Verslag Van Een Wetgevingsoverleg, Gehouden Op 2
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2019–2020 35 300 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 Nr. 153 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG Vastgesteld 22 januari 2020 De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 2 december 2019 overleg gevoerd met de heer Bruins, Minister voor Medische Zorg en Sport, over: – het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Kamerstuk 35 300 XVI); – de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 12 augustus 2019 inzake reactie op verzoek commissie om aan te geven welke concrete stappen het kabinet zet om invulling te geven aan de motie-Diertens c.s. over een bid voor het WK voetbal in 2027 (Kamerstuk 30 234, nr. 231); – de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 24 september 2019 inzake analyse aanvragen Specifieke Uitkering Stimulering Sport (Kamerstuk 30 234, nr. 233); – de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 16 september 2019 inzake werkprogramma NLsportraad 2020 (Kamerstuk 30 234, nr. 232); – de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 30 september 2019 inzake reactie op verzoek commissie over een kabinetsreactie op voorstellen voor de verbetering van de zwemvaardigheid en zwemveiligheid in Nederland (Kamerstuk 30 234, nr. 234); – de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 4 oktober 2019 inzake concept deelakkoord 6 Topsport die inspireert! (Kamerstuk 30 234, nr. 235); – de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 11 november 2019 inzake brancherapport Sport van de Nederlandse Sportraad (NLsportraad) (Kamerstuk 30 234, nr. 238); – de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 7 november 2019 inzake advies Regie op kennis (Kamerstuk 30 234, nr. 237); – de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 25 november 2019 inzake informatie over het Nationaal kst-35300-XVI-153 ISSN 0921 - 7371 ’s-Gravenhage 2020 Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 300 XVI, nr. 153 1 Sportakkoord en de voortgang op lopend beleid (Kamerstuk 30 234, nr. 240). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit. De voorzitter van de commissie, Lodders De griffier van de commissie, Post Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 300 XVI, nr. 153 2 Voorzitter: Lodders Griffier: Bakker Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Aalst, Diertens, Remco Dijkstra, Rudmer Heerema, Lodders, Van Nispen, Von Martels en Westerveld, en de heer Bruins, Minister voor Medische Zorg en Sport. Aanvang 10.01 uur. De voorzitter: Goedemorgen allemaal. Hartelijk welkom bij de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en, waar vandaag de nadruk op ligt, Sport. Aan de orde is het wetgevingsoverleg, onderdeel sport en bewegen van de begroting VWS 2020 en aanverwante zaken. Het feit dat het een wetge- vingsoverleg is, betekent dat we het begrotingsonderdeel uit de reguliere begrotingsbehandeling gehaald hebben. VWS is natuurlijk al behandeld in de plenaire zaal, maar om wat meer aandacht, en misschien gewicht, te geven aan dit onderdeel is ervoor gekozen om een apart wetgevings- overleg te organiseren. Hartelijk welkom aan de Minister voor Medische Zorg en Sport en zijn ondersteuning. Hartelijk welkom aan de Kamer- leden, en hartelijk welkom aan de mensen hier in de zaal en de mensen die het debat op een andere manier volgen. We hanteren de begrotingsvolgorde. Ik ga zo een voorstel doen, want ik zie dat de eerste spreker er nog niet is. Maar voordat ik het woord ga geven aan de Kamerleden, wil ik richting de Kamerleden aangeven – ik wijs u er nu op, en vanmiddag aan het eind zal dat nog een keer gebeuren – dat we morgen stemmen over de ingediende moties en amendementen. Dat betekent dat, mocht u nog plannen hebben om een amendement in te dienen, dat echt vandaag moet gebeuren. Morgen bij aanvang van de stemmingen gaan we dus over alles stemmen. Ik zou heel graag dit hele overleg voor hebben gezeten, maar helaas heb ik vanmiddag een andere, ingelaste, bijeenkomst. Ik ben zo vrij geweest om een collega van mij te vragen, zodat ik niet een van u hoef te vragen en u gewoon het debat met elkaar kunt voeren. Vanaf 13.00 uur zal dus de heer Remco Dijkstra het voorzitterschap overnemen. Dan heb ik volgens mij de dienstmedede- lingen gehad. Een laatste nog, trouwens: aan het einde van de inbreng van de Kamer gaan we schorsen. Dat zal waarschijnlijk samenvallen met een lunch, misschien wel een vroege lunch, maar we gaan even zien hoe het uitkomt. Ik zou als eerste het woord geven aan meneer Van Aalst, maar die is nog niet binnen. Ik weet niet of hij komt? De heer Von Martels (CDA): Voorzitter. Ik heb even contact met de heer Van Aalst gehad. Ik heb gevraagd of hij nog voor de blessuretijd komt. Hij zei dat hij misschien nog komt, maar voorlopig even niet. De voorzitter: Dank voor deze ondersteunende dienst. Zullen we het dan zo doen dat ik als eerste de woordvoerder van GroenLinks het woord geef? Dat lijkt me netjes. Het woord is aan de vertegenwoordiger van de fractie van GroenLinks. We hebben spreektijden. Uw fractie heeft twaalf minuten; dat is inclusief de tweede termijn. Aan het aantal interrupties ga ik, als het enigszins binnen de perken blijft, geen maximum stellen. Maar ik doe wel een beroep op u. Mevrouw Westerveld, gaat uw gang. Mevrouw Westerveld (GroenLinks): Dank u wel, voorzitter. Een jaar geleden vertelde ik in dit overleg dat we ook binnen de GroenLinks-fractie een eigen zaalvoetbalteam hebben, dat Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 300 XVI, nr. 153 3 toen een paar weken bestond. Toen verloren we behoorlijk, met cijfers als 12–0 en 9–1, totdat de tegenstander het ons toestond om met een speler extra in het veld te spelen. Toen verloren we nog steeds, maar wel met minder hoge cijfers. Die lijn wordt voortgezet. Inmiddels spelen we niet meer met een extra speler, verliezen we helaas wel nog steeds, maar zien we wel dat die stijgende lijn voortgaat. Dat is volgens mij ook de essentie van sport: dat je toch met elkaar probeert om door te blijven zetten, dat je met elkaar één team bent en dat je ondanks tegenslagen niet opgeeft. Ik hoop eigenlijk dat ik er over een jaar verslag van mag doen dat we wel een aantal wedstrijden hebben gewonnen; dat zou mooi zijn. Voorzitter. Ik zei het al: de essentie van sport is dat je beweegt, dat je met elkaar meedoet, dat je laat zien dat je één team bent. Sporten en bewegen is belangrijk voor je gezondheid en welbevinden, maar ook voor je sociale netwerk. We weten ook dat sporten en bewegen schoolprestaties verbetert, dat het mensen uit de eenzaamheid helpt te geraken en dat het energie geeft. Een sportclub is vaak de verbindende plek in een wijk of in een dorp. Daarom is het ook belangrijk dat we ervoor gaan zorgen dat iedereen kan sporten. Inclusie in de sport staat wat GroenLinks betreft voorop, want het sportveld is ook de plek waar mensen met verschillende achtergronden elkaar tegenkomen. Op het sportveld is iedereen gelijk. Helaas zien we nog wel te veel dat sommige groepen te weinig of niet sporten of bewegen. Mensen die een laag inkomen hebben, sporten bijvoorbeeld minder vaak. Gemeenten hebben ook vaak tekorten op het sociale domein. Die kijken dan waar ze kunnen bezuinigen. Die kijken ook naar sportsubsidies, die juist ten goede komen aan mensen die wat minder geld te besteden hebben. Omdat gemeenten dus tekorten hebben en soms op deze subsidies korten, komt de betaalbaarheid van sporten in het geding. De Minister stelt in zijn laatste brief dat gemeenten volledig worden gecompenseerd voor de hoge kosten die ze hebben. Hij heeft ons een overzicht gegeven van het uitkeringsplafond van de regeling specifieke uitkering sport, de SPUK. Daarin zegt de Minister dat hij voor een heel groot deel die hogere kosten die sportorganisaties hebben ook compen- seert. Maar toch horen we uit het veld dat er anders naar wordt gekeken. Kan de Minister vertellen waar dat verschil volgens hem in zit? Is de Minister bereid om die specifieke uitkering sport eventueel te verhogen? Is hij ook bereid om te kijken naar de hoogte van de huidige contributies en die jaarlijks te monitoren, zodat we daar zicht op blijven houden en we hier in de Kamer een vinger aan de pols kunnen houden als het gaat om de betaalbaarheid van de sport? De voorzitter: Voordat u verdergaat, is er een vraag van de heer Van Nispen. De heer Van Nispen (SP): Dat is een terecht punt van GroenLinks. Ik hoor de vraag of de Minister de tarieven wil monitoren. Vindt mevrouw Westerveld zelf ook niet dat we dan eigenlijk een beetje laat zijn? Want dan zijn die tarieven mogelijk verhoogd, iets wat we volgens mij allemaal niet willen en wat ook in strijd is met de beloftes van de Minister dat alle wijzigingen in de belastingre- geling de sport in ieder geval niet zouden raken. Zouden we de Minister niet moeten vragen om iets anders te verzinnen dan het in de gaten blijven houden van de mogelijkheid dat de tarieven onverhoopt gaan stijgen? Mevrouw Westerveld (GroenLinks): Ik ben het helemaal met de heer Van Nispen eens. Als we het nu monitoren en over een jaar of zo zien dat die tarieven verhoogd zijn, dan zijn we te laat. Dus als er suggesties komen om dat nu wat beter in de gaten te houden, dan sta ik daar natuurlijk heel erg voor open.