Oostburg binnenstad

Het stadje Oostburg in West-Zeeuws-Vlaanderen is als een ringwalburg in de negende eeuw aangelegd aan de monding van het riviertje de Ee, een arm van de plas het Zwin. Oostburg was onderdeel van een verdedigingsstelsel dat Vlaanderen en moest beschermen tegen aanvallen van de Vikingen vanuit zee. Oostburg verkreeg in 1237 het burggraafschap met stedelijke rechten van de graaf van Vlaanderen. Het stadje is meerdere malen verwoest door oorlogshandelingen, stormvloeden (o.a. de St. Elisabethsvloed in 1404) en door overstromingen als gevolg van dijkdoorbraken. De economische betekenis van Oostburg verminderde sterk door de Spaanse bezetting van Antwerpen in 1585 en de blokkade van de Westerschelde. Door de centrale geografische ligging namen in de negentiende eeuw de regionale activiteiten van Oostburg weer toe. Na de Tweede Wereldoorlog is deze regiofunctie bewust beleid geworden en recentelijk vervult het stadje deze rol op het gebied van cultuur, gezondheid en detailhandel. Oostburg ligt temidden van zeekleipolders, vooral in gebruik voor akkerbouw, en natuurgebieden: Het Groote Gat en De Plate de bij Bakkersdam ten zuiden van Oostburg. Het geselecteerde wederopbouwgebied bestaat uit de verwoeste kern en het noordelijk deel van het destijds gelijktijdig vastgestelde uitbreidingsplan, de Kroonwijk genaamd. In september en oktober 1944 bevrijdden de geallieerden West Vlaanderen en Walcheren, nadat ze de controle over de Westerschelde en Antwerpen hadden overgenomen. Tijdens de felle gevechten en de terugtocht van de Duitsers liepen Oostburg, Schoondijke, , en Eede zware schade op door geallieerde bombardementen, uitgevoerd door de Canadezen. Tussen 11 september en 26 oktober is in Oostburg ongeveer 45% van de bebouwing verwoest en liep ongeveer 25% zware schade op: ruim 400 woningen, het raadhuis en twee kerken gingen verloren. Er vielen 106 slachtoffers. Het gemeentebestuur van Oostburg gaf in samenspraak met de rijksgemachtigde en de streekcommissie voor de wederopbouw de opdracht voor het wederopbouwplan aan de Middelburgse architect ir. F. H. Klokke. Hij werd ook supervisor van heel Zeeland. Tegelijk met het wederopbouwplan ontwierp Klokke een uitbreidingsplan voor de gemeente. Hij kreeg als opdracht Oostburg te ontwikkelen als regionaal en toeristisch centrum, voorzien van een gedeeltelijke reconstructie van de oude vestingstad, en met een bestuurlijk (Raadhuisplein), cultureel (Ledelplein) en commercieel plein (Markt). Toerisme en recreatie zouden banen opleveren ter compensatie van verloren werkgelegenheid in de agrarische sector. Daarnaast moest de infrastructuur worden uitgebreid en verbeterd. Door het verbinden van vier hoofdwegen ontstonden twee belangrijke doorgaande routes: een oostwestverbinding door de koppeling van de Zuidzandsestraat met de Bredestraat, via de Burchtstraat en de Brouwerijstraat. De Nieuwstraat naar verbond hij via het Ledelplein met de Langestraat naar Waterlandkerkje. Klokke draaide het bestaande Ledelplein 90 graden en verplaatste het naar het noorden, richting het nieuwe centrum. De Markt was voor de verwoesting een onveilige verbreding van de Brouwerijstraat ter hoogte van de Langestraat. Het nieuwe, rechthoekige marktplein kwam ten zuiden van de Brouwerijstraat. Aan de zuidzijde van de Markt kwam een rijkskantorengebouw om Oostburg’s functie van regionaal dienstencentrum te benadrukken. De drie pleinen worden verbonden door winkelstraten. Op de pleinen staan de belangrijkste representatieve gebouwen die op elkaar en het stratenplan zijn georiënteerd: het Raadhuis (J.A. Wentink, 1958) met glas-in-betonraam van B. Hendriks, het Ledeltheater (L.W. Rosenkranz, 1953) en het rijkskantorengebouw (rijksbouwmeester G. Friedhof, 1949), de RK St. Eligiuskerk van F. Mol (1949) en de NH-kerk of Elooikerk van F.H. Klokke (1950, toren 1958). In het noordoosten van de bebouwde kom is de in 1942 gebombardeerde, witte watertoren in 1950 op dezelfde plek herbouwd door A.J. van Eck (met kunstwerk van Johnny Beerens uit Breskens, 1995). Kenmerkend is de pandsgewijze opbouw van de winkelstraten met sobere, traditionele en shake-hands-architectuur. Ten noorden van de stadskern, tussen de Noordwal en Kroonwijksingel, is een plantsoen aangelegd rondom een gereconstrueerd bastion uit de tijd van Prins Maurits. Ten noorden daarvan ligt de Kroonwijk of Finland, met haaks op het plantsoen, rijtjes eenvoudige, traditionele arbeiderswoningen.

De afgelopen decennia zijn grootschalige winkels en parkeerterreinen aangelegd (net) buiten de stadskern, die zorgen voor aantasting van het stedenbouwkundig weefsel en verrommeling van de openbare ruimte. In de stadskern zijn diverse winkelstraten voetgangersgebied geworden of eenrichtingsverkeer. Dit heeft de verkeersstructuur onduidelijk gemaakt. Het stadhuis is aan de noordzijde uitgebreid en het bejaardentehuis De Burcht bij het Ledelplein is gesloopt. In plaats daarvan wordt lagere nieuwbouw gerealiseerd met grondgebonden woningen en seniorenappartementen. In de Kroonwijk is een aantal woningrijtjes gesloopt, maar na verzet van de bevolking wordt nu gezocht naar een andere wijze van vernieuwing. Gemeente Sluis staat, net als de rest van Zeeuws-Vlaanderen, voor een grote vernieuwingsopgave als gevolg van een krimpende bevolking. Versie 3, 25/3/2013