Het Beleid, Het Profiel En De Loopbaan Van De Ministers Die Financiën Bestuurden Tijdens De Periode September 1944 Tot 2011
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Federale Overheidsdienst Financiën - België Documentatieblad 71e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2011 Het beleid, het profiel en de loopbaan van de ministers die Financiën bestuurden tijdens de periode september 1944 tot 2011 Aloïs VAN DE VOORDE (*) Eresecretaris-generaal van het Ministerie van Financiën AA B BS T S R TA CR T A C T This study is a survey concerned with the twenty Belgian Ministers of Finance since the liberation in September 1944 till the end of 2011. After a introduction it opens with Camille Gutt, who was Finance Minis- ter in the postwar Pierlot government, and closes with Didier Reynders. Attention is paid to the policies the ministers involved adopted, to their impor- tance and profile (social and educational background, including their occupa- tion), as well as their political and professional careers and th functions they carried out after their term of office. The most problematic events and issues they had to face during their term of office are particularly highlighted. The survey ends with a summary of the major facts and some concluding remarks, among others the profile of these former ministers, duration and stability of their term of office, the impact of the most influential collaborators, the turning points and evolution of Belgian finance during the 1944-2011 period. Keywords: period 1944-2011, policies and profile Belgian Finance Ministers, turning-points and evolution of Belgian public finances JEL Classifiication Code: H83, N44 (*) L’auteur remercie Reginald Savage et Christian Valenduc pour leurs remarques et leurs suggestions 29 Documentatieblad 71e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2011 30 Documentatieblad 71e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2011 Het beleid, het profiel en de loopbaan van de ministers die Financiën bestuurden tijdens de periode september 1944 tot 2011 Inhoudstafel Voorwoord 33 1 Inleidende beschouwingen 35 2 De titularissen van Financiën van 1944 tot 2011 39 2.1 Camille Gutt 39 2.2 Gaston Eyskens 41 2.3 Franz de Voghel 45 2.4 Jean Vauthier 47 2.5 Henri Liebaert 48 2.6 Jean Van Houtte 49 2.7 Albert-Edouard Janssen 52 2.8 Dries Dequae 54 2.9 Robert Henrion 56 2.10 Jean-Charles Snoy et d’Oppuers 59 2.11 André Vlerick 60 2.12 Willy De Clercq 63 2.13 Gaston Geens 67 2.14 Paul Hatry 69 2.15 Mark Eyskens 70 2.16 Robert Vandeputte 75 2.17 Frans Grootjans 77 2.18 Philippe Maystadt 79 2.19 Jean-Jacques Viseur 83 2.20 Didier Reynders 85 31 Documentatieblad 71e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2011 3 Samenvattendevaststellin gen en beschouwingen 92 3.1 Politici en technocraten 92 3.2 Leeftijd 93 3.3 Profiel 93 3.4 Duur en stabiliteit van de ambtsperiodes. Continuïteit. 94 3.5 Voornaamste medespelers 96 3.6 Nafuncties en benoemingen 98 3.7 Turning-points 100 3.8 De openbare financiën: een permanente zorg 102 4 Algemeen besluit 105 5 Bijlage 1: De regeringen en de ministers van Financiën van september 1944 tot eind 2011 106 6 Bijlage 2: Ministers bevoegd oorv begrotings zaken 107 7 Bijlage 3: Ministers of staatssecretaissen, toegevoegd aan de minister van Financiën 108 8 Bibliografie 109 32 Documentatieblad 71e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2011 Het beleid, het profiel en de loopbaan van de ministers die Financiën bestuurden tijdens de periode september 1944 tot 2011 Voorwoord Deze studie beoogt een bondig overzicht te geven van de twintig verschillende titularissen die het ministerie van Financiën, één of meerdere malen, hebben beheerd sinds de Bevrijding in september 1944 tot begin december 2011. Na een algemene inleiding vangt zij aan met Camille Gutt, die de functie bekleedde in het naoorlogse kabinet Pierlot, en eindigt ze met Didier Reynders. Er wordt vooral aandacht besteed aan het gevoerde beleid en aan het profiel (sociale afkomst, schoolse vorming, beroep) van de ministers. Ook wordt stil gestaan bij hun politieke en professionele loopbaan en bij de functies die de gewezen ministers nog uitoefenden na hun ministerambt. Doorheen de loopbaanbeschrijvingen worden de cruciale gebeurtenissen en problemen in herinnering gebracht waarmee zij werden geconfronteerd tijdens hun ministerschap. De ministers komen chronologisch aan bod, in de volgorde dat zij voor de eerste maal – in de periode 1944-2011 – het ambt waarnamen. Slechts vier (Gutt, Vauthier, Liebaert en Janssen) van de twintig ministers heb ik niet persoonlijk gekend. Het overzicht besluit met samenvattende vaststellingen en nabeschouwingen en een algemeen besluit. De voetnoten verwijzen naar gepubliceerde essentiële bronnen die rechtstreeks op de betrokken ministers betrekking hebben. De algemene bibliografie werd zeer beknopt gehouden. Bijlage I verschaft de lijst van de regeringen en ministers van Financiën van september 1944 tot eind 2011 en bijlage II geeft aan wie de titularissen van Begroting waren tijdens die periode. Sinds 1961 wordt aan de ministers van Financiën soms een adjunct toegevoegd met de titel van minister of staatssecretaris. Bijlage 3 geeft de lijst van deze adjuncten. 33 Documentatieblad 71e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2011 34 Documentatieblad 71e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2011 Het beleid, het profiel en de loopbaan van de ministers die Financiën bestuurden tijdens de periode september 1944 tot 2011 1 Inleidende beschouwingen In België, zoals trouwens in alle politieke regimes en in alle landen, bekleedt de minister van Financiën in de schoot van de regering een sleutelpositie. Wegens de belangrijkheid, de verscheidenheid en de aard van de taken en activiteiten van zijn departement bezet hij doorgaans een centrale plaats in de schoot van de regering, te meer daar vrijwel elke politieke beslissing financiële aspecten vertoont die de instemming van de minister van Financiën vereisen. Zowat in alle landen worden de ministers van Financiën, zowel door het publiek als door de politieke en financiële waarnemers, beschouwd als ietwat hoger staande dan de andere vakministers. Hij draagt een grote verantwoordelijkheid: economisch en financieel kan én moet hij de zaken zien zoals zij werkelijk zijn. Oud-minister van Financiën Robert Vandeputte schreef: ‘Voor een gezond beheer van de rijksfinanciën is een ruime bevoegdheid van de minister van Financiën onontbeerlijk; in zekere mate staat hij boven zijn collega’s die in hun respectieve departementen onder financieel oogpunt een fragment van de staatsuitgaven beheren. Bij de uitoefening van zijn lastige en voorname zending moet het voor de minister van Financiën mogelijk zijn op het staatsleven een ruime invloed te laten gelden’(1). De minister van Financiën staat op de eerste plaats in - daarin bijgestaan door de Administratie van de Thesaurie en de Nationale Bank – voor het monetaire en financiële beleid van het land, met inbegrip van het schuldbeheer. Hij is tegelijkertijd de Thesaurier-generaal van het Rijk en de Beheerder van de Schuld. Bevoegdheden die uiteraard ook een fundamentele invloed uitoefenen op het algemeen economische evenwicht (structureel en conjunctureel) en op het sociaal-economisch beleid. Aansluitend bij deze bevoegdheden oefent de minister van Financiën de rechtstreekse voogdij uit over de financiële sector. Hij is de voogdijminister voor een aantal financiële instellingen, zoals de Nationale Bank van België, de fsma ( Financial Services and Markets Authority) (de opvolger van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (cbfa)), de beursautoriteiten en vroeger over de openbare kredietinstellingen (aslk, Gemeentekrediet, nmkn, enzovoort) tot ze in de jaren negentig werden geprivatiseerd. In overleg met de cbfa stelt hij het reglementair kader vast waarin banken, beursvennootschappen en andere financiële ondernemingen mogen optreden. Verder is de minister van Financiën verantwoordelijk voor het fiscale beleid. Dit beleid omvat niet alleen het innen en invorderen van de verschillende federale belastingen en heffingen, maar ook de voorbereiding en het opstellen van de fiscale wetgeving. 1 Vandeputte, R., ‘Een machteloos minister’, 1982, p. 120. 35 Documentatieblad 71e jaargang, nr. 4, 4e kwartaal 2011 Naast de minister van Financiën, kent België sinds 1960 ononderbroken een minister speciaal belast met het beheer van begrotingszaken, die meer en meer de politieke verantwoordelijkheid draagt voor het begrotingsbeleid, hetzij als adjunct van de minister van Financiën of als minister van Begroting, hetzij als vice-eerste minister en minister van Begroting of als staatssecretaris voor Begroting. Die verschuiving van bevoegdheid kwam duidelijk tot uiting toen de portefeuille van Begroting werd toegewezen aan politieke zwaargewichten, die in de schoot van de regering ook de functie van vice-eerste minister vervulden. Wij verwijzen naar titularissen van Begroting zoals: W. De Clercq, G. Spitaels, G. Verhofstadt, H. Schiltz, H. Van Rompuy en J. Vande Lanotte. Onderstreept moet worden dat indien de minister van Begroting formeel bevoegd is voor de uitgaven van de Staat, de bevoegdheden betreffende het opstellen van de begrotingen nochtans altijd gezamenlijk uitgeoefend worden door de minister van Begroting en de minister van Financiën. Ook maakt de minister van Financiën de rijksmiddelenbegroting op die de raming bevat van de fiscale en andere inkomsten van de Staat. Hierdoor speelt hij een kapitale rol bij het tot stand komen van de rijksbegroting, die twee luiken omvat: de rijksmiddelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting. Deze laatste groepeert alle uitgaven van de diensten van algemeen bestuur van de Staat en verleent machtiging tot het verrichten van de uitgaven. Bovendien worden de belangrijke budgettaire beslissingen collegiaal