Koe e.a., ‘Sociolo- ritisme (z.p. 1994) 228-229. gische Studenten-vereeniging te Leiden’, 14 Ortt en Littooy, Van en over Felix Ortt, 83. Minerva 18 (1893) 77-78; H. Kramers, J. Slan- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 418

418 Noten

gen en M. Vroegindeweij, Het Leidse Volkshuis door het verwerven en uitoefenen van (uit- 1890-1980 (Leiden 1982) 50. wendige) macht. Toepassing van het uit de 18 Jans, Tolstoj in Nederland, 36. Voor mooie jaren 1960 daterende schema van ‘expressio- memoires over de indruk die Tolstoj maakte, nistische’ versus ‘instrumentele’ politiek dreigt Perdeck, Nakend op de fiets, 5-43. op dit punt de essentie te verhullen dat voor 19 Henri van den Bergh van Eijsinga, ‘Na- Ortt juist de expressie instrumenteel was, daar- dere opheldering’, De Hervorming (26 januari mee samenviel. Zie over de beperking van dit 1895) 13-14, aldaar 14. Navolgend: ibidem. schema ook Maartje Janse, De afschaffers. Pu- 20 Felix Ortt, Het beginsel der liefde (Haarlem blieke opinie, organisatie en politiek in Neder- 1898) 15-26. land 1840-1880 (Amsterdam 2007) 17. 21 Felix Ortt, Inleiding tot het pneumat-ener- 26 M.W.J.L. Boersen, De Kolonie van de In- getisch monisme (Den Haag 1917) 28, 66; Felix ternationale Broederschap te Blaricum (Blari- Ortt, De schepping (Amsterdam 1922) 36-42; cum 1987) 14. André de Raaij, ‘Felix Ortts Pneumat-energe- 27 In een lezing gehouden in 1903 ver- tisch monisme. Een filosofie van het christen- klaarde Ortt onomwonden dat zij zich ‘even- anarchisme’, Geschiedenis van de Wijsbegeerte in goed Lao-Tsz’-anarchisten of Boeddha-anar- Nederland 8 (1997) 93-102. chisten, of theosoof-anarchisten’ konden 22 Ortt, Het beginsel, 30. noemen, Ortt, De vrije mensch, 111. Ook: Ortt, 23 Ibidem, 30-31. ‘Ons titelblad’, 2. Bähler, hoezeer ook van het 24 Felix Ortt, De vrije mensch (Amersfoort boeddhisme onder de indruk, wenste zichzelf 1904) 74. overigens steeds wel als christen te beschou- 25 In dierenbeschermingswetgeving zag hij wen, Louis Bähler, Het boeddhisme (Den Haag derhalve geen goed instrument om misstan- 1905) 3. Van Mierop waardeerde het christen- den op dierengebied te bestrijden. Vandaar dom hoger dan het boeddhisme: ‘Wij zien toch dat hij tijdens de hoorzitting van de Commis- het Boeddhisme zich tot het Christendom ver- sie inzake Vivisectie niet voor wetgeving pleit- houden als de naieve kinderlikheid van het te. Dat is overigens iets anders dan dat het zich geloovig-berustend neerleggen bij het ver voor Ortt ‘[b]elangrijker was te tonen hoe men boven zich reikende, die nog niet toegekomen zich als individu en beweging tot deze kwestie is aan de uiteenrijting van het krietise (onder- verhield dan door het verwerven en uitoefenen scheidende) verstand, – én als de dit alles ach- van macht, de vivisectie daadwerkelijk te doen ter de rug hebbende en te boven gekomen verdwijnen’, zoals gesteld in Kluveld, Reis door zijnde volwassenheid van de alles in een be- de hel, 18. Verbeteringen – zoals het laten ver- grijpelik verband doordenkende Rede’, Lode- dwijnen van de vivisectie – konden volgens wijk van Mierop, ‘Onwetenschappelijkheid bij de diepe overtuiging van Ortt uiteindelijk alleen Boeddhisme-importatie in het westen’, Tijd- bewerkstelligd worden door tot een bewust- schrift voor Wijsbegeerte, 4 (1910) 213-261, aldaar zijnsverandering te komen: ‘In algemene ver- 218. heffing der mensheid ligt de enige oplossing 28 Bählers vertaling (1903) van de brochure van het dieren-vraagstuk (...)’, Felix Ortt, Mens Buddhistische Mission. Das ‘christliche’ Barba- en dier (2de druk, Soest 1948) 41, 99. Belang- rentum in Europa leidde tot zijn schorsing door rijker was het kortom door het tonen van hoe het Provinciaal Kerkbestuur van Friesland. men zich als individu en beweging tot deze Bähler beriep zich echter met succes op de sy- kwestie verhield, te trachten de vivisectie daad- node. Deze besloot op 9 augustus 1905 dat werkelijk te laten verdwijnen, dan dit doel hij niet onverenigbaar gehandeld had met het – vergeefs, in Ortts ogen – pogen te bereiken predikantschap van de nh kerk. Deze beslis- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 419

Noten 419

sing leidde tot allerlei commotie en de op- 10. Iets positiever van toon: C. Hille Ris Lam- richting van de Gereformeerde Bond, M.J.A. bers, De Ascese en hare waarde voor Leven en de Vrijer, Gunning tragicus: Prof. Dr. J.H. Gun- Maatschappij. (Amsterdam 1903). Navolgend: ning Jr in den kring zijner broeders (Den Haag in dit laatste boekwerkje legt Hille Ris Lambers 1946) 193-198; Rasker, De Nederlandse Her- – die ook een klap van de spiritistische molen vormde Kerk, 262. Buddhistische Mission was had opgelopen – een verband tussen Ortts spi- geschreven door F. Hartmann, voorzitter van ritisme en vegetarisme. de Duitse theosofische vereniging. Hij wendde 37 (E. van Calcar), ‘Zijn de dieren ook vat- voor dat het oorspronkelijk van de hand was baar voor geestelijke invloeden?’, Op de grenzen van een boeddhistische priester. In de bro- van twee werelden 4 (1880) 189-199. chure riep deze fictieve priester zijn geloofs- 38 Du Prel, Sphinx, 324-5; ‘Moraliteit en In- genoten op in het barbaarse Europa boed- tellect in de Dierenwereld’, Sphinx 2(1894),73- dhistische zending te verrichten – het hield het 79, aldaar 74. christelijk zendingswerk kortom een spiegel 39 W., ‘Intelligentie bij dieren’, Het toekom- voor, L.A. Bähler, Boeddhistische zending: het stig leven 5 (1 augustus 1901) 251-252, aldaar ‘Christelijke’ barbarendom in Europa. (z.p. z.j). 251. 29 Jans, Tolstoj in Nederland, 81. 40 L.A. Puijt, ‘Spiritualisme en natuurge- 30 Goeddeels overeenkomstig: Erica Fudge, neeswijze’, Vegetarische Bode 1-4 (1897-1900) ‘Saying Nothing Concerning the Same: On 616-617. Op een inschrijfformulier voor de Dominion, Purity, and Meat in Early Modern landdag van de spiritistische vereniging Har- England’, in: E. Fudge red., Renaissance Beasts. monia prijkte in 1924 de vraag ‘Aan welke Of Animals, Humans and Other Wonderful maaltijden wenst u deel te nemen? Moeten Creatures (Urbana/Chicago 2004) 70-86. ze vegetaries zijn?’, ‘Harmonia’, Vegetarische 31 Briefwisseling Kuyper-Idenburg, verzorgd, Bode 27 (1924) 311. ingeleid en toegelicht door J. de Bruijn en G. 41 Ortt, Littooy, Van en over, 84-85. Puchinger (Franeker 1985) 286. Met dank aan 42 Rapport der commissie in zake vivisectie Jeroen Koch. (Den Haag 1909) 45. 32 A. Kuyper, De verflauwing der grenzen. 43 Op dat moment woonde Boddaert overi- Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de gens tijdelijk in Montreux, waar Ortt in 1892 Vrije Universiteit, 20 october 1892 (Amsterdam ook was getrouwd. Haar veel jongere halfzus, 1892) 26. Navolgend: B. Wielenga, Moderne as- freule Elisabeth Boddaert, zou begin twintig- cese: eene lezing (Kampen 1903) 28, 30. ste eeuw opvanghuizen voor ‘moeilijke jeugd’ 33 Jeroen Koch, Abraham Kuyper. Een bio- oprichten. De jeugd zou er enkele jaren wor- grafie (Amsterdam 2006) 415-418. den onderworpen aan een vegetarisch regime. 34 Kluveld, Reis door de hel,172. De Boddaertcentra bestaan nog steeds, maar 35 J.J. Heep, De vier hoofdrichtingen onder de vegetarisme is er al heel lang geen regel meer. Protestanten in Nederland (Leeuwarden 1901) 44 Felix Ortt, Het vegetarisme als bondgenoot 24. (Amsterdam 1896) 6. 36 ‘Tolstoy en “Vrede” besproken’, Vrede 1 45 J.H. Gunning Jhzn, Herinneringen uit (1898); S. Baart de la Faille Jr., ‘Tolstoi en zijn mijn leven (Amsterdam 1940) 29. Als het ge- adepten’, Stemmen uit de Vrije Gemeente 22 heugen van J.H. Gunning jhzn. hem niet be- (1899) 113-138, aldaar 130-131. Ook: C. Hille droog, moet dit dus al vóór 1877 zijn geweest. Ris Lambers, ‘Wat is er waars in het tegen- Volgens Semmelink, die Gunnings vegeta- woordig streven naar ascese?’, Bijvoegsel be- risme nadrukkelijk verbindt met diens nei- hoorende bij “De Hervorming” (11 mei 1901) 8- ging tot ascese, is het zelfs mogelijk dat Gun- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 420

420 Noten

ning al begin jaren 1850 vegetariër was, J.H. 52 Ronald D. LeBlanc, Vegetarianism in Rus- Semmelink, Prof. Dr. J.H. Gunning, zijn ont- sia: The Tolstoy(an) Legacy, The Carl Beck Pa- wikkelingsgang en zijne beginselen (Zeist 1926) pers in Russian & East European Studies 1507 27. Zie ook Gunnings voedingsadvies aan de (Pittsburgh 2001) 16-17. lezers van zijn blad Pniël: ‘na uw eten – zon- 53 Ortt, Het beginsel, 37-39. Navolgend: ibi- der veel vleesch, liefst heelemaal vegetarisch dem, 38. (...)’, geciteerd via ‘Dr. Gunning’s advies’, Vege- 54 Rapport der commissie, 42. tarische Bode 35 (1932) 40. Overigens was Gun- 55 Felix Ortt, Over de dierenziel (Den Haag nings zoon ook enige tijd vegetariër en enkele 1933) 70. Ook: Ortt, Mens en dier, 44-47; Felix jaren (buitengewoon) lid van de nvb.Hun Ortt, ‘Over het wezen der ziel’, Theologisch Tijd- nicht, de violiste Petronella Adriana Gunning, schrift 45 (1911) 524-542. dochter van prof. W.M. Gunning, was even- 56 Ortt, Over de dierenziel, 70-71. Navolgend: eens vegetariër. Verder schreef Gunnings J.H. Moore, De universeele verwantschap. Een oudere broer, J.W. Gunning, hoogleraar schei- uiteenzetting van de evolutieleer van dier en kunde in Amsterdam, in 1879 een welwillend mensch. (De Haag 1906); Ortt, De schepping, voorwoord in Iets over het vegetarianisme, zijne 75. beteekenis voor de zedelijkheid en voor de ge- 57 Veelbetekende afwijkingen waren echter zondheid, de Nederlandse vertaling van een le- mogelijk. Zo verklaarde Ortt een hert als een zing van F.W. Dock, de directeur van het ve- hogere levensvorm te beschouwen dan een getarisch kuuroord Untere Waid bij St. Gallen. leeuw, ‘daar het alleen van plantenvoedsel leeft 46 Henri van den Bergh van Eijsinga, ‘Apo- en dus geen leed veroorzaakt bij zijn voeding’, logie’, De Hervorming (11 mei 1895) 73-74, al- Ortt, Het beginsel,120. daar 74; W. Zaalberg, ‘Een drietal vragen’, De 58 Ortt, Mens en dier, 117. Hervorming (23 februari 1895) 31. 59 Conform hetgeen H. Fielding schreef 47 Tolstojs dieetveranderingen waren we- over de opvattingen van de Burmees in De ziel reldnieuws. In 1894 meldde De Amsterdammer van een volk – een door Ortt in 1900 vertaald bijvoorbeeld dat Tolstoj ‘volkomen vegetariër’ boek dat in christen-anarchistische kringen was geworden, dat wil zeggen, dat hij behalve grote indruk maakte: ‘In zijn oog zijn men- geen vlees en vis ook geen eieren en boter schen menschen en dieren dieren, en de men- meer gebruikte: ‘(H)ij voedt zich nu enkel met schen staan verreweg hooger. Maar hij leidt champignons, groente, vruchten en (Kascha)- niet af dat het hoogere standpunt van den grutten. Dit is trouwens het régime, waarop mensch hem recht geeft de dieren te mishan- alle vrome Russen den langen vastentijd leven; delen of te dooden. Juist omgekeerd. Omdat de en in hoofdzaak het voedsel der boeren het mensch zooveel hoger staat dan het dier, kan geheele jaar door (...).’ ‘Tolstoï als librettist’, De en moet hij tegenover dieren de uiterste zorg Amsterdammer (24 juni 1894) 887, 5. hebben, het grootste mededogen met hen voe- 48 L. Tolstoj, De voedingsmoraal. De eerste len (…) Noblesse oblige (…)’, H. Fielding, De stap (z.p. 119) 35, 44. ziel van een volk. Het Boeddhisme als volksgeloof 49 Wolloch, Subjugated Animals, 144-146; L. in Burma (Den Haag 1900) 277. Tolstoj, Opstanding (Amsterdam 1972) 5-6, 14, 60 L. Tolstoj, Het Koninkrijk Gods is binnen in 74, 85, 322, 397, 403. U (Amsterdam 1897) 72. 50 L. Tolstoj, Beschouwingen over de jacht 61 Als de hoofdfiguur in De kreutzersonate (Den Haag 1898) 6. zich herinnert hoe hij, nadat zijn vrouw zwan- 51 Romain Rolland, Het leven van Tolstoi ger was geraakt, nog steeds ‘dierlijke omgang’ (Amsterdam 1921) 222. met haar had, kan hij de laakbaarheid van deze Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 421

Noten 421

handelwijze daarom tegelijkertijd met een be- 67 Hendrix stelde vast dat er boter werd ge- roep op de dieren aantonen: ‘Man en vrouw bruikt, Hendrix, Een week, 11-12; uitlatingen zijn geschapen als dieren, namelijk zó, dat na van Luitjes en Perdeck wijzen op het houden de vleselijke gemeenschap de zwangerschap van kippen om de eieren, Tjerk Luitjes, Theo- intreedt en vervolgens het zogen, toestanden, rie en Practijk van Binnenlandsche Kolonisatie waarin geslachtelijke omgang schadelijk voor (Bussum 1903) 142; A. Perdeck, ‘De ramp van de vrouw en ook het kind is. (…) men hoeft dus Blaricum’, in: H.W. van Tricht red., Onzee- geen groot licht te zijn om daaruit de gevolg- kerheid is leeven. Beschouwingen over Frederik trekking te maken, die ook de dieren toepas- van Eeden (Leiden 1983) 102-111, aldaar 108; in sen, namelijk onthouding’, L. Tolstoj, De Kreut- zijn roman Felicia, tamelijk nauwgezet op de zersonate (Amsterdam 1997) 57. kolonie gebaseerd, laat Ortt de kolonisten 62 De ironie was dat de meest gezworen vij- boter en melk gebruiken, Felix Ortt, Felicia. anden van de reinlevers, het echtpaar Rutgers, Het boek van roeping/Het boek van vervulling dat middels de Nieuw-Malthusiaanse Bond, (Den Haag 1905) 57, 92. Bovendien bakte de quelle horreur, Nederland van de nodige anti- koloniebakkerij beschuit en spritskoeken, waar conceptiemiddelen voorzag, óók trouw lid was hoogstwaarschijnlijk zowel eieren als boter in van de vegetariërsbond. Over rein leven: A. de verwerkt werden (en wellicht ook melk). De Groot, ‘De lust tot last: de Rein leven beweging leraren en leerlingen van de Humanitaire als pionier in de strijd om de nieuwe mens’, School, gestoeld op de christen-anarchistische Groniek 26 (1993) 55-64. idealen, dronken eveneens melk en/of aten 63 Geraadpleegd 15 augustus 2005, inmid- boter, kaas en eieren, Cor Bruijn, Een voetreis dels weer uit de lucht. Vergeleken met vege- naar Sneek, (Rotterdam 2004), 49, 116, 133; tarisch angehauchte websites als www.fuckfor (Felix Ortt), ‘“Lacto” of “streng”’, Vegetarische forest.com was deze site overigens zeer braaf. Bode 12 (1908) 438-439, aldaar 438. Volgens Na de millenniumwisseling zou de Ameri- Bank en Van Buuren daarentegen leefden de kaanse dierenrechtenorganisatie peta vegeta- kolonisten puur plantaardig, J. Bank, M. van rische voeding juist promoten ter bevordering Buuren, 1900: Hoogtij van burgerlijke cultuur van een bloeiend seksleven, www.peta.org. (Den Haag 2000) 453. 64 Ortt, Het beginsel, 119. 68 (Ortt), ‘“Lacto” of “streng”’, 438. 65 Ortt, Dierenmens, 124. 69 Of een ‘wurm in de sla’, Van Eeden, Ley 66 Felix Ortt, ‘Antwoord’, Vrede 5 (1901), 47- en Luger, Walden in droom, 126. Ortt vond het 48, aldaar 48. Ortt ging er hierbij vanuit dat doden van ‘ongedierte’ overigens onontkoom- stierkalfjes niet geslacht werden maar bij de baar voor hem. Bovendien was een slak of moeder bleven – voor mensen schoot dus worm zo’n ‘lage’ levensvorm dat hij zich waar- slechts de overtollige melk over – en, ouder schijnlijk zelfs niet tegen het eten ervan zou geworden, in de landbouw zouden worden hebben gekeerd, Rapport der commissie, 42, 45. ingezet. Navolgende citaten: J. Sevenster, ‘Het 70 Geciteerd via G. Termeer, Dienstweigeraars Melk- en Eierenprobleem’, ibidem, 46-47, al- over dienstweigering en verzet tegen het milita- daar 46; J. van Hettinga Tromp, ‘De melk- en risme vanaf de eeuwwisseling tot nu (Amster- eierenkwestie’, Vrede 5 (1902) 69-71, aldaar 70; dam 1984) 12. Over Van der Veer: P.J. Meertens, D. de Clercq, ‘Ingezonden’, ibidem, 62. Over ‘Veer, Johannes Koenraad van der. Biografisch Daan de Clercq: Y.W. Knoop, ‘Hij heeft “Het Al” woordenboek van het socialisme en de arbeiders- bemind, plant dier en kind’. Een beschrijving beweging in Nederland (Amsterdam 1988) 3: van het leven van Daniël de Clercq (1854-1931) 210-211. (Doctoraalscriptie Universiteit Utrecht 1999). 71 Felix (Ortt), ‘Een stukje geschiedenis’, Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 422

422 Noten

Vrede 7 (1 oktober 1904) 201-205, aldaar 201; 82 Louis Bählers echtgenote, Gezina Boer- vgl. Kluveld, Reis door de hel,122.Viadenvb en ma, ontpopte zich overigens tot de Emile de ggb hield De Clercq echter veelvuldig con- Knappert van het platteland door in Paters- tact met de Vredegroep – zoals hij óveral op- wolde een ‘dorpshuis’ op te zetten, geënt op het dook, ook in het tijdschrift Ontwikkeling van Leidse Volkshuis, P. Broomans, ‘De Vrouwe Henri van den Bergh van Eijsinga. Verder: A. van het Dorpshuis. Een portret van G. Bähler- Arriëns, J. Henri Ledeboer, P. v.d. Meulen, Prof. Boerma’, in: Marion Hoogendijk red., Krüde- Dr. J. van Rees dankbaar herdacht (Assen 1929) rige wieven. Drentse vrouwen in de 20ste eeuw 13, 93. (Zutphen 1991) 49-53. 72 Henri van den Bergh van Eijsinga, ‘So- 83 S.C. K(ijlstra), ‘Uit de kolonies’, De Pionier cialisme en zedelijk leven’, Ontwikkeling 1 (juli 1 (11 oktober 1902). 1899); Noordegraaf, Henri van den Bergh. 84 De drukkerij bleef overigens wel econo- 73 J.K. van der Veer, ‘Tolstoyaansch ascetis- misch onafhankelijk van de kolonie opereren. me’, De Jonge Gids 4 (1901), 363-375, aldaar 372. Behalve het tijdschrift Vrede gaf ze vanaf juni 74 Ortt was vanaf 1899 particulier secretaris 1902 ook De Pionier uit, ‘veertiendaagsch blad van Van der Hucht-Kerkhoven, wat betekende ter bespreking van Binnenlandsche Kolonisa- dat hij zich fulltime aan zijn christen-anar- tie,’ een uitgave van de in 1901 opgerichte Ver- chistische idealen kon wijden. eeniging Gemeenschappelijk Grondbezit. Ortt 75 Frans Becker, Johan Frieswijk, Bedrijven in was daar aanvankelijk de hoofdredacteur van, eigen beheer kolonies en produktieve associaties in maar na kritiek dat het tijdschrift te zeer chris- Nederland tussen 1901 en 1958 (Nijmegen 1976) ten-anarchistisch gekleurd was, nam Frederik 103; Boersen, De Kolonie, 27. van Eeden de redactie over. 76 Felix Ortt, Praktisch socialisme (Amers- 85 M.L. Mooijweer, De Amerikaanse droom foort 1903) 10. van Frederik van Eeden (Amsterdam 1996) 38. 77 Idealiter kon de productie die overschoot Meer in het algemeen kan uiteraard gesteld nadat de kolonisten hun levensbehoeften ver- worden dat radicale ideeën en praktijken rela- vuld hadden, direct worden aangewend om tief zijn, een kwestie van context. andere kolonies te voorzien of de eigen kolo- 86 Wellicht met enige dichterlijke overdrij- nie uit te breiden. In de praktijk was dat on- ving beschreef Ortt in de roman Felicia dit ver- mogelijk omdat de kolonie in het geheel nog schijnsel aldus: ‘(...) nu wies de stroom gesta- niet zelfvoorzienend was. ‘Overproductie’ werd dig aan. Soms menschen die ernstig belang derhalve op de (kapitalistische) markt aange- stelden in de maatschap, waar zoo dikwijls boden en het daarmee verkregen geld kon over geschreven werd, en die wenschten te worden gebruikt voor zaken en diensten die weten wat er de bedoeling van was en hoe ze men zelf niet kon produceren. Men beschouw- was ingericht; soms nieuwsgierigen die ’t grap- de dit als noodzakelijke maar tijdelijke conces- pig vonden te zien hoe die kolonisten op de hei sie. leefden, wat ze aanhadden, wat ze aten en hoe 78 Luitjes, Theorie en practijk, 187. ze huisden. (...) Soms vroegen ze om te blijven 79 Boersen, De kolonie,8. slapen (...)’, Ortt, Felicia, 212-214. 80 Jannes Houkes, Travailleur: een politieke 87 Voordezekritiek:Heep,De vier hoofd- biografie van de Groninger anarchist Tjerk Luit- richtingen, 28; W. Bax, ‘Naar aanleiding van jes 1884-1910 (Groningen 1985); Boersen, De eene bekeering’, De Hervorming (1901), 114- kolonie,30. 115, aldaar 114. Ten bewijze dat de christen- 81 Hendrix, Een week, 34; Noordegraaf, Tus- anarchisten de samenleving niet de rug wilden sen anarchist en pacifist,8. toekeren, probeerden zij tegelijkertijd met de Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 423

Noten 423

kolonie te Blaricum ook een soort stadskolonie 96 Jacob van Rees, ‘Bericht over de Huma- in de Amsterdamse Goudsbloemstraat in het nitaire School’, Vegetarische Bode 13 (1910) 306- leven te roepen. Dit ‘stadswerk’ strandde ech- 309, aldaar 308. Hoofdonderwijzeres Marie ter al zeer snel, Felix (Ortt), ‘Een stukje ge- Calisch runde bovendien enige tijd een vege- schiedenis’, Vrede 7 (1 oktober 1904) 201-205. tarische uitzendkeuken, K(itty) W(ijsmuller), 88 Boersen, De kolonie, 31. ‘Vegetariese Uitzendkeuken’, Vegetarische Bode 89 Hendrix, Een week, 4. Uiteraard is het ook 13 (1910) 138. Ook vegetariër Louis Mondriaan mogelijk Hendrix oordeel niet al te hoog in te – broer van – gaf les op de school. Zie verder schalen, zoals een zekere H. deed in een ver- over de school onder meer: Marie Calisch, nietigende recensie van haar boek, H., ‘Een ‘Onze humanitaire school’ Vrede 6(1903)100- week in de kolonie te Blaricum’, De Amster- 102; ‘Iets over de Humanitaire School’, Vrede dammer (31 maart 1901) 1240, 3. 6 (1903) 192; Marie Calisch, ‘De libertaire op- 90 Boersen, De kolonie, 33. voeding’, Vrede 7 (1904) 147-148; Boersen, De 91 Ibidem, 34; Jans, Tolstoj in Nederland, 106. kolonie, 40-44; Jan Meilof, Een wereld licht en 92 S.C. Kijlstra, ‘Kylstra’s uittreding uit de vrij. Het culturele werk van de ajc 1918-1959 tuinbouw-kolonie’, Vrede 6 (1903) 135. In 1911 (Amsterdam 1999) 69-72. blikte hij in een artikel terug op de kolonie. 97 Marjan Schwegman, Maria Montessori Ondanks de mislukking, waardeerde hij haar 1870-1952. Kind van haar tijd, vrouw van de we- positief: ‘Zulk een kolonie, zij blijve korter of reld (Amsterdam 1999) 216. langer bestaan, is in elk geval een geloofsdaad, 98 Jan Fontijn, Trots verbrijzeld. Het leven van en geloofsdaden, ook al werken zij oogen- Frederik van Eeden vanaf 1901 (Amsterdam schijnlijk verder niets uit, zijn altijd van de 1996) 63; Mooijweer, De Amerikaanse droom. grootste beteekenis. (...) Er is niets, dat de 99 Van Eeden, Walden in droom,227. menschen meer beweegt, dan ’t zien van ge- 100 Boersen, De kolonie, 49; Becker, Bedrij- loofsdaden (...).En er gaat altijd een indirecte ven in eigen beheer, 111-114. invloed van uit, die zich niet in cijfers laat aan- 101 F. J. M. van Puijenbroek, Alternatieve le- toonen, maar die ver en diep doordringt in vensberichten, de landbouwkolonie “De Ploeg” te het menschelijk leven en samenleven. Zoo de Best, 1919-1929 (z.p. 1974); Becker, Bedrijven in kolonie al dwaasheid is, dan is het de dwaas- eigen beheer, 237, 244-250. heid, die Christus bracht aan het kruis (…)’, 102 Ibidem, 245, 266. S.C. Kijlstra, ‘Naar aanleiding van “Kolonie- 103 Lodewijk van Mierop, ‘Over Groepsaan- stichting en kolonieleven”’, Theologisch Tijd- gelegenheden’, Vrede 7 (1904), 55-56, Lode- schrift (45) 1911, 216-239, aldaar 232-233. wijk van Mierop, ‘Groepsaangelegenheden 93 J.J. Kalma, ‘Kijlstra’, 236-237. Andere do- “Drukkerij Vrede”’, ibidem, 76; Lodewijk van minees waren door hun lage tractement ge- Mierop, ‘Groepsaangelegenheden’, ibidem, dwongen regelmatig vegetarisch te eten, te 189-191. oordelen naar een klacht in een predikanten- 104 Felix Ortt, ‘Gedachten over de “Vrede-be- blad dat het tractement niet toereikend was weging”’, Vrede-Tijdschrift 2 (1906) 97-120, al- om dagelijks vlees aan te schaffen, (Felix Ortt), daar 97. Zie hierover uitgebreider: André de ‘Duurte en weelde’, Vegetarische Bode 16 (1913) Raaij, ‘Mystiek of actie? Christenanarchisti- 153-157, aldaar 155. sche dilemma’s na 1903’, Jaarboek Anarchisme 94 Boersen. De kolonie, 39; Becker, Bedrijven 5 (1998) 53-61, aldaar 60-61. Op zijn beurt in eigen beheer, 107-110. verzamelde Van Rees ook een kring om zich 95 Lien Heyting, De wereld in een dorp (Am- heen, ibidem 53-54. sterdam 1994). 105 Jan Boezeroen, ‘De groei van onze bewe- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 424

424 Noten

ging’, Vrede 8 (1905) 340. De Raaij meldt dat zelfs de Arbeiders Jeugd Centrale dit percen- de Rotterdamse havenarbeider S. van den Berg tage hoger lag. Op een congres van de jgob bij- achter dit pseudoniem schuilging, André de voorbeeld, constateerde een vertegenwoordiger Raaij, ‘Mystiek of actie?’, 54. van de nvb tevreden ‘dat er vele j.g.o.b.-ers 106 Wel stond De Blijde Wereld welwillend te- reeds vegetarisch leefden, en andere dit gaarne genover vegetarisme. ‘Het vegetarisme be- zouden doen, wanneer omstandigheden van hoort tot het humanitaire streven van onzen huiselijken en anderen aard hun dit niet be- tijd, en wanneer vleeschvoeding door den nor- letten’, M.L. van de Es, ‘Congres van den Jon- malen, gezonden mensch zonder schade ge- gelieden Geh.-Onth. Bond’, Vegetarische Bode mist kan worden, wat vegetariërs bij ervaring 17 (1914) 467-469, aldaar 468. Ook bij de weten, is inderdaad onthouding van vleesch- Praktisch Idealisten Associatie, een in 1918 voeding dringende eisch van liefde voor al wat opgerichte jongerenbeweging met leden veelal leeft, ook voor het dier’, De Blijde Wereld 2 (27 uit de meer gegoede milieus kwamen vegeta- november 1903) 3. In het algemeen over in- risme en dierenbescherming algemeen voor, tegratie van individuele levenshervorming in zo bestond het eten op het zomerkamp van sociaaldemocratie, De Rooy, ‘Een hevig ge- 1928 te Hellendoorn uit rauwkostmaaltijden, warrel’. ‘Praktisch-Idealisten Associatie’, Het Vader- 107 M.K. Gandhi, Gandhi’s Autobiography. The land (17 augustus 1928). Ook over de pia:Hans story of my experiments with truth (Washington Renders, Wie weet slaag ik in de dood. Biografie 1948); Stuart, Bloodless Revolution, 423-430. van Jan Campert (Amsterdam 2004) 88-96; 108 Volgens Ger Harmsen kwam vegetarisme Wim Adriaansen, Jons Viruly 1905-1986 Vlieger algemeen voor in de anarchistische (maar niet- en schrijver. Vleugels aan het woord gegeven (Zalt- religieuze) arbeidersjeugd rond het tijdschrift bommel 2008) 39-49. Verder over vegetarisme De Moker (1923-1928). Harmsen schat dat de in de idealistische jeugdbeweging: Marga Coe- groep rond De Moker zo’n vijfhonderd min of sel, De njn, een gemeenschap van individualis- meer trouwe aanhangers telde, maar de oplage ten. De geschiedenis van de Nederlandse Jeugd- van het blad haalde cijfers waar Vrede alleen bond voor Natuurstudie (Leiden 1997) 45; maar van had kunnen dromen: tussen de vier- Meilof, Een wereld licht, 127, 139, 590. en vijfduizend. Ook in andere delen van de 109 Deze bestaat nog steeds, heeft inmiddels jeugd- en jongerenbeweging was vegetarisme drie vestigingen en heet sinds 1929 Van der wijd verspreid. Getalsmatig valt moeilijk uit Huchtschool – naar Caroline van der Hucht- te maken hoe wijd, maar in de tamelijk ge- Kerkhoven – maar haar nagedachtenis blijft matigde, politiek neutrale Nederlandsche tot de naam beperkt, vegetarisme is geen Bond van Abstinent Studerenden gaf in een in standaard meer. Ook op de nabijgelegen 1924 gehouden enquête twaalf procent der school van Kees Boeke – vegetariër geworden leden aan voorstander van vegetarisme te zijn in 1920 – was vegetarisme een normaal ver- – naar schatting zo’n tweehonderd personen, schijnsel, maar, is mijn indruk, minder offi- Ger Harmsen, Blauwe en rode jeugd. Ontstaan, cieel dan op de Engendaalschool. Zie Hans-Jan ontwikkeling en teruggang van de Nederlandse Kuipers, De wereld als werkplaats. Over de vor- jeugdbeweging tussen 1853 en 1940 (Assen 1961) ming van Kees Boeke en Beatrice Cadbury (Am- 163-164, 170, 231. Het lijkt redelijk dat in idea- sterdam 1992). listischer jongerenorganisaties zoals de Kwee- 110 Piet Hoekman, ‘Mierop, Dirk Lodewijk kelingen Geheelonthouders Bond, de Jongeren Willem van’, in: Biografisch woordenboek van Geheel Onthouders Bond, de Socialistische het socialisme en de arbeidersbeweging in Neder- Jongelieden Bond het Vrije Jeugd Verbond en land, 6 (1995), 142-147. Voorwaarde vanuit de Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 425

Noten 425

bsc-groep voor het samengaan met de vmv bij defensie al helemaal onmogelijk, nos Jour- was overigens wel dat ook niet-vegetariërs lid naal (7 december 1988); Weerwerk. De zaak mochten worden. Als expliciet doel noemde de Mahesh, rvu (15 januari 1990). brac vegetarisme in haar beginselverklaring 114 De Ligt werd eind 1918 lid van de vegeta- derhalve niet, maar de goede verstaander had riërsbond; De Jong zetelde in de besturen van aan een half woord genoeg: ‘Het anarcho-com- de Humanitaire School en de Engendaalschool munisme wordt door den Bond niet alleen in en hield regelmatig lezingen over vegetarisme; economischen zin bedoeld, maar als samen- Wichmann ontmoette in 1917 de vegetariër vattend begrip van een nieuwe religieuse we- en dienstweigeraar Jo Meijer met wie ze in reld-cultuur, die geworteld zal zijn in een so- 1921 trouwde, Ellie Smolenaars, Passie voor lidariteitsbesef, dat ieder terrein der schepping vrijheid. Clara Wichmann (1885-1922) (Am- omvat en elk schepsel tot zijn Goddelijk recht sterdam 2005) 164-168, 229. wil brengen’, Noordegraaf, Revolutionair pre- 115 Bähler overleed in 1941, maar was voor dikant, 73-74. die tijd al bijna vergeten, ‘Uit de pers. Dr. L.A. 111 De Raaij lokaliseert om die reden het Bähler’, Vegetarische Bode 44 (1941) 78-79. hoogtepunt van de christen-anarchistische be- weging rond 1915, toen het dienstweigerings- manifest van Bähler en Schermerhorn grote Deel iii deining veroorzaakte in kerkelijk Nederland, Eten in Pomona De Raaij, ‘Felix Ortts pneumat-energetisch monisme’, 100. 1 De fijnproevers konden er bovendien 112 Noordegraaf, Niet met de wapenen, 212- ganzen laten dwangvoederen, www.parkhotel 234, 322-337. denhaag.nl, geraadpleegd 18 juli 2005, 5 april 113 Bart de Ligt, Vrede als daad. Beginselen, 2008. geschiedenis en strijdmethoden van de direkte ak- 2 C. de Lorm, ‘Het hotel en restaurant “Po- tie tegen oorlog (Arnhem 1933) 39-42, 63; Clara mona” te ’s-Gravenhage’, Onze Kunst (1913) Meijer-Wichmann, De rechtspositie der huisdie- 48-59, aldaar 50. Navolgend: ‘Het nieuwe Ve- ren (Amsterdam 1931). Na Van der Veer legde getarische Hotel en Restaurant’, Haagsche Cou- ook dienstweigeraar Jan Terwey (van 1906 tot rant 12 (27 februari 1913); ‘Pomona’, Het Va- 1913 schoonzoon van Van Rees) een verband derland (26 februari 1913); ‘Pomona’, De tussen zijn dienstweigering en vegetarisme, Residentiebode (27 februari 1913); T. Landré, Termeer, Dienstweigeraars, 22. In 1910 hon- ‘Het Paleis der “Vegetariërs der laatste dagen”’, gerde een antimilitarist in de gevangenis bijna De Amsterdammer (19 januari 1913) 2-3, aldaar dood omdat zowel hij áls de gevangenisarts en 2; geciteerd via ‘Het Veeg’, Vegetarische Bode 15 -directie niet wilden afwijken van hun regels, (1912) 506-509, aldaar 509. J.W. Smit, ‘Van een vegetariër uit de gevange- 3 V.Z., ‘Haagsche Hotels uit vroeger da- nis’, Vegetarische Bode 13 (1910) 488-492. De gen’, Het Vaderland (4 oktober 1930) 2. vegetariërsbond getroostte zich ondertussen de 4 Ludwig Wittgenstein, Brieven, samenge- nodige moeite om voor miliciens vegetarisch steld en bezorgd door Joachim Leilich, (Amster- eten beschikbaar te maken – iets waar de mi- dam 2000) 55; Erno Eskens, Filosofische reisgids nister van Oorlog weinig begrip voor had, ‘Ver- voor Nederland en Vlaanderen (Amsterdam slag van de 8ste jaarvergadering’, Vegetarische 2000) 135-136. Bode 5-7 (1901-1903) 423. Nog in 1988 be- 5 (Felix Ortt), ‘Valk’s Pomona’, Vegetarische landde een militair in de isoleercel omdat hij Bode 16 (1913) 74-75, aldaar 75; Hugo Nolthe- weigerde vlees te eten. Veganistisch eten was nius, ‘M. Valk’, Vegetarische Bode 32 (1929) 61- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 426

426 Noten

62, aldaar 62; (Felix Ortt), ‘Oordeel van een Liefde is heel het leven niet,(7de druk, Amster- buitenlander’, ibidem, 249; Frans Prins, ‘Het dam 2000) 160. overlijden van Daan de Clercq’, Vegetarische 11 P. de Jong, ‘Het vegetarisch restaurant Bode 35 (1932) 297. op de Tentoonstelling van Vrouwenarbeid te ’s 6 Voor deze op Latour geïnspireerde ‘mo- Hage’, Vegetarische Bode 1-4 (1897-1900) 134- ralisering der dingen’, Achterhuis, De erfenis, 135, aldaar 134. Navolgend: oorspronkelijk was 383-388. sprake van twee ‘kookster-beheersters’. De 7 Maria Grever, Berteke Waaldijk, Feminis- tweede, mevrouw Veen, verdween echter al tische openbaarheid. De Nationale Tentoonstelling snel na een onverkwikkelijke affaire van het to- van Vrouwenarbeid in 1898 (Amsterdam 1998) neel. 10, 23, 59-66, 115. 12 ‘Een trouw bezoeker’, ‘Wat “men” zeide 8 M. Valk Lzn., ‘Verslag van het verhan- van het vegetarisch restaurant op de Nationale delde in de Vierde Jaarlijksche Algemeene ver- Tentoonstelling van Vrouwenarbeid’, Vegetari- gadering, gehouden den 14 augustius 1898, in sche Bode 1-4 (1897-1900) 253-254, aldaar 254; de Congreszaal van de Nationale Tentoonstel- C. Sanders-Huidekoper, ‘Het vegetarisch res- ling van Vrouwenarbeid te ’s-Gravenhage’, Ve- taurant’, ibidem, 175; K.F. Westerouen van Mee- getarische Bode 1-4 (1897-1900) 199-217, aldaar teren, ‘Het vegetarisch restaurant’, ibidem, 251- 206. Navolgend, Lansbury, The Old Brown Dog, 252. Navolgend: De zaak sloot met 36 gulden in 188. Voor contemporaine reflectie op het ver- het rood (op een exploitatierekening van ruim band tussen vegetarisme/dieren en feminisme zevenduizend gulden), een bedrag dat de ve- onder meer: Adams, The Sexual Politics; Carol getariërsbond zonder dralen bijlegde, S. Gros- J. Adams, Josephine Donovan, Animals & Wo- hans, M. Valk Lzn., ‘Rekening – verantwoording men. Feminist Theoretical Explorations (Dur- over de exploitatie van het Vegetarisch Restau- ham, Londen 1995); Josephine Donovan, Ca- rant op de Nationale Tentoonstelling van Vrou- rol Adams red., The Feminist Care Tradition in wenarbeid’, ibidem, 329-332; S. Groshans, M. Animal Ethics (New York 2007); Frances Bart- Valk Lzn., ‘Een vegetarisch restaurant-pension kowski, Kissing Cousins. A New Kinship Bestiary in Den Haag?’, ibidem, 281-283. (New York/Chichester 2008). 13 ‘Pomona’, Het Vaderland (12-13 februari 9 Het bestuur had aanvankelijk gehoopt 1899); D(aan de) C(lercq), ‘Het 1e vegetariërs het risico te kunnen delen met de verschil- restaurant’, Vegetarische Bode 1-4 (1897-1900) lende geheelonthoudersverenigingen. Ver- 342-343. zoeken tot samenwerking vonden echter geen 14 ‘Sedert ruim een jaar’, Het Vaderland (10- gehoor – één vereniging achtte het zelfs prin- 11 juni 1900). cipieel onjuist een zo goede zaak als geheel- 15 M. Valk Lzn., ‘Ontstaan, geboorte en groei onthouding te verbinden met een zo kwade als van het vegetarisch hotel-restaurant Pomona te dat van het vegetarisme, M. Valk Lzn., ‘Ont- ’s-Gravenhage’, Vegetarische Bode 13 (1910) 40- staan, geboorte en groei van het vegetarisch 55, aldaar 50; V(alk), ‘Eerste algemeene verga- hotel-restaurant Pomona te ’s-Gravenhage, Ve- dering van aandeelhouders der n.v.Vegeta- getarische Bode 13 (1910) 40-55, aldaar 42-43. risch Hotel-Restaurant “Pomona”’, ibidem 14 10 Als die laatsten zich dan tenminste niet (1911) 146-147; ‘Pomona, Den Haag’, ibidem, verplicht voelden, wat soms nog wel voor- 261; ‘Pomona’, Het Vaderland (26 februari kwam, uit oogpunt van gastvrijheid tóch vlees 1913). In later jaren wist Pomona bovendien te serveren – Henriëtte Roland Holst bijvoor- nog, met oog op eventuele verdere uitbrei- beeld onthield haar gasten het vlees niet, Els- ding, de drie belendende percelen aan te ko- beth Etty, Henriette Roland Holst 1867-1952. pen, zodat ‘geen hinder te vreezen is voor de Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 427

Noten 427

rust der hotelgasten’, zoals de uitgave ter ere dat vegetariërs die in het buitenland vegeta- van het zilveren jubileum van Pomona het uit- rische restaurants bezochten soms met een drukte, nv Pomona, Pomona 1899-1924 (Den mengeling van verbazing en verontwaardi- Haag 1924) 14. Wat het hotel-restaurant ook ging tot de ontdekking kwamen dat daar wel voor problemen zou kennen, gebrek aan regelmatig een fooi van hen verwacht werd, ruimte zou daar niet meer toe behoren. A.C.E. Brosius, ‘Reiservaringen’, Vegetarische 16 C. de Lorm, ‘Het hotel en restaurant “Po- Bode 38 (1935) 137-139, aldaar 138. mona” te ’s-Gravenhage’, Onze Kunst (1913) 18 J.W. Wegkamp, ‘Pomona en Rooken’, Ve- 48-59; ‘”Pomona” (Den Haag)’, Vegetarische getarische Bode 16 (1913) 20; M. Valk Lzn., ‘Ant- Bode 15 (1912) 467-469; E.M. Valk-Heijnsdijk, woord’, ibidem, 20-22. Aardig in dit verband M. Valk, Geïllustreerde toelichting bij het pro- is dat het een vegetariër-minister was die roken spectus tot uitgifte eener 4,5 pct. hypothecaire obli- in het klaslokaal verbood, Arie Pais in 1978. De gatieleening groot ƒ 250.000.–, ten laste der n.v. statuten van de nv Pomona garandeerden ove- Vegetarisch Hotel-Restaurant “Pomona” geves- rigens expliciet een non-alcoholbeleid. Thee en tigd te ’s-Gravenhage (Den Haag 1916). koffie werden er wel geschonken, ‘Thee en 17 Filosofie daarachter was tweeërlei. Aller- koffie in veg. pensions’, Vegetarische Bode 24 eerst was het aannemen van fooien vernede- (1921) 321-322. rend voor het personeel. Fooien kweekten een 19 S. Groshans, M. Valk Lzn., ‘Een vegeta- slecht soort onderdanigheid, ondermijnden risch restaurant-pension in Den Haag?’, Vege- de eigenwaarde. Ten tweede duidden fooien op tarische Bode 1-4 (1897-1900) 281-283, aldaar slecht werkgeverschap: de werkgever had im- 281. mers de plicht te zorgen dat zijn werknemers 20 D. de Clercq, ‘De Restorant-Kommissie’, een fatsoenlijk loon genoten. Wat het perso- Vegetarische Bode 1-4 (1897-1900) 614, 679. neel hiervan vond, is niet te achterhalen, maar In de zomer was deze commissie gegroeid aangezien in 1921 het fooienstelsel inzet was naar zeven leden, waaronder zich Ida Heijer- van een landelijke staking van horecaperso- mans bevond, zus van Herman. neel, valt aan te nemen dat zij zich er gelukkig 21 ‘Het Restorant te A’dam’, ibidem, 665; mee prees. De bezoekers getuigden in elk ge- Wistik, ‘Indrukken. Een bezoek aan de Eerste val regelmatig van hun ingenomenheid er- Amsterdamsche Vegetarische Restauratie, mee, M. Valk Lzn., ‘Verslag van het verhan- Melksalon en Geheel-onthouderscafé, Rem- delde in de Derde Jaarlijksche Algemeene brandtsplein 20’, Vegetarische Bode 5-7 (1901- Vergadering’, Vegetarische Bode 1-4 (1897-1900) 1903) 229-231. 21-28, aldaar 26; ‘De verloren staking en de 22 ‘Verslag van de 8ste jaarvergadering’, ibi- fooien’, Het Vaderland (17 augustus 1921) 1; dem, 420-426, aldaar 425. Navolgend: ‘Onze ‘De Kellners-staking’, Het Centrum (29 juli Spijshuizen’, ibidem, 452-453; D(aan) de 1921) 2. Ook alle andere vegetarische restau- C(lercq), ‘Ons Restaurant te Rotterdam’, ibi- rants hanteerden een geenfooienstelsel. Een dem, 532; ‘Nieuwe Stichtingen’, ibidem, 669- van de richtlijnen die Daan de Clercq stuurde 670; ‘Verslag over de Hôtel-Restaurants’, ibi- naar reguliere hotels en restaurants om het dem 7-9 (1903-1905) 6-10; ‘Sanitas’, ibidem, hen makkelijker te maken aan de wensen van 170-171; K(itty) W(ijsmuller), ‘Sanatorium Dr. mogelijke vegetarische gasten te voldoen, be- Oldenboom’, ibidem, 364; ‘Waar eet en slaapt trof zelfs het eventueel verhogen van de reke- men vegetaries?’, ibidem, 372; ‘Waar eet en ning met een vast percentage in plaats van slaapt men vegetaries?’, ibidem 9-11 (1905- een fooi. Dat er niet aan fooien werd gedaan 1907) 74, na 121, na 213. was na verloop van tijd zó vanzelfsprekend, 23 In Eefde bij Zutphen startte vegetarisch Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 428

428 Noten

herstellingsoord de ‘Gelderse Jungborn’, ver- voor eigen rekening een nieuw vegetarisch noemd naar het in natuurgeneeskundige restaurant begon aan de Nieuwe Havensteeg kringen beroemde sanatorium in de Harz. 5. Op zijn beurt huurde hij daarvoor de Ceres- Gasten daarvan konden verblijven in het inventaris van Vegetus. Later dat jaar vond een naastgelegen, maar onafhankelijke vegeta- uitbreiding plaats met overnachtingsmoge- risch pension ‘Vegetos’. In 1905 begon de lijkheden waarmee Pomona Rotterdam was arts Oldeboom in Noordwijk eveneens een geboren. Vegetus verkeerde tegelijkertijd in vegetarisch sanatorium of ‘natuurgenees- liquidatie, wat in de praktijk neerkwam op de kundige inrichting’. Een jaar later opende bij status van slapende verhuurder van horeca- Ede het pension ‘Sunny Home’ dat ook gele- spullen. Het zou tot in 1918 duren totdat de genheid gaf tot lucht- en zonnebaden. An- ‘vegetus-misère’ definitief voorbij was. J.J. dere nieuwe vegetarische pensions waren Hoogewerff, ‘De naamloze vennootschap Ve- vanaf deze tijd te vinden in Utrecht, Amster- getus’, Vegetarische Bode 12 (1909) 448-450; dam, Nijmegen, Enschede, Bloemendaal, Bla- ‘Notulen der Algemeene Vergadering’, ibidem ricum, Den Haag. 13 (1910) 394-427, aldaar 395-496, 404; ‘nv 24 nv Vegetus, Naamlooze Vennootschap “Ve- Vegetus in liquidatie’, ibidem 14 (1911) 323; getus”, Maatschappij tot exploitatie van Vegeta- ‘Vegetus’, ibidem 18 (1915) 307; Jan Gerhardt, rische Hôtels en Restaurants te Amsterdam (z.p. ‘Beknopt verslag van de 135e Hoofdbestuurs- 1905) 1. Behalve via aandelen dienden de mid- vergadering’, ibidem 21 (1918), 60-61, aldaar delen te komen uit een percentage van de 61. winst van de door de vennootschap geëxploi- 27 ‘Vegetarische inrichtingen’, ibidem 11 teerde instellingen en door mogelijke giften, le- (1908) na 51; D. de Clercq, ‘Vegeta – Arnhem’, gaten en rente-inkomsten. ibidem 28 (1925) 171-172. 25 ‘Vegetarische Inrichtingen’, Vegetarische 28 ‘Een nieuw vegetarisch pension te Aagt- Bode 9-11 (1905-1907) 296; ‘Waar eet en slaapt dorp’, ibidem 14 (1911) 29; ‘Veg. Hotels en res- men vegetaries?’, ibidem, na 213, na 347, na taurants’, ibidem 44 (1941) vóór 64; ibidem, 443, na 489; W.D. Koot, ‘Het nieuwste nieuws vóór 126. uit Amsterdam’, ibidem 504-508; ‘Vegetari- 29 ‘“Pomona” te Utrecht’, ibidem 12 (1909) sche inrichtingen’, ibidem 11 (1908) na 51, na 29; ‘Eenige kiekjes van het vegetarisch hotel- 85, na 119, na 218, na 262; Lena en Charles Le- pension-restaurant “Pomona”’, ibidem, 129- beau, ‘Quissana, Den Haag’, ibidem, 394; ‘Ve- 130; Pomona-Utrecht (z.p., z.j.), archief nvb; getus’, ibidem 18 (1915) 307; ‘Sunny Home’, M. Valk, ‘De heropening van het Vegetarisch ibidem, 145; ‘Sunny Home’, ibidem 19 (1916) Hotel-Restaurant “Pomona” te Utrecht’, Vege- 210. tarische Bode 26 (1923) 157-161; W.D. Koot, 26 Het onder beheer staande Ceres in Leiden ‘Utrechts Pomona’, ibidem 38 (1935) 265. kampte evenzeer met exploitatiemoeilijkhe- 30 De bond loofde hiervoor zelfs premies den en mede daardoor stond Vegetus in 1909 uit. Bovendien verkregen restaurants gratis op de rand van faillissement. De waarde van de advertentieruimte in alle uitgaven van de bond, aandelen moest worden gehalveerd, wat bete- nvb, Nederlandsche Vegetariërsbond, Verslag van kende dat het beheer van Ceres en Pomona het verhandelde in de Tweede Jaarlijksche Alge- niet langer kon worden voortgezet. Ceres werd meene Vergadering (Amsterdam 1896) 17-18. opgedoekt, Pomona ging over in handen van Een succes was dit niet: Felix (Ortt), ‘Een be- directeur Joosten die voortaan de inventaris zoek aan een vegetarisch restaurant, zooals van Vegetus huurde. Ceres-directeur Glaser het niet moet zijn’, Vegetarische Bode 1-4 (1897- verhuisde naar Rotterdam waar hij begin 1910 1900) 9-12. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 429

Noten 429

31 ‘Vegetarische spijzen’, De Kampioen 32 restaurant’, De Amsterdammer (1 september (31 december 1915) 875. 1917) 11. 32 ‘38e Jaarverslag van den Ned. Vegeta- 40 ‘Haagsche briefjes’, Het Volk (6 maart riërsbond. Vereenigingsjaar 1932’, Vegetarische 1913) 6. Bode 36 (1933) 80-87, aldaar 86. Navolgend: 41 T. Landré, ‘Het Paleis der “Vegetariërs ‘Vegetariërs op reis’, ibidem 30 (1927) 185; (Fe- der laatste dagen”’, De Amsterdammer (19 ja- lix Ortt), ‘In Hotels en Restaurants’, ibidem 32 nuari 1913) 2-3, aldaar 3. (1929) 175-176, aldaar 175. 42 Jan Bramsen, ‘Haagsche brieven. xviii’, 33 Sommige tooiden zich ook met een De Amsterdammer (16 april 1911); Ari, ‘Een schildje met de tekst ‘op verzoek vegetarische vleugje Haagsche wind. Haagsche bluf?’, De spijzen.’ In 1921 werden deze wenken ook op- Amsterdammer (21 oktober 1916) 12. genomen in het vakblad De Hotelhouder. 43 ‘Het Veeg’, Vegetarische Bode 15 (1912) 34 Jan Bramsen, ‘Haagsche brieven. xviii’, 508. Navolgende aanhaling ibidem. Verder on- De Amsterdammer (16 april 1911); T. Landré, der andere: ‘Afdelingsnieuws’, ibidem 38 ‘Het Paleis der “Vegetariërs der laatste dagen”’, (1935) 376-379, aldaar 378; ‘Afdelingsnieuws’, De Amsterdammer (19 januari 1913) 2-3, aldaar ibidem, 42 (1939) 67-69, aldaar 69; ‘Herfstdag 2; ‘Haagsche briefjes’, Het Volk (6 maart 1913) v.c.s.b.’, Het Vaderland (17 oktober 1921); ‘Een 6; ‘Het Veeg’, Vegetarische Bode 15 (1912) 506- vegetarisch jubileum’, ibidem (7 februari 509, aldaar 506; ‘Haagsche causerieën xvii’, 1924); ‘Het feest van Pomona’, ibidem (11 fe- Het Algemeen Handelsblad (14 februari 1924) 1- bruari 1924); ‘Residentienieuws’, ibidem (11 2. november 1934); ‘Een vegetarisch adviesbu- 35 Geciteerd via ‘Het Veeg’, Vegetarische Bode reau’, ibidem (5 december 1935); ‘Studiekring 15 (1912) 506-509, aldaar 506-507. Ook: ‘Nu is voor individual-psychologie’, ibidem (6 maart het zeer merkwaardig, dat b.v. de vegetarische 1939); ‘Geestelijk leven, ontwikkeling en ont- eethuizen (de Pomona’s) zoowat de eenige spanning’, ibidem (22 oktober 1939); ‘De Na- plaatsen zijn, waar men de meest uiteenlo- tuurlijke leef- en geneeswijze in oorlogstijd’, pende menschen kan samentreffen. Hier vindt ibidem (25 oktober 1939). men de leeuw en het lam broederlijk bijeen, en 44 Afgezien van één getuigenis, schort het ijsbeer en rob’, G.H. Arnhardt Jr., ‘Het Congres mij daarover echter aan gegevens. Die ene ge- te Daugaard-Vejlefjord’, ibidem 38 (1935) tuigenis heeft bovendien betrekking op Po- p.278-281, aldaar 278. mona Arnhem. Het gaat hier om een dag- 36 Jan Bramsen, ‘Haagsche brieven. xviii’, boekfragment van Frederica van Uildriks, die De Amsterdammer (16 april 1911); Ari, ‘Een op 9 september 1908 noteerde: ‘Wij hebben vleugje Haagsche wind. Ons restaurant’, De van het mooie weer genoten door een reisje Amsterdammer (1 september 1917) 11; ‘Haag- naar Arnhem te maken. Het was vooral om sche causerieën xvii’, Het Algemeen Handels- eens kennis te maken met het Vegetarisch Ho- blad (14 februari 1924) 1-2. tel-Restaurant, waar wij geluncht en gegeten 37 Een Engelse reiziger vond de vestiging hebben. Het gaat meer en meer bij ons op ve- in de Nieuwstraat zelfs ‘verbazend goedkoop’, getarisme aan. (...) Het was alles daar heerlijk Cor Schippers, ‘Vegetarian Messenger’, Vege- vond ik, en Grarde kookt vandaag (9 sept.) al tarische Bode 13 (1910) 279-289, aldaar 280. een paar vegetarische gerechten’, Mineke 38 ‘Haagsche causerieën xvii’, Het Algemeen Bosch, Eddy ter Braak, ‘‘Dagboek van een ‘vrij Handelsblad (14 februari 1924) 1-2. Navolgend huwelijk’ Frederica van Uildriks en Vitus citaat, ibidem. Bruinsma’, Jaarboek voor vrouwengeschiedenis 39 Ari, ‘Een vleugje Haagsche wind. Ons 18 (1998) 117-140, aldaar 139. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 430

430 Noten

45 ‘Haagsche briefjes’, Het Volk (6 maart komen te liggen – en niet voor het laatst: Izak 1913) 6. Samson, ‘Weerwraak’, Het Volk (31 maart 46 Te Slaa, ‘Aan de Vegetariërs en allen die 1919); ‘Notulen van de Gewone Jaarlijksche ermede sympathiseeren’, De Vrije Socialist (27 Algemeene Vergadering,’ Vegetarische Bode 22 augustus 1902); Te Slaa, ‘Vegetarische restau- (1919) 162-174, aldaar 166; ‘Notulen van de rants’, ibidem (19 oktober 1902); Te Slaa, ‘Nog algemeene vergadering’, ibidem 23 (1920) 167- eens vegetarische restaurants’, ibidem (15 no- 186, aldaar 170-171; Verslag van de nv Vegeta- vember 1902). risch Hotel-Restauramt “Pomona” gevestigd te 47 K.F. Westerouen van Meeteren, ‘De ve- ’s-Gravenhage over het elfde boekjaar (Den Haag getarische restaurant op de tentoonstelling 1921) 3. Navolgend: In Het Vaderland van 11 van vrouwenarbeid te ’s-Gravenhage’, Vegeta- november 1928 feliciteerden enkele trouwe rische Bode 1-4 (1897-1900) 87-89, aldaar 88. bezoekers in een advertentie werkneemster 48 E.C. v.d. M., ‘Van vrouwelijk denken en Greetje de Boer met haar twintigjarig dienst- doen xi’, De Amsterdammer (3 februari 1917) 5. verband. Wybren Hogerhuis, de hoofdver- 49 Ook dit lijkt een algemene eigenschap dachte in de beroemde Hogerhuiszaak, werkte van de vegetarische restaurants te zijn geweest. er van 1915 tot aan zijn pensionering als huis- De katholieke krant Het Centrum merkte bij- meester, J. Frieswijk, ‘Hogerhuis, gebroeders voorbeeld op dat Pomona Utrecht ‘veel door Keimpe, Wybren en Marten’, in: Biografisch dames bezocht wordt’, ‘Voor de vrouw. Pomo- woordenboek van het socialisme en de arbeiders- na’, Het Centrum (12 juni 1920). beweging in Nederland, 3 (1988) 75-79. (Valk 50 ‘Haagsche causerieën xvii’, Het Algemeen was destijds een van de grote verdedigers van Handelsblad (14 februari 1924) 1-2; Ari, ‘Een de Hogerhuizen geweest). L.D. Bekker, die in vleugje Haagsche wind. Ons restaurant’, De 1931 de nieuwe directeur werd, was toen al Amsterdammer (1 september 1917) 11; ‘Het meer twintig jaar aan Pomona verbonden, Veeg’, Vegetarische Bode 15 (1912) 507. ‘n.v. Vegetarisch Hotel-Restaurant Pomona’, 51 ‘Rotterdam’s Vegetarisch Hotel een blaam Het Vaderland (27 april 1931) 3. En de Haagsche van het Vegetarisme’, De Vrije Socialist (21 ja- Courant van 15 april 1935 maakte melding van nuari 1903); ‘Verslag van de 10e jaarvergade- het zilveren jubileum van ‘Mej. N. Visser, ring, Vegetarische Bode 7-9 (1903-1905) i-xi, hoofd derde afdeling eerste etage Hotel Po- aldaar iv. mona (...)’, ‘Jubileum Mej. N. Visser’, Vegeta- 52 Anderhalf jaar later kreeg Humanitas in rische Bode 38 (1935) 171. Haarlem de volle laag. In plaats van dat de 55 Rotterdam’s Vegetarisch Hotel een blaam naam van het restaurant eer aan werd gedaan, van het Vegetarisme’, De Vrije Socialist (21 ja- vond er ‘moderne uitzuigerij’ plaats, aldus een nuari 1903). rapporteur aan alweer De Vrije Socialist:te 56 Zelfs de bourgeois-wetenschappers leg- lange werkdagen, te weinig loon en een on- den daar uit welbegrepen eigenbelang de na- aangename behandeling, ‘Humaniteit!’, De druk op, zoals Frank van der Goes betoogde, Vrije Socialist (5 oktober 1904). F(rank) v(an) d(er) G(oes), ‘Maatschappij en 53 Valk weersprak dit met klem, M. Valk Dieet’, Het Weekblad. Bijblad van Het Volk (27 Lzn., ‘Haagsche hopjes’, Vegetarische Bode 5-7 januari 1914). (1901-1903) 134-136. 57 Niet voor niets zou onder Stalin de vege- 54 En gezien de loonkostenstijging die dat tarische beweging in de Sovjet-Unie, na een met zich meebracht, is het de vraag in hoeverre aanvankelijke bloei in de jaren 1920, de kop in- Valk dat toejuichte. Op dat moment waren de gedrukt worden. LeBlanc, Vegetarianism in arbeidsomstandigheden nogmaals onder vuur Russia, 24. In algemene zin over de botsing Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 431

Noten 431

tussen theoretisch marxisme en humanitair noodig heeft’, Schat der Gezondheid 14 (1865) idealisme: De Rooy, ‘Een hevig gewarrel’. 33-55, aldaar 47. 58 Geciteerd via Van Otterloo, Eten en eet- 67 Donders, De voedingsbeginselen, 27. lust, 27. 68 A.J.C. Snijders, Onze Voedingsmiddelen, 59 ‘Vegetariërs’, De Amsterdammer (4 januari hunne samenstelling, voedingswaarde, toeberei- 1880) 5. ding en verteerbaarheid, benevens de voornaam- 60 G.J. Mulder, Voeding in Nederland in ver- ste kenmerken hunner deugdelijkheid (Zutphen band tot den volksgeest (Rotterdam 1847) 71. 1889) 39-40. Navolgend: B. Sybrandy, J. Schrij- Ook: W.F. Piszling, Gezondheidsleer voor het ver, “Pro en contra”. Betreffende vraagstukken volk (Utrecht 1859) 93; D. Lubach, ‘Vegetaria- van algemeen belang, Vegetarisme (Baarn 1905) nisme’, De Gezondheid, tijdschrift voor den be- 19. Ook: D. Lubach, ‘Vegetarianisme’, De Ge- schaafden stand 3 (1879) 207-226, aldaar 219. zondheid 3 (1879) 207-226, aldaar 226; J. 61 Fiddes, Meat;Adams,The Sexual Politics; Endtz, ‘Vegetarismus’, Tijdschrift voor Genees- Verdonk, ‘Bericht uit het land’, 168-169. kunde (1905) 689. 62 J. Moleschott, Leer der voedingsmiddelen 69 Moleschott, Leer der voedingsmiddelen;H. (Utrecht 1850) 179. van Capelle, Leven en gezond zijn. Volksboek 63 De Beer, Voeding, gezondheid,60.Rond voor de school en het huisgezin (Amsterdam/ 1850 at een arbeidersgezin hooguit eenmaal Deventer/Leiden 1857); Friedrich Erismann, per week vlees (acht kilo per persoon per jaar). Gezondheidsleer voor ontwikkelden van alle stan- Catastrofaal dieptepunt was overigens de pe- den van Nederland, bewerkt voor Nederland riode 1847-1849 waarin naar schatting 53.000 door Dr. S.Sr. Coronel (’s-Hertogenbosch 1879); hongerdoden te betreuren vielen, A.P. den Snijders, Onze voedingsmiddelen; Piszling, Ge- Hartog red., Voeding als maatschappelijk ver- zondheidsleer; Huizinga, Een en ander.Bijde schijnsel (Utrecht 1982) 59; Houwaart, De hy- laatste worden overigens zuivel en eieren in giënisten, 286. omgekeerde volgorde behandeld – zoals er in 64 Mulder, Voeding in Nederland, 4, 20, 53, de verschillende voedingsleren wel meer 63-65, 71-72; Moleschott, Leer der voedingsmid- kleine variaties te vinden zijn. Telkens echter delen, 92, 115; F.C. Donders, Voedingsbeginselen. staan levensmiddelen van dierlijke oorsprong Grondslagen eener algemeene voedingsleer (Tiel voorop en komen die afkomstig uit het plan- 1852) 23-24; Piszling, Gezondheidsleer, 57; ‘Het tenrijk achteraan – met vruchten steevast als voedsel, dat de mensch tot zijn leven noodig laatste. heeft’, Schat der Gezondheid 14 (1865) 33-55, 70 A.P. den Hartog, ‘Constante en verande- aldaar 37; P. van Steenwijk, ‘Iets over de ge- rende elementen van de Nederlandse eetcul- zondheidsleer’, ibidem 17 (1868) 193-225, al- tuur: groente tussen traditie en trends’, in: daar 204, 210. A.P. den Hartog red., De voeding van Nederland 65 Moleschott, Leer der voedingsmiddelen, 173- in de twintigste eeuw (Wageningen 2001) 109- 175; H. van Capelle, ‘Waarmede moeten wij 119, aldaar 109. ons voeden?’, Schat der Gezondheid 10 (1861) 71 J.J. Pennink, Gezondheidsleer voor het volk 148-160, aldaar 159; S.Sr. Coronel, De tien ge- (Amsterdam 1828) 39; A.M. Ballot, ‘Over voe- boden der gezondheidsleer (Nijmegen 1879) 67- ding en voedingsmiddelen’, Tijdschrift voor Ge- 68; S.Sr. Coronel, Ons wonderschone huis, en zondheidsleer, tijdschrift voor alle standen ter be- hoe het in stand te houden. Naar het Engelsch be- vordering van volkswelvaart en huiselijk geluk 1 werkt door dr. S.S. Coronel (Amsterdam 1887) (1867) 38-51, aldaar 40. Snijders, Onze voedings- 253-254; Stuart, Bloodless Revolution, 269. middelen,155.Ook:Piszling,Gezondheidsleer, 66 ‘Het voedsel, dat de mensch tot zijn leven 60: ‘De groenten geven eene zeer ontoerei- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 432

432 Noten

kende en weinig voedzame spijs (...)’; Eris- van de voedingswetenschap in Nederland’, mann, Gezondheidsleer, 217-218: ‘De overige Voeding 44 (1983) 160-169, aldaar 161. groenten, waarvan wij wortel, stengel, blade- 79 Moleschott, De physiologie, 94. ren, bloemen, knoppen en dergel. tot spijs- 80 B. Sybrandy, ‘Het vegetarisch kinderge- bereiding gebruiken, hebben een uiterst ge- sticht te Breslau’, Tijdschrift voor Geneeskunde ringe voedingswaarde. (...) De verschillende 41 (1905) dl. i, 493-494, aldaar 493; Rothuis, ooftsoorten kunnen, met uitzondering van de Vegetarisme en medici, 66 ; ‘Breslau – vegeta- kastanjes, nauwelijks de rol van voedings- risch kindergesticht’, Tijdschrift voor Genees- middelen vervullen, omdat zij te weinig voe- kunde 41 (1905) dl. i,170;Moleschott 1 (11 april dingsstoffen bevatten. Toch [zijn] zij (...) ge- 1908). Ook: Peeters, De beloften, 111-112. liefkoosde genotsmiddelen.’ Kenmerkend is 81 Geciteerd via Houwaart, De hygiënisten, tevens dat dit boek dertien pagina’s wijdt aan 66. Verder ibidem, 316; Verdonk, ‘Bericht uit vlees, één pagina aan aardappelen, één pagina het land’, 171-173. aan andere groenten en slechts één alinea aan 82 Hufeland, Kunst om het menschelijk leven, fruit. 272-273; Izaäk de Koning, Gezondheidsleer, 72 Tweede Kamer, Handelingen der Staten- hygiène voor het volk (Amersfoort, Amsterdam Generaal 1910-1911, Bijlagen b,241,26. 1828) 1-3. 73 Geciteerd via F.W.J. Westendorp, ‘Het 83 Beins, Spierarbeid en voeding,35.Navol- ontwerp-tariefwet en het fruitverbruik in Ne- gende citaten ibidem, 37, 47. derland’, Vegetarische Bode 15 (1912) 368-376, 84 Voit bepaalde dit niet aan de hand van aldaar 369. de fysiologische behoefte aan eiwit, maar aan 74 Piet ’t Hart, ‘Een dringende eisch der de feitelijke consumptie van een selectieve openbare hygiëne’, in: K. van der Horst, P. groep – onder meer soldaten. Max Rubner, Koolmees, A. Monna red., Over beesten en boe- leerling van Voit, zou een wetenschappelijke ken. Opstellen over de geschiedenis van de dierge- generatie later opmerken dat als Voit deze be- neeskunde en de boekwetenschap (Rotterdam paling elders had uitgevoerd, de hoeveelheid 1995) 71-92, aldaar 74-76. vlees veel lager zou zijn uitgevallen omdat ner- 75 Koolmees, Symbolen van openbare hygiëne, gens zoveel vlees werd gegeten als in zijn 90-91, 121-122. standplaats München, S. Postmus, ‘Mikkel 76 B., ‘Middel tegen het opgraven van ziek Hindhede en de minimum eiwitbehoefte’, Voe- vleesch’, Tijdschrift voor Gezondheidsleer 1 (1867) ding 26 (1965) 129-137, aldaar 129. Voor een 125-126. vernietigende analyse van Voits bepaling, Mik- 77 A. de Knecht-Van Eekelen, Naar een ra- kel Hindhede, Protein and nutrition, an inves- tionele zuigelingenvoeding. Voedingsleer en kin- tigation (Londen 1913) 10-30. dergeneeskunde in Nederland 1840-1914 (Nijme- 85 D. Lubach, ‘Vegetarianisme’, De Gezond- gen 1984) 20. heid 3 (1879) 207-226, aldaar 222. 78 J. Moleschott, De physiologie der voedings- 86 Dezelfde winnaar, Karl Mann, kwam vier middelen. Een handboek der diaetetica. Friedrich jaar later weer als eerste over de meet bij een Tiedemann’s Leer der voedingsmiddelen, naar het wedstrijd tussen Berlijn en Dresden (202 ki- tegenwoordig standpunt der physiologische schei- lometer, 26 uur, 58 minuten). Bij deze gele- kunde, geheel omgewerkt (Amsterdam 1850) genheid arriveerde de eerste omnivoor als 190-197. Briel van Ingen ziet pas ‘omstreeks zesde, ‘De vegetariërs alweer de baas’, Vegeta- 1900’ voedingsonderzoek op gang komen rische Bode 1-4 (1897-1900) 194; ‘Taaie vegeta- waarbij dieren op simplefied diets worden gezet, riërs’, Vrede 5 (1902) 133; Bernd Wedemeyer, T. Briel van Ingen, ‘Beknopte geschiedenis ‘Der Körper des Reformers. Zwischen Leibes- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 433

Noten 433

übung, Lebensstil und Relgion’, in: Die Lebens- sche en toegepaste gezondheidsleer 4 (1901) 256- reform. Entwürfe zur Neugestaltung von Leben 264; V. van der Plaats, ‘Vegetarische leefwijze’, und Kunst um 1900, dl. 1 (Darmstadt 2001) ibidem, 186-191, 254-256; J.M.C. Mouton, ‘Is 399-401; Baumgartner, Ernährungsreform,95- de vegetarische leefwijze mogelijk en doel- 96; Hindhede, Protein and nutrition, 46-47. matig?’, ibidem, 222-228; geciteerd via F(elix) In Engeland deed de vegetariër-wielrenner O(rtt), ‘Volksvoeding’, Vegetarische Bode 12 G.A. Olley van zich spreken, onder meer met (1909) 261-267, aldaar 263. A.J.C. Snijders een record op de duizend Engelse mijl (1907, had in zijn gezaghebbende Onze voedingsmid- vier dagen, negen uur, drie minuten). delen (1889) al geschreven dat ‘het geen punt 87 Jules Deelder, Bep van Klaveren, the Dutch van twijfel kan uitmaken’ dat men zich met windmill (Utrecht 1980) 61, 63. Vgl. Adriaan- een lacto-ovovegetarisch dieet uitstekend kon sen, Jons Viruly, 59-61. voeden. Pinkhof schreef dat hij ‘als medicus’ 88 G. Grijns, Nieuwe gezichtspunten in de voe- met een dergelijk stelsel vrede kon hebben – dingsleer (Gorinchem 1921) 9; Snijders, Onze alhoewel je het, zoals al gememoreerd, vol- voedingsmiddelen,42. gens hem geen vegetarisme mocht noemen, 89 De Knecht-van Eekelen, Naar een rationele H. Pinkhof, Nederlandsch Tijdschrift voor Ge- zuigelingenvoeding, 58; Felix Ortt, ‘De voe- neeskunde (1905) 494. Op het Nederlandsch dingsleer van Dr. Lahmann’, Vrede 5 (1902) Natuur- en Geneeskundig Congres in 1907 173-174, 180-181, 190-191, aldaar 173. vatte Christaan Eijkman de ontwikkeling van 90 (Felix Ortt), ‘De theorie der voedingszou- de voorgaande zestig jaar nog eens samen: ten’, Vegetarische Bode 13 (1910) 261-268, aldaar ‘Het is vooral het gezag van Liebig geweest, dat 263. er toe geleid heeft de waarde van eiwitrijk voed- 91 M. Bircher-Benner, Een Nieuwe Voedings- sel te overschatten. Hoewel reeds Pettenkofer leer (Zwolle z.j.) 47; Elisabeth Meyer-Rensch- en Voit een vijftigtal jaren geleden hebben hausen, Albert Wirz, ‘Dietetics, Health Re- aangetoond, dat Liebig had misgetast, toen hij form and Social Order: Vegetarianism as a beweerde dat spierarbeid ten koste van eiwit Moral Physiology. The example of Maximilian geschiedde, werkt diens voorstelling nog altijd Bircher-Benner (1867-1939)’, Medical History na. (...) Trouwens de norm, aan Voit ontleend, 43 (1999), 323-341. die 118 gram eiwit eischte in het dagelijksch 92 A. van Otterloo, ‘Ingrediënten, toevoe- voedsel van een gemiddelde arbeider, een gingen en transformatie: heil en onheil’, in: norm, die jarenlang haast onbetwist gegolden Techniek in Nederland in de twintigste eeuw, heeft, is nog rijkelijk hoog. Bij berekende po- Landbouw en voeding (Zutphen 2000) 297- gingen om rantsoenen samen te stellen, welke 309, aldaar 298-300. aan dien eisch voldoen, komt men zonder in 93 Bircher-Benner, Een Nieuwe Voedingsleer, overdrijving naar den kant der koolhydraten te 74. vervallen, met plantenkost alleen niet uit. 94 C. Eijkman, ‘Hygiënische strijdvragen’, Daarmee was “la mort sans phrase” over het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde (13 vegetarisme, ja over geheele volken, die zich in april 1907) 1017-1032, aldaar 1023; R.P. van hoofdzaak vegetarisch voeden, doch waarvan Calcar, De beteekenis der voedingsleer bij met recht kan worden gezegd: “les gens que schaarschte aan levensmiddelen, naar een voor- vous tuez, se portent assez bien”’, C. Eijkman, dracht gehouden voor het “natuurkundig genoot- ‘Hygiënische strijdvragen’, Nederlandsch Tijd- schap” te Leiden (Leiden 1917) 31. schrift voor Geneeskunde (13 april 1907) 1017- 95 R. Bijlsma, ‘Het vegetarisme’, Hygiëni- 1032, aldaar 1023-1024. sche bladen. Populair maandschrift voor prakti- 96 J. Schrijver, ‘Het vegetarisme bezien van Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 434

434 Noten

de economische en ethische zijde’, Medisch derland (Den Haag 1922) 182-192. weekblad. Orgaan voor praktizeerende genees- 106 Ivo Kuypers, In de schaduw van de Grote kundigen 18 (1912) 454-455; A. Lorand, Hoe Oorlog. De Nederlandse arbeidersbeweging en de moeten wij ons voeden? Practische wenken over overheid, 1914-1920 (Amsterdam 2002) 85; T. het eten en de voor- en nadelen van verschillende Duffhues, Voor een betere toekomst. Het werk voedingsmiddelen (Amsterdam 1912) 356, 378. van de Noordbrabantse Christelijke Boerenbond 97 L.H. van Romunde, De voeding der Trap- voor bedrijf en gezin 1896-1996 (Nijmegen pisten (Utrecht 1911) 62. 1996) 35-36. 98 J. de Groot, Grondbeginselen van de voe- 107 Knibbe, Agriculture in the Netherlands,253, dingsleer, ten dienste van het primair huishoud- 263; Koolmees, Symbolen van openbare hygiëne, onderwijs (Gorinchem 1933) 28. 36. 99 A. N. Nolst Trenité, ‘Iets over voeding’, 108 ‘Het opcenten-schandaal’, Het Volk 15 (26 Nosokomos. Tijdschrift van de Nederlandsche november 1914). Vereeniging tot bevordering der belangen van Ver- 109 Geciteerd via Moeyes, Buiten schot, 270; pleegsters en Verplegers 2 (1901) 4-18, 41-50, al- ‘4e Verslag over Aug.’14-Aug.’16 van de Pers- daar 44. Ook: ‘Prof. Wijsman over voedings- commissie’, Vegetarische Bode 19 (1916) 387- middelen’, Vegetarische Bode 14 (1911) 22-23, 389, aldaar 388; ‘Varkensvleesch’, De Nieuwe aldaar 23. Verder: Van der Plaats, ‘Vegetari- Courant (4 februari 1915); ‘Tweede Kamer. De sche leefwijze’, Hygiënische Bladen 4 (1901), economische maatregelen’, ibidem (4 maart 186-191, 254-256; J.M.C. Mouton, ‘Is de vege- 1915). Voor een uitgebreide beschrijving van tarische leefwijze mogelijk en doelmatig?’, ibi- met name het sociaaldemocratisch protest te- dem, 222-228. gen de levensmiddelenpolitiek, Kuypers, In de 100 Merijn Knibbe, Agriculture in the Nether- schaduw, 92-116, 144-191. lands 1851-1950. Production and institutional 110 J.G. Sleeswijk, ‘Ons volk en de vleesch- change (Amsterdam 1993) 261, 263, 270-271; voeding’, De Nieuwe Courant (6 maart 1915). Koolmees, Symbolen van openbare hygiëne, 36. 111 Moeyes, Buiten schot, 276-277. 101 Naast maïs bestond de import vooral uit 112 De Inter-Allied Scientific Food Commis- graan en lijnkoeken. Ook kunstmest kwam in sion stelde zelfs dat het overbodig was door te grote hoeveelheden van buiten. Nederland was gaan met vleesrantsoenen ‘in view of the fact hard bezig zich te ontwikkelen tot ’s werelds that no absolute physiologic need exists for grootste kunstmestverbruiker per hectare cul- meat, since the proteins of meat can be re- tuurland, J. Bieleman, Geschiedenis van de land- placed by other proteins of animal origin (...) bouw in Nederland 1500-1950. Veranderingen en as well as by proteins of vegetable origin’, ge- verscheidenheid (Meppel 1992) 220. citeerd via Iaccobo, Vegetarian America, 138. 102 Paul Moeyes, Buiten schot. Nederland tij- 113 Knibbe, Agriculture in the Netherlands, dens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 (Amster- 263; Reens, De vleeschexport, 209; Bieleman, dam 2001) 180-181, 185. Geschiedenis van de landbouw, 319. 103 Ibidem, 186-187. 114 Koolmees, Symbolen van openbare hygiëne, 104 Ibidem, 197-198. Het eerste dodelijke 177; ‘Slachtgruwelen’, Vegetarische Bode 21 slachtoffer daarvan was overigens de scheeps- (1918) 191-192; J. Bieleman, ‘De legkippen- hond van de Katwijk. Dit schip, beladen met houderij’, in: Techniek in Nederland in de twin- maïs, werd op zijn weg naar Rotterdam op 14 tigste eeuw, Landbouw en voeding (Zutphen april zonder enige waarschuwing door een u- 2000) 155-179, aldaar 158. Populaties van an- boot tot zinken gebracht. dere dieren ondergingen overigens een veel 105 Alexander Reens, De vleeschexport van Ne- minder grote inkrimping, of groeiden soms Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 435

Noten 435

licht: melkkoeien, schapen en geiten vorm- 122 M. Wittop Koning, E.S. Bienfait, Onze den geen of in veel mindere mate een directe Volkskeuken. Proeve en leidraad voor volkscur- voedselconcurrent van mensen. sussen in koken en huishouden (Amsterdam 115 ‘Het vleeschgebruik stop!’, Evolutie. Veer- 1900); M. Wittop Koning, Wat zullen wij eten? tiendaagsch Blad voor de Vrouw 26 (1918) 27-28, (Goede voeding in dure tijden) (5de druk, Am- aldaar 28. sterdam 1917); Van Otterloo, Eten en eetlust, 116 ‘Onze Eenheidsworst’, A’damsche Crisis- 140. Courant “Het Distributienieuws” (15 juni 1918) 123 Witbrood was naast vlees hét symbool ge- 6; ‘Overtredingen van het slachtverbod’, ibi- worden van het stijgende levenspeil van de ar- dem (20 juli 1918) 4; ‘Vleesch of geen vleesch’, beidersklasse en bleek daarmee een gevoelig ibidem (31 augustus 1918) 4-5; Piet de Rooy, punt. Dat minister Posthuma de kooklerares- ‘Een zoekende tijd. De ongemakkelijke de- sen te hulp kwam door in november 1914 te mocratie 1913-1949’, in: Land van kleine geba- suggereren dat gezonde lieden op bruinbrood ren. Een politieke geschiedenis van Nederland dienden over te schakelen, maakte hem op (Nijmegen/Amsterdam 2003) 177-262, aldaar slag al gehaat en toen in april 1915 aan ge- 190-191. meenten zogenaamde ‘regeringsbloem’ ter 117 Moeyes, Buiten schot, 293-294; ‘Der tijden beschikking werd gesteld, ongebuild meel nood’, A’damsche Crisis-Courant “Het Distribu- waaruit voor de minvermogenden goedkoop tienieuws” (21 september 1918) 6; ‘De ontmas- bruinbrood gebakken kon worden, sprak de kerde hondenslager’, ibidem (28 september sdap bij monde van Tweede Kamerlid Schaper 1918) 5. Jac. P. Thijsse kon na de oorlog overi- er schande van dat arbeiders daarmee ge- gens opgelucht constateren dat de vleesnood dwongen werden bruinbrood te eten, Kuypers, niet zó hevig was geweest ‘dat daardoor het In de schaduw, 90-91; Moeyes, Buiten schot, voortbestaan van onze stekelige vrienden zou 274. worden bedreigd (...)’, Jac. P. Thijsse, ‘Uit de 124 Wittop Koning, Wat zullen wij eten?, 61. Natuur’, De Amsterdammer (29 maart 1919) 5. Dat dit niet makkelijk was, verheelde ze niet. 118 ‘Worst met een mollenpootje’, A’damsche Zoals ze in het, van een tamelijk kapitaal- Crisis-Courant “Het Distributienieuws” (27 juli krachtige doelgroep voorziene tijdschrift De 1918) 6; Moeyes, Buiten schot,294.Zijnin- Vrouw en haar Huis schreef: ‘Maar het gezin is druk is overigens dat bij veel mensen de worst gewend aan een bepaalde dikwijls vrij groote best in de smaak viel. portie vleesch; en de beste bedoelingen van 119 Brief Jan Hilvers aan J.W. Gerhardt (20 de huisvrouw lijden schipbreuk, omdat deze of november 1917), iisg, Archief Hilvers, m. 37. gene van de huisgenooten het voedzame melk- 120 Henri Borel, ‘Iets over de koe’, De Kroniek, gerecht als toespijs niet in de plaats wenscht te maandblad voor Nederland en België 4 (mei zien van het bord pouletsoep vooraf (...)’, M. 1918) 134-135; ‘Overvoeding en Ondervoeding’, Wittop Koning, ‘Coöoperatie. Gezinshuishou- Haagsche Post (18 mei 1918). ding en voedselbereiding’, De Vrouw en haar 121 ‘Jus zonder vleesch’, A’damsche Crisis-Cou- Huis 9 (1915) 182-185, aldaar 183. rant “Het Distributienieuws” (28 september 125 S.G.F. Meyboom, Goed en goedkoop koken 1918) 6. Zie onder meer ook de menu’s in De (Amsterdam 1913) 8. Nieuwe Eeuw, weekblad voor Nederland en zelfs 126 S.G.F. Meijboom en A.S. Tydeman-Ver- in De vrouw en haar huis. Wittop Konings Wat schoor, directrice van de bekende Haagse zullen wij eten? haalde alleen al minimaal vijf Huishoudschool Laan van Meerdervoort, hiel- drukken met een totale oplage van 170.000 pen bijvoorbeeld welwillend mee bij het orga- exemplaren. niseren van tal van vegetarische kookcursus- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 436

436 Noten

sen en demonstraties. Deze toenadering werd Diny Schouten schreef, Diny Schouten, ‘Diny verder in de hand gewerkt doordat belangrijke Schouten herleest ‘Eenvoudige en berekende vegetarische autoriteiten als Hindhede, Chit- recepten’, Trouw (13 december 2003) 39. tenden, en zelfs Bircher-Benner 129 C.J. Ooms-Vinckers, Ons dagelijksch brood. zich niet afficheerden als vegetariër. ‘Er waait Goede maaltijden in oorlogstijd (z.p. 1940). Net een frissche wind door deze nieuwe voe- als Wittop Koning schreef ze óók een recep- dingstheorie,’ merkte Suze Meyboom goed- tenboekje voor algemeen publiek zonder vlees- keurend over Hindhedes denkbeelden op, recepten én zonder het woord vegetarisme S.G.F. Meijboom, ‘Moderne voeding’, De Am- daarin te noemen, C.J. Ooms-Vinckers, Vrou- sterdammer (11 januari 1919) 5. Maar pro- wen! (Amsterdam 1937). bleemloos was Wittop Konings vegetarisme 130 Mellie Uyldert, Wat de pot schaft in Oost en daarmee niet. Zoals zij zich ruim een halve West. Recepten uit 25 landen (Rotterdam 1936). eeuw na dato zou herinneren: ‘Een lerares in 131 ‘Berlijn in oorlogstijd’, Nieuwe Rotter- koken en voedingsleer met opvattingen, die damsche Courant (10 februari 1915); ‘De macht van de norm afweken – géén voorbeeld! Er der vleesch-suggestie’, Vegetarische Bode 19 werd van hogerhand besloten, dat ik mijn (1916) 315; ‘Kraaien als volksvoedsel’, nrc (28 maaltijden voortaan afzonderlijk zou gebrui- april 1917). ken, en dat gebeurde.’ Overigens was ze tot 132 C.P. Vincent, The Politics of Hunger. The vegetarisme gekomen na kennismaking met Allied Blockade of , 1915-1919 (Athens, Jacob van Rees en de Blaricumse kolonie, M. Ohio 1985); Peter Scholliers, ‘Oorlog en voe- Wittop Koning, ‘Ons menu; één van onze ding: de invloed van de Eerste Wereldoorlog op beste propagandamiddelen’, Vegetarische Bode het Belgische voedingspatroon 1890-1940’, 57 (1954) 145-147, aldaar 145-146. Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 11 (1985) 127 De roep om afwisselende voeding werd 30-50, aldaar 33-35; F(elix) O(rtt), ‘Overzicht zelfs een van de grootste clichés in de mo- van tijdschriften’, Vegetarische Bode 26 (1923) derne voedingsvoorlichting. Alleen in Van Ro- 54-55, aldaar 55; ‘Bernard Shaw schrijft over munde, De voeding der Trappisten, valt een kri- vleeschloze dagen’, nrc (28 maart 1918). tisch geluid te horen. Van Romundes ervaring 133 M. Hindhede, ‘The Effect of Food Res- was dat het eentonig menu der Trappisten triction During War on Mortality in Copenha- geen enkele afbreuk deed aan hun eetlust. Hij gen’, Journal of the American Medical Associa- vermoedde dat je daar als mens prima aan tion 74 (1920) 381-382; Postmus, ‘Mikkel kon gewennen. Hindhede’, 134; Hindhede, Protein and nutri- 128 Het maakte haar positie in het hoofdbe- tion. stuur van de vegetariërsbond moeilijk houd- 134 Geciteerd via Adams, The Sexual Politics, baar. In 1919 werd zij daarin gekozen – en 126. Vgl. onder meer Van Calcar, De beteekenis haalde toen zelfs meer stemmen dan Daan de der voedingsleer, 3; Adolf Mayer, ‘Wat ons de Clercq – maar vanwege bezwaren, met name oorlog op het gebied der voedingsleer heeft van de kant van de afdeling Delft, bedankte ze geleerd’, Volksvoeding 1 (6 juni 1923) 385-387. kort daarop, ‘Beknopt verslag van de 146e h.b. 135 M.A. Ortt-van Schuller tot Peursum, vergadering’, Vegetarische Bode 22 (1919) 359- ‘Naar aanleiding van “schuld en medeplich- 361; ‘Afd. Delft en o.’, ibidem, 363; A. van Bor- tigheid” van J. de Baan’, Vegetarische Bode 23 rendam, ‘Vijf-en-twintigste jaarverslag van den (1920) 96-99, 98. Vergelijk ook: ‘In de laatste Nederlandschen Vegetariërsbond’, ibidem 23 jaren heeft de oorlog met hare gruwelen en (1920) 71-76, aldaar 73. Ze werd bij mijn we- haar vleeschschaarste hare uitwerking niet ge- ten echter nooit door de nvb geroyeerd zoals mist. Aan velen zijn de ogen opengegaan, ve- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 437

Noten 437

len zijn beu geworden van moord en doodslag 139 E.M. Valk-Heijnsdijk, Drie-stuivers kook- ook op het dier’, ‘Verslag der afdeling ’s Gra- boek. Beknopte handleiding tot bereiding van een- venhage en Omstreken over het jaar 1922’, voudige vegetarische recepten (4de druk, z.p. 1931) ibidem 25 (1922) 112-119, aldaar 119. 27-28. 136 F.A. Steensma, Voedingsleer. Een studie- 140 Nederlandsche Vegetariërsbond, Kook- boek ten dienste van allen, die met voeding en boek, 88-90. voedingsmiddelen te maken hebben (3de, geheel 141 M.H. Groenendaal Jr., ‘Vegetariese half- opnieuw bewerkte druk, Amsterdam 1936) heid’, Vegetarische Bode 35 (1932) 235. Ook: F. 433. Guillaume, ‘Op den verkeerden weg’, ibidem 137 ‘Crisismaatregel’, Vegetarische Bode 21 1-4 (1897-1900) 127. Navolgend: D.J. Engels, (1918) 327-330; Jan Gerhardt, ‘Crisismaatre- ‘Nabootsing van on-vegetarische producten’, gelen’, ibidem, 353; Jan Gerhardt, ‘Crisis- ibidem 18 (1915) 218; A. Lodder, ‘Schijn en maatregelen’, ibidem 22 (1919) 17-18; Jan Ger- wezen’, ibidem 27 (1924) 200-201. hardt, ‘Vier en twintigste Jaarverslag van den 142 (Felix Ortt), ‘Vleesch-surrogaten’, ibidem Nederlandschen Vegetariërsbond’, ibidem, 47- 28 (1925) 151-153, aldaar 151. Navolgend: Felix 51, aldaar 49-50; Jan Gerhardt, ‘Beknopt ver- Ortt, ‘Antwoord’, ibidem 18 (1915) 218-219, al- slag van de 142 h.b.-Vergadering’, ibidem, 113- daar 219; C.J. van Borrendam, ‘Vleeschsurro- 114, aldaar 114. gaten’, ibidem 28 (1925) 210-211, aldaar 210. 138 C. ‘Vegetarische tafel’, ibidem 14 (1911) Zoals vegetariërs bang waren zonder duidelijk 289-291, aldaar 290; Nederlandsche Vegeta- alternatief voor vlees omnivoren te zeer van riërsbond, Kookboek van den Nederlandschen zich te verwijderen, zo is tegenwoordig een Vegetariërsbond, bevattende 350 recepten (Am- deel van de inmiddels omvangrijke vleesver- sterdam 1896) 217. Navolgend: J.M.J. Cate- vangerindustrie bang dat hun producten al te nius van der Meijden, Groot vegetarisch kook- zeer met vegetariërs worden geassocieerd. Pro- boek. 1001 vegetarische recepten met aanhangsel ducent Goodbite wil geen keurmerk van de de Indische tafel in Holland (Rotterdam 1911) 87, vegetariërsbond op zijn ‘vleesvervangers’ om- 88; Coby Voorhoeve-Voorhoeve, De moderne dat het zich niet (alleen) op vegetariërs wil maaltijd zonder vleesch. Kookboek voor maaltij- richten. den, die zoowel het oog als de maag voldoen (Lei- 143 T. van Mierop-Mulder, ‘Wél kunstbont’ , den 1932) 129; B.J.C. te Hennepe, Jan Ger- ibidem 31 (1928) 80; E.M. Valk-Heijnsdijk, hardt, ‘”Planten-Rookworst”’, Vegetarische Bode ‘Kan men als vegetariër kunstbont dragen, ja 27 (1924) 231. Een jaar later was de productie of neen?’, ibidem, 79-80. Het kunstbont in van de plantenrookworst alweer gestaakt on- de garderobe van Pomona weerspiegelde dat. danks dat, volgens een Bode-lezer, de worst Voor de dichter Johan Alberts gaf dat aanlei- uitstekend voldeed en goed werd afgenomen, ding voor een verrassende ode aan zijn jas, H.M., ‘Vleesch-surrogaten’, ibidem 28 (1925) waarvan de tweede en vierde strofe luiden: 152. In Duitsland waren overigens al rond ‘Veile jas die mij verzeld’/In een Somali neger- 1900 vleesvervangers in productie genomen, kraal/Waar je tête à tête mocht liggen/Met Baumgartner, Ernährungsreform, 179, 188-190. haar negerinne-sjaal (...) ’k Grinnik als ik jou Anders: Aiking, De Boer, Vereijken, Sustaina- zie hangen/Zoo schijnheilig, zonder pluis/ ble Protein Production, 52. Kroketten: Voor- Tusschen de imitatie-bontjes/In dit Vegeta- hoeve, De moderne maaltijd, 108-112, 116, 183; risch Huis.’ Over kunstbont ook: Fudge, Ani- Valk-Heijnsdijk, De vegetarische keuken, her- mal, 52-61. zien en uitgebreid door W. de Jong-Kersbergen 144 Melis Stoke, ‘Triomf der behendigheid’, (8ste verbeterde druk, Rotterdam 1936) 47-51. De Amsterdammer (24 juni 1933) 4. Navolgend: Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 438

438 Noten

T. Landré, ‘Het Paleis der “Vegetariërs der laat- peinzingen in een vegetarisch restaurant’, De ste dagen”’, ibidem (19 januari 1913) 2-3. Amsterdammer (6 maart 1937) 13. 145 Krammer, ‘Scherven van gisteren’, Het 149 Dirk-Jan Verdonk, ‘Fletcherisme of de Vaderland (20 juli 1935). Navolgende citaten: kunst van het kauwen’, Leven (mei/juni 2004) ‘Monetair schijngehakt’, nrc (2 april 1929); 30. ‘Motorsport’, Het Vaderland (30 september 150 Hettema, Moderne voeding, 62; E.M. Valk- 1930) – ontwerper was overigens de heer Ner- Heijnsdijk, De vegetarische keuken. Kookboek acher, het ging kortom om een taalspelletje van den Nederlandschen Vegetariërsbond bevat- tussen ‘near-a-car’ en zijn naam; Martinus Nij- tende 600 recepten (4de vermeerderde en her- hoff, Kritisch en verhalend proza. Verzameld ziene druk, Almelo 1911) 24. werk ii (Amsterdam 1982) 676 – over Daphne 151 D. de Clercq, ‘Waar is de grens?’, Vegeta- Muirs The Lost Crusade; Til Brugman, Schijn- rische Bode 1-4 (1897-1900) 3. Veganisten wa- gehakt. Grotesken en novellen (Amsterdam ren echter zeldzaam. Bij een in 1921 gehouden 1994). enquête onder leden van de vegetariërsbond 146 E.M. Valk-Heijdsdijk, De Vegetarische Keu- gaf slechts twintig procent van de responden- ken. Kookboek van den Nederlandschen Vegeta- ten aan geen zuivel, eieren of honingtecon- riërsbond (7e verbeterde druk, Rotterdam sumeren. Één procent van de ondervraagden, 1928). Om aanverwante reden pleitte Martine welgeteld zes van de 543, zei bij deze gele- Wittop Koning voor hernaming van schijnge- genheid zich van álle producten van het le- hakt tot linzengehakt. Zij vond de term schijn- vende dier te onthouden, Ortt, Rapport over de gehakt in 1937 niet minder dan ‘[a]bsoluut on- enquête,8. verdedigbaar’, omdat het impliceerde dat 152 Martine Wittop Koning, ‘Kaas,… niet al- ‘vleesch als de eenige werkelijkheid zou moe- leen op de boterham, maar nu ook in ons mid- ten worden erkend en al de andere gehakt- dagmaal’ Vegetarische Bode 38 (1935) 288-290, soorten slechts schijn zouden wezen’, M. Wit- aldaar 288; ‘Arnhem en O.’ ibidem, 145. Na- top Koning, Het vegetarisch middagmaal. volgend: ‘Het 40-jarig Bondsjubileum’, ibi- Vleeschlooze menu’s met de daarbij behoorende re- dem 37 (1934) 192-194, aldaar 193; E.M. Valk- cepten voor elke maand (Rotterdam 1937) 19. Heijnsdijk, De vegetarische keuken. Kookboek 147 Wanneer men de eis ‘Niets dierlijks nut- van Mevrouw Valk-Heijnsdijk, herzien en uitge- tigen noch gebruiken’ voorop zou stellen, zo breid door W. de Jong-Kersbergen (8ste verbeterde betoogde Daan de Clercq bijvoorbeeld, dan druk, Rotterdam 1936) 52. ‘maken wij de afstand tusschen ons en de be- 153 G.J. Weremeus Buning-Ensink, ‘Over- staande maatschappij zoo groot, dat we in ’t peinzingen in een vegetarisch restaurant’, De beste geval voor zonderlingen, meestal voor Amsterdammer (6 maart 1937) 7. krankzinnigen zullen gehouden worden, en 154 W. De Jong-Kersbergen, ‘Het dag’het aan bereiken dus par trop de zèle niets’, D(aan) de den vegetariërshemel’, Vegetarische Bode 36 C(lercq), ‘Naschrift op het artikel van den heer (1933) 75-77, aldaar 75. Guillaume’, Vegetarische Bode 1-4 (1897-1900) 155 Jan Vinkenborg, ‘Brief uit India!’, ibidem 133; (Felix Ortt), ‘Jus’, ibidem 18 (1915) 272- 61 (1958) 6. Zie overigens voor (schaarse) in- 273, aldaar 272. Ook: ‘Jus- en Sausrecepten’, formatie over vegetarisme in Nederlands-In- ibidem 34 (1931) 364, 389; IJ. Hettema, Mo- dië: Herman A.O. de Tollenaere, The Politics of derne voeding. Receptenboek voor “rauw-kost” en Divine Wisdom. Theosophy and labour, national, rationeele voedselbereiding (Amsterdam 1931) and women’s movements in Indonesia and South 154-155. Asia, 1875-1947 (Nijmegen 1996); Dirk-Jan Ver- 148 G.J. Weremeus Buning-Ensink, ‘Over- donk, ‘Vegetariërs in het Rijk van Insulinde’, Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 439

Noten 439

Leven (november/december 2005) 30. een lovend artikel over zijn werk te plaatsen, 156 Zie voor het perspectief van (menselijke) evenals bij gelegenheid van zijn overlijden, lichamelijkheid: Peeters, De beloften, 17-20. ‘Dr. Max Bircher-Benner’, Het Vaderland (12 157 Eskimo’s – letterlijk eters van rauw vlees augustus 1937); ‘Dr. Bircher-Benner overle- – vermochten aan deze gedachtegang geen af- den’, ibidem (26 januari 1939). V. R., ‘Rauwe breuk te doen. ‘Het zijn kleine verschrom- kost’, Voeding en Hygiëne 6 (1932) 99; Lotge- pelde mensen, 50 jaar is de maksimum leeftijd ring-Hillebrand, ‘Rauw-kost gerechten’, ibi- die zij bereiken’, Daan de Clercq, De Sociale en dem, 99-100, 116-117, 131-132; 148-149, 164. Etiese betekenis van Vegetarisme (Rotterdam 163 Geciteerd via M. Bircher-Benner, Een 1899). ‘Het armzalige Eskimo-ras is voorwaar Nieuwe Voedingsleer, gebaseerd op de laatste ont- geen schitterend voorbeeld van het heilzame dekkingen der natuurwetenschappen en de prac- van een in hoofdzaak dierlijk dieet’, Felix Ortt, tische medische ervaring (Zwolle z.j.) 114. Na- Propagandageschrift voor het vegetarisme ( volgend: J. de Groot, Grondbeginselen van de 1900) 3. voedingsleer ten dienste van het huishoudonder- 158 Van Otterloo, Eten en eetlust, 152-153. Cu- wijs (Gorinchem 1933) 27; geciteerd via ‘De linair-journaliste Diny Schouten verhaalt zelfs vegetarische keuken’, Vegetarische Bode 44 dat arbeiders Wittop Koning bekogelden met (1941) 114-115, aldaar 114. tomaten, eieren of aardappelen als ze op Nuts- 164 In Rotterdam trok zo’n veganistisch rauw- avonden pleitte voor een vleesloos menu, Diny kostmaal in 1931 225 mensen: ‘Propaganda Schouten, ‘Diny Schouten herleest ‘Eenvou- voor het strengere vegetarisme’, ibidem 34 dige en berekende recepten’, Trouw (13 de- (1931) 247. Een jaar later werd dat aantal ruim cember 2003) 39. overschreden toen op 16 oktober 350 personen 159 D. de Clercq, ‘Vegetariese Reisherinne- aanschoven bij een rauwkostmaaltijd in het ringen 1922!’, Vegetarische Bode 25 (1922) 229- Haagse Pulchri Studio – en dat getal had bo- 231, aldaar 230. vendien nog veel hoger kunnen liggen als er 160 Knibbe, Agriculture in the Netherlands, meer plek beschikbaar was geweest, ‘Natuur- 299. geneeswijze en vegetarisme’, Het Vaderland 161 Een ander voorbeeld is de al genoemde (14 oktober 1932) 1; ‘Een rauwkostdiner-con- conserveringsmethode van het wecken die, cert’, Het Vaderland (16 oktober 1932) 2; ‘De eind jaren 1890 uit Duitsland geïmporteerd vegetarische massa-spijziging’, ibidem (18 ok- door onder meer Daan de Clercq, vanaf de ja- tober 1932). Verder: ‘Rauwkostmaaltijd’, Vege- ren 1930 algemene verspreiding vond. De ve- tarische Bode 35 (1932) 172-173; ‘Instituut Coué, getarische hoop dat door het wecken algemeen Rauwkost-avond’, Het Vaderland (29 april bekend zou worden ‘welke weldaad vruchten 1933); ‘Residentie nieuws’, ibidem (4 juni en groenten voor de menschelijke voeding 1935). zijn’ en daarmee vegetarisme zou worden ge- 165 ‘Restaurant Purity, Amsterdam’, Vegeta- stimuleerd, kwam daarbij niet of nauwelijks rische Bode 35 (1932) 369. Navolgend: ibidem, uit. Meer dan dat: ook vlees werd geweckt. 392. Volgens een herinnering decennia later 162 K. de R., ‘Rauwkost-gerechten, door M. van Mellie Uyldert was Purity commercieel Wittop Koning’, Het Vaderland (9 april 1931); beslist geen succes: ‘Er kwam geen kip, het ‘Het voedselprobleem’, ibidem (4 januari was te puur’, Mellie Uyldert, ‘Alternatief uit 1932); ‘Ons voedsel een ziekteoorzaak?’, ibi- eten en toch geen geitenvoer’, De Kleine Aarde dem (26 maart 1932). Dat Bircher-Benner in 6 (zomer 1977) 13. 1937 de leeftijd van zeventig jaar bereikte was 166 Alleen in een voetnoot werd eraan gere- voor Het Vaderland dan ook aanleiding voor fereerd, M. Wittop Koning, Rauwkostgerechten Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 440

440 Noten

(6de druk, Rotterdam 1938). Navolgend: K. de geneeswijze’, ibidem (19 december 1937); ‘Ge- R., ‘Voor de keuken’, Het Vaderland (4 decem- brek aan vitaminen veroorzaakt ziekten’, ibi- ber 1931); ‘Voor keuken en tafel’, ibidem (17 au- dem (1 maart 1939). gustus 1939). 171 Geciteerd via ‘De vegetariërs-reformbe- 167 Alida Zevenboom, ‘Croquante croquet- weging in Duitschland’, Vegetarische Bode 33 jes’, De Amsterdammer (2 december 1933). Na- (1930) 74-76, aldaar 74. Navolgend: ‘Vegeta- volgend: Alida Zevenboom, ‘Croquante cro- riërs in Berlijn’, ibidem 33 (1930) 40-42, aldaar quetjes’, ibidem (12 maart 1932); IJ. Hettema, 41; H.R. Bongaards, ‘Rauwkost in Duitsland’, ‘Is vegetarisme wetenschappelijk te verdedi- ibidem 34 (1931) 119-123; E.v.L., ‘Vegetarische gen?’, Vegetarische Bode 36 (1933) 348-355, al- voeding en rohkostdieet’, Het Vaderland (9 au- daar 352; Bernard Buitenhof, ‘Hofvijverbe- gustus 1932). spiegeling’, Het Vaderland (20 november 1935); 172 Dit strookt ook met de waarneming van Hendrik Hagenaar, ‘Hendrik Hagenaars hoek’, M.H. Roodschild, vice-voorzitter van de NVB: ibidem (2 januari 1936). ‘De bond is gegroeid (...) Buiten den bond 168 ‘Opening Reform- en Rauwkostkeuken’, groeit het vegetarisme nog sneller (...)’, (C.J. Het Vaderland (25 september 1936); ‘Vegetari- van Borrendam), ‘Officieel verslag van het be- sche keuken bij Lensvelt Nicola’, ibidem (28 handelde ter Algemeene Vergadering’, Vege- september 1935). Op 17 februari 1936 vond tarische Bode 33 (1930) 245-258, aldaar 245. voor een volle zaal van Amicitia een demon- 173 De vrij stabiele ledentallen van de nvb stratie plaats in de bereiding van wat een ‘mo- bieden ook al weinig houvast – temeer daar ze dernen maaltijd (met rauwkost)’ heette, ‘De be- een duidelijk verloop kenden. Om een wille- reiding van den modernen maaltijd’, ibidem keurig jaar te nemen: achter het vrijwel ge- (18 februari 1936). Rauwkost figureerde pro- lijkblijvende ledental in 1936 scholen 70 be- minent op tentoonstellingen in de Huishoud- dankjes en 77 aanmeldingen – een kleine zes school Laan van Meerdervoort en de Haagse procent van het ledenbestand vernieuwde zich dierentuin (1935), ‘Huishoudschool Laan van kortom, S. Nobbe, ‘42e Jaarverslag van de Ned. Meerdervoort’, ibidem (4 mei 1933); ‘Wat er Vegetariërsbond’, ibidem 40 (1937) 79-86, al- maandag te doen is in den dierentuin’, Het daar 80. Ook hieraan is het echter moeilijk Vaderland (27 oktober 1935). Er waren rauw- conclusies te verbinden. Dat mensen voor hun kostlezingen en rauwkostkookcursussen (‘over- lidmaatschap bedankten hoefde niet te bete- gangs en algeheele rauwkost’), ‘kook-cursus’, kenen dat zij ophielden vegetariër te zijn, maar ibidem, (21 september 1935). Om de kans op kon evengoed zijn uit onvrede met het bonds- pensiongasten te vergroten verschenen in beleid of om reden van bezuiniging. In 1938 Haagse advertenties toevoegingen als ‘event. bedankten bijvoorbeeld zestien leden van de vegetarisch of rauwkost’, ibidem (16 april 1931, afdeling Den Haag van wie er één ophield ve- 15 mei 1931). getariër te zijn, ‘’s Gravenhage en O.’, ibidem 169 ‘Parkhotel’, Het Vaderland (8 september 42 (1939) 123-124, aldaar 123. 1934); ‘’t Is een plezier in 1938 huisvrouw te 174 ‘Uit den gemeenteraad’, nrc (5 januari zijn’, ibidem (2 mei 1938). Ook: ‘Huishoud- 1926); B.C. Kool, ‘Verslag van de Perscom- week’, ibidem (2 maart 1937). missie over 1931’, Vegetarische Bode 35 (1932) 170 ‘Propaganda rauwkostmaaltijd in Po- 93. mona’, Het Vaderland (19 november 1934); 175 J. Wischhusen, Open brief aan de leden ‘Moderne maaltijd’, ibidem (14 mei 1935); ‘Mo- van den Nederlandsche Vegetariërsbond (Utrecht, derne maaltijd in Pomona’, ibidem (27 mei 1 november 1934). 1935); ‘Kerstmaaltijd van de Ver. Voor Natuur- 176 Rudolf Hess was vegetariër, Joseph Goeb- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 441

Noten 441

bels sprak zich ten faveure van vegetarisme uit gehen ein anderen Weg’, Vegetarische Bode 39 en zelfs voormalig kippenfokker Heinrich (1936) 277-280, aldaar 278-279. Himmler zag in vegetarisme de sleutel tot ge- 182 Hein A.M. Klemann, Nederland 1938- zondheid, Stuart, Bloodless Revolution,435;A. 1948. Economie en samenleving in jaren van oor- Arluke, C.R. Sanders, Regarding Animals (Phi- log en bezetting (Amsterdam 2002) 193-196. ladelphia 1996) 142, 150. 183 Ibidem, 196-198. In 1944 en 1945 nam 177 ‘Officieel verslag van de Algemeene Ver- de varkensstapel weer fors toe, met veertig gadering van den Ned. Vegetariërsbond’, Vege- procent. Vanwege het wegvallen van de trans- tarische Bode 36 (1933) 217-235, aldaar 226-227. portkanalen naar de hongerende Randstad was Ook: toen Ortt in maart 1933 in de Vegetarische er namelijk elders een overschot aan aardap- Bode in zijn gebruikelijke overzicht van de in- pelen – die economisch ter nutte kon worden houd van de buitenlandse vegetarische tijd- gemaakt door aan varkens te voeren. Net als in schriften uit de Vegetarische Presse braaf het de laatste jaren van de Eerste Wereldoorlog bericht van Hitlers vegetarisme overnam, ver- ondergingen de populaties van runderen, scha- weet men Ortt dat hij het bericht niet van kri- pen en geiten niet een dergelijke radicale eli- tisch commentaar had voorzien en niet ge- minatie; zij konden land productief maken meld had dat Hitler slechts vegetariër was dat deels niet voor akkerbouw te gebruiken ‘tengevolge van maagziekte’, Felix Ortt, ‘Hitler was. Desalniettemin verminderde het aantal vegetariër’, ibidem, 112; V(an) B(orrendam), runderen nog met twintig procent en werden ‘Kort verslag van de h.b.-vergadering’, ibidem, schapen massaal illegaal geslacht, ibidem, 207, 193. Ortt was niet voor de motie en adviseerde 258; Peter Koolmees, Vleeskeuring en openbare het hoofdbestuur haar niet in te dienen. ‘Hij slachthuizen in Nederland 1875-1985 (Utrecht meent dat wij ons niet met politiek moeten be- 1991) 96. moeien’, Notulen h.b.-vergadering 18 juni 1933 184 S.L. Louwes, ‘Inleidend woord voor het te Utrecht, 1, archief nvb. eerste nummer van het tijdschrift “Voeding”’, 178 Bovendien werd een protestmotie aange- Voeding 1 (1939) 3. nomen tegen de Duitse regering die het twee 185 Klemann, Nederland, 211, 404. Duitse vegetariërs had verboden op het con- 186 Ibidem, 455. gres te verschijnen omdat dit door ‘een Jood’ 187 Wel hadden zij bijna allen de indruk dat werd gepresideerd, ‘Internationaal Vegeta- vegetariërs qua voeding de oorlog beter door riërscongres’, Vegetarische Bode 38 (1935) 287; waren gekomen dan het grote publiek, dit J. van der Weij, D.E. Lissauer, ‘Verslag van het ‘because vegetarians showed greater adap- 9e Congres van de Internationale Vegetari- tability to new circumstances, did not suffer sche Unie’, ibidem, 294-301, aldaar 294-295, from craving for meat, fish, tobacco and alco- 299-300; ‘9th World Vegetarian Congress 1935’, hol, lived more simply and had less fear of www.ivu.org/congress/wvc35/report.html (ge- under-nourishment’, geciteerd via www.ivu. raadpleegd 2 april 2008). org/congress/wvc47/bolt.html (geraadpleegd 179 Arluke, Sanders, Regarding animals, 133- 2 april 2008). 135. 188 E.G. van ’t Hoog, G.P.J. van Overbeek, 180 Wolfgang R. Krabbe, ‘Die Gleichschal- ‘Practische voorlichting op voedingsgebied’, tung der Lebensreformbewegung im Dritten Voeding 2 (1940) 144-156, aldaar 151. Navol- Reich’, in: Die Lebensreform. Entwürfe zur Neu- gend: E.G. van ’t Hoogt, ‘Oslo-ontbijt of warme gestaltung von Leben und Kunst um 1900, deel 1 maaltijd op school’, Voeding 1 (1939) 42-46, (Darmstadt 2001) 541-543, aldaar 541. aldaar 46. Die proef was destijds overigens 181 C.J. van Borrendam, ‘Wir in Deutschland onderwerp geweest van hevige discussie. Ver- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 442

442 Noten

der: E.G. van ’t Hoog, Martine Wittop Koning, werk van Gretha en Adri Pieck (Weesp 1983) Richtlijnen voor de hedendaagsche voeding (Den 25. Navolgend: Roelof Horreüs de Haas, On- Haag 1941); R. Lotgering-Hillebrand, Onze derduiker in het hart van Friesland: september voeding in distributie-tijd (3de druk, Amsterdam 1944-april 1945 (Zwolle 2004) 30. 1941). Voorlichting vond dit keer ook plaats 193 Rudolf de Jong, ‘Lebeau, Joris Johannes via film. Christiaan’, in: Biografisch woordenboek van het 189 Naast Wittop Koning schreef ook Van ‘t socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland, Hoog in de oorlog regelmatig artikelen voor de 6 (Amsterdam 1995) 135-138, aldaar 138. Voor Vegetarische Bode. andere bondslid-vegetariërs die door de oorlog 190 www.ivu.org/congress/wvc47/bolt.html omkwamen, B.C. Kool, ‘Necrologisch overzicht (geraadpleegd 2 april 2008); Barbara Henkes, 1940-1945’, Vegetarische Bode 49 (1946) 29- ‘P.J. Meertens: als christen op zoek naar ge- 34; A., ‘In memoriaal Bob Levie’, ibidem 50 lijkheid in verscheidenheid’, in: J. de Bruijn (1947) 66-67. e.a. red., Een vreemde man en die ons vreemd ont- viel. Liber amicorum voor E.W.A. Henssen (1950- 1999) (Amsterdam 2000) 318-342, aldaar 322. Deel iv Meertens was in 1920 lid van de vegetariërs- De kabouterrevolutie bond geworden. 191 Van ruim 1257 leden op 1 januari 1940 1 Interview Roel van Duijn, 2 mei 2006; groeide de bond tot bijna zesduizend leden in Roel van Duijn, ‘De kabouters van Loveren- 1945, waarmee zij op dat moment de grootste dale’, Trouw (28 augustus 2001). vegetariërsbond ter wereld was, Tine Kaayk, 2 ‘55ste Jaarverslag 1950 van de Nederlandse ‘Verslag, uitgebracht door Tine Kaayk, op het Vegetariërs Bond’, Bijlage Vegetarische Bode Internationale Congres te Stonehouse op (maart 1951) 1; ‘Jonge vegetariërs in de Pers’, Woensdag 30 Juli 1947’, Verslag van het 11de Vegetarische Bode 67 (1964) 82; A.H. van Ot- Internationale Congres der Internationale Vege- terloo, ‘De herleving van de beweging’, 515; tariërs Unie (z.p. 1948) 4-7, aldaar 4. Overi- ‘Prijsvraag. Wie telt het grootste aantal on- gens hadden enkele joodse leden een beroep juistheden?’, Leven & laten leven (septem- gedaan op het hoofdbestuur om te helpen bij ber/oktober 1984) 4; B. Nieuwendijk, Groeien de bonneninwisseling. Het bestuur gaf dit ver- tegen de stroom in (Amsterdam 1983) 54. Re- volgens in handen van de Joodse Raad. Be- formhuizen kwamen in Nederland op in het halve voor boterbonnen konden de vleesbon- interbellum – naar voorbeeld van Duitsland nen ook ingeruild worden voor bonnen voor waar het eerste ‘Reformhaus’ in 1900 opende, kaas, gort of havermout, IJ. Hettema, ‘Onze Baumgartner, Ernährungsreform, 116. rantsoenen’, Uitkomst 14 (1941) 103-107, al- 3 Paul Luycks en Pim Slot red., Een stille re- daar 107. Na verplicht te zijn een oproep te volutie? Cultuur en mentaliteit in de lange jaren plaatsen voor indiensttreding bij de Waffen ss vijftig (Hilversum 1997); Kees Schuyt, Ed Ta- staakte de uitgave van de Vegetarische Bode,‘Van verne, 1950, Welvaart in zwart-wit (Den Haag de redactie’, Vegetarische Bode (juli 1945) 1. Ter 2000) 379-385. vergelijk de Dierenbescherming, K. Davids, 4 Zie voor verdere relativering van het mo- ‘De Nederlandse dierenbeschermingsbewe- derne revolutiebegrip, Latour, Wij zijn nooit ging en de Duitse overheid, 1940-1945’, Argos, modern geweest, 101-111. speciale uitgave: De relatie tussen mens en dier in 5 A.H. van Otterloo, ‘Prelude op de con- historisch perspectief (1991) 41-50, aldaar 46. sumptiemaatschappij in voor- en tegenspoed 192 E. Depenbrock, Max Pieck, Het leven en 1920-1960’, in: Techniek in Nederland in de Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 443

Noten 443

twintigste eeuw, Landbouw en voeding (Zutphen kingen’, Vegetarische Bode 56 (1953) 19-21, al- 2000) 263-279, aldaar 275. daar 20. Wel werd tezelfdertijd duidelijk dat ve- 6 A.H. van Otterloo, B. Sluyter, ‘Naar va- ganisten het serieuze gevaar liepen een vita- riatie en gemak’, in: Techniek in Nederland in de mine b12-tekort op te lopen, Frank Wokes, twintigste eeuw, Landbouw en voeding (Zutphen ‘Vegans and Vitamin b12’, ibidem 57 (1954). 2000) 281-295, aldaar 287. Het niet-seizoens- 143-144. Het zou nog lang duren voordat dit op gebonden ‘slachten’ was wel een ontwikkeling bevredigende wijze kon worden opgelost, want die al ruim voor de Tweede Wereldoorlog was mythes persisteerden dat met algen als spiru- ingezet, Koolmees, Symbolen van openbare hy- lina, zeewier en gefermenteerde soja dit vita- giëne. minetekort was te bestrijden – in plaats van 7 Marike Vijver, Protein politics (Enschede met deugdelijke vitaminetabletjes. Na 2000 2005) 54. werd overigens, in navolging van de vitamini- 8 Van Otterloo, ‘Prelude op de consump- sering van margarine, veel voedsel in het ve- tiemaatschappij’, 275. Navolgend: Vijver, Pro- getarische segment met vitamine b12 versterkt. tein politics, 43. 16 A.G.M. Liernur, ‘Werkgroep ‘is de mens 9 A.P. de Knecht-van Eekelen, A. Albert de frugivoor’’, ibidem 55 (1952) 98. Uiteindelijk la Bruhèze, ‘De witte motor’, in: Techniek in Ne- werd na een artikelenserie van bioloog Frank derland in de twintigste eeuw, Landbouw en voe- Zeiss in de jaren 1970 in het tijdschrift van de ding (Zutphen 2000) 311- 321, aldaar 315. vegetariërsbond van de frugivoor eigenlijk 10 Mijn cursiveringen, djv. Televisiepro- niets meer vernomen, Frank Zeiss, ‘De wens gramma Andere tijden, ‘De andere jaren vijftig’ als vader van de gedachte’, ibidem 74 (mei (22 maart 2005). 1971) 6-7; Frank Zeiss, ‘Vegetarisme, oermens 11 De Knecht-van Eekelen, Albert de la en ethiek,’ Leven & laten leven (januari 1973) 9- Bruhèze, ‘De witte motor’, 319. 11; Frank Zeiss, ‘De natuurlijke voeding van de 12 Felix Zwitser, Mellie Uyldert, de onbegrepen mens en andere primaten’, ibidem (maart/ wijze maagd (Boxtel 1984) 49; Mellie Uyldert, april 1979) 7-8; ibidem (mei/juni 1979) 7-9; Leven uit inspiratie. Een autobiografie (Tilburg ibidem (juli/augustus 1979) 5-7. 2002) 238-239. 17 De Roo, Natuurlijk, ethisch,47. 13 ‘Een vegetarische Kampioene – van vele 18 Jan Strijbos, ‘Met de “Willem Barendsz” markten thuis!’, Vegetarische Bode 56 (1953) ter walvisvaart’, Vegetarische Bode 50 (1947) 78; De Roo, Natuurlijk, ethisch, 45-46. 134-137. Negen jaar later werden de feestelijk- 14 Hettema, voormalig sdap-lid en in 1933 heden met de oplevering van de nieuwe Wil- nog stemmend vóór de motie tegen het lem Barendsz nog eens dunnetjes overgedaan. nieuwe nazi-regime, was waarschijnlijk de- 19 David Lucas, ‘World population growth’ gene die in 1942 een mislukte poging deed om (z.p. 2003). Geraadpleegd via adsri.anu.edu. de kas van de vegetariërsbond in handen van au/pubs/baps/bapsChap3.pdf (7 april 2008). het datzelfde nazi-regime te spelen. In het- 20 Egbert de Vries, De aarde betaalt. De rijk- zelfde jaar vertrok hij naar Duitsland, Kaayk, dommen der aarde en hun betekenis voor wereld- ‘Verslag’, 5; Notulen h.b.-vergadering 18 juni huishouding en politiek (Den Haag 1948) 156. 1933 te Utrecht, 1, archief nvb; Kluveld, Reis Navolgend, ibidem, 27. door de hel, 219 (overigens staat hier Ysbrand 21 K. de Boer, ‘De biologisch-dynamische als Yge vermeld, waarschijnlijk een naams- landbouwmethode’, Vegetarische Bode 51 (1948) verwarring met journalist Yge H. Foppema 21-24; H. Peters, ‘Om het wordende land- die enige tijd bij Hettema inwoonde). schap’, ibidem, 63; F(elix) O(rtt), ‘Is kunst- 15 J(ohan) H. B(olt), ‘Belangrijke onderzoe- mest verwerpelijk?’, ibidem, 61; K. de Boer, Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 444

444 Noten

‘Nogmaals: de Biologisch-dynamische Land- 495; ‘De margarine-ziekte’, ibidem, 546-552. bouwmethode’, ibidem, 77-80; Adri v.d. Linde, 32 Geciteerd via Veldhoen, Van de Ende, ‘Nogmaals: de biologisch-dynamische metho- Technische mislukkingen, 19. de’, ibidem, 109-110. 33 Van Otterloo, Sluyter, ‘Naar variatie en 22 John Boyd Orr, The White Man’s Dilemma: gemak’, 288. Food and the Future (Londen 1953); De Vries, 34 Hans Righart, De eindeloze jaren zestig. De aarde betaalt,55. Geschiedenis van een generatieconflict (Amster- 23 K. de Boer, ‘De biologisch-dynamische dam/Antwerpen 1995) 13; James Kennedy, landbouwmethode’, Vegetarische Bode 51 (1948) Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de ja- 21-24, aldaar 22. ren zestig (2de druk, Amsterdam 1997) 11; 24 De typering van Silent Spring is ontleend Schuyt, Taverne, 1950, 379-380. aan John R. McNeill, Something New Under 35 Ibidem, 380. the Sun. An Environmental History of the Twen- 36 Van Otterloo constateert ook een grote tieth Century (paperbackeditie, Londen/New continuïteit tussen de reformbeweging van York 2001) 339. eind 1900 en de voedselbeweging die rond 25 ‘d.d.t. aansprakelijk voor geheimzinnige 1970 opkwam en spreekt in dit verband van ziekten’, Vegetarische Bode 53 (1950) 170. Na- een herleving van de beweging voor natuurlijk dien o.a. Tine Kaayk, ‘Effectiever dan de na- en gezond voedsel, Van Otterloo, ‘De herle- tuur?’, ibidem 57 (1954) 10; Tine Kaayk, ‘Be- ving van de beweging’, 523. zinning op ons ideaal’, ibidem, 17-19, aldaar 19; 37 Schuyt, Taverne, 1950, 383-384. N. Hubbeling, ‘d.d.t. en andere pesticiden’, 38 Righart, De eindeloze jaren,27. ibidem, 80. 39 In de door hem geredigeerde bundel 26 McNeill, Something New, 326, 334-336; Food, Drink and Identity verhaalt historicus Cramer, De groene golf, 38; Schuyt, Taverne, Peter Scholliers hoe hij in 1968 als vijftienja- 1950, 36, 63-66, 129-131. rige het eten van rood vlees afzwoor – een 27 J. L. van Zanden, S.W. Verstegen, Groene daad, samen met luisteren naar rockmuziek, geschiedenis van Nederland (Utrecht 1993) 50, dragen van halflang haar en koesteren van 77. linkse sympathieën onderdeel van zijn zoek- 28 Lex Veldhoen, Jan van de Ende, Techni- tocht naar een nieuwe identiteit, Peter Schol- sche mislukkingen. De Planta-affaire, instorten- liers red., Food, Drink and Identity (Oxford/ de bruggen, vliegdekschepen van ijs (Rotterdam New York 2001) 3. 1995) 18-19. 40 Schuyt, Taverne, 1950, 381. 29 ‘De Planta-affaire’, Bijlage Vegetarische Bo- 41 Schuyt, Taverne, 1950, 170-172. de (oktober 1960). 42 McNeill, Something New, 337. 30 Een ander, met oog op dieren relevant ef- 43 Johan F., ‘De 3 gevaren van onze samen- fect was dat de boterconsumptie tijdelijk sterk leving’, Desperado (1966), nr. 6, 25; Cramer, De steeg, J.H. Molegraaf, Boeren in Brussel. Ne- groene golf, 21-23, 27-28. derland en het gemeenschappelijk landbouwbe- 44 Roel van Duijn, Hetwittegevaar.Eenvade- leid, 1958-1971 (z.p. 1999) 113. mekum voor provoos (Amsterdam 1967) 55. Na- 31 R. Fentener van Vlissingen, ‘De verbor- volgend, ibidem, 75. gen moordenaars vragen ons standpunt’, Tijd- 45 Duco van Weerlee, Wat de provo’s willen schrift voor Sociale Geneeskunde 38 (1960) 437- (Amsterdam 1966) 19. Navolgend: Coen Tas- 439; ‘Feiten, daden en gedachten’, ibidem, man, Louter kabouter. Kroniek van een beweging 465-466, aldaar 465. Voor een overzicht van de 1969-1974 (Amsterdam 1996) 15, 23; Van Planta-affaire: ‘“Planta-ziekte”’, ibidem, 491- Duijn, Het witte gevaar,152;NiekPas,Imaazje! Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 445

Noten 445

De verbeelding van Provo 1965-1967 (Amster- 53 Pas, Imaazje!, 26. Meer aan de rand van dam 2003) 194. Kippen bleven trouwens be- Provo was het Liesbeth van Gelder die uit een dreigd. In 1969 vond aan de Universiteit van antroposofisch milieu kwam, had Maniuschka Amsterdam een toneelvoorstelling plaats tij- CahndewerkplaatsvanKeesBoekebezochten dens welke, na stemming door het publiek, was Coen Tasman begin jaren zestig vegetariër een kip dodelijk werd verwond. geworden na in aanraking te zijn gekomen 46 Van Duijn, Het witte gevaar, 58. Navol- met rozenkruisers en antroposofen, Tasman, gend, Pas, Imaazje!, 233. Louter kabouter, 96; interview Coen Tasman, 47 Ibidem, 52, 58-59. 23 mei 2006. 48 Eerder was in Nederland ook wel al over 54 Geciteerd via Pas, Imaazje!, 191. Oshawa’s leer bericht, zoals in 1955 in de Ve- 55 Geciteerd via ibidem, 70. getarische Bode door Tine Kaayk, die daarbij 56 Johnny van Doorn, De geest moet waaien overigens de term macrobiotiek niet liet vallen, (Amsterdam 1977) 151-152. Tine Kaayk, ‘Geestverwante stromingen in Ja- 57 Zoals Van Doorn werd geciteerd: ‘Aan het pan’, Vegetarische Bode 58 (1955) 105-106. Maar begin waren er slagers die reclame maakten of de communicatie daarover daadwerkelijk voor Dave Brubeck. Duys zat daarna gewel- tot navolging had geleid (zoals in België), is mij dig reclame te maken voor vlees. Dat was een niet bekend. Lorsch had in elk geval een veel mooi moment om even te vertellen dat ik geen groter bereik. Onder meer figureerde hij in vlees eet en waarom niet.’ In: ‘Voor de vuist het programma Hoepla van de vpro (uitzen- weg’, Vegetarische Bode 70 (november/decem- ding 23 november 1967). ber 1967) 11. 49 Macrobioten aten niet alleen geen vlees, 58 Tasman, Louter kabouter, 49; Warren Be- ook zuivel was taboe en met eieren diende lasco, Appetite for Change. How the countercul- matigheid betracht te worden – waardoor het ture took on the food industry (New York 1989) dieet in zijn strengste vorm vrijwel veganis- 17. tisch was. Echter, ook zaken als aardappelen, 59 Bookchin houdt hierin het officiële aan- koffie en thee werden geweerd uit de macro- tal aan van 4000. Tegenwoordig lopen de biotische keuken, evenals als specerijen, ten- schattingen op tot 12.000. zij het ging om ‘macrobiotische sausen en 60 Roel van Duijn, De boodschap van een miso, die goedgekeurd zijn door de Oshawa wijze kabouter. Een beschouwing over het filoso- Foundation’, George Oshawa, Zen Macrobio- fische en politieke werk van Peter Kropotkien in tiek. De kunst van het verjongen en verlengen van verband met de huidige keuze tussen katastrofe en het leven (Amsterdam 1970) 19. Navolgend: kabouterstad (Amsterdam 1969). ibidem, 67; Nicolaas Hartman, Macrobiotiek. 61 Geciteerd via Tasman, Louter Kabouter, Pro en contra (3de druk, Emmen 1973), 43; Roel 54. van Duijn, ‘De dood van Flora’, Skepter 11 (sep- 62 ‘We maken een stadboerderij’, De Zaaier tember 1998) 18-22. 1 (1973) nr. 1, 3; Statuten Coöperatieve vereni- 50 Geciteerd via ‘Een “hippie” over Kerst- ging De Stadsboerderij, 9 november 1973, sfeer’, Vegetarische Bode 71 (december 1968) 17. iisg, Archief Knetterwinkel, d.4, m.4; Docu- 51 ‘Wat u niet zag in “Hoepla”’, Vegetarische mentatie Stadsboerderij, ibidem, d.2, m.1-5; Bode 71 (januari 1968) 1. Navolgend: Frits Boer, iisg, Archief Roel van Duijn, Stadsboerderij ar- ‘Waarom wim vanderlinden geen vleesch eet’, chief, m.1.1-1.5. Aloha (24 mei 1969) 5. 63 Virginie Mamadouh, De stad in eigen 52 ‘Tips van Joosje’, Vegetarische Bode 72 hand. Provo’s, kabouters en krakers als stedelijke (maart 1969) 12. beweging (Amsterdam 1992) 105. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 446

446 Noten

64 In 1977 werd de titel wel gewijzigd in Be- hetzelfde was de waarschuwing voor het uit- wust! omdat het woord ‘overleven’ andere, min- sterven van plant- en diersoorten in Blauw- der wenselijke connotaties had, zo vond men, druk voor overleving, een door Wouter van Die- dan het Engelse ‘survive’. ‘Overlevingsbewe- ren vertaald en bewerkt rapport van Edward ging’ werd om dezelfde reden omgedoopt in Goldsmith: ‘Voor degenen die dit [het uitster- ‘Ekologische Beweging’. ven, djv] weliswaar jammer vinden, maar het 65 Roel van Duijn, Panies dagboek (2de druk, voortbestaan van homo sapiens veel belang- Amsterdam 1972) 8. rijker vinden dan dat van een arend of een 66 ‘Kabouters in paniek!’, De Paniekzaaier,1 sleutelbloem, herhalen wij dat homo sapiens (1971) nr.1, 1, 3; ‘Paniese universiteit’, ibidem afhankelijk is van het blijvende incasserings- (1972) nr. 1, 19-23. vermogen van hetzelfde ecologische netwerk 67 Mamadouh, De stad,90. waarvan de arend en sleutelbloem onderdelen 68 Cramer, De groene golf, 27-29, 36-37. Vol- vormen’, Edward Goldsmith e.a., Blauwdruk gens Cramer zou naar schatting de helft van voor overleving (vertaald en bewerkt door Wou- het debiet wereldwijd in Nederland worden ter van Dieren, Amsterdam 1973) 17. gesleten. Dit lijkt onwaarschijnlijk en waarom 72 Roel van Duijn, Schuldbekentenissen van dit geschrift juist in Nederland zo aansloeg, een ambassadeur. Nota’s, beschouwingen en vra- blijft onduidelijk. Cramer probeert daar oor- gen van een ambassadeur van Oranje Vrijstaat in zaken voor aan te wijzen, maar deze beperken de Amsterdamse gemeenteraad (Amsterdam zich geen van alle tot Nederland. Ze verklaren 1970) 9-10. kortom het succes, niet het succes in Neder- 73 Ibidem, 10. Zie voor dierentuinen (en de land. ‘natuurlijkheid’ daarin): Nigel Rothels, ‘Im- 69 McNeill schat in zijn veelgeprezen Some- mersed in Animals’, in: Nigel Rothels red., Re- thing New Under the Sun het aantal dodelijke presenting Animals (Bloomington 2002) 199- slachtoffers ten gevolge van luchtvervuiling 223. tussen 1950 en 1997 op twintig tot dertig mil- 74 Van Duijn, Panies dagboek, 177. joen – en voor de gehele eeuw 25 tot veertig 75 Ibidem, 186. Deze nota was in opzet ove- miljoen – een aantal dat hij later bijstelde tot rigens het werk van Bart Edel. vijftig tot zestig miljoen, McNeill, Something 76 Volgens onderzoek sympathiseerde 53 New, 103; John McNeill, lezing Universiteit procent van de Nederlanders met de kabou- Leiden, 10 juni 2006. De who stelde in 2002 ters. De Tijd zag de belangstelling voor milieu dat outdoor luchtvervuiling jaarlijks 0,8 mil- en gezonde voeding veroorzaakt door de ka- joen doden eiste, indoor luchtvervuiling zelfs bouters, Tasman, Louter kabouter, 123. Navol- meer, The World Health Report 2002, Reducing gend, ibidem 66-67. Risks, Promoting Healthy Life, 69. Navolgend: 77 Van Duijn, Schuldbekentenissen,24.Bij McNeill, Something New, 104, 111-115, 147, 224, andere gelegenheden, zoals in zijn Algemene 312-313. Beschouwingen van 26 februari 1970, bena- 70 R. Buckminster Fuller, Ruimteschip aarde. drukte Van Duijn eveneens dat het niet alleen Een blauwdruk om te overleven (Den Haag 1975). om relaties tussen mensen onderling ging, Ook: Paul Ehrlich, Reisplan voor het ruimte- maar ook om die met planten en dieren. Hij schip aarde (Amsterdam/Brussel 1972). hekelde de ongevoeligheid van het maat- 71 Dennis Meadows e.a., Grenzen aan de schappelijk stelsel en haar dragers voor wie ‘de- groei. Rapport van de Club van Rome (7de druk, mokratie in de zin van een verbondenheid Utrecht 1972) 145-148. Geraffineerder en be- met álles wat leeft – dus ook planten en dieren wijstechnisch veel lastiger, maar in essentie – (...) romantiese, belachelijke onzin is waar- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 447

Noten 447

aan men zijn tijd niet mag verspillen’. 90 ovt, vpro (22 januari 2006). Ofschoon 78 Ibidem, 140. Donderwinkel en consorten (die op het volks- 79 Hoewel een buitenlandse journalist het departement voor de Landbouw in de Spaarn- idee ervoor eens tussen neus en lippen op- dammerbuurt een commune annex winkel perde, ‘Kabouters demystified’, Roots (1974) draaiende hielden) de leveranties van Meekel nr. 3. daarom snel stopten, bleef Meekel – en later 80 Belasco, Appetite for Change, 28. zijn zoon – nog wel leveren aan bijvoorbeeld 81 Karel Worst, ‘Even eten’, Aloha (4 sep- De Groene Ballon op het Frederiksplein. Dit tember 1970) nr. 36, 6; Karel Worst, ‘Karel totdat Marjolein de Gruyter, de drijvende Worst ontdekt boekweit’, ibidem (19 septem- kracht achter deze winkel, er in 1975 achter ber 1970) nr. 37, 4; Karel Worst, ‘Voedsel voor kwam dat Fred Meekel weliswaar biologisch- de grijze massa’, ibidem (3 oktober 1970) nr. dynamische eieren zei te leveren, afkomstig 38, 12. van zijn scharrelkippen, maar in werkelijk- 82 Oranje Vrijstaat, Macro-bioties kookboek heidhelemaalgeenkippenmeerhad,Tas- voor beginners (Oranje Vrijstaat 1970) 6. Verder man, Louter kabouter, 226-227. onder meer: ‘De vegetariër en de makrobioot’, 91 Brief Kim Borkent aan De Belly, 19 fe- De Drentse Waterman 1 (april/mei 1974) nr. 4; bruari 74, iisg, Archief Knetterwinkel, d.4, ‘Konsekwent denken’, ibidem (juni/augustus m.4. Navolgend: ‘Kabouters demystified’, Roots 1974) nr. 5, 13. (1974), nr. 3. 83 Strikt gesproken is boekweit geen graan 92 Handelingen groepsgesprek Deinum (19 maar een zaadgewas (behorend tot de dui- oktober 1974). iisg, Archief Knetterwinkel, zendknoopfamilie). De opkomst van de kunst- d.4, m.3; Arie van Genderen, Jaarverslag van mest was een van de factoren die het einde in- de Stichting de Nieuwe Lelie (24 juni 1974) ibi- luidde van de eens bloeiende boekweitteelt in dem; Brief Kim Borkent aan De Belly, 19 fe- Nederland. Ook quinoa is een pseudograan. bruari 74, ibidem, d.4, m.4; Eva van Sonderen, Spelt is de voorouder van broodtarwe, en wordt notitie ‘Waar gaat het met de Belly heen?’ (20 (met dank aan de opkomst van de biologische februari 1974) ibidem. teelt) ook weer in Nederland verbouwd. 93 In een gekraakt pand aan de Amster- 84 Dit ging om eeuwenoude producten die damse Rozenstraat opende Nelissen samen in vegetarische kringen al decennia bekend met zijn vriendin Wieke Konijn in de lente waren. Op zichzelf waren het dus geen macro- van 1971 hun eerste macrobiotische kabou- biotische voedingsmiddelen. terwinkel, de Rozemarijn, later gevolgd door 85 ‘Vandaag eten wij brandnetels’, Onkruid 1 De Pimpernel in de Quellijnstraat en een (maart/april 1978) 36-41; Belle Bruins, ‘On- macrobiotisch restaurantje op de Keizers- kruid: voedsel en medicijn’, Aloha (4-18 de- gracht. Waar Kim Borkent het milieu centraal cember 1970) nr. 42, 5-4; Maria, ‘Uit de hob- stelde en voeding expliciet politiek duidde, bittuin en keuken’, De Waterman 2(1975)nr. was het Nelissen te doen om persoonlijke ge- 4, 19-20; De Zaaier (1973) nr. 3, 12. zondheid volgens de regelen der macrobioti- 86 Tasman, Louter kabouter, 220-221. sche kunst van Michio Kushi, een Japanse 87 ovt, vpro (22 januari 2006). Amerikaan die zich na de dood van zijn leer- 88 Tasman, Louter kabouter, 218. Verder: meester Oshawa ontwikkelde tot de paus van Mamadouh, De stad, 94; Nieuwendijk, Groeien de macrobiotiek, Tasman, Louter kabouter, 230- tegen de stroom, 38-39. 233. 89 Brief Kim Borkent aan De Belly, 19 febru- 94 Plan voor bd-producten voor winkels (april ari 74, iisg, Archief Knetterwinkel, d.4, m.4. 1974) iisg, Archief Knetterwinkel, d.4, m.3. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 448

448 Noten

95 Vanzelfsprekend werden sommige lan- ternatief zijn klanten van alternatieve winkels den door het handelsmerk al geboycot, ibi- (Utrecht 1980); Dick Veldman, Ronald Dul- dem. mers, Het alternatieve voedingscircuit (Gronin- 96 Zo vaag zelfs dat, aangezien laboratori- gen 1981) 54-62. Over all was de eigen ge- umanalyses erg duur waren, men zijn hoop zondheid voornaamste reden ‘biologisch’ te stelde in aurafotografie. Producten zouden consumeren, Simone van den Ham, Wens & een uitstraling hebben, een aura, waarvan je werkelijkheid. Studie naar een geschiedenis van de kleurenfoto’s kon maken. ‘Dit is altijd in de ka- biologische landbouw in Nederland (Arnhem tegorie bijgeloof gestopt door de “wetenschap”, 2008) 94, 99-101, 103-106, 111-114, 123-124. maar de laatste jaren is men er achter geko- 101 Gaea, Jaarverslag Gaea (z.p. 1974) iisg, men dat dit klopt (...) en het schijnt dat de Archief Knetterwinkel, d.5, m.4. kleuren verschillend zijn bij niet-biologiese 102 Net als de zogeheten anog-landbouw, of en bij biologiese produkten’, ibidem. voluit, Arbeitsgemeinschaft für naturnahen 97 Plan voor bd-producten voor winkels en Obst-, Gemüse und Feldfruchtanbau. Dit be- begeleidende brief (januari 1974) iisg,Archief trof een uit 1962 daterende afsplitsing van de Knetterwinkel, d.4, m.3. biologisch-dynamische landbouw die zich 98 Brief Maikel aan Felix Zwitser (1974) iisg, richtte op fruitteelt en daarmee een aanvul- Archief Knetterwinkel, d.5, m.2. Navolgend: ling (of correctie) wilde zijn op laatst genoem- Brief van Chris aan Felix Zwitser (29 januari de die zich hoofdzakelijk met akkerbouw en 1974) ibidem; brief Willem aan Felix Zwitser (in mindere mate) veeteelt bezighield, R. Boe- (3 februari 1974) ibidem; brief Pee Pastinakel ringa red., Alternative Methods of Agriculture aan Felix Zwitser (4 februari 1974) ibidem; (Amsterdam/Oxford/New York 1980) 23-25. brief Joke aan Felix Zwitser (1 februari 1974) 103 Udo Renzenbrink, Antroposofische voe- ibidem; brief Joke e.a. aan Felix Zwitser (1974) dingsleer (2de druk, Zeist 1984) 95; Rudolf Stei- ibidem. Overigens at Borkent zelf af en toe ner, Vruchtbare landbouw op biologisch-dyna- vlees en meed hij het niet omwille van de die- mische grondslag (Zeist 1992) 200-201. ren, maar uit ‘politieke motieven’ – en voor de 104 Ibidem, 201. eigen gezondheid, Willem de Ridder, ‘Voor- 105 Ook niet-gedomesticeerde dieren waren kom isolement: weiger nooit een karbonaadje’, in dit verband hun leven niet zeker. Een ander Aloha (1971) nr. 5, 40. preparaat bestond namelijk uit duizendblad 99 Belly Nieuws,nr.2,iisg, Archief Knetter- dat in de blaas van een mannelijk hert diende winkel, d.4, m.3. te worden gestopt. Ironisch genoeg bleef men 100 Behalve in het vegetarisch gehalte gaf de daarmee volgens Steiner ‘binnen de sfeer van enquête het nodige inzicht in andere eigen- het leven’, ibidem, 94-95, 116. aardigheden van de cliëntèle. De overgrote 106 Boeringa, Alternative Methods, 108. An- meerderheid was in leeftijd tussen de acht- dere alternatieve landbouwvormen als de Ho- tien en dertig jaar, met een zwaartepunt tussen ward-Balfour, macrobiotische en organisch- 25 en 27 jaar – de generatie, zo opperde Van biologische landbouw impliceerden wel, net Genderen, ‘die Oranje vrijstaat bewust heeft als de bd-landbouw, veel minder dieren dan in- meegemaakt’. De man-vrouwverhouding was middels in de reguliere landbouw gebruikelijk ongeveer fifty-fifty, Vrij Nederland en De Volks- was. krant waren de meest gelezen periodieken. La- 107 ‘Vegetarisme en politiek’, stellingen Roel tere onderzoekjes onder klanten van alterna- van Duijn, iisg, Archief Roel van Duijn, tieve voedingswinkels bevestigden de m.30.6. Van Duijn profileerde zich in deze ja- hoofdlijnen van dit beeld, Grieta Koster, Hoe al- ren vrij nadrukkelijk als vegetariër, Roel van Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 449

Noten 449

Duijn, ‘Lekker lillend’, Leven & laten leven (au- 112 Geciteerd via Cor Nouws, ‘Biologisch-dy- gustus 1971) 16; ‘Van Duyn contra rechtse namisch vlees (vervolg)’, Leven & laten leven vleeseters’, nrc Handelsblad (26 mei 1974); (januari/februari 1983) 21. Roel van Dijn, En tranen (Amsterdam 1976) 113 Geciteerd via Van Otterloo, ‘De herleving 50-51, 90. van de beweging’, 523. 108 Roel van Duijn, De waarheid is een koe. 114 Er werd wel bd-lamsvlees geleverd, maar Aantekeningen van een kleine boer (Amsterdam dit was afkomstig van ‘oudere’ lammeren, van 1982) 22. Sommige boeren uit zijn omgeving een klein jaar oud – geen vlees van zuiglam- keken tegen de diervriendelijkheid anders aan, meren kortom. getuige een bandopname gemaakt door J.J. 115 Cor Nouws, Biologisch-dynamisch vlees’, Voskuil. Leven & laten leven (november/december 1982) 109 Otto Munters, ‘Le communaute de l’Ar- 15-17, aldaar 16. che’, De Drentse Waterman 1 (april/mei 1974) 116 ‘Redactioneel’, AardeenMens14 (janu- nr. 4; ‘Genieten van Frankrijk’, De Waterman ari/februari 1979) 2-3, aldaar 2; Leo van den 2 (1975) nr. 2, 6-8, aldaar 6; Rolf Pieper, Hans Bos, ‘Vandaag vlees, en wel hierom’, De Kleine Leunisse, ‘Boer in Frankrijk’, De Kleine Aarde Aarde (herfst 1984) nr. 50, 37-39, aldaar 37. 4 (herfst 1975) 13-14; Mariëtte Meester, ‘Nieuw 117 Ineke van der Duyn Schouten, ‘Vleespe- leven in de geitenstal’, ibidem (lente 1985) 7- rikelen’, Aarde en Mens 13 (november/decem- 9; ‘Een vriendin die melk geeft’, Onkruid 1 ber 1978) 4-5, aldaar 5; ‘Redactioneel’, Aarde en (1978), nr. 2, 36-42, aldaar 40; Mariëtte Mees- Mens 14 (januari/februari 1979) 2-3, aldaar 2. ter, ‘De pijn van het geiten houden’, Leven & la- 118 Frances Moore Lappé, Diet for a Small ten leven (maart/april 1984) 11. Planet (3de druk, New York 1972) 8-9. 110 Zoals een zekere Jan Boon verslag uit- 119 Belasco, Appetite for Change, 57. bracht van hoe hij Katrien, een kip, afmaakte: 120 Moore Lappé, Diet, 48-54; Stephen Walsh, ‘Onder de kreet “geen leven zonder dood” en Plant Based Nutrition and Health (St. Leonard- “geen vreugde zonder pijn” voelde ik het jacht- s-on-Sea 2003) 115-121. instinkt in mij opkomen. Behalve een scherp 121 Martine Wittop Koning, ‘Ons menu; één mes en een bijl had ik nog een reservekreet van onze beste propagandamiddelen’, Vegeta- achter de hand: het zou namelijk het hoogste rische Bode 57 (1954) 145-147, aldaar 146. doel zijn van een dier om door een mens ge- 122 Moore Lappé, Diet,36,50-51.Navolgend: nuttigd te worden.’ Jan Boon, ‘Het slachten Frances Moore Lappé, Eten van moeder aarde. van eigen klein vee’, De Kleine Aarde 5 (zomer Kookboek voor voedingsbewuste mensen (Ver- 1976) 7-8. Vgl. John Seymour, ‘Voor jezelf zor- taald en bewerkt door Jo Fieldeldij Dop-Phaff gen is ’n kunst apart’, Onkruid (maart/april e.a., Amsterdam/Brussel 1974); Obe de Vries, 1979) 45-51, aldaar 48. Navolgend: Ineke van ‘Bruine bonen als varkensvlees’, De Kleine Aar- der Duyn Schouten, ‘De gangbare vleesberei- de 1 (1972) nr. 3, 10-12; Obe de Vries, ‘Eiwitten dingswijzen’, Aarde en Mens 13 (novem- in plantaardige voeding’, ibidem 2 (1973) nr. 1, ber/december 1978) 5-10, aldaar 5. 24-27; Donna Maurer, Vegetarianism. Move- 111 Leo van den Bos, ‘Vandaag vlees, en wel ment or Moment? (Philadelphia 2002) 35-40. hierom’, De Kleine Aarde (herfst 1984) nr. 50, 123 R.J. Leewis, ‘Visvijver bij de hoeve’, De 37-39, aldaar 38. Navolgend: Jelle van der Kleine Aarde 2 (voorjaar 1973) nr. 1, 14-15; Rob Meulen, Willemijn Otte, ‘Reportage bd slager Leewis, ‘Visvijver vorderingen’, ibidem 2 (herfst en slachterij. Beelden die je dwingen na te 1973) nr. 3, 5; Arnold Klomberg, ingezonden denken over het dier en jezelf’, Jonas 12 (19 fe- brief en naschrift redactie, ibidem, (winter bruari 1982) 4-7. 1973) nr. 4, 31 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 450

450 Noten

124 Ad Corten, ‘Viskweken en eiwitproduk- 132 Lucas Reijnders, Rob Sijmons, Voedsel in tie’, De Kleine Aarde 5 (lente 1976) 37. Nederland. Gezondheid, bedrog en vergif (Am- 125 Moore Lappé, Eten van moeder aarde, 85. sterdam 1973) 7. 126 Het Groene Front zette via deze lijn de 133 ‘Geen pseudo-wetenschap’, De Kleine Aar- aanval in met onder andere de brochure Mest- de (winter 1974) nr. 4, 1, 28, aldaar 1. stoffen of… honger? Meststoffen of... woestijnen, 134 Wouter van Dieren, ‘Koppelverkoop’, Mi- een uitgave van het Landbouwkundig Bureau lieuDefensie 4 (september 1975) 7-9, aldaar 9. der Nederlandse Stikstofmeststoffenindustrie. 135 Felix Zwitser, Mellie Uyldert, de onbegrepen Ook ‘Kunstmest’, MilieuDefensie 4 (mei 1975) wijze maagd (Boxtel 1984); Uyldert, Leven uit 36-39; P. Buringh, H.D.J. van Heemst, An esti- inspiratie. mation of world food production on labour-orien- 136 Felix Zwitser, De vuile was van de Ekolo- ted agriculture (Wageningen 1977). Navolgend: gische Beweging (Den Bosch 1985) 1-4; Elsa C.C. Tanner, ‘Diet, nitrogen and standard of li- Vleer, ‘Eigen aard is goud waard’, Bewust (ja- ving’, Outlook on Agriculture 5 (1968) 235-240. nuari 1980) 83-84; Gjalt Zondergeld, Evert van 127 Udo de Haes, ‘Nog een keer “voedsel in der Tuin, Peter Bruyn, ‘Groen is niet bij voor- Nederland”’, MilieuDefensie 3 (mei 1974) 4; baat fris’, ’t Kan Anders (1984) nr. 1, 31-40. Arie van Genderen, Ecologische voeding. Leven 137 Leefbaar Nederland, een rechtse splin- zonder Unilever (Amsterdam 1977) 50. Voor terpartij waarvan het verkiezingsprogramma recenter literatuuronderzoek naar verschillen eerder in het tijdschrift positief was beoor- in opbrengst, A.D. Bote e.a. red., The Global deeld inzake de milieustandpunten, ontbrak Footprint of Farming (Wageningen 2006). overigens geheel. De meerderheid stemde 128 Kunstmest’, MilieuDefensie 4 (mei 1975) trouwens links, een vijfde van de leden ppr, 36-39, aldaar 36; C.J. Gerritsen ‘Bemesting’, dertien procent psp, 7,5 procent de progres- Samen overleven 2 (juni/juli 1976) 131-132. Con- sief christelijke Evangelische Volkspartij en tra: W. Godefroy, ‘Commentaar van de Welt- 2,9 procent de cpn. Verder stemde zeventien bund en drs. Van Loon op het artikel van ir. procent d66. De grote partijen waren amper Gerritsen’, ibidem (augustus 1976) 171; W. van vertegenwoordigd: cda scoorde 4,2 procent, Riemsdijk, ‘Landbouw zonder kunstmest’, ibi- Pvda (ondanks het erelidmaatschap van Drees) dem (december 1976) 288-290; H.A.J. Luns, slechts 1,4 procent, net als de vvd. Een groot ‘Landelijke Consumentenbond voor Volwaar- deel, 23,5 procent beschouwde zich als apoli- dige Voeding’, ibidem 3 (juni-juli 1977) 173- tiek,‘Hetwoordwasaandelezers’,Bewust 176, aldaar 175. (1981) nr. 9, 344-345, aldaar 344. 129 Vic Langenhoff, ‘Alternatieve landbouw 138 Zwitser, De vuile was, 4; M. Schikhof, Een ecologisch doorgelicht’, MilieuDefensie 3(no- schoner milieu ook door bevolkingspolitiek. vember 1974) 21. Het groene gedachtegoed van de Centrums- 130 Rob Boeringa, ‘Kan Nederland zichzelf troming (scriptie politicologie, Leiden 1996); voeden met ecologische landbouw?’, ibidem 4 Kees Brantz, Willem Hogendoorn, Van vreem- (maart/april 1975) 28-30. Een decennium later: de smetten vrij. Opkomst van de centrumpartij Theo Bakker, Horizonten van zelfvoorziening: (Bussum 1983) 34-36; Elsbeth Etty, Eric Zwit- mogelijkheden voor de voedselvoorziening van Ne- ser, ‘Voorzitter ‘Ecologische Beweging’ werd derland in autarkische omstandigheden (Den assistent Janmaat’, De Waarheid (31 december Haag 1984). 1982); ‘Vereniging gaat Centrumleden roye- 131 David Douwes, De vuile was van De Kleine ren’, nrc Handelsblad (7 januari 1983); Paul Aarde (Den Bosch 1984) 26. Lucardie, Wijsbrandt van Schuur, Gerrit Voer- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 451

Noten 451

man, Verloren illusie, geslaagde fusie? Groen- bedrijven met een gezamenlijk areaal van 522 Links in historisch politicologisch perspectief (Lei- ha in 1972 naar 170 bedrijven met in totaal den 1999) 54. Vierling had overigens weinig 1470 ha tien jaar later, ibidem, 21. De ‘eko- affiniteit met de spirituele inslag van de Eko- landbouw’ (hoewel op dat moment nog niet of- logische Beweging. Zijn voorzitterschap was, ficieel een feit) besloeg in 1972 niet meer dan zoals hij zich herinnerde, bedoeld om infil- 110 ha. Eind 1980 was dat gegroeid naar 750 tratie van de cpn te voorkomen, interview Vier- ha, verdeeld over 150 telers. Van het totale ling, 13 augustus 2007. In de nasleep van de landbouwareaal in Nederland maakte de al- affaire kwamen ook Rudolf Steiners ideeën ternatieve landbouw daarmee nog steeds onder vuur te liggen wegens racisme, Evert slechts een schamele 0,1 procent uit, Nieu- van der Tuin, Gjalt Zondergeld, ‘Rudolf Stei- wendijk, Groeien tegen de stroom, 23-24, 28, 32- ner’s rassenleer. De schaduwkanten van de 34. antroposofie’, ’t Kan Anders (1984) nr. 4, 48-55. 140 Onder meer vanaf 1976 in de vorm van 139 Begin 1981 leverden de ‘ekologen’ aan in Stichting MeMo, een organisatie die bedrijfjes totaal 240 verkooppunten: ruim 160 alterna- die Mens- en Milieuvriendelijk wilden gaan tieve winkels, 52 consumentenkringen en zo’n ondernemen (financieel) hielp. 25 restaurants. De bd’ers reden tezelfdertijd 141 Hiernaast bestonden er nog twee kanalen langs zo’n 280 deuren rond. Daaronder waren van ‘alternatief’ voedsel: de aloude distributie 132 alternatieve winkels en 119 reformwinkels. van reformartikelen onder auspiciën van de Op het gebied van consumentenkringen (24 vnr en het door Adelbert Nelissen opgezette in aantal) en restaurants (zeven stuks) waren bedrijf Manna dat in macrobiotische spullen ze minder actief. Het verdeelcentrum van grossierde. De reformgroothandel leverde aan Manna leverde aan tweehonderd verkoop- de eigen reformwinkels én aan sommige su- punten. Het totaal aantal alternatieve winkels permarkten en drogisterijen, maar niet aan bedroeg daarmee op dat moment 191, het aan- de nieuwe alternatieve verkooppunten. Om- tal reformwinkels zo’n 120 en het aantal con- gekeerd leverden De Nieuwe Lelie en het Bol- sumentenkringen 75. Afgemeten aan het aan- dercentrum niet aan reformzaken. De bd’ers tal inwoners was de grootste dichtheid aan en Manna waren in dit opzicht pragmatischer, alternatieve verkooppunten (exclusief de res- beide voorzagen én alternatieve winkeltjes én taurants) te vinden in de provincies Friesland, reformzaken van levensmiddelen. Wat eerst Noord-Holland en Groningen. Noord-Brabant, een tamelijk diffuus amalgaam was geweest Zeeland en Limburg scoorden op dit vlak het onder de naam ‘goedvoedselbeweging’ kris- laagst. De verschillen in geografische sprei- talliseerde zich op deze wijze uit en drong de ding waren echter vrij gering. Alle steden van ideologische tegenstellingen tot een werkbaar 100.000 of meer – en bijna alle steden tussen niveau terug. Een onderzoek begin jaren tach- de 50.000 en 100.000 inwoners – telden een tig concludeerde dat de verschillende richtin- of meer verkooppunten. Uitgedrukt in geld gen naast elkaar werkten en dat overleg weinig vertoonden Noord-Holland, Gelderland en had opgeleverd, Nieuwendijk, Groeien tegen de Groningen de grootste omzet – met name ver- stroom,14. oorzaakt door Amsterdam, Nijmegen en Gro- 142 In 1982 kregen de idealen vorm in een ningen, drie belangrijke (linkse) studenten- eko-manifest. Drie jaar later kon Van Gende- steden. De geschatte totaalomzet bedroeg over ren concluderen dat alleen op het gebied van 1980 52 miljoen gulden. Qua productie de landbouw resultaten in de uitwerking wer- groeide de bd-landbouw van ongeveer dertig den geboekt. De rest verzandde in gepraat – als Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 452

452 Noten

het dat stadium al bereikte, Rutger Schilp- Deel v zand, ‘eko is eko niet meer’, De Kleine Aarde Lekker Dier (zomer 1985) nr. 53, 1-3. 143 Nieuwendijk, Groeien tegen de stroom, 31- 1 v.t.o., ‘Flevohof wijst de weg naar de land- 32. Vanaf 1983 was er ook een Nederlandse bouw’, De Boerderij 55 (19 mei 1971) 2472- Vereniging voor de Ekologische Landbouw – 2473, aldaar 2473; Polygoonnieuws,‘Eendag een vereniging van eko-agrariërs. Ecologische op het land in Flevohof’ (21 mei 1971) Instituut landbouw was gegroeid vanuit consumenten- voor Beeld & Geluid, Collectie Polygoon Hol- behoeften, initiatief had steeds gelegen bij de lands Nieuws, dragernummer vp414. Om hier winkels en verdeelcentra, dat begon nu te ver- een vergelijkbaar beeld naast te zetten: in het anderen. Over de toenemende belangstelling openingsshot van Chaplins Modern Times voor alternatieve landbouw: Alfred van Dijk, De schuiven de wijzers naar zes uur als begin van andere landbouw. Alternatieve landbouwme- de industriële werkdag. thoden en hun achtergronden (Den Haag 1980) 2 Prospectus De Flevohof (z.p., z.j.). 116-117. 3 Voorbereidend Comité Permanente Land- 144 Veldman, Dulmers, Het alternatieve voe- bouwmanifestatie, Eindverslag voorbereidend dingscircuit, 25-26, 31, 33. comité permanente landbouwmanifestatie (El- 145 Rutger Schilpzand, ‘eko is eko niet meer’, burg 1967) 15; A.J. Janknegt red., Flevohof. Her- De Kleine Aarde (zomer 1985) nr. 53, 1-3; inter- inneringen aan een uniek project (Dronten view Arie van Genderen, 7 juni 2006. Over de 2006) 9-19, 29-30. veranderende houding van de overheid tegen- 4 v.t.o., ‘Flevohof wijst de weg naar de land- over ‘biologisch’, Van den Ham, Wens & wer- bouw’, De Boerderij 55 (19 mei 1971) 2473. kelijkheid, 64-92. 5 Ibidem; J.P.H., ‘Een dag op het land voor 146 Om die reden heet het sindsdien, lichte- iedereen’, De Boerderij 55 (9 december 1970) lijk absurd, Stichting skal. Navolgend, Wolter 713; Iris Stuyvesant, ‘De boeren en tuinders Seuntjes, ‘skal,heteko-keurmerk, en de waar- van de Flevohof’, 19nu 7 (1971) 32-36, aldaar heid’, Kleintje Muurkrant (20 juli 2001), nr. 36. 358. 6 Thomas, Man and the Natural World,74- 147 P.H.J. Doornbos-Niemeyer, ‘Vlees in de 91; P.J.P. Zuurbier, De besturing en organisatie natuurvoedingswinkel’, Leven & laten leven van de landbouwvoorlichtingsdienst (Wagenin- (juli/augustus 1990) 9. Deze reactie was niet gen 1984) 25-28, 50-56; Jan Douwe van der uniek, maar niet alle vegetariërs zagen het Ploeg, De virtuele boer (Assen 1999) 40-41, 48. vlees in de natuurvoedingswinkels met lede 7 Ibidem, 30-33; C. Offringa, Van Gildestein ogen aan, omdat voortaan niet de veraf- naar Uithof. 150 jaar diergeneeskundig onderwijs schuwde slagerij hoefde te worden betreden in Nederland, deel 1 (Utrecht 1971); Bieleman, om vlees voor hond of kat te kopen, ibidem. Geschiedenis van de landbouw, 216-217, 226; Ook: ‘Vlees in de natuurvoedingswinkels’, ibi- S.L Louwes, ‘Het gouden tijdperk van het dem (september/oktober 1990) 18-19. Groene Front. Het landbouwbeleid in de na- 148 Frank Zeiss, ‘Harry Dissen over vegeta- oorlogse periode’, in: G.A. Kooy, J.H. de Ru en risme vroeger en in het buitenland’, Leven & la- H.J. Scheffer red., Nederland na 1945. Be- ten leven (mei/juni 1984) 11; F.H. Dissen, ‘Ju- schouwingen over ontwikkeling en beleid (Deven- bileum’, ibidem (december 1972) 7. ter 1980) 223-249, aldaar 225-226. In 1937 149 Biologica, Bio-Monitor jaarrapport 2007 verdween het ministerie overigens tijdelijk om (Utrecht 2007) 6. in 1940 weer te worden ingesteld. Ook dat Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 453

Noten 453

werd opgeheven, in 1944, maar na de bevrij- zelfde ideologie bezwangerd was’ – waardoor er ding vestigde het zich langdurig. geen belangrijke ideologische strijd geleverd 8 P.R. Priester, ‘Het melkveehouderijbe- hoefde te worden. Daarmee is overigens niet drijf’, in: Techniek in Nederland in de twintigste gezegd dat er geen onderlinge verschillen in eeuw, Landbouw en voeding (Zutphen 2000) inzicht en belangen binnen de agrarische we- 98-125, aldaar 101. Navolgend: Koninklijk Ne- reld bestonden, getuige met name de oprich- derlands Landbouw-Comité, De toekomstige ting van de Boerenpartij. Zie daarvoor onder Landbouwpolitiek (z.p. 1956) 13; Bieleman, Ge- meer E.J. Krajenbrink, Het Landbouwschap, schiedenis van de landbouw, 210-211, 253. ‘Zelfgedragen verantwoordelijkheid’ in de land- 9 Louwes, ‘Het gouden tijdperk’, 236; Stu- en tuinbouw 1945-2001 (z.p., 2005). diecommissie, ingesteld door de Stichting voor 13 Van der Ploeg, De virtuele boer, 260-265. de Landbouw, De Toekomstige Nederlandse land- Van der Ploeg wijst erop dat het hele project in bouwpolitiek (Den Haag 1950) 10. Navolgend: belangrijke mate een self fullfilling prophecy Jaap Frouws, Mest en macht. Een politiek-socio- werd omdat andere ontvouwingsmogelijkhe- logische studie naar belangenbehartiging en be- den systematisch werden genegeerd of tegen- leidsvorming inzake de mestproblematiek in Ne- gewerkt. derland vanaf 1970 (Wageningen 1994) 18-20; 14 J. Bouw, ‘Manipulaties met populaties’, Koninklijk Nederlands Landbouw-Comité, De Tijdschrift voor Diergeneeskunde 97 (1972) 366, toekomstige Landbouwpolitiek, 10, 21. 370; S. Iwema, ‘Techniek en ethiek in de in- 10 A. van den Brink, Structuur in beweging. tensieve veehouderij’, Landbouwkundig Tijd- Het landbouwstructuurbeleid in Nederland 1945- schrift 86 (1974) 315; ‘Symposium ethiek in 1985 (Wageningen 1990) 18-20; Bart Edel, Eric de diergeneeskunde’, De Pluimveehouderij 4 Hees e.a., De economie van veehouderij in Ne- (1974) nr. 50, 19; ministerie van Landbouw derland. Twintig gesprekken over feiten en me- en Visserij, Intensieve veehouderij, infotitel 7 ningen (z.p. 2001) 4. (Den Haag 1989) 6-7; Andere Tijden, ‘Opkomst 11 Louwes, ‘Het gouden tijdperk’, 228, 224. van de bio-industrie’ (17 mei 2001). Waar- Navolgend: Frouws, Mest en macht,20;M. schijnlijk werd in dit idee van noodzakelijkheid Smits, Boeren met beleid. Honderd jaar Katho- oprecht geloofd, ook in de agrarische histo- lieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond (Nij- riografie is het aanwijsbaar, onder meer bij megen 1996) 206; Marco van Kerkhoven, Koe- J. Bieleman, ‘De legkippenhouderij’, 177. Vgl. handel. Het verhaal van de boer (Amsterdam Van der Ploeg, De virtuele boer, 42-43. Voor 2005) 100; Wielinga, Netwerken als levend weef- industrieel, fabrieksmatig karakter onder an- sel, 11. dere: C. Offringa, Van Gildestein naar Uithof. 12 Ary Burger, Voor boerenvolk en vaderland. 150 jaar diergeneeskundig onderwijs in Neder- De vorming van het eeg-landbouwbeleid 1959- land, deel 2 (Utrecht 1981) 185-186, 195-196; 1966 (Amsterdam 1993) 18; J. Bieleman, ‘De Bieleman, Geschiedenis van de landbouw, 230; landbouw en het sociaal-economische krach- ‘Veredelingsindustrie’: v.t.o., ‘Flevohof wijst de tenveld’, in: Techniek in Nederland in de twin- weg naar de landbouw’, De Boerderij 55 (19 tigste eeuw, Landbouw en voeding (Zutphen mei 1971) 2473. 2000) 12-21, aldaar 20-21. Louwes constateert 15 Iris Stuyvesant, ‘Boerderij wordt agrari- dat de landbouwdiscussie in de jaren 1950 sche fabriek’, 19nu 4 (1968) nr. 2, 24-28. weinig ‘met ideologie bezwangerd was’, Lou- 16 Bieleman, ‘De landbouw en het sociaal- wes, ‘Het gouden tijdperk’, 238. Nauwkeuriger economische krachtenveld’, 19. Zie ook een is het uiteraard te stellen dat deze ‘met een- formulering als: ‘Deze [de enorm gestegen ar- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 454

454 Noten

beidsproductiviteit, djv] wordt het duidelijkst in Nederland in de twintigste eeuw, Landbouw en geïllustreerd door het aantal eieren dat per ge- voeding (Zutphen 2000) 130-153, aldaar 153. werkt uur kan worden afgeleverd’, E.H. Kete- Naar analogie in de eierensector: ‘Het doel laars, Batterijen: een bedrijfssysteem met span- waar naar gestreefd wordt is een zo hoog mo- ningselementen (z.p. 1980) 2. gelijk arbeidsinkomen per kooi.’ In: ‘Het aan- 17 Bovendien was die groei voornamelijk tal legkippen per kooi’, De Pluimveehouderij 1 geconcentreerd in enkele regio’s. Telde in 1950 (29 oktober 1971) nr. 43, 11-13. Noord-Brabant 272.000 varkens, in 1995 wa- 23 Wat overigens ook in de hand werd ge- ren dat er ruim 23 keer zoveel, waarmee deze werkt door hen bier te drinken te geven. Het provincie bijna de helft van alle varkens in Ne- ging dan niet om leghennen, maar om kippen derland herbergde: 6.317.500, Duffhues, Voor om vet te mesten en deze behandeling viel een betere toekomst,14. hen alleen de laatste weken van hun leven ten 18 Verder verviervoudigde de populatie scha- deel, E.H. Ketelaars, Historie van de Nederland- pen; vertoonden aantallen kalkoenen, eenden se pluimveehouderij (Barneveld 1992) 20. In de en konijnen eveneens groei, zij het veel min- zeventiende eeuw was het, in Engeland ten- der eenduidig, terwijl paarden, steeds meer minste, gebruikelijk varkens op soortgelijke vervangen door tractoren, als enige groep die- wijze te mesten, Thomas, Man and the Na- ren in aantal daalden – om recent weer te stij- tural World,94. gen als onderdeel van ‘recreatie’. 24 Johannes Hazeu, De onderwijzende land- 19 Bieleman, ‘De legkippenhouderij’, 169. man met zijne kinderen: in leerzame gesprekken Navolgend: Francien H. de Jonge, Eric A. Goe- over den landbouw en de landhuishoudkunde wie, In het belang van het dier. Over het welzijn (Amsterdam 1820) 180. Net als bij de kippen van dieren in de veehouderij (Assen/Den Haag en varkens moest dat laatste ook bevorderd 2000) 7. worden door de dieren aan zo min mogelijk 20 Duffhues, Voor een betere toekomst, 304; licht bloot te stellen. Het was een methode die Smits, Boeren met beleid, 219, 240. Recent in het midden van de negentiende eeuw alge- stapte cda-minister van Landbouw Gerda Ver- meen werd toegepast, Davids, Dieren en Ne- burg hier overigens van af. In haar visie liet zij derlanders, 73. Navolgend: Bieleman, Geschie- nadrukkelijk ruimte voor mammoetbedrijven, denis van de landbouw, 155-157, 205; Ketelaars, G. Verburg, ‘Toekomstvisie op de veehouderij’, Historie, 26, 27-28. brief aan de Tweede Kamer, 16 januari 2008, 25 Robert Bud, The Uses of Life. A History of 3, 6. Navolgend: Van den Brink, Structuur in Biotechnology (Cambridge 1993) 32-34; Robert beweging, 24, 27; Edel, Hees e.a., De economie Bud, Penicillin: Triumph and Tragedy (Oxford van veehouderij,30. 2007) 167-170. Navolgend: naast geneeskun- 21 Bieleman, ‘De legkippenhouderij’, 178- dige techniek wordt als belangrijke factor die 179. Navolgend: Janknegt red., Flevohof ,77; bio-industriële productie mogelijk maakte, te- Praktijkonderzoek Veehouderij, Jaarverslag vens voedingsonderzoek aangemerkt, Kete- 2000 (z.p. 2001) 33; Duffhues, Voor een betere laars, Historie, 50. toekomst, 281. 26 De Jonge, Goewie, In het belang,27.Navol- 22 Departement van Landbouw, Nijverheid gend: nrlo, Rapport van de commissie veehou- en Handel, Verslagen en mededelingen van de derij – welzijn dieren (Den Haag 1975) 82; F.R. Directie van den Landbouw, Varkenshouderij in Leenstra, E.K. Visser, M.A.W. Ruis e.a., Onge- Nederland (Den Haag 1906) 7-41, aldaar 15. rief bij rundvee, varkens, pluimvee, nertsen en Navolgende geciteerd via J. Bieleman, ‘De ge- paarden. Inventarisatie en prioritering en moge- organiseerde rundveeverbetering’, in: Techniek lijke oplossingsrichtingen (Lelystad 2007) 10. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 455

Noten 455

Overigens werden er wel schapen/lammetjes genlijk op haar mooist’, De Pluimveehouderij in bio-industriële omgevingen gehouden, (26 november 1971) nr. 47, 6. De dalende le- maar veelal om te onderzoeken of en hoe dat vensverwachting manifesteerde zich ook bij rendabel was, onder meer H.J. Weide [! djv], B. vissen. De moderne, intensieve visserij maakte Smits, ‘De voederbehoefte van lammeren bij dat vissen steeds jonger kwamen te sterven mesten op stal’, Landbouwkundig Tijdschrift 86 zodat er selectie ontstond op dieren die zich (1975) nr. 3, 68-73; ‘Intensivering schapen- vroeg voortplantten, Christian Jørgensen e.a., houderij door goede afzetmogelijkheden’, De ‘Ecology: Managing Evolving Fish Stocks’, Boerderij 57 (13-18 augustus 1973) nr. 46, 7. Science 23 (november 2007) 1247–1248. 27 Als dit counterintuïtief aandoet, komt dat 29 Upton Sinclair, The Jungle (Penguin Clas- doordat het sterftecijfer het jaarlijkse aantal sics, New York 1985) 44. Navolgend: Kool- doden per populatie-eenheid is – en mestvar- mees, Symbolen van openbare hygiëne, 141; Pe- kens tegenwoordig slechts 0,5 jaar oud wor- ter Koolmees, ‘The role of veterinary medicine den. Berekening is op basis van cijfers van in the development of factory farming’, in: cbs-lei zoals weergegeven in W.A. Ruiterkamp Francien de Jonge, Ruud van den Bos red., Het gedrag van mestvarkens in relatie tot huis- The Human-Animal Relationship. Forever and a vesting (z.p. 1985) 1, en cijfers cbs, Statline.nl: Day (Assen 2005) 246-264, aldaar 253; Char- aantal slachtingen per jaar plus levende ex- les Patterson, Eternal Treblinka. Our Treatment port per jaar gedeeld door varkensstapel. Niet of Animals and the Holocaust (New York 2002) meegenomen zijn, behalve de dieren die nog 57-73. De omkering van dissambly naar assem- vóór het slachthuis overleden, het aantal geïm- bly line wordt ook geïmpliceerd in Chaplins porteerde dieren. film Modern Times die opent met beelden van 28 Bieleman, ‘De georganiseerde rundvee- lammeren die naar het slachthuis gaan en ver- verbetering’, 151, 133. Op dit punt heerste ove- volgens van fabrieksarbeiders die uit de metro rigens de nodige variatie vgl. Van der Ploeg, De stromen op weg naar de fabriek. virtuele boer, 132-133, 135, 285. Volgens Van der 30 A.R. Gerrits, ‘De ontwikkeling in de Ne- Ploeg heette het ‘vervangen’ van een koe in de derlandse pluimveeslachterij’, De Pluimvee- taal van het platteland ook ‘dat ze weggaat voor houderij 1 (20 augustus 1971) nr. 33, 42-43; de dood’, maar het valt moeilijk in te zien ‘Pluimveeslachterij Wezep’, De Pluimveeteelt waarom dat, zoals hij stelt, het tegendeel van 17 (23 mei 1964) nr. 21, 8-9, 11; Harrison, Bees- een eufemisme is – temeer omdát er nog tenmachines, 48; Henk Engelenburg, ‘Dui- steeds iets eufemistisch inzit: de koe gaat niet zenden kippen in efficiënte dodendans’, Het weg voor de dood, maar wórdt weggevoerd Financieel Dagblad (4 januari 2006); Erwin voor de dood, ibidem, 255. Na 2000 steeg de Wagenhofer, We Feed the World (documentai- gemiddelde levensduur van de melkkoe ove- refilm, Oostenrijk 2005). Bovendien werden in rigens weer een klein beetje: naar vijf jaar en slachterijen met moderne technieken als rönt- negen maanden, lei, Agri monitor (juni 2007). genstraling, ultrasound en nuclear magnetic Navolgend: J.H.E., ‘Nog iets voor hoender- resonance vet- bot- en spiergehalten gemeten, houders’, De Veldbode 1 (14 februari 1902) nr. maatgevend voor de uitbetaling aan de leve- 6, 90; ‘Uit de pers’, Vegetarische Bode 60 (1957) rancier, Frances M. Ufkes, ‘Building a Better 73-74, aldaar 74; Ruth Harrison, Beestenma- Pig: Fat Profits in Lean Meat’, in: Jennifer chines (Amsterdam 1965) 22, 29, 43; Adver- Wolch, Jody Emel, Animal Geographies. Place, tentie Shaver, De Pluimveehouderij (29 okto- Politics, and Identity in the Nature-Culture Bor- ber 1971) nr. 43, 6. Een andere advertentie van derlands (Londen/New York 1998) 241-255, al- dit bedrijf stelde: ‘Geslacht is een Starbro ei- daar 249. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 456

456 Noten

31 Het ging om een Nederlandse vertaling tors: Janneke Janssens, ‘Vibrators voor zeu- (door Willy Wielek) en bewerking van een be- gen’, Boerderij, vakdeel Varkenshouderij 87 (2 kroonde en geruchtmakende West-Duitse pro- juli 2002) nr. 14, 20. Anale stimulatie: Temple ductie uit 1967. Grandin, Catherine Johnson, Animals in Trans- 32 Radiohoorspel Kippen (27 december 1971) lation. Using the Mysteries of Autism to Decode Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid, Animal Behaviour (paperbackeditie, Londen had9761. 2006) 103. Voor een instructie hoe hanen tot 33 Jacques d’Ami, ‘Kippen om u tegen te zeg- een orgasme te brengen: A. van Voorst, R. Pit, gen’, 19nu 4 (1968) nr. 3, 18-21, aldaar 20-21. U. Haije, Kunstmatige inseminatie bij kippen 34 ‘Voer zeugen consequent af die niet in (Beekbergen 1990) 25-27, 45-51. Navolgend: het drieweekse productiesysteem passen (bij- J.P. Heer van der Lande, ‘Sex zonder roman- voorbeeld die steeds laat berig zijn en laat wer- tiek’, 19nu 8 (1972) nr. 1, 21-24. Het blad pen) en vervang deze door ‘betrouwbare’ zeu- maakte verder gewag van ‘uiterst kleurloze gen’, Animal Science Group, Hoe verbeter ik de sexuele activiteiten’. arbeidsproductiviteit op mijn varkensbedrijf. Tips 39 Bieleman, ‘De georganiseerde rundvee- en trucs (Lelystad z.j.) 9. verbetering’, 141; Ton Schönwetter, Handels- 35 J.P. Heer van der Lande, ‘De Flevohof. man in vee en vlees. De belevenissen van Louis de De presentatie van agrarisch Nederland’, 19nu Wijze (Den Haag 1999) 25-27. 4 (1968) nr. 3, 23-30, aldaar 28; Bieleman, ‘De 40 Bieleman, ‘De legkippenhouderij’, 176. legkippenhouderij’, 160, 163. 41 Radiohoorspel Kippen. Zie ook de slogan 36 ‘Praktische wenken’, De Pluimveehouderij van een belangrijke broiler breeder: ‘Hubbard 5 (31 oktober 1975) nr. 44, 13. trotseert de evolutie’, De Pluimveehouderij 1 (26 37 Daar stond echter weer de afname te- november 1971) nr. 47, 4. genover van ‘recreatieve’ seks met dieren. De 42 P.R. Priester, ‘Het melkveehouderijbe- Engelse seksuoloog Havelock Ellis consta- drijf’, 101-107. Navolgend: Bieleman, ‘De leg- teerde bijvoorbeeld kort na 1900 op het plat- kippenhouderij’, 162; Jacques d’Ami, ‘Kippen teland een ‘extreme prevalence of bestiality’. om u tegen te zeggen’, 19nu 4 (1968) nr. 3, 18- Alleen al de dramatische afname van het aan- 21, aldaar 19. tal boeren maakte het onwaarschijnlijk dat die 43 I. Wilmut, K. Campbell, C. Tudge, The Se- situatie zich na de Tweede Wereldoorlog con- cond Creation. The age of biological control by the tinueerde, Richard W. Bulliet, Hunters, Her- scientists who cloned Dolly (Londen 2000). ders, and Hamburgers. The Past and Future of 44 Dat kon ook omgekeerd. Willemien Wie- Human-Animal Relationships (New York/Chi- land onderzocht bijvoorbeeld de mogelijkheid chester 2005) 5-7. Bulliet plaatst de afname transgene tabaksplanten te maken die anti- van bestialiteit en de gelijktijdige toename van stoffen produceerden tegen kippenziekten. dierenporno in een transitie van ‘the real’ naar Door deze planten in kippenvoer te verwerken, ‘fantasy’ die kenmerkend zou zijn voor de verbeterde de weerstand van de kippen. Pro- overgang van domesticity naar postdomesticity. bleem was namelijk dat in de bio-industrie 38 C.M.T. Willems, ‘Het gebruik van een ar- kippen niet oud genoeg worden om een goede tificiële beregeur en het minimum aantal sper- immuunrespons te ontwikkelen, W.H. Wie- miën per inseminatie bij het k.i. bij varkens’, land, From phage display to plant expression: ful- Tijdschrift voor Diergeneeskunde 97 (1972) nr. 4, filling prerequisites for chicken oral immunothe- 235-247. Later kwam men overigens tot de ont- rapy against coccidiosis (Wageningen 2004). dekking dat berengeurspray de aanwezigheid 45 Frans Brom, Onherstelbaar verbeterd. Bio- van een echte beer niet kon evenaren. Vibra- technologie bij dieren als een moreel probleem Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 457

Noten 457

(z.p. 1997) 34; Eric Regouin, Frank Tillie, Een Josephine Donovan red., Animals & Women. schaap met vijf poten? Stand van zaken in on- Feminist Theoretical Explorations (2de druk, derzoek en ontwikkeling van niet-biomedische toe- Durham/Londen 1999) 11-31; Joan Dunayer, passingen van biotechnologie bij dieren (Ede Animal Equality. Language and Liberation (Der- 2003) 36. wood 2001); Fudge, Animal, 36-37. In het Ne- 46 Thomas More, Utopia (Amsterdam 2002) derlands is daar – in deze gevallen – geen 62. sprake van, zo lijkt het althans. Toch treedt 47 Hans Achterhuis’ drie kenmerken van de ook hier een soortgelijk effect op. Afhankelijk utopie – maakbaarheid, een hele samenleving van de context krijgen woorden als ‘rund’, betreffend en het karakter van totaliteit – zijn ‘lam’, ‘varken’ en ‘kip’ een andere betekenis. In exact toepasbaar op de kippensamenleving zo- de context van de boerderij zijn het woorden als die uit het hoorspel naar voren kwam, Ach- die gebruikt worden met een lidwoord en ver- terhuis, De erfenis, 14-16. Ook: ‘Voor de kip wijzen naar een dier. In de context van eten (...) is het allang 1984’, Frank Schoonhoven, worden ze zónder lidwoord gebruikt en ver- ‘Een kip moet je als een apparaatje zien’, Leven wijzen ze naar een type voedingsmiddel van & laten leven (april 1972) 12-13; De Groene Am- onbestemde grootheid. Ik vermoed dat je als in sterdammer bracht de legbatterij in de Flevohof Nederland opgroeiend kind er pas na jaren in verband met Big Brother, H. Nijhoff, ‘Rap- achter kunt komen dat er tussen het eten van port uit het kippenhok’, Leven & laten leven ‘kip’ een dwingende relatie bestaat met het (september 1971) 4-5, aldaar 5. De mogelijk- dier ‘de kip’, dat het kortom mogelijk is dat je heden van klonen en transgene dieren rakel- pas op tamelijk vergevorderde leeftijd tot de den de dystopische angst in de jaren 1990 ontdekking kunt komen dat dit niet toevallig weer op, Achterhuis, De erfenis, 358-360. hetzelfde woord is, zoals ‘bank’ naar zowel 48 ‘Gaat de buitenkip het maken?’, De een zitmeubel als een financiële instelling kan Pluimveehouderij 4 (20 december 1974) nr. 51, verwijzen. 19-21. Navolgend: ‘Overtuigende demonstratie 50 Bert Sikken, ‘Zeven baconprogramma’s van onmacht’, ibidem 5 (3 oktober 1975) nr. 40, overzichtelijk op een rijtje’, Boerderij 85 (4 ja- 5-6; Tanja Abbas e.a., mkz 2001. De evaluatie nuari 2000). In 1917 definieerde de Hon- van een crisis. Eindrapport (Den Haag 2002) gaarse landbouwkundig ingenieur Ereky het 206; Frouws, Mest en macht,54. varken al als ‘Biotechnologische Arbeitsma- 49 Lynda Birke, Feminism, Animals and schine’, Bud, The Uses of Life, 34; J.G. van Log- Science. The Naming of the Shrew (Bucking- testijn, ‘Tot heil van mens en dier’, Tijdschrift ham 1994) 60-68. Vooral in het Engelse taal- voor Diergeneeskunde 100 (1975) 383-390, al- gebied is er vaak op gewezen hoezeer de taal daar 383. Navolgend: Bos, Een kwestie van be- een mens-dierdualisme creëert en, als het op heersing, 92, 107; Van der Ploeg, De virtuele consumptie aankomt, het verband tussen dier boer, 80; Jan Engwerda, ‘Marktgestuurd den- en vlees versluiert – dat laatste al door het ken geeft varkenssector nieuwe impuls’, Agra- woord ‘meat’ in plaats van ‘flesh’. Schoolvoor- risch Dagblad (15 maart 2002). Zie verder beelden zijn ‘pork’ voor het vlees van een var- onder meer P. v.d. Kerk, ‘Integratie en Dier- ken en ‘beef’ voor dat van een koe, onder meer geneeskunde’, Tijdschrift voor Diergeneeskunde James Serpell, In the Company of Animals. A 97 (1972) 669-679; Derk Klein Kranenberg, Study of Human-Animal Relationships (Canto- ‘Vleeskuikenhouder kiest voor bedrijfsvoering editie, Cambridge 1996) 196-197; Adams, The zonder voercontracten’, Agrarisch Dagblad (5 Sexual Politics, 63-82; Joan Dunayer, ‘Sexist maart 2002); Martin ten Hooven, ‘Opbrengst Words, Speciesist Roots’, in: Carol Adams, varkens en vlees in één portemonnee’, Boer- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 458

458 Noten

derij 87 (12 februari 2002) 8-9; Joost Beek- 54 M.T. Frankenhuis, M.J.A. Nabuurs, P.H. man, ‘Agro-omzet groeit, aandeel boer zakt’, Bool, ‘Veterinaire zorg(en) en intensieve vee- Boerderij 91 (14 februari 2006) 4-6; Robert houderij’, Tijdschrift voor Diergeneeskunde 114 Bodde, ‘Nieuwe integratie, nieuwe markt- (1989) 1237-1249, aldaar 1242; Gerard van vorm’, ibidem (29 augustus 2006) 18-19; Westerloo, ‘De kippenmoord. Het korte leven ‘Eieren en oude kippen’, De Pluimveehoude- van Anja, Manja en Tanja’, M. Het maandblad rij 1 (16 juli 1971) nr. 28, 3; Praté, ‘Waarom wor- van nrc Handelsblad (december 2006) 18-39, den melkkoeien opgeruimd?, De Boerderij 55 aldaar 35. (11 augustus 1971) 3285. 55 nrlo, Rapport van de commissie, 97-98. 51 Raymond van Uytven, De papegaai van Dat het bezwaar bij mestvarkens productie- de paus. Mens en dier in de Middeleeuwen (Leu- technisch nog enigszins binnen de perken ven/Zwolle 2003) 207; Piet Wensvoort, ‘Alex- bleef, kwam ook hier omdat zij al op zulke ander Numan en zijn opvattingen over het jonge leeftijd stierven. Bij hun moeders daar- schaap’, in: Koert van der Horst, Peter Kool- entegen, die gemiddeld ruim vier keer zo oud mees, Adriaan Monna red., Over beesten en boe- werden, was kreupelheid een van de voor- ken. Opstellen over de geschiedenis van de dierge- naamste redenen om hen vervroegd te doden, neeskunde en de boekwetenschap (Rotterdam De Jonge, Goewie, In het belang, 41, 44; ibi- 1995) 33-44, aldaar 36. Onder meer ook: P.R. dem, 33-35. Wiepkema, Gedrag en welzijn (Wageningen 56 Waarvan soms de grenzen werden over- 1980) 1; Van der Ploeg, De virtuele boer, 184- schreden als dieren omkwamen door voed- 185. selgebrek, F.R. Leenstra, E.K. Visser, M.A.W. 52 Iris Stuyvesant, ‘Boerderij wordt agrari- Ruis e.a., Ongerief bij rundvee, 27; ‘Praktische sche fabriek’, 19nu 4 (1968) nr. 2, 24-28, al- wenken’, De Pluimveehouderij 3(1973)nr.5, daar 25-26; Alfred van Dijk, ‘Dertígduizend 15; ‘Praktische wenken’, De Pluimveehouderij 5 dieren’, ibidem 10 (september 1974) nr. 5, 44. (23 mei 1975) nr. 21, 17. Verder: De Jonge, Goe- 53 Neville G. Gregory, Animal Welfare and wie. In het belang, 35; ‘Ondervoeding jonge Meat Science (Wallingford/New York 1998) kalkoenen kan wel eens voordelig zijn’, De 183-184. Snelgroeiende kippen met veel borst- Pluimveehouderij 1 (26 maart 1971) nr. 12, 23; vlees, sterke harten en dito poten ontpopten W.M.M.A. Janssen, ‘Voederbeperking bij leg- zich als psychopathische monsters waarvan hennen’, ibidem 4 (1974) nr. 3, 11-12. Probleem de mannetjes de vrouwtjes verkrachtten en kon overigens zijn dat kippen hun eigen eieren doodden, Grandin, Johnson, Animals in Trans- gingen opeten, A.F. Fraser, D.M. Broom, Farm lation, 71. Navolgend: John Webster, Animal Animal Behaviour and Welfare (3de druk, Lon- Welfare: Limping Towards Eden. A practical ap- den 1990) 323-324. Verder bestond er het no- proach to redressing the problem of our dominion dige onderzoek waarbij duizenden dieren op over the animals (Oxford 2005) 105. Een uit- schraal rantsoen werden gezet, onder meer valpercentage van drie procent was heel nor- ivo, Het Instituut voor Veeteeltkundig Onder- maal, De Jonge, Goewie, In het belang,47. zoek “Schoonoord” in 1973 en 1974 (z.p. 1975) Geëxtrapoleerd naar jaarbasis, zonder reke- 32-33; J. van Harn, Voerbeperking bij slachtkui- ning te houden met de verslechterende fysieke kens. Een verslag van negen ronden onderzoek gesteldheid door verdergaande groei, kwam (Beekbergen 1992). Een karig dieet sloot ove- dat neer op ruim twintig procent. Bij een uit- rigens mooi aan bij de wensen van de mo- valpercentage van vijf procent – ook niet on- derne consument die geen vet vlees meer gewoon – liep dat op jaarbasis op naar ruim 35 wilde, maar mager. procent. 57 G. van Putten, ‘Ethische grenzen bij dier- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 459

Noten 459

lijke productie, gezien door een ethologische kwalijk smakende stof (hertshoornolie, teer- bril’, in: Diergeneeskundige Studentenkring, producten) – om het animo voor verder aan- Diergeneeskunde, ethiek, ethologie. Veterinair stu- vreten te fnuiken – bleek evenmin een groot denten symposium (Utrecht 1974) 29-37, aldaar succes, misschien omdat het smaakvermogen 33; nrlo, Rapport van de commissie, 75; De van kippen niet erg ontwikkeld is, G. Brantas, Jonge, Goewie, In het belang,58. ‘Agressie bij huisdieren’, in: P.R. Wiepkema, J. 58 Wilmut, Campbell, Tudge, The Second van Hooff red., Agressief gedrag. Oorzaken en Creation; efsa, ‘Food safety, Animal Health functies (Utrecht 1977) 323-343, aldaar 341. In and Welfare and the Environmental Impact de agrarische wereld stelde men dat snavel- of Animals derived from Cloning by Somatic kappen iets was als nagelknippen. In weten- Cell Nucleus Transfer (scnt) and their Of- schappelijke kring werd dit van meet af aan be- fspring and Products Obtained from those streden. In de snavelpunt zitten zenuwen en Animals’, The efsa Journal (2008) 767, 1-49, ‘sensory receptors’ – ‘the chickens suffer pain aldaar 16-27, 32; D. Bruce, A. Bruce, ‘Genetic for a prolonged period after beak trimming’, Engineering and Animal Welfare’, in: S.J. F.W. Rogers Brambell, Report of the Technical Armstrong, R.G. Botzler red., The Animal Committee to Enquire into the Welfare of Animals Ethics Reader (Londen/New York 2003) 313- kept under Intensive Livestock Husbandry Sys- 322, aldaar 315; Brom, Onherstelbaar verbeterd, tems (Londen 1965) 25-26; Fraser, Broom, 27; Karel Glastra van Loon, Karin Kuiper, Her- Farm Animal Behaviour, 383. Dit ‘ontbekken’, man. Biografie van een genetisch gemanipuleerde ‘kortbekken’ of ‘snavelkappen’ gebeurde be- stier (Amsterdam 1995); Koos van Zomeren, halve bij legkippen bij ‘slachtkuikenouderdie- De levende have. Een modern bestiarium (Am- ren’ en kalkoenen. sterdam/Antwerpen 2004) 75-78; ‘De lijdens- 62 ‘Opfokker Limburg ontwikkelde nieuw weg van stier Herman’, Trouw (3 april 2004) 3; snavelkapapparaat’, De Pluimveehouderij 1(2 weblog Dafne Westerhof www.familiebofkont. april 1971) nr. 13, 36-37, aldaar 37; ‘Praktische nl (20 februari 2007). wenken’, ibidem 5 (5 december 1975) nr. 49, 13. 59 Noske, Huilen met de wolven, 37. Navol- Het tijdschrift raadde daarom aan niet sneller gend: De Jonge, Goewie, In het belang,45.Het te ontbekken dan 7,2 seconde per dier, ‘Het aanbieden van zitstokken aan vleeskuikens verkrijgen van een goede hen op het legbe- was een nog zinlozer exercitie. De dieren wa- drijf’, ibidem 1 (5 februari 1971) nr. 5, 14-15, al- ren fysiek niet in staat ze te bereiken, zelfs daar 15. niet als ze laag bij de grond, op 25 centimeter 63 Hans Bouma, De aarde is er ook nog. Op hoogte, werden aangebracht. zoek naar een ethiek van het milieubeheer (Wa- 60 Geciteerd via ‘Wat anderen schreven voor geningen 1974) 186. u gelezen’, De Pluimveeteelt 17 (1964) 7. Ove- 64 G. van Putten, Een onderzoek bij staartbij- rigens, ook de moederkloek was bij een ver- ten bij mestvarkens (Wageningen 1968). Na- antwoorde kippenopvoeding onontbeerlijk, volgend: ‘Een slapend varken, een gelukkig reden dat ook de vooroorlogse hoenderparken varken’, Boerderij Revue 1 (1971) nr. 1, 35; Van – gevuld met kippen uit de broedmachine – al Putten, ‘Ethische grenzen’, 34; Reijnders, Sij- met het fenomeen verenpikken te maken had- mons, Voeding in Nederland, 64-65; De Jonge, den, zij het minder ernstig. Goewie, In het belang,49. 61 Hans Schmit, Frambozenschol en bloem- 65 Consulentschap in Algemene Dienst voor koolpaling. Hoe vuil en ongezond is Nederland? varkenshouderij, Handboek voor de varkens- (Antwerpen/Amsterdam 2005) 109. Het in- houderij (Utrecht 1980) 277-279. smeren of besproeien van de dieren met een 66 Dergelijke voorvallen golden meestal als Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 460

460 Noten

lokaal of regionaal nieuws en zijn, ondanks de door brand’, Algemeen Nederlands Persbu- zee aan landbouwstatistieken, bij mijn we- reau (29 februari 2008); ‘Koeien dood door ten nooit door officiële instanties systema- heftige boerderijbrand’, Zwolsche Courant (18 tisch bijgehouden. Voorbeelden uit 2008: februari 2008) 4; ‘150 varkens levend ver- ‘Koeien komen om bij brand in boerderij’, brand’, Limburgs Dagblad (16 februari 2008) Algemeen Nederlands Persbureau (1 decem- 11. Typerend voor dergelijke artikelen was de ber 2008); ‘Vijfhonderd varkens gestikt bij toevoeging ‘niemand raakte gewond’, waar- stalbrand’, Eindhovens Dagblad (5 november mee dieren letterlijk niemand werden. Zie ver- 2008) b2; Margje de Graaff, ‘Duizenden kip- der onder meer: Dirk Verkade en Noor Evert- pen komen om bij brand’, Agrarisch Dagblad sen, ‘Brandveiligheid van stallen en schuren’, (4 november 2008) 7; ‘Tientallen kippen dood Dier & Milieu (2006) nr. 6, 20-24. In het bij brand’, Friesch Dagblad (4 november 2008); agrarisch domein was het verbranden van ‘Schuur met [zevenduizend, djv] kippen af- levende dieren geen kwestie van brandveilig- gebrand’, De Gelderlander (3 november 2008) heidsniveau, maar van ‘de boel gewoon ver- a12; ‘Koeien slachtoffer van stalbrand’, Dag- zekeren’, Willem Bruil, ‘Brandgevaar’, Agra- blad van het Noorden (23 oktober 2008); ‘Var- risch Dagblad (9 oktober 2008) 14. kens komen om bij brand’, Dagblad Tubantia 67 Studiecommissie Intensieve Veehoude- (10 oktober 2008) b1; Margje de Graaff, ‘Dui- rij, Het vervoer van varkens (Den Haag 1978). zenden kippen dood bij brand in Helmond’, Ook: kippen die afkomstig van een opfokbe- Agrarisch Dagblad (16 september 2008) 7; drijf in een batterij terechtkwamen, slaagden ‘Brand in Uddel doodt drieduizend kippen’, er bijvoorbeeld niet altijd in te ontdekken dat Agrarisch Dagblad (12 september 2008) 8; ze hier uit drinknippels geacht werden te drin- ‘2000 Bio-kippen dood bij brand’, Apeldoorn- ken. Gezien de grote aantallen dieren kon het sche Courant (12 september 2008) 1; ‘Deel dan dagen duren voordat een boer ontdekte dat varkens al dood voor brand Odiliapeel’, Dag- zij aan het uitdrogen waren, ‘Jonge hennen blad de Limburger (5 september 2008) 10; moeten zich kunnen aanpassen’, De Pluim- ‘Honderd varkens bij brand omgekomen’, De veehouderij 1 (29 januari 1971) nr. 4, 12. Gelderlander (2 september 2008) 4; ‘Half mil- 68 Wil Tinnemans verhaalt hoe de boer hem joen vissen dood door brand’, nrc Handels- er als bijklussende scholier (medio 1977) op blad (8 augustus 2008) 2; ‘Varkens gestikt wees dat als hij de poten van de kippen brak, bij brand’, Limburgs Dagblad (29juli2008)6; zij een stuk handelbaarder waren. ‘Na een paar ‘Dertig koeien dood door brand in stal’, Agra- honderd gebroken kippenpoten ging ik me risch Dagblad (15 juli 2008) 5; Margje de toch eens afvragen of dat allemaal wel zo Graaff, ‘1.300 varkens dood bij brand in stal moest.’ Waren de dieren ook met gebroken Eersel’, Agrarisch Dagblad (19 juni 2008) 8; poten nog lastig, ‘dan gaf de boer het advies ‘60.000 Limburgse kippen verbrand’, Spits om die kluit pluimvee tegen de muur te slaan. (12 juni 2008) 3; ‘Duizend varkens gedood bij Niet te hard, want dan sla je ze dood en dode brand’, Eindhovens Dagblad (9 juni 2008) 2; kippen leveren niks op’. Het maakte hem ve- Margje de Graaff, ‘25.000 kippen komen om getariër, Wil Tinnemans, ‘Vlees is leed’, Inter- bij brand’, Agrarisch Dagblad (8 april 2008) 6; mediair 28 (29 mei 1992) 24. Ook: ‘Het is ‘Ruim twintigduizend kippen dood door uit- maar goed (...) dat de Dierenbescherming er slaande brand in Nijkerk’, Veluws Dagblad (4 niet bij is’, Gerard van Westerloo, ‘De kippen- maart 2008) 21; Thijs Wartenbergh, ‘Blikse- moord. Het korte leven van Anja, Manja en minslag: 300 koeien en schapen dood’, De Tanja’, M. Het maandblad van nrc Handels- Telegraaf (2 maart 2008) 7; ‘Biggetjes dood blad (december 2006) 18-39, aldaar 38. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:05 Pagina 461

Noten 461

69 ‘Beschadigingen bij slachtkuikens’, De komen in duizenden zo niet tienduizenden Pluimveehouderij 1 (12 februari 1971) nr. 6, 23. hamburgers – wakkerde de angst aan dat áls er Navolgend: Gregory, Animal Welfare and Meat, iets mis zou gaan, het wel eens heel erg uit de 189-191; Nikolaus Geyrhalter, Our Daily Bread hand zou kunnen lopen – na 2000 gepopula- (documentairefilm, Oostenrijk 2006). riseerd in Eric Schlossers bestseller Fast Food 70 Frankenhuis, Nabuurs, Bool, ‘Veterinaire Nation en Morgan Spurlocks film Super Size zorg(en)’, 1240. Navolgend: S. Iwema, ‘Addi- Me. tieven in veevoeding’, Tijdschrift voor Dierge- 74 Mest die, zo werd begin jaren zeventig neeskunde 97 (1972) nr. 15, 1026-1030; Bud, langzaam duidelijk, het milieu op grote schaal Penicillin, 168-169, 171-212. aantastte en tal van planten en dieren in hun 71 ‘Shaver heeft het Strabrokuiken name- bestaan bedreigde. Bovendien wekte de on- lijk bewust zó gefokt dat het (...) geen tijd heeft gunstige werking van vlees en eieren op de ziek te worden’, advertentie Shaver, De Pluim- cholesterolspiegel onbehagen – net als, zoals veehouderij (29 oktober 1971) nr. 43, 6; Iris in het vorige deel aan de orde gekomen, de Stuyvesant, ‘Boerderij wordt agrarische fa- aanwezigheid van residuen van groeihormo- briek’, 19nu 4 (1968) nr. 2, 24-28, aldaar 26. nen, antibiotica en bestrijdingsmiddelen in 72 ‘Praktische wenken’, De Pluimveehouderij het vlees, zie Reijnders, Sijmons, Voedsel in (19 februari 1971) nr. 7. 17. Op een ander mo- Nederland, 55-73. Ook de boeren zelf liepen ri- ment deed hetzelfde tijdschrift de suggestie sico. Het stalklimaat was dermate ongezond, om een buurman die kippen hield voor eigen dat, zoals in 1986 bleek, een op de tien boeren voorziening tegen kostprijs eieren aan te bie- met longaandoeningen kampte. Dierenartsen den als hij bereid was ‘ze op te ruimen’, ‘Prak- en varkenshouders hadden bovendien ver- tische wenken’, ibidem 3 (1973) nr. 13, 11. Ook: hoogde kans op gehoorbeschadiging door het ‘De kleine pluimveehouders met enkele tien- gegil van de varkens bij wie zij bloed aftapten tallen kippen zijn een blijvende bedreiging of de testikels eruit sneden. Stofkapjes en ge- (...) Het is het belang van de echte pluimvee- hoorbeschermers konden gelukkig soelaas bie- houders dat ze deze kleine koppeltjes in de den, Frankenhuis, Nabuurs, Bool, ‘Veterinaire buurt proberen weg te praten’, ‘Praktische zorg(en)’, 1245; M. Kluivers-Poodt, H. Hop- wenken’, ibidem 3 (1973) nr.2, 17. Verder: ‘Pro- ster, H.A.M. Spolder red., Verdoofd castreren beer toch door overreding en overtuiging die in de varkenshouderij (Lelystad 2007) 61. buurman met 10-20 hennen te bewegen geen 75 Zo gaf de promotiewebsite van de pvve re- kippen meer te houden’, ‘Praktische wenken’, cepten voor een fruitsalade met daarin stukjes De Pluimveehouderij (1973) nr. 6, 19. kippenvlees en – gelukkig hoefde Bircher-Ben- 73 Besmettingen werden verder veroorzaakt ner dat niet meer te beleven – ‘gepaneerde door efficiency in de veevoerindustrie: recycling kippenpoot met muesli’, www.kiprecepten.nl van bakkersafval kon leiden tot onaanvaard- (geraadpleegd 31 augustus 2007). Over de in- bare niveaus van dioxine in eieren of vlees; de beelding van de consument: ‘Nuttige tips’, De verwerking van kadavers in koeienvoer tot de Pluimveehouderij (13 augustus 1971) nr. 32, 15; uiterst zeldzame, maar allerakeligste dood van ‘Nuttige tips’, ibidem 5 (18 april 1975) nr. 16, 15; menselijke koeieneters aan de ziekte van ‘Nuttige tips’, ibidem 8 (3 maart 1978) 11. Na- Creutzfeld-Jakob. Het gegeven dat de indus- volgend: ‘Nieuwe aanpak reclame-campagne triële vleesverwerking ertoe had geleid dat één geslacht pluimvee’, ibidem 9 (13 april 1979) nr. hamburger bestond uit vlees van honderden 15, 38-39, aldaar 39. zo niet duizenden verschillende dieren – en 76 Dat de afzet van boterbergen, melkplas- omgekeerd het vlees van één rund terecht kon sen en magere-melkpoederduinen veelal ge- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 462

462 Noten

schiedde onder de nobel klinkende noemer cattle’, Journal of the American Veterinary Me- ‘voedselhulp’, deed daar weinig aan af, temeer dical Association 219 (2001) 1377–1382; Gran- omdat dit in de praktijk dikwijls betekende din, Johnson, Animals in Translation, 267-270; dat het Europese belastinggeld niet alleen de mededeling Ruth van der Leij, 15 december Europese boer ten goede kwam, maar tevens 2007. Zoals dat nu eenmaal in fabrieken gaat, de staatskassen spekte van derdewereldlan- kwam de lopende band/rails soms stil te staan. denregimes die niet altijd op een vlekkeloze Dat zorgde er dan voor dat de dieren tijd kre- reputatie konden bogen, Gerrit Faber, De Derde gen om bij te komen van de elektrische schok Wereld en de eeg (Den Haag 1982) 64-84; Bur- en dus bij bewustzijn in het mes kwamen – of ger, Voor boerenvolk en vaderland, 107-118; dat juist wisten te ontwijken. Molegraaf, Boeren in Brussel, 113-114, 246-249, 80 Gregory, Animal Welfare and Meat, 212; 262-263. Recenter onder meer: Dirk Barrez, Raad voor Dieraangelegenheden, Criteria voor Koe 80 heeft een probleem (Berchem 2007); dodingsmethoden paling en meerval (Den Haag A. van Cooten, ‘Honger door wereldhandel’, 2003) 14; A. Tinarwo, ‘The ethical slaughter of Agrarisch Dagblad (25 september 2007) 23; Er- fish’ in: Matthias Kaiser, Marianne Elisabeth win Wagenhofer, We Feed the World (docu- Lien red., Ethics and the Politics of Food. Pre- mentairefilm, Oostenrijk 2005). prints of the 6th Congress of the European Society 77 Gregory, Animal Welfare and Meat, 192, for Agricultural and Food Ethics (Wageningen 235-240; C.H. Veerkamp, C. Pieterse, Oriënte- 2006) 457-463; J.W. van de Vis, E. Lambooy, rend onderzoek naar de werking van industriële R.J. Kloosterboer e.a., ‘Het doden van vissen apparatuur voor het verdoven van pluimvee (Zeist voor consumptie’, in: P.A, Koolmees, J.M. 1980); vwa, Modernisering activiteiten levende Swabe, L.J.E. Rutgers, Het doden van dieren. dieren en levende producten (z.p. 2007) 49; Een Maatschappelijke en ethische aspecten (Wage- vandaag (24 oktober 2006). ningen 2003) 79-86. Navolgend: Th.J. Meeus- 78 P.G. van der Wal, R. Hoenderken, W. Sy- sen, M. van Zuuren, N. Visser, D. Th. van Oers, besma, J.G. van Logtestijn, ‘Elektrisch be- A.J. van Doorn, Slachten door middel van hals- dwelmen van slachtvarkens’, Tijdschrift voor snede (2de, herziene druk, Den Haag 1984); Diergeneeskunde 100 (1975) 969-975; E. Lam- knmvd, knmvd-standpunt onbedwelmd slach- booy, Some neural and physiological aspect of ten (Houten 2008). electrical and mechanical stunning in ruminants 81 Geciteerd via Davids, Dieren en Nederlan- (Utrecht 1981); R. Hoenderken, Bedwelming ders, 79. Navolgend: onder meer ‘Jaaroverzicht van varkens en het op verantwoorde wijze doden 1961’, Dierenbescherming 44 (juni 1962) 3; ‘Is van ratten met behulp van co2-gas (Arnhem uitbreiding van de inspectiedienst nog nodig?’, 1989); vwa, Modernisering activiteiten levende ibidem 45 (april 1963) 6; ‘Algemene jaarver- dieren, 49; P. Vanthemsche e.a., Het functio- gadering 1963’, ibidem 45 (juli/augustus 1963) neren van de Voedsel- en Warenautoriteit vwa in 3; ‘Jaarverslag over 1962’, ibidem, 7-8; ‘Verslag de controle op slachthuizen en exportverzamel- van Commissie A1’, ibidem, 12-15; ‘Jaarverslag plaatsen (Den Haag 2008) 12-15, 17-20. Onder over 1963’, ibidem 46 (juli/augustus 1964) 9; meer ook: Schönwetter, Handelsman in vee, S. Hofstra, ‘Ons protest’, ibidem 45 (februari 65-66; N.E. van de Poll, Lydia Sterrenberg, 1963) 4-7. H.M. te Velde e.a., Hoe oordelen we over de vee- 82 Rogers Brambell, Report of the Technical houderij? (z.p. 2001) 74. Committee, 13; Webster, Animal Welfare, 12. 79 Gregory, Animal Welfare and Meat, 229; T. Het gestelde dienaangaande in een keur aan Grandin, ‘Welfare of cattle during slaughter publicaties – waaronder: ministerie van Land- and the prevention of nonambulatory (downer) bouw, Natuurbeheer en Visserij, Beleidsnota Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 463

Noten 463

dierenwelzijn (Den Haag 2002) 4 – is onjuist. 1972) 2. Hoewel voortgekomen uit de Jonge Navolgend: de garantie van de vijf vrijheden Vegetariërs was Lekker Dier daarmee een apart kon geïnterpreteerd worden als het toeken- clubje, maar dat sloot samenwerking met de nen van positieve rechten, meer dan van ne- Jonge Vegetariërs van tijd tot tijd niet uit. gatieve rechten. Misschien niet toevallig ver- Goede vrijdag 1978 bijvoorbeeld hield Lekker bindt Achterhuis nadruk op positieve Dier actie op de Amsterdamse Dam (om een vrijheidsrechten en veronachtzaming van ne- alternatief monument op te richten gewijd aan gatieve rechten met een (onleefbare) sociale de batterijkip) waar behalve ongeveer zestig utopie, Achterhuis, De erfenis, 278. mensen van Lekker Dier ook zo’n zes Jonge 83 Kritiek wees hij van de hand. Dat bij de Vegetariërs aanwezig waren, Nieuwe wegen dieren bloedarmoede werd opgewekt om het (mei/juni 1978) nr. 3, 29. vlees blank te houden was geen probleem 88 ‘“Lekker dier”’, Leven & laten leven (april ‘want de dieren groeiden goed’. Dat de dieren 1972) 13. in smalle boxen stonden was evenmin erg, 89 Interview Sujato Romijn, 6 juli 2007; in- want ze hielden niet van bewegen. Dat ze ston- terview Jelly Overmeer, 6 september 2007; in- den vastgebonden was alleen maar goed, want terview Wim de Kok, 17 oktober 2006; inter- anders zouden ze in hun eigen uitwerpselen view Jan IJzerman, 19 oktober 2007. gaan liggen, Stef Severt, ‘Oud-directeur: “critici 90 Als Singer daarom – ook in navolging weten niet waarover zij praten”’, Agrarisch Dag- van Bentham overigens – sprak van ‘the ty- blad 21 (24 juli 2007) 6. ranny of human over nonhuman animals’ was 84 H. Nijhoff, ‘Rapport uit het kippenhok’, dat niet als blijk van morele verontwaardiging, Leven & laten leven (september 1971) 4-5, al- maar een poging tot accurate weergave (‘sober daar 5. In het Landbouwkundig Tijdschrift,dat estimate’) van de door hem geconstateerde fei- eindeloze lijsten publiceerde van verschenen ten, Peter Singer, Animal Liberation (paper- boeken, ontbrak ook een vermelding van Ani- backeditie, New York 2002) xx; Jeremy Bent- mal Machines – laat staan een bespreking. De ham, An Introduction to the Principles of Morals Nederlandse vertaling werd overigens wel ge- and Legislation (Fotomech. herdr. van de uitg.: signaleerd, zonder dat er verder woorden aan Londen: The Athlone Press, 1970; Oxford werden vuil gemaakt, Landbouwkundig Tijd- 1996) 282-283. schrift 77 (1965) nr. 12, 477. 91 Ook: James Rachels, Created from Ani- 85 Jonathan Burt, ‘Conflicts around Slaugh- mals. The Moral Implications of Darwinism (Ox- ter in Modernity’, in: The Animal Studies ford 1990). Zekere morele evidentie die de ca- Group, Killing Animals (Urbana/Chicago 2006) tegorie soort kon aankleven kwam in deze 120-144, aldaar 125-126. Tegelijkertijd konden redenering uiteraard voort uit de omstandig- de meeste vegetariërs zich niet vrijpleiten van heid dat soorten categorieën zijn van organis- steun aan de legbatterij, zoals in de Vegetarische men met bepaalde gemeenschappelijke ei- Bode onder meer in 1967 somber was vastge- genschappen – waarvan sommige duidelijke steld, P.G. Bins, ‘Is de kip een leg-mecha- morele implicaties konden hebben. Singer niek?’, Vegetarische Bode 70 (juli 1967) 4-6. herleidde die vervolgens allemaal tot het ver- 86 Zie hiervoor het krantje Nieuwe wegen, mogen pijn en genot te ervaren, maar scherpte archief nvb. tevens de blik erop dat vermeende gemeen- 87 Interview Sujato Romijn, 6 juli 2007; in- schappelijke eigenschappen veelal niet door terview Marjolein van Hofwegen, 15 september alle leden van een soort werden gedeeld. Vgl. 2007; interview Frits Ubels, 6 september onder meer Mary Midgley, Animals and Why 2007; ‘Persspiegel’, Leven & laten leven (maart They Matter (Harmondsworth/New York/Vic- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 464

464 Noten

toria 1983); Martha Nussbaum, ‘Beyond “Com- 1982) 4. Ook: B., ‘Laat de overheid bepalen wat passion and Humanity”: Justice for Nonhu- mag en niet mag!’, De Pluimveehouderij 1(22 man Animals’, in: Cass R. Sunstein, Martha oktober 1971) nr. 42, 3. Nussbaum, Animal Rights. Current Debates and 97 F. Stafleu, C.C. de Lauwere e.a., Boeren- New Directions (Oxford 2004) 299-320; Martha ethiek: een paradox? Over normen en waarden Nussbaum, Een waardig bestaan. Over dieren- van boeren en de rol van boerenethiek in onze sa- rechten (Amsterdam 2006). Contra: Roger menleving (z.p., z.j.) 9. Navolgend: ibidem, 5; Scruton, Animal Rights and Wrongs (3de druk, Duffhues, Voor een betere toekomst, 319-321; Londen 2000); Michael Leahy, Against Libera- Van Kerkhoven, Koehandel; Bokx, ‘Naschrift’, tion. Putting Animals in Perspective (Londen Pluimveehouderij 8 (1-6 januari 1978) 9. Bo- 1991); Carl Cohen, ‘In Defense of the Use of vendien waren boeren man. Over de rol van Animals’, in: Carl Cohen, Tom Regan, The Ani- vrouwen in de landbouwpolitiek: Margreet van mal Rights Debate (Lanham etc. 2001) 3-123. den Burg, ‘Geen tweede boer’. Gender, land- 92 Interview Jan IJzerman, 19 oktober 2007. bouwmodernisering en onderwijs aan platte- IJzerman gruwde overigens van Singers utili- landsvrouwen in Nederland 1863-1968 (Hilver- tarisme. sum 2002). Overigens is het genderperspectief 93 ‘In den beginne... Actie dus’, Lekker Dier dat Van den Burg hanteert puur antropocen- 15 (september 1989) 6-7; ’25.000 kettingbrie- trisch: niet-menselijke dieren zijn in haar stu- ven!’, ibidem 9 (december 1983) 3; ‘Van hijg- die onzichtbaar gemaakt. Voor cross species gen- lijn tot glazenwassen’, ibidem 13 (maart 1987) der perspectives o.a., Adams, The Sexual Politics; 10; interview Nicole Beeker, 20 september Birke, Feminism, Animals; Adams, Donovan, 2007. Vgl: J.B. Litjens, C.J.G. van der Horst, Animals & Women. ‘Kunstmatige inseminatie bij de kalkoen en 98 Van de Poll, Sterrenberg, Velde e.a., Hoe een onderzoek naar een voor de praktijk ge- oordelen we, 48; VdH., ‘Ook voor akkerbou- schikte de verdunner van het sperma’, Tijd- wers is er op de Flevohof veel te zien’, De Boer- schrift voor Diergeneeskunde,97(1972)nr.4, derij 55 (19 mei 1971) 2510-2511, aldaar 2511; 216-234, aldaar 216-217. ‘Nuttige tips’, De Pluimveehouderij 5 (16 mei 94 Interview Sujato Romijn, 6 juli 2007; in- 1975) nr. 20, 47; J.G. van Logtesteijn, ‘Het do- terview Frits Ubels, 6 september 2007; Mom- den van dieren in de veehouderij’, in: P.A, fer, ‘Aktie = reaktie’, Dierenbescherming 54 (no- Koolmees, J.M. Swabe, L.J.E. Rutgers, Het do- vember 1972) 6. Navolgend: interview Wim den van dieren. Maatschappelijke en ethische as- de Kok, 17 oktober 2006; interview Jan IJzer- pecten (Wageningen 2003) 59-61, aldaar 60. man, 19 oktober 2007; ‘Meneer de sekretaris’, 99 Bieleman, ‘De legkippenhouderij’, 171. Lekker Dier 11 (juni 1985) 8; Paul Schaap, ‘Mijn- Navolgend: Wielinga, Netwerken als levend weef- heer de secretaris’, ibidem 14 (maart 1988) 11. sel, 62, 66; B., ‘Laat de overheid bepalen wat 95 Frouws, Mest en macht, 215-216. Navol- mag en niet mag!’, De Pluimveehouderij 1(22 gend: ibidem, 73, 215-216; Stef Severt, ‘Oud-di- oktober 1971) nr. 42, 3. recteur: “critici weten niet waarover zij pra- 100 B., ‘Beleid met verstand’, De Pluimvee- ten”’, Agrarisch Dagblad 21 (24 juli 2007) 6. houder 4 (2 november 1974) 3; B., ‘Ethische of 96 G.B., ‘Hoe lang nog doorgaan?’, Boerderij menselijke bezwaren?’, ibidem (1974) nr. 10, 57 (12-17 maart 1973) nr. 24, 6. Vergelijkbaar: 3. Ook ministers van Landbouw probeerden op Van der Ploeg, De virtuele boer, 375. Navolgend: deze wijze kritiek af te leiden, Tweede Kamer, B., ‘Kerstmis 1974’, De Pluimveehouderij 4(20 vergaderjaar 2008-2009, aanhangsel, 1301, december 1974) 3; geciteerd via ‘Opa schiet 2741-2742. Navolgend: Van de Poll, Sterren- uit slof’, Aktie Lekker Dier Info (september berg, Te Velde e.a., Hoe oordelen we, 64-65; Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 465

Noten 465

Jacques d’Ami, ‘Kippen om u tegen te zeggen’, deugt!’, De Pluimveehouderij 5 (5 december 19nu 4 (1968) nr. 3, 18-21, aldaar 20; Iris Stuy- 1975) nr. 49, 3; B., ‘Veel aandacht voor welzijn vesant, ‘De boeren en tuinders van de Flevo- dieren’, ibidem 5 (13 juni 1975) 3; B., ‘Nota In- hof, 19nu 7 (1971) 32-36, aldaar 34. tensieve Veehouderij bevat geen oplossing’, 101 J.T. Mellema, ‘Spanningsveld tussen tech- ibidem 5 (7 februari 1972) 3; B., ‘Welzijn die- nisch kunnen en ethische beoordeling’, De ren en welzijn pluimveehouder’, ibidem 9 (6 Pluimveehouderij 4 (1974) nr. 40, 38; B., ‘Een april 1979) nr. 14, 3. goed rapport over veehouderij en welzijn die- 105 Harrison, Beestenmachines, 196; Webster, ren’, ibidem 5 (11 juli 1975) nr. 28, 3; ‘Prakti- Animal Welfare,15. sche wenken’, ibidem 5 (5 september 1975) nr. 106 ‘Praktische wenken’, De Pluimveehouderij 36, 15; Henk Dokter, ‘Dier, boer, burger’, Boer- 5 (3 oktober 1975) nr. 40, 13. Zie ook, Van de derij 89, (3 februari 2004) nr. 18, 11. Navol- Poll, Sterrenberg, Te Velde e.a., Hoe oordelen gend: Alfred van Dijk, ‘Dertígduizend dieren’, we, 51. Navolgend: Tweede Kamer der Staten 19nu 10 (september 1974) nr. 5, 44; ‘Praktische Generaal, Vaste Commissie voor Landbouw wenken’, Pluimveehouderij 8 (21 april 1978) 15; en Visserij, Openbare commissievergadering ‘Praktische wenken, ibidem 9 (9 maart 1979) Nota intensieve veehouderij 13 227 (3 novem- 23; ‘Praktische wenken’, ibidem 5 (3 oktober ber 1975) 215. 1975) nr. 40, 13; Van de Poll, Sterrenberg, Te 107 Aktiegroep Lekker Dier, Stop wantoestan- Velde e.a., Hoe oordelen we, 45, 61. den in de bio-industrie (z.p. z.j.) 10. Voor wat be- 102 G.W.H. Heusinkveld, ‘Geslaagde studie- treft Lekker Dier onder meer: Aktiegroep Lek- dagen voor Limburgse legpluimveehouders’, ker Dier, Lekker dier? Lekkere boer? Lekkere De Pluimveehouderij 5 (7 februari 1975) nr. 6, ekonomie! (Utrecht 1974); Leo Jansen, ‘Ook de 11-13; B., ‘Hoever reikt misleidende reclame?’, boer trekt aan het kortste eind in de bio-in- ibidem 5 (26 september 1975) nr. 39, 3; ‘Waar- dustrie’, Lekker Dier (1 maart 1981) nr. 1, 8-1. om protest uitlokken’, ibidem 2 (1972) nr. 10, Verder: P.E.G. Wiekeraad, Het vee in de knel... 3; ‘Praktische wenken’, ibidem 5 (3 oktober en de boer? Ethiek en intensieve veehouderij 1975) nr. 40, 13; Van de Poll, Sterrenberg, Te (Kampen 1990). Navolgend: nrlo, Rapport Velde e.a., Hoe oordelen we, 65. Vergelijkbaar: van de commissie, 19, 31-37. teneinde kritiek op de lelijke nieuwbouwstal- 108 Martin Ruyter, ‘Veemesters in houdgreep len te bestrijden werd geadviseerd ze door van vlees- en voederconcerns. Boeren, fa- boomaanplant aan het zicht te onttrekken. Het brieksarbeiders in buitendienst’, De Volkskrant Brabantse en Noord-Limburgse landschap (24 februari 1973) 23; ‘Martelgang van een ver- werd aldus verrijkt met de inmiddels typische bitterde varkenshouder’, ibidem; ministerie rijen coniferen. van Landbouw en Visserij, Nota intensieve vee- 103 ‘Schamele presentatie van Nêêrlands houderij (Den Haag 1974) 14. pluimvee op Flevohof’, De Pluimveehouderij 5 109 A.T.J. Nooij red., De boer als buitenstaan- (12 september 1975) 25. In plaats van de leg- der? Sociologische studies over marginalisering batterij kwam er een tentoonstelling van Oud- en integratie (Wageningen 1989) 4-5. hollandse hoenderrassen. ‘Hierdoor kon het 110 ‘Praktische wenken’, De Pluimveehouderij publiek kennismaken met de veelheid van ras- 5 (3 oktober 1975) nr. 40, 13. sen die er ooit waren’, Janknegt red., Flevohof, 111 ‘Drs. G.C. Brantas van het Rijksinstituut 78. voor het pluimveeonderzoek ‘Spelderholt’ in 104 G.A.J.M. Meyer, ‘Nieuwe pvv-voorzitter: Beekbergen’, Rechten voor al wat leeft, welzijn Bio-industrie wel een blijvertje’, Boerderij 56 (12 voor mens en dier, jubileumuitgave tienjarig be- januari 1972) 5; B., ‘Een redenering die niet staan (Raalte 1979) 4. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 466

466 Noten

112 ‘Scharreleieren niet onder Landbouw- eenkomst te Raalte: “Veehouders verdienen kwaliteitswet’, Pluimveehouderij 8 (27 januari geen verwijt”’, De Pluimveehouderij 5 (28 no- 1978) nr. 4, 8; E. Broekhuis, ‘De consument vember 1975) nr. 48, 5. Navolgend: B., ‘Inten- wordt voor de gek gehouden’, ibidem (20 ja- sieve veehouderij weer ter discussie’, ibidem 8 nuari 1978) nr. 3, 5; ‘Mellema zet vraagtekens (7 april 1978) 3; Gerard van Westerloo, ‘De bij “Scharrelbesluit”’, ibidem, 8; B., ‘Scharrel- kippenmoord. Het korte leven van Anja, Manja regeling’, ibidem (17 februari 1978) nr. 7, 3; en Tanja’, M. Het maandblad van nrc Han- ‘Scharreleieren onder controle?’, ibidem (24 delsblad (december 2006) 18-39, aldaar 38; Van maart 1978) nr. 12, 17. de Poll, Sterrenberg, Te Velde e.a., Hoe oorde- 113 Te denken valt aan het afschaffen van het len we, 48. (onverdoofd) castreren van biggen, het instel- 115 Zoals over de onhebbelijke gewoonte dat len van groepshuisvesting voor zeugen, het kippen ‘op haast onmogelijke plaatsen be- verlenen van juridische rechten aan dieren, schutting zoeken’: ‘Je moet je dat zo voorstel- het belasten van vlees, het invoeren van een len dat je als mens van je medemensen overal preventieve welzijnstoetsing voor nieuwe waar je je begeeft een opdoffer krijgt. Dan zou huisvestingssystemen, de aanpak van dikbil- je ten einde raad ook graag eens op de was- koeienproblematiek, het breidelen van lange- draad gaan zitten!’, ‘Praktische wenken’, De afstandstransporten, het stimuleren van dier- Pluimveehouderij 1 (26 februari 1971) nr. 8, 13. vriendelijker keuzes door consumenten, et Vgl.: ‘Als je dat doet [stilstaan bij de betekenis cetera. Onder meer: De Jonge, Goewie, In het van de houderij voor de dieren zelf, djv]zouje belang van, 80-81; Janneke Janssens, ‘Etholoog hartstikke gek worden’, Van de Poll, Sterren- Dinand Ekkel vindt dat varkenshouderij in- berg, Te Velde e.a., Hoe oordelen we, 55. boet aan geloofwaardigheid. “Beknibbelen op 116 Onder meer een statement van land- afspraken zet voorloper in z’n hemd”’, Boer- bouworganisatie lto: ‘Consumenten stellen derij/Varkenshouderij 87 (18 juni 2002)10va- steeds hogere eisen aan het welzijn van dieren 11va; Dirk Boon, 46 meningen over de intensieve in de veehouderij. lto Nederland ziet innova- veehouderij. Tijd voor beleid (z.p. 1985) 14. Een tie als een belangrijk instrument om aan die ei- instantie als het Productschap Vlees kon bij- sen te voldoen’, www.lto.nl/sectoren/rundvee/ voorbeeld hoog opgeven van de aandacht die publicaties/Weidegang/weidegang.htm (ge- zij aan welzijn schonk, terwijl zij tegelijkertijd raadpleegd 5 november 2007). Verder: Van de met subsidies langeafstandstransporten sti- Poll, Sterrenberg, Te Velde e.a., Hoe oordelen muleerde van varkens naar Italië om de Ne- we, 42, 44-45, 47, 54, 56, 61; Philip Armstrong, derlandse afzetmarkt te vergroten of een naar ‘Farming Images: Animal Rights and Agribu- oordeel van de rcc misleidende advertentie- siness in the Field of Vision’, in: Laurence campagne betaalde om vleesgebruik onder Simmons, Philip Armstrong red., Knowing kinderen te bevorderen, pvv, Jaarverslag 1987 Animals (Leiden/Boston 2007) 103-128, aldaar (Rijswijk 1988) 37-38; uitspraak hoger beroep 114; Edel, Hees e.a., De economie van veehou- rcc, dossiernr: 1503b/07.0389b (29 januari derij, 17; L. Nordenfelt, Animal and Human 2008). Zelfs als regels op Europees niveau Health and Welfare. A Comparative Philosophi- werden voorgesteld – waar men zich voor- cal Analysis (Wallingford/Cambridge 2006); stander van had verklaard – leidde dat tot veel Gerard van Westerloo, ‘De kippenmoord. Het verzet, onder meer: ‘Eiersector wil uitstel leg- korte leven van Anja, Manja en Tanja’, M. Het batterijverbod’, Agrarisch Dagblad (7 oktober maandblad van nrc Handelsblad (december 2004) 6. 2006) 18-39, aldaar 24-25; interview Joop 114 ‘Drs. G.C. Brantas op voorlichtingsbij- Atsma, Radio 1 journaal (15 augustus 2007). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 467

Noten 467

117 N. Sterk, Intensieve veehouderij, wat is er opinievorming niet op het juiste podium. “Via tegen? (Apeldoorn 1987) 36. campagnes mening beïnvloeden schrikt juist 118 Het was een opvatting die met enige af”’, Varkens (18 juli 2007) 30-31; Jan Vullings, grimmigheid kon worden vertolkt. Zo ver- ‘Dure imagocampagnes verbleken bij boer klaarde een varkenshouder in een televisie- zoekt vrouw’, Agrarisch Dagblad (21 mei 2005). programma dat als de consument wilde dat hij Vergelijkbaar in Engeland, maar met despe- zijn varken door een hoepeltje liet springen, hij ratere toon: de campagne Pigs are Worth It. daarvoor zorgde, zolang de consument zijn of ‘De veredelingssectoren verdragen geen ne- haar portemonnee maar trok, Stafleu, De Lau- gatieve benadering,’ had Jan van Noord als were e.a., Boerenethiek: een paradox?, 3. Ook: voorzitter van de Nederlandse Organisatie voor Van Kerkhoven, Koehandel, 31-32. Pluimveehouders in 1978 verklaard. Het was 119 Ibidem, 47; De Jonge, Goewie, In het be- echter juist die houding die een negatief beeld lang, 17. Navolgend: Vakgroep lto varkens- over de bio-industrie verder in de hand werkte. houderij, Toekomstvisie varkenshouderij 1999 Om met Dirk Lips te spreken, er was een ‘Co- (z.p. 1999) 6, 8-9, 18. lto verklaarde hierin pernicaanse revolutie’ in de agrarische com- dierenwelzijn op niveau te brengen van wat ‘de municatie nodig, Johan de Tavernier, Dirk maatschappij’ verlangde: dieren zelf waren Lips, Stefan Aerts, Dier en welzijn (Heverlee- kortom niet leidend en in dit verband ook geen Leuven 2005) 88. De discussie over imago in overweging. In het latere statement over cas- de agrarische sector toonde verder hoe per- tratie, bedoeld ook voor de buitenwacht, staat soon en professie daar met elkaar werden geï- de pijn van de dieren overigens wel bovenaan; dentificeerd – terwijl ‘burgers’ moeiteloos een Animal Science Group, Stro in de varkenshou- positief beeld van ‘de boer’ combineerden met derij (z.p. z.j.). Hierin werd wel nog opgemerkt een negatief beeld van bio-industriële praktij- dat varkens het ‘“leuk”’ vinden zelf een stro- ken. baal uit elkaar te wroeten. ‘Leuk’ tussen aan- 121 ‘Minister subsidieert traag groeiend kui- halingstekens dus. De Wageningse brochure ken’, Agrarisch Dagblad (6 oktober 2004) 7; Koe & wij, ook bestemd voor boeren, vermeldde D.K. Klein Kranenberg, ‘Langzaam groeiend eveneens ‘imago’ en waakte ervoor het stand- kuiken past bij filosofie van Albert Heijn’, punt van de koe in het geding te brengen. Agrarisch Dagblad (14 november 2004) 7; ‘Be- Voor dezelfde teneur: A. van den Pol, W.J. ter leven voor 50.000 Volwaard kippen’, Dier Corré, H. Hopster, G.C.P.M. van Laarhoven, (december 2006) 6-9; Harrison, Beestenma- C.W. Rougoor, Belang van weidegang (Wage- chines,29. ningen 2002); Edel, Hees e.a., De economie 122 ‘Meer arbeid, minder kosten’, Lekker Dier van veehouderij, 24, 30. (september 1980) 30-32; ‘Zeugenhouder Ber- 120 Onder andere met lespakketten, model- tus Hardeman: “Mijn bedrijf is geen eroscen- stallen met skyboxen en een imagocampagne trum”’, ibidem (maart 1984) 4; ‘De alterna- als ‘De varkenshouder, een bestaan in bewe- tieve varkensfokkerij L. Geelen in Velden’, ging’. Deze campagne flopte echter, Jeroen Rechten voor al wat leeft, welzijn voor mens en Trommelen, ‘Ze lijken er weinig van te voelen’, dier, jubileumuitgave tienjarig bestaan (Raalte De Volkskrant (5 november 2002); Jeroen 1979) 14-15; R.E. van Broekhuizen, ‘Arbeid, Trommelen, ‘Verdoven kost tijd en geld’, De cultuur en beroep: een beschouwing over de Volkskrant (12 november 2002) 9; ‘Imago- betekenis van boer-zijn’ in: A.T.J. Nooij e.a., De campagne is geflopt’, Boerderij 88 (29 juli boer als buitenstaander? Sociologische studies over 2003) 28; Arend Waninge, ‘Opinie-deskun- marginalisering en integratie (Wageningen dige Connie de Boer: sector speelt het spel van 1989)16-30. Andere kant van deze medaille Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 468

468 Noten

was dat er bijvoorbeeld kippenboeren waren Vries, Geert Neelen, De salto mortale van het die vijf kippen in een legbatterijkooitje bleven ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Vis- stoppen – ondanks de telkens herhaalde bood- serij. Beleid, organisatie en management op een schap van wetenschappers, landbouwvoor- breukvlak (Alphen aan den Rijn 1994) 29-31; mannen en de agrarische pers dat vier kippen Frouws, Mest en macht, 16-17. doorgaans economisch voordeliger was, ‘Prak- 128 Zuurbier, De besturing en organisatie, tische wenken’, Pluimveehouderij 9 (23 febru- 20-21. Volgend: ibidem; N.B. Goudszwaard, ari 1979) 17; B., ‘Welzijn dieren en welzijn Agrarisch onderwijs in Nederland 1783-1983 pluimveehouder’, ibidem 9 (6 april 1979) 3. (Culemborg 1986); J. de Jong, Veehouderij 123 ‘Bovenste beste boeren 1983. “Een goede (7de herziene druk, Culemborg 1981); ‘Ir. Foe- verzorging beloond”’, Lekker Dier Info (juni ken wil verandering. “Landbouwscholen ne- 1983) 1; Geert Laugs, ‘Bovenste beste boer men ethologie niet serieus”’, Lekker Dier Info krijgt prijs voor stro’, ibidem (december 1993) (maart 1984) 2; Koolmees, ‘The role of veteri- 10. nary medicine’, 262-263. 124 ‘Bezetting als protest tegen onderzoek 129 Bieleman, ‘De legkippenhouderij’, 170. naar betere legbatterijen’, nrc Handelsblad (23 130 Ketelaars, Batterijen: een bedrijfssysteem, 3, december 1978) 3; interview Wim de Kok, 17 32. Navolgend: ibidem, 19-23, 28. oktober 2006. 131 Meer dan dat: ‘intensief’ sloeg op ‘kapi- 125 Wielinga, Netwerken als levend weefsel,90. taalintensief’ – waarmee de economische bias Navolgend: Offringa, Van Gildestein tot Uithof, van de uitdrukking duidelijk wordt. Van der 197. In later jaren liet Wageningen Universi- Ploeg wijst er zelfs op dat tot in de jaren 1950 teit bovendien haar hoogleraren en onderzoek ‘intensief boeren’ betekende: maximaal resul- steeds meer financieren door bedrijfssecto- taat halen met inzet van de beschikbare mid- ren. In 2007 kwam 151,9 miljoen van het mi- delen, dus ook die van (veel) arbeid, Van der nisterie van lnv en 69,1 miljoen via ‘contract- Ploeg, De virtuele boer,86. research’ – deels van overheden, deels van 132 Jo Swabe, The burden of beasts (z.p. 1997) bedrijfsleven. De tweede geldstroom stak daar 76-78. Navolgend: ibidem, 82-90; L.J.E. Rut- wat karig bij af, 11,1 miljoen, wur, Jaarverslag gers, Het wel en wee der dieren. Ethiek en dier- 2007 (Wageningen 2008) 35, 39. Uit het be- geneeskundig handelen (Utrecht 1993) 7-9; Kool- drijfsleven werd onderzoek gefinancierd door mees, Symbolen van openbare hygiëne, 68-75, voedingsgiganten als Nutreco, Nestlé en Cam- 93-119. Koolmees, ‘The role of veterinary me- pina – onder meer verenigd in de Nederlandse dicine’, 260. Zuivel Organisatie, die de leerstoel Zuivel- 133 Rutgers, Het wel en wee, 11. Tekenend is kunde financierde, waarvan het kennelijke ook dat de code voor dierenartsen – waarvan doel was de zuivelconsumptie te stimuleren, de eerste pas in 1940 tot stand kwam – over- A.C.M. van Hooijdonk, Melk: van grond tot ge- wegend handelde over betrekkingen tussen zond (Wageningen 2007). Verder financierde mensen, L.J.E. Rutgers, ‘Veterinaire ethiek in bijvoorbeeld de Koninklijke Nederlandse Ja- ontwikkeling. Van plichtenleer naar beroeps- gersvereniging een leerstoel ‘faunabeheer’, ethiek’, Argos, speciale uitgave: De relatie tussen www.wur.nl/nl/onderwijs/hoogleraren. mens en dier in historisch perspectief (1991) 85- 126 Ivo, Het Instituut voor Veeteeltkundig On- 90, aldaar 86. derzoek “Schoonoord” in 1972 (Zeist 1973) 99; 134 Offringa, Van Gildestein tot Uithof, 198. ivo, Het Instituut voor Veeteeltkundig Onder- 135 Gary Steiner, Anthropocentrism and its Dis- zoek “Schoonoord” in 1978 (Zeist 1979) 85. contents. The Moral Status of Animals in the 127 Onder andere Hans Bekke, Jouke de History of Western Philosophy (Pittsburgh 2005) Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 469

Noten 469

132-152; Wolloch, Subjugated Animals, 37-38; geneeskunde 97 (1972) 801-809. Navolgend: Fudge, Brutal Reasoning, 147-162. J.A.H. van Lieshout, P.J. J.A. Schröder, H.A.M. 136 Nordenfelt, Animal and Human Health, Elsinghorst, M.J.J. van der Linden, ‘Amputatie 47-51, 157. Typerend ook was dat diergenees- van een halve tongpunt bij het rund, om zui- kundige beschouwingen vaak begonnen met gen te voorkomen’, Tijdschrift voor Diergenees- een uitweiding over het economisch belang van kunde 100 (1975) 722-723. Deze operatie werd de landbouwsector, onder meer Frankenhuis, uitgevoerd om te voorkomen dat koeien bij el- Nabuurs, Bool, ‘Veterinaire zorg(en)’, 1238; kaar melk gingen drinken. ‘De oorzaak van J.P.T.M. Noordhuizen, De bonte moet eruit! As- dit euvel is voornamelijk gelegen in de huis- pecten van gezondheid in de veehouderij (Wage- vesting. De dieren zijn niet meer individueel ningen 1990) 1. gehuisvest, maar bevinden zich in de moderne 137 Ibidem, 36. Ook: E.A.T.M. Schreuder, Ge- ligboxenstallen waar ze in koppels worden ge- zondheid en welzijn van dieren. Een institutioneel houden.’ onderzoek naar het handelen van de rijksover- 142 Rutgers, Het wel en wee, 1, 18, 205-208; heid op het beleidsterrein gezondheid en welzijn ‘Professor Grommers: “We staan met onze van dieren, 1945-1998 (Den Haag 2000) 10-11. rug tegen de muur”’, Lekker Dier (juni 1993) 5. 138 Noordhuizen, De bonte moet eruit!, 42. Vergelijk: Gerard Spong, Leugens om bestwil 139 ‘Tweede conferentiedag’, De Pluimvee- (Amsterdam 1997) 26-29. In later jaren re- houderij (14 februari 1975) nr. 7, 19; P. v.d. Kerk, aliseerden de dierenartsen zich dat ze geen ‘Integratie en Diergeneeskunde’, Tijdschrift advocaat van het dier waren, maar zich in een voor Diergeneeskunde 97 (1972) 669-679; Kool- onmogelijk spanningsveld bevonden tussen mees, ‘The role of veterinary medicine’, 259; opdrachtgever, dier, maatschappij en eigenbe- E.N. Stassen, Van bruikbaar tot dierbaar. Over lang – opvallend toen was dat ze zich in deze de relatie mens-dier (Wageningen 2006) 5. Vgl.: benarde positie wilden bevinden (of dat althans ‘En ten slotte mag niet vergeten worden dat het verkondigden). uiteindelijke doel van een kuikenmester niet is 143 Rutgers, Het wel en wee, 20; nrlo, Rapport om dieren te hebben met een zo hoog moge- van de commissie, 67; J.E. van Dijk, Van bij- lijke weerstand tegen ncd [Newcastle Dise- zonder naar algemeen (Utrecht 1995) 3. Na- ase, djv]. Het doel van een kuikenmester is volgend: ‘Het ónverdoofd castreren van de om, zo geen winst, dan toch in elk geval een ar- miljoenen mannelijke biggen’, Contactblad beidsinkomen te behalen. We zouden bijna “Relatie Mens en Dier” (juni 1999); Bernard E. zeggen met of zonder weerstand tegen ncd’, Rollin, The Unheeded Cry. Animal Conscious- B., ‘Kan de gezondheidsdienst beter?’, De ness, Animal Pain and Science (Londen/New Pluimveehouderij (2 mei 1975) nr. 18, 3. York 1989) 72-73, 117, 123, 131-132, 172; per- 140 Om exact te zijn: de Afdeling Noord-Bra- soonlijke mededeling Ruth van der Leij, 15 de- bant en de groep dierenartsen werkzaam in cember 2007. het bedrijfsleven van de knmvd. ‘Symposium 144 Uitzondering die deze regel bevestigde ethiek in de diergeneeskunde’, Tijdschrift voor was een protestactie in Den Haag in 1997 te- Diergeneeskunde 100 (1975) 691-721. Navol- gen het doodspuiten van biggetjes. Navolgend: gend: P.F.M. Beersma, ‘Hoe maken wij het dierenarts Lycklama à Nijeholt weigerde mid- onze kippen naar de zin?’, De Pluimveehoude- den jaren 1990 bloed te prikken bij varkens: rij 1 (1971) 27. ‘Ik kan niet verdragen dat varkens door mijn 141 Geciteerd via Rutgers, Het wel en wee,17. handelen sterven, of hun biggen verwerpen Ook: Gerard de Haas, Hans Plate, ‘“We zijn door de stress van het bloed afnemen. Het is wat aan het verliezen....”’, Tijdschrift voor Dier- gewoon een rot-ingreep’, Andries Dijkstra, Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 470

470 Noten

Joop Udo, ‘“Bloedmonsters de dood voor var- 148 D.R. Röell, De wereld van instinct. Niko kensexport”’, De Telegraaf (12 februari 1994) 21. Tinbergen en het ontstaan van de ethologie in Ne- Omgekeerd schreef de Belgische dierenarts derland (1920-1950) (Rotterdam 1996) 202- Karel Van Noppen in 1986: ‘Regelmatig betrap 209. ik mij zelf erop dat ik de wet overtreed ten 149 Rollin, The Unheeded Cry, 117, 123, 72-73. gunste van de producent (...)’, Marc Helsen, 150 Ibidem, 98. Het leverde de paradoxale si- Dodelijk vlees. Van Karel Van Noppen tot de gek- tuatie op dat experimenten werden verricht kekoeienziekte (Antwerpen 1998) 210. Verder naar de effectiviteit van pijnstillers op wezens onder meer: Joep Domen, Koen Greven, waarvan werd ontkend dat zij pijn konden voe- ‘Vluchtroute voor Belgische hormonenmafia’, len. nrc Handelsblad (9 september 1999) 8; Joep 151 Grandin, Johnson, Animals in Translation, Domen, Koen Greven, ‘Nederland vertrouwt 14. Vandaar ook dat behavioristen zich in op zelfcontrole vleessector’, ibidem (10 sep- hoofdzaak konden beperken tot experimen- tember 1999) 10; Jaak Vandemeulebroucke, ten met ratten – die model konden staan voor Bart Staes, Het vlees is zwak (Antwerpen 1996) alle dieren, homo sapiens incluis. 80-85, 212-216. 152 Roëll, De wereld van instinct, 133-137; Ri- 145 Notulen Werkconferentie Nationale Agen- chard Burckhardt Jr., ‘The founders of ethology da Diergezondheid (2007); ‘Professor Grom- and the probleem of animal subjectivity’, in: mers: “We staan met onze rug tegen de Marcel Dol e.a. red., Animal Consciousness and muur”’, Lekker Dier (juni 1993) 5; vwa, Mo- Animal Ethics. Perspectives from the Netherlands dernisering activiteiten, 44-45; Hans van der (Assen 1997) 1-13; Frans Makkink, ‘Het debat Lugt, ‘“Intimidatie van artsen bij controle vee- over vegetarisme op de kerstreünie’, Amoebe 9 vervoer.” Voedsel- en warenautoriteit Toe- (1930) 84-87. Ook valt in dit verband te denken zichthouder op veesector in intern rapport aan de vegetariër Jan P. Strijbos, ofschoon vernietigend over eigen functioneren’, nrc geen etholoog maar ornitholoog. Handelsblad (29 januari 2008) economie, 11. 153 Burckhardt, ‘The founders of ethology’, 2. In de meest extreme vorm openbaarde zich de 154 Ibidem; Bouma, De aarde is er ook nog, tegenstelling tussen economisch en publiek 181-182; Wiepkema, Gedrag en welzijn, 17-19; belang in België waar Karel Van Noppen in Francoise Wemelsfelder, Animal boredom. To- 1995 werd vermoord door de hormoonmaf- wards an empirical approach of animal subjecti- fia. vity (z.p. 1993) 60; Ruud van den Bos, ‘Re- 146 Diergeneeskundige Studentenkring, Dier- flections on the organisation of mind, brain geneeskunde, ethiek, ethologie. Veterinair studen- and behaviour’, in: Marcel Dol e.a. red., Animal ten symposium (Utrecht 1974) ten geleide. Consciousness and Animal Ethics, Perspectives 147 In een individueel geval konden de emo- from the Netherlands (Assen 1997) 144-166, al- ties zelfs zo hoog oplopen dat het leidde tot de daar 145. gang naar de rechter om de opleiding te kun- 155 In de cognitieve psychologie en cognitie- nen voltooien, Marieke Dubbeldam, ‘Dieren- ve ethologie die vanaf de jaren 1970 bewustzijn arts in spe wil geen dieren doden’, Algemeen en gevoel herontdekten, bleef niettemin iets Dagblad (4 april 2001) 6. Ook: Hans Bosch, van de oude angst voor antropomorfisme ‘Het biggenpracticum (1)’, Absurddus (sep- voortleven. Representanten hiervan als Daw- tember 1984) 15-16; Ben Kuiper, ‘Het biggen- kins en Gordon Burghardt pleitten voor een practicum (2)’ , ibidem, 17-18. Voor het onge- ‘kritisch antropomorfisme’ – terwijl, vanuit makkelijke gevoel dat dit opriep bij de staf, J. het evolutionaire perspectief dat zij hanteer- Bouw, IJdelheid der ijdelheden (Utrecht 1989) 11. den, het meer voor de hand lag wat zij deden Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 471

Noten 471

te omschrijven als het ‘de-antropomorfiseren’ ‘The welfare of an individuel is its state as re- van het antropocentrische idee dat vermogens gards its attempts to cope with its environ- als het ervaren van pijn, lijden, genot ménse- ment (...) State as regards its attempts to cope lijke vermogens waren. In dit verband pleitte refers to how much has to be done to cope Marc Bekoff voor een ‘biocentrisch antropo- and how well and how badly coping attempts morfisme’: Marc Bekoff, Animal Passions and succeed’, D.M. Broom, ‘Animal welfare: con- Beastly Virtues. Reflections on Redecorating Na- cept and measurement’, Journal of Animal ture (Philadelphia 2006) 150. Vgl. Ralph R. Science 69 (1991) 4167-4175, aldaar 4168. Be- Acampora, Corporal Compassion. Animal Ethics halve ‘harmonie’ zoals in de definitie van het and Philosophy of Body (Pittsburgh 2006) 5. nrlo werden in dit verband ook soortgelijke 156 Roëll, De wereld van instinct, 16-136. woorden als ‘balans’, ‘equilibrium’ en ‘homeo- 157 Nog in 1975 concludeerde de nrlo dat stasis’ veel gebruikt, waarbij het dynamische de toegepaste ethologie voor landbouwdieren karakter daarvan steeds meer nadruk kreeg niet kon terugvallen op ethologisch onderzoek en er, naast groepgemiddelden, ook nadruk- naar kwalificeren en kwantificeren van wel- kelijk aandacht kwam voor individuele variatie, zijn omdat de grondleggers van de ethologie onder meer G.C. Brantas, ‘Welzijn, produktie daar geen onderzoek naar hadden gedaan: en profijt’, in: Diergeneeskundige Studenten- ‘Aangaand de beschrijving van het welzijn kring, Diergeneeskunde, ethiek, ethologie. Veteri- moet op het terrein van de ethologie van (land- nair studenten symposium (Utrecht 1974) 18- bouw)huisdieren in hoge mate geïmproviseerd 28, aldaar 18; Wemelsfelder, Animal boredom, worden. De diergeneeskundige aspecten zijn 33-36; nwo, Grenzen aan dierlijke produktie. Ge- veel exacter te behandelen (...)’, nrlo, Rapport dragsfysiologisch onderzoek naar stress en adap- van de commissie, 41. tatievermogen bij dieren (z.p. 1995) 3, 6; Marko 158 Jan Bonjer, ‘“Ik ben omgegaan omdat ik A.W. Ruis, Social stress in pigs. Social stress as contact had met die dieren”’, Lekker Dier Info a source of reduced welfare in pigs (z.p. 2001) (december 1982) 3, 8; Bouma, De aarde is er 8-14. ook nog, 182; Van Putten, Een onderzoek bij 164 Fraser, Broom, Farm Animal Behaviour, staartbijten, 6. 276; De Jonge, Goewie, In het belang,22;Jona- 159 ‘Moeten we naar andere productieme- than Balcombe, Pleasurable Kingdom. Animals thoden in de pluimveehouderij’, Dierenbe- and the Nature of Feeling Good (paperback-edi- scherming 54 (juni 1972) 13-14, aldaar 13. Zie tie, Londen/New York 2007). De laatste jaren o.a. ook J.A.R.A.M. van Hooff, ‘Een ethologi- komt hier wat verandering in en gaat bijvoor- sche beschouwing over abnormaal gedrag en beeld ook aandacht uit naar spelgedrag. dierlijk welzijn’, in: Diergeneeskundige Stu- 165 Van Hooff, ‘Een ethologische beschou- dentenkring, Diergeneeskunde, ethiek, ethologie. wing’, 15; Van Putten, ‘Ethische grenzen’, 30. Veterinair studenten symposium (Utrecht 1974) 166 De asymmetrie in dezen was dat techni- 2-17, aldaar 15-16. sche oplossingen om dierlijke productie te ver- 160 Rollin, The Unheeded Cry, 8, 108; Nor- vangen veelal uit de weg werden gegaan. Een denfelt, Animal and Human Health, 71-74. belangrijk argument vóór (extensieve) veeteelt 161 A.W. Musschenga, Kwaliteit van leven. Cri- was bijvoorbeeld dat veel weidegrond onge- terium voor medisch handelen? (Baarn 1987) schikt was voor akker- of tuinbouw. Dat die 16-23; Nordenfelt, Animal and Human Health, grond daar misschien wel geschikt voor was 38-42. te máken, viel buiten de zelf gedefinieerde 162 Webster, Animal Welfare,24-41. ‘systeemgrenzen’. Vgl. F. de Boer, ‘Van wat de 163 nrlo, Rapport van de commissie, 44. Vgl: mens niet lust of smaakt wordt door het vee Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 472

472 Noten

iets goeds gemaakt’, Bedrijfsontwikkeling 6(fe- uit het programma Grenzen aan dierlijke pro- bruari 1975) 131-135. ductie (1995) waar ‘grenzen’ louter betrekking 167 F.R. Stafleu, F.J. Grommers, J. Vorsten- hadden op de grenzen van het adaptatiever- bosch, ‘Animal welfare: evolution and erosion mogen van dieren, niet op grenzen aan de of a moral concept’, Animal Welfare 5 (1996) omvang van de dierlijke productie zoals uit 225-234. Vgl. Ruud van den Bos red., Welzijn de titel leek te spreken, nwo, Grenzen aan dier- van dieren en dierenwelzijnsbeleid. Essays over lijke productie, 1-2. Verder onder andere F. doelstellingen, instrumenten en evaluatie van die- Leenstra e.a., Het doden van eendagskuikens, renwelzijnsbeleid in Nederland (Tilburg 1997) kan dat niet anders? Opvattingen van ‘het pu- 1-18. bliek’ over alternatieven voor het doden van een- 168 Geciteerd via Francien H. de Jonge, ‘Ani- dagskuikens (Lelystad 2008) – waarin het al- mal welfare? An ethological contribution to ternatief ‘stoppen met (industrieel) fokken’ the understanding of emotions in pigs’, in: ontbrak –; A.A. Dijkhuizen, ‘Economic and Marcel Dol e.a. red., Animal Consciousness and social aspects of animal health, animal welfare Animal Ethics. Perspectives from the Netherlands and food safety: basic framework and some (Assen 1997) 103-113, aldaar 104. Navolgend: examples’, Tijdschrift voor sociaalwetenschappe- Van den Bos, ‘Reflections on the organisation’, lijk onderzoek van de Landbouw 13 (1998) 147, 144. 153; H.N.J. Schifferstein, M.J.J.M. Candel, 169 Van den Bos, ‘Reflections on the organi- H.C.M. van Trijp, ‘A comprehensive approach sation’; De Jonge, Goewie, In het belang van, to image research: an illustration for fresh 20-21; persoonlijke mededeling Ruud van den meat products in the Netherlands’, ibidem, Bos, 30 november 2007. 163-175. In deze laatste publicatie werd de mo- 170 Rob de Vries, ‘Dutch Research on animal gelijkheid van het vervangen van vlees wel consciousness and ethics’, in: Marcel Dol e.a. overwogen, maar als ‘bedreiging’ voorgesteld. red., Animal Consciousness and Animal Ethics. 172 Nordenfelt, Animal and Human Health, Perspectives from the Netherlands (Assen 1997) 134-135; Fraser, Broom, Farm Animal Beha- 233-244. Een interessante poging tot oprek- viour, 257. De conceptie van dierenwelzijn als ken of openbreken biedt het werk van Fran- dynamisch equilibrium impliceerde weliswaar coise Wemelsfelder, onder meer F. Wemels- de factor tijd, maar deze bleef abstract of viel felder, ‘How animals communicate quality onder gezag van de productie. of life: the qualitative assessment of beha- 173 Musschenga, Kwaliteit van leven, 142-143; viour’, Animal Welfare 16 (2007) 25-31. Voor Nordenfelt, Animal and Human Health, 134. verdere theoretische reflectie op andere we- Vgl.: Marc. B.M. Bracke, Modelling of animal gen: Corinne Painter, Christian Lotz red., Phe- welfare. The development of a decision support nomenology and the Non-Human Animal. At system to assess the welfare status of pregnant the Limits of Experience (Dordrecht 2007); sows (z.p. 2001). Acampora, Corporal Compassion. 174 Voor een (vrij zeldzame) explicatie: Bran- 171 Onder meer Van de Poll, Sterrenberg, tas, ‘Welzijn, produktie en profijt’, 21. Teke- Te Velde e.a., Hoe oordelen we, 29; Stafleu, De nend is dat Brantas op dit punt een beroep Lauwere e.a., Boerenethiek: een paradox? 1, 3; deed op Buytendijk wiens methoden bij etho- John Grin, Adrienne van Staveren, Werken aan logen doorgaans als onwetenschappelijk te systeeminnovaties. Lessen uit de praktijk van In- boek stonden, zie Wemelsfelder, Animal Bo- novatieNetwerk (Assen 2007) 55; Webster,Ani- redom, 63. Vgl. Marc. B.M. Bracke, Killing ani- mal Welfare. Heel nadrukkelijk bleek dat ook mals, or, Why no wrong is done to an animal Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 473

Noten 473

when killed painlessly (doctoraalscriptie Rijks- we de aard en bestaan wetenschappelijk kun- universiteit Utrecht, Utrecht 1990). nen aantonen en onderbouwen’. Klaarblijkelijk 175 Armstrong, ‘Farming images’, 121. Vgl: kon niet worden aangetoond dat het vergas- Eddie Bokkers, De dierenwelzijnsindex. Een sen of vermalen van eendagskuiken hun ge- aanzet tot het kwantificeren van het niveau van zondheid schaadde – waarmee, men lette ook dierenwelzijn in Nederlandse veehouderijsyste- op de bewijslast, moest worden aangenomen men (Den Haag 1996); H. Bartussek, ‘How to dat die onaangetast bleef, F.R. Leenstra, E.K. measure animal welfare? The idea of an “Ani- Visser, M.A.W. Ruis e.a., Ongerief bij rundvee, 5. mal Needs Index” ani-35l [Tiergerechtheits- Hoezeer de ideologie van productie richting- index tgi 35l]: A practical tool for assessing gevend was, wordt ook duidelijk uit een ver- farm animal housing conditions on farm level gelijking met de proefdiersector. Daar werd in respect to animals’ well being and beha- een streven geïmplementeerd om het aantal vioural needs – Austrian experiences’, in: M. dierproeven te verminderen, de proeven te Hovi, R. Garcia Trujillo red., Proceedings of the verfijnen en dieren te vervangen door andere Second nahwoa Workshop, Córdoba, Spain, 8- methoden van vergaring van kennis en vaar- 11 January 2000 (Reading 2000) 135-142; digheden – bijvoorbeeld door weefselkweek Bracke, Modelling of animal welfare. Recent of computersimulaties. Imperfect en weer- wordt gepoogd een systeem te implemente- barstig als de praktijk daarvan was, het succes ren waarbij het welzijn aan de dieren wordt ge- was relatief groot, het verbruik van proefdieren meten – vooral ook om van allerlei gedetail- halveerde, Dirk Boon, Wet op de dierproeven op leerde regelgeving voor huisvestingssystemen de proef gesteld, deel ii (Utrecht 2002). (Ethiek af te kunnen komen. Hoe dit zal uitwerken, en economie liepen dan ook goeddeels paral- moet de toekomst uitwijzen. lel: het gebruik van proefdieren was ook in 176 Fraser, Broom, Farm Animal Behaviour, financiële zin kostbaar). Construeerden proef- 256-257. Vgl.: Frederike Kaldewij, ‘Animals dierwetenschappers dierproeven als een ‘nood- and the harm of death’, in: Matthias Kaiser, zakelijk kwaad’, veeteeltwetenschappers con- Marianne Elisabeth Lien red., Ethics and the po- strueerden dierlijke productie als ‘noodzakelijk litics of food. Preprints of the 6th Congress of the goed’. European Society for Agricultural and Food Ethics 178 Die vormden tevens de uitzondering op (Wageningen 2006) 528-532. Ook: L.E.J. Rut- de drie v’s van vermindering, verfijning en gers, J.M. Swabe, E.N. Noordhuizen-Stassen, vervanging (zie voorgaande voetnoot) – en le- Het doden van gehouden dieren Ja mits… of nee, verden een paradox op omdat onderzoek naar tenzij? (Utrecht 2003) 9-24. Evenzo werd in re- welzijn juist de morele aanvaardbaarheid er- flectie op het doden van dieren het doden van van ter discussie stelde. De impact van het on- de mensen onder hen niet inbegrepen. derzoek was namelijk lang niet altijd gunstig, 177 Zoals in een rapport van de Animal al was het maar omdat de proeven veelal con- Science Group waarin werd gesteld dat het trolegroepen vereisten van dieren die onder doden van eendagskuikens geen ongerief met gangbare omstandigheden gehouden of ge- zich meebracht. Dat klonk, mits een pijnloze dood werden, Van Zomeren, Levende have,304. dood kon worden gegarandeerd, plausibel, tot Daarnaast bleef onderzoek voortgaan dat geen de definitie van ‘ongerief’ ernaast werd ge- of nauwelijks rekening hield met welzijn, zie legd. Volgens de wetenschappers was onge- onder meer ‘Ruige omgang, betere resulta- rief namelijk ‘die aantasting van lichamelijke ten’, Boerderij 88 (22 juli 2003) nr. 42, 34. en psychische gezondheid van dieren, waarvan 179 Jan Bonjer, ‘“Ik ben omgegaan omdat ik Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 474

474 Noten

contact had met die dieren”’, Lekker Dier Info geëxpliciteerd, in de discussie bleef de grond- (december 1982) 3, 8. In 1985 of 1986 werd slag enigszins in de lucht hangen. In de Wet Brantas voorzitter, interview Jan IJzerman, 19 op de Dierproeven werd zij daarentegen wel oktober 2007. pertinent vastgelegd (artikel 1a). 180 ‘De intensieve pluimveehouderij’, Die- 187 Aanvankelijk ging het om enkele pro- renbescherming 54 (april 1972) 5-7. Navolgend: centen van het onderzoeksbudget, ‘Ontwik- Martin Ruyter, ‘Veemesters in houdgreep van kelingsplan van dierlijke produktie onderzoek’, vlees- en voederconcerns. Boeren, fabrieksar- L&O 5 (1976) nr. 1, 5-10. beiders in buitendienst’, De Volkskrant (24 fe- 188 Huib Goudriaan, ‘Commissie veroordeelt bruari 1973) 23. intensieve veehouderij’, Trouw (26 juni 1975) 181 Geciteerd via Schmit, Frambozenschol en 5. Navolgende geciteerd via Vijver, Protein po- bloemkoolpaling, 107. Navolgend, ibidem, 108; litics, 71. Andere Tijden, ‘Opkomst van de bio-industrie’ 189 Zo verklaarde Landbouwminister Gerda (17 mei 2001). Verburg in 2008 na veertig jaar welzijnson- 182 Ministerie van Landbouw en Visserij, derzoek: ‘Ik heb bij de opstelling van de Nota Nota intensieve veehouderij,15. Dierenwelzijn moeten vaststellen dat een groot 183 Frouws, Mest en macht, 163. Navolgend: aantal zaken niet of onvoldoende onderzocht Tweede Kamer, Vaste Commissie, Openbare is’, Verslag van een notaoverleg, Tweede Ka- commissievergadering Nota intensieve vee- mer, vergaderjaar 2007-2008, 28 286, nr. 100, houderij, 215. 64. Bij dezelfde gelegenheid betitelde de mi- 184 In 1995 bleek zeventig procent van de nister overigens een bescheiden krimp van varkenshouders de welzijnsregels te overtre- vijftien procent van de legkippenpopulatie die den. Ondanks verscherpte controle van de aid zou optreden als enige welzijnsverbeteringen lag dit percentage in 2001 nog boven de vijf- zouden worden ingevoerd als ‘niet verant- tig procent, E.C. de Bordes, N. Evertsen, Hand- woord’, ibidem, 60. having Wetgeving dierenwelzijn (Den Haag 190 ‘Nieuwe kansen voor echte boeren’, Lek- 2003) 90. ker Dier Info (maart 1984) 4-5. Navolgend: 185 Ministerie van Cultuur, Recreatie en ‘Scharrelvarkens krijgen de ruimte’, ibidem Maatschappelijk werk, Rijksoverheid en dieren- (juni 1985) 4-5; interview Jan IJzerman. bescherming (Den Haag 1981) 3. 191 Dirk Boon, Teksten en toelichting Wetge- 186 Dirk Boon, Nederlands dierenrecht (Arn- ving dierenwelzijn, editie 1999-2000 (Lelystad hem 1983) 57-59; Dirk Boon ‘Over het dier als 1999) 148-150, 150-152. Navolgend: Ibo van rechtssubject’, in: J.P. Loof, P.B. Cliteur red., de Poel, ‘De wereld van de legbatterij’, Kennis Mensenrechten, dierenrechten, ecosysteemrechten. en Methode 18 (1994) 315-340, aldaar 328-329. Opstellen over het toekennen van fundamentele Terzijde zij opgemerkt dat in dit artikel, in rechten aan mannen, vrouwen, kinderen, dieren weerwil van de titel, niet de wereld van de en de rest van de natuur, naar aanleiding van de legbatterij beschreven staat – kippen komen er studiedag “Dragers van fundamentele rechten: als actoren niet in voor – maar de wereld rond ontwikkelingen en perspectieven”, 9 oktober 1996 de legbatterij. te Leiden (Leiden 1997) 61-74, aldaar 72-73. De 192 Rogers Brambell, Report of the Technical opmerkelijke situatie deed zich kortom voor Committee, 26. De kalveren werden, na over- dat het recht vennootschappen als personen gangstermijn, in kleine groepen gehouden, construeerde, maar bijvoorbeeld chimpan- binnen, zónder hun moeder, in boxen op vol- sees níét. Overigens werd de ‘intrinsieke waar- ledige roosters met per dier nog geen twee de’ als grondslag van de gwwd niet in de wet vierkante meter ruimte – waarmee hun huis- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 475

Noten 475

vesting vergelijkbaar werd met de bio-indus- ‘bloedpony’s’ die ook aan dit schandaal gelinkt triële huisvesting van mestvarkens. waren). 193 ‘Doden slachtkippen enkel oorverdovend’, 197 Frits Bloemendaal, Het mestmoeras (Den Lekker Dier Info (maart 1983) 1; ‘Onverdoofd Haag 1995) 31-39; Frouws, Mest en macht, 93, sterven in een stoombad’, ibidem (maart 1988) 100-103, 170-171. 3; efsa, ‘Opinion of the Scientific Panel on 198 Ibidem, 77-82. Animal Health and Welfare on request from 199 Persoonlijke mededeling Geert van der the Commission related to welfare aspects of Peet, 18 januari 2008. the main systems of stunning and killing the 200 Bloemendaal, Het mestmoeras,9-24;Duff- main commercial species’, The efsa Journal hues, Voor een betere toekomst, 282; Bekke, De (2004) nr. 45, 1-29, aldaar 16-19; Een vandaag Vries, Neelen, De salto mortale, 39, 42. Navol- (24 oktober 2006); Antwoord op vragen mis- gend: ibidem, 45, 50; Oscar van der Kroon, standen kippen- en varkensslachterijen en het Ministerie in crisis. Over visfraude, milieubehoud toezicht van de Algemene Inspectiedienst, 425, en boerenbelang (Amsterdam/Antwerpen 1994). Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, Aan- 201 Bekke, De Vries, Neelen, De salto mor- hangsel, 915-918. tale, 51-62. 194 E. Lambooy, W. Spanjaard e.a., Euthana- 202 Journalist Oscar van den Kroon, die ja- sie van varkens die op grond van de veewet moe- renlang onderzoek naar het ministerie deed, ten worden afgemaakt, dl.1-3 (Zeist 1979-1982) karakteriseerde het als ‘een staat in een staat’, 1. Navolgend: ‘Schokkend onderzoek van ivo. Van der Kroon, Ministerie in crisis, 10. Tienduizenden destruktiedieren langzaam ver- 203 Bekke, De Vries, Neelen, De salto mor- gast’, Lekker Dier Info (december 1982) 2. tale; Frouws, Mest en macht; Gerard Breeman, 195 ‘Al 90.000 dieren vergast in 1984. Lekker Karin Op den Kamp, Marco Zannoni, ‘Mest- Dier “kaapt” varkensgaskamer’, Lekker Dier problemen en varkenspest: crisis en kansen in Info (september 1984) 1. Enkele weken eerder de landbouwsector’, in: Arjen Boin, Sanneke hadden twee medewerkers van Lekker Dier Kuipers, Marc Otten red., Institutionele crises. tevergeefs geprobeerd de vergassing te voor- Breuklijnen in beleidssectoren (Alphen aan den komen van twintig zeugen en hun biggetjes op Rijn 2000) 114-143; Wielinga, Netwerken als het destructiebedrijf te Son, ‘Aktie ‘Tegengas’’, levend weefsel. Gemeenschappelijk kenmerk ibidem, 2. van deze publicaties is, niet toevallig, dat de 196 ‘Lekker Dier sluit het gas af’, ibidem (de- status van dieren binnen lnv niet aan de cember 1984) 1; interview Jan IJzerman, 19 ok- orde komt. Zij komen wel, zij het marginaal, tober 2007. Ook een andere succesvolle Lek- aan bod in Trond Selnes, Marius Aalders, Een ker Dieractie kende zo’n beurse plek. Lekker kantelende overheid. Debat intensieve veehou- Dier ontdekte namelijk in 1984 dat Diosynth, derij en de transitie naar duurzame landbouw dochteronderneming van Akzo Pharma, onder (Den Haag 2005). het mom van de actie ‘Moeders voor moeders’ 204 Henk Verhoog, Thijs Visser, De rol van niet alleen menselijke urine verzamelde voor ethiek en beleid in de bescherming van land- de productie van medicijnen om vruchtbaar- bouwhuisdieren (Wageningen 1987). heidsproblemen bij vrouwen te verhelpen, 205 Zo werd een relatief vooruitstrevende wij- maar ook voor medicijnen voor vruchtbaar- ziging van het varkensbesluit – eind jaren heidsproblemen bij bio-industrieel gehouden 1990 door een kleine groep ambtenaren voor- zeugen. De verontwaardiging die hierover ont- bereid – in later jaren weer goeddeels terug- stond betrof echter vooral dit bedrog, niet de si- geschroefd, persoonlijke mededeling Geert tuatie van de zeugen (of die van de zogeheten van der Peet, 18 januari 2008. De veranderin- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 476

476 Noten

gen op het ministerie, gepersonifieerd door 208 lnv, Dier en welzijn internationaal (Den Jan Staman, stemden wetenschappers in de ja- Haag 2004) 9; lnv, Beleidsnota dierenwelzijn, ren 1990 positief, maar kregen geen vervolg, 3; lnv, Toespraak van de minister van lnv,G. persoonlijke mededeling Ruud van den Bos, Verburg, bij de opening van het kreeftensei- 30 november 2007; persoonlijke mededeling zoen (27 maart 2008) www.minlnv.nl/portal/ Francoise Wemelsfelder, 3 december 2007. page?_pageid=116,1640333&_dad=portal&_sch Ook op het gebied van milieu werkte het mi- ema=portal&p_news_item_id=23169 (ge- nisterie niet mee, zo niet tegen, ‘Het bolwerk raadpleegd 9 mei 2008). trekt zich in een toenemende mate van au- 209 Terindicatie:opdewebsitevanhet tisme terug’, Van der Ploeg, De virtuele boer, ministerie van lnv, het ministerie dus waar 383-384, 411-414. Over de onmacht van de mi- dierenbescherming in onder was gebracht nister, ibidem 439; persoonlijke mededeling –geraadpleegd op 7 februari 2009 en lnv- Geert van der Peet, 18 januari 2008. publicaties bevattend vanaf 2002 – scoorde 206 www.minlnv.nl (geraadpleegd 27 april ‘dierenwelzijn’ 1285 hits. ‘Dierenrechten’ 2008). Verder onder meer Van de Poll, Ster- kwam niet verder dan minder dan één procent renberg, Te Velde e.a., Hoe oordelen we,5,9,16; van dat aantal, tien treffers, en die betroffen al- C.J.A.M Termeer, ‘De verantwoordelijkheids- len bovendien beschrijvingen van zaken die verdeling tussen overheid en bedrijfsleven’, buiten lnv stonden – als in ‘dierenrechtenor- Tijdschrift voor sociaalwetenschappelijk onder- ganisatie gaia’ et cetera. Verder ten bewijze dat zoek van de Landbouw 13 (1998) nr. 3, 188-190; dierverbruik expliciet niet ter discussie mocht Werkdocument van het voorzitterschap (Neder- staan: lnv, Verslag lnv Consumentenplatform, land, 5-7 september). Landbouw in de kijker: wie vis moet, kan dat? (Den Haag 2008) 3. Zie voor is waar verantwoordelijk voor? (z.p. 2004) 1. de juridificering van lnv,Bekke,DeVries, Ook de opzichtige afwezigheid van de formu- Neelen, De salto mortale, 43-45. lering van een expliciete, directe overheids- 210 Ibidem, 69-78, 95-98, 102-111; T. Brand- verantwoordelijkheid jegens niet-menselijke sen, T. Cardoso Ribeiro, P.H.A. Frissen, De last dieren is in dit verband opvallend, lnv, Be- van sturing. Een nieuw perspectief voor de land- leidsnota dierenwelzijn; lnv, Insteek overheid dis- bouw (Utrecht 2005); Wielinga, Netwerken als cussie intensieve veehouderij (Den Haag 2003); levend weefsel, 278-283, 292-303. lnv, Debat toekomst intensieve veehouderij (Den 211 Zo haalde men de chaostheorie uit de Haag 2004); lnv, Concept wet dieren (Den kast, K.J. Poppe, R. During, S. Spoelstra, B. Haag 2007). In de Nota dierenwelzijn kwam de Bos, H. Schoorlemmer, Het Wageningen ur- minister niet verder dan dat de overheidsver- programma: Transitieprocessen. Werkboek 2005- antwoordelijkheid uit het scheppen van ‘rand- 2007 (Wageningen 2007). Ook: Wielinga, Net- voorwaarden’ bestond en het zorgen voor de werken als levend weefsel. naleving daarvan, lnv, Nota dierenwelzijn (Den 212 ‘[A]gricultural self-regulation has pre- Haag 2007) 11. Dat het de overheid om Ne- vailed in the Netherlands’, Krajenbrink, Het derlandse consumer concerns ging en niet om Landbouwschap, 416, 404-407. Het failliet van dieren, bleek er tevens uit dat dierenwelzijn, de zelfregulering bleek uit de controle op dier- voor zover ik weet, van geen betekenis was als transport en slachthuizen. Zoals een intern het ging om ontwikkelingssamenwerking in rapport van de Voedsel- en Warenautoriteit in relatie tot veehouderij, Voorlichtingsdienst 2007 stelde: ‘Geconcludeerd kan worden dat Ontwikkelingssamenwerking, Veehouderij in de nalevingbereidheid van regelgeving door ontwikkelingslanden (Den Haag 1991). het bedrijfsleven slecht is, het huidige toezicht 207 Van den Ham, Wens & werkelijkheid, 91. ontoereikend is en dat handhaving, zo er al ge- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 477

Noten 477

handhaafd wordt, geen effect sorteert’, vwa, 16 januari 2008, 3, 6; Van der Ploeg, De vir- Modernisering activiteiten, 11. Ging het hier om tuele boer, 420. Nederland was hierin niet geprivatiseerde, van het bedrijfsleven afhan- uniek, zie bijvoorbeeld voor Amerikaanse sti- kelijke controle, ook de overheid zelf toonde mulering van onder meer dierlijke consump- zich onmachtig regels te handhaven. Een ge- tie (en de invloed van het bedrijfsleven op de middelde veehouderij werd eens in de vijf jaar politiek): Marion Nestle, Food Politics. How the door de aid geïnspecteerd, overtreders kwa- Food Industry influences Nutrition and Health men er vaak zonder sancties vanaf, eventuele (First paperback printing, Berkeley, Los An- boetes wogen niet op tegen de financiële voor- geles, Londen 2003). delen van ‘niet-regelconform gedrag’, ibidem 214 Antwoorden op Kamervragen over sub- 39; Lute Nieuwerth, Transport van levend vee. De sidie van 2,9 miljoen euro voor een promo- Wet Dierenvervoer kritisch beschouwd (Utrecht tiecampagne van pluimveevlees: Tweede 1990) 67-74; De Bordes, Evertsen, Handhaving Kamer, 2364, vergaderjaar 2006-2007, aan- Wetgeving dierenwelzijn, 79-114; cmc/t11Com- hangsel, 5005-5006. Verder ook antwoorden pany, Nulmeting reisschema’s. Onderzoek naar op Kamervragen over subsidiëring Varkens in het toezicht en handhaving ten aanzien van de Zicht: Tweede Kamer, 1575, vergaderjaar 2006- reisschema’s van diertransporten (Amsterdam 2007, aanhangsel, 3335-3337; antwoorden op 2006). Kamervragen over subsidiëring van varkens- 213 Frouws, Mest en macht, 144-147. Teke- vlees: Tweede Kamer, 646, vergaderjaar 2007- nend voor hoe lnv vast bleef houden aan de 2008, aanhangsel, 1381-1382; antwoorden op bio-industrie was ook de uitspraak in 2007 Kamervragen over verhoging van eu-export- van directeur-generaal Renée Bergkamp dat subsidies voor pluimvee: Tweede Kamer, 2582, invoering van het principe ‘de vervuiler be- vergaderjaar 2006-2007, aanhangsel, 5477- taalt’ nobel klonk maar dat daardoor gangbare 5478; pvv, Jaarverslag 1988 (Rijswijk 1989) 29, boeren het loodje zouden leggen. Uiteraard 34-36, 42; lnv, Evaluatie Innovatieplatform was dat juist de hele pointe van het pleidooi Aquacultuur (Den Haag 2006); lnv, persbe- voor invoering van het principe van de ver- richt 98 miljoen lnv-subsidies in 2007 (Den vuiler betaalt, Van den Ham, Wens & werke- Haag 12 maart 2007); lnv, Destructietarieven lijkheid, 91. Navolgend: Van Kerkhoven, Koe- 2008, brief aan Tweede Kamer (Den Haag, 21 handel, 104; Vijver, Protein politics,63; november 2007) vd 2007/2709; Van der Molegraaf Boeren in Brussel, 113; laser, Inves- Kroon, Ministerie in crisis, 35; Van Kerkhoven, teringregeling Markt & Concurrentiekracht, on- Koehandel, 84-85; Embassy of the Kingdom of derdeel Verwerking en Afzet van Landbouwpro- the Netherlands, Department of Agriculture, ducten. Evaluatie en monitoringsrapportage b Nature and Food Quality, 2007 Annual Report tender 1998 (Dordrecht 1999); L. Mos, P. China (Beijing 2008). Alleen al de adminis- Steenwijk, M. Van Thiel, Kostenonderzoek Over- tratieve lasten van het verstrekken van al die dracht Bandkeuring vwa. Sturing en beheersing subsidies kostte lnv jaarlijks miljoenen gul- overdrachtsproces (z.p. 2006); lei, Investeren in dens/euro’s, J.G. van der Tang, W.L. Lee, E. de varkenskolom in Hongarije, Roemenië, Oekra- Luttjehuizen, R.J. Kruit, Inventariserend On- ine, Rusland (Den Haag 2007) 46, 68, 77, 89, derzoek Administratieve Lasten van Subsidies. 104, 115, 126. Ook hier was ‘dierenwelzijn’ dus Eindrapportage (Utrecht 2003). een concept dat losstond van dieren, maar be- 215 Embassy of the Kingdom of the Nether- hoorde tot de menselijke, publiek-maatschap- lands, Department of Agriculture, Nature pelijke perceptie; G. Verburg, ‘Toekomstvisie and Food Quality, 2006 Annual Report China op de veehouderij’, brief aan de Tweede Kamer, (Beijing 2007) 2; Embassy of the Kingdom of Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 478

478 Noten

the Netherlands, Department of Agriculture, zes miljoen euro (op een begroting van 2,3 Nature and Food Quality, 2007 Annual Report miljard), lnv, lnv-beleid in 2008, plannen in China (Beijing 2008) 1. kort bestek (Den Haag 2007) 13. 216 lnv, Toelichting op de betalingen in het ka- 218 Op microniveau is dat mooi beschreven der van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid in Noëlie Vialles’ etnografische studie over een in 2006 (Den Haag 2006). Hiervan kwam 535 slachthuis in het Franse Adour. Hoe reëel het miljoen euro ten goede aan de zuivelproduc- doden ook is, door het opsplitsen in verdoven tie en 188 miljoen aan de overige vormen van en uitbloeden is niemand er verantwoordelijk dierlijke productie. Daarnaast waren er nog voor: ‘Since anaestesia is not really fatal and allerhande andere regelingen op provinciaal, since painless (or supposedly painless) blee- nationaal of Europees niveau, onder meer pro- ding is not really killing, we are left without any vinciaal programma investeringen in land- ‘real’ killing at all, nor do we have any one bouwbedrijven, stimuleringsregeling innova- person who ‘really’ kills; by seperating the tie markt en concurrentiekracht, subsidie voor jobs, you completely dilute the responsibility de promotie van landbouwproducten binnen and any feelings of guilt, however vague and en buiten de eu, subsidieregeling jonge agra- held in check’, Noëlie Vialles, Animal to Edible riërs, subsidie praktijknetwerken veehoude- (Cambridge 1994) 45. Uiteraard, in moderne rij, programmafinanciering dlo-onderzoek. slachthuizen is de verantwoordelijkheid voor Een deel van de in het kader van deze rege- het doden overgedragen aan machines. lingen toegekende subsidies waren voor het 219 Interview Jelly Overmeer, 6 september ontwikkelen van luchtwassystemen en tech- 2007. Zie voor een soortgelijke ervaring het nische methoden om het mestprobleem op te verhaal van Henny Velthorst, Andere Tijden (4 lossen teneinde de bio-industriële productie in oktober 2007). stand te kunnen houden. Zie in de laatste ca- 220 Onder meer onderzoek van Intomart, tegorie ook Frouws, Mest en macht, 114-119; ‘Driekwart bevolking tegen bio-industrie’, Lek- Bloemendaal, Het mestmoeras, 79-114. Boven- ker Dier Info (december 1982) 1; Tros-enquête, dien verrichten lnv-vestigingen over de hele ‘Konsumenten eisen dierenwelzijn’, ibidem wereld promotionele en faciliterende activi- (juni 1986) 3; Boon. 46 meningen, 17. teiten om Nederlandse productie en con- 221 lnv, Beleidsnota dierenwelzijn,10. sumptie van dieren te vergroten. Tekenend 222 Ter illustratie: ‘Hoe het cda denkt over was verder de communicatie over rapporten dierenwelzijn wordt duidelijk wanneer Tweede waaruit de enorme milieuvoordelen van ver- Kamerlid Henk Jan Ormel na een betoog van minderde consumptie van dierlijke eiwitten Stichting Dier en Recht over cameratoezicht in bleek: lnv legde juist de nadruk op ‘verduur- slachthuizen vraagt: “Waarom alleen in slacht- zaming’ (en dus continuering) van die con- huizen? Waarom niet ook camera’s in de wc’s sumptie: lnv, vrom, ‘Kansen voor duurzame van alle huishoudens in Nederland, want we consumptie van vlees en zuivel’ (persbericht 30 weten toch allemaal ook hoeveel goudvissen er oktober 2008). Navolgend: Productschappen jaarlijks door het toilet worden gespoeld?”’, Vee, Vlees en Eieren, Jaarverslag 2006 (Zoe- in: Karolien Knols, ‘Geen dag in het parle- termeer 2007) 45; lnv, Slachtpremieregeling ment zonder dierenleed’, De Volkskrant (22 volwassen runderen. Regeling glb-inkomenssteun december 2007) Magazine, 28. (Deventer z.j.). 223 Dat bijvoorbeeld varkens onverdoofd wer- 217 Volgens de globale berekening van 450 den gecastreerd was een schande, maar ‘ver- miljoen vogels en zoogdieren gedeeld door doofd castreren’ klonk al vele malen accepta- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 479

Noten 479

beler (en gebeurde dat niet ook bij katten en stap in ziet van het heilige naar het profane – honden?). Feitelijk was echter de welzijns- wat moet worden afgekeurd (87-88). winst van (plaatselijke) verdoving bij biggen 226 Hans Dagevos, Lydia Sterrenberg red., vrij marginaal. Voorafgaand: dieren die in we- Burgers en consumenten. Tussen tweedeling en tenschappelijke kring ‘nostalgie’ heten van- twee-eenheid (Wageningen 2003). wege buitenruimte, Instituut voor Pluimvee- 227 Van de Poll, Sterrenberg, Te Velde e.a., onderzoek ‘Het Spelderholt’, Jaarverslag 1978 Hoe oordelen we, 37-38, 76-79. Zie in dit ver- (z.p. 1979) 15. band ook Rachels, Created from Animals, 129; 224 Survey@, Wat consumenten willen weten Steiner, Anthropocentrism and its Discontents. over hun vlees (Zoetermeer 2005); Van de Poll, The Moral Status of Animals in the History of Sterrenberg, Te Velde e.a., Hoe oordelen we,21, Western Philosophy (Pittsburgh 2005) 9-10. 71-95, 135, 137. Bijvoorbeeld ook: David Foster 228 Waar de agrarische wereld bang was voor Wallace, Consider the Lobster and Other Essays de introductie van het scharrelei – omdat eruit (Abacus-paperback, Londen 2007) 246-254. kon blijken dat er iets niet deugde aan de leef- In algemene zin over de sociaal-psychologi- omstandigheden van de kippen die ‘gewone’ sche mechanismen die omtrent het eten van eieren legden – vormde dit in de wereld van de dieren werkzaam waren: Serpell, In the Com- supermarkt geen bedreiging maar een kans. pany of Animals. Over Cargill, met een in dit Via productdifferentiatie waren in marktseg- verband veelbetekende titel, Brewster Keene, menten hogere winstmarges te realiseren. In Invisible Giant. Cargill and its Transnational de logica van de supermarkt betekenden schar- Strategies (herziene druk, Londen/Sterling releieren aanvankelijk dan ook geen diskwali- 2002). ficatie van andere eieren, maar verkondigden 225 Dit gebeurde vooral op internet, maar zij de boodschap: dit is nóg beter (en dus iets ook wel op tv of in tijdschriften: De Milieurid- minder goedkoop). Supermarkten kenden ders, Omroep Llink (11 november 2005); Ro- slechts één betekenis van het woord afprijzen bert Stiphout, ‘Lekker fout! Nederlanders er- – namelijk als aanprijzing. En toen – mede geren zich aan verboden en geboden, en ze door de niet aflatende acties van Lekker Dier verzetten zich er ook tegen’, Elsevier (11 oktober – legbatterijeieren zó’n negatieve lading kre- 2008) 30. In de Verenigde Staten kreeg deze gen dat zij toch het vooruitstrevend imago van houding gestalte in een beweginkje op zich. Albert Heijn dreigden te hinderen, was het Voor een aanverwante, meer intellectuele on- voor dit supermarktconcern geen wezenlijke derbouwing hiervan Alan Wolfe, The Human moeite legbatterijeieren in 1992 simpelweg Difference. Animals, computers, and the necessity uit het assortiment te halen. Een voorbeeld of social science, (Berkeley/Los Angeles 1993). dat vervolgens door de een na de andere su- Wolfe ziet in gepraktiseerde wreedheid jegens permarkt werd gevolgd. In de keten van pro- niet-menselijke dieren een in laatste instantie ducent tot consument was de echte macht noodzakelijke voorwaarde voor ‘fantasy, exci- vooral in het midden komen te liggen, bij de tement, and creativity’. In zijn semantisch wat retail, Hans Dagevos, Panorama voedingsland. grillige betoog adstrueert hij dat met het voor- Traditie en transitie in discussies over voedsel (Den beeld van het ritueel slachten. Waarom ritueel Haag 2002) 5. Dat inzicht brak bij Lekker Dier slachten getuigt van fantasie, opwinding en overigens pas langzaam en laat door. Bij Wak- creativiteit en niet-ritueel slachten (of niet ker Dier, de opvolger van Lekker Dier, zou het slachten) daarvan ontbloot is, blijft overigens echter de focus van het beleid worden: com- in het ongewisse, behalve dat Wolfe er een pany campaigning. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 480

480 Noten

229 Michiel Korthals, ‘Kunnen consumenten tion Office Services, Uitkomst enquête Neder- iets meer dan eten?’, in: Hans Dagevos, Lydia landse Vegetariërs Bond (Zaandam 1993) 3. Ver- Sterrenberg red., Burgers en consumenten. Tus- der: Aiking, De Boer, Vereijken ed., Sustaina- sen tweedeling en twee-eenheid (Wageningen ble Protein Production, 184. Een redelijk 2003) 43-56, aldaar 45. benadering van de ontwikkeling van het aan- 230 Een enkeling had daar wel over geklaagd, tal vegetariërs in Nederland is overigens lastig zoals de socialist W.C. de Haan die in 1908 op- te geven. Percentages variëren van 1,2 procent merkte: ‘M.i. bleek hier weer eens, zoals het tot vijf procent tussen 1998 en 2007, maar de reeds zoo dikwijls gebleken is, hoe noodig het verschillen zijn waarschijnlijk vooral aan me- is dat er eens een paar leden in de Kamer kwa- thodiek te wijten. Onder andere: Voedings- men, welke voor de dieren, het vegetarisme (...) centrum, Zo eet Nederland. Resultaten van de op durven komen, en hoe verkeerd er m.i. vele Voedselconsumptiepeiling 1997-1998 (Den Haag vegetariërs aan doen met zich niet met ver- 1998) 216; Ergo, Opvattingen dierenwelzijn in kiezingen te bemoeien. Nu heeft men heel Nederland 2007. Verslag van een publieksenquête geen invloed om onze goede zaak ook daar te (Amsterdam 2007) 3. Vgl. Wick, ‘Humans, laten bepleiten’, W.C. de Haan, ‘De visserij- Food and Other Animals’, 102-103. De vlees- debatten in de Tweede Kamer’, Vegetarische consumptie als percentage van de consumptie Bode 11 (1908) 199-200, aldaar 200. daalde tussen 1988 en 1998, Van Kreijl, Knaap 231 Dagevos, Panorama voedingsland,34.Na- eindred., Ons eten gemeten, 68. Onderzoek naar volgend: Volkert Beekman, ‘Mensen, mensen, de achterban van Lekker Dier wees uit dat drie mensen’, in: Hans Dagevos, Lydia Sterrenberg kwart vrouw was, veelal hoger opgeleid en red., Burgers en consumenten. Tussen tweedeling woonachtig in de randstad. Een kwart was ve- en twee-eenheid (Wageningen 2003) 83-95, al- getariër, ‘Donateursonderzoek: Driekwart is daar 89. vrouw’, Lekker Dier (juni 1993) 10. 232 Lee Hall, Capers in the Churchyard. Ani- 237 Omgekeerd werd voor ‘traditionele’ ve- mal Rights Advocacy in the Age of Terror (Darien getariërs de bio-industrie nóg een reden geen 2006) 97-99. vlees te eten, maar tevens een reden die kon 233 Upton Sinclair, The Autobiography of Up- uitgroeien tot een van grotere importantie dan ton Sinclair (Londen 1963) 135. exploitatie en doden an sich. Bij een enquête 234 Harrison, Beestenmachines, 18, 158-164, gehouden onder leden van de vegetariërsbond 168-176. in 1993 was voor 86,4 procent verzet tegen 235 Jan Bonjer, ‘Het gerotzooi met de hor- praktijken in de bio-industrie een ‘zeer be- monen’, Lekker Dier (maart 1981) 19-21; ‘Var- langrijke’ reden vegetarisch te eten – en voor kenslap, gevaarlijke hap’, ibidem (september 10,8 procent was dat ‘belangrijk’. Dat het hier 1985) 1; ‘Vlees...daar zit wat in!’, ibidem (juni veelal ging om wat ik gemakshalve ‘traditio- 1990) 3. De angst voor hormonen, antibiotica nele’ vegetariërs noem, mag eruit blijken dat en de maffiapraktijken die daarmee verbonden dit onderzoek uitwees dat een aanmerkelijk waren, zouden zich in de jaren 1990 met deel van de ondervraagden langer dan tien name in Vlaanderen openbaren, Jaak Vande- jaar vegetariër was. De Roo bevestigt dat het le- meulebroucke, De hormonenmaffia (Antwer- denbestand van de vegetariërsbond nogal ver- pen 1993); Vandemeulebroucke, Staes, Het grijsd was. Voor geen der respondenten was de vlees is zwak; Helsen, Dodelijk vlees. bio-industrie ‘niet belangrijk’. In het geval van 236 Dit gold in elk geval voor leden van de het doden van dieren voor consumptie lagen nvb, De Roo, Natuurlijk, ethisch, 61, 63; Solu- die percentages een fractie anders. 79,4 pro- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 481

Noten 481

cent gaf aan dat een ‘zeer belangrijke’ reden te richt op de consument’, ibidem (september vinden om geen vlees te eten, gevolgd door 1992) 3; ‘Uit de bladen’, ibidem (september 13,9 procent die hier ‘belangrijk’ invulde. 1,1 1990) 11; ‘Piet Steltman, nvbd. ‘Ik laat mij procent, dat wil zeggen zes van de 546 onder- niet opwinden’, ibidem (juni 1991) 5. vraagden, vond dit ‘niet belangrijk’, Solution 242 De Dierenbescherming kon inmiddels Office Services, Uitkomst enquête, 3; De Roo, bogen op een tamelijke succesvolle Werkgroep Natuurlijk, ethisch, 61-63. Scharrelei. De resultaten die deze boekte had- 238 Daarbij dient overigens aangetekend dat den mede tot gevolg dat bij sommigen twijfels de toename van de toevoer van dierlijke eiwit- rezen of Lekker Dier nog wel nodig was, per- ten deels ook te wijten kan zijn aan een toe- soonlijke mededeling Ton Dekker, 4 augus- name van de verspilling, Vijver, Protein politics, tus 2008. 57-58. Ook de differentiatie nam toe: er kwa- 243 Dat daar geld voor was bij een altijd in men groeiende groepen allochtonen die rela- geldnood verkerende organisatie kwam door tief veel vlees aten. Voor daling in het tijdvak een legaat dat halverwege de jaren 1990 uit de 2005-2008: Deloitte, Bedrijfsvergelijking 2008 lucht was komen vallen. Levensmiddelendetailhandel. De ontwikkelingen in het consumentengedrag (z.p. 2008) 35, 41. 239 Survey@, Wat consumenten willen weten Deel vi over hun vlees (Zoetermeer 2000) § 2.2. Recht aka terreur 240 Dirk Boon, Teksten en toelichting, 153-155. Navolgend: Jan Bonjer, ‘Men blijft scharrelen 1 Evelien Lubbers, ‘Vlees is moord: de po- met “scharreleieren”’, Pluimveehouderij 8(7 litie ruikt wierook’, Ravage (14 juni 1996) 4-5; april 1978) nr. 14, 9; ‘Nieuwe kansen voor Hans Marijnissen, ‘Oorlog om het lapje vlees’, echte boeren’, Lekker Dier Info (maart 1984) 4- Trouw (16 maart 1996) 33-34, aldaar 34. 5. Het grootste succes van Lekker Dier in de ja- 2 Dirk Boon geeft het canonieke Neder- ren 1990 was waarschijnlijk de omschakeling landse voorbeeld van Annie M.G. Schmidts van de Hema van legbatterij-eieren op schar- Pluk van de Petteflet die op illegale wijze de vo- releieren in het gebak – te danken aan initia- gel Krullevaar uit het vogelmuseum weet te tief en inzet van de vrijwilligerscoördinator redden, Dirk Boon, De eigenrichting van Pluk en van Lekker Dier, Martin Collin. Navolgend: het dier in de rechtspraak (Lelystad 1998) 1. Ver- lnv, lnv consumentenplatform dierenwelzijn, der ook E.S. Turner, All Heaven in a Rage (First willen we dat weten? (Den Haag 2005) 9. Zelfs paperback edition, Fontwell 1992) 232. scharrelkippen met vrije uitloop naar buiten 3 Geciteerd via ‘Persspiegel’, Vegetarische waren niet per se beter af. Zolang die buiten- Bode 70 (oktober 1967) 2. Bekend is ook dat de ruimte geen beschutting bood waren de kip- Franse schrijfster Rachilde (pseudoniem van pen – bosvogels beducht voor predators in de Marguerite Emery) muizen uit een laborato- lucht – veelal te angstig om zich er vrijelijk te rium redde. Bovendien gaat het verhaal dat bewegen. zij er trots op was eens het oor van een vivi- 241 ‘Kroniek’, Lekker Dier (september 1991) 4; sector te hebben doorstoken met haar haarpin, ‘trap je rot voor een batterijverbod’, ibidem om te laten voelen dat dieren werkelijk pijn (maart 1980) 14-15, aldaar 15; ‘Hoeveel kippen voelden, Crossley, Consumable Metaphors,212. nam u voor uw rekening?’, ibidem, 22; ‘In 4 Richard D. Ryder, Animal Revolution. den beginne... Actie dus’, ibidem (september Changing Attitudes Towards (her- 1989) 6. Navolgend: ‘Vernieuwd beleid ge- ziene editie, Oxford/New York 2000) 168-169. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 482

482 Noten

5 Noel Molland, ‘Thirty Years of Direct Ac- (28 september 2003); A. Mosterd, cda-Ka- tion’, in: Steven Best red., Terrorists or Freedom merlid in hetzelfde programma: ‘(...) volko- Fighters? Reflections on the Liberation of Ani- men legaal in onze rechtsstaat bewegen (...) mals (New York 2004) 67-74, aldaar 68-69. voldoet aan alle milieuvergunningen’. Ook: Navolgend, ibidem, 74. ‘De tno-directie wijst op de strenge over- 6 Lisa Sideris, Charles McCarthy, David H. heidsbepalingen (...)’, Jos van Noord, ‘Labo- Smith, ‘Roots of Concern with Nonhuman ratorium tegen actiegroep’, De Telegraaf (29 Animals in Biomedical Ethics’, ilar Journal december 1979) 3. Navolgend: Zoals de land- 40 (1999) nr. 1; , Free the Ani- bouwredacteur van de Leeuwarder Courant mals. The Amazing Story of the Animal Libera- schreef: ‘Maar om heel eerlijk te zijn, wekken tion Front (New York 2000) 179-206. Navol- sommigen van de zelfverklaarde bedreigden gend: ibidem, 271-294; Joshua Frank, ‘The de indruk, dat het hen wel goed uitkomt om Role of Radical Animal Activists as Informa- dierenactivisten verdacht te maken’, Nico Hyl- tion Providers to Consumers’, Animal Libera- kema, ‘Onterechte verdachtmaking dieracti- tion Philosophy and Policy Journal 2 (2004) nr. visten’, Leeuwarder Courant (12 juli 2007). 2, 1-13, aldaar 9. 10 ‘tno ziet ontvoerde hondjes niet terug’, 7 Of tweede: De Telegraaf meldde namelijk De Volkskrant (28 december 1979) 3. dat het Dierenbevrijdingsfront enkele jaren 11 Deze opsomming is gebaseerd op de lijst eerder een gasklok zou hebben gestolen van acties in klpd, Criminalteitsbeeldanalyse. Radi- het Utrechtse dierenasiel waarin honden en caal dierenrechtenactivisme 1999-2003 (Drie- katten werden vergast, Jos van Noord, ‘“Die- bergen 2004) 163-173. Onduidelijk is echter of renbevrijdingsfront” sloeg toe’, De Telegraaf (27 deze lijst, die de klpd grotendeels heeft over- december 1979) 3. In navolgende gebruik ik genomen – tot spelfouten aan toe – van het overigens ‘Dierenbevrijdingsfront’ ook als pars Dierenbevrijdingsfront, ook daadwerkelijk met pro toto van het hele illegale dierenactivisme. andere bronnen is geverifieerd. 8 Tom-Jan Meeus, ‘Het is oorlog’ ; De radi- 12 Peter Singer red., Dierenactieboek. Achter- calisering van de dierenbeschermers’, nrc grondinformatie, tips en adressen voor mensen Handelsblad (29 november 2003) 23. Navol- die zich willen inzetten voor dieren (bewerkt door gend: Jos van Noord, ‘”Dierenbevrijdingsfront” Jan Bonjer, Baarn 1986) 90-93, 192; ‘Dwars- sloeg toe’, De Telegraaf (27 december 1979) 3; ligger mr. W.J. Borgerhoff Mulder: “De bio- Jos van Noord, ‘Dierenbescherming keurt ont- industrie moet voor de rechter”’, Lekker Dier voering tno-honden af’, De Telegraaf (28 de- Info (december 1985) 3. Navolgend: Tom-Jan cember 1979) 5; Jos van Noord, ‘Laboratorium Meeus, ‘“Let op, morgen worden jullie opge- tegen actiegroep’, De Telegraaf (29 december pakt”, zegt een stem. Politie en justitie werden 1979) 3. Daarnaast werd de nadruk gelegd op gedwarsboomd bij onderzoek van radicale die- de schade die de actie van het Dierenbevrij- renactivisten’, nrc Handelsblad (10 december dingsfront veroorzaakte voor het onderzoek. 2003) bin1. Waaruit het onderzoek waar de honden aan 13 ‘Bedreigingen tegen leider Dierenbevrij- onderworpen waren precies bestond, wilde dingsfront’, nrc Handelsblad (15 november tno echter niet kwijt, ‘Leider voedingsonder- 1982) 3. zoek: Ontvoering honden forse schadepost’, 14 In 1983 werden in Nistelrode zes pony’s De Volkskrant (27 december 1979) 1. meegenomen bij paardenhandelaar en bloed- 9 Zoals B. van den Brink, eigenaar van een aftapperij Van de Rakt, in 1984 bevrijdde het pluimveeverwerkingsbedrijf, verklaarde: ‘Wij dbf bij tno in Zeist eerst 28 beagles en later hebben altijd volgens de wet geleefd’, Netwerk nog eens drie. In datzelfde jaar werden in Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 483

Noten 483

Groesbeek, Oostermeer en De Klomp hon- voor er een soortgelijke actie werd onderno- derd moerasbevers meegenomen en in wa- men. terrijke natuurgebieden uitgezet. Ook werden 18 Tom-Jan Meeus, ‘“Het is oorlog”. De ra- ongeveer honderd chinchilla’s uit bontfokke- dicalisering van de dierenbeschermers’, nrc rijen bevrijd. In 1987 vond de ontvoering Handelsblad (29 november 2003) 23; ‘Gemas- plaats van honderd muizen en ratten van de kerde actievoerders overvallen nertsenfokkerij’, Nijmeegse Universiteit. Te Didam en Best Arnhemse Courant (27 januari 1987) 3; ‘Die- haalde het dbf vierhonderd kippen uit een renbevrijdingsfront’, Bluf! (16 april 1987), nr. legbatterij en plaatste die in nieuwe tehuizen. 265, 4-5. In Renswoude kwamen 24 jonge biggen vrij 19 Zoals dezelfde activist verklaarde: ‘Je moet uit een varkensfokkerij, terwijl uit het herten- het wel goed omlijnd aanbieden, duidelijk de kamp van Van der Valk te Arnhem 35 herten misstanden naar voren laten komen, uitleggen werden losgelaten. Iets noordoostelijker, in waarom je dit of dat vernield hebt. We verga- Warnsveld, werden vijftig duiven weggehaald deren van te voren wel over wat we gaan doen, bij duivenkwekerij Ponderosa, et cetera, klpd, of het de bedoeling is of we schade aanrichten, Criminalteitsbeeldanalyse, 163-164. Op pagina enkel dieren bevrijden of de administratie 47 van ditzelfde rapport is een overzicht te meenemen (...) Je gaat altijd ergens met een vinden over de verhouding tussen dierenbe- bepaald doel heen maar van het een komt het vrijdingsacties en andere type acties, zij het dat ander. Even langslopen met een hamer en deze niet correspondeert met het overzicht uh,... Hup, schade!’, ‘Dierenbevrijdingsfront’, van de acties dat als bijlage is opgenomen. Op Bluf! (16 april 1987), nr. 265, 4-5, aldaar 5. basis van deze laatste lijst is in het tijdvak 20 ‘Dierenbevrijdingsfront’, De Zwarte (29 1979-1988 sprake van 24 dierenbevrijdingen september 1989) 42. en 22 à 24 maal van een ander type actie, va- 21 Peter Klerks, Terreurbestrijding in Neder- riërend van vernieling en brandstichting tot land 1970-1988 (Amsterdam 1989) 81. diefstal. 22 ‘Leden Dierenbevrijdingsfront horen ei- 15 Zo werd in 1983 te Ulvenhout de kerkzaal sen van 5 en 3 maanden’, Trouw (30 oktober van het dorp met bloed besmeurd in de nacht 1985) 3; Dick van der Peijl, ‘Dierenbevrijders voordat de St. Hubertusmis zou plaats vin- horen celstraf eisen’, nrc Handelsblad (30 ok- den. In Velp werd de wedstrijdtoren van de tober 1985) 8. Navolgend: ‘Vijf maanden ge- hondenrenbaan De Beemd in brand gestoken, eist tegen dierbevrijders’, De Volkskrant (30 in Venlo werd de administratie van pelsdier- oktober 1985) 7; ‘Maar dierenbevrijders ge- handel Schiewer ontvreemd, terwijl bij diverse straft?’, Lekker Dier Info (december 1985) 3. restaurants boterzuur naar binnen werd ge- Naar aanleiding van de arrestaties in 1987 spoten, verder klpd, Criminaliteitsbeeldanalyse, merkte krakerstijdschrift Bluf! op: ‘Voorarres- 163-164. ten varieerden van 1 x 2 weken tot verschil- 16 ‘Aktiegroep zegt vlees te hebben vergif- lende malen een week tot een dag. (…) Gezien tigd’, De Volkskrant (27 december 1983) 1; de tendens van de laatste tijd lijken dit voor- ‘Alarm na gifdreigement’ De Telegraaf (27 de- alsnog milde voorarresten. (...) Politie-ambte- cember 1983) 1, 4. De gezondheidsdiensten in naren en justitie lijken er niet echt op uit te de betreffende steden werden wel gewaar- zijn het d.b.f. met slechte behandeling/zware schuwd extra alert te zijn. straffen kapot te maken’, ‘Dierenbevrijdings- 17 Zoals onder meer kan worden opgemaakt front’, Bluf! (16 april 1987), nr. 265, 4-5; Die- uit de omstandigheid dat het tot 1999 duurde renbevrijdingsfront’, De Zwarte (29 septem- – verschillende generaties actievoerders later – ber 1989) 42. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 484

484 Noten

23 Jos van Noord, ‘Dierenbescherming keurt ger om “houden van”’, Trouw (1 mei 2001) De ontvoering tno-honden af’, De Telegraaf (28 Verdieping, 13. december 1979) 5. Volgens journalist Tom- 30 Stan de Jong, Joost Niemöller, ‘Volkert’s Jan Meeus financierden lokale afdelingen van verborgen verleden. Hoe Van der G. een moor- de Dierenbescheming een belangrijk deel van denaar werd’, hp/de Tijd (week 27 2003) 26- de illegale actie in de jaren 1980, Meeus, ‘Die- 36; Johan Faber, Wat bezielde Volkert van der renbescherming financierde illegale acties’, G.? (Amsterdam 2008). Vgl. H.J. Schoo, ‘Niet nrc Handelsblad (29 november 2003) 1. stoer, wel flink’, De Volkskrant (5 april 2003). 24 Interview Wim de Kok, 17 oktober 2006; Overigens werd Van der Graaf na de moord op interview Jan IJzerman, 19 oktober 2007; in- Fortuyn ook in verband gebracht met de on- terview Nicole Beeker, 20 september 2007. opgeloste moord op milieuambtenaar Chris Het (uiteindelijk onhoudbare) standpunt van van der Werken – Johan Faber komt na oor- Lekker Dier was dat wat medewerkers in hun deelkundige weging tot de slotsom dat Van vrije tijd deden, de organisatie niet aanging. der Graaf ‘zeer waarschijnlijk’ niet verant- 25 Sylvain Ephimenco, ‘Ephimenco’, Trouw woordelijk was voor dit misdrijf, Faber, Wat be- (10 mei 2003) 15; Simon Rozendaal, ‘Beesten zielde Volkert, 209. van mensen. Volkert en zijn vrienden’, Elsevier 31 Jansen & Janssen (Evelien Lubbers), (28 juni 2003); Stan de Jong, Joost Niemöller, ‘Vlees is moord: de politie ruikt wierook’, Ra- ‘Volkert’s verborgen verleden. Hoe Van der G. vage (14 juni 1996) 4-5. Navolgend: zoals de een moordenaar werd’, hp/de Tijd (week 27 minister stelde in antwoord op Kamervragen 2003) 26-36; Peter Siebelt, Eco Nostra (Soes- van het cda: ‘Omdat de acties op zichzelf ston- terberg 2003). den, zijn de onderzoeken verricht door de re- 26 ‘Dierenbevrijdingsfront’, Bluf! (16 april giokorpsen. De unit terrorisme en bijzondere 1987), nr. 265, 4-5 taken van het klpd heeft hierbij (...) een on- 27 Dit zijn indicaties gebaseerd op het ‘niet- dersteunende en coördinerende rol vervuld’, limitatieve’ overzicht van de klpd. Mogelijk Tweede Kamer, 1376, vergaderjaar 2001-2002, dat acties in de jaren 1980 zijn onder gerap- aanhangsel, 2893-2894, aldaar 2894. De bvd porteerd. Navolgend: Remko Tanis, ‘Strijd voor lijkt in de jaren 1990 over (illegaal) dierenac- dieren minder hard’, Het Parool (8 mei 2006) tivisme vooral smalend te zijn geweest, meer 9. Ook: aivd, Jaarverslag 2004 (Den Haag dan serieus of verontrust: bvd, Links activisme 2005) 45. Een jaar later rapporteerde de aivd in de jaren tachtig en negentig (intern docu- een toename van acties ‘in het kader van die- ment Ministerie van Binnenlandse Zaken, renwelzijn en met name dierenrechten’. Niet Den Haag 1997). Ook: Buro Jansen&Janssen, geëxpliciteerd werd of dit ook een toename De snuffelstaat. Nederland en de bvd (Amster- betekende van illegale actie, ofschoon dat wel dam 2002) 99-102; Tweede Kamer, 1582, de sterke suggestie was, aivd, Jaarverslag 2005 2001-2002 aanhangsel, 3358. (Den Haag 2006) 48; aivd, Dierenrechtenacti- 32 Tweede Kamer, 1376, 2001-2002, aan- visme in Nederland, springplank naar Europa hangsel, 2893-2894; Tweede Kamer, 1582, (Den Haag 2007) 8, 13. 2001-2002, aanhangsel, 3357-3358; Tweede Ka- 28 Onder meer Patrick Meershoek, De slag mer, 1552, 2002-2003, aanhangsel, 3247-3248. om de chimpansees (Amsterdam/Antwerpen 33 klpd, Criminaliteitsbeeldanalyse, 27. 2005) 145-147. 34 Waarop de klpd zijn bewering steunde is 29 Hans Marijnissen, ‘Voor de rechten van mij niet bekend – ze strookt allesbehalve met het dier. Dierenbescherming, het gaat niet lan- mijn ervaring. De tekst sloot overigens ook Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 485

Noten 485

niet aan bij de grafische voorstelling die de en Niemöller moeten hebben beseft dat het klpd daarvan gaf. Daarin maakte ongeveer de hier een tamelijk domme, maar door de ma- helft van de cirkel ‘veganisme’ géén deel uit kers als ‘erg grappig’ ervaren poging tot satire van een der subgroepen. Bovendien liet de fi- betrof. Vgl.: Wageningen Underground Resi- guur niet zien dat de subgroepen zélf grote stance (14 mei 2002) nr. 6, 2-3; Wageningen overlap vertoonden, klpd, Criminaliteitsbeeld- Underground Resistance (22 mei 2002) nr. 7, 1. analyse, 28. 42 Niet dat krakers massaal veganist of zelfs 35 Ross Haenfler, Straight Edge. Hardcore maar vegetariër werden, maar solidariteit was punk, clean-living youth and social change (New een groot goed en bovendien was het prak- Brunswick/New Jersey/Londen 2006) 7; Joeri tisch: er hoefde maar één maaltijd gekookt te Boom, ‘Padvinderpunk’, De Groene Amster- worden. Zo kon je rond de millenniumwisse- dammer 120 (18 december 1996) 12-13. ling in een stad als Amsterdam veganistisch 36 Geciteerd via Haenfler, Straight Edge, 13. eten in het telkens verhuizende infocafé van Navolgend: ibidem 88-93. cia (Counter Information Agency), in het 37 Eric Duivenvoorde, Een voet tussen de deur. eveneens weinig honkvaste restaurant De Pe- Geschiedenis van de kraakbeweging 1964-1999 per, in volkskeuken dok-voq in de Kalender- (Amsterdam 2000) 78, 136. panden, in Molli Chaoot in de Pijp en in Zaal 38 Ibidem, 204; Ronald van Haasteren, 100 in de Staatsliedenbuurt. Vegetarisch eten Hans de Bruin, Willy Esser, ‘De dynamiek van werd, behalve ook in laatstgenoemde eetgele- een beweging’, in: Hans de Bruin, Paul van genheden, verstrekt in Grootmoeder aan de Velsen, Het gelijk… uitnodiging tot een debat Herengracht, adm in het westelijk havenge- (Breda 1994) 67-79. bied, The Fridge in de voormalig Frederik 39 Zoals in restaurant ‘De schele kip’ in Hendrikschool in West, de mkz-keuken aan de kraakpand Molli. ‘De Schele kip’, Bluf! (11 juli Schinkelstraat en Rijkshemelvaart aan de rand 1985) nr.178, 11. van Het Nieuwe Meer. Dat de volkskeuken 40 Brief Natasia Oosten namens Ant-dier- Het einde van de wereld, gevestigd op een gebruik comité, 1 juli 1988, iisg, Staatsarchief, boot bij het knsm-eiland, naast de vegetari- map 060/3/2.1. Navolgend: ‘Dierenbevrij- sche maaltijd ook (scharrel)vlees serveerde, dingsfront’, Bluf! (16 april 1987), nr. 265, 4-5; was daarmee de uitzondering die de regel be- Het wild bevrijdingsfront, ‘Luxe restaurants vestigde. Buiten de hoofdstad was de situatie geplunderd’, ibidem (9 januari 1986) nr. 203, vergelijkbaar. Bovendien verplaatste het res- 3. taurant zich naar de straat. Het van oorsprong 41 ‘Misselijk’, De Telegraaf (28 december Amerikaanse initiatief ‘’, deed 1986) 3; ‘“Wild-bevrijdingsfront” saboteert eind jaren 1990 zijn intrede in Nederland. Bij kerstdiners’, De Telegraaf (27 december 1985) supermarkten, marktkramen en restaurants 3. Navolgend: voor de datering van dwarsver- verzamelden deelnemers voedsel dat op de banden tussen kraakbeweging en illegale die- nominatie stond in de afvalbak terecht te ko- renactie ook Stan de Jong, Joost Niemöller, men, kookten daar maaltijden van en deelden ‘Volkert’s verborgen verleden. Hoe Van der G. diegratisopstraatuit.FoodNotBombswekte een moordenaar werd’, hp/de Tijd (week 27 de freegan tot leven, een samentrekking van 2003) 26-36. Overigens opvallend dat de au- ‘free’ en ‘vegan’ ter beschrijving van iemand teurs in dit artikel het gestelde in een nieuws- die zijn of haar veganistisch kostje bij elkaar brief van de Wageningen Underground Re- sprokkelt uit de left overs van het westers con- sistence als serieus presenteerden – De Jong sumentisme. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 486

486 Noten

43 nova/Den Haag Vandaag (1 oktober Finsen, ‘Sinking the Research Lifeboat’, The 2003); nova/Den Haag Vandaag (9 oktober Journal of Medicine and Philosophy 13 (1988) 2003); Netwerk (28 september 2003); Arjen 197-212; E. Rivas, ‘Psychological complexity Schreuder, ‘De kippenholocaust en ander on- and animal ethics: Choosing between hierar- recht’, nrc Handelsblad (27 mei 2002) 5. chy and equality’, in: Marcel Dol e.a. red., Ani- 44 Siebelt, Eco Nostra; Netwerk, 28 september mal Consciousness and Animal Ethics. Perspec- 2003. tives from the Netherlands (Assen 1997) 179-181; 45 Simson L. Garfinkel, ‘Leaderless resi- Julian H. Franklin, ‘Regan on the lifeboat; a de- stance today’, First Monday 8 (maart 2003) fense’, Environmental Ethics 23 (2001) 189-201. www.uic.edu/htbin/cgiwrap/bin/ojs/index.ph Overigens, bij alle halve en hele onjuistheden p/fm/article/view/1040/961. in voornoemd rapport is het steeds de vraag of 46 Ministerie van Justitie, Nota radicalisme en de aivd werkelijk wel door onkunde geplaagd radicalisering (Den Haag 2005) 12. werd: wellicht dat de dienst zich om strategi- 47 aivd, Dierenrechtenactivisme in Nederland. sche redenen van de domme hield. Grenzen tussen vreedzaam en vlammend protest 50 Zo verklaarde ‘Erik de Gier’ (Kevin Heller) (Den Haag 2004) 15. Dat arrestanten niet altijd in 2003 woordvoerder van het Dierenbevrij- veganistisch eten in de cel kregen, bekrach- dingsfront, dat het dbf niets met wetten te tigde de ideologische stellingname door de maken had omdat het op anarchistische leest overheid: ‘arrestanten blijven vast’, posting ar- geschoeid was, Netwerk (28 september 2003). restantensteungroep Amsterdam, www.indy Dat was overigens niet noodzakelijkerwijs de media.nl (13 februari 2005); ‘Eten in de bak. communis opinio onder dierenbevrijders – en De noodzaak van een steungroep’, Change 5 Heller zelf maakte geen deel uit van het front. (2008) nr. 2, 19. Dit deed zich ook in het bui- 51 Edward Abbey, The Monkey Wrench Gang tenland voor, onder andere www.supportkevin. (Penguin-editie, Londen 2004) 168, 176. com/valentine-benefit.html (geraadpleegd 17 52 Gerard Spong, Pleitnota inzake Eric van juli 2007). Maatregelen ten faveure van die- der Laan en Frank Kocera (Amsterdam 1996). renexploitatie waren in de jaren vanaf 2002 Vergelijkbaar: publicist (en vegetariër) H.J. onder meer het gedeeltelijke terugdraaien van Schoo zag in Volkert van der Graaf een repre- het varkensbesluit, het afzien van het voorge- sentant van het (uitstervende) menstype van de nomen nertsenfokverbod, uitbreiding van de ‘inner-directed man’, H.J. Schoo, ‘Niet stoer, jacht, het subsidiëren van vleesreclame, het wel flink’, De Volkskrant (5 april 2003). uitroeien van ‘hobbydieren’ en de oormer- 53 aivd, Dierenrechtenactivisme, Grenzen, 10. kenzaak van lnv tegen Dafne Westerhof. Navolgend: Tweede Kamer, 2185, vergaderjaar 48 aivd, Dierenrechtenactivisme, Grenzen, 16. 2003-2004, Aanhangsel, 4619-4620, aldaar 49 Zo baseerde de aivd zich in Dierenrech- 4619. tenactivisme in Nederland (2004) op het punt 54 ‘Radicalen in GroenLinks op het matje; van het filosofisch dierenrechtendebat op een Dierenactivisme onder vuur’, nrc Handelsblad aangaande dit onderwerp door weinig kennis (6 december 2003) 2. geplaagde columnist in plaats van op vaklite- 55 Op pagina 11 en 12 wordt nog consequent ratuur, aivd, Dierenrechtenactivisme, Grenzen, gesproken van ‘radicaal dierenrechtenactivis- 24. Vgl. onder meer: Tom Regan, The Case for me’, vanaf pagina 12 worden ‘radicaal dieren- Animal Rights (3de druk, Berkeley/Los Angeles rechtenactivisme’ en ‘dierenrechtenactivisme’ 2004) 285-286, 324-325, 351-353, 385; Judith door elkaar heen gebruikt. Op pagina 19 wor- Barad-Andrade, ‘The Dog in the Lifeboat Re- den definities gegeven waaraan het rapport visited’, Between the Species 8 (1988) 114-117; S. zich vervolgens niet houdt. Overigens hebben Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 487

Noten 487

deze definities zelf ook merkwaardige, coun- Nederland, 6, 11, 12, 14, 35; klpd, Criminaliteits- terintuïtieve gevolgen, zo beschouwt het rap- beeldanalyse, 98. port ‘dierenbescherming’ als per definitie le- 59 In de bewuste Netwerk-uitzending kwa- gaal, klpd, Criminaliteitsbeeldanalyse. men dieren enkele seconden in het voorbij- 56 M. Wijers, K. Lünneman e.a., Evaluatie gaan in beeld, begeleid door het geluid van Plan van Aanpak opsporing en vervolging oor- een telefonische bedreiging. In andere pro- logsmisdrijven (2005) 11; rtl Nieuws (29 juni gramma’s werden de dieren doorgaans wel 2007). In het nos Journaal van1oktober2003 wat langer getoond, maar telkens als afgeleide was van dergelijke vermenging ook sprake. en zonder hun lot ter sprake te brengen anders Terwijl de verslaggever sprak van ‘dierenter- dan via quotes van activisten (die bovendien rorisme’ werd het beeld gevuld door een vreed- suspect waren omdat zij in het beklaagden- zaam protest van de actiegroep Alle dieren bankje stonden). Een uitzondering die dit pa- vrij. Verder: ‘Geen geweld bij Een Dier Een troon versterkte vormde een aflevering over Vriend’, Trouw (11 december 2003) 4. Ook in een nertsenbevrijding van nova/Den Haag Kamerdebatten en overheidspublicaties werd Vandaag (9 oktober 2003). Aan het eind van de de term dierenrechtenactivisme gebruikt als reportage werd gemeld dat de meeste nertsen synoniem met illegaliteit en gewelddadigheid, weer gevangen waren, maar dat, omdat niet onder meer: ministerie van Justitie, Nota ra- duidelijk was welke dieren bij elkaar in een dicalisme. Fractieleider van de Partij voor de kooitje hadden gezeten, zij nu hun vreemde Dieren, Marianne Thieme, maakte hier vanaf kooigenoten op leven en dood bevochten. Tot 2007 geregeld bezwaar tegen. zover kon dat feitelijk kloppen, maar de ver- 57 ‘dbf’, Ravage (18 augustus 2002) 13. slaggever stelde dit voor alsof de nertsen in de 58 Zie o.a. nova/Den Haag Vandaag (1 ok- kooitjes gestopt moesten worden. tober 2003); Netwerk (12 december 2003); nos 60 ‘Activistenschool’, Change 3 (2006) nr. 1, Journaal (1 oktober 2003). Van hetzelfde la- 6-7, aldaar 7. ken een pak: brandstichtingen waren in jour- 61 Theo Wit, ‘Hoe de bunkers te verlaten? Ig- nalistieke ogen inderdaad ‘brandstichtingen’, natieffs halfslachtige oefening in politieke re- dierenbevrijdingen daarentegen konden be- aliteitszin’, in: Michael Ignatieff, Mensenrech- noemd worden als ‘zogenaamde dierenbevrij- ten en terreur (Budel 2002) aldaar 66-83, dingen’, nova/Den Haag Vandaag (1 oktober 66-67. Een uitwerking hiervan ontbreekt ove- 2003). Ook: Tweede Kamer, vergaderjaar rigens. 1999-2000, aanhangsel 103, 217. Die asym- 62 dbf-supporters groep, Handleiding dbf metrie keerde ook terug in de figuur dat het il- (z.p. z.j.) 2. legale activisme werd voorgesteld als conflict 63 Tom Regan, Defending Animal Rights (Ur- tussen twee partijen; tussen enerzijds de au- bana/Chicago 2001) 140. toriteiten en slachtoffers van het activisme en 64 dbf-supporters groep, dbf 4 (winter 2002) anderzijds de daders. Door voorbij te gaan aan nr. 14. hen om wie het te doen was, viel in het hoor 65 dbf-supporters groep, Handleiding dbf, en wederhoor dan een gat. Uitzondering 11, 13. daarop vormde onder meer het ikon-pro- 66 Steven Best. Anthony J. Nocella ii. ‘Be- gramma Het Andere Gezicht (4 juni 2002) dat hind the Mask: Uncovering the Animal Libe- ook beelden vertoonde van het mishandelen ration Front’, in: Steven Best. Anthony J. No- van honden in proefdiercentrum Huntingdon cella ii red., Terrorists or Freedom Fighters? Life Sciences en van koeien op een Vlaamse Reflections on the Liberation of Animals (New veemarkt. Navolgend: aivd, Dierenactivisme in York 2004) 9-63, aldaar 16; Ronnie Lee, ‘Con- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 488

488 Noten

troversial actions – hysterical reactions. Beyond terview Jelly Overmeer, 6 september 2007; ’, Arkangel 1 (winter 1989) nr. 1, 33. ‘Lekker Dier Kroniek’, Lekker Dier 13 (juni 67 ‘A lesson from Ashley’, Arkangel 1 (winter 1987) 4; melding Vier Voeters, 26 november 1989) nr. 1, 4. 2007; Marian Husken, Rudie Kagie, ‘Wie is 68 Ronnie Lee, ‘Controversial actions – hys- Volkert van der G.’, Vrij Nederland (18 mei terical reactions. Beyond nonviolence’, Arkan- 2002) 24-26, aldaar 25-26; – maar vgl.: Stan de gel 1 (winter 1989) nr. 1, 33. Jong, Joost Niemöller, ‘Volkert’s verborgen ver- 69 Interview Geoffrey Deckers, 23 april leden. Hoe Van der G. een moordenaar werd’, 2007. Navolgend: Mark Bernstein, ‘Legitimi- hp/de Tijd (week 27 2003) 27-32; Faber, Wat be- zing Liberation’, in: Steven Best. Anthony J. zielde Volkert,153-157.Inbraak:ibidem,197. Nocella ii red., Terrorists or Freedom Fighters? Boobytraps: ‘Dierenbevrijdingsfront’, Bluf! (16 Reflections on the Liberation of Animals (New april 1987), nr. 265, 4-5, aldaar 5; interview York 2004) 93-103. Geoffrey Deckers, 23 april 2007. Behalve die- 70 John Horgan, The Psychology of Terrorism renbeschermers waren ook inspecteurs niet (Londen 2005) 8. Navolgend: ‘Other direct ac- altijd veilig: Van der Kroon, Ministerie in crisis; tion groups’, Arkangel (zomer 1990) nr. 3, 31; Bekke, De Vries, Neelen, De salto mortale, 42, Ronnie Lee, ‘Unjustifiable Explosions’, ibi- 53; ‘aid’er mishandeld bij controle i&r’, Agra- dem, 39-41. risch Dagblad (14 oktober 2004) 2. Voor bui- 71 aivd, Dierenrechtenactivisme, Grenzen,9. tenlandse voorbeelden onder meer Ryder, Ani- 72 ‘More direct action news...’, dbf (zomer mal Revolution, 167-170; ‘Two decades of hunt 2003) nr. 15, 15; ‘rra bekladden McDonalds’, violence’, has News feature, hsa.enviroweb.org/ posting dbf-Supporters Group, www.indyme news/huntviol.html (5 augustus 1999, ge- dia.nl/nl/2003/02/9005.shtml (4 februari raadpleegd 20 juni 2007); Michel Vanden- 2003, geraadpleegd 4 mei 2008); ‘Amber Fer- bosch, De Dierencrisis. Een vivisectie van onze re- nandes’, www.antiantifa.net/index.php?option latie met dieren (Amsterdam/Antwerpen 2005) =com_content&task=view&id=34&Itemid=47 17-18, 23-25. Beelden van hoe Vandenbosch (geraadpleegd 4 mei 2008). werd afgetuigd waren te zien in tv-programma 73 Welke vormen de aivd als wenselijke ei- Het Andere Gezicht (4 juni 2002). Sensatio- genrichting beschouwde, vermeldt het rapport nele voorbeelden van brandstichting, ver- niet, aivd, Dierenactivisme in Nederland,13. krachting, bommen en wat dies meer zij, ge- Mishandeling/vernieling onder meer: ‘Boeren richt tegen de Amerikaanse milieubeweging, mishandelen actievoeders’, Vroege Vogels (23 zijn te vinden in David Helvarg, The War maart 1986); ‘Protestactie tegen proeven met against the Greens. The “Wise Use” Movement, dieren ontaard in kloppartij’, De Volkskrant (5 the New Right, and the Browning of America oktober 1988) 7; ‘Uit de bladen’, Lekker Dier 16 (herziene druk, Boulder 2004). (december 1990) 11; ‘Uit de bladen’, Lekker 74 President Mitterand veroordeelde de aan- Dier 17 (maart 1991) 11; ‘Axievoerders versus slag door zijn geheime dienst als ‘crimineel’, bontfokkers’, fax 30 september 1999, iisg, maar bleek er, zoals twintig jaar later duidelijk Staatsarchief, map 060/3/2.1; Wil van der werd, zijn goedkeuring voor te hebben ver- Schans, ‘Milieu-activisme als nieuwe staats- leend. Verder: Best, Nocella ii. ‘Behind the vijand’, in: Buro Jansen & Janssen, Welinge- Mask’, 61; John Curtin, ‘Memories of our Fal- lichte kringen. Inlichtingendiensten jaarboek 1995 len Comrades’, No Compromise (winter (Amsterdam 1995) 80-98, aldaar 96; ‘Politicus 2004/2005) nr. 26; Shannon Keith, Behind van PvdD belaagd door jagers’, nrc Handels- the Mask (documentairefilm 2006). blad (20 juli 2007) 3. Doodsbedreigingen: in- 75 Overigens is het voorstelbaar dat er ook Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 489

Noten 489

dierenactivistisch geweld was vermomd als volgens de officiële regels van de democrati- geweld van de dierenindustrie. Concrete ge- sche rechtsstaat, Commissie van toezicht be- vallen daarvan ben ik niet tegengekomen. treffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdien- 76 Screaming Wolf, A Declaration of War: sten, Toezichtsrapport inzake het onderzoek van Killing People to Save Animals and the Environ- de Commissie van Toezicht naar het aivd-on- ment (Grass Valley 1991). Navolgend: nova derzoek naar radicaal dierenrechtenactivisme en (28 mei 2002); aivd, Dierenrechtenactivisme, links-extremisme (z.p. 2006) 11-12. Grenzen,35. 80 shac, Newsletter (juli 2004) nr. 31, 16. Na- 77 Tom Regan, Empty Cages. Facing the Chal- volgend: ‘§ 43. Animal enterprise terrorism, (a) lenge of Animal Rights (Lanham 2004) 17. Vol- offense.--Whoever-- (1) travels in interstate or gens Donald R. Liddick scholen de zogenaam- foreign commerce, or uses or causes to be de ‘vinders’ van het manuscript, Sydney en used the mail or any facility in interstate or fo- Tanya Singer, achter het pseudoniem Screa- reign commerce, for the purpose of causing ming Wolf, wat impliceert dat het inderdaad physical disruption to the functioning of an om een hoax ging, Donald R. Liddick, Eco-Ter- animal enterprise; and (2) intentionally causes rorism. Radical environmental and Animal Li- physical disruption to the functioning of an beration Movements (Westport 2006) 78. animal enterprise by intentionally stealing, da- 78 J.C. Stauber, S. Rampton, Toxic Sludge is maging, or causing the loss of, any property Good for You (Monroe 1995) 61-64; Regan, (including animals or records) used by the Empty Cages, 16. animal enterprise, and thereby causes econo- 79 Buro Jansen & Janssen, De snuffelstaat, mic damage exceeding $10,000 to that en- 95-96. Navolgend: Buro Jansen & Janssen, terprise, or conspires to do so; shall be fined Onder druk. Terrorismebestrijding in Nederland under this title or imprisoned not more than (Amsterdam 2006) 30-63. Eerder al had de one year or both’, www.nal.usda.gov/awic/ bvd met grootscheepse infiltratie de met de legislat/pl102346.htm (geraadpleegd 5 mei raf sympathiserende Rode Jeugd overeind ge- 2008). houden: het kwam voor dat in een cel van de 81 Tros aktua (28 oktober 1985). Navolgend: Rode Jeugd drie van de vier leden voor de Klerks, Terrorismebestrijding in Nederland, 149, dienst werkten, Klerks, Terreurbestrijding in Ne- 21. derland, 97-99. Zie voor mislukte pogingen 82 In de Postbus 51-campagne Nederland te- van de bvd/aivd te infiltreren in het radicale gen terrorisme, www.nederlandtegenterroris dierenactivisme en de wijze waarop zij deden: me.nl/info/download-publicaties-en-com- Erik Timmerman, ‘Veganisten barbequen mercials/commercials/2 (geraadpleegd 5 mei niet’, Ravage (3 september 2004) 8-9; obiv, 2008). ‘De dierenrechten-praatgroep van de bvd’, Ra- 83 Liddick, Eco-terrorism, 99, 172; Will Potter, vage (27 april 2001) 7-9; ‘Weer bvd-benade- ‘Administration Admits Domestic Spying: A ring dierenactivist’, Activist 024 (2002) nr. 52, Window of Opportunity for Animal Activists’, 1; Buro Jansen & Janssen, ‘Je hoeft het niet op No Compromise (lente 2006) nr. 29; Steven te geven aan de belasting’, www.burojansen.nl Best, ‘It’s War! The Escalating Battle Between (5 september 2007); Louis Sévèke, Erik Tim- Activists and the Corporate-State Complex’, merman, ‘Zet Nationale Recherche eindspurt in: Steven Best. Anthony J. Nocella ii red., Ter- in?’, Ravage (29 april 2005) nr. 6, 10-12. Ook rorists or Freedom Fighters? Reflections on the Li- de bvd/aivd deed kortom aan ‘making it per- beration of Animals (New York 2004) 300-339, sonal’. De scheiding tussen geheime dienst aldaar 306-332. en politie was bovendien minder scherp dan 84 Netwerk (10 december 2003); Tweede Ka- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 490

490 Noten

mer, vergaderjaar 2004-2005, aanhangsel Hirsi Ali, nota bene van de vvd, hamerde erop 1925, 4073. dat moslimradicalisme niet op één lijn mocht 85 Netwerk (28 september 2003). Mosterd worden gesteld met radicaal dierenactivisme. beoogde daarmee een beschrijving te geven Hier leek het gevoelen doorheen te schemeren van een bestorming van een nertsenfarm in dat een doodsbedreiging gedaan in een brief Putten door tientallen activisten die deel had- die met een mes was vastgeprikt op het li- den genomen aan een Animal Rights Gather- chaam van een daartoe vermoorde filmmaker ing. In werkelijkheid was noch van slagordes tot een andere orde moest worden gerekend noch van bivakmutsen noch van knuppels dan een doodsbedreiging afkomstig uit een sprake geweest. Overigens, zonder dat was de hoek waarin men zich sinds jaar en dag in situatie al bedreigend genoeg. Navolgend: bochten wrong fysiek letsel van mens en dier Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 te voorkomen. 800 vii,nr.10,1. 89 Met name de ‘honored place in the tradi- 86 ‘Dierenactivisme in terrorismewet’, nrc tions of liberal democracy’ van burgerlijke on- Handelsblad (1 oktober 2003) binnenland 1; gehoorzaamheid leek erdoor in het gedrang te ‘Kamer vindt bevrijders van dieren terroris- komen, Michael Ignatieff, The Lesser Evil. Po- ten’, Trouw (2 oktober 2003) 1; ‘Kamer be- litical Ethics in an Age of Terror (Princeton schouwt dierenactivisten als terroristen’, Het 2004) 52. Parool (2 oktober 2003) 3; nos Journaal (1 ok- 90 Tweede Kamer, 29 754, nr. 53, vergader- tober 2003); Johan van den Dongen, Bert jaar 2005-2006, 9. Navolgend: ministerie van Huisjes, ‘Wie stopt de dierenterrorist?’, De Te- Justitie, Nota radicalisme en radicalisering,28- legraaf (17 juli 2004) 13. Zie verder onder meer 29. De opstellers toonden zich er niet toeval- H. Jippes, ‘Pro-dierenterreur in Brits dorp’, lig van bewust dat ‘de doelstellingen van de die- nrc Handelsblad (4 februari 2005) 1; M. Henst, renrechtenbeweging (...) in meer of mindere ‘Goed zo, dat meldpunt’, Boerderij 89 (20 juli mate [worden] gedeeld door enkele miljoenen 2004) nr. 42, 15; M. Henst, ‘Pleit voor ver- mensen, die overigens wel het gebruik van koopverbod’, Boerderij 89 (10 augustus 2004) geweld afkeuren (...)’ nr. 45, 15. 91 Tweede Kamer, 29 754, nr. 53, vergader- 87 Tweede Kamer, 48, Terrorismebestrij- jaar 2005-2006, 16. Navolgend: de Christen- ding, 9 februari 2005, 3039-3123, aldaar 3076. Unie was er zeker van dat de daad van Volkert 88 Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, van der Graaf tot het dierenrechtenactivisme 28 463, nr. 29, 13-14. Donner gaf hier ook gerekend diende te worden, ibidem, 15. Over blijk van, Tweede Kamer, 33, Terroristische de weerbaarheid van democratieën, Ignatieff , misdrijven, 4 december 2003, 2333. Verder The Lesser Evil,54. onder meer Rom Harré, ‘The Social Con- 92 klpd, Criminaliteitsbeeldanalyse, 163-173. struction of Terrorisme’, in: F. Moghaddam, A. Navolgend: aivd, Dierenrechtenactivisme, spring- Marsella red., Understanding Terrorism. Psy- plank naar Europa, 7-9; Jac. Toes, De kleine leu- chological Roots, Consequences, and Interven- gen (Breda 2006) 267. tions (3de druk, Washington 2005) 91-117, al- 93 Boon, De eigenrichting van Pluk,3.Ook: daar 98; Uri Rosenthal, Erwin Muller, Arnout De Jonge, Goewie, In het belang,97. Ruitenberg, Het terroristisch kwaad. Diagnose en 94 Contra: dbf-Supporters groep, Ontkrach- bestrijding (Den Haag 2005) 147. In het Ka- ting van de mythes rondom grootschalige nert- merdebat over radicalisering in 2005 viel er senbevrijding (z.p. z.j.). nog een andere aarzeling te beluisteren. Ayaan 95 Frank, ‘The Role of Radical Animal’. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 491

Noten 491

96 ‘“Helaas is nu ons werkterrein nog on- 1, 47-62; Regan, Empty Cages, 194-196; Karen begrensd”’, Lekker Dier (maart 1983) 3,6, aldaar Davies, ‘Open Rescues: Putting a Face on the 3; Tom-Jan Meeus, ; ‘“Het is oorlog” ; De radi- Rescuers’, in: Steven Best, Anthony J. Nocella calisering van de dierenbeschermers’, nrc ii red., Terrorists or Freedom Fighters? Reflec- Handelsblad (29 november 2003) Zaterdags tions on the Liberation of Animals (New York bijvoegsel, 23. 2004) 202-212, aldaar 206-210; Miyun Park, 97 aivd, Dierenrechtenactivisme, springplank ‘Opening Cages, Opening Eyes: An Investiga- naar Europa, 9. tion and Open Rescue at an Egg Factory Farm’, 98 Brien Hallet, ‘Dishonest Crimes, Disho- in: Peter Singer red., In Defence of Animals. The nest Language: an Argument about Terrorism’, Second Wave (Malden/Oxford/Victoria 2006) in: F. Moghaddam, A. Marsella red., Under- 174-180. standing Terrorism. Psychological Roots, Conse- 103 ‘Vijf maanden geëist tegen dierbevrijders’, quences, and Interventions (3de druk, Washing- De Volkskrant (30 oktober 1985) 7. ton 2005) 49-67, aldaar 52. 104 Hall, Capers in the Churchyard. 99 Max Steenberge, ‘Belgische schrijft ter- 105 Hanna Arendt, Vita activa. De mens: be- rorisme van zich af’, Apeldoornse Courant (25 staan en bestemming (Amsterdam 1994) 138- september 2007) 6. Navolgend: Singer, Die- 139, 155; Achterhuis, De erfenis, 215. renactieboek, 189. Vgl.: dbf-Supporters groep, Ontkrachting van de mythes; Rod Coronado, ‘Direct Action Speak Louder than Words’, in: Epiloog Steven Best. Anthony J. Nocella ii red., Terro- rists or Freedom Fighters? Reflections on the Li- 1 A.A. Dijkhuizen, ‘The 1997-1998 out- beration of Animals (New York 2004) 178-188, break of classical swine fever in The Nether- aldaar 179, 183. lands’, Preventive Veterinary Medicine 42 (1999) 100 Noëlla Aarts, Roel During e.a., Closed com- 135-138, aldaar 135. Het gaat hier overigens om munities. Een onderzoek naar gesloten gemeen- aantallen dieren in Nederland. Vanuit Neder- schappen in Nederland (Wageningen 2005) 36- land verspreidde de ziekte zich ook naar Italië 37. en Spanje. Navolgend: Bos, Een kwestie van be- 101 Zie voor deze en aanverwante kwesties: heersing, 92. Of welzijn werkelijk primair mo- Erno Eskens, Democratie voor dieren (Amster- tief was, valt overigens te bezien. Op deze ma- dam 2009). nier wilde het ministerie namelijk ook de 102 Tom Regan, ‘How to Justify Violence’, in: incentives voor illegaal transport verkleinen. Steven Best, Anthony J. Nocella ii red., Terro- Het vernietigen van varkens om welzijnsre- rists or Freedom Fighters? Reflections on the Li- denen bleek ook zelf mee te helpen het virus beration of Animals (New York 2004) 231-236, te verspreiden – en schiep zijn eigen ernstige aldaar 234. Ook: Andrew Linzey, Animal Gos- dierenwelzijnproblemen, ibidem, 81, 85; lnv, pel (Louisville 1998) 86-91; Regan, Defending De uitbraak van klassieke varkenspest in Neder- Animal Rights, 139-149; Peter Singer red., In land. Eindevaluatie (Den Haag 1998) 54. Ove- Defence of Animals. The Second Wave (Mal- rigens waren de eerste ziekteverschijnselen al den/Oxford/Victoria 2006) 9-10; Hall, Capers vier weken eerder, op 9 januari, waargeno- in the Churchyard; interview Geoffrey Deckers, men, ibidem, 32-25. 23 april 2007. Navolgend: Courtney L. Dillard, 2 Breeman, Op den Kamp, Zannoni, ‘Mest- ‘Civil Disobedience; A Case Study in Factors of problemen en varkenspest’, 127; Bos, Een kwes- Effectiveness’, Society & Animals 10 (2002) nr. tie van beheersing, 85. Het doodspuiten ge- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 492

492 Noten

schiedde omdat jonge biggetjes zeer moeilijk deren door de overheid als ‘hobbykinderen’ zijn om te brengen. Zelfs stroomstoten van zouden worden aangemerkt. Anders gezegd, duizend volt zijn niet voldoende. Doodspuiten met de ambtelijke constructie van het ‘hobby- (met t61) was wel ‘arbeidsintensief’; een die- dier’ kón het beleid niet anders dan falen. Zelfs renarts kon per dag ‘maximaal duizend biggen’ in overigens behartigenswaardig onderzoek ombrengen. De stoffelijk overschotten waren om de kloof tussen overheid en ‘hobbydier- vervolgens – door het gif – chemisch afval ge- houder’ te dichten, bleef men over ‘hobbydie- worden, ibidem, 86-87. ren’ en zelfs ‘landbouwhuisdieren’ spreken, 3 De analyse ‘het is oorlog’, werd overigens waarmee de eigen ideologie als ‘waarheid’ al tijdens de varkenspest gemaakt. Stond aan- werd opgelegd – en daarmee de kloof besten- vankelijk een veterinaire benadering centraal, digd, Siet Sijtsema, Sandra van der Kroon e.a., toen de problemen groter waren dan voorzien, De kloof tussen hobbydierhouder en overheid. Over werd overgeschakeld op een militaire aanpak passie voor dieren en wet- en regelgeving die voor (met de bijbehorende inzet van het leger), ibi- landbouwhuisdieren gelden (Den Haag 2005). dem, 83. Verder over de betrokkenheid van 8 Den Boer e.a., Eindrapport. De crisis, 10-11, het leger, Tanja Abbas e.a., mkz 2001. De eva- 13, 15. De ratio achter het afslachten werd so- luatie van een crisis. Eindrapport (Den Haag wieso betwist, evenals het argument van min- 2002) 265, 301-302; Marja den Boer e.a., Eind- ster Veerman dat het door Brussel werd op- rapport. De crisis tussen mens en dier. Evaluatie gelegd. Overigens waren ook al ten tijde van de bestrijding ai-crisis (Utrecht 2004) 97. mkz-crisis ‘hobbydieren’ omgebracht. 4 Hans Siemes, Ruimen: 10 keer erger dan ik 9 Volgens de rekensom 14/16.521*100= dacht. mkz, het boerenverhaal (Doetinchem 0,08. De Waarheidscommissie Vogelpest hield 2001) 16-43; Abbas e.a., mkz 2001, 212-213, het overigens op dertien gevallen die alle ver- 223, 287-293. Navolgend: Breeman, Op den band zouden houden met commerciële be- Kamp, Zannoni, ‘Mestproblemen en varkens- drijven, Waarheidscomissie Vogelpest, Zwart- pest’, 126; Van Kerkhoven, Koehandel, 25-29. boek, het verdriet van Nederland (z.p. 2003) 22. 5 Abbas e.a., mkz 2001, 28. Bovendien werd 10 Robert McKay, ‘bse, Hysteria and the Re- een aantal in het wild levende dieren doodge- presentation of Animal Death: Deborah’s schoten om te onderzoeken of zij besmet wa- Levy’s Diary of a Steak’, in: The Animal Studies ren, ibidem, 232. Over welzijn, onder meer Group, Killing Animals (Urbana/Chicago 2006) het mutileren van oren en problemen bij het 145-169, aldaar 145-149; Van Kerkhoven, Koe- doden, ibidem, 177, 188, 236, 242, 247, 249, handel, 72-78; ‘Sponsziekte door eten van her- 373. Maar vgl. 235, 248. Navolgend: onderzoe- senen’, Lekker Dier (september 1988) 3. Na- kers concludeerden daarbovenop dat Neder- volgend: European Commission, Report on the land ‘door het oog van de naald’ was gekropen; monitoring and testing of fulminant for the pre- dat de crisis niet nog verder toenam, was mede sence of transmissible spongiform encephalopa- te danken aan geluk, ibidem, 435-436; Van thy (tse) in the eu in 2006 (z.p. 2007) 16. Naast Kerkhoven, Koehandel,29. deze crises werd de dierenindustrie boven- 6 Zoals Iris en Winnie, Arjan Stegeman, dien opgeschrikt door affaires met dioxine Dieren ruimen of blik verruimen? (Utrecht 2003) (1999, 2004) en het hormoon mpa (2002). 5, 8. Ook die leidden tot het systematisch doodma- 7 In het geval van niet-menselijke gezins- ken van dieren die tot ‘risicogroepen’ werden leden werkt de constructie van ‘hobbydieren’ gerekend. uiteraard groot onbegrip in de hand – men 11 Het veterinaire argument hiervoor was stelle zich bijvoorbeeld voor dat mensenkin- dat door te vaccineren ziekten zich ongemerkt Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 493

Noten 493

zouden kunnen verspreiden. Het is echter de vervoersverboden van kracht werden. De ver- vraag in hoeverre dit hout sneed: allereerst spreiding van het virus werd zo optimaal in de ontbrak een epidemiologische risicoanalyse, hand gewerkt, Bos, Een kwestie van beheersing, ten tweede konden ziekten op bedrijven wel 80-81. degelijk zichtbaar worden door te werken met 14 Terwijl bijvoorbeeld mkz weliswaar een zogeheten ‘verklikkerdieren’ (dat wil zeggen, heftige ziekte is, maar slechts relatief zelden tot enkele niet-gevaccineerde dieren). Die tweede de dood leidt (onder volwassen koeien zo’n mogelijkheid kon overigens niet bij elke vorm twee procent sterfte). Varkenspest is daaren- van dierenhouderij gerealiseerd worden (de tegen wel een zeer dodelijke ziekte – vogel- ‘sentinel populatie’ diende klein te zijn in ver- pest veelal ook. Navolgend: Brief C. Kalden gelijking tot de gevaccineerde populatie, maar aan J. van Basten Batenburg-Dahmen, 19 mei tegelijkertijd was, omwille van statistiek en re- 2003, Waarheidscomissie Vogelpest, Zwart- gelgeving, een bepaald minimum aantal sen- boek. Mijn cursivering djv. tineldieren vereist). De ontwikkeling van mar- 15 H.S. Horst, Risk and economic consequen- kervaccins maakte het veterinair argument ces of contagious animal disease introduction (Wa- tegen vaccineren uiteindelijk obsoleet, Stege- geningen 1998) 139; Miranda P.M. Meuwis- man, Dieren ruimen, 9-13; persoonlijke mede- sen, Suzan H. Horst, Ruud B.M. Huirne, Aalt deling Arjan Stegeman, 13 november 2008. A. Dijkhuizen, ‘A model to destinate the fi- 12 In het geval van de varkenspest lag de nancial consequences of classical swine fever zaak iets ingewikkelder. Vanaf 1967 was een outbreaks: principles and outcomes’, Preventive beleid van non-vaccinatie en totale stamping Veterinary Medicine 42 (1999) 249-270, aldaar out van kracht omdat vaccinatie (financieel) 265; Terpstra, ‘Varkenspest: van serumtherapie duurder was dan pestbestrijding. Gedurende tot non-vaccinatiestrategie’, 276. Vgl. ‘Poen de jaren 1970 werd er weer gedeeltelijk ge- boven pest’, Lekker Dier (juni 1991) 11. vaccineerd met een nieuw vaccin; vervolgens 16 Het cpb beraamde de mkz-schade op twee werd in de jaren 1980 naar een non-vaccina- miljard gulden (900 miljoen euro), mkb-Ne- tiebeleid toegewerkt in eeg-verband, C. Terp- derland schatte dat alleen al mkb-bedrijven 2,5 stra, ‘Varkenspest: van serumtherapie tot non- tot zes miljard gulden schade hadden gele- vaccinatiestrategie’, in: Peter Verhoef red., den, Abbas, e.a. mkz 2001, 313. De directe be- ‘Strenge gemeenschappelijkheid en practische zin’. strijdingskosten van de vogelpest werden ge- Een eeuw Nederlands centraal veterinair insti- raamd op 270 miljoen euro (waarvan de tuut 1904-2004 (Rotterdam 2005) 267-279, al- pluimveesector 11,3 miljoen betaalde). De eco- daar 270-275. Navolgend, ibidem, 275. nomische schade kwam daar nog bij, Den 13 Peter Verhoef red., ‘Strenge gemeenschap- Boer e.a., Eindrapport. De crisis, 18-19. Navol- pelijkheid en practische zin’. Een eeuw Nederlands gend: Bos, Een kwestie van beheersing, 88. centraal veterinair instituut 1904-2004 (Rotter- 17 Bos, Een kwestie van beheersing, 84, 87- dam 2005) 21-22; R. Rommes, ‘Twee eeuwen 88. Zie voor dezelfde ambtelijke terminologie runderpest in Nederland (1700-1900)’, Argos Den Boer e.a., Eindrapport. De crisis, 113, 114, (najaar 2004) nr. 31, 33-40, aldaar 38-39; Ste- 116; Abbas e.a., mkz 2001, 142, 253, 408, 419. geman, Dieren ruimen, 4. Met name die ver- Navolgend: ibidem 141-142, 175-188, 202-205, voersverboden stonden vervolgens weer op ge- 210-211, 249-250, 259. spannen voet met de belangen van individuele 18 Den Boer e.a., Eindrapport. De crisis,47, bedrijven. Zo wisten varkenshouders door fou- 56-58, 67-68. Officieel was blauwzuur verbo- ten van het ministerie van lnv in 1997 nog den omdat het te veel risico’s voor mensen snel al hun varkens weg te voeren voordat er veroorzaakte, maar enig ongemak dat blauw- Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 494

494 Noten

zuur het hoofdbestanddeel vormde van Zyklon boerenorganisatie lto – die koos voor doden, b, leek aan het verbod evenmin vreemd. De Abbas e.a. mkz 2001, 195-197, 206-207. Zelfs aanduiding ‘humane dodingmethode’ klonk ná de crises bleven landbouweconomen ‘wel- met die wetenschap nogal wrang en dubbel- zijn’ definiëren in termen van financiële ge- zinnig. volgen voor de betrokken stakeholders. Dat de 19 Vóór het in praktijk brengen van de neo- grootste groepen stakeholders niet tot de men- cidolvergiftigingen op vier bedrijven sprak do- selijke soort behoorden, viel daarmee per de- dingsdeskundige Reinder Hoenderken er ge- finitie buiten beeld, M.J.J. Mangen, Economic emotioneerd schande van. Hij voorspelde dat welfare analyses of simulated control strategie for de dieren een langzame dood tegemoet gingen Classical Swine Fever Epidemics (Wageningen – als ze al genoeg van het middel zouden bin- 2002) stelling 1; M.J.J. Mangen, A.M. Burrell, nenkrijgen om te overlijden, persoonlijke me- ‘Who gains, who loses? Welfare effects of clas- dedeling, 19 maart 2003. De kippen die een fa- sical swine fever epidemics in the Nether- tale dosis binnenkregen hadden nog geluk. Zij lands’, European review of agricultural econo- stierven in zo’n twintig minuten. De anderen, mics 30 (2003) 125-154. Een pleidooi voor niet of half vergiftigd, raakten door de sterfte grotere financiële inspanning om de kans op van hun stalgenoten in blinde paniek. Uitein- insleep van ziektes te verkleinen werd in lijn delijk werden zij met het middel t61 doodge- hiermee louter afgemeten aan de economi- maakt, C.J.G. Wensing, Verslag Welzijns Cie sche voordelen daarvan, H.S. Horst, Risk and (week 12, derde week van de epidemie, 2003). economic consequences of contagious animal dis- 20 Hoewel onderzoeksbureau Berenschot ease introduction (Wageningen 1998) 121. Bo- een ellenlange reeks van tekortkomingen van vendien bleef men ten dele aan het non-vac- het overheidsbeleid vaststelde, waren de be- cinatiebeleid vasthouden, getuige de aanvraag woordingen nogal bedekt. Dat kan er mee te van de zogeheten ‘artikel 10 status’ voor de maken hebben dat Berenschot geen aandacht ziekte van Aujesky. had voor de dertig miljoen dierlijke slacht- 23 Abbas e.a. mkz 200, 307, 408. offers. Opmerkelijk genoeg kreeg de crisis vol- 24 Fudge, Brutal Reasoning,175. gens de onderzoekers pas door het overlijden 25 Latour, Wij zijn nooit modern geweest,22. van een dierenarts ‘een tragische wending’, Zie voor een voorbeeld van dit mechanisme Den Boer e.a., Eindrapport. De crisis, 10. Dat waarmee ook de moderne historiografie is af- van de tientallen mensen die Berenschot voor gebakend, W.J van der Dussen, Filosofie van de het onderzoek interviewde niemand was van- geschiedwetenschappen (Amersfoort 1993) 24- uit dierenbeschermingsorganisaties tekenende 25.Ook:Lorenz,De constructie van het verleden, eveneens de beperkte invalshoek. 82, 198-199, 209, 225, 228-230; Michiel Lee- 21 In de bestrijding ging men bovendien zenberg, Gerard de Vries, Wetenschapsfilosofie aanvankelijk uit van een louter veterinaire epi- voor geesteswetenschappen (Amsterdam 2003) demiologie – terwijl verspreiding juist hoofd- 25, 139, 141. zakelijk te wijten was aan niet-veterinaire dier- 26 Latour situeert de vestiging van de Mo- transporten en sociale contacten, Bos, Een derne Constitutie ook in de zeventiende eeuw, kwestie van beheersing,83. maar noemt Descartes niet. Hij ziet de cano- 22 ‘Poen boven pest’, Lekker Dier (juni 1991) nieke verwoording van de constitutie bij Kant. 11. Zie ook de keuze tégen beschermende vac- Spinoza blijft in dit verband bij zowel Fudge cinatie ten tijde van de mkz. Landbouwminis- als Latour ongenoemd – diens invloed op het ter Brinkhorst liet feitelijk de beslissing over denken over dieren lijkt klein, Wolloch, Sub- het al dan niet doden van runderen over aan jugated Animals, 39-44. Vergelijk bijvoorbeeld Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 495

Noten 495

de absentie van Spinoza in Steiner, Anthropo- nacee voor menselijke gezondheidsproble- centrism and its Discontents. men, Timothy J. Key e.a., ‘Mortality in vege- 27 Vandaar Latours opmerkelijke conclusie tarians and nonvegetarians: detailed findings ‘wij zijn nooit modern geweest’. from collaborative analyses of 5 prospective 28 Latour, Wij zijn nooit modern geweest,51- studies’, American Journal of Clinical Nutrition 52. Over de ‘onoverwinnelijkheid’ van dit ar- 70 (1999) 516s-524s; Paul N. Appleby e.a., rangement dat zich, naar het uitkomt, steeds ‘Mortality in British vegetarians’, Public Health beroept op een andere, alternerende trans- Nutrition 5 (2002) 1, 29-36; Timothy J. Key cendentie of immanentie, ibidem 58-61. e.a., ‘Health effects of vegetarian and vegan 29 Naast evaluaties van de voedingskundige diets’, Proceedings of the Nutrition Society 65 geschiktheid van vegetarische voedingspa- (2006) 35-41; Annika Waldman e.a., ‘Dietary tronen kwam er een stroom van onderzoek iron intake and iron status of German female naar gezondheidsindicatoren. Er trad een ver- vegans results of the German vegan study’, schuiving op van onderzoek naar mogelijke Annals of Nutrition and Metabolism 48 (2004) gezondheidsrisico’s naar onderzoek naar mo- 103-108. gelijke gezondheidsvoordelen (met name als 30 Conform Latours oproep tot reconceptu- het aankwam op verminderde vatbaarheid alisering van de ‘anthropos’ en toezicht op de voor hart- en vaatziekten en type 2 diabetes). vorming van hybriden in de vorm van een Die mogelijke gezondheidsvoordelen waren ‘parlement der dingen’ – in dit geval dus een overigens veelal gerelateerd aan wat vegeta- parlement der dieren, Latour, Wij zijn nooit riërs/veganisten minder binnenkregen (zoals modern geweest, 192-205. Vgl. Lawlor, This is not verzadigde vetzuren), T.A.B. Sanders, ‘The sufficient, 24-27. Ook: M. Korthals, ‘Domesti- nutritional adequacy of plant-based diets’, catie van Dieren en Mensen: Welzijn van Die- Proceedings of the Nutrition Society 58 (1999) ren en Dierenwelzijnsbeleid in de laatmoderne 265-269; ‘Position of the American Dietetic Samenleving’, in: Ruud van den Bos red., Wel- Association and Dietitians of Canada: Vege- zijn van dieren en dierenwelzijnsbeleid. Essays tarian diets’, Journal of the American Dietetic over doelstellingen, instrumenten en evaluatie van Association 103 (2003) 6, 748-765; Walsh, dierenwelzijnsbeleid in Nederland (Tilburg 1997) Plant Based Nutrition and Health. Verder werd 61-70. De Partij voor de Dieren, opgericht na- een aantal prospectieve studies gehouden jaar 2002 en sinds eind 2006 in het parle- waarvan sommige op een lagere mortaliteit ment vertegenwoordigd, is in dit opzicht een van vegetariërs uitkwamen terwijl andere interessant experiment. Voor de moeilijkheden geen significant verschil registreerden. Be- van deze representatie, Dirk-Jan Verdonk, ‘Van tere gezondheid van vegetariërs bleek deels hamburger naar burger koe, Over de moei- gerelateerd aan non-dietary lifestyle factors ter- zame inburgering van niet-menselijke dieren’, wijl veganisten er goed aan deden te letten op Tijdschrift voor Geschiedenis 120 (2007) 4, 494- inname van b12 en ijzer – dat laatste met 507, aldaar 503-506. Voor aanknopingspun- name als zij jong waren en vrouw. Het reëel ten in het bestaande stelsel, Eskens, Democra- bestaande vegetarisme was kortom geen pa- tie voor dieren. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 496 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 497

Bronnen

Archieven Vroege vogels, vara (23 maart 1986) Internationaal Instituut voor Sociale Geschie- Weerwerk, ‘De zaak Mahesh’, rvu (15 januari denis 1990) Archief Ferdinand Domela Nieuwenhuis Archief Hilvers Film Archief Knetterwinkel Charlie Chaplin, Modern Times (speelfilm, Archief Roel van Duijn usa 1936) Staatsarchief Polygoonnieuws, ‘Een dag op het land in Flevo- Nederlandse Vegetariërsbond hof’ (21 mei 1971) Archief nvb peta, Unnecessary Fuss (documentairefilm, usa 1984) Radio/tv Morgan Spurlock, SuperSizeMe(documen- Het andere gezicht, ikon (4 juni 2002) tairefilm, usa 2004) Andere tijden, ‘Opkomst van de bio-industrie’, Erwin Wagenhofer, We Feed the World (docu- nps/vpro (17 mei 2001) mentairefilm, Oostenrijk 2005) Andere tijden, ‘De andere jaren vijftig’, Nikolaus Geyrhalter, Our Daily Bread nps/vpro (22 maart 2005) (documentairefilm, Oostenrijk 2006) Andere tijden, ‘Dierenbevrijdingsfront’, Shannon Keith, Behind the Mask (documen- nps/vpro (4 oktober 2007) tairefilm, usa 2006) B&W, vara (29 september 2003) Eén vandaag, tros/avro (24 oktober 2006) Interviews Hoepla, vpro (23 november 1967) Roel van Duijn Journaal, nos (7 december 1988) Coen Tasman Journaal, nos (1 oktober 2003) Arie van Genderen Kippen, nos (27 december 1971) Alfred Vierling De Milieuridders, Llink (11 november 2005) Sjoerd van der Wouw Netwerk, ncrv/eo (4 november 2002) Sujato Romijn Netwerk, ncrv/eo (28 september 2003) Marjolein van Hofwegen Netwerk, ncrv/eo (10 december 2003) Frits Ubels nova/Den Haag vandaag, nps/vara/nos Jelly Overmeer (1 oktober 2003) Wim de Kok nova/Den Haag vandaag, nps/vara/nos Jan IJzerman (9 oktober 2003) Nicole Beeker ovt, vpro (22 januari 2006) Wil van der Schans Radio 1 journaal, nos (15 augustus 2007) Geoffrey Deckers Rondom tien, ncrv (23 mei 2002) Ruud van den Bosch rtl Nieuws, rtl (10 oktober 2003) Francoise Wemelsfelder rtl Nieuws, rtl (29 juli 2007) Geert van der Peet Tros aktua, tros (28 oktober 1985) Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 498

498 Bronnen

Websites Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, www.antiantifa.net 28 463, 2913-2914 www.burojansen.nl Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, www.familiebofkont.nl 29 200 vi nr. 63 www.hsa.enviroweb.org Tweede Kamer vergaderjaar 2003-2004, www.indymedia.nl Terroristische misdrijven, 4 december www.ivu.org 2003, 33, 2333-2362 www.kiprecepten.nl Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, www.lto.nl 29 800 vii nr. 10 www.minlnv.nl Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, www.nal.usda.gov aanhangsel, 2185, 4619-4620 www.nederlandtegenterrorisme.nl Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, www.parkhoteldenhaag.nl aanhangsel, 1925, 4073 www.peta.org Tweede Kamer, 48, 9 februari 2005, 3039- www.statline.nl 3123 www.supportkevin.com Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, www.veganporn.com 29 754, nr. 53 www.wur.nl Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, www.youtube.com 29 754, nr. 54 Tweede Kamer, 78, Afgeschermde getuigen, Kamerstukken 27 april 2005, 4732 Tweede Kamer, Handelingen der Staten- Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, Generaal 1910-1911, Bijlagen b 29 754, nr. 26 Tweede Kamer, Vaste Commissie voor Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, Landbouw en Visserij, Openbare com- aanhangsel 2122, 4225 missievergadering Nota Intensieve Vee- Tweede Kamer, 48, Terrorismebestrijding, houderij 13 227, 3 november 1975 9 februari 2005, 3039-3123 Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, aanhangsel, 103, 217 30 800 vi en 29 754, nr. 84 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, Tweede Kamer, 50, Vragenuur, 20 maart aanhangsel, 168, 343-344 2007, 2962-2963 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, aanhangsel, 1184, 2469-2470 aanhangsel, 425, 915-918 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, aanhangsel, 1367, 2893-2894 aanhangsel, 1575, 3335-3337 Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, aanhangsel, 1376, 2893-2894 aanhangsel, 2364, 5005-5006 Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, aanhangsel, 1582, 3358 aanhangsel, 2582, 5477-5478 Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, aanhangsel, 1752, 3663-3664 Verslag van een notaoverleg, 28 286, Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, nr. 100, 64 aanhangsel, 1552, 3247-3248 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, aanhangsel, 646, 1381-1382 vragenuur, 2 december 2003, 31, 2169-2171 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, aanhangsel, 1301, 2741-2742 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 499

Bronnen 499

Periodieken The efsa Journal nb: Artikelen uit kranten en tijdschriften Eindhovens Dagblad die zijn gebruikt als primair bronnen- Elsevier materiaal staan niet in de bronnenlijst European review of agricultural economics vermeld maar uitsluitend in de noten. Evolutie Ook bij meerdere verwijzingen staan zij fem/De Week in de noten steeds volledig beschreven. Het Financieel Dagblad Het gaat om artikelen uit de volgende De Gelderlander periodieken: De Gezondheid, tijdschrift voor den beschaafden 19nu stand De 20ste eeuw Haagsche Courant Aarde en Mens Haagsche Post Absurddus De Hervorming Activist hp/De Tijd A’damsche Crisis-Courant ‘Het Hygiënische bladen. Populair maandschrift Distributienieuws’ voor praktische en toegepaste gezondheidsleer Agrarisch Dagblad In en om de keuken Het Algemeen Handelsblad Intermediair Allerhande Journal of the American Dietetic Association Almanak van het Leidsche Studentencorps De Kampioen Aloha De Kleine Aarde Amoebe Kleintje Muurkrant American Journal of Clinical Nutrition De Kroniek, maandblad voor Nederland en De Amsterdammer België Androcles L&O Annals of Nutrition and Metabolism Landbouwkundig Tijdschrift Arkangel for Animal Liberation Leeuwarder Courant Arnhemse Courant Lekker Dier (Info) Bedrijfsontwikkeling Leven & laten leven Belly Nieuws Limburgs Dagblad Bewust! Medisch Weekblad Bite Back MilieuDefensie Bluf! Minerva (De) Boerderij Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde Boerderij Revue De Nieuwe Courant Het Centrum De Nieuwe Eeuw, weekblad voor Nederland Change De Nieuwe Gids Contactblad ‘Relatie Mens en Dier’ Nieuwe Rotterdamsche Courant Dagblad De Limburger Nieuwe wegen Dagblad Tubantia Nieuwsbrief Wageningen Underground dbf Resistence Desperado nn Dier No Compromise Dierenbescherming Nosokomos De (Drentse) Waterman nrc Handelsblad Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 500

500 Bronnen

Onkruid Het Vaderland Ontwikkeling Varkens Onze Kunst Vegetarische Bode Op de grenzen van twee werelden De Veldbode De Paniekzaaier Veluws Dagblad Het Parool Het Volk De Pionier De Volkskrant (De) Pluimveehouderij Voeding De Pluimveeteelt Voeding en Hygiëne Preventive Veterinary Medicine Vrede Proceedings of the National Academy of Vrede-Tijdschrift Science usa De vrouw en haar huis Proceedings of the Nutrition Society De Vrije Socialist Proceedings of the Royal Society Uitkomst Public Health Nutrition De Zaaier Ravage De Zwarte Recht voor Allen Zwolsche Courant De Residentiebode Roots Correspondenties Samen overleven ‘En al beschouwen alle broeders mij als den Schat der gezondheid verloren broeder’. De familiecorrespondentie shac Newsletter van en over Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Skepter 1846-1932, verzameld en gepresenteerd Sphinx door Bert Altena met medewerking van Stemmen uit de Vrije Gemeente Rudolf de Jong (Amsterdam 1997). De Telegraaf De briefwisseling tussen Frederik van Eeden en Theologisch Tijdschrift Lodewijk van Deyssel, bezorgd en toegelicht Tijdschrift voor Gezondheidsleer door H.W. van Tricht en Harry M.G. Prick Tijdschrift voor Diergeneeskunde (Den Haag 1981). Tijdschrift voor Geneeskunde Briefwisseling Kuyper-Idenburg, verzorgd, Tijdschrift voor sociaalwetenschappelijk ingeleid en toegelicht door J. de Bruijn en onderzoek van de landbouw G. Puchinger (Franeker 1985). Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft, Het Toekomstig Leven uitgegeven door H.W. van Tricht (Culem- Trouw borg 1977) deel ii. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 501

Bronnen 501

Overige literatuur

Aarts, Noëlla, Roel During e.a., Closed communities. Een onderzoek naar gesloten gemeen- schappen in Nederland (Wageningen 2005). Abbas, Tanja, e.a., mkz 2001. De evaluatie van een crisis. Eindrapport (Den Haag 2002). Abbey, Edward, The Monkey Wrench Gang (Penguin-editie, Londen 2004). Acampora, Ralph R., Corporal Compassion. Animal Ethics and Philosophy of Body (Pitts- burgh 2006). Achterhuis, Hans, De erfenis van de utopie (Amsterdam 1998). Adams, Carol J., The Sexual Politics of Meat. A Feminist-Vegetarian Critical Theory (Cam- bridge 1990). Adams, Carol J., Josephine Donovan, Animals & Women. Feminist Theoretical Explo- rations (Durham/Londen 1995). Adriaansen, Wim, Jons Viruly 1905-1986. Vlieger en schrijver. Vleugels aan het woord gege- ven (Zaltbommel 2008). Aerts, Remieg, Herman de Liagre Böhl, Piet de Rooy, Henk te Velde, Land van kleine ge- baren. Een politieke geschiedenis van Nederland 1780-1990 (3de druk, Nijmegen/Am- sterdam 2003). Agriculture, Nature and Food Quality, department of, 2006 Annual Report China,Em- bassy of the Kingdom of the Netherlands (Beijing 2007). Agriculture, Nature and Food Quality, department of, 2007 Annual Report China, Embassy of the Kingdom of the Netherlands (Beijing 2008). Aiking, Harry, Joop de Boer, Johan Vereijken red., Sustainable Protein Production and Con- sumption: Pigs or Peas? (Dordrecht 2006). aivd, Jaarverslag 2004 (Den Haag 2005). aivd, Jaarverslag 2005 (Den Haag 2006). aivd, Dierenrechtenactivisme in Nederland. Grenzen tussen vreedzaam en vlammend protest (Den Haag 2004). aivd, Dierenrechtenactivisme in Nederland, springplank naar Europa (Den Haag 2007). Aktiegroep Lekker Dier, Stop wantoestanden in de bio-industrie (z.p. z.j.). Aktiegroep Lekker Dier, Lekker dier? Lekkere boer? Lekkere ekonomie! (Utrecht 1974). Altena, Bert, ‘Schermerhorn, Nicolaas Jaco Cornelis’, in: Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging 6 (1995) 196-199. Anderson, M., Uit Multatuli’s leven (Utrecht 1981). Animal Science Group, Hoe verbeter ik de arbeidsproductiviteit op mijn varkensbedrijf. Tips en trucs (Lelystad z.j.). Animal Science Group, Stro in de varkenshouderij (z.p. z.j.). Ankersmit, Frank, De historische ervaring (Groningen 1993). Ankersmit, Frank, De sublieme historische ervaring (Groningen 2007). Ankersmit, J.F., Arbeiderslevens (Amsterdam 1919). Appleby, Michael, Eating our Future. The environmental impact of industrial animal agri- culture (Londen 2008). Arendt, Hanna, Vita activa. De mens: bestaan en bestemming (Amsterdam 1994). Arluke, A., C.R. Sanders, Regarding Animals (Philadelphia 1996). Armstrong, Philip, ‘Farming Images: Animal Rights and Agribusiness in the Field of Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 502

502 Bronnen

Vision’, in: Laurence Simmons, Philip Armstrong red., Knowing Animals (Leiden/ Boston 2007) 103-128. Arriëns, A., J. Henri Ledeboer, P. v.d. Meulen, Prof. Dr. J. van Rees dankbaar herdacht (Assen 1929). Bähler, Louis, Boeddhistische zending: het ‘Christelijke’ barbarendom in Europa. (z.p. z.j). Bähler, Louis, Het Boeddhisme (Den Haag 1905). Baker, Steve, Picturing the Beast. Animals, identity and representation (Urbana/Chigaco 1993). Bakker, Theo, Horizonten van zelfvoorziening: mogelijkheden voor de voedselvoorziening van Nederland in autarkische omstandigheden (Den Haag 1984). Balcombe, Jonathan, Pleasurable Kingdom. Animals and the Nature of Feeling Good (pa- perbackeditie, Londen/New York 2007). Baltzer, E., Ideen zur socialen Reform (Nordhausen 1873). Baltzer, E., Vegetarisch Kookboek. Aangevuld met eenige wenken voor den Vegetariër en voor hen die tot de Natuurlijke Levenswijze wenschen over te gaan (Haarlem 1892). Bank, J., M. van Buuren, 1900: Hoogtij van burgerlijke cultuur (Den Haag 2000). Barad-Andrade, Judith, ‘The Dog in the Lifeboat Revisited’, Between the Species 8 (1988) 114-117. Barkas, Janet, The Vegetable Passion. A History of the Vegetarian State of Mind (New York 1975). Barlösius, Eva, Naturgemässe Lebensführung: zur Geschichte der Lebensreform um die Jahr- hundertwende (Frankfurt/New York 1997). Barrez, Dirk, Koe 80 heeft een probleem (Berchem 2007). Bartkowski, Frances, Kissing Cousins. A New Kinship Bestiary (New York/Chichester 2008). Bartussek, H., ‘How to measure animal welfare? The idea of an “Animal Needs Index” ani-35l [Tiergerechtheitsindex tgi 35l]: A practical tool for assessing farm animal hous- ing conditions on farm level in respect to animals’ well being and behavioural needs – Austrian experiences’, in: M. Hovi, R. Garcia Trujillo red., Proceedings of the Second nahwoa Workshop, Córdoba, Spain, 8-11 January 2000 (Reading 2000) 135-142. Baumgarten, S., Henri Polak. Sociaal democraat 1868-1943 (Den Haag 1996). Baumgartner, Judith, Ernährungsreform. Antwort auf Industrialisierung und Ernährungs- wandel (Frankfurt am Main 1992). Bautz, F.W., ‘Baltzer, Eduard Wilhelm’, in: Biographisch-Bibliographisches Kirchenlexikon i (Herzberg 1990) 360-361. Becker, Frans, Johan Frieswijk, Bedrijven in eigen beheer. Kolonies en produktieve associa- ties in Nederland tussen 1901 en 1958 (Nijmegen 1976). Beekman, Volkert, ‘Mensen, mensen, mensen’, in: Hans Dagevos, Lydia Sterrenberg red., Burgers en consumenten. Tussen tweedeling en twee-eenheid (Wageningen 2003) 83-95. Beer, Hans de, Voeding, gezondheid en arbeid in Nederland tijdens de negentiende eeuw. Een bijdrage tot antropometrische geschiedschrijving (Amsterdam 2001). Beins, H., Spierarbeid en voeding: eene bijdrage tot de voedingsleer (Groningen 1864). Bekke, Hans, Jouke de Vries, Geert Neelen, De salto mortale van het ministerie van Land- bouw, Natuurbeheer en Visserij. Beleid, organisatie en management op een breukvlak (Alphen aan den Rijn 1994). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 503

Bronnen 503

Bekoff, Marc, Animal Passions and Beastly Virtues. Reflections on Redecorating Nature (Philadelphia 2006). Belasco, Warren, Appetite for Change. How the counterculture took on the food industry (New York 1989). Bellamy, Edward, Gelijkheid voor allen (Den Haag 1897). Bellamy, Edward, In het jaar 2000 (5de druk, Amsterdam 1919). Bentham, Jeremy, An Introduction to the Principles of Morals and Legislation (Fotomech. herdr. van de uitg.: Londen: The Athlone Press, 1970; Oxford 1996). Berger, John, ‘Why look at animals?’ in: Linda Kalof, Amy Fitzgerald, The Animals Reader. The Essential Classic and Contemporary Writings (Oxford, New York 2007) 251- 261. Berkum, Siemen van, Pim Roza, Bram Pronk, Sojahandel- en ketenrelaties. Sojaketens in Brazilië, Argentinië en Nederland (Den Haag 2006). Bernstein, Mark, ‘Legitimizing Liberation’, in: Steven Best. Anthony J. Nocella ii red., Terrorists or Freedom Fighters? Reflections on the Liberation of Animals (New York 2004) 93-103. Berwick, Edward, ‘De landbouw in het jaar 2000’. In: Sander Hendriks, Een ideale we- reld? Het jaar 2000 gezien door de eeuwen heen (Amsterdam 1999) 45-58. Best, Steven, Anthony J. Nocella ii. ‘Behind the Mask: Uncovering the Animal Libera- tion Front’, in: Steven Best. Anthony J. Nocella ii red., Terrorists or Freedom Fighters? Reflections on the Liberation of Animals (New York 2004) 9-63. Best, Steven, ‘It’s War! The Escalating Battle Between Activists and the Corporate-State Complex’, in: Steven Best. Anthony J. Nocella ii red., Terrorists or Freedom Fighters? Reflections on the Liberation of Animals (New York 2004) 300-339. Bieleman, J., Geschiedenis van de landbouw in Nederland 1500-1950. Veranderingen en ver- scheidenheid (Meppel 1992). Bieleman, J., ‘De landbouw en het sociaal-economische krachtenveld’, in: Techniek in Nederland in de twintigste eeuw, Landbouw en voeding (Zutphen 2000) 12-21. Bieleman, J., ‘De georganiseerde rundveeverbetering’, in: Techniek in Nederland in de twin- tigste eeuw, Landbouw en voeding (Zutphen 2000) 130-153. Bieleman, J., ‘De legkippenhouderij’, in: Techniek in Nederland in de twintigste eeuw, Landbouw en voeding (Zutphen 2000) 155-179. Biologica, Bio-Monitor jaarrapport 2007 (Utrecht 2007). Bircher-Benner, M., Een nieuwe voedingsleer (Zwolle z.j.). Birke, Lynda, Feminism, Animals and Science. The Naming of the Shrew (Buckingham 1994). Bloemendaal, Frits, Het mestmoeras (Den Haag 1995). Blonk, Hans, Anton Kool, Boki Luske, Milieueffecten van Nederlandse consumptie van eiwitrijke producten. Gevolgen van vervanging van dierlijke eiwitten anno 2008 (Gouda 2008). Boer, Marja den, e.a., Eindrapport. De crisis tussen mens en dier. Evaluatie bestrijding ai-crisis (Utrecht 2004). Boeringa, R. red., Alternative Methods of Agriculture (Amsterdam/Oxford/New York 1980) 23-25. Boersen, M.W.J.L., De Kolonie van de Internationale Broederschap te Blaricum (Blaricum 1987). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 504

504 Bronnen

Bokkers, Eddie, De dierenwelzijnsindex. Een aanzet tot het kwantificeren van het niveau van dierenwelzijn in Nederlandse veehouderijsystemen (Den Haag 1996). Boon, Dirk Nederlands dierenrecht (Arnhem 1983). Boon, Dirk, 46 meningen over de intensieve veehouderij. Tijd voor beleid (z.p. 1985). Boon, Dirk, ‘Over het dier als rechtssubject’, in: J.P. Loof, P.B. Cliteur red., Mensenrechten, dierenrechten, ecosysteemrechten. Opstellen over het toekennen van fundamentele rechten aan mannen, vrouwen, kinderen, dieren en de rest van de natuur, naar aanleiding van de stu- diedag “Dragers van fundamentele rechten: ontwikkelingen en perspectieven”, 9 oktober 1996 te Leiden (Leiden 1997) 61-74. Boon, Dirk, De eigenrichting van Pluk en het dier in de rechtspraak (Lelystad 1998). Boon, Dirk, Teksten en toelichting Wetgeving dierenwelzijn, Editie 1999-2000 (Lelystad 1999). Boon, Dirk. Wet op de dierproeven op de proef gesteld, deel ii (Utrecht 2002). Bordes, E.C. de, N. Evertsen, Handhaving Wetgeving dierenwelzijn (Den Haag 2003). Bos, Bram, Een kwestie van beheersing. Over de rol van planten, dieren en mensen in tech- nologische systemen (Amsterdam 2004). Bos, Dennis, Waarachtige volksvrienden. De vroege socialistische beweging in Amsterdam, 1848-1894 (Amsterdam 2001). Bos, Ruud van den, ‘Reflections on the organisation of mind, brain and behaviour’, in: Marcel Dol e.a. red., Animal Consciousness and Animal Ethics, Perspectives from the Netherlands (Assen 1997) 144-166. Bosch, Mineke, Eddy ter Braak, ‘Dagboek van een “vrij huwelijk” Frederica van Uil- driks en Vitus Bruinsma’, Jaarboek voor vrouwengeschiedenis 18 (1998) 117-140. Bote, A.D., e.a. red., The Global Footprint of Farming (Wageningen 2006). Bouma, Hans, De aarde is er ook nog. Op zoek naar een ethiek van het milieubeheer (Wa- geningen 1974). Bouw, J., IJdelheid der ijdelheden (Utrecht 1989). Boyd Orr, John, The White Man’s Dilemma: Food and the Future (Londen 1953). Bracke, Marc B.M., Killing animals, or, Why no wrong is done to an animal when killed painlessly (doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Utrecht, Utrecht 1990). Bracke, Marc B.M., Modelling of animal welfare. The development of a decision support sys- tem to assess the welfare status of pregnant sows (z.p. 2001). Brandsen, T., T. Cardoso Ribeiro, P.H.A. Frissen, De last van sturing. Een nieuw perspec- tief voor de landbouw (Utrecht 2005). Brandt Corstius, Hugo, Eetgeenvlees (Amsterdam 2006). Brantas, G., ‘Welzijn, produktie en profijt’, in: Diergeneeskundige Studentenkring, Dier- geneeskunde, ethiek, ethologie. Veterinair studenten symposium (Utrecht 1974) 18-28. Brantas, G., ‘Agressie bij huisdieren’, in: P.R. Wiepkema, J. van Hooff red., Agressief ge- drag. Oorzaken en functies (Utrecht 1977) 323-343. Brantz, Kees, Willem Hogendoorn, Van vreemde smetten vrij. Opkomst van de centrumpartij (Bussum 1983). Breeman, Gerard, Karin Op den Kamp, Marco Zannoni, ‘Mestproblemen en varkens- pest: crisis en kansen in de landbouwsector’, in: Arjen Boin, Sanneke Kuipers, Marc Otten red., Institutionele crises. Breuklijnen in beleidssectoren (Alphen aan den Rijn 2000) 114-143. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 505

Bronnen 505

Breijer, J.H., Iets over de aarde en den mensch (Utrecht 1880). Briel van Ingen, T., ‘Beknopte geschiedenis van de voedingswetenschap in Nederland’, Voeding 44 (1983) 160-169. Brink, A. van den, Structuur in beweging. Het landbouwstructuurbeleid in Nederland 1945- 1985 (Wageningen 1990). Broekhuizen, R.E. van, ‘Arbeid, cultuur en beroep: een beschouwing over de betekenis van boer-zijn’ in: A.T.J. Nooij e.a., De boer als buitenstaander? Sociologische studies over marginalisering en integratie (Wageningen 1989) 16-30. Brom, Frans, Onherstelbaar verbeterd: biotechnologie bij dieren als een moreel probleem (z.p. 1997). Broom, D.M., ‘Animal welfare: concept and measurement’, Journal of Animal Science 69 (1991) 4167-4175. Broomans, P., ‘De Vrouwe van het Dorpshuis. Een portret van G. Bähler-Boerma’, in: Marion Hoogendijk red., Krüderige wieven. Drentse vrouwen in de 20ste eeuw (Zutphen 1991) 49-53. Bruce, D., A. Bruce, ‘Genetic Engineering and Animal Welfare’, in: S.J. Armstrong, R.G. Botzler red., The Animal Ethics Reader (Londen/New York 2003) 313-322. Brugman, Til, Schijngehakt. Grotesken en novellen (Amsterdam 1994). Brugmans, H., Geschiedenis van Amsterdam. Opgaand getij 1848-1925,deel6(2de herziene en bijgewerkte druk door I.J. Brugmans, Utrecht 1973). Bruijn, Cor, Een voetreis naar Sneek, (Rotterdam 2004). Büchner, Ludwig, Uit het leven der dieren. Hun denken, willen, werken en gevoelen. Popu- lair wetenschappelijke op waarneming gegronde onderzoekingen over de mieren, bijen, wes- pen, spinnen en kevers (Nijmegen 1876). Buckminster Fuller, R., Ruimteschip aarde. Een blauwdruk om te overleven (Den Haag 1975). Bud, Robert, The Uses of Life. A History of Biotechnology (Cambridge 1993). Bud, Robert, Penicillin: Triumph and Tragedy (Oxford 2007). Bulliet, Richard W., Hunters, Herders, and Hamburgers. The Past and Future of Human- Animal Relationships (New York/Chichester 2005). Burckhardt Jr., Richard, ‘The founders of ethology and the problem of animal subjectivity’, in: Marcel Dol e.a. red., Animal Consciousness and Animal Ethics. Perspectives from the Netherlands (Assen 1997) 1-13. Burg, Margreet van den, ‘Geen tweede boer’. Gender, landbouwmodernisering en onderwijs aan plattelandsvrouwen in Nederland 1863-1968 (Hilversum 2002). Burger, Ary, Voor boerenvolk en vaderland. De vorming van het eeg-landbouwbeleid 1959-1966 (Amsterdam 1993). Buringh, P., H.D.J. van Heemst, An estimation of world food production on labour-oriented agriculture (Wageningen 1977). Burke, Peter red., New Perspectives on Historical Writing (Cambridge 2001). Buro Jansen & Janssen, De snuffelstaat. Nederland en de bvd (Amsterdam 2002). Buro Jansen & Janssen, Onder druk. Terrorismebestrijding in Nederland (Amsterdam 2006). Burt, Jonathan, ‘“John Berger’s Why look at animals?” A Close Reading’, Worldviews 9 (2005) 2, 203-218. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 506

506 Bronnen

Burt, Jonathan, ‘Conflicts around Slaughter in Modernity’, in: The Animal Studies Group, Killing Animals (Urbana/Chicago 2006) 120-144. bvd, Links activisme in de jaren tachtig en negentig (intern document ministerie van Bin- nenlandse Zaken, Den Haag 1997). Calarco, Matthew, Zoographies. The Question of the Animal from Heidegger to Derrida (New York/Chichester 2008). Calcar, R.P. van, De beteekenis der voedingsleer bij schaarschte aan levensmiddelen, naar een voordracht gehouden voor het ‘natuurkundig genootschap’ te Leiden (Leiden 1917). Capelle, H. van, Leven en gezond zijn. Volksboek voor de school en het huisgezin (Amster- dam/Deventer/Leiden 1857). Catenius van der Meijden, J.M.J., Groot vegetarisch kookboek. 1001 vegetarische recepten met aanhangsel de Indische tafel in Holland (Rotterdam 1911). Cavell, Stanley, Cora Diamond, John McDowell, Ian Hacking, Cary Wolfe, Philosophy and Animal Life (New York 2008). Clercq, Daan de, De Sociale en Etiese betekenis van Vegetarisme (Rotterdam 1899). cmc/t11Company, Nulmeting reisschema’s. Onderzoek naar het toezicht en handhaving ten aanzien van de reisschema’s van diertransporten (Amsterdam 2006). Coesel, Marga, De njn, een gemeenschap van individualisten. De geschiedenis van de Ne- derlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (Leiden 1997). Coetzee, J.M., The Lives of Animals (paperbackeditie, Londen 2000). Cohen, Carl, ‘In Defense of the Use of Animals’, in: Carl Cohen, Tom Regan, The Ani- mal Rights Debate (Lanham etc. 2001) 3-123. Commissie inzake vivisectie, Rapport der commissie in zake vivisectie (Den Haag 1909). Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, Toe- zichtsrapport inzake het onderzoek van de Commissie van Toezicht naar het aivd-onder- zoek naar radicaal dierenrechtenactivisme en links-extremisme (z.p. 2006). Consulentschap in Algemene Dienst voor varkenshouderij, Handboek voor de varkens- houderij (Utrecht 1980). Coronado, Rod, ‘Direct Action Speak Louder than Words’, in: Steven Best. Anthony J. Nocella ii red., Terrorists or Freedom Fighters? Reflections on the Liberation of Animals (New York 2004) 178-188. Coronel, S.Sr., De tien geboden der gezondheidsleer (Nijmegen 1879). Coronel, S.Sr., Ons wonderschone huis, en hoe het in stand te houden. Naar het Engelsch be- werkt door dr. S.S. Coronel (Amsterdam 1887). Cramer, Jacqueline, De groene golf. Geschiedenis en toekomst van de milieubeweging (Utrecht 1989). Crossley, Ceri, Consumable Metaphors. Attitudes towards Animals and Vegetarianism in Nine- teenth-Century France (Oxford/Bern/Berlijn 2005). Dagevos, Hans, Panorama voedingsland. Traditie en transitie in discussies over voedsel (Den Haag 2002). Dagevos, Hans, Lydia Sterrenberg red., Burgers en consumenten. Tussen tweedeling en twee-eenheid (Wageningen 2003). Darwin, Charles, On the Origin of Species (Wordsworth ed.; Ware 1998). Darwin, Charles, The Descent of Man, and selection in relations to sex,vol.i (Londen 1871). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 507

Bronnen 507

Davids, Karel, ‘Aristocraten en jursten, financiers en feministen. Het beschavings- offensief van de dierenbeschermers in Nederland voor de Eerste Wereldoorlog’, Volks- kundig Bulletin 13 (1987) 157-200. Davids, Karel, Dieren en Nederlanders: zeven eeuwen lief en leed (Utrecht 1989). Davids, Karel, ‘De Nederlandse dierenbeschermingsbeweging en de Duitse overheid, 1940-1945’, Argos, De relatie tussen mens en dier in historisch perspectief (1991) 41-50. Davids, Karel, ‘Dieren en geschiedenis. Benaderingen, bronnen, problemen’, Groniek, Het dier: een menselijke geschiedenis (1994) 9-19. Davies, Karen, ‘Open Rescues: Putting a Face on the Rescuers’, in: Steven Best. Anthony J. Nocella ii red., Terrorists or Freedom Fighters? Reflections on the Liberation of Animals (New York 2004) 202-212. dbf-supportersgroep, Ontkrachting van de mythes rondom grootschalige nertsenbevrijding (z.p. z.j.). dbf-supportersgroep, Handleiding dbf (z.p. z.j.). Deelder, Jules, Bep van Klaveren, the Dutch windmill (Utrecht 1980). Deleuze, Gilles, Félix Guattari, ‘Becoming-Animal’, in: Linda Kalof, Amy Fitzgerald, The Animals Reader. The Essential Classic and Contemporary Writings (Oxford/New York 2007) 37-50. Deloitte, Bedrijfsvergelijking 2008 levensmiddelendetailhandel. De ontwikkelingen in het con- sumentengedrag (z.p. 2008). Depenbrock, E., Max Pieck, Het leven en werk van Gretha en Adri Pieck (Weesp 1983). Diamond, Cora, ‘The difficulty of reality and the difficulty of philosophy’ in: Stanley Cavell, Cora Diamond, John McDowell, Ian Hacking, Cary Wolfe, Philosophy and Animal Life (New York 2008) 43-89. Diergeneeskundige Studentenkring, Diergeneeskunde, ethiek, ethologie. Veterinair stu- denten symposium (Utrecht 1974). Dijk, Alfred van, De andere landbouw. Alternatieve landbouwmethoden en hun achtergron- den (Den Haag 1980). Dijk, J.E. van, Van bijzonder naar algemeen (Utrecht 1995). Dijkhuizen, A.A., ‘The 1997-1998 outbreak of classical swine fever in The Netherlands’, Preventive veterinary medicine 42 (1999) 135-138. Dillard, Courtney L., ‘Civil Disobedience; A Case Study in Factors of Effectiveness’, Society & Animals 10 (2002) nr. 1, 47-62. Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk, ministerie van, Rijksoverheid en dierenbe- scherming (Den Haag 1981). Dombrowski, D., The Philosophy of Vegetarianism (Amherst 1984). Domela Nieuwenhuis, F., Nog godsdienst? Reeds godsdienst? Toespraak gehouden in de evan- gelisch-luthersche kerk te ’s-Gravenhage op zondag 25 november 1877 (Den Haag 1878). Domela Nieuwenhuis, F., Vrijheid – blijheid! (z.p. 1881). Domela Nieuwenhuis, F., Een vergeten hoofdstuk. Blanke slaven. Supplement op het histo- risch gedenkboek ‘Eene halve Eeuw. 1848-1898’ (Amsterdam 1898). Domela Nieuwenhuis, F., Generaal Booth van het heilsleger en zijn ‘plan’ (z.p. 1900). Domela Nieuwenhuis, F., Geschiedenis van het socialisme, deel 1 (Amsterdam 1902). Domela Nieuwenhuis, F., Mijn afscheid van de kerk. Twee toespraken (8ste druk Den Haag 1912). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 508

508 Bronnen

Domela Nieuwenhuis, F., ‘Le coté économique du Végétarisme’, in: Compte rendu des tra- vaux du ivme congrès de l’Union Internationale Végétarienne tenu à la Haye les 24, 25, 26 août 1913 (Den Haag 1913) 107-112. Domela Nieuwenhuis, F., De twee groote wetten der natuur (2de druk, Amsterdam 1920). Domela Nieuwenhuis, F., Van christen tot anarchist. Gedenkschriften,(4de druk, Amster- dam 1921). Donders, F.C., Voedingsbeginselen. Grondslagen eener algemeene voedingsleer (Tiel 1852). Doorn, Johnny van, De geest moet waaien (Amsterdam 1977). Douwes, David, De vuile was van De Kleine Aarde (Den Bosch 1984). Dros, J.M., Managing the Soy Boom: Two scenario’s of soy production expansion in South America (Amsterdam 2004). Duffhues, T., Voor een betere toekomst. Het werk van de Noordbrabantse Christelijke Boe- renbond voor bedrijf en gezin 1896-1996 (Nijmegen 1996). Duijn, Roel van, Het witte gevaar. Een vademekum voor provoos (Amsterdam 1967). Duijn, Roel van, De boodschap van een wijze kabouter. Een beschouwing over het filosofische en politieke werk van Peter Kropotkien in verband met de huidige keuze tussen katastrofe en kabouterstad (Amsterdam 1969). Duijn, Roel van, Schuldbekentenissen van een ambassadeur. Nota’s, beschouwingen en vra- gen van een ambassadeur van Oranje Vrijstaat in de Amsterdamse gemeenteraad (Am- sterdam 1970). Duijn, Roel van, Panies dagboek (2de druk, Amsterdam 1972). Duijn, Roel van, En tranen (Amsterdam 1976). Duijn, Roel van, De waarheid is een koe. Aantekeningen van een kleine boer (Amsterdam 1982). Duivenvoorde, Eric, Een voet tussen de deur. Geschiedenis van de kraakbeweging 1964-1999 (Amsterdam 2000). Dunayer, Joan, ‘Sexist Words, Speciesist Roots’, in: Carol Adams, Josephine Donovan red., Animals & Women. Feminist Theoretical Explorations (2de druk, Durham/Londen 1999) 11-31. Dunayer, Joan, Animal Equality. Language and Liberation (Derwood 2001). Dussen, W.J van der, Filosofie van de geschiedwetenschappen (Amersfoort 1993). Dyer, Judith, Vegetarianism: An Annotated Bibliography (Londen 1982). Edel, Bart, Eric Hees e.a., De economie van veehouderij in Nederland. Twintig gesprekken over feiten en meningen (z.p. 2001). Eeden, Frederik van, Studies, deel iii (Amsterdam 1897). Eeden, Frederik van, Paul’s ontwaken (Amsterdam 1913). Eeden, Frederik van, J. S. Ley en B. Luger, Walden in droom en daad. Walden-dagboek en notulen, 1898-1903 (Amsterdam 1980). Ehrlich, Paul, Reisplan voor het ruimteschip aarde (Amsterdam/Brussel 1972). Ergo, Opvattingen dierenwelzijn in Nederland 2007. Verslag van een publieksenquête (Am- sterdam 2007). Erismann, Friedrich, Gezondheidsleer voor ontwikkelden van alle standen van Nederland,be- werkt voor Nederland door Dr. S.Sr. Coronel (’s-Hertogenbosch 1879). Eskens, Erno, Filosofische reisgids voor Nederland en Vlaanderen (Amsterdam 2000). Eskens, Erno, Democratie voor dieren (Amsterdam 2009). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 509

Bronnen 509

Etty, Elsbeth, Henriette Roland Holst 1867-1952. Liefde is heel het leven niet (7de druk, Am- sterdam 2000). European Commission, Report on the monitoring and testing of fulminant for the presence of transmissible spongiform encephalopathy (tse) in the eu in 2006 (z.p. 2007). Eyerman, Ron, Andrew Jamison, Social Movements. A Cognitive Approach (Cambridge 1991). Faber, Gerrit, De Derde Wereld en de eeg (Den Haag 1982). Faber, Johan, Wat bezielde Volkert van der G.? (Amsterdam 2008). fao, ‘Cattle ranching and deforestation’, Livestock policy brief 2 (Rome 2006). Fernández-Armesto, Felipe, So You Think You’re Human? A Brief History of Humankind (Oxford 2004). Fiddes, Nick, Meat. A Natural Symbol (Londen 1991). Fielding, H., De ziel van een volk. Het Boeddhisme als volksgeloof in Burma (Den Haag 1900). Finsen, S., ‘Sinking the Research Lifeboat’, The Journal of Medicine and Philosophy 13 (1988) 197-212. Flevohof, de, De Flevohof (z.p. z.j.). Fontein, Jan, Tweespalt. Het leven van Frederik van Eeden tot 1901 (2de druk, Amsterdam 1999). Fontijn, Jan, Trots verbrijzeld. Het leven van Frederik van Eeden vanaf 1901 (Amsterdam 1996). Frank, Joshua. ‘The Role of Radical Animal Activists as Information Providers to Con- sumers’, Animal Liberation Philosophy and Policy Journal 2 (2004) nr. 2, 1-13. Frankenhuis, M.T., M.J.A. Nabuurs, P.H. Bool, ‘Veterinaire zorg(en) en intensieve vee- houderij’, Tijdschrift voor Diergeneeskunde 114 (1989) 1237-1249. Franklin, Julian H., ‘Regan on the lifeboat; a defense’, Environmental Ethics 23 (2001) 189- 201. Fraser, A.F., D.M. Broom, Farm Animal Behaviour and Welfare (3de druk, Londen 1990). Frieswijk, J., ‘Hogerhuis, gebroeders Keimpe, Wybren en Marten’, in: Biografisch woor- denboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland, 3 (1988) 75-79. Frouws, Jaap, Mest en macht. Een politiek-sociologische studie naar belangenbehartiging en beleidsvorming inzake de mestproblematiek in Nederland vanaf 1970 (Wageningen 1994). Fudge, Erica, Animal (Londen 2002). Fudge, Erica, ‘A Left-Handed Blow: Writing the History of Animals’, in: Nigel Rothfels red., Representing Animals (Bloomington 2002) 3-18. Fudge, Erica, ‘Saying Nothing Concerning the Same: On Dominion, Purity, and Meat in Early Modern England’, in: E. Fudge red., Renaissance Beasts. Of Animals, Humans and Other Wonderful Creatures (Urbana/Chicago 2004) 70-86. Fudge, Erica, Brutal Reasoning. Animals, Rationality, and Humanity in Early Modern Eng- land (Ithaca/Londen 2006). Gandhi, M.K., Gandhi’s Autobiography. The story of my experiments with truth (Washington 1948). Garfinkel, Simson L., ‘Leaderless resistance today’, First Monday 8 (maart 2003). Gaea, Jaarverslag Gaea (z.p. 1974). Genderen, Arie van, Ecologische voeding. Leven zonder Unilever (Amsterdam 1977). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 510

510 Bronnen

Gijsweit-Hofstra, Marijke, ‘Homeopathie rond 1900: een “klein geloof”?’, De negen- tiende eeuw 25 (2001) 173-185. Glastra van Loon, Karel, Karin Kuiper, Herman. Biografie van een genetisch gemanipuleerde stier (Amsterdam 1995). Goldsmith, Edward, e.a., Blauwdruk voor overleving (vertaald en bewerkt door Wouter van Dieren, Amsterdam 1973). Goudszwaard, N.B., Agrarisch onderwijs in Nederland 1783-1983 (Culemborg 1986). Grandin, Temple, ‘Welfare of cattle during slaughter and the prevention of nonambu- latory (downer) cattle’, Journal of the American Veterinary Medical Association 219 (2001) 1377-1382. Grandin, Temple, Catherine Johnson, Animals in Translation. Using the Mysteries of Autism to Decode Animal Behaviour (paperbackeditie, Londen 2006). Gregory, Neville G., Animal Welfare and Meat Science (Wallingford/New York 1998). Grever, Maria, Berteke Waaldijk, Feministische openbaarheid. De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 (Amsterdam 1998). Grijns, G., Nieuwe gezichtspunten in de voedingsleer (Gorinchem 1921). Grijs, Piet, Piet Grijs is gek! (Amsterdam 1985). Grin, John, Adrienne van Staveren, Werken aan systeeminnovaties. Lessen uit de praktijk van InnovatieNetwerk (Assen 2007). Groot, A. de, ‘De lust tot last: de Rein leven beweging als pionier in de strijd om de nieuwe mens’, Groniek 26 (1993) 55-64. Groot, J. de, Grondbeginselen van de voedingsleer, ten dienste van het primair huishoudon- derwijs (Gorinchem 1933). Gunning Jhzn, J.H., Herinneringen uit mijn leven (Amsterdam 1940). Haafner, Jacob, ‘Reize in eenen palanquin, of Lotgevallen en merkwaardige aantee- keningen op eene reize langs de kusten Orixa en Choromandel’, in: De werken van Ja- cob Haafner (Zutphen 1997) deel 3. Haasteren, Ronald van, Hans de Bruin, Willy Esser, ‘De dynamiek van een beweging’, in: Hans de Bruin, Paul van Velsen, Het gelijk… uitnodiging tot een debat (Breda 1994). Haenfler, Ross, Straight Edge. Hardcore punk, clean-living youth and social change (New Brunswick/New Jersey/Londen 2006). Hall, Lee, Capers in the Churchyard. Animal Rights Advocacy in the Age of Terror (Darien 2006). Hallet, Brien, ‘Dishonest Crimes, Dishonest Language: an Argument about Terrorism’, in: F. Moghaddam, A. Marsella red., Understanding Terrorism. Psychological Roots, Consequences, and Interventions (3de druk, Washington 2005) 49-67. Ham, Simone van den, Wens & werkelijkheid. Studie naar een geschiedenis van de biologi- sche landbouw in Nederland (Arnhem 2008). Haraway, Donna, The Companion Species Manifesto. Dogs, People, and Significant Other- ness (Chicago 2003). Haraway, Donna, When Species Meet (Minneapolis/Londen 2008). Harmsen, Ger, Blauwe en rode jeugd. Ontstaan, ontwikkeling en teruggang van de Nederlandse jeugdbeweging tussen 1853 en 1940 (Assen 1961). Harn, J. van, Voerbeperking bij slachtkuikens. Een verslag van negen ronden onderzoek (Beek- bergen 1992). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 511

Bronnen 511

Harré, Rom, ‘The Social Construction of Terrorisme’, in: F. Moghaddam, A. Marsella red., Understanding Terrorism. Psychological Roots, Consequences, and Interventions (3de druk, Washington 2005) 91-117. Harrison, Ruth, Beestenmachines (Amsterdam 1965). Hart, Piet ’t, ‘Een dringende eisch der openbare hygiëne’, in: K. van der Horst, P. Kool- mees, A. Monna red., Over beesten en boeken. Opstellen over de geschiedenis van de dier- geneeskunde en de boekwetenschap (Rotterdam 1995) 71-92. Hartman, Nicolaas, Macrobiotiek. Pro en contra (3de druk, Emmen 1973). Hartog, A.P. den red., Voeding als maatschappelijk verschijnsel (Utrecht 1982). Hartog red., A.P. den, De voeding van Nederland in de twintigste eeuw (Wageningen 2001). Hazeu, Johannes, De onderwijzende landman met zijne kinderen: in leerzame gesprekken over den landbouw en de landhuishoudkunde (Amsterdam 1820). Heep, J.J., De vier hoofdrichtingen onder de Protestanten in Nederland (Leeuwarden 1901). Helsen, Marc, Dodelijk vlees. Van Karel Van Noppen tot de gekkekoeienziekte (Antwerpen 1998). Helvarg, David, The War against the Greens. The ‘Wise Use’ Movement, the New Right, and the Browning of America (herziene druk, Boulder 2004). Hendrix, H., Een week in de kolonie te Blaricum (Amsterdam 1901). Henkes, Barbara, ‘P.J. Meertens: als christen op zoek naar gelijkheid in verscheidenheid’, in: J. de Bruijn e.a. red., Een vreemde man en die ons vreemd ontviel. Liber amicorum voor E.W.A. Henssen (1950-1999) (Amsterdam 2000) 318-342. Henninger-Voss, Mary red., Animals in Human Histories (Rochester 2002). Hettema, IJ., Moderne voeding. Receptenboek voor ‘rauw-kost’ en rationeele voedselbereiding (Amsterdam 1931). Heyting, Lien, De wereld in een dorp (Amsterdam 1994). Hille Ris Lambers, C., De ascese en hare waarde voor leven en maatschappij (Amsterdam 1903). Hindhede, Mikkel, Protein and Nutrition. An investigation (Londen 1913). Hoekman, Piet, ‘Mierop, Dirk Lodewijk Willem van’, in: Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland, 6 (1995), 142-147. Hoenderken, R., Bedwelming van varkens en het op verantwoorde wijze doden van rat- ten met behulp van co2-gas (Arnhem 1989). Holroyd, Michael, Bernard Shaw. The One-Volume Definitive Edition (Londen 1998). Holtrop, Aukje, Nynke van Hichtum. Leven en wereld van Sjoukje Troelstra-Bokma de Boer 1860-1939 (Amsterdam 2005). Hooff, J.A.R.A.M. van, ‘Een ethologische beschouwing over abnormaal gedrag en dier- lijk welzijn’, in: Diergeneeskundige Studentenkring, Diergeneeskunde, ethiek, ethologie. Veterinair studenten symposium (Utrecht 1974) 2-17. Hooijdonk, A.C.M. van, Melk: van grond tot gezond (Wageningen 2007). Horgan, John, The Psychology of Terrorism (Londen 2005). Horreüs de Haas, Roelof, Onderduiker in het hart van Friesland: september 1944-april 1945 (Zwolle 2004). Horst, H.S., Risk and economic consequences of contagious animal disease introduction (Wageningen 1998). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 512

512 Bronnen

Houkes, Jannes, Travailleur. Een politieke biografie van de Groninger anarchist Tjerk Luit- jes 1884-1910 (Groningen 1985). Houwaart, Eddy, De hygiënisten. Artsen, staat en volksgezondheid in Nederland 1840-1890 (Groningen 1991). Hufeland, C. W., Kunst om het menschelijk leven te verlengen, deel ii (2de druk, Amsterdam 1803). Huizinga, Dirk, Een en ander over voeding (2de druk, Groningen 1882). Husken, Marian, Rudie Kagie, ‘Wie is Volkert van der G.’, Vrij Nederland (18 mei 2002) 24-26. Huxley, T.H., Man’s Place in Nature (New York 2001). Iaccobo, Karen, Michael Iacobbo, Vegetarian America. A History (Westport 2004). Ickes, N., The Soybean Boom: Doom for Brazil’s forests and savannahs (Geneve 2006). Ignatieff, Michael, The Lesser Evil. Political Ethics in an Age of Terror (Princeton 2004). Instituut voor Pluimveeonderzoek ‘Het Spelderholt’, Jaarverslag 1978 (z.p. 1979). ivo, Het Instituut voor Veeteeltkundig Onderzoek ‘Schoonoord’ in 1972 (Zeist 1973). ivo, Het Instituut voor Veeteeltkundig Onderzoek ‘Schoonoord’ in 1973 en 1974 (z.p. 1975). ivo, Het Instituut voor Veeteeltkundig Onderzoek ‘Schoonoord’ in 1978 (Zeist 1979). Janknegt, A.J. red., Flevohof. Herinneringen aan een uniek project (Dronten 2006). Jans, Rudolf, Tolstoj in Nederland (Bussum 1952). Janse, Maartje, De afschaffers. Publieke opinie, organisatie en politiek in Nederland 1840-1880 (Amsterdam 2007). Jansen, Derk, Op zoek naar nieuwe zekerheid. Negentiende-eeuwse protestanten en het spi- ritisme (z.p. 1994). Jobse-van Putten, Jozien, Eenvoudig maar voedzaam. Cultuurgeschiedenis van de dage- lijkse maaltijd in Nederland (2de druk, Amsterdam 1996). Jong, Albert de, Domela Nieuwenhuis (1966/1981). Jong,J.de,Veehouderij (7de herziene druk, Culemborg 1981). Jong, Rudolf de, ‘Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919). Een schets van zijn le- ven’, in: Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de apostel van de Friese arbeiders (Drach- ten/Leeuwarden 1988) 11-28. Jong, Rudolf de, ‘Lebeau, Joris Johannes Christiaan’, in: Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland, 6 (Amsterdam 1995) 135-138. Jonge, Francien H. de, ‘Animal welfare? An ethological contribution to the under- standing of emotions in pigs’, in: Marcel Dol e.a. red., Animal Consciousness and Animal Ethics. Perspectives from the Netherlands (Assen 1997) 103-113. Jonge, Francien H. de, Eric A. Goewie, In het belang van het dier. Over het welzijn van die- ren in de veehouderij (Assen/Den Haag 2000). Jonker, Ed, De geesteswetenschappelijke carrousel. Een nieuwe ronde in het debat over weten- schap, cultuur en politiek (Amsterdam 2006). Jørgensen Christian, e.a., ‘Ecology: Managing Evolving Fish Stocks’, Science 23 (novem- ber 2007) 1247-1248. Justitie, ministerie van, Nota radicalisme en radicalisering (Den Haag 2005). Kaayk, Tine, ‘Verslag, uitgebracht door Tine Kaayk, op het Internationale Congres te Stonehouse op Woensdag 30 Juli 1947’, Verslag van het 11de Internationale Congres der Internationale Vegetariërs Unie (z.p. 1948) 4-7. Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 513

Bronnen 513

Kaldewij, Frederike, ‘Animals and the harm of death’, in: Matthias Kaiser, Marianne Eli- sabeth Lien red., Ethics and the politics of food. Preprints of the 6th Congress of the Euro- pean Society for Agricultural and Food Ethics (Wageningen 2006) 528-532. Kalff, G., Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde, deel 4, (Groningen 1909). Kalma, J.J., ‘Kijlstra, Sybillus Catharinus’, in: Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme, deel 1 (Kampen 1983) 236-237. Kalma, J.J., ‘Bakker, Sybe Kornelis’ in: Biografisch woordenboek van het socialisme en de ar- beidersbeweging 2 (1987) 8-9. Kalma, J.J., ‘Bruins jr., Jan Anthonie’, in: Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging 2 (1987) 29-31. Kalma, J.J., ‘Boers, Benjamin’, in: Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbei- dersbeweging 3 (1988) 17-18. Kalma, J.J., ‘Koe, Anne de’, in: Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeiders- beweging, 3 (1988) 102-104. Kalof, Linda, Looking at Animals in Human Histories (Londen 2007). Kean, Hilda, Animal Rights. Political and Social Change in Britain since 1800 (Londen 1998). Keene, Brewster, Invisible Giant. Cargill and its Transnational Strategies (herziene druk, Londen/Sterling 2002). Kennedy, James, Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig (2de druk, Am- sterdam 1997). Kerkhoven, Marco van, Koehandel. Het verhaal van de boer (Amsterdam 2005). Ketelaars, E.H., Batterijen: een bedrijfssysteem met spanningselementen (z.p. 1980). Ketelaars, E.H., Historie van de Nederlandse pluimveehouderij (Barneveld 1992). Klaver, Imke, Herinneringen van een Friese landarbeider. Enkele opgetekende zaken uit het jongste verleden tot 1925, ingeleid door Ger Harmsen, aantekeningen van Johan Fries- wijk (Nijmegen 1974). Klemann, Hein A.M., Nederland 1938-1948. Economie en samenleving in jaren van oorlog en bezetting (Amsterdam 2002). Klerks, Peter, Terreurbestrijding in Nederland 1970-1988 (Amsterdam 1989). klpd, Criminalteitsbeeldanalyse. Radicaal dierenrechtenactivisme 1999-2003 (Driebergen 2004). Kluivers-Poodt, M., H. Hopster, H.A.M. Spolder red., Verdoofd castreren in de varkens- houderij (Lelystad 2007). Kluveld, Amanda, Reis door de hel der onschuldigen. De expressieve politiek van de Neder- landse anti-vivisectionisten 1890-1940 (Amsterdam 2000). Knecht-Van Eekelen, A. de, Naar een rationele zuigelingenvoeding. Voedingsleer en kinder- geneeskunde in Nederland 1840-1914 (Nijmegen 1984). Knecht-Van Eekelen, A. de, M. Stasse-Wolthuis red., Voeding in onze samenleving in cul- tuurhistorisch perspectief (Alphen aan den Rijn 1987). Knecht-Van Eekelen, A. de, A. Albert de la Bruhèze, ‘De witte motor’, in: Techniek in Ne- derland in de twintigste eeuw, Landbouw en voeding (Zutphen 2000) 311- 321. Knibbe, Merijn, Agriculture in the Netherlands 1851-1950. Production and institutional change (Amsterdam 1993). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 514

514 Bronnen

Knip, Karel, ‘Wageningen ur schrijft dubbelzinnig rapport over klimaatfilm Meat the Truth. “Je mag geen koeien met auto’s vergelijken”’, nrc Handelsblad (22 april 2008) 9. knmvd, knmvd-standpunt onbedwelmd slachten (Houten 2008). Knoop, Y.W., ‘De vegetariër en zijn voeding. Nederlands vegetarisme in de periode 1894-1939’, Aanzet 15 (1997) 2, 25-39. Knoop, Y.W., ‘Hij heeft “Het Al” bemind, plant dier en kind. Een beschrijving van het leven van Daniël de Clercq (1854-1931)’, (Doctoraalscriptie Universiteit Utrecht 1999). Koch, Jeroen, Abraham Kuyper. Een biografie (Amsterdam 2006). Koning, Izaäk de, Gezondheidsleer, hygiène voor het volk (Amersfoort/Amsterdam 1828). Koninklijk Nederlands Landbouw-Comité, De toekomstige landbouwpolitiek (z.p. 1956). Koolmees, Peter, Vleeskeuring en openbare slachthuizen in Nederland 1875-1985 (Utrecht 1991). Koolmees, Peter, Symbolen van openbare hygiëne. Gemeentelijke slachthuizen in Nederland 1795-1940 (Rotterdam 1997). Koolmees, Peter, ‘The role of veterinary medicine in the development of factory farm- ing’, in: Francien de Jonge, Ruud van den Bos red., The Human-Animal Relationship. Forever and a Day (Assen 2005) 246-264. Korthals, Michiel, ‘Domesticatie van Dieren en Mensen: Welzijn van Dieren en Die- renwelzijnsbeleid in de laatmoderne Samenleving’, in: Ruud van den Bos red., Wel- zijn van dieren en dierenwelzijnsbeleid. Essays over doelstellingen, instrumenten en evalu- atie van dierenwelzijnsbeleid in Nederland (Tilburg 1997) 61-70. Korthals, Michiel, ‘Kunnen consumenten iets meer dan eten?’, in: Hans Dagevos, Lydia Sterrenberg red., Burgers en consumenten. Tussen tweedeling en twee-eenheid (Wagenin- gen 2003) 43-56. Koster, Grieta, Hoe alternatief zijn klanten van alternatieve winkels? (Utrecht 1980). Krabbe, Wolfgang R., Gesellschaftsveränderung durch Lebesreform. Strukturmale einer so- zialreformerischen Bewegung im Deutschland der Industrialisierungsperiode (Göttingen 1974). Krabbe, Wolfgang R., ‘Die Gleichschaltung der Lebensreformbewegung im Dritten Reich’, in: Die Lebensreform. Entwürfe zur Neugestaltung von Leben und Kunst um 1900, deel 1 (Darmstadt 2001) 541-543. Krajenbrink, E.J., Het Landbouwschap, ‘Zelfgedragen verantwoordelijkheid’ in de land- en tuin- bouw 1945-2001 (z.p. 2005). Kramers, H., J. Slangen en M. Vroegindeweij, Het Leidse Volkshuis 1890-1980 (Leiden 1982). Kreijl, C.F. van, A.G.A.C. Knaap eindred., Ons eten gemeten. Gezonde voeding en veilig voed- sel in Nederland (Bilthoven 2004). Kreischer, Lisette, Merel van der Lande, Veggie in pumps. Gids voor een ecofabulous leven (Amsterdam 2008). Krips-van der Laan, Hilde, ‘De verschijning van de toekomstroman van Edward Bellamy in Nederland’, De negentiende eeuw 25 (2001) 4, 194-214. Kroon, Oscar van der, Ministerie in crisis. Over visfraude, milieubehoud en boerenbelang (Am- sterdam/Antwerpen 1994). Kuipers, Hans-Jan, De wereld als werkplaats. Over de vorming van Kees Boeke en Beatrice Cadbury (Amsterdam 1992). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 515

Bronnen 515

Kunzle, David, From Criminal to Courtier: The Soldier in Netherlandish Art 1550-1672 (Lei- den 2002). Kuyper, A., De verflauwing der grenzen. Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit 20 october 1892 (Amsterdam 1892). Kuypers, Ivo, In de schaduw van de Grote Oorlog. De Nederlandse arbeidersbeweging en de overheid, 1914-1920 (Amsterdam 2002). Kylstra, S.C., De beteekenis van onze Kolonie. Feestrede uitgesproken bij gelegenheid der ope- ning van het Kolonie-huis der Intern. Broederschap te Blaricum (Den Haag 1900). Lambooy, E., W. Spanjaard e.a., Euthanasie van varkens die op grond van de veewet moeten worden afgemaakt, dl.1-3 (Zeist 1979-1982). Lambooy, E., Some neural and physiological aspect of electrical and mechanical stunning in ruminants (Utrecht 1981). Landbouw en Visserij, ministerie van, Nota intensieve veehouderij (Den Haag 1974). Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, ministerie van, Intensieve veehouderij, infotitel 7 (Den Haag 1989) 6-7. Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, ministerie van, De uitbraak van klassieke varkens- pest in Nederland. Eindevaluatie (Den Haag 1998). Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, ministerie van, Beleidsnota dierenwelzijn (Den Haag 2002). Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, ministerie van, Insteek overheid discussie intensieve veehouderij (Den Haag 2003). Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ministerie van, Dier en welzijn internationaal (Den Haag 2004). Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ministerie van, Debat toekomst intensieve vee- houderij (Den Haag 2004). Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ministerie van, Werkdocument van het voorzit- terschap (Nederland, 5-7 september). Landbouw in de kijker: wie is waar verantwoordelijk voor? (Den Haag 2004). Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ministerie van, lnv consumentenplatform die- renwelzijn, willen we dat weten? (Den Haag 2005). Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ministerie van, Evaluatie Innovatieplatform Aqua- cultuur (Den Haag 2006). Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ministerie van, Toelichting op de betalingen in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid in 2006 (Den Haag 2006). Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ministerie van, Notulen werkconferentie Natio- nale Agenda Diergezondheid (z.p. 2007). Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ministerie van, ‘98 miljoen lnv-subsidies in 2007’ (persbericht, Den Haag 12 maart 2007). Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ministerie van, ‘Destructietarieven 2008’, brief aan Tweede Kamer (Den Haag, 21 november 2007) vd 2007/2709. Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ministerie van, Slachtpremieregeling volwassen run- deren. Regeling glb-inkomenssteun (Deventer z.j.). Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ministerie van, Concept wet dieren (Den Haag 2007). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 516

516 Bronnen

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ministerie van, Nota dierenwelzijn (Den Haag 2007). Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ministerie van, lnv-beleid in 2008, plannen in kort bestek (Den Haag 2007). Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, minister van, ‘Toekomstvisie op de veehouderij’, brief aan de Tweede Kamer, (16 januari 2008). Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ministerie van, Toespraak van de minister van lnv, G. Verburg, bij de opening van het kreeftenseizoen (27 maart 2008). Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ministerie van, Verslag lnv Consumentenplatform, vis moet, kan dat? (Den Haag 2008) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vrom, ministerie van, ‘Kansen voor duurzame consumptie van vlees en zuivel’ (persbericht, Den Haag 30 oktober 2008). Landbouw, Nijverheid en Handel, departement van, Verslagen en mededelingen van de Di- rectie van den Landbouw, Varkenshouderij in Nederland (Den Haag 1906) 7-41. Lange, A. de, J.H. Gunning Jr. (1829-1905) Een leven in zelfverloochening (Kampen 1995). Lansbury, Carol, The Old Brown Dog. Women, Workers, and Vivisection in Edwardian Eng- land (Wisconsin/Londen 1985). laser, Investeringregeling Markt & Concurrentiekracht, onderdeel Verwerking en Afzet van Landbouwproducten. Evaluatie en monitoringsrapportge b tender 1998 (Dordrecht 1999). Latour, Bruno, Wij zijn nooit modern geweest. Pleidooi voor een symmetrische antropologie (Amsterdam 1994). Lawlor, Leonard, This is Not Sufficient. An Essay on Animality and Human Nature in Der- rida (New York 2007). Leahy, Michael, Against Liberation. Putting Animals in Perspective (Londen 1991). Leenstra, F.R., E.K. Visser, M.A.W. Ruis e.a., Ongerief bij rundvee, varkens, pluimvee, nert- sen en paarden. Inventarisatie en prioritering en mogelijke oplossingsrichtingen (Lelystad 2007). Leenstra, F.R., e.a., Het doden van eendagskuikens, kan dat niet anders? Opvattingen van ‘het publiek’ over alternatieven voor het doden van eendagskuikens (Lelystad 2008). Leezenberg, Michiel, Gerard de Vries, Wetenschapsfilosofie voor geesteswetenschappen (Am- sterdam 2003). lei, Investeren in de varkenskolom in Hongarije, Roemenië, Oekraïne, Rusland (Den Haag 2007). lei, Agri monitor (juni 2007). Liddick, Donald R., Eco-Terrorism. Radical environmental and Animal Liberation Movements (Westport 2006). Ligt, Bart de, Vrede als daad. Beginselen, geschiedenis en strijdmethoden van de direkte aktie tegen oorlog. (Arnhem 1933). Linzey, Andrew, Animal Gospel (Louisville 1998). Logtesteijn, J.G. van, ‘Het doden van dieren in de veehouderij’, in: P.A, Koolmees, J.M. Swabe, L.J.E. Rutgers, Het doden van dieren. Maatschappelijke en ethische aspecten (Wa- geningen 2003) 59-61. Lorand, A., Hoe moeten wij ons voeden? Practische wenken over het eten en de voor- en nade- len van verschillende voedingsmiddelen (Amsterdam 1912). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 517

Bronnen 517

Lorenz, Chris, De constructie van het verleden. Een inleiding in de theorie van de geschiede- nis (6de, gewijzigde druk, Amsterdam/Meppel 2002). Louwes, S.L., ‘Het gouden tijdperk van het Groene Front. Het landbouwbeleid in de na- oorlogse periode’, in: G.A. Kooy, J.H. de Ru en H.J. Scheffer red., Nederland na 1945. Beschouwingen over ontwikkeling en beleid (Deventer 1980) 223-249. Lubbers, Evelien, ‘Vlees is moord: de politie ruikt wierook’, Ravage (14 juni 1996) 4-5. Lucardie, Paul, Wijsbrandt van Schuur, Gerrit Voerman, Verloren illusie, geslaagde fusie? GroenLinks in historisch politicologisch perspectief (Leiden 1999). Lucas, David, ‘World population growth’ (z.p. 2003). Luitjes, Tjerk, Theorie en Practijk van Binnenlandsche Kolonisatie (Bussum 1903). LeBlanc, Ronald D., Vegetarianism in Russia: The Tolstoy(an) Legacy, The Carl Beck Pa- pers in Russian & East European Studies 1507 (Pittsburgh 2001). Luycks, Paul, Pim Slot red., Een stille revolutie? Cultuur en mentaliteit in de lange jaren vijf- tig (Hilversum 1997). Magel, Charles R., Keyguide to Information Sources in Animal Rights (Londen 1989). Mak, Geert, Een kleine geschiedenis van Amsterdam (9de herziene druk, Amsterdam 1996). Mamadouh, Virginie, De stad in eigen hand. Provo’s, kabouters en krakers als stedelijke be- weging (Amsterdam 1992). Mander, Karel van, Het schilder-boek. Wtlegginge, en sin-ghevende verclaringe op den Meta- morphosis Publij Ovidij Nasonis (Haarlem 1604). Mangen, M.J.J., Economic welfare analyses of simulated control strategie for Classical Swine Fever epidemics (Wageningen 2002). Marijnissen, Hans, ‘Oorlog om het lapje vlees’, Trouw (16 maart 1996) 33-34. Mason, Jeniffer, Civilized Creatures. Urban Animals, Sentimental Culture, and American Literature, 1850-1900 (Baltimore/Londen 2005). Maurer, Donna, Vegetarianism. Movement or Moment? (Philadelphia 2002) McKay, Robert, ‘bse, Hysteria and the Representation of Animal Death: Deborah’s Levy’s Diary of a Steak’, in: The Animal Studies Group, Killing Animals (Ur- bana/Chicago 2006) 145-169. McNeill, John R., Something New Under the Sun. An Environmental History of the Twen- tieth Century (paperbackeditie, Londen/New York 2001). Meadows, Dennis, e.a., Grenzen aan de groei. Rapport van de Club van Rome (7de druk, Utrecht 1972). Meershoek, Patrick, De slag om de chimpansees (Amsterdam/Antwerpen 2005). Meeus, Tom-Jan, ‘“Het is oorlog”; De radicalisering van de dierenbeschermers’, nrc Han- delsblad (29 november 2003) 23. Meeus, Tom-Jan, ‘“Let op, morgen worden jullie opgepakt”, zegt een stem ; Politie en justitie werden gedwarsboomd bij onderzoek van radicale dierenactivisten’, nrc Han- delsblad (10 december 2003) bin1. Meeussen, Th.J., M. Van Zuuren, N. Visser, D. Th. Van Oers, A.J. van Doorn, Slachten door middel van halssnede (2de, herziene druk, Den Haag 1984). Meijboom, S.G.F., Goed en goedkoop koken (Amsterdam 1913). Meilof, Jan, Een wereld licht en vrij. Het culturele werk van de ajc 1918-1959 (Amsterdam 1999). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 518

518 Bronnen

Meulen, Dik van der, Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes Dekker (Amsterdam 2002). Meyer-Renschhausen, Elisabeth, Albert Wirz, ‘Dietetics, Health Reform and Social Order: Vegetarianism as a Moral Physiology. The example of Maximilian Bircher-Ben- ner (1867-1939)’, Medical History 43 (1999), 323-341. Meyers, Jan, Domela, een hemel op aarde (Amsterdam 1993) 74-75. Midgley, Mary, Animals and Why They Matter (Harmondsworth/New York/Victoria 1983). Mijnhardt, W.W., J. Kloek, 1800. Blauwdrukken voor een samenleving (Den Haag 2001). Moeyes, Paul, Buiten schot. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 (Amsterdam 2001). Molegraaf, J.H., Boeren in Brussel. Nederland en het gemeenschappelijk landbouwbeleid, 1958- 1971 (z.p. 1999). Moleschott, J., Leer der voedingsmiddelen (Utrecht 1850). Moleschott, J., De physiologie der voedingsmiddelen. Een handboek der diaetetica. Friedrich Tiedemann’s Leer der voedingsmiddelen, naar het tegenwoordig standpunt der physiologische scheikunde, geheel omgewerkt (Amsterdam 1850). Molland, Noel, ‘Thirty Years of Direct Action’, in: Steven Best red., Terrorists or Freedom Fighters? Reflections on the Liberation of Animals (New York 2004) 67-74. Mooijweer, M.L., De Amerikaanse droom van Frederik van Eeden (Amsterdam 1996). Moore, J. H., De universeele verwantschap. Een uiteenzetting van de evolutieleer van dier en mensch (Den Haag 1906). Moore Lappé, Frances, Diet for a Small Planet (3de druk, New York 1972). Moore Lappé, Frances, Eten van moeder aarde. Kookboek voor voedingsbewuste mensen (Vertaald en bewerkt door Jo Fieldeldij Dop-Phaff e.a., Amsterdam/Brussel 1974). More, Thomas, Utopia (Amsterdam 2002). Morton, Timothy, Shelley and the Revolution in Taste. The Body and the Natural World (Cam- bridge, New York 1994). Mos, L., P. Steenwijk, M. Van Thiel, Kostenonderzoek overdracht bandkeuring vwa. Sturing en beheersing overdrachtsproces (z.p. 2006). Mulder, G.J., Voeding in Nederland in verband tot den volksgeest (Rotterdam 1847). Multatuli, Volledige werken, brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879,deel19(Am- sterdam 1989). Munro, Lyle, Confronting Cruelty. Moral Orthodoxy and the Challenge of the Animal Rights Movement (Leiden/Boston 2005). Musschenga, A.W., Kwaliteit van leven. Criterium voor medisch handelen? (Baarn 1987). Nabrink, G., C. van Sijl, Bibliografie van, over en in verband met Ferdinand Domela Nieu- wenhuis (Amsterdam 1992). Nagel, Thomas, ‘What is it like to be a bat?’, The Philosophical Review 83 (1974) 435-450. Nederlandsche Vegetariërsbond, Verslag van het verhandelde in de Tweede Jaarlijksche Al- gemeene Vergadering (Amsterdam 1896). Nederlandsche Vegetariërsbond, Kookboek van den Nederlandschen Vegetariërsbond, be- vattende 350 recepten (Amsterdam 1896). Nederlandsche Vegetariërsbond, Jaarboekje van den Nederlandschen Vegetariërsbond 1918 (Gouda 1918). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 519

Bronnen 519

Nes, H.M. van, De nieuwe mystiek (2de druk, Rotterdam 1901). Nestle, Marion, Food Politics. How the Food Industry influences Nutrition and Health (First paperback printing, Berkeley/Los Angeles/Londen 2003). Newkirk, Ingrid, Free the Animals. The Amazing Story of the Animal Liberation Front (New York 2000). Nieuwendijk, B., Groeien tegen de stroom in (Amsterdam 1983). Nieuwerth, Lute, Transport van levend vee. De Wet dierenvervoer kritisch beschouwd (Utrecht 1990). Nijhoff, Martinus, Kritisch en verhalend proza. Verzameld werk ii (Amsterdam 1982). Nooij, A.T.J. red., De boer als buitenstaander? Sociologische studies over marginalisering en integratie (Wageningen 1989). Noordegraaf, H., Tussen anarchist en pacifist. Ds. J. Sevenster (1869-1949) (Amersfoort 1988). Noordegraaf, H., Henri van den Bergh van Eysinga. Revolutionair predikant en volksopvoeder (Zutphen 1991). Noordegraaf, H., Niet met de wapenen der barbaren. Het christen-socialisme van Bart de Ligt (Baarn 1994). Noordegraaf, H., Revolutionair predikant en religieus bezieler: A. R. de Jong (1883-1970) (Go- rinchem 1998). Noordenbos, O., J.J. Kalma, ‘Heide, Albertinus van der’, in: Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging 2 (1987) 53-56. Noordhuizen, J.P.T.M., De bonte moet eruit! Aspecten van gezondheid in de veehouderij (Wa- geningen 1990). Nordenfelt, L., Animal and Human Health and Welfare. A Comparative Philosophical Analysis (Wallingford/Cambridge 2006). nrlo, Rapport van de commissie veehouderij – welzijn dieren (Den Haag 1975). Nussbaum, Martha, ‘Beyond “Compassion and Humanity”: Justice for Nonhuman An- imals’, in: Cass R. Sunstein, Martha Nussbaum, Animal Rights. Current Debates and New Directions (Oxford 2004) 299-320. Nussbaum, Martha, Een waardig bestaan. Over dierenrechten (Amsterdam 2006). nv Pomona, Verslag van de nv Vegetarisch Hotel-Restauramt ‘Pomona’ gevestigd te ’s-Gra- venhage over het elfde boekjaar (Den Haag 1921). nv Pomona, Pomona 1899-1924 (Den Haag 1924). nv Vegetus, Naamlooze Vennootschap ‘Vegetus’, Maatschappij tot exploitatie van Vegetari- sche Hôtels en Restaurants te Amsterdam (z.p. 1905). nwo, Grenzen aan dierlijke produktie. Gedragsfysiologisch onderzoek naar stress en adapta- tievermogen bij dieren (z.p. 1995). Offringa, C., Van Gildestein naar Uithof. 150 jaar diergeneeskundig onderwijs in Nederland, deel 1 (Utrecht 1971). Ooms-Vinckers, C.J., Vrouwen! (Amsterdam 1937). Ooms-Vinckers, C.J., Ons dagelijksch brood. Goede maaltijden in oorlogstijd (z.p. 1940). Oranje Vrijstaat, Macro-bioties kookboek voor beginners (Oranje Vrijstaat 1970). Ortt, Felix, Het vegetarisme als bondgenoot (Amsterdam 1896). Ortt, Felix, Het beginsel der liefde (Haarlem 1898). Ortt, Felix, Propagandageschrift voor het vegetarisme (Hoorn 1900). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 520

520 Bronnen

Ortt, Felix, Praktisch socialisme (Amersfoort 1903). Ortt, Felix, De vrije mensch (Amersfoort 1904). Ortt, Felix, Heidekind (Blaricum 1904). Ortt, Felix, Felicia. Het boek van roeping/Het boek van vervulling (Den Haag 1905). Ortt, Felix, Inleiding tot het pneumat-energetisch monisme (Den Haag 1917). Ortt, Felix, Rapport over de enquête 1921 van den Ned. Veg. Bond (z.p. 1922). Ortt, Felix, De schepping (Amsterdam 1922). Ortt, Felix, Over de dierenziel (Den Haag 1933). Ortt, Felix, Johan Littooy, Van en over Felix Ortt. Bundel, uitgegeven bij gelegenheid van z’n 70ste verjaardag (Den Haag 1936). Ortt, Felix, Mens en dier (2de druk, Soest 1948). Oshawa, George, Zen macrobiotiek. De kunst van het verjongen en verlengen van het leven (Amsterdam 1970). Otterloo, A.H. van, ‘De herleving van de beweging voor natuurlijk en gezond voedsel’, Sociologisch Tijdschrift 10 (1983) 507-545. Otterloo, A.H. van, ‘De beweging voor natuurlijk en gezond voedsel als ‘“petite religion”’ in: O. Schreuder red., Moderne bewegingen (Zeist 1985) 120-139. Otterloo, A.H. van, Eten en eetlust in Nederland (Amsterdam 1990). Otterloo, A.H. van, ‘Prelude op de consumptiemaatschappij in voor- en tegenspoed 1920-1960’, in: Techniek in Nederland in de twintigste eeuw, Landbouw en voeding (Zutphen 2000) 263-279. Otterloo, A.H. van, B. Sluyter, ‘Naar variatie en gemak’, in: Techniek in Nederland in de twintigste eeuw, Landbouw en voeding (Zutphen 2000) 281-295. Otterloo, A.H. van, ‘Ingrediënten, toevoegingen en transformatie: heil en onheil’, in: Tech- niek in Nederland in de twintigste eeuw, Landbouw en voeding (Zutphen 2000) 297-309. Painter, Corinne, Christian Lotz red., Phenomenology and the Non-Human Animal. At the Limits of Experience (Dordrecht 2007). Palmeri, Frank red., Humans and Other Animals in Eighteenth Century British Culture. Re- presentation, Hybridity, Ethics (Aldershot/Burlington 2006). Park, Miyun, ‘Opening Cages, Opening Eyes: An Investigation and Open Rescue at an Egg Factory Farm’, in: Peter Singer red., In Defence of Animals. The Second Wave (Mal- den/Oxford/Victoria 2006). Pas, Niek, Imaazje! De verbeelding van Provo 1965-1967 (Amsterdam 2003). Patterson, Charles, Eternal Treblinka. Our Treatment of Animals and the Holocaust (New York 2002). Peeters, Evert, De beloften van het lichaam. Een geschiedenis van de natuurlijke levenswijze in België, 1890-1940 (Amsterdam 2008). Pennink, J.J., Gezondheidsleer voor het volk (Amsterdam 1828). Pepperberg, Irene, The Alex Studies. Cognitive and Communicative Abilities of Grey Par- rots (Cambridge, Massachusetts/Londen 1999). Perdeck, Albert, Nakend op de fiets (Den Haag 1967). Perdeck, Albert, ‘De ramp van Blaricum’, in: Onzeekerheid is leeven. Beschouwingen over Frederik van Eeden (Leiden 1983) 102-111. Philo, Chris, Chris Wilbert red., Animal Spaces, Beastly Places. New Geographies of Human- Animal Relations (Londen/New York 2000). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 521

Bronnen 521

Piszling, W.F., Gezondheidsleer voor het volk (Utrecht 1859). Ploeg, Jan Douwe van der, De virtuele boer (Assen 1999). Poel, Ibo van de, ‘De wereld van de legbatterij’, Kennis en Methode 18 (1994) 315-340. Pol, A. van den, W.J. Corré, H. Hopster, G.C.P.M. van Laarhoven, C.W. Rougoor, Belang van weidegang (Wageningen 2002). Poll, N.E. van de, Lydia Sterrenberg, H.M. te Velde e.a., Hoe oordelen we over de veehou- derij? (z.p. 2001). Poppe, K.J., R. During, S. Spoelstra, B. Bos, H. Schoorlemmer, Het Wageningen ur-pro- gramma: Transitieprocessen. Werkboek 2005-2007 (Wageningen 2007). Postelman, A., Het leeven en de leere van den grooten wysgeer Pythagoras. Nevens eenige In- diase mengselstoffen (Amsterdam 1724). Postmus, S., ‘Mikkel Hindhede en de minimum eiwitbehoefte’, Voeding 26 (1965) 129-137. Potter, Will, ‘Administration Admits Domestic Spying: A Window of Opportunity for An- imal Activists’, No Compromise (lente 2006) nr. 29. Praktijkonderzoek Veehouderij, Jaarverslag 2000 (z.p. 2001). Priester, P.R., ‘Het melkveehouderijbedrijf’, in: Techniek in Nederland in de twintigste eeuw, Landbouw en voeding (Zutphen 2000) 98-125. Puijenbroek, F. J. M. van, Alternatieve levensberichten, de landbouwkolonie “De Ploeg” te Best, 1919-1929 (z.p. 1974). Putten, G. van, Een onderzoek bij staartbijten bij mestvarkens (Wageningen 1968). Putten, G. van, ‘Ethische grenzen bij dierlijke productie, gezien door een ethologische bril’, in: Diergeneeskundige Studentenkring, Diergeneeskunde, ethiek, ethologie. Vete- rinair studenten symposium (Utrecht 1974) 29-37. pvv, Jaarverslag 1987 (Rijswijk 1988). pvv, Jaarverslag 1988 (Rijswijk 1989). pvve, Jaarverslag 2006 (Zoetermeer 2007). Raad voor Dieraangelegenheden, Criteria voor dodingsmethoden paling en meerval (Den Haag 2003). Raaij, André de, ‘“Bij haar alleen heerscht vrijheid!” Nederlandse anarchisten en het ont- wakend natuurbesef rond 1900’, Jaarboek Anarchisme 4 (1997) 77-86. Raaij, André de, ‘Felix Ortts Pneumat-energetisch monisme. Een filosofie van het chris- ten-anarchisme’, Geschiedenis van de Wijsbegeerte in Nederland 8 (1997) 93-102. Raaij, André de, ‘Mystiek of actie? Christenanarchistische dilemma’s na 1903’, Jaarboek Anarchisme 5 (1998) 53-61. Rachels, James, Created from Animals. The Moral Implications of Darwinism (Oxford 1990). Reens, Alexander, De vleeschexport van Nederland (Den Haag 1922). Regan, Tom, Defending Animal Rights (Urbana/Chicago 2001). Regan, Tom, The Case for Animal Rights (3de druk, Berkeley/Los Angeles 2004). Regan, Tom, Empty Cages. Facing the Challenge of Animal Rights (Lanham 2004). Regan, Tom, ‘How to Justify Violence’, in: Steven Best. Anthony J. Nocella ii red., Terrorists or Freedom Fighters? Reflections on the Liberation of Animals (New York 2004) 231- 236. Regouin, Eric, Frank Tillie, Een schaap met vijf poten? Stand van zaken in onderzoek en ont- wikkeling van niet-biomedische toepassingen van biotechnologie bij dieren (Ede 2003). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 522

522 Bronnen

Reijnders, Lucas, Rob Sijmons, Voedsel in Nederland. Gezondheid, bedrog en vergif (Am- sterdam 1973). Renders, Hans, Wie weet slaag ik in de dood. Biografie van Jan Campert (Amsterdam 2004). Renzenbrink, Udo, Antroposofische voedingsleer (2de druk, Zeist 1984). Rifkin, Jeremy, Beyond Beef. The Rise and Fall of the Cattle Culture (New York 1992). Righart, Hans, De eindeloze jaren zestig. Geschiedenis van een generatieconflict (Amster- dam/Antwerpen 1995). Ritvo, Harriet, The Animal Estate. The English and Other Creatures in the Victorian Age (Cambridge/Massachusetts/Londen 1987). Rivas, E., ‘Psychological complexity and animal ethics: Choosing between hierarchy and equality’, in: Marcel Dol e.a. red., Animal Consciousness and Animal Ethics. Perspecti- ves from the Netherlands (Assen 1997) 179-181. Röell, D.R., De wereld van instinct. Niko Tinbergen en het ontstaan van de ethologie in Ne- derland (1920-1950) (Rotterdam 1996). Rogers Brambell, F.W., Report of the Technical Committee to Enquire into the Welfare of Animals kept under Intensive Livestock Husbandry Systems (Londen 1965). Röling, Hugo, De Godd’lijke stem van het medelijden (doctoraalscriptie uva, 1972). Röling, Hugo, ‘De voordelen van het vegetarisme voor de gezondheid. Argumentatie en propaganda in de Vegetarische Bode’, De negentiende eeuw 25 (2001) 161-172. Rolland, Romain, Het leven van Tolstoi (Amsterdam 1921). Rollin, Bernard E., The Unheeded Cry. Animal Consciousness, Animal Pain and Science (Lon- den/New York 1989). Romein, J., A. Romein, Erflaters van onze beschaving. Nederlandse gestalten uit zes eeuwen (8ste druk, Amsterdam 1959). Romein, J., Op het breukvlak van twee eeuwen (Leiden, 1967) deel ii. Rommes, R., ‘Twee eeuwen runderpest in Nederland (1700-1900)’, Argos (najaar 2004) nr. 31, 33-40. Romunde, L.H. van, De voeding der Trappisten (Utrecht 1911). Roo, A. de, Natuurlijk, ethisch en gezond. Vegetarisme en vegetariërs in Nederland, 1894-1990 (Amsterdam 1992). Rooy, Piet de, Een revolutie die voorbij ging. Domela Nieuwenhuis en het Palingoproer (Bus- sum 1971). Rooy, Piet de, ‘Een hevig gewarrel. Humanitair idealisme en socialisme rond de eeuw- wisseling’, Bijdragen en mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden 106 (1991) 625-640. Rosenthal, Uri, Erwin Muller, Arnout Ruitenberg, Het terroristisch kwaad. Diagnose en be- strijding (Den Haag 2005). Ross, Thomas, De zesde mei (7de druk, Amsterdam 2005). Nigel Rothels, ‘Immersed in Animals’, in: Nigel Rothels red., Representing Animals (Bloomington 2002) 199-223. Rothuis, A., Vegetarisme en medici. ‘Vleesloze’ voeding vanuit verschillende standpunten be- schouwd (Nijmegen 1993). Ruis, Marko A.W., Social stress in pigs. Social stress as a source of reduced welfare in pigs (z.p. 2001). Ruiterkamp, W.A., Het gedrag van mestvarkens in relatie tot huisvesting (z.p. 1985). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 523

Bronnen 523

Rutgers, L.J.E., ‘Veterinaire ethiek in ontwikkeling. Van plichtenleer naar beroeps- ethiek’, Argos, De relatie tussen mens en dier in historisch perspectief (1991) 85-90. Rutgers, L.J.E., Het wel en wee der dieren. Ethiek en diergeneeskundig handelen (Utrecht 1993). Rutgers, L.J.E., J.M. Swabe, E.N. Noordhuizen-Stassen, Het doden van gehouden dieren Ja mits… of nee, tenzij? (Utrecht 2003). Ryder, Richard D., Animal Revolution. Changing Attitudes Towards Speciesism (herziene editie, Oxford/New York 2000). Salt, Henry, De rechten der dieren, beschouwd in verband met den socialen vooruitgang (Den Haag 1897). Sanders Pollock, Mary, Catherine Rainwater red., Figuring Animals. Essays on Animal Images in Art, Literature, Philosophy and Popular Culture (New York 2005). Sassen, F., ‘De reis van Pierre Gassendi in de Nederlanden (1628-1629)’, Mededelingen der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, afd. Letterkunde,23(1960)nr. 10, 263-307. Schans, Wil van der, ‘Milieu-activisme als nieuwe staatsvijand’, in: Buro Jansen & Jans- sen, Welingelichte kringen. Inlichtingendiensten jaarboek 1995 (Amsterdam 1995) 80-98. Schelle, P. van, De homine nequaquam naturaliter animali pantophago (Leiden 1773). Schikhof, M., Een schoner milieu ook door bevolkingspolitiek. Het groene gedachtegoed van de Centrumstroming (scriptie politicologie, Leiden 1996). Schlosser, Eric, Fast Food Nation. What the All-American Meal is Doing to the World (Lon- den 2002). Schmit, Hans, Frambozenschol en bloemkoolpaling. Hoe vuil en ongezond is Nederland? (Ant- werpen/Amsterdam 2005). Scholliers, Peter, ‘Oorlog en voeding: de invloed van de Eerste Wereldoorlog op het Bel- gische voedingspatroon 1890-1940’, Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 11 (1985) 30-50. Scholliers, Peter red., Food, Drink and Identity (Oxford/New York 2001). Schönwetter, Ton, Handelsman in vee en vlees. De belevenissen van Louis de Wijze (Den Haag 1999). Schouten, Diny, ‘Diny Schouten herleest ‘Eenvoudige en berekende recepten’, Trouw (13 december 2003) 39 Schreuder, E.A.T.M., Gezondheid en welzijn van dieren. Een institutioneel onderzoek naar het handelen van de rijksoverheid op het beleidsterrein gezondheid en welzijn van dieren, 1945-1998 (Den Haag 2000). Schuyt, Kees, Ed Taverne, 1950. Welvaart in zwart-wit (Den Haag 2000). Schwegman, Marjan, Maria Montessori 1870-1952. Kind van haar tijd, vrouw van de wereld (Amsterdam 1999). Screaming Wolf, A Declaration of War: Killing People to Save Animals and the Environment (Grass Valley 1991). Scruton, Roger, Animal Rights and Wrongs (3de druk, Londen 2000). Sebek, Léon, Peter Kuikman, Paul Vriesenkoop, Klimaat en veehouderij. Inzichten vanuit het onderzoek van Wageningen ur, mede naar aanleiding van de film ‘Meat the Truth’ (Wa- geningen 2008). Selnes, Trond, Marius Aalders, Een kantelende overheid. Debat intensieve veehouderij en de transitie naar duurzame landbouw (Den Haag 2005). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 524

524 Bronnen

Semmelink, J.H., Prof. Dr. J.H. Gunning, zijn ontwikkelingsgang en zijne beginselen (Zeist 1926). Sens, Angelie, Mensaap, heiden, slaaf. Nederlandse visies op de wereld rond 1800 (Den Haag 2001). Serpell, James, In the Company of Animals. A Study of Human-Animal Relationships (Canto-editie, Cambridge 1996). Sévèke, Louis, Erik Timmerman, ‘Zet Nationale Recherche eindspurt in?’, Ravage (29 april 2005) nr. 6, 10-11. Severt, Stef, ‘Oud-directeur: ‘“critici weten niet waarover zij praten”’, Agrarisch Dagblad 21 (24 juli 2007) 6. Sideris, Lisa, Charles McCarthy, David H. Smith, ‘Roots of Concern with Nonhuman Animals in Biomedical Ethics’, ilar Journal 40 (1999) nr. 1. Siebelt, Peter, Eco Nostra (Soesterberg 2003). Siemes, Hans, Ruimen: 10 keer erger dan ik dacht. mkz, het boerenverhaal (Doetinchem 2001). Sijtsema, Siet, Sandra van der Kroon e.a., De kloof tussen hobbydierhouder en overheid. Over passie voor dieren en wet- en regelgeving die voor landbouwhuisdieren gelden (Den Haag 2005). Sinclair, Upton. The Jungle (Penguin Classics, New York 1985). Sinclair, Upton, The Autobiography of Upton Sinclair (Londen 1963). Singer, Peter red., Dierenactieboek. Achtergrondinformatie, tips en adressen voor mensen die zich willen inzetten voor dieren, bewerkt door Jan Bonjer (Baarn 1986). Singer, Peter, Animal Liberation (paperbackeditie, New York 2002). Singer, Peter red., In Defence of Animals. The Second Wave (Malden/Oxford/Victoria 2006). Smits, M., Boeren met beleid. Honderd jaar Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond (Nijmegen 1996). Smolenaars, Ellie, Passie voor vrijheid. Clara Wichmann (1885-1922) (Amsterdam 2005). Snijders, A.J.C., Onze Voedingsmiddelen, hunne samenstelling, voedingswaarde, toebereiding en verteerbaarheid, benevens de voornaamste kenmerken hunner deugdelijkheid (Zutphen 1889). Solution Office Services, Uitkomst enquête Nederlandse Vegetariërs Bond (Zaandam 1993). Spencer, Colin, Vegetarianism: A History (Londen 2000). Spong, Gerard, Pleitnota inzake Eric van der Laan en Frank Kocera (Amsterdam 1996). Spong, Gerard, Leugens om bestwil (Amsterdam 1997). Stafleu, F.R., C.C. de Lauwere e.a., Boerenethiek: een paradox? Over normen en waarden van boeren en de rol van boerenethiek in onze samenleving (z.p. z.j.). Stafleu, F.R., F.J. Grommers, J. Vorstenbosch, ‘Animal welfare: evolution and erosion of a moral concept’, Animal Welfare 5 (1996) 225-234. Stassen, E.N., Van bruikbaar tot dierbaar. Over de relatie mens-dier (Wageningen 2006). Stauber, J.C., S. Rampton, Toxic Sludge is Good for You (Monroe 1995). Steensma, F.A., Voedingsleer. Een studieboek ten dienste van allen, die met voeding en voe- dingsmiddelen te maken hebben (3de, geheel opnieuw bewerkte druk, Amsterdam 1936). Stegeman, Arjan, Dieren ruimen of blik verruimen? (Utrecht 2003). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 525

Bronnen 525

Steiner, Gary, Anthropocentrism and its Discontents. The Moral Status of Animals in the His- tory of Western Philosophy (Pittsburgh 2005). Steiner, Rudolf, Vruchtbare landbouw op biologisch-dynamische grondslag (Zeist 1992). Steinfield, Henning, Pierre Gerber, Tom Wassenaar e.a., Livestock’s Long Shadow. Envi- ronmental Issues and Options (Rome 2007). Sterk, N., Intensieve veehouderij, wat is er tegen? (Apeldoorn 1987). Straten, Hans van, Multatuli, van blanke radja tot bedelman (Amsterdam 1995). Stuart, Tristram, The Bloodless Revolution. Radical Vegetarians and the Discovery of India (Londen 2006). Studiecommissie, ingesteld door de Stichting voor de Landbouw, De Toekomstige Ne- derlandse landbouwpolitiek (Den Haag 1950). Studiecommissie Intensieve Veehouderij, Het vervoer van varkens (Den Haag 1978). Survey@, Wat consumenten willen weten over hun vlees (Zoetermeer 2005). Swabe, Jo, The burden of beasts (z.p. 1997). Sybrandy, B., J. Schrijver, ‘Pro en contra’. Betreffende vraagstukken van algemeen belang, Ve- getarisme (Baarn 1905). Tang, J.G. van der, W.L. Lee, E. Luttjehuizen, R.J. Kruit, Inventariserend onderzoek admi- nistratieve lasten van subsidies. Eindrapportage (Utrecht 2003). Tasman, Coen, Louter kabouter. Kroniek van een beweging 1969-1974 (Amsterdam 1996). Tavernier, Johan de, Dirk Lips, Stefan Aerts, Dier en welzijn (Heverlee-Leuven 2005). Termeer, G., Dienstweigeraars over dienstweigering en verzet tegen het militarisme vanaf de eeuwwisseling tot nu (Amsterdam 1984). Terpstra, C., ‘Varkenspest: van serumtherapie tot non-vaccinatiestrategie’, in: Peter Ver- hoef red., ‘Strenge gemeenschappelijkheid en practische zin’. Een eeuw Nederlands centraal veterinair instituut 1904-2004 (Rotterdam 2005) 267-279. Tester, Keith, Animals and Society. The Humanity of Animal Rights (Londen 1991). Thomas, Keith, Man and the Natural World. Changing Attitudes in England 1500-1800 (Lon- den 1983). Tijn, Th. van, ‘Het sociale leven in Nederland 1875-1895’, in: Geschiedenis van het moderne Nederland. Politieke, economische en sociale ontwikkelingen (Houten 1988). Timmerman, Erik, ‘Veganisten barbequen niet’, Ravage (3 september 2004) 8-9. Tinarwo, A., ‘The ethical slaughter of fish’ in: Matthias Kaiser, Marianne Elisabeth Lien red., Ethics and the politics of food. Preprints of the 6th Congress of the European Society for Agricultural and Food Ethics (Wageningen 2006) 457-463. Toes, Jac., De kleine leugen (Breda 2006). Tollenaere, Herman A.O. de, The Politics of Divine Wisdom. Theosophy and labour, national, and women’s movements in Indonesia and South Asia, 1875-1947 (Nijmegen 1996). Tolstoj, L., De voedingsmoraal. De eerste stap (z.p. 119). Tolstoj, L., Het Koninkrijk Gods is binnen in U (Amsterdam 1897). Tolstoj, L., Beschouwingen over de jacht (Den Haag 1898). Tolstoj, L., Opstanding (Amsterdam 1972). Tolstoj, L., De Kreutzersonate (Amsterdam 1997). Turner, E.S., All Heaven in a Rage (paperbackeditie, Fontwell 1992). Ufkes, Frances M., ‘Building a Better Pig: Fat Profits in Lean Meat’, in: Jennifer Wolch, Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 526

526 Bronnen

Jody Emel, Animal Geographies. Place, Politics, and Identity in the Nature-Culture Bor- derlands (Londen/New York 1998) 241-255. Uyldert, Mellie, Wat de pot schaft in Oost en West. Recepten uit 25 landen (Rotterdam 1936). Uyldert, Mellie, Leven uit inspiratie. Een autobiografie (Tilburg 2002). Uytven, Raymond van, De papegaai van de paus. Mens en dier in de Middeleeuwen (Leu- ven/Zwolle 2003). Vaernewyck, M. van, De historie van Belgis (Gent 1574). Vakgroep lto varkenshouderij, Toekomstvisie varkenshouderij 1999 (z.p. 1999). Valk-Heijnsdijk, E.M., De vegetarische keuken. Kookboek van den Nederlandschen Vegeta- riërsbond bevattende 600 recepten (4de vermeerderde en herziene druk, Almelo 1911). Valk-Heijnsdijk, E.M., M. Valk. Geïllustreerde toelichting bij het prospectus tot uitgifte eener 4,5 pct. hypothecaire obligatieleening groot ƒ 250.000,-, ten laste der n.v. Vegetarisch Ho- tel-Restauramt ‘Pomona’ gevestigd te ’s-Gravenhage (Den Haag 1916). Valk-Heijdsdijk, E.M., De vegetarische keuken. Kookboek van den Nederlandschen Vegeta- riërsbond (7e verbeterde druk, Rotterdam 1928). Valk-Heijnsdijk, E.M., Drie-stuivers kookboek. Beknopte handleiding tot bereiding van een- voudige vegetarische recepten (4de druk, z.p. 1931). Valk-Heijnsdijk, E.M., De vegetarische keuken, herzien en uitgebreid door W. de Jong-Kers- bergen (8ste verbeterde druk, Rotterdam 1936). Valk Lzn, M., ‘Domela als vegetariër’, in: Gedenkboek ter gelegenheid van den 70-sten ver- jaardag van F. Domela Nieuwenhuis, 31 december 1916 (Amsterdam 1916) 145-148. Vandemeulebroucke, Jaak, De hormonenmaffia (Antwerpen 1993). Vandemeulebroucke, Jaak, Bart Staes, Het vlees is zwak (Antwerpen 1996). Vandenbosch, Michel, De dierencrisis. Een vivisectie van onze relatie met dieren (Amster- dam/Antwerpen 2005). Vanthemsche, P., e.a., Het functioneren van de Voedsel- en Warenautoriteit vwa in de con- trole op slachthuizen en exportverzamelplaatsen (Den Haag 2008). Veerkamp, C.H., C. Pieterse, Oriënterend onderzoek naar de werking van industriële ap- paratuur voor het verdoven van pluimvee (Zeist 1980). Veldhoen, Lex, Jan van de Ende, Technische mislukkingen. De Planta-affaire, instortende brug- gen, vliegdekschepen van ijs (Rotterdam 1995). Veldman, Dick, Ronald Dulmers, Het alternatieve voedingscircuit (Groningen 1981). Verdonk, Dirk-Jan, ‘Fletcherisme of de kunst van het kauwen’, Leven (mei/juni 2004) 30. Verdonk, Dirk-Jan, ‘Vegetariërs in het Rijk van Insulinde’, Leven (november/december 2005) 30. Verdonk, Dirk-Jan, ‘Van hamburger naar burger koe, Over de moeizame inburgering van niet-menselijke dieren’, Tijdschrift voor Geschiedenis 120 (2007) 4, 494-507. Verdonk, Dirk-Jan, ‘Bericht uit het land der frugivoren’, in: Christianne Smit red., Fat- soenlijk vertier. Deugdzame ontspanning voor arbeiders na 1870 (Amsterdam 2008) 157- 185. Verhoef, Peter red., ‘Strenge gemeenschappelijkheid en practische zin’. Een eeuw Nederlands centraal veterinair instituut 1904-2004 (Rotterdam 2005). Verhoog, Henk, Thijs Visser, De rol van ethiek en beleid in de bescherming van landbouw- huisdieren (Wageningen 1987). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 527

Bronnen 527

Verkade, Dirk, Noor Evertsen, ‘Brandveiligheid van stallen en schuren’, Dier & Milieu (2006) nr. 6, 20-24. Verslag van het Eerste Nationale Congres voor Geheel-onthouding van Alcoholhoudende Dran- ken, gehouden te Utrecht 6 en 7 November 1896 (Gouda 1897). Vialles, Noëlie, Animal to Edible (Cambridge 1994). Vijver, Marike, Protein politics (Enschede 2005). Vincent, C.P., The Politics of Hunger: the Allied Blockade of Germany, 1915-1919 (Athens/ Ohio 1985). Vis, J.W. van de, E. Lambooij, R.J. Kloosterboer e.a., ‘Het doden van vissen voor con- sumptie’, in: P.A, Koolmees, J.M. Swabe, L.J.E. Rutgers, Het doden van dieren. Maat- schappelijke en ethische aspecten (Wageningen 2003) 79-86. Voedingscentrum, Zo eet Nederland. Resultaten van de Voedselconsumptiepeiling 1997- 1998 (Den Haag 1998). Vondel, Joost van den, Volledige dichtwerken en oorspronkelijk proza, verzorgd en ingeleid door Albert Verwey (Amsterdam 1937). Voorbereidend comité permanente landbouwmanifestatie, Eindverslag voorbereidend co- mité permanente landbouwmanifestatie (Elburg 1967). Voorhoeve-Voorhoeve, Coby, De moderne maaltijd zonder vleesch. Kookboek voor maaltij- den, die zoowel het oog als de maag voldoen (Leiden 1932). Voorlichtingsdienst Ontwikkelingssamenwerking, Veehouderij in ontwikkelingslanden (Den Haag 1991). Voorst, A. van, R. Pit, U. Haije, Kunstmatige inseminatie bij kippen (Beekbergen 1990). Vries, Egbert de, De aarde betaalt. De rijkdommen der aarde en hun betekenis voor wereld- huishouding en politiek (Den Haag 1948). Vries, H. de, ‘Ferdinand Domela Nieuwenhuis en de verhouding tussen kerk en maat- schappij in de negentiende eeuw’ in: Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de apostel van de Friese arbeiders (Drachten/Leeuwarden 1988) 44-60. Vries, Rob de, ‘Dutch Research on animal consciousness and ethics’, in: Marcel Dol e.a. red., Animal Consciousness and Animal Ethics. Perspectives from the Netherlands (Assen 1997) 233-244. Vrijer, M.J.A. de, Gunning tragicus. Prof. Dr. J.H. Gunning Jr. in den kring zijner broeders (Den Haag 1946). vwa, Modernisering activiteiten levende dieren en levende producten (z.p. 2007). Waal, Frans de, De aap en de sushimeester. Over cultuur bij dieren (Amsterdam 2001). Waarheidscommissie vogelpest, Zwartboek, het verdriet van Nederland (z.p. 2003). Wallace, David Foster, Consider the Lobster and Other Essays (Abacus-paperback, Londen 2007). Walsh, Stephen, Plant Based Nutrition and Health (St. Leonards-on-Sea 2003). Webster, John, Animal Welfare: Limping Towards Eden. A practical approach to redressing the problem of our dominion over the animals (Oxford 2005). Wedemeyer, Bernd, ‘Der Körper des Reformers. Zwischen Leibesübung, Lebensstil und Relgion’, in: Die Lebensreform. Entwürfe zur Neugestaltung von Leben und Kunst um 1900, dl.1 (Darmstadt 2001) 399-401. Weerlee, Duco van, Wat de provo’s willen (Amsterdam 1966). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 528

528 Bronnen

Wemelsfelder, Francoise, Animal boredom. Towards an empirical approach of animal sub- jectivity (z.p. 1993). Wensing, C.J.G., Verslag Welzijns Cie, week 12, derde week van de epidemie (z.p. 2003). Wensvoort, Piet, ‘Alexander Numan en zijn opvattingen over het schaap’, in: Koert van der Horst, Peter Koolmees, Adriaan Monna red., Over beesten en boeken. Opstellen over de geschiedenis van de diergeneeskunde en de boekwetenschap (Rotterdam 1995) 33-44. Westerloo, Gerard van, ‘De kippenmoord. Het korte leven van Anja, Manja en Tanja’, M. Het maandblad van nrc Handelsblad (december 2006) 18-39. who, The World Health Report 2002, Reducing Risks, Promoting Healthy Life (Genève 2002). Wichmann, Clara, De rechtspositie der huisdieren (Amsterdam 1931). Wick, Deidre, ‘Humans, Food, and Other Animals: The Vegetarian Option’, in: John Ger- mov, Lauren Williams red., A Sociology of Food and Nutrition. The Social Appetite (Ox- ford 1999) 98-115. Wiekeraad, P.E.G., Het vee in de knel... en de boer? Ethiek en intensieve veehouderij (Kam- pen 1990). Wieland, W.H., From phage display to plant expression: fulfilling prerequisites for chicken oral immunotherapy against coccidiosis (Wageningen 2004). Wielenga, B., Moderne ascese: eene lezing (Kampen 1903). Wiepkema, P.R., Gedrag en welzijn (Wageningen 1980). Wielinga, Eelke, Netwerken als levend weefsel. Een studie naar kennis, leiderschap en de rol van de overheid in de Nederlandse landbouw sinds 1945 (z.p. 2001). Wijers, M., K. Lünneman e.a., Evaluatie Plan van Aanpak opsporing en vervolging oorlogs- misdrijven (2005). Wilmut, I., K. Campbell, C. Tudge, The Second Creation. The age of biological control by the scientists who cloned Dolly (Londen 2000). Windt, Henny van der, En dan: wat is natuur nog in dit land? Natuurbeleving in Nederland 1880-1990 (Amsterdam/Meppel 1995). Windt, Henny van der, Henk van Zon red., Mensen en dieren in het verleden. Jaarboek voor Ecologische Geschiedenis 2004 (Gent/Hilversum 2005). Wit, Theo, ‘Hoe de bunkers te verlaten? Ignatieffs halfslachtige oefening in politieke realiteitszin’, in: Michael Ignatieff, Mensenrechten en terreur (Budel 2002) 66-83. Wittgenstein, Ludwig, Brieven, Samengesteld en bezorgd door Joachim Leilich, (Am- sterdam 2000). Wittop-Koning, M., E.S. Bienfait, Onze volkskeuken. Proeve en leidraad voor volkscursussen in koken en huishouden (Amsterdam 1900). Wittop-Koning, M., Wat zullen wij eten? (Goede voeding in dure tijden) (5de druk, Am- sterdam 1917). Wittop-Koning, M., Het vegetarisch middagmaal. Vleeschlooze menu’s met de daarbij behoo- rende recepten voor elke maand (Rotterdam 1937). Wittop-Koning, M., Rauwkostgerechten (6de druk, Rotterdam 1938). Wolch, Jennifer, Jody Emel red., Animal Geographies. Place, Politics, and Identity in the Na- ture-Culture Borderlands (Londen/New York 1998). Wolfe, Alan, The Human Difference. Animals, Computers, and the Necessity of Social Science (Berkeley/Los Angeles 1993). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 529

Bronnen 529

Wolfe, Cary, Animal Rites. American Culture, the Discourse of Species, and Posthumanist the- ory (Chicago 2002). Wolfe, Cary, Zoontologies. The Question of the Animal (Minneapolis/Londen 2003). Wolloch, Nathaniel, Subjugated Animals. Animals and Anthropocentrism in Early Modern European Culture (New York 2006). Wood, David, ‘Comment ne pas manger – Deconstruction and Humanism’, in: H. Peter Steeves, Animal Others. On Ethics, Ontology and Animal Life (New York 1999) 15-35. Worp, J.A., Een onwaerdeerlycke Vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade (Den Haag 1918). wur, Jaarverslag 2007 (Wageningen 2008). Zanden, Jan Luiten van, S.W. Verstegen, Groene geschiedenis van Nederland (Utrecht 1993). Zandstra, Evert, Vrijheid. Het leven van F. Domela Nieuwenhuis (Amsterdam 1968). Zomeren, Koos van, De levende have. Een modern bestiarium (Amsterdam/Antwerpen 2004). Zuurbier, P.J.P., De besturing en organisatie van de landbouwvoorlichtingsdienst (Wageningen 1984). Zweerts, Phillipus, Verhandelingen gedaan in de Maatschappy Felix Meritis te Amsterdam (Alkmaar 1790). Zwitser, Felix, Mellie Uyldert, de onbegrepen wijze maagd (Boxtel 1984). Zwitser, Felix, De vuile was van de Ekologische Beweging (Den Bosch 1985). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 530 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 531

Curriculum vitae

Dirk-Jan Verdonk (Almelo, 1974) studeerde Vergelijkende Kunstwetenschap- pen: Woord en Beeld aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij rondde zijn doctoraal in 1999 cum laude af met een scriptie over kunstcriticus en schrij- ver Frits Lapidoth. Daarnaast behaalde hij zijn propedeuse aan de Academie voor Kunst en Vormgeving in Den Bosch. Het dierloze gerecht schreef hij als promovendus verbonden aan het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur, Universiteit Utrecht. Verder werkte Verdonk onder meer drie jaar voor Stichting Varkens in Nood. Met Jort Kelder lanceerde hij eind 2003 de cam- pagne Eet geen dierenleed. Over dieren en vegetarisme publiceerde hij eerder in onder andere Trouw, Ons Amsterdam en Tijdschrift voor Geschiedenis.Mo- menteel is hij werkzaam voor de World Society for the Protection of Animals (wspa). Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 532 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 533

Personenregister

Aalders, Marius 475 Bakker, D.D. 298 Aarts, Noëlla 491 Bakker, S.K. 110, 417 Aartsen, Jozias van 316 Bakker, Theo 450 Abbas, Tanja 457, 492-494 Bakoenin, Michail 65 Abbey, Edward 359, 486 Balcombe, Jonathan 417 Acampora, Ralph R. 471, 472 Ballot, A.M. 431 Achterhuis, Hans 403, 426, 457, 463, 491 Baltzer, Eduard 40-45, 68, 81, 411, 412, 415 Adama van Scheltema, Carel Steven 34, 410 Bank, Jan 421 Adams, Carol 13, 404, 426, 431, 436, 457, 464 Barad-Andrade, Judith 486 Adriaansen, Wim 424 Barkas, Janet 405 Aerts, Remieg 407 Barlaeus, Caspar 22 Aerts, Stefan 467 Barlösius, Eva 405, 411 Aiking, Harry 404, 437, 480 Barrez, Dirk 462 Albert de la Bruhèze, A. 443 Bartkowski, Frances 426 Alberts, Johan 437 Bartussek, H. 473 Allinson, Thomas Richard 47, 68, 69 Basten Batenburg-Dahmen, J. van 493 Altena, Bert 410, 411, 412, 417 Baumgarten, S. 406 Ami, Jacques d’ 456, 465 Baumgartner, Judith 405, 411, 416, 433, 437, Anderson, Mary 50-52, 54, 55, 59, 61, 387, 413, 442 414 Bautz, F.W. 411 Anema, Jan 301 Bax, W. 422 Anja 458, 460, 466 Bax jr., W. 417 Ankersmit, Frank 28, 410 Beatrix 257, 353 Ankersmit, J.F. 415 Beck, Carl 420 Année, Paul 227 Beeker, Nicole 464, 484, 497 Appleby, Michael 404 Beekman, Joost 458 Appleby, Paul 495 Beekman, Volkert 480 Arendt, Hannah 380, 491 Beer, Hans de 411, 431 ‘Ari’ 429, 430 Beersma, P.F.M. 469 Arluke, A. 441 Beins, Hendrik 144-145, 407, 432 Armstrong, Philip 309, 410, 466, 473 Bekke, Hans 468, 475, 476, 488 Armstrong, S.J. 459 Bekker, L.D. 430 Arriëns, A. 422 Bekoff, Marc 471 Atsma, Joop 466 Belasco, Warren 447, 449 Baader, Andreas 368 Bellamy, Edward 9-10, 403 Baan, J. de 436 Bentham, Jeremy 283, 463 Baart de la Faille, Samuel 86, 87, 113, 419 Benton, Ted 25 Bähler, Louis 77, 80, 84, 98, 99, 102, 106, 112, Berg, Ragnar 436 342, 417-419, 422, 425 Berg, S. van den 111, 424 Bähler-Boerma, Gezina, zie Boerma, Gezina Berger, John 11-13, 403 Baker, Steve 410 Bergh, Josephine van den 229 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 534

534 Personenregister

Bergh van Eysinga, Henri van der 77, 82, 90, Bongaards, H.R. 440 98, 406, 417, 418, 420, 422 Bonjer, Jan 283, 471, 473, 480-482 Bergkamp, Renée 477 Bookchin, Murray 213, 445 Berkum, Siemen van 404 Bool, P.H. 458, 461, 469 Berman, Simon 103 Boom, Joeri 485 Bernstein, Mark 488 Boon, Dirk 375, 379, 466, 473, 474, 478, 481, Berwick, Edward 9-10, 12, 14, 403 490 Besant, Annie 68 Boon, Jan 449 Best, Steven 367, 482, 487, 488, 489, 491 Booth, William 55, 413, 414 Bibeb (pseudoniem van E.M. Lampe-Soutberg) Bordes, Eugénie de 474, 477 212 Borel, Henri 157, 435 Bieleman, J. 434, 452-456, 464, 468 Borgerhoff Mulder, W.J. 342, 482 Bienfait, E.S. 435 Borkent, Kim 226-231, 248, 447, 448 Bijlsma, R. 150, 433 Borlaug, Norman 243, 244 Bins, P.G. 463 Borrendam, C.J. van 166, 178, 179, 183, 436, Bircher-Benner, Maximiliaan Oskar 147-149, 437, 440, 441 168, 172-173, 193, 433, 436, 439, 461 Borssum-Waalkes, M. Van 411, 414, 457 Birke, Lynda 457, 464 Bos, Bram 26, 404, 410, 476, 491, 493, 494 Bloemendaal, Frits 475, 478 Bos, Dennis 57, 414 Blom, Marny 403 Bos, Leo van den 449 Blonk, Hans 404 Bos, Ruud van den 455, 470, 472, 476, 495 Bloom, Phil 211 Bosch, Hans 301, 470 Bloor, David 26 Bosch, Mineke 429 Bob 102 Bote, A.D. 450 Boddaert, Elisabeth 419 Botzler, R.G. 459 Boddaert, Marie 89, 419 Bouma, Hans 342, 376, 459, 470, 471 Bodde, Robert 458 Bouw, J. 453 Boeddha 53, 84-85, 93, 102, 418 Boxtel, Matthijs van 83 Boeke, Kees 424, 445 Boyd Orr, John 197, 444 Boer, Connie de 467 Braak, Eddy ter 429 Boer, F. de 471 Bracke, Marc 472, 473 Boer, Frits 445 Braks, Gerrit 317 Boer, Greetje de 430 Bramsen, Jan 130, 429 Boer, Joop de 404 Brand, Arie van de 361 Boer, Klaas de 197-199, 443, 444 Brandenburg, J.R. 124 Boer, Marja den 492 Brandsen, T. 476 Boeringa, Rob 244, 448, 450 Brandt Corstius, Hugo 18, 406 Boerma, Gezina 422 Brantas, Gerard 304, 305, 310, 459, 465, 466, Boers, Benjamin 110, 417 471, 472, 474 Boersen, Maria 103, 418, 422, 423 Brantz, Kees 450 ‘Boezeroen, Jan’, zie S. van den Berg Breeman, Gerard 475, 491, 492 Boin, Arjen 475 Brehm, Alfred 52, 53 Bois, Jules 406 Breijer, J.H. 415 Bokkers, Eddie 473 Briejèr, Cornelis 198, 206, 213 Bokma de Boer, Sjoukje 417 Briel van Ingen, T. 432 Bokx 464 Brink, A. van den 453, 454 Bolt, J.H. 182, 193 Brink, B. van den 482 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 535

Personenregister 535

Brink, G. van den 416 Calisch, Marie 107, 160, 423 Brink, Jan ten 81 Campbell, K. 456, 459 Brinkhorst, Laurens Jan 316, 382, 494 Campert, Jan 424 Britches 338 Candel, M.J.J.M. 472 Broekhuis, E. 466 Capelle, H. van 431 Broekhuizen, R.E. van 467 Capra, Fritjof 206, 246 Brom, Frans 456, 459 Cardoso Ribeiro, T. 476 Broom, D.M. 458, 459, 471-473 Carla 346 Broomans, P. 422 Carnot-Clausius 148 Brosius, A.C.E. 427 Carpenter, Edward 68 Brubeck, Dave 445 Carson, Rachel 198, 213, 246 Bruce, A. 459 Catenius-Van der Meijden, Koba 158, 171 Bruce, D. 459 Cavell, Stanley 410 Brugman, Til 167, 438 Chaplin, Charlie 455, 497 Brugmans, Hajo 57, 414 Chertkov, Vladimir 91 Brugmans, Izaak 57, 414 Chittenden, R.H. 436 Bruijn, J. de 419 Christus, zie Jezus Bruijn, J. de 442 Clercq, Daan de 96, 98, 125, 128, 143, 167, Bruil, Willem 460 172, 421, 422, 426-428, 436, 438, 439 Bruin, Hans de 485 Cliteur, Paul 474 Bruins, Belle 447 Cocchi, Antonio 22 Bruins, Jan 77, 80, 81. 110. 417 Coesel, Marga 424 Bruinsma, Vitus 417, 429 Coetzee, John M. 27, 410 Bruyn, Cor 107, 417 Cohen, Carl 464 Bruyn, Peter 450 Collin, Martin 481 Buchholz, Karl 405 Coltof, Samuel 55, 56 Buckminster Fuller, R. 446 Cooten, A. van 462 Büchner, Ludwig 40, 49, 53, 413 Coronado, Rod 367, 368, 491 Bud, Robert 454, 457, 461 Coronel, S.Sr. 431 Buechner, Karl 355 Corré, W.J. 467 Bulliet, Richard W. 456 Corten, Ad 450 Burckhardt Jr., Richard 470 Cramer, Jacqueline 206, 407, 444, 446 Burg, Margreet van den 464 Cremer, Jan 342 Burger, Ary 453, 462 Cremer, J.J. 80 Burghardt, Gordon 470 Crookes, William 79 Buringh, P. 450 Crooks, Hulda 163 Burke, Peter 24, 27, 408 Crossley, Ceri 405, 407, 415, 481 Burrell, A.M. 494 Curtin, John 488 Burt, Jonathan 403, 463 Dagevos, Hans 479, 480 Busken Huet, Conrad 40 Darwin, Charles 52, 53, 60, 63, 71, 93, 301, Buuren, Maarten van 421 403, 408, 413, 414 Buytendijk, F.J.J. 301, 472 Davids, Karel 407, 409, 442, 454, 462 Cadbury, Beatrice 424 Dawkins, Marian Stamp 307, 470 Cahn, Maniuschka 445 Deckers, Geoffrey 488, 491 Calarco, Matthew 408 Deelder, Jules 433 Calcar, E. van 419 Dekker, Ton 481 Calcar, R.P. van 149, 433, 436 Deleuze, Gilles 408 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 536

536 Personenregister

Depenbrock, E. 442 Duffhues, T. 434, 454, 464 Derrida, Jacques 403, 408 Duijn, Roel van 187, 206-208, 210, 212-215, Descartes, Rene 298, 388, 494 217-221, 225, 226, 229, 234, 236, 252, 284, Deyssel, Lodewijk van 403 395, 442, 444-446, 448, 449 Diamond, Cora 410 Duivenvoorde, Eric 483, 352, 485 Dieren, Wouter van 246, 247, 446, 450 Dulmers, Ronald 452 Dijk, Alfred van 452, 458, 465 Dunayer, Joan 457 Dijk, J.E. van 469 During, Roel 476, 491 Dijkhuizen, A.A. 472, 491, 493 Dussen, W.J. van der 494 Dijkstra, Andries 469 Duyn Schouten, Ineke van der 449 Dillard, Courtney L. 491 Duys, Willem 213, 445 Dissen, Eckart 212 Dyer, Judith 405 Dissen, Harrie 252, 452 Edel, Bart 446, 453, 454, 466, 467 Dock, Friedrich 45, 48, 420 Edison, Thomas 93 Dokter, Henk 465 Eeden, Frederik van 10, 13-15, 19, 68, 107, Dol, Marcel 470, 472, 486, 108, 217, 403-405, 416, 421-423 Dolly 270, 456 Eeden, Paul van 15 Dombrowski, D. 412 Ehrlich, Paul 218, 244, 446 Domela Nieuwenhuis, Adriaan 33, 34, 37-40, Eijkman, Christiaan 149, 433 44, 46, 49, 68, 415 Einstein, Albert 83 Domela Nieuwenhuis, Bertha 44 Ekkel, Dinand 466 Domela Nieuwenhuis, Cesar 44, 412 Elias, Eduard (Bernard Buitenhof, Hendrik Domela Nieuwenhuis, Co 37, 38 Hagenaar) 174, 440 Domela Nieuwenhuis, Ferdinand 20, 31, 33-41, Elias, Norbert 16 44-56, 58-71, 77, 93, 95, 97, 134, 143, 183, 336, Ellis, Havelock 456 387, 399, 410-416 Elsinghorst, H.A.M. 469 Domela Nieuwenhuis, F.J. 33 Emel, Jody 455 Domela Nieuwenhuis, Hendrik 33 Emery, Marguerite 481 Domela Nieuwenhuis, Louise 47 Ende, Jan van de 444 Domela Nieuwenhuis-Lulofs, Johanna 33, 40 Endtz, J. 341 Domen, Joep 470 Engelenburg, Henk 455 Donders, F.C. 139, 431 Engels, D.J. 437 Donderwinkel, Hans 227, 447 Engwerda, Jan 457 Dongen, Johan van den 490 Enzling, George 102, 106, 111 Donner, Piet-Hein 372-374, 490 Ephimenco, Sylvain 484 Donovan, Josephine 426, 457, 464 Epicures 412 Doorn, A.J. van 462 Ereky, Károly 457 Doorn, Johnny van 212, 445 Erismann, Friedrich 431 Doornbos-Niemeyer, P.H.J. 452 Es, M.L. van de 424 Dorp, H.E. van 173 Eskens, Erno 425, 491, 495 Douwes, David 450 Esmeijer 134 Douwes Dekker, Eduard, zie Multatuli Esser, Gerard 209 Drees, Willem 450 Etty, Elbeth 426, 450 Dregt, Hein van 109 Evertsen, Noor 460, 474, 477 Driesch, Hans 83 Eyerman, Ron 18, 19, 406 Dros, J.M. 404 Faas, Leo 232 Dubbeldam, Marieke 470 Faber, Gerrit 462 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 537

Personenregister 537

Faber, Johan 484, 488 Gerritsen, C.J. 450 Felke, L.E.E. 412 Geyrhalter, Nikolaus 461 Felkers, F. 412, 416 Gier, Erik de 486 Fentener van Vlissingen, R. 444 Gijsweit- Hofstra, Marijke 406 Fernandes, Amber 488 Glas, Pieter 77, 417 Fernández-Armesto, Felipe 408 Glaser 428 Feuerbach, Ludwig 40 Glastra van Loon, Karel 459 Fiddes, Nick 14, 405, 431 Glimmerveen, Joop 247 Fieldeldij Dop-Phaff, Jo 449 Godefroy, W. 450 Fielding, H. 420 Goebbels, Joseph 440 Finsen, S. 486 Goekoop-De Jong van Beek en Donk, Cecile Fitzgerald, Amy 403, 408 120 Foeken, Maarten 468 Goes, Frank van der 430 Fontein, Jan 403, 404 Goes van Naters, Marinus de 206 Foppema, Yge H. 443 Goethe, Wolfgang von 42 Ford, Henry 266 Goewie, Eric 454, 458, 459, 466, 467, 471, Fortuyn, Pim 346, 348, 349, 355, 366, 370, 371, 472, 490 374, 484 Goldsmith, Edward 446 Foucault, Michel 24, 25 Goudriaan, Huib 474 Frank, Joshua 482, 490 Goudszwaard, N.B. 468 Frankenhuis, Maarten 458, 461, 469 Graaf, Volkert van der 348, 374, 484-486, Franklin, Julian H. 486 488, 480 Fraser, A.F. 458, 459, 471-473 Graaff, Margje de 460 Frieswijk, Johan 411, 415, 422, 430 Grandin, Temple 456, 458, 462, 470 Frissen, P.H.A. 476 Grasmus 407 Frouws, Jaap 286, 312, 453, 457, 464, 468, 474, Gray, R.D. 408 475, 477, 478 Gregory, Neville G. 458, 461, 462 Fudge, Erica 25, 60, 61, 408, 409, 414, 419, Greven, Koen 470 437, 457, 468, 494 Grever, Maria 426 Funk, Casimir 149 Grijns, G. 433 Gaay Fortman, Bas de 247 Grijs, Piet, zie Hugo Brandt Corstius Gadamer, Hans-Georg 410 Grin, John 472 Galbraith, John Kenneth 204 Groenendaal Jr., M.H. 437 Gandhi, Mahatma 111, 424 Groenhuijsen, Charles 315 Garfinkel, Simson L. 486 Grommers, F.J. 469, 472 Garfunkel, Art 351 Groot, A. de 421 Gassendi, Pierre 43, 45, 390, 411, 412 Groot, J. de 434, 439 Geelen, Jean Pierre 403 groote poes 61 Geelen, L. 467 Grootveld, Robert-Jasper 208, 209 Geest, Riek van der 109 Groshans, Suze 120, 121, 426, 427 Gelder, Liesbeth van 445 Gruyter, Marjolein de 447 Genderen, Arie van 229, 233, 234, 248-250, Guattari, Félix 408 447, 448, 450, 452 Guépin, Matthias 187 Gerber, Pierre 404 Guillaume, F. 437, 438 Gerhardt, Jan 428, 435, 437 Gunning Jhzn., J.H. 419, 420 Germov, John 405 Gunning Jr., Johannes Hermanus 80, 89, Gerrits, A.R. 455 406, 419, 420 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 538

538 Personenregister

Gunning, J.W. 420 Hendrix, Henriette 76, 102, 272, 416, 421, Gunning, P.A. 420 422, 423 Gunning, W.M. 420 Henkes, Barbara 442 Haafner, Jacob 22, 407 Hennepe, B.J.C. te 437 Haakma Tresling, Th. 137 Henninger-Voss, Mary 409 Haan, H. de 417 Henssen, E.W.A. 442 Haan, R. de 413 Henst, M. 490 Haan, W.C. de 480 Herman 275, 459 Haas, Gerard de 469 Hess, Rudolf 440 Haasteren, Ronald van 485 Hettema, IJsbrand 174, 175, 193, 417, 438, Hacking, Ian 410 440, 442, 443 Haeckel, Ernst 45, 413 Hettinga Tromp, Jan van 96, 421 Haenfler, Ross 485 Heusinkveld, G.W.H. 465 Haes, Udo de 450 Heyting, Lien 423 Hagen, Johanna 33, 44, 46 Hichtum, Nienke van, zie Sjoukje Bokma de Hahn, Theodor 41-43 Boer Haije, U. 456 Hille Ris Lambers, C. 416, 419 Hall, Gijs van 208 Hilvers, Jan 157, 435 Hall, Lee 480, 491 Himmler, Heinrich 441 Hallett, Brian 377, 491 Hindhede, Mikkel 161, 162, 432, 433, 436 Haraway, Donna 24, 408 Hirsch, Leon 369 Hardeman, Bertus 467 Hirsi Ali, Ayaan 373, 490 Hardinge, Mervyn 163 Hitler, Adolf 177, 178, 441 Harmsen, Ger 415, 424 Hoebink, J.L. 103, 104 Harn, J. van 458 Hoekert, Kees 226 Harré, Rom 490 Hoekman, Piet 424 Harrison, Ruth 280, 281, 283, 294, 299, 328, Hoenderken, Reinder 315, 462, 494 455, 465, 467, 480 Hofstra, Sjoerd 281, 285, 291, 462 Hart, Piet ’t 432 Hofwegen, Marjolein van 463, 497 Hartog, A.P. den 405, 431 Hogendoorn, Willem 450 Hazeu, Johannes 264, 454 Hogerhuis, Wybren, Keimpe en Marten 430 Heemst, H.D.J. van 450 Holroyd, Michael 415 Heep, J.J. 86, 87, 419, 422 Holtrop, Aukje 417 Heer van der Lande, J.P. 456 Hommes, Jan 47 Heeringa, G. 416 Hooff, Jan van 306, 459, 471 Hees, Eric 453, 454, 466, 467 Hooft, Pieter Corneliszoon 22, 407 Heide, Albertinus van der 77, 81, 82, 110, 417 Hoog, E.G. van ’t 181, 182, 441, 442 Heidegger, Martin 408 Hoogendijk, Marion 422 Heijermans, Herman 427 Hoogewerff, J.J. 428 Heijermans, Ida 427 Hooijdonk, A.C.M. van 468 Heimans, Eli 303 Hooven, Martin ten 457 Heisenberg, Werner 370 Hopster, Hans 461, 467 Heller, Kevin 486 Horgan, John 368, 488 Helmont, J.B. van 412 Horreüs de Haas, G. 110, 417 Helsen, Marc 470, 480 Horreüs de Haas, R. 183, 442 Helvarg, David 488 Horst, C.J.G. van der 464 Hendriks, Sander 403 Horst, K. van der 432, 458 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 539

Personenregister 539

Horst, Suzan 493, 494 Jong, Rudolf de 410, 411 Hosang, A.A.H. 105 Jong, Stan de 484, 485 Houkes, Jannes 422 Jong-Kersbergen, W. De 437, 438 Houwaart, E. 412, 431, 432 Jonge, Francien de 310, 454, 455, 458, 459, Hovi, M. 473 463, 466, 467, 471, 472, 490 Hubbeling, N. 444 Jonker, Ed 409 Hucht-Kerkhoven, Caroline van der 89, 98, ‘Joosje’ 211, 445 126, 422, 424 Joosten 428 Hufeland, Christoph Wilhelm 42, 142, 144, Jørgensen, Christian 455 390, 411, 432 Joustra, Tjibbe 316 Huirne, Ruud 493 Jung, Carl 246 Huisjes, Bert 490 Jungius, Marie 98, 120, 121 Huizinga, Dirk 407, 431 Kaayk, Tine 194, 442-445 Huizinga, Johan 24, 28, 408 Kagie, Rudi 488 Hunt, G.R. 408 Kaiser, Matthias 462, 473 Husken, Marian 488 Kalden, Chris 384, 493 Huxley, T.H. 52, 413 Kaldewij, Frederike 473 Huysinga, J.W. 417 Kalff, Gerrit 406 Hylkema Nico 482 Kalma, J.J. 411, 417, 423 Iacobbo, Karen en Michael 405, 434 Kalof, Linda 403, 408, 409 Ickes, N. 404 Kant, Immanuel 494 Idenburg, A.W.F. 419 Kardec, Allan 79 Ignatieff, Michael 364, 366, 367, 487, 490 Kaspers, Hendrik Ebo 108 IJsselsteyn, H.A. van 164 Katrien 449 IJzerman, Jan 283, 314, 463, 474, 475, 484 Kean, Hilda 412 Iris 492 Keene, Brewster 479 Iwema, S. 453, 461 Keith, Shannon 488 Jalink, Marijke 412 Kellogg, John Harvey 147 Jamison, Andrew 18, 19, 406 Kemmerer, Lisa 403 Janik, V.M. 408 Kennedy, James 444 Janknegt, A.J. 452, 454, 465 Kenneth 348 Janmaat, Hans 247, 450 Kerk, P. v.d. 457, 469 Jans, Rudolf 85, 418, 419, 423 Kerkhoven, Marco van 453, 464, 467, 477, Janse, Maartje 418 492 Jansen, Derk 417 Ketelaars, E.H. 296, 297, 454, 468 Jansen, Leo 465 Kevran, Louis 245 Janssen, Caspar 403 Key, Timothy J. 495 Janssen, W.M.M.A. 458 Kijlstra, Sybille 76, 77, 98, 102, 104, 106, 416, Janssens, Janneke 456, 466 417, 423 Jezus 35, 39, 41, 81, 84, 85, 93, 94, 96, 423 Klaver, Imke 415 Jippes, H. 490 Klaveren, Bep van 146, 433 Jobse-van Putten, Jozien 406, 410, 415 Klein, J.L. 77, 78, 98 Johnson, Catherine 456, 458, 462, 470 Klemann, Hein A.M. 441 Jong, Albert de 35, 411 Klencke, H. 45 Jong, Année Rinzes de 77, 112 Klerks, Peter 483, 489 Jong, J. de 468 Kloek, Joost 22, 407 Jong, P. de 426 Kloosterboer, R.J. 462 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 540

540 Personenregister

Kluivers-Poodt, M. 461 Kuiper, Ben 470 Kluveld, Amanda 407, 418, 419, 422, 443 Kuiper, Karin 459 Knaap, A.G.A.C. 405, 480 Kuiper, Y. 411 Knappert, Emilie 80, 422 Kuipers, Hans-Jan 424 Knecht-van Eekelen, A. de 405, 432, 433, 443 Kuipers, Sanneke 475 Knibbe, Merijn 434, 439 Kuit, Carla 21 Knip, Karel 404 Kunzle, David 407 Knols, Karolien 478 Kushi, Michio 246, 447 Knoop, Y.W. 405, 421 Kuyper, Abraham 85, 86, 104, 419 Kocera, Frank 335, 336, 338, 348, 356, 360, 366, Kuypers, Ivo 434, 435 486 Laan, Erik van der 335, 336, 338, 346, 348, Koch, Jeroen 419 356, 360, 366, 486 Koe, Anne de 77, 81, 82, 98, 102, 110, 417 Laarhoven, G.C.P.M. van 467 Koekoek, Hendrik 342 Lahmann, H. 147, 433 Kok, Hans 354 Lambertz, Henk 375 Kok, Wim de 283, 463, 464, 468, 484 Lambooy, E. 462, 475 Kol, Nellie van 412 Lande, Merel van der 403 Konijn, Wieke 447 Landmann, Robert 416 Koning, Izaäk de 144, 432 Landré, T. 130, 131, 166, 167, 425, 429, 438 Kool, Anton 503 Lange, A. de 406 Kool, B.C. 440, 442 Langenhoff, Vic 450 Koolmees, Peter 432, 434, 441, 443, 455, 462, Lansbury, Carol 409, 414, 426 464, 468 Lao-Tse 84, 418 Koot, W.D. 428 Lardinois, Pierre 311 Korthals, Michiel 480, 495 Latour, Bruno 24-27, 388, 408-410, 426, 442, Korthals Altes, F. 371 494, 495 Koster, Grieta 448 Laugs, Geert 468 Kots, familie 106 Lauwere, C.C. de 464, 472 Kousbroek, Rudy 377 Lawlor, Leonard 408, 495 Krabbe, Wolfgang 405, 441 Leadbater, C.W. 111 Krajenbrink, E.J. 453, 476 Leahy, Michael 464 Kramers, H. 417 Leaky, William 53 Krammer (pseudoniem van Jan Walch) 438 Lebeau, Charles 428 Klein Kranenberg, Derk 457, 467 Lebeau, Chris 183, 442 Kreijl, C.F. van 405, 480 Lebeau, Lena 428 Kreischer, Lisette 403 LeBlanc, Robert D. 420. 430 Krijthe, H.J.C. 414 Ledeboer, J.H. 422 Krips-Van der Laan, Hilde 403 Lee, Ronnie 337, 338, 367, 368, 487, 488 Krishnamurti 111 Lee, W.L. 477 Kroes 340 Leeflang, Sietze 216 Krol 340 Leendertz, Albert 77 Kroon, Oscar van der 475, 477, 488 Leenstra, Ferry 454, 458, 472, 473 Kroon, Sandra van der 492 Leewis, R.J. 449 Kropotkine, Peter 63, 71, 214, 246, 445 Leezenberg, Michiel 494 Kruit, R.J. 477 Leij, Ruth van der 462, 469 Kuhne, Louis 417 Leilich, Joachim 425 Kuikman, Peter 404 Lek, Bram van der 311 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 541

Personenregister 541

Leunisse, Hans 449 Luns, H.A.J. 450 Levie, Bob 442 Luske, Boki 404 Levinas, Emmanuel 408 Luttjehuizen, E. 477 Levy, Deborah 492 Luycks, Paul 442 Ley, J.S. 416, 421 Lycklama à Nijeholt 469 Liagre Böhl, Herman de 407 Magendie, François 142 Liddick, Donald R. 489 Mahesh 425 Liebig, Justus von 137, 144, 145, 147, 148, 433 Maikel 232, 448 Lien, Marianne Elisabeth 462, 473 Maitland, Edward 403 Liernur, A.G.M. 443 Maitland, Frederic William 403 Lieshout, Cees 370 Mak, Geert 57, 414 Lieshout, J.A.H. van 469 Makkink, Frans 303, 470 Ligt, Bart de 77, 112, 113, 197, 209, 406, 425 Malthus, Thomas 244 Linde, Adri v.d. 444 Mamadouh, Virginie 445-447 Linden, M.J.J. van der 469 Mander, Karel van 407 Linden, Wim van der 211, 445 Mangen, M.-J.J. 494 Lindeyer, George 103, 111 Manger, Hermien 173 Linnaeus, Carolus 53 Manja 458, 460, 466 Linzey, Andrew 491 Mann, Karl 4 Lips, Dirk 467 Mansholt, Sicco 313 Lissauer, D.E. 441 Mantel, Gerhard 38, 411 Litjens, J.B. 464 Marijnissen, Hans 481, 484 Littooy, Johan 417, 419 Marsella, A. 490, 491 Lodder, A. 437 Marx, Karl 214 Lodesteyn, Jodocus van 406 Maslow, Abraham 204 Logtestijn, J.G. van 462, 464 Mason, Jennifer 26, 409, 410 Longgood, W. 200 Maurer, Donna 449 Loof, J.P. 474 Mayer, Adolf 436 Looy, S.L. van 68 McCarthy, Charles 482 Lorand, Albert 150, 434 McDowell, John 410 Lorenz, Chris 408, 494 McKay, Robert 492 Lorm, C. De 425, 427 McNeill, John R. 444, 446 Lorsch, Mike 209, 219, 445 Meadows, Dennis 246, 446 Lotgering-Hillebrand, R. 172, 439, 442 Meekel, Fred 447 Lotz, Christian 472 Meekel, J.J. 227, 250, 447 Louwes, S.L. 180 Meershoek, Patrick 484 Louwes, S.L. 261, 441, 452, 453 Meertens, P.J. 182, 421, 442 Lubach, D. 431, 432 Meester, Mariëtte 449 Lubbers, Evelien 481, 484 Meeus, Tom-Jan 344, 462, 482-484, 491 Lucardie, Paul 450 Megan 270 Lucas, David 443 Meijer, Jo 425 Luger, B. 416, 421 Meilof, Jan 423, 424 Lugt, Hans van der 470 Meinhof, Ulrike 368 Luitjes, Tjerk 101, 102, 125, 132, 414, 415, 421, Mellema, J.T. 465, 466 422 Meulen, Dik van der 50, 413 Lulofs, Johanna 33, 40 Meulen, Jelle van der 449 Lünneman, K. 487 Meulen, P. van der 422 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 542

542 Personenregister

Meuwissen, Miranda 493 Neelen, Geert 468, 475, 476, 488 Meyboom, Suze 159, 435, 436 Nelissen, Adelbert 230, 447, 451 Meyer, G.A.J.M. 465 Neracher, Carl A. 438 Meyer-Renschhausen, Elisabeth 433 Nes, H.M. van 406 Meyers, Jan 35, 38, 411-414 Nescio 107 Meyroos, Arnold 122 Nestle, Marion 477 Michel, Louise 67 Newkirk, Ingrid 482 Midgley, Mary 463 Nicolaas, tsaar 51 Mierop, Lodewijk van 75, 76, 78, 94, 99, 103, Niemöller, Joost 484, 485, 488 105, 108-113, 416, 418, 423, 424 Nieuwendijk, B. 442, 447, 451, 452 Mierop-Mulder, Truus van 166, 437 Nieuwenhuys, Constant 208 Mijnhardt, Wijnand 22, 407 Nieuwerth, Lute 477 Mijnlieff 150 Nijhoff, H. 457, 463 Mitterand, F. 488 Nijhoff, Martinus 167 Moeyes, Paul 434, 435 Noach 85 Moghaddam, F. 490, 491 Nobbe, S. 440 Molegraaf, J.H. 444, 462, 477 Nocella ii, Anthony J. 487-489, 491 Molen-Heijnsdijk, E.M van der, zie Valk- Nolst Trenité, A.N. 151, 434 Heijnsdijk, E.M. Nolthenius, Hugo 425, 427 Moleschott, Jacob 40, 137, 143, 431, 432 Nooij, A.T.J. 465, 467 Molland, Noel 482 Noord, Jan van 296, 314, 467 Mona 232 Noord, Jos van 482, 484 Mondriaan, Louis 423 Noordegraaf, H. 406, 417, 422, 425 Monjou, F. Van 67, 415 Noordhuizen, Jos 299, 469 Monna, A. 432, 458 Noordhuizen-Stassen, E.N., zie Stassen, Montessori, Maria 107, 423 Elsbeth Mooijweer, M.L. 422, 423 Noppen, Karel Van 470 Moore, Howard 93, 420 Nordenfelt, L. 466, 469, 471, 472 Moore, Lappé, Frances 239-242, 449, 459 Noske, Barbara 410, 459 Morag 270 Nouws, Cor 449 More, Thomas 59, 270, 457 Numan, Alexander 458 Morton, Timothy 406, 407 Nussbaum, Martha 464 Mos, L. 477 Oers, D. Th. Van 462 Mosterd, Aart 372, 482, 490 Offringa, C. 452, 453, 468 Mouton, J.M.C. 150, 433, 434 Olley, G.A. 433 Muir, Daphne 438 Ooms-Vinckers, C.J. 160, 436, 492 Mulder, Gerrit-Jan 136, 137, 142, 431 Oort, Henricus 80 Muller, Erwin 490 Oosten, Mies van 291 Müller, Hanns, 178 Oosten, Natasia 354, 485 Multatuli 50, 51, 413 Op den Kamp, Karin 475, 291 Munro, Lyle 409 Opbroek-Franken 193 Munters, Otto 216, 449 Ormel, Henk Jan 478 Musschenga, A.W., 471 Ortt, Felix 7, 15, 20, 69, 71, 73, 77-79, 81-85, Nabrink, G. 413 87-103, 105, 107-113, 118, 147, 150, 157, 165, Nabuurs, M.J.A. 458, 461, 469 174, 183, 192, 193, 326, 351, 387, 400, 415- Naess, Arne 246 423, 425, 426, 428, 429, 433, 437-349, 441 Nagel, Thomas 27, 29, 410 Ortt, Henriette 15 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 543

Personenregister 543

Ortt, Joan 78 Poppe, K.J. 476 Ortt-van Schiller tot Peursum, M.A. 436 Postelman, A. 407 Orwell, George 272, 369 Posthuma, Folkert 153, 154, 156, 157, 164, Oshawa, George 209, 210, 445, 447 435 Otje 236 Postmus, S. 432, 436 Otte, Willemijn 449 Potter, Will 489 Otten, Marc 475 Praag, M. Van 412 Otterloo, Anneke van 69, 172, 190, 207, 406, Praté 458 415, 431, 433, 435, 439, 442-444, 449 Prel, Carl du 419 Overbeek, G.P.J. van 441 Priester, P.R. 453, 456 Overmeer, Jelly 282, 283, 322, 463, 478, 488 Prins, Frans 426 Ovidius 22, 407 Pronk, Bram 404 Painter, Corinne 472 Puchinger, G. 419 Pais, Arie 220, 427 Puijenbroek, F.J.M. van 108, 423 Pallandt van Eerde, Philip 111 Puijt, L.A. 419 Palmeri, Frank 409 Putten, Gerrit van 304, 305, 310, 311, 458, Pas, Niek 444, 445 459, 471 Patterson, Charles 455 Pythagoras 22, 407 Peet, Geert van der 475, 476 Raaij, André de 417, 418, 423-425 Peeters, Evert 405-407, 416, 432, 439 Rachels, James 408, 463, 479 Peijl, Dick van der 483 Rachilde, zie Emery, Marguerite Pennink, Jan Jacob 136, 140, 431 Rainwater, Catherine 410 Pepperberg, Irene 408 Rampton, S. 489 Perdeck, Albert 46, 66, 411, 412, 415, 418, Rasker, A. 417, 419 421 Rauwelaert, Van der 134 Pereira, Fernando 369 Ray, John 43 Pesch, W.A. 281 Reclus, Elysée 65, 67, 414, 416 Peters, H. 443 Reens, Alexander 434 Philo, Chris 409, 410 Rees, Jacob van 76, 98, 100, 101, 102, 106, Pieck, Adri 182, 442 107, 110, 111, 422, 423, 425, 436 Pieck, Gretha 442 Regan, Tom 378, 464, 486, 487, 489, 491 Pieck, Max 442 Regouin, Eric 457 Pieper, Rolf 449 Reijden, Joop van der 342 Pierson, Allard 40 Reijnders, Lucas 450, 459, 461 Pieterse, C. 462 Renders, Hans 424 Pinkhof, H. 433 Renzenbrink, Udo 448 Piszling, W.F. 431 Ridder, Willem de 224, 447, 448 Pit, R. 456 Riemsdijk, W. Van 450 Plaats, V. van der 150, 433, 434 Riessen, Huibert van 299 Plate, Hans 469 Rietje 232 Ploeg, Jan Douwe van der 264, 452, 453, 455, Rifkin, Jeremy 404 457, 458, 464, 476 Righart, Hans 203, 204, 444 Ploeg, Nathalie van der 403 Ritvo, Harriet 409, 413, 414 Plutarchus 22, 43 Rivas, E. 486 Poel, Ibo van de 474 Roëll, D.R. 470, 471 Pol, A. van den 467 Rogers Brambell, F.W. 280, 281, 314, 459, Poll, N.E. van de 462, 464-466, 472, 476, 479 462, 474 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 544

544 Personenregister

Roland Holst, Henriëtte 426 Sar Péladan 406 Röling, Hugo 16, 69, 405, 406, 415 Sartre, Jean Paul 367 Rolland, Romain 91, 420 Sassen, F. 411 Rollin, Bernard 302, 469-471 Schaap, Paul 464 Romein, Annie 35, 411 Schaffer, Simon 26 Romein, Jan 16-18, 34, 35, 406, 411 Schans, Wil van der 488 Romein, Sujato, zie Romein, Loes Schaper, Jan 435 Romijn, Loes 281, 282, 463, 464 Scheffer, H.J. 452 Rommes, R. 493 Schelle, Pieter van 43, 406 Romunde, L.H. 150, 434, 436 Schenk, P. 310 Roo, André de 16, 20, 69, 405, 415, 443, 480, Schermerhorn, Nico 77, 417, 425 481 Schifferstein, H.N.J. 472 Roodschild, M.H. 178, 179, 440 Schikhof, M. 450 Roorda van Eysinga, S.E.W. 412 Schilpzand, Rutger 452 Roorda van Eysinga, Sytze 79, 82, 89 Schippers, Cor 429 Rooy, Piet de 57, 406, 407, 414, 424, 431, 435 Schippers, Wim T. 211 Rosenthal, Uri 490 Schlosser, Eric 461 Ross, Thomas 369 Schmidt, Annie M.G. 481 Rothels, Nigel 446 Schmit, Hans 459, 474 Rothuis, Angela 16, 405, 432 Scholliers, Peter 436, 444 Rougoor, C.W. 467 Schönwetter, Ton 456, 462 Rousseau, Jean Jacques 22, 415 Schoo, H.J. 484, 486 Roza, Pim 404 Schoonhoven, Frank 457 Rozendaal, Simon 403, 484 Schoorlemmer, H. 476 Ru, J.H. de 452 Schouten, Diny 436, 439, 449 Rubens, Peter Paul 407 Schreuder, Arjen 486 Rubner, Max 432 Schreuder, E.A.T.M. 469 Rueter, Theo 102 Schreuder, O. 406 Ruis, Marko 471 Schröder, Piet 212 Ruitenberg, Arnout 490 Schröder, P.J.J.A. 469 Ruiterkamp, W.A. 455 Schrijver, Jan 234 Russell, Bertrand 118 Schrijver, Jos 139, 150, 433 Rutgers, Jan en Mietje 421 Schumacher, Ernst Friedrich 216, 246 Rutgers, L.J.E. 462, 464, 468, 469 Schuur, Wijsbrandt van 450 Ryder, Richard D. 481, 488 Schuyt, Kees 203, 204, 442, 444 Ruyter, Martin 465, 474 Schwegman, Marjan 107, 423 Ruyter, Peter de 237, 239, 251 Schweitzer, Albert 111, 198 Saigh, L.S. 408 ‘Screaming Wolf’ 369, 489 Saint-Heribert, Robert van 272 Scruton, Roger 464 Salomon, H.I.V.E. 51, 413 Sebek, Léon 404 Salomonson, Herman, zie Melis Stoke Selnes, Trond 475 Salt, Henry 64, 68, 414 Selye, Hans 306 Samson, Izak 430 Semmelink, J.H. 406, 419, 420 Sanders, C.R. 441 Senden, G.H. van 417 Sanders, T.A.B. 495 Sens, Angelie 407 Sanders-Huidekoper, C. 426 Serpell, James 457, 479 Sanders Pollock, Mary 410 Seuntjes, Wolter 452 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 545

Personenregister 545

Sévèke, Louis 489 Stafleu, Frans 464, 467, 472 Sevenster, Jan 77, 96, 417, 421 Stalin, Jozef 430 Severt, Stef 463, 464 Stasse-Wolthuis, M. 405 Sewell, Annie 413 Stassen, Elsbeth 469, 473 Seymour, John 449 Stauber, J.C. 489 Shapin, Steven 26 Staveren, Adrienne van 472 Shaw, G.B. 68, 161, 415, 436 Stee, Fons van der 311 Shelley, P.B. 406, 407 Steenberge, Max 491 Sideris, Lisa 482 Steensma, F.A. 163, 437 Siebelt, Peter 484, 486 Steenwijk, P. 477 Siemes, Hans 492 Steenwijk, P. van 138, 431 Sijmons, Rob 450, 461 Steeves, H. Peter 408 Sijtsema, Siet 492 Stegeman, Arjan 492, 493 Sikken, Bert 457 Steiner, Gary 468, 479, 495 Simmons, Laurence 410, 466 Steiner, Rudolf 113, 187, 223, 234, 235, 246, Simon, Paul 351 448, 451 Sinclair, Upton 266, 328, 455, 480 Steinfield, Henning 404 Singer, Peter 283, 284, 337, 408, 463, 464, 482, Steinmetz, S.R. 417 491 Steltman, Piet 331, 481 Singer, Sydney en Tanya 489 Sterk, N. 467 Skinner, B.F. 302 Sterrenberg, Lydia 462, 464-466, 472, 479, Slaa, M. Te 132, 430 480 Slangen, J. 417 Stiphout, Robert 479 Sleeswijk, J.G. 154, 434 Stoke, Melis 437 Slot, Pim 442 Straten, Hans van 413 Sluyter, B. 443, 444 Strauss, David Friedrich 39 Smit, Christianne 405 Strijbos, Jan 443, 470 Smit, J.W. 425 Struve, Gustav 37 Smith, David H. Stuart, Tristram 18, 405-407, 411, 412, 415, Smits, B. 455 424, 431, 441 Smits, M. 453, 454 Stuyvesant, Iris 452, 453, 458, 461, 465 Smits en Fels, architecten 122 Sunny Boy 269 Smolenaars, Ellie 425 Sunstein, Cass R. 464 Snijders, A.J.C. 139, 140, 431, 433 Swabe, Jo 462, 464, 468, 473 Snoet 345 Sybesma, W. 462 Sonderen, Eva van 226, 228, 229, 447 Sybrandy, B. 431, 432 Sophia 89 Tagore, Rabindranath 111 Spanjaard, W. 475 Tang, J.G. van der 477 Spencer, Colin 405, 406, 412, 415 Tanis, Remko 484 Spencer, Herbert 86, 93 Tanja 458, 460, 466 Spinoza, Baruch 494, 495 Tanner, C.C. 243, 244, 450 Spoelstra, S. 476 Tasman, Coen 445-447 Spolder, H.A.M. 461 Taverne, Ed 203, 204, 444 Spong, Gerard 360, 396, 469, 486 Tavernier, Johan de 467 Spoor, Atze 100 Tazelaar, Rob 314 Spurlock, Morgan 461 Termeer, C.J.A.M. 476 Staes, Bart 470, 480 Termeer, G. 421, 425 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 546

546 Personenregister

Terpstra, C. 493 Valk-Heijnsdijk, E.M 121, 134, 164, 166, 167, Terwey, Jan 425 427, 437, 438 Tesselschade, Maria 22 Vandemeulebroucke, Jaak 470, 480 Tester, Keith 25, 409 Vandenbosch, Michel 488 Thiel, M. Van 477 Vanthemsche, P. 462 Thieme, Marianne 487 Vedder, Lies 301 Thijsse, Jac. P. 303, 435 Veer, Jan van der 97-99, 110, 421, 422, 425 Thomas, Keith 56, 409, 452, 454 Veerkamp, C.H. 462 Thun, Maria 245 Veerman, Cees 320, 385, 492 Tiedemann, Friedrich 142, 432 Velde, H.M. te 462, 464-466, 472, 476, 479 Tienhoven, Gijsbert van 58 Velde, Henk te 407 Tijn, Th. van 414 Veldhoen, Lex 444 Tillie, Frank 457 Veldman, Dick 448, 452 Timmerman, Bernd 348, 396 Velsen, Paul van 485 Timmerman, Erik 489 Velthorst, Henny 283, 340, 341, 345, 478 Tinarwo, A. 462 Verburg, Gerda 454, 474, 476, 477 Tinbergen, Niko 303, 470 Verdonk, Dirk-Jan 405, 406, 415, 431, 432, Tinnemans, Wil 460 438, 495 Toes, Jac. 374, 490 Vereijken, Johan 404, 437, 480 Tollenaere, Herman A.O. de 438 Verhagen, Hans 211 Tolstoj, Leo 71, 75-77, 81, 82, 90-92, 94, 95, 97, Verhoef, Peter 493 98, 112, 418-421, 423 Verhoog, Henk 475 Tom, Kees 417 Verkade, Dirk 460 Toynbee, Arnold 80 Verschoor, Aart 69 Traube, M. 144 Verstegen, S.W. 444 Treub, M.W.F. 153 Verwey, Albert 407 Tricht, H.W. van 407, 421 Vialles, Noëlie 478 Trijp, H.C.M. 472 Vierling, Alfred 247, 451 Troelstra, Pieter Jelles 417 Vijver, Marike 443, 474, 477, 481 Trommelen, Jeroen 467 Vincent, C.P. 436 Trujilo, R. Garcia 473 Vinkenborg, Jan 438 Tudge, C. 456, 459 Viruly, Adriaan 424, 433 Tuin, Evert van der 450, 451 Vis, J.W. van de 462 Turner, E.S. 413, 481 Visser, E.K. 454, 473 Tydeman-Verschoor, A.S. 435 Visser, N. 430 Ubels, Frits 463, 464 Visser, N. 462 Udo, Joop 470 Visser, Thijs 475 Ufkes, Frances M. 455 Vleer, Elze 247, 450 Uildriks, Frederica van 429 Vleer, Wigholt 247 Uyldert, Mellie 160, 192, 246, 436, 439, 443, Vliegen, Willem 56 450 Voerman, Gerrit 450 Uytven, Raymond van 458 Vogt, Carl 40 Vaernewyck, Marcus van 407 Voit, Carl 145, 146, 150, 161, 432, 433 Valeton, Josué 78 Vondel, Joost van den 22, 407 Valk, Michiel 66, 69, 98, 120-122, 124, 133, Voorhoeve-Voorhoeve, Coby 437 177, 410, 415, 425-428, 430 Voorst, A. van 456 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 547

Personenregister 547

Vorstenbosch, J. 472 Wichmann, Clara 112, 113, 425 Voskuil, J.J. 205. 449 Wick, Deirdre 405, 480 Voskuil, Lousje 205 Wiebenga, Hans 311 Vries, Dedde de 102, 104, 105 Wieland, Willemien 456 Vries, Egbert de 195-198, 443, 444 Wielek, Willy 456 Vries, Hille de 411 Wielenga, Bastiaan 85, 86, 419 Vries, Jouke de 468, 475, 476, 488 Wiepkema, P.R. 458, 459, 470 Vries, Obe de 239, 449 Wiekeraad, P.E.G. 465 Vries, Gerard de 494 Wijers, M. 487 Vries, Rob de 472 Wijk, A. van 77, 98, 417 Vriesenkoop, Paul 523 Wijsman, H.P. 434 Vrijer, M.J.A. de 419 Wijsmuller, Kitty 423, 427 Vroegindewij, W. 418 Wijze, Louis de 456 Vrugtman 178 Wilbert, Chris 409 Vullings, Jan 467 Wilhelmina 54 Waal, Frans de 408 Willems, C.M.T. 456 Waaldijk, Berteke 426 Williams, Lauren 405 Wagenhofer, Erwin 455, 462 Wilmut, I. 456, 459 Wal, P.G. van der 462 Wilson, Woodrow 155 Walch, Jan, zie Krammer Wilzing, Jan 349 Waldman, Annika 495 Windt, H. van der 407, 409 Wallace, Alfred Russell 79 Winnie 492 Wallace, David Foster 479 Wirz, Albert 433 Waninge, Arend 467 Wischhusen, J. 440 Wartenbergh, Thijs 460 Wit, Augusta de 172, 175 Wassenaar, Tom 404 Wit, Theo 487 Watson, John 302 Wittgenstein, Ludwig 118, 425 Webb, Beatrice en Sydney 68 Wittop Koning, Martine 158-160, 168, 172, Webster, John 458, 462, 465, 471, 472 173, 182, 193, 240, 336, 435, 436, 438, 439, Weck, Johann 160 442, 449 Wedemeyer, Bernd 432 Wokes, Frank 443 Weerlee, Duco van 444 Wolch, Jennifer 410, 455 Weetering, Irene van der 211 Wolfe, Alan 479 Wegkamp J.W. 427 Wolfe, Cary 24, 408, 410 Weide, H.J. 455 Wolloch, Nathaniel 409, 420, 469, 494 Weij, J. van der 441 Wolterbeek, H.G.J. 227 Wells, R.S. 408 Wood, David 408 Wemelsfelder, Francoise 470-472, 476 Worp, J.A. 407 Wensing, C.J.G. 494 Young, Kimball 196 Wensvoort, Piet 458 Zaalberg, Willem 90, 420 Weremeus-Buning, Gerritdina 168, 438 Zanden, J. L. Van 444 Werken, Chris van der 484 Zandstra, Evert 34, 35, 410 Westendorp, F.W.J. 432 Zannoni, Marco 475, 491, 492 Westerhof, Dafne 459, 486 Zeiss, Frank 443, 452 Westerloo, Gerard van 311, 458, 460, 466 Zevenboom, Alida 173, 440 Westerouen van Meeteren, K.F. 132, 426, 430 Zomeren, Koos van 459, 473 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 548

548 Personenregister

Zondergeld, Gjalt 450, 451 Zwartje 61 Zoroaster 84 Zweerts, Phillipus 21, 43, 406, 412 Zuurbier, P.J.P. 452, 468 Zwitser, Eric 450 Zuuren, M. van 462 Zwitser, Felix 443, 448, 450 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 549

Zakenregister

19nu 262, 267, 268, 273, 452, 453, 456, 458, 174, 420, 425, 429, 430, 431, 435, 437, 440 461, 465 Anarchisme, zie ook christen-anarchisme 35, 20ste eeuw, De 50, 51, 413 65, 67, 84, 98, 194, 209, 215, 352, 359 Aalscholver 220 Andere Tijden 443, 453, 474, 478 Aanzet 405 Androcles 89 Aardappels 137, 138, 145, 161, 164, 165, 167, Animal Defense League 354, 355 168, 180, 181, 190-192, 210, 215, 224, 240, Animal Justice Front 335, 340 404, 432, 439, 441 Animal Liberation Front, zie ook Aarde en Mens 239, 449 Dierenbevrijdingsfront 338, 351, 359, 368, abn Amro 347 371, 379, 401 Abraxas 227 Animal Liberation Philosophy and Policy Absurddus 470 Journal 482 Actiegroep Koen 354, 355 Animal Rights Activist 354 Activist 489 Animal Rights Gathering 490 A’damsche Crisis-Courant ‘Het Distributie- Animal Rights Militia 368 nieuws’ 435 Animal Science Group 456, 467, 473 adm (Amsterdam) 485 Animal turn 26, 410 Agnosticisme 71, 318 Animal Welfare 472 Agrarisch Dagblad 457, 460, 462-464, 466, Annals of Nutrition and Metabolism 495 467 anog-landbouw 448 aivd 349, 352, 355-357, 361, 368, 369, 374, 377, Anti Diergebruik Komitée 354 484, 486-491 Anti Dierproeven Coalitie 354 Aktie Strohalm 226 Antimilitarisme 77, 97, 112, 425 Aktiegroep Dier 353, 354 Antivivisectie 51, 86, 88, 89, 131, 142, 178, 418 Akzo Pharma 475 Antropocentrisme 34, 50, 91, 134, 218, 253, Albert Heijn 227, 291, 314, 467, 479 271, 302, 358, 387, 403, 464, 471 Alcohol 42, 47, 66, 76, 78-80, 90, 94, 102, Antropomorfisme 271, 273, 302, 303, 470, 471 124, 125, 144, 170, 199, 350, 417, 441 Antroposofie 111, 113, 188, 194, 205, 234, 235, Algemeen Handelsblad, Het 130, 429 237-239, 243-245, 250, 387, 445 Algemene Inspectiedienst (aid) 382, 474, 475, anwb 128 477, 488 Apen 54, 60 Alle Dieren Vrij 354 Aquacultuur 292 Allerhande 10, 403 Arbeiders 34, 35, 39, 52, 54, 56, 66-69, 80, Almanak van het Leidsche Studentencorps 417 104, 132-134, 137, 151, 154, 336, 413, 415 Aloha 221, 224, 445, 447, 448 Arbeiders Jeugd Centrale 424 Alternatieve Consumentenbond 249, 478 Arend 446 Amoebe 470 Argos 409, 442, 468, 493 American Journal of Clinical Nutrition 495 Arie’s Belly 225, 229, 233, 234, 248, 447, 448 Amicitia 440 Arische ras 247 Amsterdam-Kabouterstad 187, 213, 222 Arkangel for Animal Liberation 367, 375, 376, Amsterdammer, De 117, 130, 132, 136, 137, 173, 488 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 550

550 Zakenregister

Arnhemse Courant 483 Boerderij, (De) 313, 452, 453, 455-458, 464, Artis 54, 215, 219, 220, 355 465, 467, 473, 490 Ascese 81, 82, 85, 89, 90, 204, 419 Boerderij Revue 459 Atheïsme 40, 71, 101, 318 Boerengroep Wageningen 290 Aviagen 269 Boerenpartij 453 Aziaten 93 Boldercentrum, Het 248 Baars 136 Bond van Christen-Socialisten 112 bad 354 Bond voor Religieuze Anarcho-Communisten Band of Mercy, the 337 (brac) 112 Bedrijfsontwikkeling 472 Bosjesman 93 Behaviorisme 301-303, 407 Boter 97, 148, 164, 179, 191, 192, 420, 421, Behoeften 63, 65, 95, 100, 101, 204, 205, 222, 444, 461 422 Brambell Comité 280, 281, 314, 459, 462, 474 Belly, die, zie Arie’s Belly Britten 152, 153 Belly Nieuws 233, 448 Broedmachine 268, 270, 459 Berenschot 385, 494 Brood 10, 33, 38, 66, 69, 70, 90, 97, 121, 137, Bestrijdingsmiddelen 198, 199, 218, 225, 233, 148, 149, 158, 161, 168, 175, 180, 181, 187, 243, 247, 249, 461 192, 198, 212, 227, 231, 252, 392, 435 Between the Species 486 bse 383 Bijdragen en mededelingen betreffende de Buffels 292 geschiedenis der Nederlanden 406 Buizerds 199 Bijen 53, 413 Bunzing 59, 62 Bijenkorf, De 174 Burger 50, 129, 136, 193, 258, 259, 278, 319, Biodyn 250 320, 321-326, 366, 371, 376, 383, 467 Bio-industrie 21, 195, 259, 260-301, 303, 304, Burgerij 44, 57, 58, 156, 157, 158 310, 311-321, 322, 326, 327, 329, 331, 338, 341, bvd 345, 369, 370, 372, 484, 489 342, 345, 353, 354, 362, 367, 384, 389, 454, Campina 468 455, 456, 467, 475, 477, 478, 480 Cargill 117, 324, 479 Biologisch 220, 223, 227, 231-233, 236, 248- cda 263, 296, 314, 372, 450, 454, 478, 482, 251, 253, 294, 325, 327, 329 484 Biologisch-Dynamisch 187, 197, 199, 207, Centraal Bureau Levensmiddelen 314, 327 214, 223, 225, 227, 233-239, 243-245, 248, Centrum, Het 430 251, 448 Centrumpartij 247, 353 Biologisch-Dynamische Vereniging 225 Ceres (Leiden) 125, 127, 428 Biologisch-veganistische landbouw 236 Change 364, 486, 487 Biomedical Primate Research Centre 347 Chimpansee 94 Biotechnologie 24, 246, 269, 270, 274, 457 Chinchilla’s 483 Blanken 93 Chreestarchia 111 Blijde Wereld, de 110, 112, 424 Christelijke Boeren- en Tuindersbond 287, Bluf! 344, 353, 354, 483, 484, 485, 488 296 Boddaertcentra 419 Christelijke Vereeniging van Jonge Mannen Boeddhisme 17, 75, 84, 210, 387, 406, 418, 89 419 Christen-anarchisme 75, 77, 82, 84, 92, 99- Boer 9, 101, 104, 153, 155, 179, 187, 234, 236, 113, 420, 422, 425 239, 257-263, 268, 274, 286-294, 296-298, Christen-socialisme 110, 112, 417 300, 317, 318, 320, 322, 323, 328, 331, 372, Christendom 17, 41, 50, 52, 53, 80-82, 85, 89, 382, 383, 449, 468, 477 386, 387, 413, 418 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 551

Zakenregister 551

ChristenUnie 373, 490 208, 280, 281, 284-286, 294, 297, 303-305, Club van Rome 217, 218 311-314, 331, 377, 442, 460, 481 Cobb 269 Dierenbescherming 462, 464 Comité van Verweer 104 Dierenbevrijdingsfront 340-346, 348, 353, Commissie Intensieve Veehouderij 285, 460 354, 356, 360-366, 371-379, 482-486, 488 Commissie inzake Vivisectie 88 Dierengeschiedenis 408, 409 Consulentschap varkens- en Dierenmishandeling 50, 57-59, 232, 236, 279, pluimveehouderij 292 288, 313, 322, 360 Consument 204, 219, 227, 230, 249-251, 259, Dierenrechten 60, 64, 65, 233, 236, 271, 303, 276, 278, 284, 290, 291, 293, 296, 313, 321- 318, 351, 406, 407, 464, 476, 484 330, 452, 458, 461, 466, 467 Dierenrechtenactivisme 349, 351, 357, 361, Consumentenbond 282, 327 362, 372, 373, 377 Consumptie 10, 13, 19, 44, 137-141, 150, 151, Dierenwelzijn 21, 219, 233, 259, 272, 275, 159, 160, 161, 172, 180, 189-192, 196, 208, 280, 288-291, 293, 296, 298-300, 303-313, 209, 223, 234, 239, 243, 244, 252, 258, 309, 317-320, 323, 330, 391, 389, 390, 454, 473, 319, 320, 323-330, 381, 387, 403, 404, 444, 474, 476, 478, 484, 491, 492 457, 468, 477, 478, 480 Diergeneeskunde 298-301, 409, 452, 469 Contactblad ‘Relatie Mens en Dier’ 469 Diergeneeskundige Studentenkring 299 Counter Information Agency (Amsterdam) Diergezondheid 298, 299 485 Diosynth 475 cpn 450, 451 Disassembly line 266, 455 d66 316, 373, 450 (Drentse)Waterman, De 245, 447, 449 Dagblad De Limburger 460 Doden 43, 45, 59, 64, 86, 88, 90, 92, 96, 97, Dagblad Tubantia 460 98, 100, 113, 155, 189, 209-211, 213, 235, 237, Darwinisme 43, 62, 63, 85, 86, 93, 94, 301, 238, 241, 242, 266, 271, 279, 285, 314, 324, 303 328, 329, 348, 367, 382-385, 387, 420, 421, dbf 365, 366, 376, 487, 488 455, 458, 462, 473, 478, 480, 492, 494 ddt 198, 199, 207 dok-voq (Amsterdam) 485 Deconstructivisme 24, 271, 408 Domesticatie 95, 414, 456 Demeter 250 Drukkerij Vrede 97-99, 102, 103, 105, 109, Democratie 21, 228, 246, 249, 322, 366, 373, 110, 111, 422 374, 378, 389, 489 Duchoboren 75 Denkavit 280, 281 Duitsers 152, 178, 179 Depot Keizersgracht (Amsterdam) 226 Duiven 64, 220, 292, 483, 483 Desperado 207, 444 Dumeco 251, 347 Deutscher Verein für naturgemäße Dynamic Meat 251 Lebensweise 41 Dystopie/dystopisch 21, 270-272, 276, 457 Dier 467 Earth Crisis 351, 355 Dier & Milieu 460 Earth Liberation Front 359 Dierenartsen 276, 297-301, 374, 382, 383, 385, EarthFirst! 359 461, 468, 469, 470 Ecologie/ecologisch 20, 214, 216, 218, 231, Dierenbescherming 23, 50-57, 77, 89, 92, 111, 243, 244, 246-249, 404, 446, 452 112, 178, 247, 300, 301, 317-319, 330, 336, Economie 12, 45 ,46, 56, 58, 159, 172, 177, 180, 345, 346, 348, 357, 362, 371, 375-378, 406, 191, 197, 198, 202, 204-206, 208, 218, 233, 407, 413, 418, 424, 476 240, 244, 261, 262, 273, 274, 277, 288, 290, Dierenbescherming, De (Nederlandse 296, 298, 299, 304, 305, 310, 311, 313, 318, Vereniging tot Bescherming van Dieren) 319, 320, 322, 384, 385, 388, 441, 468, 469, 470, 473 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 552

552 Zakenregister

edev 487 Flevohof 257-259, 263, 264, 266, 268, 276, Eeden Colony, van 107 281-285, 388, 289, 304, 311, 330, 331, 389, Eend/eenden 91, 211, 292, 324, 454 457 Eerste Nederlandsche Fabriek van Fluitekruid, het (Den Haag) 232 Plantaardige Delicatessen 164 Food Not Bombs 485 efsa Journal The 459, 475 Freegan 485 Egels 156, 435 Fridge, the (Amsterdam) 485 Eieren 96, 97, 113, 124, 139, 140, 165, 169, Frij Fryslân, kolonie 102 179, 180, 208, 233, 234, 237, 240, 263, 267, Frugivoor 42, 43, 50, 64, 65, 136, 194, 390, 268, 272, 275, 287, 288, 291, 292, 299, 313, 391, 443 314, 327, 330, 420, 421, 431, 438, 439, 445, Futura Nobis (Rotterdam) 125, 126, 134 447, 454, 458, 461, 479, 481 Garnalen 58, 165 Einde van de wereld (Amsterdam) 485 Ganzen 34, 58, 91, 159, 280, 425 Eindhovens dagblad 460 Geheelonthouding 35, 47, 70, 77-79, 82, 89, Eiwit 12, 137-139, 144-147, 150-151, 159, 161, 94, 97, 98, 111, 124, 125, 350, 351, 426 162, 164, 168, 191, 196, 234, 239-243, 281, Geiten 215, 236, 237, 292, 383, 435, 441 404, 432, 433, 478, 481 Gekro 315 eko-beweging 189, 223, 24 Gelderlander, De 460 eko-keurmerk 249, 250 Gelderse Jungborn 428 Ekologisch Landbouw Consulentschap 249, Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 320 250 Genetic engineering, zie biotechnologie Ekologische Beweging (Anders Denken, Gereformeerde Bond 419 Anders Doen) 215, 245, 247, 248, 342, 446 Gesellschaft für Lebensreform 178 Elsevier 403, 479, 484 Geweld 24, 84, 96, 105, 112, 177, 194, 236, Emancipatie 54, 120, 204 339, 344, 352, 353, 357, 360-374, 377, 379, Engelsen 138, 161, 282 380, 389, 487, 489, 490 Engendaalschool 111, 424, 425 Gezelschap van Groningsche Environmental Ethics 486 Geneeskundigen 144 Eskimo’s 439 Gezondheid, De 146, 431 Esperanto 131 Goed-voedselbeweging 202-204, 222, 229, Ethologie 19, 24, 296, 301, 303-307, 471, 230, 248, 250, 251-253, 451 Euronext 347 Goede Waar & Co 249 European Food and Safety Authority (efsa) Goodbite 437 314 Granen 42, 70, 136, 138, 148, 149, 152, 153, European review of agricultural economics 494 155, 157, 159, 164, 168, 169, 180, 198, 209, Europese Unie 272, 319, 320 210, 225, 227, 240, 434, 447 Evolutie 155, 435 Greenpeace 301, 342, 369 evp 450 Groene Ballon, De (Amsterdam) 447 fao 195-197, 404 Groene Front, het 261, 311, 312, 320, 373, 450 Fazanten 136 Groene Waterman, de (Utrecht) 232 Federatie van Ekologische Verdeelcentra 249 Groene Weg, de 238, 239, 251, 252 Felixoord 193 GroenLinks 361, 373, 486 fem/DeWeek 11. 403 Groenten 42, 45, 136, 140, 141, 146, 147, 149, Feminisme 120, 202, 350, 426 161, 163, 164, 168, 169, 171-174, 180-182, Financieel Dagblad, Het 455 190-192, 207, 209, 225-229, 240, 431, 432, First Monday 486 439 Fletcherisme 438 Groniek 409, 421 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 553

Zakenregister 553

Groot geloof 17 Indianen 93 Grootmoeder (Amsterdam) 485 Insecten 198, 404 Goudvissen 87, 478 Instituut Coué 439 Haagsche Courant 117, 173, 425 Instituut voor Pluimveeonderzoek ‘Het Haagsche Post 157, 435 Spelderholt’ 294, 299, 465, 479 Haagse Dierentuin 440 Instituut voor Veeteeltkundig Onderzoek Haas/hazen 65, 159 ‘Schoonoord’ 295, 311, 315, 458, 468 Hara (Den Bosch) 232 Intensieve veehouderij, zie bio-industrie Harmonia 419 Inter-Allied Scientific Food Commission 434 Haviken 199 Intermediair 460 Hema 481 Internationale Orde der Goede Tempelieren Hendrix Meat Group 272 131 Hert/herten 91, 292, 382, 420, 448, 483 Internationale Vegetarische Unie 46, 166, Hervorming, De 81, 418, 419, 420, 422 171, 178 Hier en nu 311 Jaarboek Anarchisme 417, 423 Hindoe/hindoeïsme 17, 138 Jaarboek voor vrouwengeschiedenis 429 Historiografie 15, 16, 24, 26, 34, 65, 409, 494 Japanners 151, 269 Hobbitstee, de 216, 232 Javaan 138 Hobbydieren 383, 384, 386, 492 Jonas 245, 449 Hoechst Pharmaceuticals 337 Jonge Vegetariërs 281, 282, 463 Hollandsch-Japansche Kuikensex Jongeren Geheelonthouders Bond (jgob) 424 Onderneming 269 Joodse Raad 442 Homo sapiens 45, 113, 218, 244, 302, 379, Journal of Animal Science 471 446, 470 Journal of Medicine and Philosophy 486 Honden 51, 54, 55, 87, 141, 142, 156, 160, 232, Journal of the American Dietetic Association 288, 298, 336, 340, 341, 348, 376, 379, 482, 162, 436 487 Journal of the American Veterinary Medical Hot Dog King (Halfweg) 335 Association 462 Hotelhouder, De 429 Jus 168, 182 Hottentot 93 Kaas 38, 90, 137, 159, 169, 179, 191, 192, 242, hp/De Tijd 11, 484, 485 421, 442 Hubbard 269, 456 Kalkoen 210, 211, 284, 292, 314, 343, 454, 458, Huchtschool, Van der 424 459, 464 Hudson’s Bay 344 Kampioen, De 128, 429 Huishoudschool Laan van Meerdervoort 435, Kannibaal/kannibalisme 9, 93, 130, 157, 275, 440 304, 410 Humanisme 25, 49, 408 Kapitalisme 58, 59, 63, 65, 101, 204, 206, 215, Humanitaire School 106, 107, 425 224, 228, 246, 250, 253, 352, 422 Humanitas (Haarlem) 127, 430 Kat/katten 51, 61, 141, 160, 183, 232, 298, 341, Hunt Saboteurs Association (hsa) 336 342, 363, 452, 479, 482 Huntingdon Life Sciences 347, 487 Kennis en Methode 474 Hygiëne 42, 46, 80, 124, 160, 200, 228 Kerkuilen 199 Hygiënische bladen 150, 434 Keuringsdienst van Vegetarische Identiteit 17, 18, 131, 287, 444 Voedingsmiddelen en Alcoholische Ieren 138 Dranken 199 Iet wiet waait, zie Knetterwinkel Keuringsdienst van Waren 228 ilar Journal 482 Kevers 53 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 554

554 Zakenregister

Kiekendief 220 Kweekelingen Geheelonthouders Bond 424 Kiem, De (Assen) 233 L&O 474 Kinderbond 89 Landbouw rai 286 Kip/kippen 33, 96, 117, 136, 152, 159, 180, Landbouwhogeschool Wageningen 257, 281, 190, 191, 207, 208, 211, 215, 231, 233, 234, 290, 295, 296 238, 258, 259, 262-278, 280, 282, 287-295, Landbouwkundig Tijdschrift 453, 455, 463 304, 309, 314, 323, 330, 341, 343, 352, 366, Landbouwschap, Het 261, 292, 295 373, 379, 381, 385, 389, 404, 421, 445, 447, Leefbaar Nederland 450 449, 456-461, 468, 474, 479 Leeuwarder Courant 482 Klein geloof 16, 17, 18, 41, 406 Leeuwen 29, 220 Kleine Aarde, De 216, 239, 241, 242, 244, 245, Legbatterij 258, 262, 253, 280, 282, 287-289, 248 291, 295, 296, 311, 314, 330, 341, 457, 463, Kleine Aarde, De 439, 449, 450, 452 468, 474, 479, 483 Kleintje Muurkrant 452 Lekker Dier 259, 280-287, 290, 294, 296, Kleurling 137 299, 301, 305, 310, 314, 315, 322-324, 326- Klonen, zie biotechnologie 331, 336, 345-346, 354, 377, 381, 386, 389, klpd 349, 350, 352, 355, 357, 362, 374, 482, 463, 475, 479, 481, 484 483, 484, 485 Lekker Dier (Info) 464, 465, 467, 468, 471, Knetterwinkel, De 225, 226-229, 231 475, 480, 481, 482, 483, 488, 491, 492, 493, Koeien 9, 11, 34, 65, 66, 100, 108, 152, 157, 494 191, 208, 211, 232, 235, 236, 237, 239, 264, Lensvelt Nicola (Den Haag) 174, 440 265, 269, 270, 274, 288, 292, 300, 323, 381, Leven 438, 439 382, 383, 389, 404, 435, 441, 461, 466, 469, Leven & laten leven 251-252, 442, 443, 449, 452, 487, 493 457, 463 Koevoet, De (Amsterdam) 226 Lima 228 Koken 141, 148, 169, 171, 224, 225, 241 Limburgs Dagblad 460 Kolonialisme 50, 78, 195 Livestock policy brief 404 Kolonie van de Internationale Broederschap Louis Bolk Instituut 250 20, 75-77, 97, 99, 100-106, 109, 128, 391, Loverendale 187, 212, 213, 225, 238, 252 421, 422 lpf 372 Konijn/konijnen 88, 159, 190, 211, 343, 352, lto 293, 466, 467, 494 379, 454 Maatschappij tot ’t Nut van ’t Algemeen 140, Koninklijk Nederlands Landbouw-Comité 158 (knlc) 261 Macrobiotiek 209, 210-213, 224, 225, 228, Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging 230, 233, 234, 445, 447, 448, 451 468 Makro-bio (Nijmegen) 232 Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Manna 451 Diergeneeskunde 299, 300 Man/mannen 76, 91, 104, 133, 136, 176, 209, Kookschoolonderwijs 158, 159 251, 284, 302, 351 Koolhydraten 144, 146, 147, 433 Margarine 70, 97, 192, 199, 200, 443 Korenaar, De (Amsterdam) 226 Marxisme 17, 134, 431 Kraaien 161 Materialisme 40, 49, 67, 144, 205, 209, 234 Kraakbeweging 352, 353, 355, 485 Matigheid 42, 158, 169, 445 Kreeft 33, 476 Mazdaznan 111, 178, 387 Kroniek, De 157, 435 McDonalds 368 Kunstmest 44, 155, 223, 225, 231, 243, 244, Mededelingen der knaw 411 249, 434 Medical History 433 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 555

Zakenregister 555

Medisch Weekblad 150 94-96, 101, 136, 137, 143, 144, 171, 183, 194, Melk (van koeien) 42, 96, 97, 141, 145, 148, 195, 198, 214, 215, 219-221, 223, 225, 237, 157, 164, 169, 170, 191, 192, 199, 208, 234, 248, 252, 267, 269, 272, 278, 281, 283, 288, 235, 240, 263, 265, 270, 273, 295, 299, 315, 303, 304, 316, 318, 359, 388, 389, 390, 391, 37, 421, 461 409, 410, 414 MeMo 451 Natuur Winkel Organisatie n.v. 250 Mensenmishandeling 59 Natuurgeneeskunde 23, 47, 77, 79, 147, 174, Mensenrechten 195, 271, 302 194, 407, 417, 428 Mieren 53 Natuurlijkheid 223, 446 Milieu 189, 195, 197-199, 201, 202, 206, 207, Natuurvoedingswinkels 188, 223, 251, 452 213, 217, 218, 221, 223, 240, 243, 246-248, Nederlanders 10, 137, 138, 178, 191, 317, 446 287, 315, 318-320, 351, 352, 353, 359, 446, Nederlands Hervormde Kerk 79 447, 461, 476. 478 Nederlands Zuivelbureau 192 Milieudefensie 218, 229, 241, 244, 245, 246, Nederlandse Bond ter Bestrijding van 247, 369 Vivisectie 346 MilieuDefensie 450 Nederlandse Organisatie van Minerva 417 Pluimveehouders 467 Ministerie van Binnenlandse Zaken 484 Nederlandse Vereniging voor Ekologische Ministerie van crm 312, 474 Landbouw 452 Ministerie van Justitie, 486, 487, 490 Nederlandse Volksunie 247 Ministerie van Landbouw (lnv) 260, 261, 278, Nederlandse Zuivel Organisatie 468 295, 311-315, 318, 323, 324, 382-386, 453, Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde 143, 462, 468, 474-478, 481, 486, 491, 493 431, 432, 433 Ministerie van Onderwijs en Wetenschap 295 Nederlandsche Bond van Abstinent Ministerie van vrom 478 Studerenden 424 Minor Threat 351 Nederlands(che) Jeugdbond voor mkz 382, 385, 493, 494 Natuurstudie (njn) 212, 303 mkz-keuken (Amsterdam) 485 Nederlandsche Overzee Trustmaatschappij Modern Vegetarisch Cafetaria (Amsterdam) (not) 152, 153 173 Nederlandsche Protestantenbond 80, 81 Moderne Constitutie 24, 388, 389 Nederlands(ch)e Vegetariërsbond (nvb) 16, Moerasbevers 483 69, 70, 89, 98, 122, 125, 127, 128, 132, 140, Moker, De 424 163, 164, 165, 169, 176, 192, 193, 199, 200, Mollen 156, 271 220, 282, 301, 396, 416, 421, 425, 428, 436, Molli Chaoot (Amsterdam) 485 437, 438, 440-443, 480 Monsanto 324 Nederlandsche Vereeniging tot Monte Verità 75 Natuurgeneeswijze 174 Muesli 148, 168, 175, 253, 461 Negentiende eeuw, De 403, 405, 406 Muizen 481, 483 Negers 93 Nationaal-socialisme 178, 192 Nertsen 336, 342, 373, 487 Nationale Raad voor Landbouw en Onderzoek Nestlé 324, 468 (nrlo) 190, 306, 312, 313, 454, 458, 459, Netwerk 355, 363, 372, 482, 286, 287, 489, 465, 469, 471 490 Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid Nieuw Harmonie, kolonie 107 98, 120, 125, 132 Nieuwe Courant, De 154, 434 Natureculture 24, 64 Nieuwe Eeuw, De 435 Natuur 24-26, 29, 35, 40-45, 47, 62-65, 90, Nieuwe Gids, De 404 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 556

556 Zakenregister

Nieuwe Rotterdamsche Courant (nrc) 86, 161, Parlement der dieren 408, 495 167, 281, 436, 438, 440 Parlement der dingen 495 Nieuwe wegen 463 Parool, Het 11, 403, 484, 490 Nieuw-Malthusiaanse Bond 421 Partij voor de Dieren 487, 495 Nieuwsbrief Wageningen Underground Patrijs 151, 211 Resistence 485 Peace Foods 227 nn 354 Pee Pastinakel (Wageningen) 233, 448 No Compromise 488, 489 Peper, De (Amsterdam) 485 Noordbrabantse Christelijke Boerenbond 311 peta 421, 497 nos Journaal 317, 343, 372, 425, 487, 490 Peulvruchten 12, 22, 102, 137, 138, 159, 164, Nosokomos 151, 343 165, 168, 179, 209, 225, 227, 240, 403 nova 355, 369, 373, 486, 487, 489 Philosophical Review, The 410 nrc Handelsblad 344, 355, 361, 404, 449, 450, Pimpernel, De 447 458, 460, 466, 468, 470, 482, 483, 486, Pionier, De 422 488, 490 Planta 199, 200, 204 nsb 111 Platteland 128, 144, 153, 183, 190, 215, 257, Nutreco 468 268, 277, 287, 455 Oesters 136 Ploeg, kolonie de 108, 109 Olifant/olifanten 94, 220 Pluimveehouderij,(De) 268, 275, 277, 287, 291, Oligarchie 361, 389 453-459, 461, 464-466, 468, 469, 481 Omnivoor 136, 137, 139, 146, 166, 175, 303, Pluimveeteelt, De 455, 459 324, 390, 391, 410, 432, 437 Poes/poezen, zie kat/katten Onafhankelijke Religieuse Gemeenschap 113 Pomona, Vegetarisch Hotel-Restaurant 169, Onbespoten 224-227, 229, 230, 243 336, 429 Onkruid 245, 447, 449 Amsterdam 126, 127, 160, 428 Ontwikkeling 422 Arnhem 126, 429 Onze Kunst 117. 425, 427 Bloemendaal (pension) 126 Oorlog 18, 20, 63, 81, 82, 89, 108, 112, 113, 117, Den Haag 117-119, 121-136, 149, 150, 160, 126, 127, 149-159, 161, 163, 164, 169, 172, 163, 166, 168, 169, 175, 177, 183, 391, 426, 177, 179-184, 192-195, 198, 202, 203, 210, 427, 430, 437 214, 215, 218, 262, 315, 367, 373, 379, 381, Rotterdam 126, 134, 183, 246, 428 382, 435, 436, 441-443 Utrecht 127, 183, 430 Op de grenzen van twee werelden 419 Posthumanisme 25 Orang-oetan 86 ppr 450 Oranje Vrijstaat 217, 219, 221-226, 229, 253, Praktisch Idealisten Associatie 424 446-448 Prana 245 Orde van de Ster in het Oosten 111 Pre-moderne Constitutie 386, 389, 390 Overland Monthly, The 9 Preventive Veterinary Medicine 491, 493 Overlevingsbeweging Anders denken! Anders Proceedings of the National Academy of Science Doen!, zie Ekologische Beweging usa 408 ovt 226, 447 Proceedings of the Nutrition Society 495 Paard/paarden 9, 11, 54, 55, 108, 144, 408, 454 Proceedings of the Royal Society 408 Paling/palingen 56, 58, 59, 279 Producent 190, 204, 227, 230, 278, 320, 323, Pallas-Atheneschool 193 325 Paniekzaaier, De 217, 446 Productie 12, 13, 19, 20, 44, 100-102, 109, 152, Parelhoen 117 161, 180, 188, 190, 191, 196, 197, 200, 204, Parkhotel 117, 174, 183, 425 208, 218, 223, 234, 242-244, 248, 249, 252, Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 557

Zakenregister 557

258, 262-272, 274, 277, 278, 290, 293, 295, Rijkshemelvaart (Amsterdam) 485 296, 299, 305, 306, 315, 319, 320, 322, 381, rivm 405 386, 387, 404, 422, 437, 451, 454, 456, 459, Rode Jeugd 489 371, 372, 378 Rood Revolutionaire Actie 368 Productschap Pluimvee en Eieren 258, 291, Roots 447 292, 295, 319 Rozenkruisers 111, 194, 445 Productschap Vee en Vlees (en Eieren) Rosita, autosexend kippenmerk 269 (pvv/pvve) 258, 289, 295, 314, 319, 461, Rozemarijn, De 447 465, 466, 477, 478 rtl Nieuws 487, 497 Progil 217 Rusthof (Aagtdorp) 127 Proserpina 225, 227, 228 Samen overleven 216, 450 Provo 187, 189, 202, 206-217, 224, 281, 352, Sanitas (Apeldoorn) 125, 427 445 Schaap/schapen 9, 142, 156, 215, 265, 270, psp 194, 198, 282, 311, 450 272, 274, 383, 385, 435, 441, 455 Public Health Nutrition 495 Scharreleieren 291, 292, 313, 327, 330, 479 Pulchri Studio 439 Scharrelvlees 327-330 Purity (Amsterdam) 173, 439 Schat der gezondheid 138, 431 PvdA 314, 450 Schijf van Vijf 192 Raad van Europa 291 Schijnvlees 164, 165, 166, 168 Rabobank 290, 295 Schildpad 62 Racisme 351, 352 Science 455 raf 368 sdap 34, 98, 99, 110, 435, 443 Rainbow Warrior 369 Secularisatie 188, 189, 205 Rara 371 Seks/seksualiteit 42, 90, 91, 94, 194, 202, Rationalisme 17, 39, 40, 112, 260, 283 268, 269, 350, 421, 456 Ratten 462, 470, 483 Sesjat (Dordrecht) 232 Rauwkost 19, 163, 164, 168, 169, 171-175, 253, shac 368, 370 424, 439, 440 shac Newsletter 489 Ravage 354, 369, 481, 487, 489 Shaver 455, 461 Recht 16, 20, 34, 38, 54-56, 60, 64, 65, 66, 93, skal 452 94, 113, 156, 158, 164, 195, 207, 231, 287, Skepter 445 366, 376, 378, 379, 386, 387, 388, 392 Slachthuis 50, 91, 117, 265, 266, 271, 274, 310, Recht voor Allen 44, 58, 66, 67, 68, 413, 414, 328, 335, 344, 365, 366, 381, 387, 455, 462, 415 476, 478 Rechten vooral wat leeft 291, 377, 465, 467 Slechtvalken 199 Rechtsstaat 311, 341, 360-362, 374, 378, 389, Smaak 9, 17, 58, 77, 117, 140, 158, 160, 164, 482, 489 165, 170, 172, 174, 190, 196, 257, 278, 311, Reform- en Rauwkostkeuken (Den Haag) 174 392, 410, 435, 459 Reformkleding 104, 160 Snoek 136 Rein leven 77, 94, 110, 212, 350, 421 Sociaaldarwinisme 86, 94, 113, 391 Reptielen 53, 404 Sociale beweging 18, 19, 207 Residentiebode, De 117, 425 Sociale kwestie, De 35, 40 77, 196 Respect voor Dieren 354 Socialisme 17, 34, 35, 49, 51, 65, 67, 68, 98, Right Animal Treatment 335, 340 104, 132, 133, 134, 194, 413 Rijksbureau voor de (Voorbereiding van de) Socialistische Jongelieden Bond 424 Voedselvoorziening in Oorlogstijd 179 Sociologisch Tijdschrift 406 Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees Solidairen, kolonie de 108 (rvv) 314, 382 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 558

558 Zakenregister

Solidariteit 13, 34, 35, 63, 64, 132, 206, 210, Tijdschrift voor Geschiedenis 495 287, 351, 485 Tijdschrift voor Gezondheidsleer 140, 432 Spar 291 Tijdschrift voor Geneeskunde 143, 431, 432, 433 Speciesisme 141, 283, 302, 327, 367 Tijdschrift voor sociaalwetenschappelijk Sphinx 419 onderzoek van de landbouw 472, 476 Spinnen 53 Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde 200 Spiritisme 77, 79, 87, 88, 89, 419 Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 436 Stad/verstedelijking 42, 44, 50, 128, 131, 215, Tijger/tijgers 64, 65, 220 216, 219, 268, 288, 386 tno-civo 340-342, 363, 376, 482 Stadsboerderij, De 216, 445 Toekomstig Leven, Het 88 Starbro 265, 455 Trappisten 150, 151, 436 Steenmarter 220 Tros aktua 363, 489 Stemmen uit de Vrije Gemeente 419 Trouw 313, 348, 362, 403, 436, 439, 459, 474, Sterkampen 111 481, 483, 484, 487, 490 Stichting Alternatief Warenonderzoek 249 Uil 221 Stichting De Nieuwe Lelie 229, 242, 248, 447, Uitkomst 442 451 Unilever 200 Stichting Dier en Recht 378 Union Stock Yards 266 Stichting Ekomerk Controle 250 Untere Waid 420 Stichting Het Ingekeerde Leven 112 Utopie/utopisch 9-10, Stichting Keur Alternatief (skal) 250, 452 Vaderland, Het 117, 118, 121, 122, 172, 174, 425, Stichting Natuur en Milieu 245 426, 427, 429, 340, 438, 439, 440 Stichting pluimveeteeltproefbedrijven 296 Varkens 9, 12, 66, 108, 117, 153-156, 159, 161, Stichting ter Bevordering van Gezonde 180, 181, 191, 223, 235, 244, 251, 262-265, Leefwijze (Zwolle) 232 268, 270-274, 276, 279, 292, 293, 294, Stichting tot Wetenschappelijke Voorlichting 304, 310, 311, 315, 323, 328, 379, 381, 382, op Voedingsgebied 180 383, 384, 389, 404, 416, 441, 454-458, 460- Straight edge 350, 351, 352 462, 466, 467, 469, 475, 478, 491, 493 Strohalm, De (Amsterdam) 226 Varkens 467 Struisvogels 292 Varkenspest 277, 381-385, 492, 493 Sunny Home 428 Vee 8, 11, 12, 13, 65, 100, 108, 154, 236, 278, Supermarkt 10, 190, 191, 250, 323, 325, 330, 280, 281, 297, 298, 384, 460 343, 392, 479, 485 Veganisme 138, 150, 160, 169, 194, 210, 236, Survey@ 329, 479, 481 237, 242, 291, 313, 348, 349, 350, 351, 353, Tabak 42, 66, 140, 144, 456 354, 355, 425, 438, 439, 445, 485, 486, 495 Technologie 24, 44, 61, 119, 135, 199, 200, Vegeta (Arnhem) 127 215, 221, 239, 246, 257, 270, 274, 318, 387 Vegetabilisme 169 Telegraaf, De 102, 172, 340, 470, 482, 483, 485 Vegetarian Society 17 Terrorisme 21, 338, 351, 361, 363, 370-374, 377, Vegetariër 10, 13, 15-18, 21-23, 34-38, 44-48, 51, 381, 484 58, 64, 65, 67-71, 89, 91, 98, 107, 109-113, Thalysia (Delft) 125, 126 118, 121, 122, 124, 125, 127-132, 134, 136, 139, Theologisch Tijdschrift 420, 423 140, 142, 143, 145-147, 151, 156, 157, 159, Theosofie 75, 107, 110, 111, 187, 188, 189, 206, 160, 163-170. 173, 175-178, 181-184, 188, 189, 406, 419 192-194, 196-201, 206-209, 212, 220, 236, Tijd, De 175, 211, 281, 446 237, 240, 251, 252, 266, 270. 281, 282, 301, Tijdschrift voor Diergeneeskunde 453, 456, 457, 303, 311, 326-330, 343, 349, 390-392, 406, 458, 461, 469 411, 412, 416, 417, 420, 423, 425, 427, 433, Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 559

Zakenregister 559

436, 437, 440-442, 445, 448, 452, 463, 470, 158,-161, 164-168, 171, 172, 180-183, 188-193, 480, 485, 486, 495 199, 207-209, 211, 213, 224, 230-239, 241- Vegetarisch Inlichtingenbureau 113 244, 251-253, 266, 270, 273, 274, 278, 289, Vegetarisch restaurant, zie Pomona 298, 320, 324-330, 335, 336, 343, 354, 390, Vegetarische Bode 70, 121, 168, 169, 182, 192, 407, 410, 416, 420, 423, 425, 426, 431, 432, 197-199, 252, 411, 412, 415-417, 419, 420, 435, 437, 439, 444, 445, 448, 449, 452, 457, 423-430, 432-434, 436-445, 449, 455, 463 461, 463, 472, 480, 481, 485 Vegetarische Presse 441 Vleeseter 9-11, 13, 35, 46, 71, 156, 170, 178, Vegetarisme 10, 11, 13-24, 34, 35, 37-41, 43-47, 189, 390 51, 58, 64-71, 77, 79, 85, 88-91, 94, 96, 97, Vleesvervanger, zie verder schijnvlees 10, 253, 107-113, 120, 121, 124, 130-134, 139, 141-143, 381, 437 149-151, 154, 159, 163, 165, 167, 169, 175-178, Voeding 180, 181, 182, 432, 441 180, 182, 187-189, 194, 196, 206, 207, 209, Voeding en Hygiëne 172, 176, 439 210, 212, 234-237, 239, 242, 253, 281, 303, Voedingscentrum 180, 323, 480 326, 336, 351, 353, 354, 392, 405-408, 410, Voedingskunde/wetenschap 20, 137, 151, 161, 412, 414-416, 419, 424-426, 433, 436, 438- 163, 196, 390, 495 441, 470, 480, 495 Voedsel- en Warenautoriteit (vwa) Vegetos 428 Voedselveiligheid 142, 195, 199, 200, 201, Vegetus, nv 126, 127, 428 202, 207 Veldbode, De 455 Vogelpest 278, 383-385, 493 Veluws Dagblad 460 Vogels 12, 21, 53, 63, 123, 199, 219, 266, 383, Veredelingsindustrie, zie bio-industrie 404, 478 Vereeniging Gemeenschappelijk Grondbezit Volk, Het 130, 132, 154, 429, 430, 434 (ggb) 422 Volkoren 149, 230 Vereeniging Internationale Broederschap 75, Volkskrant, De 465, 467, 474, 478, 482, 483, 106 484, 486, 488, 491 Verenigde Naties (vn) 195 Volksdepartement voor de Landbouw 222, Vereniging Nederlandse Reformhuizen (vnr) 223, 226, 227 230, 251, 451 Volkskundig Bulletin 407 Vereniging voor gebruikers van Ekologische Volksuniversiteit voor Sabotage en Pseudo- Produkten (vep) 249, 250 Erotiek 217 Vergulde Breekijzer, Het (Amsterdam) 226, Vrede 75, 110, 416, 419, 421-424, 432, 433 229 Vrede-Tijdschrift 110, 432 Verver, Hotel (Blaricum) 104 Vrije Mensch, De 110, 112, 418 Vet 47, 138, 139, 142, 144-147, 163, 165, 181, Vrije Menschen Verbond, 112 199, 270, 455, 458 Vrije Socialist, De 54, 55, 62, 63, 67, 68, 70, 71, Victoriabaars 117 411, 413-416, 430 Vinken 59, 87 Vrijzinnig Christelijke Studentenbond 131 vion Food Group 251 Vrouw/vrouwen 54, 59, 76, 98, 102, 105, 120, Vissen 21, 35, 53, 189, 218, 219, 242, 279, 320, 122, 129, 133, 136, 155, 159, 166, 172, 181, 455, 460, 462 190, 192, 193, 209, 323, 351, 413, 421, 448, Vitamine 149, 163, 172, 241, 440, 443 464, 475, 480, 495 Vitamin x 351, 355 Vrouw en haar huis, De 435 Vleermuis 27, 28 Vrouwenrechten 50 Vlees 9-11, 13-15, 17, 21, 22, 34, 35, 37-38, 41-43, Vruchten 42, 65, 122, 140, 157, 168-170, 173, 45-47, 64-67, 85, 89, 90, 108, 127, 128, 130, 420, 431, 439 131, 133-141, 143, 146, 148, 150, 152, 154, 156, Vuurlander 93 Dierloze gerecht 145x215 pr.6:Het dierloze gerecht pr.6 04-03-2009 17:06 Pagina 560

560 Zakenregister

vvd 220, 372, 450, 490 who 218, 446 Waarheidscommissie Vogelpest 492, 493 Willem Barendsz 194, 443 Wageningen Universiteit 275, 293, 295, 299, Worldviews 403 404, 468 Young Works 11 Wakker Dier 282, 396 Youth of Today 351 Walden 76, 107, 110, 416 Zaaier, De 445, 447 Welzijn, zie Dierenwelzijn Zaal 100 (Amsterdam) 485 Wenagékliniek (Den Haag) 174 Zeehonden 367 Wereldfederatie tot Bescherming van Dieren Zeerust, Hotel (Scheveningen) 46 285, 291 Zero (Haarlem) 232 Wereldvoedselvraagstuk 189, 195, 196, 201, Zevendedagsadventisten 194 202, 242, 243 Zonnepoort, De (Den Haag) 252 Werkgroep Mens, Dier en Maatschappij 299 Zoöcentrisme 253 Werkgroep Scharrelei 481 Zoogdieren 21, 52, 266, 403, 404, 478 Werkplaats, De 424, 445 Zwarte, De 344, 483 Wespennest, Het (Amsterdam) 226 Zwolsche Courant 460