De Huisjesslakken-Fauna Van De Sint Pietersberg Bij Maastricht
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Natuurhistorisch Maandblad 76(10). 1987 190 De huisjesslakken-fauna van de Sint Pietersberg bij Maastricht A.J. LEVER, Prinsenlaan 2, Bennekom G.D. MAJOOR, Jekerschans 12, Maastricht. De Sint Pietersberg ten zuiden van Maastricht was tot voor enkele tiental- 1932 (VAN REGTEREN ALTENA, 1932a,b) len jaren een rijke bron voor liefhebbers van "natuurlijke historie". Vanaf gebruikte vindplaats-aanduiding "St. de vijftiger jaren is de ondergrond van de heuvel, welke uit mergel bestaat, Pietersberg" voor bepaalde mollus- echter op steeds grotere schaal in dagbouw ontgonnen ten behoeve van de kensoorten is tamelijk onnauwkeurig. cementindustrie. Ongeveer de helft van de oorspronkelijke heuvel op Ne- derlands gebied heeft de laatste tientallen jaren dientengevolge ingrijpen- In zijn studie van de molluskenfauna de veranderingen ondergaan, hetzij door gebruik als stortplaats voor de de- van de St. Pietersberg welke in 1958 klaag welke uit loss en grind bestaat. Deze belangrijkste veranderingen van verscheen (VAN REGTEREN ALTENA, het landschap, gevoegd bij een veranderd gebruik en beheer van de St. 1958) definieerde de auteur de St. Pie- Pietersberg, hebben tot aantoonbaar verlies van planten- en diersoorten tersberg als:... "een deel van dat stuk geleid (zie DE GRAAF et al., 1983; LEVER, 1983). Anderzijds is het hoopge- van de Zuidlimburgse sehiervlakte, vend dat in een in 1979 her-ingericht deel van de mergelgroeve thans op- dat door Maas en Jeker van de rest is merkelijke biologische waarnemingen worden gedaan (zie DE GRAAF, 1982; afgesneden". Wij zijn echter van me- VAN ETTEN & BRUNSTING, 1983; LEVER & MAJOOR, 1986; LEFEBER, 1987). ning dat het niet korrekt is soorten In de nabije toekomst zullen keuzen gemaakt moeten worden met betrek- welke specifiek voorkomen langs de king tot het beheer van de restanten van de oorspronkelijke St. Pietersberg oevers van deze rivieren (zoals Zoni- en met betrekking tot de herinrichting van de mergelgroeve. Het is in dat toides nitidus (Donkere glimslak) (zie opzicht van belang zo gedetailleerd mogelijk gegevens beschikbaar te heb- ook TEN BROEK, 1941) tot de mol- ben over de ontwikkeling van flora en fauna van de St. Pietersberg over de luskenfauna van de St. Pietersberg afgelopen vijftig jaar. Bovendien verdient het aanbeveling daar waar derge- te rekenen. Aan deze biotoop zal lijke gegevens voor handen zijn regelmatig vervolgonderzoek te verrichten door ons apart aandacht worden ge- om - zolang in de St. Pietersberg grootschalig mergel wordt gewonnen - de schonken (MAJOOR & LEVER, in voor- vinger aan de pols van het leven op de heuvel te kunnen houden. bereiding). Ten aanzien van de mollusken-fauna van de St. Pietersberg is in 1949-1950 Gelukkig zijn de vindplaatsaandui- een gedetailleerde inventarisatie gemaakt door VAN REGTEREN ALTENA dingen in de publikatie van VAN REG- (1958). In zijn publikatie is voor veel gevonden soorten tevens aangegeven TEREN ALTENA van 1958 dermate in welke eerdere publikatie zij voor het eerst als aangetroffen op de St. Pie- nauwkeurig dat deze een vergelijking tersberg vermeld zijn. De gegevens van VAN REGTEREN ALLTENA (1958) zul- met het thans verzamelde materiaal len in dit artikel worden vergeleken met die welke verkregen zijn door een goed mogelijk maakten. eigen inventarisatie van de mollusken-fauna van de St. Pietersberg uitge- voerd in de jaren 1981-1984. Hierbij zij aangetekend dat onze studie zich, Het afwijzen van Maas en Jeker als in tegenstelling tot die van Van Regteren Altena, beperkt heeft tot de huis- natuurlijke grenzen van het onder- jesslakken. Onze gegevens welke betrekking hebben op de kalkgraslanden zochte gebied stelde ons voor de van de St. Pietersberg en het her-ingerichte deel van de groeve van de moeilijke opgaaf andere grenzen te Eerste Nederlandse Cement Industrie (ENCI) werden reeds eerder gepubli- kiezen. Niet toevallig lopen min of ceerd (LEVER & MAJOOR, 1985 en 1986). Volledigheidshalve worden ze in dit meer langs de voet van de heuvel aan artikel kort gememoreerd. de westzijde de Mergelweg en aan de oostzijde de Lage Kanaaldijk. Vanaf de landsgrens met België noord- Zo is door het ontbreken van exacte waarts gaande vormt de Mergelweg Begrenzing van de Sint vindplaats-aanduidingen voor bepaal- een acceptabele grens; de Lage Ka- Pietersberg de soorten in de mededelingen van naaldijk is dat tot in het vroegere Sint SCHEPMAN (1874) en het ontbreken Pieter. Arbitrair zijn de Ursulinenweg, van andere vindplaats-aanduidingen Recollectenweg en Observantenweg Voor een vergelijking van flora en fau- dan "Maastricht" in het artikel van daar verder noordwaarts gaande als na op tijdstippen welke enkele tiental- UBAGHS (1883) niet op te maken of de grenswegen gekozen; de laatsge- len jaren uit elkaar liggen is het nood- vermelde soort destijds op de St. Pie- noemde ontmoet de Mergelweg aan zakelijk nauwkeurig te beschrijven op tersberg kon worden aangetroffen. de voet van de noordpunt van de heu- welke lokaties materiaal verzameld is. Ook de door Van Regteren Altena in vel (fig. 1). 191 Natuurhistorisch Maandblad 76(10). 1987 zuid-westelijke lob van de mergelgroe- ve; zie ook LEVER & MAJOOR, 1986). Deze indeling volgend worden de lo- katies hieronder beschreven (zie ook fig. 1). Oude bossen 1. Bos op de oostflank van de heuvel, ten wes- ten en noorden van het Casino Slavante tot aan een kleine, open mefgelgroeve. 2. Bos op de steile oostflank van de heuvel tus- sen de grenspalen 49 en 50 en de doorbraak van deze oostflank door de cementfabriek ("Caestert"). Het oude bos is in 1984 om on- derhoudsredenen ten dele gekapt. 3. Bos direkt ten zuiden van het Fort St. Pieter, bovenop de noord-westpunt van de heuvel. Jonge bossen 4. Bosaanplant op de oostflank van de voorma- lige stortberg van de cementfabriek ("D'n Observant"). 5. Idem, zuidflank, juist ten noorden van grenspaal 52. 6. Idem, westflank. 7. Het onder andere met Lariks beplante, meest oostelijke deel van het ENCI-bos (aangeplant ca. 1940). 8. De westrand van het ENCI-bos. 9. Bos op de noord-westelijke flank van de heu- vel, ten noorden en onder een (tot 1986) ver- waarloosd kalkgraslandje (lokatie no. 15). Bosopslag 10. Struweel aan de zuidzijde grenzend aan het Popelmondedal dat zich in noordwaartse richting uitstrekt juist onder de Popelmon- deweg. 11. Struikachtige begroeiing op de bovenrand van de voormalige mergelgroeve Duchateau, juist onder de Franse Batterij. Kalkgraslanden 12. Een overhoekje op de splitsing van de Grote Pruisweg (Kanne, België) en de Popelmonde- weg, bij grenspaal 59. 13. Terrein ten westen en vooral ten oosten van de Duivelsgrot op de op het zuiden geëx- poneerde helling van het Popelmondedal; dit grasland wordt ook wel als de Wijn- gaard(sberg) aangeduid. Voor deze studie Figuur 1. Situering van de bemonsterde lokaties op de Sint Pietersberg. De nummers verwijzen naar werd uitsluitend op het open grasland verza- de lokaties zoals beschreven in de tekst. meld. Najaar 1984 (dus na onze bemonste- ringen) is de bosopslag op dit terrein, met na- me rond de Duivelsgrot, gekapt. 14. De Kannerhei, ten zuid-westen van de krui- besproken. Bij de keuze van de loka- sing van de Popelmondeweg met de paden Onderzochte lokaties ties is getracht daarin een zo groot welke noord- en oostwaarts het ENCI-bos mogelijke verscheidenheid van bioto- inlopen. 15. Het restant van een kalkgrasland op de pen vertegenwoordigd te laten zijn. noordwestpunt van de heuvel (zie ook lokatie Door ons zijn een groot aantal lokaties Deze biotopen hebben wij omschre- no. 9). Tot 1986 was dit graslandje omgeven binnen het hierboven als St. Pieters- ven als oude bossen (ouder dan ca. 50 door bosopslag en jong bos. berg afgebakende areaal onderzocht jaar), jonge bossen, bosoplagen (groei op het vóórkomen van slakkenhuizen. van struiken en jonge bomen op vroe- Wegbermen 16. Langs een holle grindweg welke vanaf de In het navolgende worden er hiervan gere graslanden), kalkgraslanden (zie Ganzendries, juist ten zuiden van de ingang 22, die als representatief beschouwd ook LEVER & MAJOOR, 1985), wegber- van het noordelijk gangenstelsel, westwaarts kunnen worden voor dit gebied, nader men, en nieuw land (de heringerichte naar het plateau op de berg voert. Natuurhistorisch Maandblad 76(10).1987 192 17. Langs de Ursulinenweg, tussen de Lage Ka- Oud bos. De oude hellingbossen op thuis langs de grote rivieren. Zijn favo- naaldijk en het kruispunt met de Recollecten- de oostflank van de St. Pietersberg (1 riete habitat is hoog gras en brandne- weg/Schutterijweg. en 2) bleken de rijkste vindplaatsen tels worden niet geschuwd. De soort is 18. Langs de Zonnebergweg, tussen de Ursuli- nenweg en de ingang van het gangenstelsel voor mollusken te zijn. In het helling- dan ook algemeen in het gras direkt Zonneberg. bos op het Nederlandse deel van achter de Maasdijk. Aan de voet van 19. Langs een graft in een akker tussen de meest Caestert (2) werden 27 mollusken- de helling, waar gras en brandnetels zuidelijke bebouwing van de Mergelweg en soorten aangetroffen. Sommige van groeien, werd echter één exemplaar het terrein van "De Schark". deze soorten (zoals Cochlicopa lubri- gevonden hetgeen tot de vermelding "Nieuw land" cella (Slanke agaathoren), Truncatelli- hier leidde. 20. De zuid-westelijke lob van de ENCI-groeve, na cylindrica (Cylindrische korfslak), De huisjesslakken-fauna van het oude afgewerkt in 1979, bovenaan de noord-west Balea biplicata (Grote spoelhoren; fig. bos op de noordpunt van de St. Pie- geëxponeerde helling. 2) en Helicella itala (Italiaanse hei- tersberg direkt ten zuiden van het Fort 21. Idem, ca. 25 m lager op dezelfde helling. 22. Idem, halverwege de zuid-oost geëxponeer- deslak) horen eigenlijk niet thuis in dit Sint Pieter (3) steekt mager af tegen de helling. biotoop. Op deze steile helling komen de soortenrijkdom van de twee oude echter ook vertikale, nauwelijks be- hellingbossen. Het bos wordt gedomi- groeide mergelwanden voor waar de- neerd door Hollandse Eiken (Quercus ze soorten (met uitzondering van Ba- robur) en is geplant op de lemen dek- Methoden lea biplicata) goed kunnen gedijen.