PLAN-M.E.R.-SCREENING BIJ EEN AANVRAAG PLANOLOGISCH ATTEST

VOOR : Logghe Begrafenissen bvba, met maatschappelijke zetel te 8610 Kortemark, Esenstraat 64a, OR BE 0477.825.661

1. ADMINISTRATIEVE GEGEVENS

Voorliggende screeningsnota kadert in een aanvraag tot het verkrijgen van een planologisch attest voor volgend bedrijf:

LOGGHE BEGRAFENISSEN BVBA, Esenstraat 64a, 8610 Kortemark

OR BE 0477.825.661

zaakvoerders: de heer Geert LOGGHE

mevrouw Francine VANDAMME

051 57 03 03

[email protected]

Het bedrijf wordt in het kader van deze plan-M.E.R.-screeningsprocedure vertegenwoordigd door CHARLIER CONSULT bvba (Francis Charlier), met kantoor te 8790 , 8790 Waregem, Kalkhoevestraat 30 bus 31, TEL 051 31 70 13, [email protected].

Pagina 2 van 51

2. SITUERING VAN DE AANVRAAG 2.1. Bedrijfssituering

Op de site aan de Esenstraat 64a te Kortemark bevindt zich thans de hoofdvestiging van LOGGHE BEGRAFENISSEN BVBA.

Het bedrijf beschikt naast deze hoofdvestiging nog over volgende twee nevenvestigingen die elk over drie rouwkamers beschikken:

• een rouwcentrum te , Engelstraat 214

• een rouwcentrum met afscheidsruimte te Kortemark, Amersveldestraat 10.

Foto 1: situering hoofdvestiging (bron: Google Earth)

Foto 2: weergave rouwwinkel bij de hoofdvestiging (bron: Google-Earth)

Pagina 3 van 51

In de hoofdvestiging (Esenstraat 64 te Zarren (Kortemark)) staan de medewerkers van LOGGHE BEGRAFENISSEN BVBA, garant voor een 24/24u service en zorg. Het bedrijf staat in voor de begeleiding van de directe familie bij het overlijdensproces en dragen hierbij zorg dat zowel het afscheid als de uitvaart passend en betekenisvol zijn voor de overledene en de nabestaanden.

Het bedrijf steunt op 3 belangrijke pijlers:

• Discretie

• Professionaliteit

• Vertrouwen

In samenspraak met de nabestaanden en met respect voor de laatste wensen van de overledene, regelt en verzorgt het bedrijf de uitvaart met de nodige discretie en zorg.

Hierbij worden onder andere volgende formaliteiten aangeboden:

• aangifte van het overlijden en bezorgen van de nodige uittreksels

• regelen van de kerkelijke of burgerlijke uitvaart

• regelen van de concessie op de gemeente (grafkelder - columbarium - urnengrafkelder)

• regelen van alle formaliteiten i.v.m. crematie

• rouwdrukwerk (ook in het weekend)

• overlijdensberichten in dagbladen

• bloemen

• ...

Het bedrijf zorgt voor de rechtstreekse tewerkstelling van 21 personen.

2.2. Historiek

Het bedrijf werd initieel opgericht op 16 november 1990 en dit op nauwelijks anderhalve km van huidige hoofdvestiging, langs de Roeselarestraat te Zarren.

Vanaf juli 1996 werden op de huidige locatie langs de Esenstraat 64a te Zarren (Kortemark) 3 rouwkamers ingericht, waarna ook de nieuwe private woning van de zaakvoerders op het terrein voorzien werd en de volledige bedrijfsvoering vanuit de nieuwe locatie werd verder gezet.

Gelet op de specifieke niche waarin het bedrijf actief is bestaat er een nood om de lichamen op een relatieve korte afstand van de nabestaande te kunnen bergen. Om het werkveld te verruimen en tevens een kwalitatieve service te kunnen aanbieden werd in december 1999 een nieuw rouwcentrum te Ichtegem met 3 rouwkamers geopend. In november 2014 werd het bedrijf aangevuld met een derde rouwcentrum met afscheidsruimte te Kortemark.

Thans biedt de hoofdvestiging te Zarren (Kortemark), Esentraat 64a ruimte aan 5 rouwkamers, een rouwwinkel, een stalplaats voor diverse rouwwagens, waardoor de private gezinswoning deels opgeslorpt is door de bedrijfsvoering.

Pagina 4 van 51

2.3. Ruimtelijke behoeften

2.3.1. Korte termijn

Gelet op de sterke verwevenheid van de bedrijfssfeer en de private sfeer op de hoofdvestiging te Zarren (Kortemark), Esenstraat 64a dringt een ruimtelijke verantwoorde herinrichting van het bedrijf zich op.

Door het recent op de markt komen van de woningen gelegen te Esenstraat 66 en 68, palend aan de hoofdvestiging, bestaat de opportuniteit voor het bedrijf om te kijken naar een ruimtelijk verantwoorde uitbreiding waarbij in de eerste plaats gezocht wordt naar een interne herinrichting van de bestaande bedrijfsvoering en het loskoppelen van de bedrijfsactiviteiten van de persoonlijke levenssfeer van de zaakvoerders.

De woningen nrs. 66 en 68 werden recent verworven door het bedrijf, waarna een omgevingsvergunning tot het slopen van beide woningen dd. 28 november 2018 werd verkregen. Door de sloop van beide woningen is de noodzakelijke ruimte voor de uitbreiding van het bedrijf beschikbaar waardoor een interne herinrichting van de bedrijfsruimtes mogelijk wordt.

Foto 3 en 4: braakliggende terreinen na sloping van woning nr. 66 - 68 (bron: Google-Earth)

Voorliggend planinitiatief kadert in een aanvraag tot planologisch attest om het vrijgekomen terrein mee op te nemen binnen de bedrijfsvoering van het bestaande bedrijf.

Het plangebied kan als volgt worden weergegeven:

Figuur 1: kadasterplan met aanduiding van plangebied (bron: Myminfin)

Pagina 5 van 51

De aanvraag beoogt in essentie het uitbreiden van de bestaande bedrijfsgebouwen, zodat de bestaande activiteiten kunnen heringedeeld worden en beter afgestemd op de huidige noden van de bedrijfsvoering.

De huidige bedrijfsterreinen omvatten een nuttige oppervlakte van ca. 1.675 m², waarvan ca. 675 m² ingenomen is door de bedrijfsgebouwen en de private woning.

De huidige bedrijfsinname kan worden weergegeven als volgt:

Figuur 2: bestaande toestand (bron: Architectenbureau Verlinde en Partners)

Pagina 6 van 51

Het nieuw verworven terrein omvat een nuttige oppervlakte van 1.225 m² en werd middels een omgevingsvergunning tot het slopen van twee woningen en woningbijgebouwen bouwrijp gemaakt voor de beoogde uitbreiding.

Vergunningsmatig kan de inname van het plangebied geduid worden aan de hand van:

• 4 juli 1990: Stedenbouwkundige vergunning tot het bouwen van een funerarium;

• 24 april 1995: Stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen van een woning met garage;

• 23 juli 2007: Stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen van een verbinding tussen de bestaande garage en funerarium;

• 28 november 2018: Omgevingsvergunning voor het slopen van twee woningen met woningbijgebouwen.

Het bedrijf beschikt tevens over de vereiste milieuvergunning, waarvan de geldingsduur nog reikt tot 12 april 2026.

De aanvraag tot planologisch attest beoogt:

Vooreerst de oprichting van een nieuw rouwcentrum ( opp. 415 m²) op het verworven terrein waarin volgende bedrijfsaspecten voorzien worden:

• een funerarium

• 5 verwisselbare rouwkamers op maat van de behoeften van de klant

• een rouwwinkel

• bergruimte voor de stockage van allerhande bedrijfsmaterialen (ceremoniekledij, stock voor rouwwinkel, …)

• een polyvalente ruimte op de verdieping die kan ingezet worden als consultatieruimte in functie van psychologische bijstandsverlening, vergaderzaal, spreekruimte voor een beperkte groep. Deze ruimte kan tevens aangewend worden voor het aanbieden van een beperkte rouwmaaltijd (koffietafel) voor max. 40 personen

Verder voorziet de aanvraag in een uitbreiding van de bestaande garage (opp. 190 m²) zodat de nazorg van de overleden persoon in alle discretie kan uitgevoerd worden en dit alles binnen de gebouwen van het rouwcentrum. Door het voorzien van een voldoende grote garage kunnen alle bedrijfswagens uit het eigen wagenpark binnenrijden en gestald worden, zodat de noodzakelijke verplaatsingen in alle discretie met respect voor de overleden kunnen gebeuren. Het eigen wagenpark bestaat uit: 3 ceremoniewagens, 1 lichte bestelwagen en 5 wagens voor functioneel lijkenvervoer, zodat een voldoende grote ruimte dient voorzien te worden om een interne mobiliteit in de ruimte mogelijk te maken.

Door het verplaatsen van de rouwkamers uit het huidige rouwcentrum naar het nieuw op te richten gebouw ontstaat een vrije ruimte om de huidige burelen, die thans ondergebracht zijn in de private woning, te verplaatsen, zodat de bedrijfsactiviteiten (rouwwinkel en burelen) volledig onttrokken worden uit de private sfeer van de zaakvoerders en een strikte scheiding tussen de bedrijfsactiviteiten en de private sfeer kan bestendigd worden.

Tot slot voorziet de aanvraag nog in een beperkte uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen vooraan het terrein. Op huidige bedrijfssite zijn reeds 12 openluchtstaanplaatsen voorzien, die met de beoogde uitbreiding aangevuld worden met 6 extra parkeerplaatsen.

Pagina 7 van 51

De in totaal 18 staanplaatsen worden zowel aangewend voor eigen personeel als bezoekers. Hierbij dient verduidelijkt te worden dat het bezoekersparkeren enkel gelinkt is aan de openingsuren van het funerarium zijnde elke werkdag van 16u tot 19u en op zaterdag van 16u tot 18u. Tijdens de openingsuren is steeds 1 personeelslid aanwezig waardoor de voorziene parkeerplaatsen ruim voldoende zijn. Ten slotte, bij uitzonderlijke piekmomenten, kunnen de openbare parkeerplaatsen langs de Esenstraat eveneens aangewend worden.

De nevenvestigingen te Ichtegem en Kortemark blijven integraal behouden.

De gewenste toestand kan als volgt worden weergegeven:

Figuur 3: gewenste toestand aangepast n.a.v. uitgebrachte adviezen (bron: Architectenbureau Verlinde en Partners)

2.3.2. Lange termijn

Het bedrijf voorziet de beoogde werkzaamheden op korte termijn uit te voeren. Er worden geen werkzaamheden op lange termijn voorzien.

Pagina 8 van 51

3. RUIMTELIJKE CONTEXT 3.1. Ligging

Het plangebied is gelegen langsheen de Esenstraat 64a te Zarren (Kortemark en heeft als kadastrale omschrijving KORTEMARK, 4de afdeling, sectie A, nrs. 171z, 170r2, 170e2 en 170f2.

Figuur 4: weergave plangebied (bron: Geopunt)

Het plangebied is gelegen in een gebied dat reeds gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van verscheidene functies (wonen, diensten, handel, bedrijvigheid, landbouw, …). Het plangebied ligt dan ook midden in een cluster van bedrijvigheid.

Volvo garage D&D Tegels VDK Stone bvba Vleeshandel Vannieuwenhuyse

EL FLOREDO bloemenzaak

Foto 5: luchtfoto (bron: Google Earth)

Pagina 9 van 51

Foto 6: zicht op bedrijvigheid langs de Esenstraat (bron: Google Earth)

Foto 7: zicht op bedrijvigheid langs de Esenstraat (bron: Google Earth)

Pagina 10 van 51

Het plangebied ligt ten westen van het dorp Zarren en maakt deel uit van de gemeente Kortemark.

Foto 8: luchtfoto ruime omgeving met symbolische aanduiding plangebied (bron: Google Earth)

De plaatselijke ordening wordt er gekenmerkt door zowel eengezinswoningen als invullingen van bedrijven met achterliggende agrarische corridor.

3.2. Gewestplan

Het plangebied is overeenkomstig het gewestplan - (KB 5 februari 1979) deels gelegen in woongebied en deels gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied.

Figuur 5: gewestplan (overdruk op GRB) (bron: Geopunt)

Pagina 11 van 51

3.3. Nadere ordening

Het plangebied wordt niet nader geordend door een APA, een BPA of een RUP.

Het plangebied is wel gelegen in een goedgekeurde verkaveling nr. 222358, goedgekeurd op datum van 17 augustus 1974. De oorspronkelijke verkaveling had betrekking op het creëren van vier loten bestemd voor het oprichten van een eengezinswoning.

De verkaveling werd een eerste keer gewijzigd op 4 juli 1990 waardoor de loten 3 en 4 werden samengevoegd tot het nieuwe lot 3a dat bestemd werd voor het oprichten van een woning met funerarium.

Een tweede verkavelingswijziging werd verleend op 22 januari 2007. Deze wijziging had betrekking op het uitbreiden van het funerarium.

Figuur 6, 7: oorspronkelijke goedgekeurde verkaveling en eerste verkavelingswijziging

Figuur 8: tweede verkavelingswijziging dd. 22 januari 2007.

Pagina 12 van 51

3.4. Herbevestigde agrarische gebieden

Het plangebied maakt deel uit van een door de Vlaamse Regering herbevestigd agrarisch gebied (HAG).

Figuur 9: weergave plangebied binnen afbakening HAG (bron: Geopunt)

De omzendbrief RO/2010/01 betreffende het ‘Ruimtelijk beleid binnen de agrarische gebieden waarvoor de bestaande plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen herbevestigd zijn’ voorziet de mogelijkheid om een planningsinitiatief binnen deze gebieden door te voeren.

Als algemeen uitgangspunt geldt hierbij dat de overheid die een planningsinitiatief neemt om de bestemming van een herbevestigd agrarisch gebied te wijzigen in de mate van het mogelijke en bij voorkeur binnen hetzelfde planningsinitiatief, de nodige acties opneemt om het planologisch evenwicht te herstellen.

Hierbij dient prioritair ingezet te worden op het herbestemmen van niet-agrarische bestemmingen in landbouwgebied naar agrarische bestemmingen. Mits een uitdrukkelijke motivering van de initiatiefnemer (bv. omdat het praktisch onmogelijk is om een geschikt ruilgebied voor te stellen, …) kan van deze algemene regel afgeweken worden.

In casu betreft het een site die zodanig is vormgegeven dat door de invulling/afwerking ervan geen niet aangetast agrarisch gebied geïmpacteerd wordt. Het plangebied heeft in essentie betrekking op de bestaande bedrijfspercelen, die reeds lang voor de eerste inwerkingtreding van het gewestplan Diksmuide-Torhout (KB 5 februari 1979) een functionele invulling als woongebied cfr. verkaveling nr. 222358 (goedgekeurd op datum van 17 augustus 1974) verkregen heeft. Ook de recent verworven naastgelegen terreinen werden steeds gekenmerkt door een residentiële invulling.

Er wordt bijgevolg geen bijkomend terrein aan de landbouw onttrokken.

Pagina 13 van 51

3.5. Structuurplanning

3.5.1. Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV)

a) Basisprincipes

Er wordt geopteerd om de bestaande ruimtelijke structuur van Vlaanderen als basis te nemen voor de ruimtelijke ontwikkeling. De aanwezige dynamiek wordt positief aangewend zodat er voor Vlaanderen sociale, economische en ruimtelijke meerwaarden ontstaan en dat de negatieve tendensen inzake ruimtegebruik worden omgebogen. Dat wordt nagestreefd door middel van het principe van de gedeconcentreerde bundeling.

b) Ontwikkelingsperspectieven

Het RSV (p. 453-455) geeft volgende ontwikkelingen en uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven buiten bedrijventerreinen:

“3.2.6. Ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven buiten de bedrijventerreinen

Ook bestaande bedrijven (zone-eigen of zonevreemde bedrijven waaronder agrarische bedrijven), die niet gelegen zijn op bedrijventerreinen, maken deel uit van de economische structuur, hetzij op Vlaams niveau hetzij op het niveau van de provincie, hetzij op gemeentelijk niveau.

De ontwikkelingsperspectieven van bedrijven en economische activiteiten buiten de bedrijventerreinen worden vooral bepaald door de aard en het karakter van het bedrijf zelf en nog meer door de ruimtelijke draagkracht van de omgeving. Voor het principe ruimtelijke draagkracht kunnen geen algemeen geldende objectieve en meetbare maatstaven voor heel Vlaanderen worden aangereikt. Ruimtelijke draagkracht is afhankelijk van de ruimtelijke structuur, van het ruimtelijk functioneren van een gebied en is eveneens afhankelijk van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het gebied en van de aard en het karakter van het bedrijf en haar activiteit. De gemeente zal de ruimtelijke draagkracht van de betrokken omgeving kwalitatief moeten bepalen omdat dit niet in een algemene norm is vast te leggen.

De ontwikkelingsperspectieven van bestaande bedrijven buiten bedrijventerreinen kunnen als volgt schematisch worden weergegeven:

Omwille van de verantwoordelijkheid van de gemeente inzake verlening en/of advisering van de milieuvergunning, de kennis en inschatting van de plaatselijke toestand en met name de bepaling van de draagkracht van de ruimte, komt het de gemeente toe om ontwikkelingsperspectieven te formuleren voor de bestaande bedrijven en economische activiteiten (ook agrarische bedrijven) buiten de bedrijventerreinen.

Pagina 14 van 51

Volgende principes staan voorop bij de beoordeling van de ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden van bestaande bedrijven buiten de bedrijventerreinen. De principes mogen niet los gelezen worden van de vooropgestelde multifunctionele ontwikkelingen, zoals weergegeven in hoofdstuk III.1 over de stedelijke gebieden en hoofdstuk III.2 over het buitengebied.

– Een maximale verweving van economische activiteiten met de activiteiten in haar (bebouwde of onbebouwde) omgeving wordt nagestreefd; goed nabuurschap moet het uitgangspunt vormen; voor het principe goed nabuurschap kan, net zoals voor het principe ruimtelijke draagkracht, geen algemeen geldende objectieve en meetbare maatstaven voor heel Vlaanderen worden aangereikt. Goed nabuurschap is afhankelijk van de ruimtelijke structuur en van het ruimtelijk functioneren van een gebied. Het is eveneens afhankelijk van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het gebied en van de aard en het karakter van het bedrijf en haar activiteit. De gemeente zal goed nabuurschap voor de betrokken omgeving kwalitatief moeten bepalen omdat dit niet in een algemene norm is vast te leggen.

– Alle mogelijkheden en voorzieningen (op milieuhygiënisch vlak, qua mobiliteitsproblematiek, ....) voor ontwikkeling op de bestaande locatie worden uitputtend aangewend;

– De ruimtelijke implicaties bij een herlocalisatie (bijkomende infrastructuur voor nieuwe lokale en regionale bedrijventerreinen, bijkomend ruimtegebruik, versnipperen van onbebouwde ruimte, vermindering van ontwikkelingsmogelijkheden voor natuur, landbouw en bos, ....) worden afgewogen tegenover de ruimtelijke implicaties van een ontwikkeling op de bestaande locatie.

– De ruimtelijke draagkracht van de omgeving mag niet worden overschreden; de ruimtelijke draagkracht is niet in algemene regels te vatten, deze wordt gebied per gebied bepaald; historische gegroeide situaties en hinder zijn mede bepalend voor de draagkracht;

– Er wordt ten aanzien van de ontwikkeling van de economische activiteit een maximale beleidszekerheid en beleidscontinuïteit nagestreefd zowel in ruimte als in tijd; de verwachte ontwikkeling en uitbreiding van het bedrijf moeten goed ingeschat worden evenals bedrijfseconomische implicaties (efficiëntere organisatie van de bedrijfsgebouwen, verbeterde ontsluiting, ...), volgens het BATNEEC-principe.

Om de vermelde principes operationeel te maken is het noodzakelijk dat ook op gemeentelijk niveau ofwel in een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan ofwel in afwachting daarvan een samenhangende visie op de lokale economie (zowel op de kleinhandel als op de primaire, secundaire als tertiaire activiteiten) wordt uitgewerkt.

Pagina 15 van 51

De opbouw van deze visie gebeurt op basis van de analyse van de bestaande ruimtelijke economische structuur (met oa een inventaris van zonevreemde en door uitbreiding mogelijk zonevreemd wordende bedrijven). De visie op de lokale economie en met name op de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden kan effectief gemaakt worden in gewestelijke en provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen voor economische activiteiten met een bovenlokale reikwijdte en in gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen voor lokale bedrijven. Een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan waarin op het volledige grondgebied of voor een deel van het grondgebied wordt aangegeven wat de uitbreidingsmogelijkheden voor de aldaar gevestigde bedrijven zijn, is voor de gemeente een mogelijk instrument (het zogenaamde “sectorale B.P.A.”). Het ruimtelijk uitvoeringsplan kan betrekking hebben op zowel zonevreemde bedrijven als zone-eigen bedrijven die wensen uit te breiden in een niet-geëigende bestemming. In het ruimtelijk uitvoeringsplan worden de uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf met specifieke verordenende voorschriften vastgelegd. Daarbij wordt aangetoond of er uitbreidingsmogelijkheden zijn en onder welke voorwaarden dat kan gebeuren. De afgebakende oppervlakte voor uitbreiding wordt opgenomen in de ruimtebalans tussen vraag en aanbod voor bedrijventerrein voor de betrokken gemeente. Indien het bedrijf voldoende verweven is met andere functies en er geen specifieke ruimtelijke maatregelen noodzakelijk zijn (vb werkplaats, ...), wordt deze en eventuele uitbreidingen niet opgenomen in het ruimtelijk uitvoeringsplan. In dit geval wordt de oppervlakte ingenomen door het bedrijf niet opgenomen in de ruimteblans en betekent dit een stimulans voor verweving. Het is noodzakelijk een inventaris op te maken voor alle zonevreemde bedrijven waaronder ook agrarische bedrijven. Deze lijst moet opgesteld worden op gemeentelijk schaalniveau op basis van criteria opgesteld op Vlaams niveau. In dit verband kan de omzendbrief inzake de zonevreemde bedrijven (RO 97/01) als basis worden gebruikt. Daarbij is aandacht voor de tijdsdruk van de bedrijven gewenst en dient aandacht te worden besteed aan de specificiteit van de zonevreemde landbouwbedrijven.

Daarnaast moeten op Vlaams, provinciaal en gemeentelijk niveau de nodige instrumenten worden ontwikkeld, zoals een dynamisch grond- en pandenbeleid ten aanzien van economische activiteiten, en moet afstemming plaatsvinden van de principes en het instrumentarium van het ruimtelijk beleid met de principes en instrumentarium uit het milieubeleid. Deze instrumenten moeten ervoor zorgen dat verhuis bij uitbreiding en hergebruik van bedrijfsgebouwen en terreinen kan vereenvoudigd worden en een evaluatie van de Vlaremwetgeving in functie van sterkere verweving kan gebeuren.”

Pagina 16 van 51

c) Kortemark binnen het RSV

De gemeente wordt in het RSV integraal gerekend tot het buitengebied, waar volgende structuurbepalende functies vooropgesteld worden: natuur en bos, landbouw, wonen en werken. Binnen het buitengebied is het ruimtelijke beleid gericht op het behoud, de ontwikkeling en de verweving van deze structuurbepalende elementen. Dit kan alleen vanuit een integrale, samenhangende ruimtelijk visie op de ruimte in het algemeen en op het buitengebied in het bijzonder. Hierbij wordt de bestaande ruimtelijke structuur en het fysisch systeem als raamwerk gehanteerd waarbinnen dynamische functies en activiteiten moeten kunnen functioneren, weliswaar rekening houdende met de dynamiek van het gebied.

Het RSV formuleert de volgende doelstellingen voor het buitengebiedbeleid:

• het buitengebied vrijwaren voor essentiële functies;

• tegengaan van versnippering;

• bundelen van wonen en werken in de kernen;

• inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen;

• bereiken van een gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit;

• afstemmen van het ruimtelijk beleid en het milieubeleid op basis van het fysisch systeem;

• bufferen van de natuurfunctie in het buitengebied.

Het buitengebiedbeleid moet hierbij worden gedifferentieerd naar de verschillende ruimtelijke structuren toe: de natuurlijke structuur, de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur enz.

Van de gemeenten gelegen in het buitengebied zijn een aantal geselecteerd als economisch knooppunt, waaronder Kortemark. Deze selectie heeft tot gevolg dat, overeenkomstig het RSV, wordt gestreefd naar een bundeling van de economische activiteiten. Dit moet gebeuren in aansluiting bij de bestaande bedrijfsactiviteiten.

Bij de eerste herziening van het RSV (definitieve vaststelling 12 december 2003) kwamen twee belangrijke aspecten aan bod waaronder de ruimte voor bedrijven. Hierbij wordt aangegeven dat een herbestemming van een zonevreemd bedrijf geen ruimte creëert voor nieuwe bedrijvigheid en dat enkel de uitbreiding van het zonevreemd bedrijf (of het zondevreemd uitbreiden van een bestaand bedrijf) in overweging kan genomen worden.

Pagina 17 van 51

3.5.2. Beleidsplan Ruimte Vlaanderen

a) Algemeen

In het Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen wordt gekozen voor een beleid dat vertrekt vanuit de dynamiek van locaties. Goed gelegen bebouwde ruimten moeten hun groeipotentieel kunnen benutten, waarbij een duurzaam ruimtelijk rendement nagestreefd wordt. Dat vereist nieuwe vormen van ordening en sturing die strekken tot verbetering van milieukwaliteit, leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en sociale samenhang, versterking van het economisch draagvlak en verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte.

Tegenover die bebouwde ruimten die een ruimtelijke dynamiek toelaten, staan open ruimten, die uiteraard belangrijk zijn voor voedselproductie, waterbeheer, behoud van landschapswaarden en biodiversiteit maar ook steeds meer een rol spelen bij onder andere het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering, het winnen van energie of als rust- en recreatiegebied.

De Vlaamse Regering keurde op 20 juli 2018 de strategische visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen goed. De strategische visie omvat een toekomstbeeld en een overzicht van voorname beleidsopties op lange termijn, met name de strategische doelstellingen.

Het ruimtelijk beleid staat voor de uitdaging een ommekeer te realiseren. Het doel is harde ruimtefuncties zo veel mogelijk een plaats te geven binnen het bestaand ruimtebeslag, voor zover dat goed gelegen is, bekeken vanuit het voorzieningenniveau en de (toekomstige) knooppuntwaarde , (beide al dan niet in min of meerdere mate aanwezig) op het relevante schaalniveau.

b) Voorzieningengraad en knooppuntwaarde

De VITO-studie Ontwikkelingskansen op basis van knooppuntwaarde en nabijheid voorzieningen (2016) lokaliseert gedifferentieerde ontwikkelingskansen rekening houdend met de knooppuntwaarde van locaties op basis van de ligging in het systeem van collectief vervoer en de nabijheid van het aanbod aan voorzieningen.

Het projectgebied is gelet op de ligging langs de gewestweg N35 uitermate goed ontsloten. De N35 vormt de verbinding tussen de kern van Kortemark en de kern van Diksmuide. De N35 vormt een rechtstreekse verbinding tot het hoger verkeersnet door een aantakking op zowel de E40 in het westen, als de E403 in het oosten.

Op ca. 45m van het plangebied ligt de bushalte ‘Zarren Zuivelfabriek’ waarlangs de lijn 32: – Kortemark – Diksmuide – bediend wordt.

Pagina 18 van 51

3.5.3. Provinciaal ruimtelijk structuurplan

a) Algemeen

Ingevolge het planningsdecreet van 24 juni 1996 werd een basis gecreëerd voor de opmaak van een ruimtelijk structuurplan op provinciaal niveau. Hierbij heeft de provincie tot taak om het gedachtegoed van het RSV verder te verfijnen rekening houdende met de gebiedsspecifieke eigenheid van de provincie. Daarom worden voor structuurbepalende componenten op provinciaal niveau ontwikkelingsperspectieven toegekend die verschillend zijn naargelang het gebied waarin deze elementen zijn gelegen.

Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen (hierna kortweg PRS) werd definitief goedgekeurd op 6 maart 2002. Dit beleidsplan stelt een ruimtelijk kader voor het provinciale beleid op langere termijn voorop. Het schept voor de provincie de voorwaarden en de mogelijkheden om het ruimtegebruik in West-Vlaanderen bij te sturen en te ontwikkelen.

Op 22 april 2010 heeft de deputatie beslist om het PRS te herzien. Het addendum PRS werd definitief vastgesteld door de provincieraad op 27 juni 2013 (goedkeuring Minister op 11 februari 2014).

b) Ontwikkelingsperspectieven

Ter aanvulling van het provinciaal ruimtelijk structuurplan werd een beleidskader inzake ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande bedrijven buiten bedrijventerreinen vastgesteld (www.west- vlaanderen.be/kwaliteit/Leefomgeving/ruimtelijke_ordening/structuurplan/structuurplan20 02/richtgevendgedeelte/VIspecifiekebeleidskaders/Pages/2bedrijvigheid.aspx):

"2.1 Evaluatiecriteria voor de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande bedrijven buiten bedrijventerreinen

2.1.1 Doel van het beleidskader

Het komt de gemeenten toe om ontwikkelingsperspectieven te formuleren voor de bestaande bedrijven en economische activiteiten buiten de bedrijventerreinen. Gezien de sterke aanwezigheid van bedrijven buiten bedrijventerreinen in West-Vlaanderen en gezien de vraag vanuit de gemeenten, wordt een bovenlokaal kader aangereikt voor de beoordeling van de ontwikkelingsmogelijkheden van deze bedrijven. Daartoe worden criteria opgegeven waar de bedrijven bij een evaluatie moeten op getoetst worden.

Voor de bestaande bedrijven van bovenlokaal niveau die zich situeren buiten bedrijventerreinen, worden de ontwikkelingsmogelijkheden bepaald en desgevallend ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt door de provincie en het Vlaams Gewest.

Dit specifiek beleidskader heft de bestaande richtlijnen met betrekking tot het bepalen van de ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven buiten bedrijventerreinen niet op maar vult ze aan, meer bepaald met betrekking tot de evaluatie van bedrijf per bedrijf.

Pagina 19 van 51

2.1.2 Criteria voor de evaluatie van bestaande bedrijven

A. Impact van een bedrijf als maatstaf

Elk bedrijf oefent een impact uit op de omgeving. Deze heeft betrekking op drie domeinen, met name de ruimte, het milieu en het verkeer.

▪ Ruimtelijke impact: het ruimtebeslag ten opzichte van de omgeving (schaal van het gebouw en van het perceel ten opzichte van de omgevende bebouwing en bebouwde percelen); de landschappelijke impact van het bedrijf.

▪ Milieu-impact: de milieuhinder voor de omgeving door geluid, trillingen, straling, gassen, vloeistoffen, stof of andere vaste materie.

▪ Verkeersimpact: de invloed van het bedrijf op het verkeer en de leefbaarheid/veiligheid in de omgeving ten gevolge van transport van goederen, werknemers en bezoekers/klanten; de ontsluiting van het bedrijf.

De aard en de mate van de impact bepalen de ontwikkelingsmogelijkheden en de lokalisatie van het bedrijf. Door het ruimte- en tijdsgebonden karakter is dit moeilijk in normen vast te leggen of op alle vlakken eenduidig vast te stellen. Daarom worden criteria bepaald waarop bedrijven dienen geëvalueerd te worden.

B. Evaluatiecriteria

Volgens de drie domeinen, die een impact uitoefenen op de omgeving, worden criteria voorgesteld. Het gaat hier om criteria die buiten de juridische situatie vallen. Dit betekent bijvoorbeeld dat de situering van een bedrijf volgens de vigerende overheidsplannen hier niet als een criterium beschouwd wordt. Zo is de ligging in een juiste bestemmingszone niet bepalend voor de impact van een bedrijf op de omgeving. Daarnaast zijn er ook sociaal- en bedrijfseconomische criteria die een rol spelen bij de beoordeling.

Criterium Positieve evaluatie

Ruimtelijke impact

1. Ruimtebeslag, schaal van De schaal van het bedrijf is in overeenstemming met het bedrijf ten opzichte van de schaal van de omgeving: de omgeving - de breedte, hoogte en diepte van de gebouwen staan niet in schril contrast met de omgevende bebouwing; - de benutte perceelsoppervlakte van het bedrijf (voor o.a. gebouwen, opslag, oprit, parkeerruimte) is kleiner dan 5000 m2.

Pagina 20 van 51

Toepassing in casu De nabije omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door een sterke verwevenheid van wonen, handel en bedrijvigheid. De breedte, hoogte en diepte van de op het terrein aanwezige gebouwen is hierbij niet vreemd aan de omliggende bebouwing.

Het terrein omvat thans een private eengezinswoning en een behoorlijk vergund funerarium. Gelet op het gebrek aan verdere uitbreidingsmogelijkheden werd een deel van de voor het bedrijf noodzakelijke activiteiten thans in de private woning geïntegreerd.

De bestaande bedrijfssite heeft een beperkte oppervlakte van 675 m². Het recent verworven terrein aanpalend aan de bedrijfssite omvat 550 m², zodat de perceelsoppervlakte van het bedrijf na de beoogde uitbreiding nog ruimschoots onder de 5.000 m²-grens blijft.

2. Situering in het landschap en - Het bedrijf is gesitueerd in door bebouwing voorkomen van het bedrijf. versnipperd gebied - Het bedrijf komt niet voor in natuuraandachtszones of natuurverbindingsgebieden. - Het bedrijf komt niet alleenstaand voor in een open-ruimteverbinding, op een structurerende reliëfcomponent of markante terreinovergang of in een gaaf landschap. Zo dit wel het geval is, dan is het landschappelijk voldoende geïntegreerd (door inplanting, materiaal- en kleurgebruik, vormgeving, adequate beplanting) - Het bedrijf werkt geen verdere versnippering van het agrarisch gebied in de hand.

Toepassing in casu Het bedrijf is gesitueerd in een dens bebouwd woongebied aan de rand van de kern van Zarren waar een sterke verwevenheid tussen het residentieel wonen, handel en bedrijvigheid aanwezig is.

Het bedrijf komt niet voor in een natuuraandachtszone of natuurverbindingsgebied.

Het bedrijf komt niet alleenstaand voor in een open- ruimteverbinding, op een structurerende reliëfcomponent of markante terreinovergang of in een gaaf landschap.

Het bedrijf werkt geen verdere versnippering van het agrarisch gebied in de hand. Hierbij dient indachtig genomen dat het terrein goeddeels gesitueerd is in een door het gewestplan bestemd woongebied. Bovendien werd de functionele

Pagina 21 van 51

invulling van het bedrijfsterrein reeds voorafgaand aan de eerste inwerkingtreding van het gewestplan ingevuld.

3. Situering tov beschermde Het bedrijf doet geen afbreuk aan een beschermd monumenten, landschappen monument, landschap, dorps- of stadsgezicht, of en dorpsgezichten, of baken in het landschap (geen visuele hinder) bakens in het landschap.

Toepassing in casu Het bedrijf is niet opgenomen op de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Er zijn geen zichtrelaties met cultureel erfgoed. Het bedrijf is niet gelegen in de nabijheid van een beschermd monument, landschaps-, dorps- of stadsgezicht.

4. Historiek van het Het bedrijf ligt niet in de juiste bestemmingszone, ruimtegebruik maar is wel reeds opgestart vóór het bestaan van het ontwerp-gewestplan of heeft een bouwvergunning verkregen door de opvulregel of het minidecreet.

Toepassing in casu Het bedrijf ligt overeenkomstig het toepasselijk gewestplan Diksmuide-Torhout (KB 5 februari 1979) goeddeels in woongebied. Slechts een beperkt deel van het terrein achteraan is gelegen in landschappelijk waardevol agrarisch gebied.

Het dient evenwel benadrukt dat de huidige bedrijfssite voorafgaandelijk aan de eerste inwerkingtreding van het gewestplan reeds geordend was door een behoorlijk vergunde verkaveling die het terrein functioneel bestemde voor het oprichten van een ééngezinswoning.

Het naastgelegen terrein werd ook reeds functioneel ingenomen voor een residentiële bestemming.

Pagina 22 van 51

Milieu-impact

6. Milieuhinder Het bedrijf veroorzaakt geen milieuhinder voor de omgeving door straling, trillingen, gassen, vloeistoffen of vaste materie (geurhinder, lawaaihinder, stofhinder, of hinder door trillingen, straling, afval);

Toepassing in casu De activiteiten van het bedrijf zijn gericht op dienstverlening binnen de begrafenissector. Het is dan ook evident dat het bedrijf geen milieuhinder veroorzaakt door straling, trillingen, gassen, vloeistoffen of vaste materie.

7. Openbare Alle openbare nutsvoorzieningen noodzakelijk voor nutsvoorzieningen het bedrijf, zijn aanwezig.

Toepassing in casu Het bedrijf beschikt over de voor het bedrijf noodzakelijke openbare nutsvoorzieningen, gelet op de organische groei van het bedrijf.

- 1990: bouwen funerarium

- 1995: bouwen van woning met garage

- 2007: voorzien van een verbinding tussen garage en funerarium

Verkeersimpact

8. Verkeershinder Het bedrijf veroorzaakt geen verkeershinder door verkeer van personen of door vrachtvervoer, vb. geen ontsluiting via woonstraten die verkeersoverlast veroorzaakt.

Toepassing in casu Het voornaamste verkeer van het bedrijf wordt gegenereerd tijdens de openingsuren van het funerarium, zijnde elke werkdag van 16u tot 19u en op zaterdag van 16u tot 18u.

Hierbij dient evenwel benadrukt dat het funerarium, zowel in huidige bezetting als in de toekomstige bezetting slecht beschikt over 5 rouwkamers, zodat de generatie van het bezoekersverkeer dient genuanceerd te worden, in die zin dat de bezoeken veelal in familiale kring gecoördineerd worden.

Voor een meer gedetailleerde weergave van de te verwachten mobiliteit verwijzen wij naar rubriek 5.1.1 Mobiliteit.

Pagina 23 van 51

9. Bereikbaarheid De bereikbaarheid van de locatie sluit aan bij het bereikbaarheidsprofiel van het bedrijf: het bedrijf dient gesitueerd te zijn aan een bovenlokale weg of aan een voor het bedrijf goed uitgeruste lokale weg die er op korte afstand aansluiting mee maakt.

Toepassing in casu Het bedrijf is gelegen langsheen de Esenstraat (N35) een gewestweg die de verbinding vormt tussen de kern van Kortemark en de kern van Diksmuide en bovendien zowel in het oosten als het westen een rechtstreekse aansluiting vindt op het hoger verkeersnet.

Gelet op deze locatie is het bedrijf zowel lokaal als bovenlokaal bijzonder goed ontsloten voor het gemotoriseerd verkeer.

10. Clustergebonden karakter, De activiteit is gebonden aan de omgeving afzetmarkt (clustergebonden karakter, toelevering, afzet).

Toepassing in casu Het bedrijf is actief in de begrafenissector, een bedrijfsactiviteit die bijzonder locatie gebonden is. Het bedrijf staat in voor de begeleiding van de directe familie bij het overlijdensproces en dragen hierbij zorg dat zowel het afscheid als de uitvaart passend en betekenisvol zijn voor de overledene en de nabestaanden.

Bij het overlijden van een dierbare wordt beroep gedaan op een begrafenisondernemer uit de directe omgeving van de naaste, om de naaste dicht bij huis te kunnen bergen en de mogelijkheid te bieden aan nabestaande om een laatste groet te komen uitbrengen.

Voor het bedrijf geldt aldus een grote verbondenheid aan de huidige locatie. Gelet op de specifieke niche waarin het bedrijf gespecialiseerd is (begrafenissen) is de activiteit sterk plaatsgebonden. Het klantenbestand van het bedrijf bevindt zich voornamelijk in de directe omgeving van het bedrijf.

Pagina 24 van 51

11. Ontsluiting door openbaar Een grote onderneming is goed ontsloten op het vervoer openbaar vervoer of richt zelf collectief vervoer in.

Toepassing in casu Het bedrijf ligt op ca. 45m van de bushalte ‘Zarren Zuivelfabriek’ waarlangs de lijn 32: Lichtervelde – Kortemark – Diksmuide – Veurne bediend wordt.

Sociaal- en bedrijfseconomische criteria

12. Investeringen Het bedrijf verrichtte de laatste 5 à 10 jaar belangrijke investeringen waarvan de installaties of gebouwen moeilijk verplaatsbaar zijn.

Toepassing in casu Het bedrijf werd in 1990 opgericht waarna diverse noodzakelijke uitbreidingen, zowel op het eigen terrein als op alternatieve locaties werden verricht.

Het bedrijf beschikt thans nog over 2 nevenvestigingen die elk over drie rouwkamers beschikken:

• een rouwcentrum te Ichtegem, Engelstraat 214

• een rouwcentrum met afscheidsruimte te Kortemark, Amersveldestraat 10.

Er zijn geen uitbreidingsmogelijkheden bij de overige vestigingen van het bedrijf. door het vermarkten van de 2 aanpalende woningen bestond de opportuniteit voor het bedrijf om de noodzakelijke uitbreidingen van het bedrijf te realiseren bij de hoofdvestiging van het familiebedrijf.

13 Productieproces De technologie en organisatie van het productieproces is doordacht en/of eigentijds.

Toepassing in casu De werknemers dienen steeds de nodige discretie aan de dag te stellen en de zorg van de overledenen met het nodige respect uitvoeren. Een zekere interne flow in de bedrijfsgebouwen is hierbij aangewezen, zodat de nodige verplaatsingen van de overledenen steeds intern kunnen gebeuren.

Pagina 25 van 51

14 Beschikbaarheid gebouwen Er bevinden zich leegstaande gebouwen in de omgeving die ter beschikking staan van het bedrijf.

Toepassing in casu In de omgeving zijn geen leegstaande gebouwen voorhanden die bijkomend inzetbaar zijn voor het bedrijf. Door het saneren van de naastgelegen, verouderde woningen is voldoende ruimte aanwezig om de noodzakelijke uitbreiding met bijgaande interne herinrichting van het bedrijf door te voeren. Hiermee wordt ten volle tegemoet gekomen aan de heersende gedachte van het herbenutten van reeds ingenomen bebouwde ruimte.

15 Tewerkstelling Het bedrijf heeft een belangrijke tewerkstelling en de tewerkstelling is de laatste 5 à 10 jaar sterk gegroeid.

Toepassing in casu Het bedrijf biedt een tewerkstelling aan 21 personeelsleden in vast dienstverband.

2.1.3 Ruimtelijk beleid

Wanneer gemeenten de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande bedrijven buiten bedrijventerreinen bepalen, dan worden minstens de bovenstaande criteria per bedrijf geëvalueerd. De gemeenten kunnen deze criteria aanvullen en verfijnen.

Zowel in de stedelijke gebieden als in het buitengebied moet verweving maximaal worden nagestreefd: verweving de regel, scheiding de uitzondering. Om te besluiten tot het ter plaatse kunnen blijven ontwikkelen, moet het bedrijf voor de meeste criteria gunstig scoren. Indien het bedrijf globaal een negatieve impact heeft op de omgeving en het aannemelijk is dat dit in de toekomst zo zal blijven, dan moet het zich herlokaliseren. Het bedrijf hoort dan thuis op een lokaal of op een regionaal bedrijventerrein. Ook wanneer een bedrijf kleinschalig is en sterk wenst uit te breiden, dient direct tot herlokalisatie besloten te worden.

Als een bedrijf aantoont dat er omstandigheden veranderd zijn (vb. gewijzigde productiekenmerken, andere inrichting van het bedrijf), dan kan een nieuwe evaluatie van het bedrijf volgen".

Pagina 26 van 51

3.5.4. Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan

Kortemark behoort tot het buitengebied en wordt beschouwd als een economisch knooppunt buiten stedelijke gebieden en economische netwerken. (GRS informatief deel pag.19)

Kortemark en Zarren worden als hoofddorp weerhouden waarbinnen een structuurondersteunende rol voor wonen en werken is weggelegd. Het beleid is er gericht op het versterken van de centrumfunctie. De structuurondersteunende hoofddorpen hebben een bovenlokale verzorgende rol: ze kunnen voorzien in bijkomende woongelegenheden en er kunnen bedrijventerreinen worden voorzien voor lokale bedrijvigheid. (GRS richtinggevend deel pag. 22-23)

Een aantal grotere bedrijven zijn geconcentreerd ten zuiden van de kern Kortemark, met goede ontsluitingsmogelijkheden via de N35. De configuratie op het gewestplan heeft hierbij een doorslaggevende rol gespeeld. Ruim 140, meestal kleinere bedrijven zijn gevestigd in woongebieden, circa 70 bedrijven zijn gevestigd in het open ruimtegebied (inventaris 2000). (GRS richtinggevend deel pag. 115)

De gemeente wil in de eerste instantie de ruimtelijke troeven, die zij in handen heeft door haar goede ontsluitingsstructuur, maximaal uitspelen. De ontwikkeling van de meest verkeersgenererende functies zal daarom aansluiten op de N35. (GRS richtinggevend deel pag. 116)

Figuur 10: kaart 31 gewenste structuur bedrijvigheid (bron: GRS richtinggevend deel pag. 135)

In voorliggend geval geldt dat het plangebied ingebed is langs bebouwde contouren, langsheen een gewestweg (N35), die gekenmerkt wordt door een veelheid aan functies.

Binnen de criteria van het GRS is aldus een gestuurde en beheerste uitbreiding mogelijk.

Pagina 27 van 51

4. BEVOEGDE OVERHEID

Het algemeen principe is dat alle aanvragen tot planologisch attest worden behandeld door de gemeente, behalve deze die uitdrukkelijk toegewezen worden aan het bovenlokale niveau, hetzij het gewest, hetzij de provincie. Deze gevallen zijn opgelijst in het uitvoeringsbesluit planologisch attest (29 maart 2013).

De gewestelijke en provinciale bevoegdheden kunnen weergegeven worden als volgt:

Figuur 11: Uittreksel verklarende nota bij het BVR ‘planologisch attest’

Kortemark wordt in de gewenste structuur van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen integraal gerekend tot het buitengebied en wordt beschouwd als een economisch knooppunt buiten stedelijke gebieden en economische netwerken. .

Noch de ligging, noch het type bedrijf noch de omvang van het bedrijf of de uitbreiding geven in casu aanleiding tot een behandeling van de aanvraag op bovenlokaal niveau. De bedrijfssite blijft ook na de aangevraagde uitbreiding onder de 3 ha.

De bevoegde overheid om zich uit te spreken over de aanvraag tot planologisch attest betreft aldus de gemeente.

Pagina 28 van 51

5. PLAN-M.E.R.-SCREENING 5.1. Kaartmateriaal - bespreking

5.1.1. Mobiliteit

Het rouwcentrum ontsluit rechtstreeks via de N35.

De Esenstraat (N35) is een gewestweg en vormt de verbinding tussen het dorp van Zarren en in het westen gelegen Esen, een deelgemeente van Diksmuide.

Het eigen wagenpark bestaat uit:

1 lichte bestelwagen

5 wagens voor functioneel lijkenvervoer

3 personenwagens (ceremonie)

De hoofdzetel langs de Esenstraat herbergt alle voertuigen gebruikt voor de 3 vestigingen.

De dagelijkse vervoersbewegingen kunnen worden ingeschat als volgt:

Aantal per Aantal Aantal dag (tussen 7 dagen/week bewegingen/week en 18u)

Eigen voertuigen

Lijkwagens : rijden voor Gemiddeld Voornamelijk op 8 60% uit op Vrijdag/Zaterdag. 1/dag Vrijdag/Zaterdag

Bestelwagen 3 6 18

Personenwagens 9 6 54

Personeel 21 6 126

Derden (leveringen) Slechts 2x per 2 2 week is er 1 levering

Bezoekers 10 6 60 (personenwagens)

De 5 lijkwagens worden gebruikt voor een 400-tal begrafenissen per jaar, waarvan het accent op vrijdag en zaterdag ligt.

De in totaal 21 personeelsleden gebruiken voor 50% van de vervoerbewegingen het wagenpark van het bedrijf. Door de aard van het bedrijf kent de vervoersintensiteit een flexibele ratio per week, waardoor het aantal gezamenlijk gestalde voertuigen van het personeel sterk gereduceerd is.

Pagina 29 van 51

Zoals reeds hoger meegegeven zijn de maneuvreerbewegingen van de bezoekers rechtstreeks gelinkt met de beperkte openingsuren van het funerarium zijnde van 16u tot 19u tijdens werkdagen en tussen 16u en 18u op zaterdagnamiddag.

De aanvraag voorziet o.a. in een uitbreiding van de bestaande garage (opp. 190 m²) zodat de nazorg van de overleden persoon in alle discretie kan uitgevoerd worden en dit alles binnen de gebouwen van het rouwcentrum. Door het voorzien van een voldoende grote garage kunnen alle bedrijfswagens uit het eigen wagenpark binnenrijden en gestald worden, zodat de noodzakelijke verplaatsingen in alle discretie met respect voor de overleden kunnen gebeuren.

De gevraagde werken geven geen directe aanleiding tot uitbreiding van dit wagenpark, wel tot het discreet en met zorg uitvoeren van alle handelingen na het vervoeren van de overledene en dit binnen de beschikbare ruimte van het plangebied.

Het aantal bestaande rouwkamers op de site wordt integraal behouden, weliswaar binnen een nieuw op te richten rouwcentrum waarbinnen de mogelijkheid voorzien wordt om de rouwkamers functioneel in te richten op maat van de behoeften van de overledene.

Het nieuw op te richten rouwcentrum (opp. 415 m²) herbergt naast de functioneel in te richten rouwkamers nog volgende bedrijfsaspecten:

• een funerarium

• een rouwwinkel

• bergruimte voor de stockage van allerhande bedrijfsmaterialen (ceremoniekledij, stock voor rouwwinkel, …)

• een polyvalente ruimte op de verdieping die kan ingezet worden als consultatieruimte in functie van psychologische bijstandsverlening, vergaderzaal, spreekruimte voor een beperkte groep. Deze ruimte kan tevens aangewend worden voor het aanbieden van een beperkte rouwmaaltijd (koffietafel) voor max. 40 personen. Bij een groter aantal genodigden zal steeds worden uitgekeken naar een andere geschikte locatie.

Gelet op het inrichten van een polyvalente ruimte waarin de mogelijkheid voorzien wordt om op eigen terrein een beperkte rouwmaaltijd (koffietafel) met een maximale capaciteit van 40 personen aan te bieden wordt de bestaande parkeervoorziening vooraan het terrein beperkt uitgebreid met 6 extra parkeerplaatsen, waardoor het totaal aantal beschikbare parkeerplaatsen op 18 komt te liggen. Dit aantal is ruim voldoende gelet op de aard van de aangeboden dienst, waarbij uit jarenlange ervaring kan meegedeeld worden dat het gebruikelijk is dat bezoekers zich gezamenlijk naar het rouwcentrum begeven. Zodat kan uitgegaan worden dat er gemiddeld 2 of meerdere personen per wagen komen. Het terrein situeert zich bovendien op slechts 70 m van het kerkhof waar een ruime openbare parkeervoorziening aanwezig is. Deze parkeervoorziening kan bijkomend ingezet worden voor het tijdelijk opvangen van een uitzonderlijke parkeerbehoefte.

Zowel de gemeente als het Agentschap Wegen en Verkeer bemerkt dat het aangewezen is om de aantal op- en afrijmogelijkheden te beperken tot maximaal 1 toegang met een breedte van 4,5 meter. Deze bemerking is terecht en het plan gewenste toestand werd dan ook in die zin aangepast.

Pagina 30 van 51

De nieuwe parkeervoorziening kan als volgt worden gevisualiseerd:

Figuur 12: Visualisatie herwerkte parkeervoorziening

Uit hetgeen voorafgaat kan geconcludeerd worden dat de gewenste uitbreiding weinig tot geen invloed zal hebben op de mobiliteit. De doelstelling van het bedrijf bestaat er namelijk in om zich beter te kunnen organiseren en maximaal functioneel te werken.

Dit standpunt wordt bijgetreden door het Agentschap Wegen & Verkeer die hierover uitdrukkelijk stelt dat de bijkomende verkeersgeneratie ten gevolge van het voorliggend plan zeer beperkt is en er dan ook geen bijkomende doorstromingsproblemen verwacht worden ten gevolge van de ontwikkeling.

5.1.2. Atlas der buurtwegen

De Atlas der Buurtwegen geeft aan dat in het plangebied geen buurt- of voetwegen gelegen zijn. Palend aan de site, ten westen van het braakliggend terrein grenst de voetweg nr. 29, doch gezien deze niet deel uitmaakt van de contouren van huidige aanvraag blijft deze buurtweg onaangeraakt.

Figuur 13: Atlas der Buurtwegen (bron: Geopunt)

Pagina 31 van 51

5.1.3. Waterlopen

Het plangebied omvat geen waterlopen.

Figuur 14: VHA-waterloopsegmenten (bron: Geopunt)

Rondom het plangebied grenst de Zarrenbeek, een 2e categoriebeek in het beheer van Polder Bethoostersche Broeken; de in het zuidwesten gelegen Rietbeek en zuidoosten gelegen Luikbeek, eveneens waterlopen van 2e categorie zijn in het beheer van de provincie.

5.1.4. Habitat- of Vogelrichtlijngebied (Natura 2000)

Het plangebied is niet opgenomen in NATURA 2000 en sluit niet aan bij een Habitat- of Vogelrichtlijngebied.

Figuur 15: SBZ-kaart (bron: Geopunt)

Het plangebied situeert zich evenwel op ca. 190m van het vogelrichtlijngebied ‘Ijzervallei’. Het vogelrichtlijngebied omvat het belangrijkste deel van de overstroombare broeken van de IJzer en de hele Handzamevallei, ook het aangrenzende landbouwgebied hoort erbij. In de IJzer- en nabijgelegen Handzamevallei wisselen bloemrijke hooilanden en kleine moerasjes elkaar af. Deze hooilanden en kleine moerasjes worden doorspekt met talrijke rietkragen en slootjes en vormt een belangrijke broedgebied voor weide- en moerasvogels. Wanneer ’s winters de laaggelegen graslanden overstromen, komen tienduizenden watervogels, in het bijzonder smienten en kolganzen, foerageren. Tijdens de voor- en najaarstrek is het ook een belangrijke stopplaats voor duizenden steltlopers.

Pagina 32 van 51

Gelet op de huidige inname van het plangebied door de bestaande bedrijvigheid, alsook de residentiële functie dient in alle redelijkheid geoordeeld dat het beoogde planinitiatief geen aanleiding zal geven tot negatieve milieueffecten op het aanwezige Vogelrichtlijngebied. Bovendien dient benadrukt dat het Vogelrichtlijngebied onmiddellijk grenst aan een door het gewestplan aangeduid gebied voor milieubelastende industrie. Dit gebied fungeert als het ware als een buffer tussen het Vogelrichtlijngebied en het plangebied.

5.1.5. Ven- en Ivongebieden

Het plangebied is niet gelegen in een VEN- of IVON-gebied en bevindt zich ook niet in de nabije omgeving van dergelijk gebied.

Figuur 16: overzicht GEN(O) (bron: Geopunt)

5.1.6. Natuurgebied – Bosgebied – Andere groenbestemmingen

Het plangebied is volgens het gewestplan niet gelegen in een groen gebied sensu lato en bevindt zich ook niet in de nabije omgeving van dergelijk gebied.

Figuur 17: kaart gewestplan (bron: Geopunt)

Pagina 33 van 51

5.1.7. Erfgoed

In het plangebied of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied zijn geen beschermde monumenten, landschappen en/of dorpsgezichten gelegen.

Er zijn geen directe zichtrelaties met VIOE-erfgoed.

Figuur 18: beschermingen en VIOE (bron: Geopunt)

Het dichtstbij gelegen vastgesteld bouwkundig erfgoed is de gemeentelijke begraafplaats gelegen aan de overzijde van het plangebied.

Foto 9: luchtfoto met aanduiding begraafplaats en symbolisch aanduiding plangebied (bron: Google Earth)

Pagina 34 van 51

5.1.8. Waterwingebied – Bijhorende beschermingszone type i en ii

Het plangebied is niet gelegen in een waterwingebied of een beschermingszone type I of type II.

Figuur 19: waterwingebieden (bron: Geopunt)

5.1.9. Water

Het plangebied is volgens de kaart van de overstromingsgevoelige gebieden 2017 niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied.

Figuur 20: Watertoetskaart 2017 – overstromingsgevoelige gebieden (bron: Geopunt)

Het plangebied is niet gelegen in erosiegevoelig gebied.

Figuur 21: erosiegevoelige gebieden (bron: Geopunt)

Pagina 35 van 51

Het plangebied is volgens de watertoetskaart-grondwaterstromingsgevoelige gebieden gelegen in een zone aangeduid als ‘weinig gevoelig’.

Figuur 22: grondwaterstromingsgevoeligheid (bron: Geopunt)

Het plangebied is infiltratiegevoelig (donkere kleur). Dat betekent dat het hemelwater gemakkelijk in de grondoppervlakte kan dringen.

Figuur 23: infiltratiegevoeligheid (bron: Geopunt)

Op grond van deze watertoetskaarten kan worden gesteld dat de optimalisering en uitbreiding van het bestaande bedrijf in rede geen aanleiding geeft tot significante impacts op de waterhuishouding, mits:

- De inachtneming van de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening;

- De opname van voldoende waarborgen voor het behoud van het waterbergend vermogen van het plangebied in het RUP.

Pagina 36 van 51

5.1.10. Biologische waarderingskaart

Het plangebied is deels bebouwd en deels braakliggend, na sloop van de bestaande bebouwing. Het plangebied is op de biologische waarderingskaart opgenomen als biologisch minder waardevol, omwille van de dense bebouwingsgraad.

Figuur 24: BWK (bron: Geopunt)

5.1.11. Seveso-inrichtingen

Het plangebied is niet gelegen in de onmiddellijke of ruimere nabijheid van een Seveso- inrichting.

Figuur 25: kaart Seveso-inrichtingen

Pagina 37 van 51

5.1.12. Luchtkwaliteit

De Europese richtlijn 2008/50/EG definieert volgende grenswaarden op vlak van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2):

Op basis van de digitaal beschikbare gegevens op de website van de VMM dient vastgesteld dat er voor het aanvraagterrein geen belangrijke waarden op vlak van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) worden vastgesteld.

Pagina 38 van 51

Figuur 26: weergave jaargemiddelde gemeten concentratie fijn stof (bron: VMM)

Figuur 27: weergave jaargemiddelde gemeten concentratie stikstofdioxide (bron: VMM)

Pagina 39 van 51

5.1.13. Herbevestigd agrarisch gebied

Het plangebied maakt deel uit van een door de Vlaamse Regering herbevestigd agrarisch gebied (HAG).

Figuur 28: Herbevestigde agrarische gebieden (HAG)

De omzendbrief RO/2010/01 betreffende het ‘Ruimtelijk beleid binnen de agrarische gebieden waarvoor de bestaande plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen herbevestigd zijn’ voorziet de mogelijkheid om een planningsinitiatief binnen deze gebieden door te voeren.

Als algemeen uitgangspunt geldt hierbij dat de overheid die een planningsinitiatief neemt om de bestemming van een herbevestigd agrarisch gebied te wijzigen in de mate van het mogelijke en bij voorkeur binnen hetzelfde planningsinitiatief, de nodige acties opneemt om het planologisch evenwicht te herstellen.

Hierbij dient prioritair ingezet te worden op het herbestemmen van niet-agrarische bestemmingen in landbouwgebied naar agrarische bestemmingen. Mits een uitdrukkelijke motivering van de initiatiefnemer (bv. omdat het praktisch onmogelijk is om een geschikt ruilgebied voor te stellen, …) kan van deze algemene regel afgeweken worden.

In casu betreft het een site die zodanig is vormgegeven dat door de invulling/afwerking ervan geen niet aangetast agrarisch gebied geïmpacteerd wordt. Het plangebied heeft in essentie betrekking op de bestaande bedrijfspercelen en de aanpalende terreinen die van oudsher een residentiële invulling kennen. De aanvraag geeft geen aanleiding tot het onttrekken van een gebied dat thans in gebruik is voor de landbouw.

Pagina 40 van 51

5.2. Screening

5.2.1. Plan-m.e.r.-plicht – screeningsgerechtigdheid

a) Algemeen – plan-MER-plicht

Door de Dienst Mer wordt aangenomen dat een aanvraag met het oog op het verkrijgen van een planologisch attest een plan of programma dat het kader vormt voor de toekenning van een vergunning voor een project, zoals bedoeld in artikel 4.2.1 DABM, en in die zin ressorteert onder de toepassing van de mogelijke plan-MER-plicht.

De plan-MER-plicht kan in casu beperkt worden tot een screeningsplicht, om volgende redenen:

• Het PA vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I, II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004, namelijk voor een project opgesomd in rubriek 10 (stadsontwikkelingsproject, 10b).

• Het PA bepaalt echter het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau.

Het totale grondgebied van de gemeente Kortemark omvat een grondoppervlakte van 55 km², verdeeld over de deelgemeenten Kortemark, Handzame, Zarren en Werken. Het plangebied bevindt zich in de deelgemeente Zarren die een grondoppervlakte van 11,20 km² omvat.

Ten aanzien van de totale grondoppervlakte van Kortemark heeft de aanvraag tot planologisch attest betrekking op een klein gebied op lokaal niveau, gezien het plangebied slechts betrekking heeft op 2.900 m², waarvan de voorziene bebouwing na uitbreiding slechts 1.280 m² omvat. Dit betekent een procentueel aandeel van 0,005 % ten aanzien van Kortemark en 0,03 % ten aanzien van deelgemeente Zarren.

b) Adviserende instanties – verzoek tot raadpleging – ontvangen adviezen

Het ontwerp van plan-MER-screening wordt overgemaakt aan de Dienst Mer met vraag tot aanduiding van de adviserende instanties. Volgende adviserende instanties werden aangeduid:

- Gemeentebestuur Kortemark

- Provinciebestuur West-Vlaanderen

- Departement Omgeving – Omgevingsplanning – West-Vlaanderen

- Departement Landbouw en Visserij

- Agentschap Wegen en Verkeer

Het ontwerp van de screeningsnota werd aan de aangeduide adviserende instanties overgemaakt per mail op 25 mei 2019.

Pagina 41 van 51

c) Volgende adviezen werden ontvangen:

- Advies dd. 28 juni 2019 van het gemeentebestuur Kortemark

- Advies dd. 20 juni 2019 van het provinciebestuur West-Vlaanderen

- Advies dd. 20 juni 2019 van het Departement Omgeving

- Advies dd. 20 juni 2019 van het Departement Landbouw en Visserij

- Advies dd. 26 juni 2019 van het Agentschap Wegen en Verkeer d) Aanpassing ontwerp van screeningsnota na kennisname adviezen

- Het gemeentebestuur Kortemark formuleert een aantal bemerkingen en vraagt om de nota hierop aan te passen:

o Beoordeling milieueffecten:

Mobiliteit: Er worden 6 parkeerplaatsen extra voorzien voor deze uitbreiding. Maar het is de bedoeling dat er koffietafels worden georganiseerd met een max. van 40 personen. Dit gegeven en het effect hiervan werd niet omschreven onder punt 5 ‘PLAN-MER-SCREENING’. Het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein zal volgens de mobiliteitsambtenaar van de gemeente niet voldoende zijn. Het aantal parkeerplaatsen op openbaar domein in de buurt is beperkt. De parkeercapaciteit zal verder onderzocht moeten worden. De inrichting van de parkeerplaatsen dient eveneens onderzocht te worden. Het aantal op- en afrij mogelijkheden dient eveneens onderzocht te worden. De ontsluiting van de site dient maximaal gebundeld te worden.

Zie hiervoor Rubriek 5.1.1

Vogelrichtlijngebied: De inrichting ligt op 190m vogelrichtlijngebied. Gezien de activiteit dient de nota hierop aangepast te worden.

Zie hiervoor Rubriek 5.1.4

o Nieuwe gewenst toestand:

Het plan nieuwe toestand verduidelijkt de gewenste structuur. Aan de linker en achterzijde van het plangebied wordt een bufferzone (groenbuffer) aangeduid. In de legende van het plan werd vermeld dat de bufferstrook o.m. dient voor installaties voor hernieuwbare energie. De bufferzone is zeer beperkt in omvang. De site grenst aan de achterkant aan de Handzamevallei. Het is aangewezen dat de buffer effectief een groenbuffer is.

Het voorzien van installaties voor hernieuwbare energie belet de aanleg van een effectieve groenbuffer niet. Het gaat in se over kleine constructies met een zeer beperkte ruimtelijke impact.

- Het provinciebestuur West-Vlaanderen heeft geen bijkomende elementen toe te voegen aan de screeningsnota.

- Het Departement Omgeving stelt dat de screening een voldoende inschatting maakt van de milieueffecten.

Pagina 42 van 51

- Het Departement Landbouw & Visserij bemerkt geen advies uit te brengen bij de voorliggende screening, maar zal dat wel doen in een later stadium van adviesprocedure.

Opdat bij de verdere uitwerking van het plan voldoende rekening met de landbouwsituatie zou worden gehouden, wenst het Departement wel te wijzen op een aantal algemene aandachtspunten:

1. De inname van herbevestigd agrarisch gebied (HAG) moet voldoende gemotiveerd en gecompenseerd worden conform omzendbrief RO/2010/01.

Zie hiervoor Rubriek 3.4

2. Er moeten milderende maatregelen voorzien worden voor de inname van professioneel uitgebate landbouwpercelen.

Zie hiervoor Rubriek 3.4

3. De opvang van regenwater moet binnen het plangebied zelf gebeuren en op zodanige wijze dat de waterhuishouding van de omliggende landbouwgronden er geen nadelige effecten van ondervindt.

De opvang van hemelwater wordt volledig binnen het plangebied zelf geregeld. Dit aspect zal omstandig aan bod komen bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het oprichten van de nieuw beoogde constructies, cfr. het thans voorliggend plan-initiatief.

4. Alle nodige bufferzones moeten binnen het plangebied zelf aangelegd worden.

Zie hiervoor plan gewenste toestand.

Alle bufferzones worden binnen het plangebied voorzien.

5. Andere milderende maatregelen die uit de uitvoering van het plan voortvloeien, moeten binnen het plangebied zelf uitgevoerd worden of buiten het plangebied zonder de agrarische structuur aan te tasten. Hierbij wordt gedacht aan zaken zoals bos- en natuurcompensaties.

Het plangebied behoeft geen andere milderende maatregelen die voorvloeien uit de sectorale liggingsaspecten van het plangebied.

- Het Agentschap Wegen & Verkeer formuleert volgende opmerkingen:

o Wat de ontsluiting op de gewestweg betreft dienen de voorschriften uit het dienstorder van wegbeheerder AWV gerespecteerd te worden. Dit dienstorder schrijft voor dat een gebouw met beperkte verkeersgenererende activiteiten maximaal één toegang per perceel mag hebben op de gewestweg met een breedte van 4,5 meter.

Het plan gewenste toestand werd in die zin aangepast.

o De bijkomende verkeersgeneratie ten gevolge van het voorliggend plan is zeer beperkt. Er worden dan ook geen doorstromingsproblemen verwacht ten gevolge van de ontwikkeling.

Pagina 43 van 51

e) Definitieve screeningsnota

De definitieve plan-MER-screening geeft gevolg aan de geformuleerde adviezen, nadat de screening conform de voorgeschreven procedure werd voorgelegd aan de aangeduide adviserende instanties en vervolgens – na verwerking van de adviezen - ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Dienst Mer.

De goedgekeurde screening is bedoeld om gevoegd te worden bij de aanvraag planologisch attest.

5.2.2. Geen nood aan passende beoordeling of natuurtoets

Volledigheidshalve wordt aangegeven dat uit het kaartmateriaal (rubriek 3.1) blijkt dat:

- in het plangebied, alsook in de ruime omgeving ervan geen Vogel- of Habitatrichtlijngebied aanwezig is, of er minstens geen negatieve significante milieueffecten te verwachten zijn

- de aard van de activiteiten op geen enkele wijze invloed heeft op een Speciale Beschermingszone zodat een passende beoordeling niet relevant is

- er geen VEN-gebied aanwezig in het plangebied of in de impacteerbare omgeving ervan zodat ook een (verscherpte) natuurtoets niet relevant is.

Bijgevolg dient niet te worden overgegaan tot opmaak van een passende beoordeling of natuurtoets.

5.2.3. Alternatievenonderzoek

a) Alternatieven op de site

Ruimtelijk zijn de mogelijke inplantingsalternatieven beperkt, gelet op het feit dat het eerder vergunde deel van de site reeds werd ingevuld.

Ook op het deel van de site, voorzien voor de uitbreiding, wordt hinder voor de omwonenden geminimaliseerd: :

- het terrein wordt perfect ontsloten via een private toegangsweg bestemd voor dienstwagens vanaf de Esenstraat naar de te voorziene achterliggende garages, zulks geheel in overeenstemming met het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 inzake de minimale weguitrusting;

- de strategisch ingevulde openluchtstelplaatsen worden gebundeld in een groene parkeerhaven ingeplant vooraan op het privatief domein;

- de plaatselijke ordening wordt gekenmerkt door een verspreide bebouwing, met verwevenheid aan functies;

- uitgaande van de kenmerken van de omgeving is geen noemenswaardig verlies aan privacy voorhanden gelet op de groene omranding tov aanpalende bebouwing.

Pagina 44 van 51

b) Alternatieven op andere locaties

Het bedrijf beschikt niet over vrije terrein op andere locaties, die dienstig zouden kunnen zijn voor uitbreiding van haar activiteiten.

Ook in de nabije en ruimere omgeving zijn geen alternatieve locaties te vinden.

Op het Geoloket Bedrijventerreinen (MagdaGeo) blijkt dat er geen beschikbare ruimte op bedrijventerrein in de nabije omgeving aanwezig is. Bovendien dient benadrukt dat gelet op het specifieke werkveld waarbinnen het bedrijf actief is er een sterke verknochtheid met de residentiële woonfunctie bestaat in hoofde van de bedrijvigheid, zodat een herlocalisatie naar een bestaand bedrijventerrein niet aangewezen is.

Figuur 29: overzicht bedrijfspercelen (MagdaGeo)

Figuur 30: overzicht ingevulde bedrijfspercelen (MagdaGeo)

Algemeen dient besloten te worden dat delocalisatie – zowel op korte als langere termijn - onmogelijk is binnen de omgeving van Zarren, dit ingevolge de afwezigheid van andere sites en de beperkte bedrijfsgrootte. Externe delocalisatie zou het bedrijf te ver verwijderen van de huidige site, waar het grootste deel van haar activiteiten is ondergebracht, en zou tevens negatieve effecten hebben op sociaal, economisch en ecologisch vlak. Het rouwcentrum Logghe is immers rechtstreeks verbonden met de gemeentelijke begraafplaats gelegen aan de overzijde van het plangebied.

Pagina 45 van 51

5.2.4. Potentiële milieueffecten

a) Discipline ‘bodem’

Het plangebied is niet gelegen in een erosiegevoelig gebied (supra).

Het gehele plangebied is infiltratiegevoelig.

De aanvraag planologisch attest voorziet in de optimalisering en uitbreiding van het bestaande bedrijf.

Gezien een en ander niet is gelegen in een bijzonder gebied volgens de watertoetskaarten kan worden volstaan met volgende maatregelen:

Het respecteren van de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening.

Mits het volgen van bovenstaande bepalingen van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening zijn aldus vanuit de discipline ‘bodem’ geen significante effecten te verwachten door uitvoering van het planologisch attest, ervan uitgaande dat de geldende regelgeving in acht wordt genomen.

b) Discipline ‘water’

Op grond van de watertoetskaarten kan het volgende worden gesteld:

- Het plangebied is niet gelegen in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied

- De werken voorzien in de creatie van een bijkomende verharde oppervlakte door uitbreiding van het bestaand rouwcentrum, waarvan de ruimtelijke impact beperkt is ten opzichte van het plangebied. De ruimtelijke draagkracht wordt niet overschreden gezien het huidig braakliggend terrein voordien ook reeds bebouwd was.

Op grond van de watertoetskaarten kan worden besloten dat mits het respecteren van de gewestelijke Hemelwaterverordening geen aanzienlijke effecten op de waterhuishouding te verwachten zijn.

In het kader van een navolgende vergunningsprocedures kunnen volgende maatregelen in acht worden genomen:

De plaatsing van extra hemelwaterputten; eventueel gecombineerd met infiltratie, overeenkomstig de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening.

Verhardingen beperken tot max. waterdoorlatende materialen.

c) Discipline ‘lucht’

De beoogde beperkte uitbreiding van de bebouwing creëert geen impact op de discipline lucht.

Pagina 46 van 51

d) Discipline ‘flora, fauna en biodiversiteit’

De site is niet gelegen in of in de nabijheid van een speciale beschermingszone (zoals een Habitat- of Vogelrichtlijngebied), een VEN- of IVON-gebied of een groen gebied sensu lato.

Het plangebied situeert zich evenwel op ca. 190m van het vogelrichtlijngebied ‘Ijzervallei’. Het vogelrichtlijngebied omvat het belangrijkste deel van de overstroombare broeken van de IJzer en de hele Handzamevallei, ook het aangrenzende landbouwgebied hoort erbij. In de IJzer- en nabijgelegen Handzamevallei wisselen bloemrijke hooilanden en kleine moerasjes elkaar af. Deze hooilanden en kleine moerasjes worden doorspekt met talrijke rietkragen en slootjes en vormt een belangrijke broedgebied voor weide- en moerasvogels. Wanneer ’s winters de laaggelegen graslanden overstromen, komen tienduizenden watervogels, in het bijzonder smienten en kolganzen, foerageren. Tijdens de voor- en najaarstrek is het ook een belangrijke stopplaats voor duizenden steltlopers.

Gelet op de huidige inname van het plangebied door de bestaande bedrijvigheid, alsook de residentiële functie dient in alle redelijkheid geoordeeld dat het beoogde planinitiatief geen aanleiding zal geven tot negatieve milieueffecten.

In het plangebied komen conform de Biologische Waarderingskaart geen waardevolle elementen voor.

Aldus kan besloten worden dat er geen aanzienlijk negatieve effecten te verwachten zijn inzake natuurlijke of ruimtelijk kwetsbare gebieden, aangezien het voorgenomen plan/project niet ligt in of in de directe nabijheid van een vanuit het oogpunt van natuurwaarden beschouwd belangrijk gebied. De effecten op fauna en flora zijn niet negatief.

e) Disciplines ‘landschap’ en ‘cultureel erfgoed’

Het voorgenomen plan/project ligt niet in of in de directe nabijheid van een vanuit landschappelijk of erfgoedkundig oogpunt beschouwd belangrijk gebied.

De site is gelegen binnen een bebouwde omgeving, in een reeds aangetast openruimtegebied.

De gewenste uitbreidingen hebben een beperkte ruimtelijke impact ten opzichte van vroegere bebouwingen en sluiten direct aan op het vergund rouwcentrum.

Het bedrijf met woning is reeds geordend door een goedgekeurde verkaveling en ligt niet in een speciale beschermingszone (of kan geen invloed op dergelijke zone uitoefenen).

f) Discipline ‘mens’

Aangezien de aanvraag gericht is op de bestendiging van de bedrijvigheid en de optimale interne organisatie van het bedrijf zijn er geen eigenlijke mobiliteitseffecten te verwachten.

Gezien de bestaande ontsluitingsmogelijkheden zijn het behoud en de uitbreiding van het bedrijf, zoals voorgesteld, niet problematisch.

Bijgevolg zijn er ook geen negatieve effecten te verwachten inzake de afgeleide disciplines geluid & trillingen en lucht. Ook op vlak van gezondheid zal de impact beperkt of nagenoeg onbestaande zijn.

Pagina 47 van 51

5.2.5. Conclusie

Om al deze redenen kan geconcludeerd worden dat er voor het beoogde planologisch attest geen aanzienlijke milieugevolgen te verwachten zijn.

Gezien de aard, ligging en beperkte omvang van de potentiële effecten t.g.v. het programma, kan cumulatie met andere plannen of projecten in de buurt niet tot aanzienlijke milieueffecten leiden.

Om deze reden wordt de Dienst MER verzocht om te verklaren dat er in rede geen aanzienlijke milieueffecten voorhanden zijn en er aldus geen plan-milieueffectrapport opgemaakt hoeft te worden.

Waregem, 20 augustus 2019

Francis CHARLIER

Pagina 48 van 51

6. LIJST ILLUSTRATIES

Figuur 1: kadasterplan met aanduiding van plangebied (bron: Myminfin) ...... 5 Figuur 2: bestaande toestand (bron: Architectenbureau Verlinde en Partners) ...... 6 Figuur 3: gewenste toestand aangepast n.a.v. uitgebrachte adviezen (bron: Architectenbureau Verlinde en Partners) ...... 8 Figuur 4: weergave plangebied (bron: Geopunt) ...... 9 Figuur 5: gewestplan (overdruk op GRB) (bron: Geopunt) ...... 11 Figuur 6, 7: oorspronkelijke goedgekeurde verkaveling en eerste verkavelingswijziging . 12 Figuur 8: tweede verkavelingswijziging dd. 22 januari 2007...... 12 Figuur 9: weergave plangebied binnen afbakening HAG (bron: Geopunt) ...... 13 Figuur 10: kaart 31 gewenste structuur bedrijvigheid (bron: GRS richtinggevend deel pag. 135) ...... 27 Figuur 11: Uittreksel verklarende nota bij het BVR ‘planologisch attest’ ...... 28 Figuur 12: Visualisatie herwerkte parkeervoorziening ...... 31 Figuur 13: Atlas der Buurtwegen (bron: Geopunt) ...... 31 Figuur 14: VHA-waterloopsegmenten (bron: Geopunt) ...... 32 Figuur 15: SBZ-kaart (bron: Geopunt) ...... 32 Figuur 16: overzicht GEN(O) (bron: Geopunt) ...... 33 Figuur 17: kaart gewestplan (bron: Geopunt) ...... 33 Figuur 18: beschermingen en VIOE (bron: Geopunt) ...... 34 Figuur 19: waterwingebieden (bron: Geopunt) ...... 35 Figuur 20: Watertoetskaart 2017 – overstromingsgevoelige gebieden (bron: Geopunt) .. 35 Figuur 21: erosiegevoelige gebieden (bron: Geopunt) ...... 35 Figuur 22: grondwaterstromingsgevoeligheid (bron: Geopunt) ...... 36 Figuur 23: infiltratiegevoeligheid (bron: Geopunt) ...... 36 Figuur 24: BWK (bron: Geopunt) ...... 37 Figuur 25: kaart Seveso-inrichtingen ...... 37 Figuur 26: weergave jaargemiddelde gemeten concentratie fijn stof (bron: VMM) ...... 39 Figuur 27: weergave jaargemiddelde gemeten concentratie stikstofdioxide (bron: VMM) 39 Figuur 28: Herbevestigde agrarische gebieden (HAG) ...... 40 Figuur 29: overzicht bedrijfspercelen (MagdaGeo) ...... 45 Figuur 30: overzicht ingevulde bedrijfspercelen (MagdaGeo) ...... 45

Foto 1: situering hoofdvestiging (bron: Google Earth) ...... 3 Foto 2: weergave rouwwinkel bij de hoofdvestiging (bron: Google-Earth) ...... 3 Foto 3 en 4: braakliggende terreinen na sloping van woning nr. 66 - 68 (bron: Google- Earth) ...... 5 Foto 5: luchtfoto (bron: Google Earth) ...... 9 Foto 6: zicht op bedrijvigheid langs de Esenstraat (bron: Google Earth) ...... 10 Foto 7: zicht op bedrijvigheid langs de Esenstraat (bron: Google Earth) ...... 10 Foto 8: luchtfoto ruime omgeving met symbolische aanduiding plangebied (bron: Google Earth) ...... 11 Foto 9: luchtfoto met aanduiding begraafplaats en symbolisch aanduiding plangebied (bron: Google Earth)...... 34

Pagina 49 van 51

7. INDEX

1. ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ...... 2 2. SITUERING VAN DE AANVRAAG...... 3 2.1. Bedrijfssituering ...... 3 2.2. Historiek ...... 4 2.3. Ruimtelijke behoeften ...... 5 2.3.1. Korte termijn ...... 5 2.3.2. Lange termijn ...... 8 3. RUIMTELIJKE CONTEXT ...... 9 3.1. Ligging ...... 9 3.2. Gewestplan ...... 11 3.3. Nadere ordening ...... 12 3.4. Herbevestigde agrarische gebieden ...... 13 3.5. Structuurplanning ...... 14 3.5.1. Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) ...... 14 a) Basisprincipes ...... 14 b) Ontwikkelingsperspectieven ...... 14 c) Kortemark binnen het RSV ...... 17 3.5.2. Beleidsplan Ruimte Vlaanderen ...... 18 a) Algemeen ...... 18 b) Voorzieningengraad en knooppuntwaarde ...... 18 3.5.3. Provinciaal ruimtelijk structuurplan ...... 19 a) Algemeen ...... 19 b) Ontwikkelingsperspectieven ...... 19 3.5.4. Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan ...... 27 4. BEVOEGDE OVERHEID ...... 28 5. PLAN-M.E.R.-SCREENING ...... 29 5.1. Kaartmateriaal - bespreking ...... 29 5.1.1. Mobiliteit ...... 29 5.1.2. Atlas der buurtwegen ...... 31 5.1.3. Waterlopen ...... 32 5.1.4. Habitat- of Vogelrichtlijngebied (Natura 2000) ...... 32 5.1.5. Ven- en Ivongebieden ...... 33 5.1.6. Natuurgebied – Bosgebied – Andere groenbestemmingen ...... 33 5.1.7. Erfgoed ...... 34 5.1.8. Waterwingebied – Bijhorende beschermingszone type i en ii ...... 35 5.1.9. Water ...... 35

Pagina 50 van 51

5.1.10. Biologische waarderingskaart ...... 37 5.1.11. Seveso-inrichtingen ...... 37 5.1.12. Luchtkwaliteit ...... 38 5.1.13. Herbevestigd agrarisch gebied ...... 40 5.2. Screening ...... 41 5.2.1. Plan-m.e.r.-plicht – screeningsgerechtigdheid ...... 41 a) Algemeen – plan-MER-plicht ...... 41 b) Adviserende instanties – verzoek tot raadpleging – ontvangen adviezen ...... 41 c) Volgende adviezen werden ontvangen: ...... 42 d) Aanpassing ontwerp van screeningsnota na kennisname adviezen ...... 42 e) Definitieve screeningsnota ...... 44 5.2.2. Geen nood aan passende beoordeling of natuurtoets ...... 44 5.2.3. Alternatievenonderzoek ...... 44 a) Alternatieven op de site ...... 44 b) Alternatieven op andere locaties...... 45 5.2.4. Potentiële milieueffecten ...... 46 a) Discipline ‘bodem’ ...... 46 b) Discipline ‘water’ ...... 46 c) Discipline ‘lucht’ ...... 46 d) Discipline ‘flora, fauna en biodiversiteit’ ...... 47 e) Disciplines ‘landschap’ en ‘cultureel erfgoed’ ...... 47 f) Discipline ‘mens’ ...... 47 5.2.5. Conclusie ...... 48 6. LIJST ILLUSTRATIES ...... 49 7. INDEX ...... 50

Pagina 51 van 51