Uva-DARE (Digital Academic Repository)

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Uva-DARE (Digital Academic Repository) UvA-DARE (Digital Academic Repository) ‘Proeft de kost en kauwtse met uw’ oogen’. Beeldtraditie, betekenis en functie van het Noord-Nederlandse keukentafereel (ca. 1590-1650) Kwak, Z.Sz.M. Publication date 2014 Link to publication Citation for published version (APA): Kwak, Z. S. M. (2014). ‘Proeft de kost en kauwtse met uw’ oogen’. Beeldtraditie, betekenis en functie van het Noord-Nederlandse keukentafereel (ca. 1590-1650). General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:26 Sep 2021 425 EINDNOTEN 1 Daarnaast worden Noord-Nederlandse keukenstukken uit de 17de eeuw summier besproken in ondermeer: Martin 1935-1936, dl. I, pp. 282-287; Bol 1969, pp. 3-12 (Martin en Bol hebben een louter stilistische, esthetische benadering); Gent 1986-87, i.h.b. nrs. 29-34; Briels 1987, pp. 214-224 (behandelt in zeer grote lijnen verschillende beeldtypen aan de hand van voorstellingen van in de Noordelijke Nederlanden werkzame kunstenaars met een Zuid- Nederlandse afkomst); Wied 2002, p. 162. 2 Sullivan 1984, pp. 6-7. Sullivan behandelt overwegend keuken- en marktstukken waarop wild en andere motieven die samenhangen met de jacht voorkomen. Het is eigenaardig dat volgens Sullivan keuken- en marktstukken in stilistisch opzicht als de belangrijkste voorlopers van het in de jaren dertig opkomende jachtstuk moeten worden gezien, maar dat hun eventuele betekenis - betekenis lijkt voor Sullivan gelijk te staan aan moraliseren - zijns inziens voor het jachtstilleven geen enkele relevantie heeft, en daarom buiten beschouwing gelaten kan worden. Daarentegen stelt hij op p. 15 juist wél dat de iconografie van het keukenstuk een belangrijke basis vormde voor het jachtstilleven. 3 Stukenbrock 1994, pp. 228-238, en men vergelijke Stukenbrock 1996-97, pp. 29-39, dat, wat de bespreking van 17de-eeuwse Nederlandse keukens betreft, sterk overeenkomt met de publicatie uit 1994. 4 Becker 1991. 5 De Jongh 1967; Amsterdam 1976; m.b.t stillevens: E. de Jongh, ‘De interpretatie van stillevens: grenzen en mogelijkheden’, in De Jongh 1995, pp. 129-148 (oorspronkelijk verschenen in twee afzonderlijke delen als ‘The Interpretation of Still Life Painting: Possibilities and Limits’ en ‘Pieter Steenwijck, Vanitas-still life (allegory on the death of Tromp)’, in: Auckland 1982, pp. 27-38; 223-229). Deze methode werd toegepast in geïsoleerde besprekingen van keukenstukken door ondermeer S. Segal en A.W. Lowenthal, die we in de loop van dit boek zullen behandelen. 6 Voor de door De Jongh gebruikte termen ‘decoderen’ en ‘signaal’: De Jongh 1995, resp. pp. 143 en 127. 7 Zie ook: Sluijter 1988B. 8 Terwijl Becker overtuigend aantoont dat het motief van de panschuurster in de franse schilder- en prentkunst van de 18de eeuw soms met zeer uiteenlopende betekenissen kon verschijnen, slaagt hij daar m.i. niet in voor wat de 17de eeuw betreft. Als voorbeeld van een voorstelling met een open iconografie - open omdat volgens hem duidelijk herkenbare signalen ontbreken - haalt hij het voorbeeld aan van Willem van Odekerckens keukenstuk met een ketelschuurster en hij argumenteert dat het motief evenzeer als allegorie van spirituele reinheid geïnterpreteerd zou kunnen worden (op basis van een bijbeltekst) als een platte uitnodiging de liefde te bedrijven. Juist gezien de context waarin het motief verschijnt (waarop Becker zelf zo hamert) is het mijns inziens echter uitgesloten dat men in de 17de eeuw een religieuze betekenis aan zo’n profaan schilderij toekent. 9 Bijvoorbeeld Martin 1935-36, dl. I, pp. 283-285 en Bol 1969, i.h.b. p. 12. 10 Zie voor een bespreking van de verschillende toepassingen en betekenissen van het woord ‘keuken’ in vooral de 17de eeuw: De Pauw-De Veen 1969, pp. 143-146. 11 De volgende voorbeelden werden geciteerd naar De Pauw-De Veen 1969, pp. 144-146: ‘keucke schilderie’ (inventaris van de goederen van Ysaack Joudreville, 1630, in: Bredius 1915-1922, VI, pp. 1943-1945, p. 1943); ‘koockenbort’ (lijst van schilderijen nagelaten door Claes Rauwaert en verkocht na zijn dood, 1612, in: Bredius 1915-1922, V, pp. 1735-1748, p. 1735); ‘I koocken op doeck’ (lijst van schilderijen door Crispiaen Colijns, 1612, in: Bredius 1915-1922, III, pp. 1069 en 1086); ‘Een keukentien vol wildts’ (Dagboek van Jan Brueghel van 1625-1651 (1627), in: Denucé 1934, p. 147); ‘Een keukentje, van Ostade’ (catalogus veiling collectie Witsen, 1717, zie: Lugt 1938, 260, p. 3). Zie, voor de overige voorbeelden: hoofdstuk VI. 12 Haarlemse nalatenschap van de koopman Jacob Elias uit 1671 (GPI N-5127, d.d. 30 juli 1671); het ‘wortelschrappertje’ was in 1656 in het bezit van de Leidse tafelhouder Jean François Tortarolis (zie hoofdstuk VI). 13 Daarvan is duidelijk wel sprake bij een beschrijving als deze: ‘Een Binnenkeuken, van Bassan.’ (Uit: catalogus veiling collectie Jan Six, 1702, zie: Lugt 1938, 183, p. 5). 14 De Pauw-De Veen 1969, p. 144. 15 Van Mander 1604, fol. 238v03-06. 16 Zie, voor de brief: hoofdstuk IV. 17 GPI N-2120, Inv. No. 298, d.d. 4 en 5 november 1638. 18 GPI N-4291, d.d. 23 december 1681. Dit schilderij bevond zich in het voorhuis. 19 Van Hoogstraeten 1678, p. 75. 20 Vorenkamp 1933, pp. 18-22. 21 Martin 1935-36, I, p. 282. 426 22 De Pauw-De Veen 1969, p. 145. Onjuist lijkt mij haar bewering dat ‘het woord keuken in de tweede helft van de 17de eeuw in het Noorden inderdaad wat minder frequent’ wordt gebezigd. 23 Bremmer, Roodenburg 1997, p. 1. Zeer inspirerend voor het onderstaande was de ongepubliceerde lezing van Eric Jan Sluijter met een inleidend overzicht van humor en bedrog in de 17de-eeuwse beeldende kunst, gehouden op 30 maart 1999 tijdens een studiedag in Leiden, die door Sluijter, Malgorzata Sarnowiec en mijzelf werd georganiseerd. 24 Voor problemen rond de terminologieaanduiding: Dekker 1997, pp. 10-12; Verberckmoes 1998, p. 12; voor urbanitas: Van Stipriaan 1996, p. 28. 25 Van Stipriaan 1996, pp. 25-27, 32-37. 26 Westermann 1997. Men vergelijke H.-J. Raupps artikel, ‘Ansätze zu einer Theorie der Genremalerei in den Niederlanden im 17. Jahrhundert’, waarin deze de relatie tussen de genreschilderkunst en de klassieke komedie uitwerkte, maar daar vooral met het doel om op basis daarvan een streng belerend-moraliserende functie te benadrukken (Raupp 1983). 27 Westermann 1997, pp. 113-114, 117, 133, 240. 28 Westermann 1997, p. 114. 29 Alberti, ed. 1966, p. 78. 30 De bedrieglijke eigenschappen van de schilderkunst uit deze periode in het algemeen werden door vele 17de-eeuwse auteurs als vermakelijk beschreven. Men denke aan Van Hoogstraetens bekende zinsnede over de schilderkunst als spiegel der natuur die ‘op geoorlofde vermakelijke en prijslijke wijze bedriegt’ (Van Hoogstraeten 1678, p. 25), aan Junius’ uitspraak over ‘de lieffelicke aenlockinge der Schilderyen en hoe wy ons selven door de bedrieghelickheydt der selvigher willens en wetens laeten vervoeren’ (Junius 1641, pp. 42-43), of aan De Brune die schreef dat het ‘[...] yemand buiten maat [vervrolikt], wanneer hy door een valsche gelikenis der dingen wort bedrogen’ (De Brune 1681 (‘Wetsteen der vernunften’), pp. 304-305). Deze voorbeelden werden ook aangehaald door De Jongh 1995, p. 87. 31 Van Stipriaan 1996. 32 Een eerdere, en uitgebreidere versie van dit hoofdstuk werd als artikel gepubliceerd. Zie: Kwak 2002. 33 Het schilderij (foto RKD) bevond zich in 1929 in de Collectie Van Diemen in Berlijn. 34 Wescher 1929, pp. 158-159. 35 Zie: Van den Brink 1996, p. 16. De mogelijkheid dat Pietersz. zich presenteert in de gedaante van Apelles, zoals Van den Brink met de nodige voorzichtigheid opperde, is mijns inziens uitgesloten, omdat de op het schilderij voorkomende motieven niet aansluiten bij de voor dat onderwerp conventionele uitbeeldingswijze. Zie echter voor een bespreking van de karakteristieke houding van de kok die wél overeenkomt met die van de legendarische Griekse schilder in uitbeeldingen van Apelles die Campaspe schildert de in noot 40 genoemde literatuur. Volkomen ongefundeerd is de interpretatie door Michalski 2001, p. 182, van de voorgrondfiguur als Nimrod, de oudtestamentische jager en bouwheer van de Toren van Babel. Deze duiding is onjuist, ondermeer omdat de man niet als jager is voorgesteld, een verwijzing naar Nimrods bouwactiviteit ontbreekt, en een personage uit het Oude Testament nooit op deze wijze zal worden gecombineerd met een gebeurtenis uit het Nieuwe Testament. 36 Zie: Irmscher 1986. 37 Andere figuurstukken die het merkteken van Pietersz. dragen, zijn: de Gortenteller uit 1567 in Raadhuisgemeente St-Gillis te Brussel (zie: Van den Brink 1996, afb. 1); Man en vrouw bij een spinnewiel in het Rijksmuseum, Amsterdam (zie: Amsterdam 1986, pp. 411-412, nr. 301); de Keukenmeid met de maaltijd te Emmaüs in Stockholm (zie: Cavalli-Björkman 1986, pp. 108-109, nr. 54). 38 Raupp 1984, p. 181 e.v. 39 Raupp 1984, p. 185, afb. 87. 40 Zie voor Floris’ allegorie en de prent: Raupp 1984, pp. 193-195, afb. 93; voor de relatie met latere uitbeeldingen van schilders: i.h.b. pp. 198, 200 e.v., 204, n. 165, 332 e.v.; Van de Velde 1985, pp.
Recommended publications
  • PDF Hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
    PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/206026 Please be advised that this information was generated on 2021-09-25 and may be subject to change. 18 De Zeventiende Eeuw 31 (2015) 1, pp. 18-54 - eISSN: 2212-7402 - Print ISSN: 0921-142x Coping with crisis Career strategies of Antwerp painters after 1585 David van der Linden David van der Linden is lecturer and nwo Veni postdoctoral fellow at the University of Groningen. He recently published Experiencing Exile. Huguenot Refugees in the Dutch Repu- blic, 1680-1700 (Ashgate, 2015). His current research project explores Protestant and Catholic memories about the French civil wars. [email protected] Abstract This article explores how painters responded to the crisis on the Antwerp art market in the 1580s. Although scholarship has stressed the profound crisis and subsequent emigration wave, prosopographical analysis shows that only a mino- rity of painters left the city. Demand for Counter-Reformation artworks allowed many to pursue their career in Antwerp, while others managed to survive the crisis by relying on cheap apprentices and the export of mass-produced paintings. Emigrant painters, on the other hand, minimised the risk of migration by settling in destinations that already had close artistic ties to Antwerp, such as Middelburg. Prosopographical analysis thus allows for a more nuanced understanding of artistic careers in the Low Countries. Keywords: Antwerp painters, career strategies, art market, guild of St.
    [Show full text]
  • Sztuki Piękne)
    Sebastian Borowicz Rozdział VII W stronę realizmu – wiek XVII (sztuki piękne) „Nikt bardziej nie upodabnia się do szaleńca niż pijany”1079. „Mistrzami malarstwa są ci, którzy najbardziej zbliżają się do życia”1080. Wizualna sekcja starości Wiek XVII to czas rozkwitu nowej, realistycznej sztuki, opartej już nie tyle na perspektywie albertiańskiej, ile kepleriańskiej1081; to również okres malarskiej „sekcji” starości. Nigdy wcześniej i nigdy później w historii europejskiego malarstwa, wyobrażenia starych kobiet nie były tak liczne i tak różnicowane: od portretu realistycznego1082 1079 „NIL. SIMILIVS. INSANO. QVAM. EBRIVS” – inskrypcja umieszczona na kartuszu, w górnej części obrazu Jacoba Jordaensa Król pije, Kunsthistorisches Museum, Wiedeń. 1080 Gerbrand Bredero (1585–1618), poeta niderlandzki. Cyt. za: W. Łysiak, Malarstwo białego człowieka, t. 4, Warszawa 2010, s. 353 (tłum. nieco zmienione). 1081 S. Alpers, The Art of Describing – Dutch Art in the Seventeenth Century, Chicago 1993; J. Friday, Photography and the Representation of Vision, „The Journal of Aesthetics and Art Criticism” 59:4 (2001), s. 351–362. 1082 Np. barokowy portret trumienny. Zob. także: Rembrandt, Modląca się staruszka lub Matka malarza (1630), Residenzgalerie, Salzburg; Abraham Bloemaert, Głowa starej kobiety (1632), kolekcja prywatna; Michiel Sweerts, Głowa starej kobiety (1654), J. Paul Getty Museum, Los Angeles; Monogramista IS, Stara kobieta (1651), Kunsthistorisches Museum, Wiedeń. 314 Sebastian Borowicz po wyobrażenia alegoryczne1083, postacie biblijne1084, mitologiczne1085 czy sceny rodzajowe1086; od obrazów o charakterze historyczno­dokumentacyjnym po wyobrażenia należące do sfery historii idei1087, wpisujące się zarówno w pozy­ tywne1088, jak i negatywne klisze kulturowe; począwszy od Prorokini Anny Rembrandta, przez portrety ubogich staruszek1089, nobliwe portrety zamoż­ nych, starych kobiet1090, obrazy kobiet zanurzonych w lekturze filozoficznej1091 1083 Bernardo Strozzi, Stara kobieta przed lustrem lub Stara zalotnica (1615), Музей изобразительных искусств им.
    [Show full text]
  • Depressed Eyes
    D E P R E S S E D E Y E S ‘ Allegory of Winter’ painted by Caesar van Everdingen, c a 1 6 5 0 Nelly Moerman Final paper for UvA Master’s module ‘Looking at Dutch Seventeenth - Century Paintings’ 2010 D EPRESSED EYES || Nelly Moerman - 2 CONTENTS page 1. Introduction 3 2. ‘Allegory o f Winter’ by Caesar van Everdingen, c. 1650 3 3. ‘Principael’ or copy 5 4. Caesar van Everdingen (1616/17 - 1678), his life and work 7 5. Allegorical representations of winter 10 6. What is the meaning of the painting? 11 7. ‘Covering’ in a psychological se nse 12 8. Look - alike of Lady Winter 12 9. Arguments for the grief and sorrow theory 14 10. The Venus and Adonis paintings 15 11. Chronological order 16 12. Conclusion 17 13. Summary 17 Appendix I Bibliography 18 Appendix II List of illustrations 20 A ppen dix III Illustrations 22 Note: With thanks to the photographic services of the Rijksmuseum in Amsterdam for supplying a digital reproduction. Professional translation assistance was given by Janey Tucker (Diesse, CH). ISBN/EAN: 978 - 90 - 805290 - 6 - 9 © Copyright N. Moerman 2010 Information: Nelly Moerman Doude van Troostwijkstraat 54 1391 ET Abcoude The Netherlands E - mail: [email protected] D EPRESSED EYES || Nelly Moerman - 3 1. Introduction When visiting the Rijksmuseum, it seems that all that tourists w ant to see is Rembrandt’s ‘ Night W atch ’. However, before arriving at the right spot, they pass a painting which makes nearly everybody stop and look. What attracts their attention is a beautiful but mysterious lady with her eyes cast down.
    [Show full text]
  • Light and Sight in Ter Brugghen's Man Writing by Candlelight
    Volume 9, Issue 1 (Winter 2017) Light and Sight in ter Brugghen’s Man Writing by Candlelight Susan Donahue Kuretsky [email protected] Recommended Citation: Susan Donahue Kuretsky, “Light and Sight in ter Brugghen’s Man Writing by Candlelight,” JHNA 9:1 (Winter 2017) DOI: 10.5092/jhna.2017.9.1.4 Available at https://jhna.org/articles/light-sight-ter-brugghens-man-writing-by-candlelight/ Published by Historians of Netherlandish Art: https://hnanews.org/ Republication Guidelines: https://jhna.org/republication-guidelines/ Notes: This PDF is provided for reference purposes only and may not contain all the functionality or features of the original, online publication. This PDF provides paragraph numbers as well as page numbers for citation purposes. ISSN: 1949-9833 JHNA 7:2 (Summer 2015) 1 LIGHT AND SIGHT IN TER BRUGGHEN’S MAN WRITING BY CANDLELIGHT Susan Donahue Kuretsky Ter Brugghen’s Man Writing by Candlelight is commonly seen as a vanitas tronie of an old man with a flickering candle. Reconsideration of the figure’s age and activity raises another possibility, for the image’s pointed connection between light and sight and the fact that the figure has just signed the artist’s signature and is now completing the date suggests that ter Brugghen—like others who elevated the role of the artist in his period—was more interested in conveying the enduring aliveness of the artistic process and its outcome than in reminding the viewer about the transience of life. DOI:10.5092/jhna.2017.9.1.4 Fig. 1 Hendrick ter Brugghen, Man Writing by Candlelight, ca.
    [Show full text]
  • De Verandering Van Kleur in Het Oeuvre Van Abraham Bloemaert
    De verandering van kleur in het oeuvre van Abraham Bloemaert Noëlle Schoonderwoerd Masterscriptie Kunstgeschiedenis Universiteit van Amsterdam Dr. E. Kolfin Contents Inleiding ........................................................................................................................................................ 2 1. De verandering van het kleurenpalet van de zestiende naar de zeventiende eeuw. ................................ 4 De dood van Niobe’s kinderen (1591) .................................................................................................... 5 Mercurius, Argos en Io (1592) ................................................................................................................. 6 Judith toont het hoofd van Holofernes aan het volk (1593) .................................................................. 6 Mozes slaat water uit de rots (1596) ......................................................................................................... 7 Jozef en zijn broers (1595-1600) ............................................................................................................... 8 De aanbidding van de herders (1612) ..................................................................................................... 9 Maria Magdalena (1619) ........................................................................................................................ 10 De Emmaüsgangers (1622) ...................................................................................................................
    [Show full text]
  • Leiden Gallery Site
    How To Cite Ilona van Tuinen, "Lot and His Daughters", (AB-100), in The Leiden Collection Catalogue, Arthur K. Wheelock Jr., Ed., New York, 2017 http://www.theleidencollection.com/archive/ This page is available on the site's Archive. PDF of every version of this page is available on the Archive, and the Archive is managed by a permanent URL. Archival copies will never be deleted. New versions are added only when a substantive change to the narrative occurs. The prospect of human extinction can drive people to desperate measures. The morally charged story of Lot and his daughters, recounted in Genesis 19, demonstrates just how far people will go to ensure the continuance of their lineage. The old, righteous Lot, one of Abraham’s nephews, lived in the doomed city of Sodom among its immoral citizenry. As a reward for his virtue, God spared Lot, along with his wife and two daughters, from Sodom’s destruction. During their flight, however, Lot’s wife defied God’s Fig 1. Lucas van Leyden,Lot and His Daughters, 1530, command and looked back. As punishment, she was turned into a pillar of engraving, 18.9 x 24.6 cm, Rijksprentenkabinet, salt. Lot eventually settled inside a cave with his daughters. The elder Rijksmuseum, Amsterdam, inv. RP-P-OB-1587 © 2017 Leiden Gallery Lot and His Daughters Page 2 of 10 sister, convinced that there was “no man left on the earth” (Gen. 19:31), devised a scheme to intoxicate Lot, enabling the two women to sleep with the old man on consecutive nights in order to “preserve the seed of their father” (Gen.
    [Show full text]
  • Lucas Van Valckenborch in Wiener Sammlungen
    Diplomarbeit Titel der Diplomarbeit Lucas van Valckenborch in Wiener Sammlungen Verfasserin Ulrike Schmidl angestrebter akademischer Grad Magistra der Philosophie (Mag. phil.) Wien, im November 2010 Matrikel-Nummer: A 0503817 Studienkennzahl: A 315 Studienrichtung: Kunstgeschichte Betreuerin : Ao. Univ.-Prof. Dr. Monika Dachs-Nickel Inhalt I. Einleitung .......................................................................................................... 2 II. Provenienz ........................................................................................................ 4 III. Kostümentwürfe .............................................................................................. 10 1. Entwicklung der Kostümstudie ...................................................................................12 2. Einordnung der Kostümdarstellungen Valckenborchs ................................................13 3. Modische Gewänder in den Gemälden Valckenborchs ..............................................14 IV. Porträts ........................................................................................................... 17 1. Der Stand des Hofmalers im 16. Jahrhundert ............................................................17 2. Entwicklung des höfischen Bildnistypus .....................................................................21 3. Die Porträtliebe des Erzherzogs Matthias ..................................................................28 V. Monatsdarstellungen .....................................................................................
    [Show full text]
  • PDF Hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
    PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/206026 Please be advised that this information was generated on 2021-09-26 and may be subject to change. 18 De Zeventiende Eeuw 31 (2015) 1, pp. 18-54 - eISSN: 2212-7402 - Print ISSN: 0921-142x Coping with crisis Career strategies of Antwerp painters after 1585 David van der Linden David van der Linden is lecturer and nwo Veni postdoctoral fellow at the University of Groningen. He recently published Experiencing Exile. Huguenot Refugees in the Dutch Repu- blic, 1680-1700 (Ashgate, 2015). His current research project explores Protestant and Catholic memories about the French civil wars. [email protected] Abstract This article explores how painters responded to the crisis on the Antwerp art market in the 1580s. Although scholarship has stressed the profound crisis and subsequent emigration wave, prosopographical analysis shows that only a mino- rity of painters left the city. Demand for Counter-Reformation artworks allowed many to pursue their career in Antwerp, while others managed to survive the crisis by relying on cheap apprentices and the export of mass-produced paintings. Emigrant painters, on the other hand, minimised the risk of migration by settling in destinations that already had close artistic ties to Antwerp, such as Middelburg. Prosopographical analysis thus allows for a more nuanced understanding of artistic careers in the Low Countries. Keywords: Antwerp painters, career strategies, art market, guild of St.
    [Show full text]
  • Aelbert Jansz 7An Der Schoo
    Aelbert Jansz 7an der Schoo Een Utrechts schilder en zijn werk P. van den Brink In 1995 ontvingen M.J. Bok en P. van den Brink de Oud-Utrechtprijs voor hun gezamenlijke publicatie over de Utrechtse schilder Aelbert van der Schoor. Hun artikel was gepubliceerd in het tijdschrift Oud Holland. Een bijgewerkte versie van het aandeel van Van den Brink van _ . , „ . , , ,, . , , , ... dit prijswinnende artikel geeft de Peter van den Brink (1956) studeerde kunstgeschiede- r ' b nis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na Cum Laude actuele stand van zaken weer rond te zijn afgestudeerd was hij onder meer werkzaam in r. , .... .. , „ . , ,. _ lr. ,.. , het onderzoek naar het oeuvre van Stedelijk Museum Het Prinsenhor m Delft. Zijn proef­ schrift, getiteld Ondertekening en andere technische jg weinig bekende 17de eeuwse aspecten van de Antwerpse maniëristen 1505-1525, schilder Aelbert van der Schoor, komt volgend jaar uit. Hij heeft regelmatig gepubli­ werkzaam in Utrecht. Veel van zijn ceerd over de Zuid- en Noordnederlandse schilder­ kunst van de zestiende eeuw, maar vooral over werken hebben onder andere schil­ Hollandse zeventiende-eeuwse schilderkunst. Sinds 1 ders te boek gestaan, zoals Abraham januari 1997 is hij werkzaam in het Bonnefantenmuseum in Maastricht, vanaf 1 januari Bloemaert, Theodoor Rombouts en 1999 als hoofdconservator Oude Kunst. Dirck van Baburen. Op grond van uitgebreid onderzoek naar scholing en werkwijze kunnen ruim dertig schilderijen aan Van der Schoor worden toegeschreven. Zij volgen in een aparte oeuvre-catalogus, die als een bijlage aan het artikel is toege­ voegd. PETER VAS DES BRISK AFI.BERT JANSZ VAN DER SCHOOR, EEN UTRECHTS SCHILDER EN ZIJN WERK Inleiding In 1975 werd in Neurenberg een schilderij geveild, voorstellend een herder en een her- derin met twee schapen.
    [Show full text]
  • 2020 Archived Version
    Lot and His Daughters 1624 oil on canvas Abraham Bloemaert 167 x 232.4 cm (Gorinchem 1566 – 1651 Utrecht) signed and dated in dark paint, lower right corner: “A. Bloemaert fe. 1624” AB-100 © 2020 The Leiden Collection Lot and His Daughters Page 2 of 11 How to cite Van Tuinen, Ilona. “Lot and His Daughters” (2017). In The Leiden Collection Catalogue, 2nd ed. Edited by Arthur K. Wheelock Jr. New York, 2017–20. https://theleidencollection.com/artwork/lot-and-his-daughters/ (archived May 2020). A PDF of every version of this entry is available in this Online Catalogue's Archive, and the Archive is managed by a permanent URL. New versions are added only when a substantive change to the narrative occurs. The prospect of human extinction can drive people to desperate measures. Comparative Figures The morally charged story of Lot and his daughters, recounted in Genesis 19, demonstrates just how far people will go to ensure the continuance of their lineage. The old, righteous Lot, one of Abraham’s nephews, lived in the doomed city of Sodom among its immoral citizenry. As a reward for his virtue, God spared Lot, along with his wife and two daughters, from Sodom’s destruction. During their flight, however, Lot’s wife defied God’s command and looked back. As punishment, she was turned into a pillar of salt. Lot Fig 1. Lucas van Leyden, Lot and His Daughters, 1530, engraving, eventually settled inside a cave with his daughters. The elder sister, 18.9 x 24.6 cm, convinced that there was “no man left on the earth” (Gen.
    [Show full text]
  • Sign of the Times a Concise History of the Signature in Netherlandish Painting 1432-1575
    SIGN OF THE TIMES A CONCISE HISTORY OF THE SIGNATURE IN NETHERLANDISH PAINTING 1432-1575 [Rue] [Date et Heure] Ruben Suykerbuyk Research Master’s Thesis 2012-2013 Supervisor: Prof. Dr. P.A. Hecht Art History of the Low Countries in its European Context Utrecht University – Faculty of Humanities (xxx)yyy-yyyy “Wenn eine Wissenschaft so umfassend, wie die Kunstgeschichte es tut und tun muß, von Hypothesen jeden Grades Gebrauch macht, so tut sie gut daran, die Fundamente des von ihr errichteten Gebäudes immer aufs neue auf ihre Tragfähigkeit zu prüfen. Im folgenden will ich an einigen Stellen mit dem Hammer anklopfen.” Dehio 1910, p. 55 TABLE OF CONTENTS VOLUME I I. INTRODUCTION 1 II. PROLOGUE 9 III. DEVELOPMENTS IN ANTWERP 19 Some enigmatic letters 22 The earliest signatures 28 Gossart’s ‘humanistic’ signature 31 Increasing numbers 36 Proverbial exceptions 52 A practice spreads 54 IV. EPILOGUE 59 V. CONCLUSION 63 VI. BIBLIOGRAPHY 66 VOLUME II I. IMAGES II. APPENDICES Appendix I – Timeline Appendix II – Signatures Marinus van Reymerswale Appendix III – Authentication of a painting by Frans Floris (1576) Appendix IV – Signatures Michiel Coxcie I. INTRODUCTION 1 Investigating signatures touches upon the real core of art history: connoisseurship. The construction of oeuvres is one of the basic tasks of art historians. Besides documents, they therefore inevitably have to make use of signatures. However, several great connoisseurs – Berenson, Friedländer – emphasize that signatures are faked quite often. Consequently, an investigation of signature practices can easily be criticized for the mere fact that it is very difficult to be sure of the authenticity of all the studied signatures.
    [Show full text]
  • The Genre of Calendar Illustrations from Origins to Lucas and Maarten Van Valckenborch
    GHENT UNIVERSITY FACULTY OF ARTS AND PHILOSOPHY THE CYCLE OF THE YEAR: THE GENRE OF CALENDAR ILLUSTRATIONS FROM ORIGINS TO LUCAS AND MAARTEN VAN VALCKENBORCH. VOLUME I. A Thesis Submitted in 00902394 Partial Fulfillment of the Master in Art Science Requirements for the Degree Academic Year 2009- 2010. Of Master of Arts in Art Science at Ghent University Promoter: Prof. Dr. M. Martens By Nadya Lobkova Promoter: Prof. Dr. M. Martens CONTENTS VOLUME I: TEXT INTRODUCTION CHAPTER I: EMERGENCE AND FORMATION OF THE CALENDAR ICONOGRAPHY. 1. The vision of time and the year cycle in the medieval and Early Modern world picture. 2. Seasons and months in visual arts in antiquity: from allegory to the new concept. 3. Calendar illustrations in Early and High Middle Ages: 3.1. Early Middle Ages: formation of the iconography; 3.2. Moths in the High Middle Ages: regional variations; 3.3. The concept of labour in the Middle Ages. CHAPTER II: TRANSFORMATIONS OF THE GENRE BETWEEN THE LATE MIDDLE AGES AND PIETER BRUEGEL THE ELDER. 1. Calendar illustrations in Très Riches Heurs du Duc de Berry of the brothers Limbourg. 2. Calendar illustrations in XV-XVI centuries: 2.1. Page lay-out. 2.2. Iconography. 2.3. Nature and city. 3. Genre mass-produced: transition into new media. 4. Bruegel‘s Twelve Months: the crossbreeding of calendar and landscape: 5.1. The genre of landscape in the first half of the 16th century. 5.2. Bruegel‘s cycle Twelve Months: the problems of iconography. 5.3. Composition of the cycle. 5.4. Bruegel‘s drawings Spring and Summer.
    [Show full text]