PlanMilieueffectrapport

PLAN -MER PRUP REGIONALE ONTSLUITING

Nota voor publieke consultatie

Dienst Ruimtelijke Dienst Planning

Colofon Opdrachtgever: Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit (DROM) Dienst Ruimtelijke Planning Provincie Antwerpen Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen tel.: 03/240.66.00 fax: 03/240.66.79 [email protected]

contactpersoon: Lutgarde Janssens [email protected] tel.: 03/240.67.64

Opdrachthouder: Soresma n.v. (in onderaanneming van IOK) Britselei 23, 2000 Antwerpen tel.: 03/221.55.00 fax: 03/221.55.03 [email protected] www.soresma.be contactpersoon:

Jan Parys, contractmanager [email protected] tel.: 03/221.57.00 Inge Van der Mueren, projectleider [email protected] tel.: 09/261.63.21 documentnr. 1275813012 datum vrijgave oktober 2008

4

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Inhoud

1. Inleiding ...... 8 1.1. Woord vooraf ...... 8 1.2. Wat is een milieueffectrapport (MER) en waarom een MER? ...... 9 1.3. Doelstelling nota voor publieke consultatie en van de terinzagelegging ...... 10 1.4. Termijn en locatie van de terinzagelegging...... 10 1.5. Wat zijn nuttige inspraakreacties?...... 10 1.6. Wat gebeurt er met de inspraakreacties? ...... 11 1.7. Toetsing aan de MERplicht ...... 11 1.8. Overzicht van de procedure...... 12 2. Beschrijving van het plan...... 16 2.1. Inleiding ...... 16 2.2. Kadering van het plan binnen het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (bovenlokaal niveau)...... 16 2.3. Kadering van het plan binnen de gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen en gemeentelijke mobiliteitsplannen (lokaal niveau) ...... 17 2.4. Voorstudies ...... 26 2.5. PRUP Regionale ontsluiting...... 43 3. Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden ...... 47 4. Het opstellen van het MER ...... 62 4.1. Werkingssfeer van het MER ...... 62 4.2. Selectie van de significante milieudisciplines ...... 62 4.3. Afbakening van de referentiesituatie, de ontwikkelingsscenario’s en de geplande situatie63 4.4. Methodologie effectbeschrijving en –beoordeling...... 64 5. Methodologie per milieudiscipline en ontwikkelingsscenario’s ...... 70 5.1. Bodem...... 70 5.2. Water ...... 75 5.3. Fauna en flora ...... 81 5.4. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie...... 86 5.5. Mens – sociaalorganisatorische & ruimtelijke aspecten, hinder en mobiliteit ...... 91 5.6. Geluid ...... 95 5.7. Lucht...... 97 5.8. Samenvatting van effecten t.g.v. wijziging van het watersysteem als bijdrage van het oordeelkundig uitvoeren van de watertoets ...... 101 5.9. Ontwikkelingsscenario’s ...... 102 6. Voorstel inhoudstafel planMER...... 107 6.1. Algemeen ...... 107

5

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

6.2. Inleiding ...... 107 6.3. Hoofdstuk: situering van het plan ...... 107 6.4. Hoofdstuk: randvoorwaarden ...... 107 6.5. Hoofdstuk: het plan...... 107 6.6. Hoofdstuk: beschrijving van de referentiesituatie, geplande situatie en ontwikkelingsscenario’s ...... 107 6.7. Hoofdstuk: methodologie effectbeoordeling en ingreepeffectrelaties...... 108 6.8. Hoofdstuk: beschrijving en evaluatie van de milieueffecten en de remediërende maatregelen ...... 108 6.9. Hoofdstuk: gewestgrensoverschrijdende effecten...... 108 6.10. Hoofdstuk: leemten in de kennis en voorziene postevaluatieprogramma’s...... 108 6.11. Hoofdstuk: eindbespreking...... 109 6.12. Hoofdstuk: tewerkstelling & investering ...... 109 6.13. Hoofdstuk: niettechnische samenvatting...... 109 7. Team van MERdeskundigen...... 110 8. Verklarende woordenlijst en afkortingen ...... 111 9. Literatuurlijst...... 114 10. Bijlagen ...... 115 10.1. Kaartenbundel ...... 115

Tabellen Tabel 21: Mobiliteitsdoelstellingen o.b.v. de gebiedsgerichte visies op bovenlokaal niveau...... 18 Tabel 22: mobiliteitsdoelstellingen o.b.v. visies op lokaal niveau ...... 21 Tabel 23: doelstelling i.v.m. alternatieve vervoerswijzen in de gemeentelijke mobiliteitsplannen25 Tabel 24: evaluatie tracévarianten uit studie N118 ...... 41 Tabel 31 Juridische randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het onderzoeksgebied en/of studiegebied...... 48 Tabel 32 Beleidsmatige randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het onderzoeksgebied en/of studiegebied...... 57 Tabel 41 Identificatie van sleutel, optie en nietrelevante disciplines voor het plan ...... 62 Tabel 42 Matrix van de waardeschaal van de effectbeoordeling...... 65 Tabel 43 Ingreep effectenmatrix: globale inschatting van de milieueffecten ...... 67 Tabel 44 Interdisciplinaire gegevensoverdracht binnen het planMER ...... 69 Tabel 51 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline bodem ...... 73 Tabel 52 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline water ...... 79 Tabel 53 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline fauna en flora en biodiversiteit 85

6

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Tabel 54 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline ‘landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’ ...... 89 Tabel 55: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline mens ...... 94 Tabel 56: overzicht van het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor fijn stof...... 98 Tabel 57: Beoordelingskader lucht in functie van berekende bijdrage wegverkeer ...... 100 Tabel 58: Beschrijving zones herbevestigd agrarisch gebied ...... 104

Figuren Figuur 11 Procedure planMER voor PRUP via integratiespoor ...... 12 Figuur 21: Wegencategorisering in het studiegebied ...... 17 Figuur 22: situering van een voorstel tot afbakening van het kleinstedelijk gebied Mol, met de betreffende plangebieden ...... 28 Figuur 23: situering van een voorstel tot afbakening van het kleinstedelijk gebied Geel, met de betreffende plangebieden ...... 30 Figuur 24: locatie bestaande bedrijven opgenomen in Studie N118 ...... 33 Figuur 25: locatie goedgekeurde geplande ontwikkelingen opgenomen in studie N118 ...... 35 Figuur 26: locatie plannen in ontwikkeling opgenomen in studie N118 ...... 37 Figuur 51: Afbakening gebieden natuurlijke en agrarische structuur regio Neteland. Beleidsmatige herbevestiging gewestplan – operationeel uitvoeringsprogramma. Beslissing Vlaamse Regering 21/12/2007...... 104

Kaarten

Kaart 1 Situering op topografische kaart en stratenplan

Kaart 2 Situering op orthofoto

Kaart 3 Gewestplan

Kaart 4 juridische en beleidsmatige randvoorwaarden

Kaart 5 Situatie m.b.t. bodem

Kaart 6 Situatie m.b.t. water

Kaart 7 Biologische Waarderingskaart

Kaart 8 Situatie m.b.t. landschap – landschapsatlas en bescherming

Kaart 9 Situatie m.b.t. landschap – landschapskenmerken

7

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

1. Inleiding

1.1. Woord vooraf De afbakening van de kleinstedelijke gebieden heeft tot doel aan te duiden in welke gebieden een beleid van groei, concentratie en verdichting van toepassing is. In de stedelijke gebieden dient immers een bijkomende ruimtebehoefte voor woningbouw, economische activiteiten en andere kleinstedelijke activiteiten te worden opgevangen. In opdracht van de provincie Antwerpen werd een ‘voorstudie voor het kleinstedelijk gebied Mol’ en een ‘voorstudie voor het kleinstedelijk gebied Geel’ opgemaakt. In samenhang met deze voorstudies werd een mobiliteitsstudie uitgewerkt in verband met de N118 (weg RetieGeel), voor de omgeving en de ontsluiting van de kleinstedelijke gebieden Geel en Mol. Het is de intentie van de provincie om een PRUP (provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan) op te maken voor de regionale ontsluiting van Geel. Dit PRUP moet voorzien in het uitwerken van een ontsluitingstracé. Het planMER PRUP Regionale Ontsluiting Geel wordt opgemaakt op initiatief en in opdracht van: Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit (DROM) Dienst Ruimtelijke Planning Provincie Antwerpen Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen

Frequent gebruikte terminologie in de nota voor publieke consultatie: Onder de term onderzoeksgebied verstaat men het gebied dat in eerste instantie wordt beMERd en waarbinnen de uiteindelijke RUPcontour zal worden afgebakend, mede rekening houdend met de aanbevelingen uit het planMER. In dit planMER zullen de milieueffecten van verschillende tracévarianten afgewogen worden. Voor elk van deze locaties werd een onderzoeksgebied afgebakend waarbinnen het RUP kan worden gerealiseerd. Het globale onderzoeksgebied wordt gevormd door de onderzoeksgebieden van alle tracévarianten samen. Uit het MER zal blijken of de onderzoeksgebieden al dan niet worden ingekrompen tot wat uiteindelijk het plangebied zal zijn. Het studiegebied wordt globaal gedefinieerd als het onderzoeksgebied met daarbij het invloedsgebied van de effecten. De afbakening van het studiegebied is afhankelijk van het invloedsgebied van de afzonderlijke ingrepen en milieukarakteristieken. Dit kan per milieueffect verschillen. Het plangebied is het uiteindelijk beoogde RUPgebied binnen de verschillende tracévarianten (o.m. afhankelijk van de breedte van de reservatiestrook). In deze eerste fase van het m.e.r. (nl. de nota voor publieke consultatie) kan het plangebied dus nog niet worden vastgelegd. In het ontwerp en definitiefMER zal o.b.v. de effectbeoordeling het plangebied mee worden afgebakend en vorm gegeven.

Leeswijzer Deze nota voor publieke consultatie omvat 10 hoofdstukken, inclusief dit inleidend hoofdstuk. Hieronder is de inhoud van deze hoofdstukken omschreven.

8

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

 Hoofdstuk 1 gaat verder in op de functie van milieueffectrapportage, schetst de procedure met afstemming op het PRUP en geeft aan hoe de burger opmerkingen kan formuleren op de inhoudsafbakening van het op te maken MER;  Hoofdstuk 2 situeert het onderzoeksgebied geografisch; gaat in op de historiek, een beschrijving van de onderzochte randvoorwaarden en alternatieven en bovendien worden hier de doelstellingen van de invulling van het plan toegelicht;  Hoofdstuk 3 schetst kort de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden in tabelvorm;  Hoofdstuk 4 gaat in op algemene methodologische aspecten omvat een algemeen ingreepeffectenschema;  Hoofdstuk 5 reikt de basisgegevens aan waarop de effectbeoordeling zich zal baseren en geeft een toelichting omtrent de methodologie voor het bepalen van de referentiesituatie en de effecten per milieudiscipline. Ook een eerste aanzet tot de ontwikkelingsscenario’s wordt hier gegeven;  Hoofdstuk 6 bevat een voorstel voor de inhoudstafel van het MER;  In hoofdstuk 7 wordt het Team van deskundigen voorgesteld;  Hoofdstuk 8 omvat een verklarende woordenlijst met vooral niet in de tekst uitgelegde technische termen;  Hoofdstuk 9 tenslotte is de literatuurlijst;  Hierna volgen de bijlagen en de kaartenbundel.

1.2. Wat is een milieueffectrapport (MER) en waarom een MER? Milieueffectrapportage (m.e.r.proces 1) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, nl. het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Milieueffectrapportage is een juridisch adminstratieve procedure waarbij vóórdat een activiteit, ingreep of plan (projecten of beleidsvoornemens en plannen) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. De achterliggende grondgedachte suggereert dat het beter is om de voor het milieu schadelijke activiteiten (plannen en projecten) vanaf een vroeg stadium in de besluitvorming te ondervangen en eventueel bij te sturen. (bron: www.mervlaanderen.be ) Volgens het MERVRdecreet verstaat men het volgende onder een planMER “een openbaar document waarin, van een voorgenomen plan of programma en van de redelijkerwijze in beschouwing te nemen alternatieven, de te verwachten gevolgen voor mens en milieu in hun onderlinge samenhang op een systematische en wetenschappelijke verantwoorde wijze worden geanalyseerd en geëvalueerd, en aangegeven wordt op welke wijze de aanzienlijke milieueffecten vermeden, beperkt, verholpen of gecompenseerd kunnen worden”.

De overheid zal aan de hand van het milieueffectrapport haar uiteindelijke beslissing tot uitvoering van het plan motiveren. Het principe is eigenlijk eenvoudig: eerst

1 Milieueffectrapportage (m.e.r.) wordt gedefinieerd als "alle handelingen die nodig zijn voor opstellen en beoordelen van een Milieueffectrapport (MER)". Milieueffectrapportage is m.a.w. een proces (bron: www.mervlaanderen.be).

9

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

denken en dan doen. Zo laat de milieueffectrapportage toe daadwerkelijk een preventief milieubeleid te voeren. Een MER is een informatief instrument en geen beslissingsinstrument. De beslissing die genomen wordt door de bevoegde overheid betreffende het al dan niet toelaten of vergunnen van een plan onderworpen aan de planMER plicht, houdt ook rekening met andere sectoren (sociale, economische en technische belangen) en met openbare inspraak.

1.3. Doelstelling nota voor publieke consultatie en van de terinzagelegging Het voorliggende document behandelt de nota voor publieke consultatie van de regionale ontsluitingsweg te Geel (PRUP regionale ontsluiting Geel). De nota voor publieke consultatie vormt de eerste procedurele stap in de opmaak van het milieueffectrapport. In de nota worden, naast een beschrijving van het voorgenomen plan, de specifieke milieuaspecten beschreven welke onderzocht zullen worden inclusief de verdere aanpak voor de beoordeling van deze aspecten. Het legt m.a.w. de diepgang van het MER vast zodat men zich duidelijk kan voorstellen wat er in het MER minimaal zal beschreven worden en hoe de effecten zullen worden beoordeeld. Het doel van de terinzagelegging van de nota voor publieke consultatie is ten eerste om de betrokken inwoners van de betrokken gemeenten op de hoogte te stellen van het voorgenomen plan en haar mogelijke gevolgen op de omgeving. Ten tweede is het de bedoeling om concrete, zinvolle reacties uit te lokken (zie verder) waarmee de Dienst Mer rekening kan houden bij de opmaak van richtlijnen. De richtlijnen bakenen de inhoud af van de te bespreken en te onderzoeken onderwerpen in het milieueffectrapport. Door nuttige inspraakreacties van inwoners kan het onderzoek voor het milieueffectrapport inhoudelijk bijgestuurd worden. Meer informatie is beschikbaar in een folder die de Dienst Mer daarover heeft opgesteld. Deze folder vindt u op de webstek www.mervlaanderen.be of bij de milieuambtenaar van uw gemeente. De folder kan u ook aanvragen via [email protected].

1.4. Termijn en locatie van de terinzagelegging De voorliggende nota voor publieke consultatie is gedurende een periode van ca 20 à 25 dagen ter inzage op de webstek van de provincie Antwerpen (www.provant.be), op de webstek van de dienst Mer (www.mervlaanderen.be ) en tevens analoog op het gemeentehuis van de gemeenten Geel, Mol, en Retie. De opmerkingen en aanvullingen kunnen enkel schriftelijk per brief ingediend worden bij dienst Mer 2. Er kan hierbij gebruik worden gemaakt van een formulier dat downloadbaar is vanaf www.mervlaanderen.be. Op dit formulier dient de titel van het planMER duidelijk ingevuld te worden. De opmerkingen moeten ingediend worden binnen de 30 dagen vanaf de beslissing van de Dienst Mer over de volledigverklaring.

1.5. Wat zijn nuttige inspraakreacties? De terinzagelegging is geen openbaar onderzoek waarbij bezwaarschriften kunnen ingediend worden. Bezwaarschriften kunnen enkel ingediend worden tijdens het openbaar onderzoek dat georganiseerd zal worden naar aanleiding van de PRUP procedure en van de latere vergunningsaanvraag. Dit is dus tijdens de latere besluitvormingsprocedure en niet gedurende de m.e.r.procedure. Het milieueffectrapport is bij een dergelijk openbaar onderzoek overigens bruikbaar als

2 Vlaamse Overheid, departement Leefmilieu, Natuur en Energie, afd. milieu, natuur en energiebeleid, Dienst Milieueffectrapportage, Koning Albert II laan 20 bus 8; 1000 Brussel

10

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

instrument om bezwaarschriften te onderbouwen maar ook een basis om ze te weerleggen. Het is dus in ieders belang dat het milieueffectrapport van goede kwaliteit is. Zoals eerder vermeld kan de Dienst Mer enkel zinvolle reacties gebruiken voor het opstellen van richtlijnen die de initiatiefnemer en de deskundigen moeten volgen bij het opstellen van het MER. Dit kunnen opmerkingen zijn over de vorm en presentatie van het MER maar ook inhoudelijke opmerkingen zoals opmerkingen over het voorgenomen plan zelf, over de alternatieven, over de beschrijving van de bestaande toestand, milieueffecten en milderende maatregelen, over de opvolging en evaluatie van de effecten, over de leemten in de kennis,….

1.6. Wat gebeurt er met de inspraakreacties? De inspraakreacties worden door de dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen verzameld en gebundeld, bestudeerd en besproken bij de dienst Mer. Zij bepaalt welke opmerkingen en aanvullingen aanleiding geven tot een uitbreiding of inkrimping van het onderzoek dat dient te gebeuren in het planMER. De richtlijnen, die door de dienst Mer worden opgesteld, vormen samen met de nota voor publieke consultatie het eigenlijke onderzoekskader waar de onderzoekers mee moeten werken. Deze richtlijnen zijn een openbaar document en elke burger kan ze bij de milieuambtenaar van zijn gemeente opvragen. Deze richtlijnen zijn eveneens beschikbaar op de webstek www.mervlaanderen.be .

1.7. Toetsing aan de MER-plicht De wettelijke eisen van de inhoud van het MER zijn omschreven in het MER – VR decreet van 18 december 2002. Dit decreet is ondertussen gedeeltelijk gewijzigd door het planMERdecreet van 27 april 2007 (BS d.d. 20 juni 2007) dat nu van toepassing is. De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het ‘besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma's’ goed. Het besluit geeft uitvoering aan het planmerdecreet van 27 april 2007 (B.S. 7/11/07). Ook is het Besluit van 18 april 2008 betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage van een ruimtelijk uitvoeringsplan van toepassing (B.S.30/05/2008).

De opmaak van het planMER zal verlopen volgens het integratiespoor, wat inhoudt dat de milieueffectrapportage plaatsvindt tijdens het voorbereidende proces voor de opmaak en voor de vaststelling van het PRUP. Het decreet verplicht dat bepaalde plannen van administratieve overheden van gewestelijk, provinciaal of lokaal niveau worden onderworpen aan een milieueffectenstudie, vooraleer zij definitief worden goedgekeurd. Wie een plan met aanzienlijke milieueffecten wil opmaken, moet eerst de milieueffecten en de eventuele alternatieven in kaart brengen. Er is geen lijst die aangeeft welke plannen onder de planMERplicht vallen. Art. 4.2.3§5 van het planMERdecreet van 27 april 2007 bepaalt dat er een planMER voor het PRUP van de regionale ontsluiting moet worden opgemaakt omdat het een plan betreft met mogelijk aanzienlijke effecten op NATURA 2000gebied. Daar effecten kunnen worden verwacht op het oostelijk gelegen gebied ‘Bovenloop van de Grote met Zammelsbroek, Langdonken en Goor’, dient immers een passende beoordeling te worden opgesteld. Plannen waarvoor een passende beoordeling verreist is, zijn van rechtswege planMERplichtig.

11

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

1.8. Overzicht van de procedure

1.8.1. Planmerprocedure De opmaak van het MER zal verlopen volgens de procedure voor het opstellen van een planMER volgens het Decreet van 18 december 2002, gewijzigd door het Decreet van 27 april 2007. De opmaak van een planMER voor een PRUP volgens integratiespoor is inmiddels juridisch verankerd door het besluit van de Vlaamse regering van 18 april 2008. Door het integratiespoor is een mogelijkheid voorzien in het inbouwen van de onderdelen van de MER in het formele planningsproces over een ruimtelijk uitvoeringsplan. Dit biedt het voordeel dat gelijktijdig met het planningsproces de milieubeoordeling kan gebeuren zodat het planningsproces indien nodig kan bijgestuurd worden. Deze procedure is efficiënter, eenvoudiger en kan een substantiële tijdswinst betekenen voor alle betrokkenen. Zoals gemeld loopt de opmaak van het planMER parallel met de opmaak van het PRUP. De nota voor publieke consultatie wordt ook voorgelegd aan de actoren die betrokken zijn bij de opmaak van het PRUP, zijnde de genodigden voor de plenaire vergadering. Deze actoren kunnen ook aanwezig zijn bij de startvergadering van het planMER. Het uiteindelijke planMER wordt ofwel volledig geïntegreerd in de toelichtingsnota van het PRUP, ofwel als apart document behouden. Goedkeuring van een PRUP is niet mogelijk zonder beslissing van de Dienst MER. De opmaak van een planMER o.b.v. het integratiespoorbesluit kan opgedeeld worden in verschillende fasen. In Figuur 11 en hierna in deze paragraaf wordt de procedure voorgesteld.

Figuur 1-1 Procedure plan-MER voor PRUP via integratiespoor

12

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

1. opmaak nota voor publieke consultatie Aan de hand van deze nota brengt de bevoegde overheid de Dienst Mer op de hoogte van het voorgenomen plan. Deze nota omvat tenminste:  alle informatie die vereist is volgens artikel 4.2.8, § 1, van het MERdecreet voor de kennisgeving en inhoudsafbakening van het planMER, o.m.: een beschrijving van het plan/de voorgenomen activiteit relevante gegevens uit vorige rapportages, studies,… de voorgestelde inhoudelijke aanpak van het m.e.r. een beschrijving en evaluatie van reeds onderzochte alternatieven de voorstelling van de erkende m.e.r.coördinator en het team van MER deskundigen.  een beschrijving, verduidelijking en gebiedsafbakening van het voorgenomen PRUP met: in voorkomend geval: een beschrijving van de redelijke alternatieven voor dat PRUP of voor onderdelen ervan. de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is;  een toelichting van de te volgen besluitvormingsprocedure voor het PRUP en het planMER. Daarin wordt aangegeven welke actoren betrokken zijn bij het planningsproces;  de reden voor de opmaak van deze nota voor publieke consultatie en de mogelijkheid om tijdens de publieke consultatie opmerkingen of suggesties te doen over het voorstel van reikwijdte, detailleringniveau en inhoudelijke aanpak van het planMER. De Dienst Mer neemt binnen de 20 dagen (termijn van orde) een beslissing over de volledigheid van de nota voor publieke consultatie en betekent ze binnen deze termijn aan de initiatiefnemer. De dienst Mer legt onverwijld de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie ter inzage voor het publiek. De dienst Mer informeert eveneens volgende actoren over de terinzagelegging:  genodigden van plenaire vergadering PRUP  ander instanties waarvan de Dienst Mer het advies nuttig acht  eventueel instanties t.b.v. grensoverschrijdendende planconsultatie Eventuele opmerkingen en adviezen over de inhoudsafbakening van het MER moeten binnen 30 dagen aan de Dienst Mer bezorgd worden. De nota voor publieke consultatie wordt besproken op een vergadering waarbij de Dienst Mer en de bevoegde overheid aanwezig zijn. Overheden en instanties die door de Dienst Mer geraadpleegd werden kunnen eveneens een vertegenwoordiger sturen naar deze vergadering. De Dienst Mer maakt binnen de 20 dagen na de vergadering (termijn van orde) een verslag op dat de richtlijnen voor het MER bevat. De richtlijnen hebben betrekking op:  de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het planMER;

13

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

 de bijzondere richtlijnen voor het opstellen van het planMER;  beslissing over de voorgestelde erkende MERcoördinator en het voorgestelde team van MERdeskundigen

2. Uitvoeringsfase Tijdens de uitvoeringsfase stelt het team van deskundigen het planMER op onder leiding van een erkende MERcoördinator. Dit planMER wordt volledig geïntegreerd in de toelichtingsnota van het PRUP of wordt opgesteld als een apart document dat in bijlage bij de toelichtingsnota kan toegevoegd worden.

3. Beoordelingsfase Na indiening van het planMER bij de dienst Mer controleert deze of het MER beantwoordt aan de inhoudelijke vereisten van de richtlijnen. Afhankelijk van de timing van de opmaak van het PRUP, gebeurt de goedkeuring van het planMER door de Dienst MER ofwel vóór de plenaire vergadering van het PRUP (schriftelijk), ofwel op de plenaire vergadering zelf – waarbij de DienstMER aanwezig is – ofwel achteraf, maar vóór de voorlopig vaststelling van het ontwerpPRUP. Indien het planMER wordt ingediend voor de organisatie van de plenaire vergadering beslist de dienst Mer uiterlijk binnen een termijn van vijftig dagen (termijn van orde) na ontvangst van het planMER over de goed of afkeuring ervan. Het definitief planMER maakt deel uit van het PRUP en volgt verdere dezelfde procedure als het PRUP.

1.8.2. Verder besluitvormingsproces

1.8.2.1. PRUP-procedure Inleidend Er wordt tevens verwezen naar de ‘beoordelingsfase planMER’ in voorgaande paragraaf. Het planMER dient goedgekeurd te zijn opdat het samen met het ontwerpPRUP in openbaar onderzoek gaat. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming maar moet ook "doorwerken in de besluitvorming" nl. "bij de beslissing van de overheid over het voorgenomen plan en de onderdelen en bij de uitwerking ervan wordt rekening gehouden met de goedgekeurde rapporten én met de opmerkingen en commentaren die werden uitgebracht". Het goedgekeurd planMER, het goedkeuringsverslag en de richtlijnen dienen rekening houdende met artikel 4.2.8 van het planm.e.r.decreet samen in openbaar onderzoek te gaan met het ontwerp van plan nl. ontwerp van provinciaal RUP (kortweg PRUP). I.f.v. de doorwerking in de besluitvorming zal het MER in de mate van het mogelijke bij de milderende maatregelen aangeven wanneer en hoe deze zullen/kunnen doorwerken (bv. rechtstreekse doorwerking in stedenbouwkundige voorschriften van het PRUP of in specifieke inrichtingsstudies, of in stedenbouwkundige aanvragen,…). Het ontwerpPRUP incl. planMER, dat naar de plenaire vergadering gaat, dient rekening gehouden te hebben met de officiële richtlijnen die zijn geformuleerd in de planm.e.r.procedure. Het resultaat van de plenaire vergadering zal al dan niet een bevestiging inhouden van het voorstel van ontwerpplanPRUP eventueel met de nodige bijstelling.

14

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Algemeen RUP’s worden opgemaakt ter uitvoering van ruimtelijke structuurplannen. Ze betekenen een juridische verankering van de beleidsopties uit het structuurplan, met een actiegericht karakter. RUP’s scheppen de ruimtelijke mogelijkheden (o.a. inzake bestemming, inrichting en beheer) voor de realisatie van een toekomstvisie m.b.t. de ordening van woongebieden, commerciële centra, bedrijven en diensten, verkeers en vervoersinfrastructuur, groene ruimten, recreatie enzoverder. Inhoud en procedure in een notendop Een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) wordt opgemaakt om de bepalingen die werden vastgelegd in het provinciaal ruimtelijk structuurplan uit te voeren. Een PRUP bevat een grafische voorstelling van het gebied waarover het gaat (afbakening gebied op kaart) en bevat de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming van dat gebied, de inrichting ervan en het beheer van dat gebied. In een provinciaal RUP wordt in eerste instantie toegelicht welke randvoorwaarden en bepalingen betrekking hebben op het plangebied, zoals onder andere de bepalingen uit het gewestelijk en provinciaal structuurplan. De opmaak van een dergelijk provinciaal RUP verloopt in verschillende fasen. Hierna wordt tevens de samenhang met het planMER meegegeven:  Er wordt een voorontwerp gemaakt van het PRUP. Dit voorontwerp wordt beoordeeld door de Planologisch ambtenaar (Vlaams gewest) en verschillende adviserende instellingen en administraties. Tijdens een plenaire vergadering worden de opmerkingen over het voorontwerp bekendgemaakt.  Het ontwerp wordt opgemaakt rekening houdend met de gevraagde aanpassingen van het voorontwerp o.b.v. de adviezen en de opmerkingen van het verslag van de plenaire vergadering.  Het ontwerp van het provinciaal RUP wordt goedgekeurd door de Deputatie en voorlopig vastgesteld door de provincieraad waarna het wordt verzonden aan de Vlaamse Regering. Er wordt over dit ontwerp een openbaar onderzoek georganiseerd, waarbij de opmerkingen over het ontwerp worden overgemaakt aan de Provinciale Commissie Ruimtelijke Ordening (PROCORO). Het planMER moet ingevolge de Europese richtlijn (art.6 2001/42) samen met het plan in openbaar onderzoek. De milieubeoordeling dient herkenbaar te zijn opgenomen in de toelichtingsnota.  Binnen de 180 dagen na het einde van het openbaar onderzoek wordt dan het definitief PRUP vastgesteld door de provincieraad.  Dit PRUP dient dan te worden goedgekeurd door de Vlaamse Regering. De uiteindelijke goedkeuring wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Het PRUP treedt in werking 14 dagen na deze publicatie.

1.8.2.2. Andere procedures Na het in werking treden van het PRUP dienen de benodigde stedenbouwkundige, milieu en andere vergunningen worden aangevraagd. In het kader van de vergunningsaanvraag is wettelijk eveneens een openbaar onderzoek voorzien.

15

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

2. Beschrijving van het plan

2.1. Inleiding Het provinciaal RUP voor de regionale ontsluiting van de kleinstedelijke gebieden Geel en Mol zal een reservatiestrook aanduiden op het gewestplan om een nieuwe verbinding tussen de N118 en de ring van Geel te realiseren. De aanleg van deze nieuwe verbinding is noodzakelijk om tot een duurzame oplossing te komen voor enerzijds de verkeersafwikkeling (auto, vrachtwagen) van de kleinstedelijke gebieden Geel en Mol naar het primair en hoofdwegennet en anderzijds om tot een verbetering van de verkeersleefbaarheid te komen in verschillende dorps en woonkernen in en rond de kleinstedelijke gebieden te komen, waaronder Geel – SintDimphna en Retie. In de volgende paragrafen wordt het provinciaal RUP eerst gekaderd binnen de ruimtelijke structuurplannen en mobiliteitsplannen, dit zowel op bovenlokaal (Vlaanderen en Provincie Antwerpen) als op lokaal (gemeenten) niveau. Vervolgens worden de voorstudies die relevant zijn voor het plan toegelicht. Deze voorstudies leidden immers tot de locatiealternatieven en tracévarianten die in het MER zullen worden onderzocht. Ten slotte worden dan de specifieke doelstelling, het detailleringsniveau en de mogelijke tracés voor de reservatiestrook toegelicht.

2.2. Kadering van het plan binnen het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (bovenlokaal niveau) In het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) is de taakstelling voor het afbakenen van structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden en kleinstedelijke gebieden op provinciaal niveau aan de Provincies gegeven. Geel en Mol zijn in de bindende bepalingen van het RSV geselecteerd als structuurondersteunende Kleinstedelijke gebieden. De provincie is in toepassing van artikel 44 van het decreet houdende de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999 bevoegd voor het opmaken van provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen (PRUPs) en dit ter uitvoering van het ruimtelijk structuurplan van de provincie Antwerpen (RSPA, besluit Vlaamse regering dd. 10/07/01). Volgens bindende bepaling nr. 42 van het RSPA bakent de provincie in ruimtelijke uitvoeringsplannen de kleinstedelijke gebieden af. De afbakening van de kleinstedelijke gebieden concretiseert de visie zoals uitgewerkt in het RSPA. De noodzaak voor de nieuwe verbinding van de N118 met het primair wegennet kadert in deze afbakening. Verder wordt voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en de hieraan verbonden categorisering van het wegennet uitgegaan van de visie zoals die is vastgelegd in het RSV en het RSPA. In de maas waar het studiegebied zich situeert is de N18 tussen en Retie geselecteerd als secundaire weg type III. De N118 tussen en Retie en de N18 tussen Retie en Mol kregen de selectie van secundaire weg type II. De N18 sluit evenwel niet aan op de N71 (primaire II) maar eindigt voor Molcentrum dat als weerstand is aangeduid. Deze secundaire weg type II krijgt bijgevolg een verzamelende functie in het oosten van de maas 5 (tussen E34 en E313). De primaire wegen N71 en N19 zijn verantwoordelijk voor de verbindende functie. In het RSPA werd de N118 tussen Retie en Geel niet geselecteerd als een secundaire weg.

16

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Figuur 2-1: Wegencategorisering in het studiegebied Ten slotte hebben ook de visies binnen het RSV en RSPA voor het gebied een invloed op de mobiliteitsdoelstellingen op dit gebied. Een synthese hiervan wordt weergegeven in Tabel 21 (bron: Mobiliteitsstudie voor de rol van de N118 (GeelMolDesselRetie) voor de omgeving en de ontsluiting van de Kleinstedelijke Gebieden Geel en Mol – eindrapport).

2.3. Kadering van het plan binnen de gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen en gemeentelijke mobiliteitsplannen (lokaal niveau) De visies opgenomen in het RSV en RSPA vinden hun doorwerking in de gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen. Verder zijn ook de visies in de gemeentelijke mobiliteitsplannen van belang. We beperken ons hier niet enkel tot de relevante beleidsplannen van Geel, gezien het belang van de N118 (en de aansluiting ervan op de R14) voor de gemeenten Mol, Dessel en Retie. Deze visies worden opgenomen in Tabel 22 en Tabel 23 (bron: Mobiliteitsstudie voor de rol van de N118 (GeelMol DesselRetie) voor de omgeving en de ontsluiting van de Kleinstedelijke Gebieden Geel en Mol – eindrapport).

17

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Tabel 2-1: Mobiliteitsdoelstellingen o.b.v. de gebiedsgerichte visies op bovenlokaal niveau

Gebiedsgerichte visie Afgeleide Analyse Visie voor de oostelijke mobiliteitsdoelstellingen netwerken en het Netegebied ENA en Kempische as ENA: goede multimodale ENA heeft andere potenties dan Kempische poort is voor provincie versterken de stedelijke en bereikbaarheid en sterke Kempische as, die moeten Antwerpen een multimodaal economische structuur. functionele banden met worden benut om economische logistiek centrum van provinciaal – Geel Punt als grootstedelijk Antwerpen hoofdfunctie te versterken. niveau. Het middengebied van provinciale ‘Kempische Kempische as: complementaire Aanleg IJzeren Rijn kan het netwerk (gedeelten Mol en Poort’ versterking economische, belangrijke impuls geven aan Geel) heeft een lagere dynamiek. recreatieve en toeristische netwerken. N71 en IJzeren Rijn ondersteunen potenties knooppunten en worden niet gezien als lint. Een intern openbaarvervoersysteem verhoogt de samenhang binnen het gebied.

Kempense Noord Het RSV selecteert de De weg heeft een verzamelende De Vlaamse regering heeft op 10 Zuidverbinding Kempense Noord functie voor het verkeer naar de juli 2008 beslist om de N19 tussen Zuidverbinding als primaire hoofdwegen in de buurt en dient en Geel volgens het weg II. de verbinding naar deze gewestplantracé (N19g) aan te hoofdwegen te verzekeren. leggen als een primaire weg type Momenteel kan de weg deze II en de bestaande N19 tussen functie echter niet vervullen, Kasterlee en Geel te downgraden waardoor een herinrichting zich naar een lokale weg. aandringt.

18

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Gebiedsgerichte visie Afgeleide Analyse Visie voor de oostelijke mobiliteitsdoelstellingen netwerken en het Netegebied Geel en Mol als Verdichting en aangepaste Geel bouwt als verdichtingspunt M.b.t. externe ontsluiting in verdichtingspunten ontsluiting kleinstedelijke verder op bestaande ontwerpversie afbakening gebieden in Kempische as ter bovenlokale functies. Open kleinstedelijk gebied Geel: vrijwaring van het omliggend structuur van Geel wordt Duidelijke ontsluiting van het Netegebied omgevormd tot een sterke stedelijk gebied: ‘de realisatie Uitbouw stationsomgevingen verdichte kleinstedelijke van de verbinding van de N118 mede ondersteund door structuur. met R14 dient verder te worden heractivering IJzeren Rijn onderzocht’. Bundelen van ontwikkelingen in woonwerkpark Compacte stad binnen en grootschalig openruimtegebied Militair domein maakt deel uit van kleinstedelijk gebied, verbonden met het centrum via de oude spoorlijn.

Mol heeft een belangrijke M.b.t. externe ontsluiting in positie en rol t.o.v. omringend ontwerpversie afbakening buitengebied. Mol kenmerkt kleinstedelijk gebied Mol: zich door enkele functies van Kruispunten als strategische bovenlokaal niveau. punten voor ontwikkeling: b.v. Regionale activiteiten op goed poort t.h.v. knooppunt N18 – bereikbare plaatsen aan de kanaal Bocholt –Herentals, met rand van het kleinstedelijk brug als landschappelijk gebied. merkpunt en de aanwezigheid van o.a. sites Balmatt, Verlipac.

19

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Gebiedsgerichte visie Afgeleide Analyse Visie voor de oostelijke mobiliteitsdoelstellingen netwerken en het Netegebied Netegebied als kwetsbare Vrijwaren en versterken Twee Netegebieden aan beide Bijkomende doorsnijding van onderlegger van Kempische openruimteverbindingen zijden van de Kempische as: landbouwgebied zo veel mogelijk as Faciliteren van een goed zandrug scheidt en bindt beide vermijden functionerende landbouw is delen. Sterk verkeersgenererende zeer belangrijk Netes en bekenstelsel als ontwikkelingen vermijden (toegankelijkheid percelen…). ruggengraat van de deelruimte Uitbouw van fietsnetwerken Geen bijkomend gemotoriseerd Reeds uitgebouwd recreatief verkeer aantrekken fietsnetwerk; oversteekpunten Stimuleren van zachte recreatie met N118 zijn niet specifiek beveiligd. Kanaal Bocholt Herentals: Ontsluiting van watergebonden Kanaal Bocholt – Herentals is natuurlijke, landschappelijke bedrijven koppelen aan secundaire waterweg met naast en recreatieve drager natuurlijke, landschappelijke en beperktere economische ook een recreatieve functie natuurlijke en recreatieve betekenis.

20

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Tabel 2-2: mobiliteitsdoelstellingen o.b.v. visies op lokaal niveau

Visie m.b.t. projectgebied in GRS Geel Mobiliteitsgerichte acties m.b.t. Afgeleide mobiliteitsdoelstellingen (def. goedkeuring 11/05/06) en projectgebied in richtinggevend deel GRS op lokaalniveau gemeentelijk mobiliteitsplan (conform Geel en gemeentelijk mobiliteitsplan verklaard april 2001) (conform verklaard april 2001) Verdere ontwikkeling en uitbreiding van de Haalbaarheidsstudie N118 Optimaliseren van veiligheid en bedrijvigheid op het grensgebied GeelRetie GRS suggereert de N118 inclusief de leefbaarheid in centrumgebied St. Dessel betekent een bijkomende bedreiging doortrekking naar de N19 te selecteren als Dimpna en woonlint Katersberg voor St. Dimpna enerzijds en Katersberg secundaire weg type 2. Deze suggestie houdt anderzijds, indien de N118 gebruikt wordt als enerzijds rekening met de visieelementen van ontsluitingsroute. het GRS maar ook met de (recente) ontwikkelingen in de buurgemeenten die invloed hebben op de verkeersdrukte op de huidige N118.

Indien primaire wegenis tussen Kasterlee en Downgraden huidige Turnhoutseweg en Dr. Optimaliseren van veiligheid en Geel wordt gerealiseerd via gewestplantracé, Van de Perrestraat naar lokale weg leefbaarheid in centrumgebied Ten worden Ten Aard en woonlint Dr. Van de Aard en woonlint Dr. Van de Perrestraat ontlast van doorgaand verkeer. Perrestraat Herbestemming militair domein op Afhankelijk van afbakening van het Optimaliseren van veiligheid en middellange termijn structuurondersteunend kleinstedelijk gebied leefbaarheid in centrumgebied St. Geel en de categorisering van het wegennet Dimpna en woonlint Katersberg (provinciale bevoegdheid) Verbinding N118 met primaire wegennet is bindende voorwaarde voor een herbestemming militair domein naar hardere en/of mobiliteitsgenerende functies.

Herstel van historisch dubbelplein Sint Alternatieve ontsluiting N118 – R14, Optimaliseren van veiligheid en Amands – St.Dimpna d.m.v. aangepaste ontmoediging doorkruisen binnenstad d.m.v. leefbaarheid in binnenstad – ontsluiting binnenstad circulatiemaatregelen, parkeerroutesysteem en herinrichting St.Dimpna als herinrichting van de publieke ruimte verblijfsgebied

21

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Visie m.b.t. projectgebied in GRS Mol Mobiliteitsgerichte acties m.b.t. Afgeleide mobiliteitsdoelstellingen (def. goedkeuring 24/08/06) projectgebied in richtinggevend deel GRS op lokaal niveau Mol en gemeentelijk mobiliteitsplan (conform verklaard april 2000) Mol behoort tot Doelstelling 2gebied. Kleinstedelijk gebied als stedelijk netwerk: met Optimaliseren van veiligheid en Europese steun om toeristische infrastructuur de industriezone MolDonk als een strategisch leefbaarheid in centrumgebieden Mol – verder uit te bouwen alsook punt binnen de noordelijke poort Dessel, Geel St. Dimpna en Retie milieutechnologievallei op de grens tussen Mol Ontsluiting bedrijventerreinen Mol – Dessel via en Dessel (aansluitend op het VITO) N118 gekoppeld aan onderzoek verbinding Verder: bedrijvencentrum Verlipack, renovatie N118 met primair weggennet (N71 – N19) vervuilde Balmattsite en PRUP bijkomende regionale bedrijventerrein Stenehei (Dessel) De op het gewestplan aangeduide ‘zone voor Ontsluiting bedrijventerreinen Mol – Dessel via Optimaliseren van veiligheid en de vestiging van kerninstallaties’ (nucleaire N118 gekoppeld aan onderzoek verbinding leefbaarheid in centrumgebieden Mol zone) van 650 ha is grensoverschrijdend met N118 met primair weggennet (N71 – N19) (centrum, Sluis en Donk) – Dessel, de gemeente Dessel. Geel St. Dimpna en Retie Mol suggereert hogere overheid uitbouw in twee clusters: de oostelijke concentratiezone van VITO en SCK en de westelijke site ter hoogte van VITO en IRMM met behoud open ruimte Stokt – De Bleken Uitbouw Mol tot autoluw centrumgebied i.f.v. D.m.v. aangepaste circulatie voor het Bijkomende maatregelen om weerstand (provinciaal niveau) autoverkeer doorgaand verkeer in het doorgaand (zwaar) verkeer op N18 te centrumgebied ontmoedigen. Recentelijk werd ontmoedigen werk gemaakt van de ‘herinrichting doortocht Optimaliseren van veiligheid en N18 – centrumgebied Mol’, om te komen tot leefbaarheid in centrumgebied Mol een samenhangend centrumgebied, door middel van een coherente herinrichting van de publieke ruimte. Aanpak problematiek doorgaand (zwaar) Maatregelen (m.b.t. vrachtverkeer) in overleg Optimaliseren veiligheid en verkeer op ringvormige gemeentewegen met de omliggende gemeenten leefbaarheid kernen Sluis, Achterbos en Zilvermeerlaan … Marelarenstraat omwille provinciaal domein Zilvermeer van weerstand in Molcentrum.

22

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Visie m.b.t. projectgebied in GRS Dessel Mobiliteitsgerichte acties m.b.t. Afgeleide mobiliteitsdoelstellingen (statuut voorontwerp) en gemeentelijk projectgebied in richtinggevend deel GRS op lokaal niveau mobiliteitsplan (niet conform verklaard) Dessel (voorontwerp) en gemeentelijk mobiliteitsplan (niet conform verklaard) Profielversterking bedrijventerreinen: Rechtstreekse ontsluiting Stenehei op de N118 Optimaliseren van veiligheid en Goormansdijk: regionale bedrijven gericht op ontlast de N18. leefbaarheid in centrumgebieden kanaal Stenehei: 23 ha voor gemengd Retie zou ontsloten kunnen worden via de Dessel, Mol, Geel St. Dimpna en Retie regionaal bedrijventerrein (1 e fase PRUP 13 N118 als secundaire weg type 2 naar E34 en ha, 2 e fase 10 ha) E313 (door een nieuwe verbinding naar N19/R14 en herinrichting/doortrekking ring Retie).

Aangepaste circulatie Desselse dorpskern KT: lokale ‘omleidingsroute’ voor doorgaand Optimaliseren van veiligheid en (zwaar) verkeer via de Broekstraat en leefbaarheid in centrumgebieden Hofstraat–Kwademeer Dessel MLT – LT: bovenlokale wegencategorisering Afbouw verkeersdruk op Dessel N118 koppeling N18 met N118 via centrum Goormansdijk, MolDonk, Gravenstraat en de Kastelsedijk

Prioritaire behandeling ontsluiting Geen doorgaand zwaar verkeer op N18 Bijkomende maatregelen om bedrijvenzones secundaire weg type III en het lokale wegennet doorgaand (zwaar) verkeer op N18 te N118 belangrijkste ontsluitingsas (secundaire ontmoedigen weg type 2) voornamelijk in zuidelijke richting Optimaliseren van veiligheid en (Geel), omdat hier de aantakking op de leefbaarheid in centrumgebieden primaire wegenstructuur het vlotst kan worden Dessel, Mol, Geel St. Dimpna en Retie voorzien d.m.v. koppeling N118 met N19/R14. Realisatie verbinding N18 – N118 (Lichtstraat – GravenstraatGoormansdijk) – evaluatie draagkracht van de VRIoplossing Kastelsedijk – N118

23

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Visie m.b.t. projectgebied in GRS Retie Mobiliteitsgerichte acties m.b.t. Afgeleide mobiliteitsdoelstellingen (def. goedkeuring 08/05/06) en projectgebied in richtinggevend deel GRS op lokaal niveau gemeentelijk mobiliteitsplan Retie Retie (def. goedkeuring 08/05/06) en (conform verklaard september 2000) gemeentelijk mobiliteitsplan Retie (conform verklaard september 2000) Omdat Arendonk zijn taakstelling als Rechtstreekse ontsluiting zoekzone naar Inpassing regionale bedrijvigheid met economisch knooppunt niet kan opnemen (cf. knooppunt E34 – N118 beperkte bijkomende belasting streefbeeldstudie N118) wordt voorgesteld onderliggend weggenet Retie als economisch knooppunt te erkennen. Hierdoor is zoekzone voor regionale bedrijvigheid ter hoogte van N118 – E34 opgenomen. Aangepaste ontsluiting centrumgebied Selectie ‘ring’ Nieuwstraat – SintPaulusstraat – Optimaliseren van veiligheid en Pijlstraat en doorgetrokken Veldenstraat leefbaarheid in centrumgebied Retie (tussen N118 en N18) als secundaire weg type 2 wordt in het GRS opgenomen als gemeentelijke suggestie aan de provinciale overheid. Doorgetrokken ‘ring’ wordt (her)aangelegd door het Vlaams Gewest. Een harde herinrichting van de centrumstraten zonder het busverkeer hierdoor te hinderen Retie ziet geen onmiddellijke noodzaak in het Het afsluiten van complex 25 versterkt selectie Optimaliseren van veiligheid en afsluiten van een op en afrittencomplex. van de N18 (tussen Retie en Turnhout) als leefbaarheid in centrumgebieden Indien echter een keuze moet gemaakt secundaire weg type III. Dessel, Mol, Geel St. Dimpna en Retie worden kiest de gemeente voor het afsluiten Belangrijke randvoorwaarde is het afdwingen van complex 25 (Turnhout – Oost). van het gebruik van de N19 als hoofdontsluitingsroute naar E34. De doortrekking van de noordelijke ring rond Geel kan dit enkel versterken evenals weerstanden in Mol, Dessel en Retie.

24

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Tabel 2-3: doelstelling i.v.m. alternatieve vervoerswijzen in de gemeentelijke mobiliteitsplannen

Gemeentelijk Gemeentelijk Gemeentelijk Gemeentelijk mobiliteitsplan Geel mobiliteitsplan Mol mobiliteitsplan Dessel mobiliteitsplan Retie (conform verklaard april (conform verklaard (niet conform verklaard) (conform verklaard 2001) april 2000) sept. 2000) Fiets Afstemming functionele en In Mol wordt veel Beveiliging oversteken in Grensoverschrijdende recreatieve (functioneel en recreatief) functioneel en recreatief samenwerking met Mol, fietsroutenetwerken gefietst. fietsroutenetwerk, o.a. N118 Kasterlee, Dessel en Oud Gunstige trend bevestigen – Avoortstraat, Brasel en Turnhout door aanleg Begijnenstraat Aandacht voor fietsvoorzieningen en fietsdoorsteken o.a. fiets realisatie geïntegreerd en voetgangersbrug over functioneelrecreatief Zwarte Nete fietsroutenetwerk. Busverkeer Versterking aanbod bestaand Naast ontsluitende bussen Merkelijke verbetering na Verbetering doorstroming de Lijn streekvervoernetwerk verbindend streekvervoer invoering basismobiliteit ov in centrum door gebaseerd op voor interstedelijke Verbetering aanpassing en complementariteit trein – bus verbindingen die niet door openbaarvervoerrelaties met doortrekking ‘ring’ tot Invoering belbusproject Geel spoorwegen worden voorzieningencentra Geel, N118 – Mol verzorgd (Turnhout, Turnhout en Mol wenselijk Herinrichting houdt Tessenderlo – Diest) Vlotte doorstroming in Betere ontsluiting rekening met bussen die congestiegevoelige gebieden Belbussen, embryo voor bedrijvenzone Stenehei door centrum moeten. dmv lichtenbeïnvloeding en toekomstige vrije busbanen stadsbusdienst

25

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

2.4. Voorstudies

2.4.1. Voorstudies afbakening kleinstedelijke gebieden Geel en Mol De afbakening van de kleinstedelijke gebieden Geel en Mol gebeurt in uitvoering van het RSV en RSPA (zie § 2.2) Definitie stedelijke gebieden De afbakening van het kleinstedelijk gebied heeft tot doel aan te duiden in welke gebieden een beleid van groei, concentratie en verdichting van toepassing is. Dit gewenst te voeren beleid wordt hard gemaakt via de opmaak van één of meerdere ruimtelijke uitvoeringsplannen. Stedelijke gebieden zijn sites waar vandaag reeds een omvangrijke woonfunctie, een relatief hoge bouwdichtheid en een belangrijke concentratie aan stedelijke voorzieningen en economische activiteiten aanwezig zijn. Doel is om nieuwe ontwikkelingen inzake wonen, voorzieningen en economische activiteiten zoveel mogelijk te bundelen in deze stedelijke gebieden. In een stedelijk gebied, wordt een stedelijkgebiedbeleid gevoerd. Dit is het beleid dat gevoerd wordt in de stedelijke gebieden, waar ontwikkeling, concentratie en verdichting uitgangspunten zijn, maar steeds met respect voor de draagkracht van het stedelijk gebied. Dit betekent een beleid gericht op het creëren van een aanbod aan bijkomende woningen in een kwalitatieve woonomgeving, het kwantitatief en kwalitatief voorzien van ruimte voor economische activiteiten, het versterken van het stedelijk functioneren (diensten, gemeenschapsvoorzieningen, stedelijke voorzieningen, …) en het stimuleren van andere vormen van mobiliteit. Het aanbodbeleid in stedelijke gebieden is essentieel om verdere uitzwerming, lintbebouwing en wildgroei van allerhande activiteiten in het buitengebied te vermijden. Vastleggen grenzen kleinstedelijke gebieden Er dient te worden benadrukt dat het leggen van een grens geenszins duidt op het begrenzen van de groei. De grens trekt wel de lijn tussen gebieden waar stedelijke ontwikkeling gestimuleerd wordt en het buitengebied waar de bebouwingsvormen, de natuur, de landbouw en het bos hun eigen groeiritme bezitten binnen de ontwikkelingsperspectieven geschetst in het RSV en het RSPA. De grens van het stedelijk gebied heeft aldus een beleidsmatige betekenis: een stedelijk gebiedbeleid versus een buitengebiedbeleid. Bij het vastleggen van de grens tussen buitengebied en stedelijk gebied wordt niet enkel rekening gehouden met bijkomende stedelijke activiteiten. De grenzen worden mede bepaald vanuit natuuroogpunt, landbouw en de waardevolle landschappelijke gebieden. Het afbakeningsproces is meer dan het afbakenen van een gebied of het trekken van een lijn. Het vormt ook de basis voor acties van provinciaal niveau die in het stedelijk gebied worden genomen. Voorbeelden zijn de realisatie van renovatieprogramma’s, bijkomende woningbouwprojecten, aanleg van een bedrijventerrein, enz. Het gaat hierbij niet enkel om de thema’s wonen en werken, ook randstedelijke groengebieden, gemeenschaps en nutsvoorzieningen, recreatie enz. komen aan bod. Vanuit een geïntegreerde afweging wordt getracht vanuit de afbakening van het stedelijk gebied een vernieuwing van de identiteit van de stad tot stand te brengen. De uitdaging bestaat erin door het creëren van een beleidsmatige benadering (grens

26

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

stedelijk gebied) met ontwikkelingsperspectieven (acties) de ruimtelijke en functionele structuur van de stad te versterken. Bedoeling is om binnen het waardevolle natuurlijke, landschappelijke en bestaande cultuurhistorische kader van de bestaande stedelijke entiteit én haar ruime omgeving een kwalitatieve stedelijke en economische entiteit uit te bouwen met een sterke identiteit. Taakstelling Binnen de grenzen van de kleinstedelijke gebieden hebben de provincies tot taak om bijkomende woningen toe te bedelen. Om de druk op het buitengebied te verlagen moet een aanbod worden gecreëerd in de stedelijke gebieden. De te realiseren woningen binnen de verschillende kleinstedelijke gebieden worden verdeeld als taakstellingen. Voor de omvang van de behoefte aan bijkomende bedrijventerreinen is in het RSPA een taakstelling voor de gehele provincie bepaald. De Provincie Antwerpen heeft bijkomend onderzoek uitgevoerd specifiek naar de taakstelling voor bedrijventerreinen in de kleinstedelijke gebieden Geel en Mol. PRUP’s ifv een kleinstedelijk beleid De PRUP’s voor de afbakening van de kleinstedelijke gebieden Mol en Geel, vormen slechts één van de concrete maatregelen die worden ondernomen om het stedelijkgebiedbeleid voor de kleinstedelijk gebieden Mol en Geel te concretiseren. Naast de PRUP’s voor de afbakeningen van de kleinstedelijke gebieden, worden gelijktijdig nog andere PRUP’s opgemaakt. Voorstudies In opdracht van de provincie Antwerpen werd een ‘voorstudie voor het kleinstedelijk gebied Mol’ opgemaakt. De finaliteit van deze voorstudie is een voorstel van een grenslijn voor het kleinstedelijk gebied en een minstens even belangrijk actieprogramma met concrete voorstellen voor de uitvoering van de ruimtelijke aspecten van het stedelijk beleid. In opdracht van de provincie Antwerpen werd ook een ‘voorstudie voor het kleinstedelijk gebied Geel’ opgemaakt. De finaliteit van deze voorstudie is een voorstel van een grenslijn voor het kleinstedelijk gebied en een minstens even belangrijk actieprogramma met concrete voorstellen voor de uitvoering van de ruimtelijke aspecten van het stedelijk beleid. Op basis van de voorstudie laat de provincie Antwerpen nu door IOK PRUP’s voor de afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Mol en Geel opstellen en verschillende PRUP’s (waaronder een PRUP voor de regionale ontsluiting): • Afbakening Mol PRUP 1 afbakeningslijn: In dit PRUP moet de afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied Mol, aangepast aan de meest actuele inzichten, vastgelegd worden op perceelsniveau. PRUP 2 Wauwerdijk : Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied Wauwerdijk naar een stedelijk woongebied; PRUP 3 Schoolstraat : Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied Schoolstraat naar een stedelijk woongebied; PRUP 4 Ezaartveld: Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied Ezaartveld naar een stedelijk woongebied;

27

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

PRUP 5 Pastoor Wuytsstraat: Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied Pastoor Wuytsstraat naar een stedelijk woongebied; PRUP 6 Stenehei: Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van nucleaire zone naar zone voor regionale bedrijvigheid; PRUP 7 Berkenbossen: Dit PRUP moet voorzien in het huidige bedrijventerrein Berkenbossen en de uitbreiding ervan door de herbestemming van overwegend natuurgebied naar regionale bedrijvigheid; PRUP 8 Molderdijk: Dit PRUP moet voorzien in de ontwikkeling van de zuidelijke poort van het kleinstedelijk gebied door onder meer een herbestemming naar grootschalige kleinhandel. PRUP 9 De Markt: Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van natuurgebied naar gebied voor openbaar nut zodat de gronden van de instelling voor bijzondere jeugdbijstand De Markt gelegen langs de Nete in overeenstemming gebracht worden met het effectieve gebruik. Parallel met deze PRUP’s wordt tevens een ruimtelijk onderzoek uitgevoerd en een afweging van de milieueffecten opgemaakt voor een nieuwe verbinding N118N18 te DonkGoormansdijk. Deze afweging dient te gebeuren tussen het tracé ten noorden en ten zuiden van het kanaal HerentalsBocholt. Dit onderzoek is een voorbereiding op een gemeentelijk RUP.

Figuur 2-2: situering van een voorstel tot afbakening van het kleinstedelijk gebied Mol, met de betreffende plangebieden Opmerking: de afbakeningslijn is nog niet vastgelegd en bevat nog onzekerheden. Onder andere de gebieden met een stippellijn moeten nog verder onderzocht worden in het planningsproces van het PRUP.

28

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

• Afbakening Geel PRUP 10 afbakeningslijn: In dit PRUP moet de afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied Geel, aangepast aan de meest actuele inzichten, vastgelegd worden op perceelsniveau. PRUP 11 Brukel : Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied Brukel naar een stedelijk woongebied; PRUP 12 Laar: Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied Laar naar een stedelijk woongebied; PRUP 13 Gansakker: Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van het woonuitbreidingsgebied Gansakker naar een stedelijk woongebied; PRUP 14 woonwerk park: Dit PRUP moet enerzijds voorzien in de herbestemming van het overwegend woonuitbreidingsgebied naar een stedelijk woongebied en anderzijds van een herbestemming van landbouwgebied, gebied voor openbaar nut, woonuitbreidingsgebied en anderen naar regionaal bedrijventerrein; Omdat de ontwikkeling van het hele gebied gefaseerd zal gebeuren moet een beperkt bijkomend mobiliteitsonderzoek duidelijk maken welke infrastructurele maatregelen er nodig zijn bij welke ontwikkelingen rond wonen en bedrijvigheid en dit in het bijzonder voor de kruispunten op de R14. PRUP 15 Kievermont : Dit PRUP moet voorzien in de herbestemming van militaire domein naar stadsrandbos en gebied voor kleinstedelijke ontwikkeling; PRUP 16 Antwerpsesteenweg: Dit PRUP moet voorzien in een herstructurering van een bestaand kleinhandelslint door onder meer een herbestemming naar zone voor grootschalige kleinhandel. Op basis van de reeds bestaande mobiliteitsstudies dienen de mobiliteitseffecten te worden bekeken op het deel N19 gelegen in het PRUP. Bijzondere aandacht dient te gaan naar de mogelijke maatregelen, die de toekomstige combinatie primaire wegkleinhandelslint kunnen ondersteunen en die kunnen vastgelegd worden in het PRUP. PRUP 17 regionale ontsluiting: Dit PRUP moet voorzien in het uitwerken van een tracé voor een nieuwe verbinding tussen de weg GeelRetie (N118) en het primair wegennet. Dit PRUP vormt het onderwerp van dit planMER.

29

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Figuur 2-3: situering van een voorstel tot afbakening van het kleinstedelijk gebied Geel, met de betreffende plangebieden Opmerking: de afbakeningslijn is nog niet vastgelegd en bevat nog onzekerheden. Onder andere de gebieden met een stippellijn moeten nog verder onderzocht worden in het planningsproces van het PRUP. Voor elk van deze PRUP’s worden screeningen naar de planMERplicht uitgevoerd. Voor PRUP regionale ontsluiting wordt door Soresma onmiddellijk overgegaan tot de opmaak van een planMER (voorliggend document als eerste fase). (bron: IOK, procesnota PRUP afbakening kleinstedelijke gebieden Geel en Mol)

2.4.2. Ontsluiting stedelijke gebieden Geel en Mol De stedelijke gebieden Geel en Mol kunnen voor de ontsluiting naar het hoofdwegennet (E34 en E313) gebruik maken van de N71 (primaire weg type I), de N118 (secundaire weg type II tussen Arendonk en Retie), de N18 (secundaire weg type II tussen Retie en Mol en secundaire weg type III tussen Turnhout en Retie) en de N19 (primaire weg naar Turnhout via Kasterlee). De rol (en de categorie) van de N118 tussen Geel en Retie, in functie van de ontsluiting van de stedelijke gebieden Geel en Mol werd onderzocht in de ‘Mobiliteitsstudie voor de rol van de N118 (GeelMolDesselRetie) voor de omgeving en de ontsluiting van de Kleinstedelijke Gebieden Geel en Mol – eindrapport’ (zie verder).

30

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Ondanks de aanwezigheid van deze ontsluitingsinfrastructuur speelt de problematiek van een diffuse noord zuidverbinding en van routes voor zwaar verkeer die noodgedwongen door woonkernen gaan. De noordelijk gelegen bedrijventerreinen in Mol (en Dessel) worden slecht ontsloten naar de N71 en zorgen voor een bezwarende belasting van de stedelijke kernen, dorpskernen en tussenliggende kernen in de stedelijke gebieden Geel en Mol: • De ontsluiting via de N118 leidt in zuidelijke richting naar de stedelijke kern St. Dimpna in Geel en in noordelijke richting naar de dorpskern van Retie • De ontsluiting via de N18 leidt in zuidelijke richting tot de stedelijke kern Mol, in noordelijk richting naar de dorpskernen van Donk, Dessel en Retie. • Alternatieve ontsluitingsmogelijkheden voor zwaar vervoer gaan eveneens door tussenliggende woonkernen (Sluis, Ginderbroek, Millegem, Achterbos). • De ontsluiting via de N19 gaat door de kernen Kasterlee en Ten Aard in Geel. Op 10/7/2008 besliste de Vlaamse Regering om te kiezen voor de aanleg van het basistracé voor de NoordZuidverbinding in de Kempen. Het betreft een nieuw aan te leggen weg met 2x1 rijstroken van 6,6 km, 750 m ten oosten van het bestaande N19. Het is een kortsluiting tussen de bestaande N19 tussen KasterleeTurnhout en het noordelijke gedeelte van de R14 ring rond Geel. De

31

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

bestaande N19 moet door de stad Geel en de gemeente Kasterlee omgebouwd worden tot een meer leefbare weg waar veel conflictsituaties vermeden worden (doorgaand verkeer weren, expliciete verblijfsfunctie). In het kader van de opmaak van de Provinciale Ruimtelijke Uitvoeringsplannen voor de afbakening van de Kleinstedelijke Gebieden Geel en Mol worden bovendien een aantal nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voorzien die een bijkomende impact zullen hebben op de bestaande ontsluiting. Tegelijk met de voorstudie m.b.t. de Kleinstedelijke gebieden Mol en Geel, waarin de ruimtebehoefte en locatie voor economische activiteiten, wonen en overige stedelijke voorzieningen werden bepaald, werd daarom een mobiliteitsstudie opgestart. De basisdoelstelling van deze mobiliteitsstudie was een verkeersstructuur te ontwikkelen die aansluit bij de gewenste ruimtelijke ontwikkeling (d.w.z. rekening houdend met projecten en planprocessen in het gebied tussen E34 en E313). Specifiek werd de rol van de N118 in Geel, Mol, Dessel en Retie bepaald binnen een visie op de regionale ontsluiting.

2.4.3. Mobiliteitstudie m.b.t. de rol van de N118 In de studie m.b.t. de rol van de N118 werden volgende onderzoeken verricht: De ruimtelijke toekomstscenario’s werden ontwikkeld Op basis van onderzoek bleek dat er binnen het KSG Geel en Mol een belangrijke vraag is naar de ontwikkeling van bedrijvigheid. Bij de ontwikkeling in de ruimtelijke scenario’s werd onderscheid gemaakt tussen ‘bestaande bedrijven’, ‘goedgekeurde geplande ontwikkelingen’ (reeds goedgekeurde plannen in ontwikkeling) en ‘plannen in ontwikkeling’ (nog niet bindend vastgelegde visies). Voor deze 2 laatste werd door middel van bevraging bij bestaande bedrijven naar bestaande en toekomstige mobiliteitsproblemen gepolst.

32

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

• Bestaande bedrijven

Figuur 2-4: locatie bestaande bedrijven opgenomen in Studie N118 • Goedgekeurde geplande ontwikkelingen: o uitbreidingsmogelijkheid op onbenutte bedrijfspercelen Op basis van een inventaris van onbenutte bedrijfspercelen in de bestaande bedrijventerreinen binnen het projectgebied werd een inschatting gemaakt van de mogelijke bijkomende ontwikkelingen van bedrijvigheid en hun impact op de belasting van de N118. Voor het projectgebied kunnen volgende uitbreidingsmogelijkheden worden aangeduid:  Geel: geen uitbreidingsmogelijkheden op onbenutte bedrijfspercelen binnen het projectgebied  Dessel – FBFC International: Op de terreinen van FBFC international is nog 5 ha beschikbaar, maar deze dient als bufferzone en zal dus niet aangewend kunnen worden voor bedrijvigheid.  Dessel – Stenehei: In totaal is op deze zone nog 8.000 m² onbenut, verspreid over 2 locaties, waardoor we kunnen stellen dat de zone bijna optimaal benut is.  Dessel – Goormansdijk: In totaal 1,8 ha beschikbaar, verdeeld over 3 locaties, waarbij niet alle percelen optimaal kunnen aangewend worden gezien hun geometrische afmetingen.

33

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

 Retie – De Bempdekens: 8.000 m² beschikbaar, verdeeld over 2 locaties. Er wordt vanuit gegaan dat volgende ontwikkelingen geen of een zeer beperkte impact hebben op het projectgebied:  Mol – ambachtelijke zone: Nog 1,2 ha beschikbaar, verdeeld over 2 locaties en dienstdoend als reservegrond voor 2 grotere bedrijven  Mol – Berkenbossen: Slechts 1,3 ha op de totale zone o Incubatorgebouw Op het domein van VITO is de uitbouw van een incubatorgebouw voorzien ten behoeve van kennisbedrijven in de sector van de milieutechnologie. Het betreft een eerste fase die in uitvoering is. o Renovatie industriegebied Donk  Een deel van het 12.5 ha grote bedrijfsterrein van de failliete glasfabriek Verlipack wordt door een privéontwikkelaar gereorganiseerd tot het bedrijvencentrum Verlipark en terug op de markt gebracht. Momenteel zijn reeds een aantal bedrijven in het bedrijvencentrum gehuisvest. Er is een analyse gemaakt van de reeds in gebruik zijnde ontwikkelingen op de Verlipacksite op basis van de gegevens van de ontwikkelaar. De reeds in gebruik zijnde oppervlakte van het terrein (verkocht of verhuurd) bedraagt ca. 6 ha. De totale oppervlakte van het terrein bedraagt 12 ha. Naast de reeds aanwezige bedrijven is er bijgevolg nog ca. 6 ha beschikbaar voor verdere ontwikkelingen op het bedrijventerrein.  Vervuilde Balmattsite (6 ha): de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) is in september 2006 gestart met de voorbereidende werken voor de sanering van de site. In februari 2007 start de sloop van de gebouwen. De Site ontwikkeling Vlaanderen, een dochtermaatschappij van de Vlaamse Milieuholding, verwerft eerst het terrein. Daarna staan ze samen met OVAM financieel in voor de sanering. Hierbij wordt beroep gedaan op Europese steun. Verwacht wordt dat de bodemsanering en de sanering van het grondwater kunnen worden uitgevoerd terwijl het gebied wordt herontwikkeld in een nieuw bedrijventerrein.. o Witzandbedrijf SibelcoMol In een bijkomende bevraging werd gepolst naar het aandeel vrachtverkeer en de rijroutes. Het transport van kwartszand door SCR Sibelco gebeurt via pijpleidingen van de groeves naar de fabriek, waar de veredeling van de kwartszanden plaatsvindt. Het logistieke deel nadien kan worden opgesplitst:  containervervoer via de weg (meestal N18 – N118) naar de haven van Antwerpen;  containervervoer rechtstreeks naar de klanten (meestal N18 – N118);  bulktransport rechtstreeks naar de klanten (meestal N18 – N118);

34

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

 bulktransport via de weg (meestal N18 – N118) naar de haven van Antwerpen;  transport over het kanaal naar klanten of haven van Antwerpen;  bulktransport naar overslaginstallaties op MolMaat, Zilvermeerlaan – 2400 Mol;  transport via pijpleidingen naar overslaginstallaties op MolMaat, Zilvermeerlaan – 2400 Mol.  SCR Sibelco heeft geen uitbreidingsplannen op de site te Dessel. o Uitbreiding Stenehei fase 1 Uitbreiding van Stenehei – fase 1: 12.9 ha voor gemengd regionaal bedrijventerrein conform PRUP. o Hofstede Mol Op deze site ontwikkelt de gemeente Mol een nieuw lokaal bedrijventerrein met een oppervlakte van ca. 2 ha. Rekening houdend met de locatie zal deze ontwikkeling geen of een zeer beperkte impact hebben op het projectgebied. o Uitbreiding bedrijventerrein Bempdekens in Retie Uitbreiding zoals opgenomen in GRS: 5,3 ha lokale bedrijvigheid.

Figuur 2-5: locatie goedgekeurde geplande ontwikkelingen opgenomen in studie N118

35

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

• Plannen in ontwikkeling o Revitalisering voormalig militair domein Kievermont Op deze site wordt volgende gemengde ontwikkeling vooropgesteld:  Bedrijvigheid lokaal: 13 ha  Open ruimte: 44 ha  Overige stedelijke voorzieningen: stadsmagazijn: 5 ha  Stedelijke recreatie: jeugdrecreatieve voorzieningen (dag en verblijfsrecreatie): 2 à 3 ha  Spoorlijn zal instaan voor de functionele relatie tussen Kievermont en het centrum voor langzaam verkeer o Uitbreiding bedrijventerrein Goormansdijk Suggestie gemeente Dessel in GRS aan hogere overheid: uitbreiding met ca. 4.3 ha om tegemoet te kunnen aan de sterke dynamiek bij de bestaande regionale bedrijvigheid op deze site en om herlokalisatie van deze bedrijven te voorkomen. In het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2007 i.k.v. de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur Neteland wordt gebied 21 ‘het landbouwgebied rond Dessel’ herbevestigd als agrarisch gebied. In het besluit staat voor dit gebied echter een specifieke beleidsmarge op gewestelijk niveau vermeld: ‘opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de uitbreiding van de bedrijvenzone aan Goormansdijk’. o Uitbreiding Stenehei fase 2 Naast fase 1 van de uitbreiding Stenehei zoals opgenomen in het eerste ruimtelijk toekomstscenario ‘geplande en goedgekeurde ontwikkelingen (12.9 ha voor gemengd regionaal bedrijventerrein conform PRUP) wordt in dit scenario een tweede fase van uitbreiding met 10 ha voorzien. o Uitbouw incubatorgebouw Voor het incubatorgebouw wordt conform de enquête een verdubbeling van de capaciteit vooropgesteld van 724 m² (fase 1) naar 1450 m² netto verhuurbare oppervlakte binnen de 5 jaar (fase 2). o Woonwerkpark Geel Voor het woonwerkpark te Geel zijn in het GRS en de voorstudie van de afbakening van het kleinstedelijk gebied Geel concrete taakstellingen vooropgesteld. Voor de concrete realisatie op het terrein dient een PRUP te worden opgemaakt (zie § 2.4.1). Er wordt uitgegaan van volgende taakstelling m.b.t. wonen en bedrijvigheid:  woonveld in binnengebied LarumsewegBereikbaarheidsas: 12.3 ha (inclusief groene ruimte) met een woningdichtheid van 26 woningen per ha à 269 wooneenheden;  woonveld in binnengebied BereikbaarheidsasPoiel: 11.3 ha (inclusief groene ruimte) met een woningdichtheid van 26 woningen per ha à 248 wooneenheden.M.b.t. regionale bedrijvigheid:

36

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

 kantorenpark in binnengebied LarumsewegBereikbaarheidsas: 8.4 ha (biedt ruimte aan een 22tal kantoren en kantoorachtigen): 90.000m² vloeroppervlakte;  zone voor spinoff bedrijven ten zuiden van de KHK: 5 ha (biedt ruimte aan een 4tal spinoff bedrijven): 10.000m² vloeroppervlakte;  productiegebonden bedrijvenzone tussen Poiel en de Antwerpseweg: 21.4 ha (biedt ruimte aan een 20tal kantoren of kantoorachtigen): 45.000m² vloeroppervlakte. Tijdens de opmaak van de mobiliteitsstudie m.b.t. de N118 groeide het inzicht dat de optimalisatie van de ontsluiting van het kleinstedelijk gebied Geel een bijkomende belasting van de R14 als gevolg zal hebben. Het is dus wenselijk om de impact van de bijkomende ontsluiting van het woonwerkpark op de R14 wel mee in rekening te brengen. Daarom werd bijkomend onderzoek uitgevoerd met een raming van de verkeersproductie.

Figuur 2-6: locatie plannen in ontwikkeling opgenomen in studie N118 Voor deze plannen werd begroot welke impact ze hebben op de ontsluitingsinfrastructuur. Hiertoe werd het aantal verwachte vrachtwagenbewegingen en autoverplaatsingen die deze ontwikkelingen genereren ingeschat.

37

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

De verkeerskundige toekomstscenario’s werden ontwikkeld Tegelijk met de ontwikkeling van de ruimtelijke scenario’s werden de mogelijke verkeerskundige ontwikkelingen onderzocht. Er werden concepten ontwikkeld met betrekking tot de ontsluiting voor zwaar verkeer, openbaar vervoer, fietsontsluiting, de categorisering van het wegennet en de ontsluiting van de centrumgebieden. Uit onderzoek bleek dat volgend concept de beste garantie bood om een goede doorstroming naar het hoofdwegennet te garanderen, waarbij de woon en dorpskernen gevrijwaard blijven: • De realisatie van de verbinding tussen de N118 en de N18 ter hoogte van Mol Donk – Dessel Goormansdijk wordt noodzakelijk geacht. • Voor Geel St.Dimpna moet een afweging gemaakt worden tussen drie mogelijke oplossingen: o behoud/herinrichting van de doortocht N118 – N71 door het centrumgebied o aanleg van een nieuwe noordelijke verbinding tussen N118 en R14 o aanleg van een nieuwe oostelijke verbinding tussen N118 en R14 • In Retie wordt de ringweg ter hoogte van het bedrijventerrein Bempdekens doorgetrokken tot de N118. • In Geel, Mol, Dessel en Retie worden tonnagebeperkingen ingevoerd om doorgang van vrachtwagens in centrumgebieden te vermijden. De ruimtelijke en verkeerskundige toekomstscenario’s werden met elkaar geconfronteerd Op basis van gegevens van een herkomstbestemmingsonderzoek en op basis van een doorrekeningen van de scenario’s met het Multimodaal Verkeersmodel Antwerpen werd de impact van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op het verkeerskundig toekomstscenario gemodelleerd. In de loop van deze confrontatie werden in de mobiliteitsstudie maar liefst 18 scenario’s ontwikkeld en doorgerekend. Deze confrontatie leidde uiteindelijk tot volgende conclusies: • De vooropgestelde maatregelen zorgen voor een globale toename van het verkeer op de N118 en een afname van het verkeer op de N18. • Uit analyse van de scenario’s blijkt dat het verkeersluwer maken van de centrumgebieden een randvoorwaarde is om de verzamelfunctie van de N118 op bovenlokaal niveau te bewerkstelligen. • Het doortochtconcept voor Geel St.Dimpna is geen optie omdat in dat geval onvoldoende stringente maatregelen kunnen worden genomen in functie van een duurzame ontwikkeling van het centrumgebied. • De geoptimaliseerde ontsluiting van de N118 trekt geen of slechts een zeer beperkt aandeel verkeer aan dat een maasverkleinende verbinding maakt tussen de E331 en de E34. • Het positieve effect van de verwijzing van verkeer naar de primaire wegen N71 – R14 – N19 heeft ook belangrijke gevolgen op de locatie en het uitrustingsniveau van de knooppunten van de primaire wegen. Naast de regionale verbindingsfunctie blijkt uit de modelresultaten voor de primaire weg een belangrijke rol te zijn weggelegd voor de ontsluiting van de stedelijke gebieden Geel en Mol.

38

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

• De nieuwe oostelijke verbinding te Geel tussen de N118 en N71/R14 heeft heel wat potenties voor de geleiding van bestemmingsverkeer naar het projectgebied. Door de vervanging van de bestaande gelijkgrondse spoorwegovergang door een ongelijkgrondse, wordt het verkeer automatisch richting ringweg gestuurd. Deze variant is bijgevolg minder afhankelijk van de begeleidende maatregelen om het centrumgebied verkeersluwer te maken. Nadelen zijn de blijvende verkeersdruk op de noordelijke verbindingen tussen N118 en N19 (Katersberg), waar bijkomende maatregelen noodzakelijk zijn om sluipverkeer te voorkomen en de ongelijke belasting van de R14. • Ook de nieuwe noordelijke verbinding te Geel tussen de N118 en N19/R14 heeft belangrijke potenties. In deze variant zijn wel sterke maatregelen vereist om het centrumgebied verkeersluwer te maken (lussenmodel met knip). Hier vormt de blijvende verkeersdruk op de oostelijke verbindingen tussen N118 en N71 (Kievermont Castelsebaan) een nadeel. • Uit de vergelijking van de scenario’s met de noordelijke of oostelijke verbinding in Geel kan worden vastgesteld dat bij een noordelijke verbinding een meer gelijkmatige verdeling van het verkeer op de R14 ringweg optreedt in vergelijking met de oostelijke verbinding, waar de belasting van het zuidelijke deel van de R14 beduidend hoger is dan op het westelijke deel. Wel dient er rekening mee te worden gehouden dat het bijkomend verkeer dat door het woonwerkpark en het gemengd terrein tussen Antwerpseweg en KHK zal worden gegenereerd niet is opgenomen in de modelresultaten. De verkeersproductie van deze ontwikkelingen werd wel geraamd in een aanvullend onderzoek (zie ook p. 37). Dit bijkomend verkeer zal net een verzwaring geven van de belasting van het westelijk deel van de ringweg. Het scenario met de noordelijke verbinding geeft in vergelijking met het scenario met de oostelijke verbinding een lagere belasting van het noordelijk deel van de N118 (t.h.v. Dessel) en een hogere belasting van het zuidelijke deel van de N118 (t.h.v. Geel). • Indien naast de goedgekeurde geplande ruimtelijke ontwikkelingen bijkomend de plannen in ontwikkeling zouden worden doorgevoerd, ontstaat een belangrijke toename van sluipverkeer ter hoogte van de verknoping van de N118 te Geel. Deze doet zich voor in de oostelijke tangent met de noordelijke omleiding of in de noordelijke tangent bij de oostelijke omleiding. Er kan bijgevolg worden gesteld dat de sluipwegen in deze situatie gaan functioneren als een onderdeel van een volledige ringstructuur. Ontsluitingsvarianten regionale ontsluiting op basis van een ruimtelijke en verkeerkundige afweging In de mobiliteitsstudie werden de verschillende ontsluitingsvarianten gescreend op verkeerskundige en ruimtelijke criteria. Voor de noordelijke verbinding werden 3 varianten bekeken (afhankelijk van het snelheidsregime dat zal toegelaten worden), voor de oostelijke verbinding 1 variant.

39

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

1a

Tra cé 1a noordelijke verbinding 1b tussen Fittelaarsdijk en Katersberg 1c 70-90 km/uur Tracé 1b noordelijke verbinding als grens stedelijk gebied via Katersberg 70 km/uur Tracé 1c noordelijke verbinding 2 als grens stedelijk gebied via Katersberg 50 km/uur Tracé 2 oostelijke verbinding tussen N118 en Molseweg – N71 70 km/uur

In onderstaande tabel wordt de evaluatie van de tracévarianten van de nieuwe verbinding N118 – primair wegennet weergegeven.

40

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Tabel 2-4: evaluatie tracévarianten uit studie N118

noordelijke tracévarianten oostelijk tracé criterium tracé 1a tracé 1b en 1c tracé 2 noordelijke verbinding omschrijving tussen N118 en R14 - nieuwe verbinding tussen nieuwe verbinding tussen ten zuiden van N118 en R14 -Katersberg N118 en Molseweg - N71 Fittelaarsdijk lengte van het tracé 3427 m 3138 m 1745 m min 3 woningen aantal onteigeningen 5 woningen ca. 3 woningen max 5 woningen aantal woningen in een straal van 100 m van het ongeveer 69 woningen Ongeveer 90 woningen ongeveer 37 woningen tracé doorsnijding van biologisch waardevol gebied 0 m 0m 0 m (uitgedrukt in m) doorsnijding overstromingsgebied / / / (uitgedrukt in m) aantal kruisingen met bestaande wegen 11 7 4 + spoorwegovergang kruising van waterwegen en valleien / / / doorsnijding van beschermde landschappen, / / / stads- en dorpsgezichten rakend aan zuidelijke landschapsatlas: relictzone 'Vallei van de ankerplaatsen, puntrelicten, / / lijnrelicten en relictzone Molse en Scheppeleikse Nete' landbouwwaardering (doorsnijding tracé door landbouwgebied van volgende klassen uitgedrukt in m) in agrarisch gebruik: zeer lage waardering 370m doorsnijding 687m aangrenzend / lage waardering 327m aangrenzend + 445m doorsnijding / 333m doorsnijdend matige waardering 1195m doorsnijding 340m doorsnijdend 1190m doorsnijding hoge waardering 445m aangrenzend + 730m doorsnijding / 504m doorsnijdend zeer hoge waardering / 316m aangrenzend / niet in agrarisch gebruik: / / / zeer lage waardering 270 m doorsnijding 302m doorsnijdend 320m doorsnijding lage waardering / 698m aangrenzend 40m doorsnijding matige waardering / / / hoge waardering / / / zeer hoge waardering / / / ventwegen noodzakelijk ontsluiting lokaal verkeer via Fittelaarsdijk

Op basis van de evaluatie en voorgaande analysegegevens kan worden gesteld dat de noordelijke en de oostelijke tracévarianten op het vlak van ruimtelijke impact elk hun voor en nadelen hebben. De noordelijke tracévarianten zijn langer, maar de oostelijke variant raakt aan de zuidelijke relictzone van de vallei van Molse en Scheppelijkse Nete. Daarnaast vergt de oostelijke variant zwaardere infrastructurele maatregelen.

41

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Naast een nieuw te bouwen ongelijkgrondse kruising van de spoorweg (brug of tunnel) dient ook het huidige knooppunt van de Molseweg en Meerhoutseweg met de R14 te worden omgevormd tot een ongelijkgrondse kruising en dient er een nieuw knooppunt met de primaire weg te worden aangelegd. Rekening houdend met de besluiten op basis van de evaluatie van de doorgerekende scenario’s met het multimodaal model (zie hoger), concludeert de mobiliteitstudie dat de oostelijke en de noordelijke ontsluiting op basis van de modelresultaten ongeveer gelijkwaardig zijn. Uit een overlegvergadering met Retie, Geel, Mol en Dessel bleek dat voor de oplossing met de nieuwe noordelijke verbinding tussen de N118 en de R14 hier het aanvoelen van de gemeenten is dat deze oplossing effectiever zal zijn. Voor deze oplossing is er een groter draagvlak en een unanimiteit tussen de gemeentebesturen.

2.4.4. Synthese: rol van de N118 voor de ontsluiting van de regio Het bovenstaande focust op het onderzoek van de tracévarianten voor de verbinding N19/R14 – N118. Voor de volledigheid wordt hieronder de synthese van de multimodale rol van de N118 voor de regio weergegeven.

42

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

VOOROPGESTELDE RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN

Ruimtelijk toekomstscenario korte - en middellange termijn: Goedgekeurde geplande ontwikkelingen

Ontwikkeling Kievermont te Geel en 2e fase Stenehei te Dessel kunnen enkel nadat de infrastructurele aanpassingen m.b.t. de verknoping in Geel en Retie zijn doorgevoerd Bijkomend onderzoek naar de impact van het woon-werkpark te Geel op de belasting van de knooppunten R14 Bijkomende ontwikkelingen op lange termijn kunnen enkel: - binnen de vastgelegde juridische context; - na de opmaak van de geëigende planningsinstrumenten waarbij telkens ook de effecten op de aansluitpunten van de N118 in Geel en Retie mee worden geëvalueerd.

ROL VAN N118 VOOR AUTOVERKEER interlokale verbinding tussen Geel - Dessel - Retie verzamelende en ontsluitende functie van de omliggende woongebieden en bedrijventerreinen ROL VAN N118 VOOR VRACHTVERKEER uitbouw N118 als route voor vrachtverkeer in de regio Geel - Mol - Dessel - Retie om huidige knelpunten in doortochten centrumgebieden en woonlinten op te lossen ROL VAN N118 VOOR OPENBAAR VERVOER mogelijke uitbouw ontsluitende/verbindende OV verbinding Geel - Dessel - Retie langsheen N118 aandacht voor OV ontsluiting bedrijventerreinen ROL VAN N118 VOOR FIETSVERKEER bovenlokale functionele fietsroute: rechtstreekse verbinding tussen Geel en Retie - Dessel bijkomende functionele route langsheen kanaal Bocholt - Herentals onderdeel recreatief fietsroutenetwerk oversteekvoorzieningen voor dwarsend fietsverkeer

VOOROPGESTELDE VERKEERSKUNDIGE ONTWIKKELINGEN MBT AUTOVERKEER EN VRACHTVERKEER 1. Realisatie Kempische NZ Herinrichting centrumgebieden (30 km/uur) en tonnagebeperking Kasterlee en Ten Aard 2. Doortrekking en herinrichting ring Retie gekoppeld aan herinrichting centrumgebied (30 km/uur) en tonnagebeperking 3. Realisatie verbinding N118 -N18 Stenehei/Donk/Goormansdijk gekoppeld aan tonnagebeperkingen en 30 km/uur in centrumgebieden Dessel, Witgoor, Mol, Sluis, Achterbos, Millegem, Ezaart, Ginderbuiten en omgeving recreatiezone (Zilvermeerlaan, Postelsesteenweg, Kiezelweg) 4. Realisatie nieuwe verbinding tussen N118 en R14 5. Bijsturing ontsluiting centrumgebied Mol 6. Bijsturing ontsluiting - herinrichting centrumgebied Geel - zone 30 / knip in centrum VOOROPGESTELDE WEGENCATEGORISERING - N18 tussen Mol en E34 als secundaire weg type III: verbindingsfunctie van het openbaar vervoer en fietsverkeer op het bovenloka1e niveau met behoud van de weerstandsfunctie voor het overige gemotoriseerde verkeer in Mol - N118 tussen Geel en E34 als secundaire weg type II: verzamelfunctie op bovenlokaal niveau

2.5. PRUP Regionale ontsluiting

2.5.1. Doelstelling De basisdoelstelling is om een verkeersstructuur te ontwikkelen die aansluit bij de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in de kleinstedelijke gebieden Geel en Mol. Het PRUP Regionale ontsluiting zal hiertoe een reservatiestrook aanduiden voor een in te richten weg t.b.v. de ontsluiting van de kleinstedelijke gebieden Geel en Mol, in het bijzonder een nieuwe verbinding tussen de N118 en de R14 (ring rond Geel). In de mobiliteitsstudie wordt voorgesteld deze nieuwe weg als secundaire weg type II te categoriseren met verzamelfunctie op bovenlokaal niveau. De aanleg van deze nieuwe verbinding is noodzakelijk om tot een duurzame oplossing te komen voor enerzijds de verkeersafwikkeling (auto, vrachtwagen) van de kleinstedelijke gebieden Geel en Mol naar het primair en hoofdwegennet en anderzijds om tot een verbetering van de

43

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

verkeersleefbaarheid te komen in verschillende dorps en woonkernen in en rond de kleinstedelijke gebieden te komen, waaronder Geel – SintDimphna en Retie.

2.5.2. Detailleringsniveau Het PRUP zal een reservatiestrook aanduiden (grens bepaald tot op perceelsniveau), in overdruk op de bestaande grondbestemming. Tevens zullen eventuele randvoorwaarden voor een kwalitatieve en duurzame inrichting van de weg en m.b.t. de inpassing in de omgeving worden aangegeven.

2.5.3. Alternatievenonderzoek

2.5.3.1. Locatiealternatieven Op basis van mobiliteitsonderzoek in de studie rond de N118 werden 4 tracévarianten weerhouden (zie § 2.4.3): 3 tracévarianten ten noorden van Geel(centrum), 1 tracévariant ten oosten van Geel(centrum). In het MER zullen deze 2 locatiealternatieven die werden weerhouden o.b.v. de mobiliteitsstudie onderzocht worden op hun milieueffecten. Voor het noordelijke locatiealternatief zullen de 3 tracévarianten onderzocht worden. In het PRUP zal rekening houdend met dit onderzoek en de ruimtelijke afwegingen 1 van deze alternatieven weerhouden worden op basis waarvan de reservatiestrook zal worden aangeduid. De locatie van deze tracévarianten wordt weergegeven op Kaart 1. M.b.t. de tracévarianten worden volgende aandachtspunten meegegeven: Locatiealternatief 1: • Tracévariant 1a (Nieuwe noordelijke verbinding tussen N118 en R14 Variant tracé tussen Fittalaarsdijk en Katersberg 90 km/h 70 km/h) o Ca. 5 à 7 woningen te onteigenen. o – Geen aansluitingen van woningen/percelen op secundaire weg. o Mogelijke snelheidsregimes: 70 km/h of 90 km/h. o Behoud Fittelaarsdijk als ontsluitingsweg. o Maatregelen om de te verwachten geluidshinder omwille van zwaar verkeer te beperken, zijn inpasbaar langsheen nieuw tracé. o Mogelijkheid tot aanleg van wegprofiel met beperkt aantal conflicterende verkeersbewegingen. o Vlotte overgang N118 – nieuw tracé. o Mogelijke varianten in het aantal ongelijkgrondse/gelijkgrondse kruisingen voor auto en landbouwverkeer o Mogelijke varianten in het aantal ongelijkgrondse fietskruisingen (zie indicatieve brutoraming). o Doorsnijding van de open ruimte. • Tracévarianten 1b en 1c (Nieuwe noordelijke verbinding tussen N118 en R14 – variant tracé via Katersberg) o Ca. 3 à 5 woningen te onteigenen. o Mogelijke snelheidsregimes: 70 km/h of 50 km/h. o Geen aansluitingen van woningen/percelen op nieuw tracé secundaire weg.

44

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

o Wel aansluitingen van woningen/percelen en mogelijkheid gelijkgrondse knooppunten op her in te richten bestaand tracé Katersberg. o Weg als grens tussen bebouwing en open ruimte sluit beter aan bij ontwerp afbakening stedelijk gebied. o Beperktere doorsnijding open ruimte omdat deels bestaan tracé Katersberg wordt gevolgd. o Maatregelen om de te verwachten geluidshinder omwille van zwaar verkeer te beperken zijn inpasbaar langsheen nieuw tracé maar moeilijk te integreren op bestaand tracé Katersberg. o Maatregelen noodzakelijk om doorgaand tracé Katersberg te voorkomen. o Meer haakse aansluiting N118 – nieuw tracé. o Mogelijke varianten in het aantal ongelijkgrondse / gelijkgrondse kruisingen voor auto en landbouwverkeer o Mogelijke varianten in het aantal ongelijkgrondse fietskruisingen (zie indicatieve brutoraming). Locatiealternatief 2 • 1 tracévariant (= nieuw tracé tussen N118 en R14 aan oostelijke zijde centrumgebied Geel) o Ca. 3 à 5 woningen te onteigenen. o Aanleg ongelijkgrondse kruising spoorweg wordt in samenwerking met NMBS aangegrepen om nieuw tracé te realiseren. o Bestaande overweg wordt afgesloten, verkeer N118 wordt automatisch afgeleid naar Molseweg. o Nieuw knooppunt met R14, omvorming bestaand knooppunt Meerhoutseweg tot ongelijkgrondse kruising. o Tracé valt buiten de vallei van de Grote Nete, gengebieden (grote eenheden natuur) en vogelrichtlijn en habitatrichtlijngebieden. o Weg als grens tussen bebouwing en open ruimte, sluit aan bij ontwerp afbakening stedelijk gebied. o Volledig traject van de verbinding op nieuw tracé. o Maatregelen om de te verwachten geluidshinder omwille van zwaar verkeer te beperken zijn inpasbaar langsheen nieuw tracé • Wat de lengte van het omleidingstracé betreft, is deze van de oostelijke variant duidelijk veel kleiner (ongeveer 1745 m) dan de noordelijke tracévarianten (tussen 3100 en 3500 m). • Het aantal woningen die onteigend dienen te worden is het grootst voor de noordelijke tracévarianten (1a en 1b). Voor de oostelijke omleidingsweg zou slechts één woning onteigend moeten worden. • Ook het aantal woningen die in een straal van 100 meter in vogelvlucht van het nieuwe tracé verwijderd zijn en door de weg bijkomende geluidshinder kunnen ervaren, is het grootst voor de noordelijke tracévarianten. In de bufferzone van 100 meter zijn voor het oostelijk tracé (zie 3) ongeveer 37 woningen gelegen • De noordelijke tracévarianten kruisen 7 tot 10 maal een andere bestaande weg, afhankelijk van de variant. Bij de oostelijke weg zijn dit slechts vier kruisingen,

45

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

maar dient de spoorweg overbrugd te worden. Het is wenselijk deze kruising ongelijkgronds uit te bouwen. • Geen enkel tracé kruist een rivier of vallei of doorsnijdt beschermde landschappen of dorps of stadsgezichten. • De oostelijke omleidingsweg raakt ten zuiden de relictzone ‘Vallei van de Molse en Scheppeleikse Nete’, maar het is mogelijk de zuidelijke aansluiting westwaarts te schuiven zodat deze niet meer interfereert met de relictzone. • De landbouwbouwgronden in de rand rond Geel worden over het algemeen gekenmerkt door lage tot matige waarderingswaarden. Er zijn enkele percelen die gedefinieerd worden als hoog gewaardeerd. Geconcludeerd kan worden dat de noordelijke tracés 1a en 1b respectievelijk voor 730 en 504 meter door een landbouwperceel met hoge waardering lopen. Tracé langs Katerberg grenst daarenboven voor 445 meter aan landbouwgrond met hoge waardering en 316 meter aan landbouwgrond met zeer hoge waardering. In het oostelijk tracé worden deze hoge kwaliteitsgronden niet geraakt maar is er een doorsnijding van 1190 meter van matig gewaardeerde landbouwgrond.

2.5.3.2. Nulalternatief Bij de bespreking van mogelijke effecten vindt in het MER eveneens een toetsing plaats t.a.v. het nulalternatief. Hierin wordt het scenario geschetst van de ontwikkeling van het gebied bij het uitblijven van het planningsinitiatief. Hierbij wordt aandacht besteed aan de goedgekeurde plannen die een invloed kunnen hebben op de ontsluiting van Geel.

46

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

3. Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden In het juridisch kader worden de verschillende relevante aspecten inzake het milieubeleid voor het onderzoeks en studiegebied toegelicht. Dit gebeurt vanuit drie invalshoeken:  een eerste luik omvat de (korte) beschrijving van de wetgeving in het kader van de ruimtelijke ordening.  het tweede deel bevat een opsomming van de wettelijke bepalingen op het vlak van de milieuhygiëne (recht dat ertoe strekt een aantal negatieve invloeden op het leefmilieu te voorkomen/beperken).  in het laatste deel komen de bepalingen van het milieubeschermingsrecht aan bod (recht dat het behoud/herstel van positieve elementen beoogt). In Tabel 31 worden de juridische randvoorwaarden opgesomd en in Tabel 32 de beleidsmatige randvoorwaarden die in het kader van gelijkaardige plannen moeten worden nagegaan, samen met hun relevantie voor dit plan, een korte bespreking en een verwijzing naar het hoofdstuk in deze nota voor publieke consultatie of het MER waar de randvoorwaarde van toepassing is. Opmerking bij de kolom ‘Relevant’ in volgende tabellen: Onder relevant wordt hier bedoeld ‘relevant voor verdere bespreking in het MER’ in een speciale paragraaf of onder specifieke disciplines. Voor bepaalde randvoorwaarden zal bij relevant ‘nee’ aangeduid staan:  daar waar de randvoorwaarde niet van toepassing is op het voorgenomen plan of op het onderzoeks en studiegebied.  daar waar de randvoorwaarde wel van belang kan zijn bij de verdere projectontwikkeling binnen het onderzoeksgebied, in de verdere vergunningsprocedure maar echter niet relevant op planniveau (omdat dit juridisch niet afdwingbaar is of wegens het ontbreken van voldoende detailleringsgraad/planuitwerking). Dit wordt in de tabel aangeduid als ‘nee*’. Daarnaast wordt in de kolom ‘hoofdstuk’ verwezen naar het hoofdstuk in deze nota of in het uiteindelijke MER waar meer informatie over de randvoorwaarde wordt/zal worden meegegeven. In bepaalde gevallen wordt er in de tabel verwezen naar de ‘gestuurde ontwikkeling’. Hiermee wordt het volgende bedoeld (zie ook verder in deze nota): Gestuurde ontwikkeling beschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening houdend met de evolutie onder invloed van plannen (zoals RUP’s, ontwikkelingsprojecten in de omgeving,…) en beleidsopties (zoals structuurplannen,…). In het MER wordt nagegaan of het plan bepaalde mogelijke wenselijke ontwikkelingsscenario’s niet hypothekeert of een knelpunt vormt.

47

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Tabel 3-1 Juridische randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het onderzoeksgebied en/of studiegebied

Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Ruimtelijke planning Gewestplan Bodembestemming van de gronden in ja De noordelijke tracés gaan volgens het Zie Kaart 3 Vlaanderen gewestplan door landbouwgebied, woongebied en woongebied met landelijk karakter. Het oostelijke tracé gaat door eveneens door landbouwgebied, woongebied en woongebied met landelijk karakter en ook door parkgebied. Bijzonder Plan van Plan opgesteld door een stad/gemeente nee Er zijn geen BPA’s in het onderzoekgebied / Aanleg (BPA) voor een bepaald deel van het gelegen. grondgebied van de stad/gemeente BPA Wydbosch, gelegen buiten het onderzoekgebied, zou door het genereren van verkeer een rol kunnen spelen in de gestuurde ontwikkeling (t.g.v. de uitbreiding van een ziekenhuissite). Uit een toetsing i.k.v. de mobiliteitsstudie voor N118 Bleek echter dat het gegenereerd verkeer geen effecten heeft op regionale schaal en bijgevolg niet van belang is voor de hoeveelheid verkeer op de geplande ontsluitingsweg. Ruimtelijke In de toekomst zullen de gewestplannen ja Het betreft het voorgenomen onderzoeksgebied § 2.5 uitvoeringsplannen en plannen van aanleg in voorkomend van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan geval vervangen worden door ruimtelijke Regionale ontsluiting. uitvoeringsplannen die de link leggen Het RUP biedt een noodzakelijk juridisch kader met de hogere structuur van het voor de aanleg van deze ontsluitingsweg. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, het Provinciaal en het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Stedenbouwkundige Concrete toepassing van de normen van nee* In het kader van het plan (op projectniveau) / vergunning het Decreet Ruimtelijke Ordening en het dienen stedenbouwkundige vergunningen te decreet houdende de organisatie van de worden aangevraagd (voor bijvoorbeeld het ruimtelijke ordening reliëf van de bodem aanmerkelijk wijzigen, bouwen,…).

48

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Verkavelingen ja Er zijn verschillende verkavelingen van Zie Kaart 3 toepassing op de onderzoeksgebieden van de verschillende tracévarianten.

Milieuhygiënerecht Bodemsaneringsdecreet Regelt de bodemsanering, potentiële Ja (maar Er bevinden zich verschillende percelen in de Discipline Bodem – Vlarebo verontreinigingsbronnen, historisch beperkt nabijheid van het onderzoeksgebied die een (uitvoeringsbesluit) verontreinigde gronden en grondverzet op dit bodemonderzoek hebben ondergaan. Er is in Vlaanderen. plan tevens een dossier nabij het onderzoeksgebied nieuw decreet betreffende de niveau) van tracé 1b waarvoor een bodemsanering en bodemsaneringsproject dient te worden bodembescherming van opgesteld. 27 oktober 2006 en het Mogelijk bevatten de dossiers percelen binnen Vlarebo van 14/12/2007 het onderzoeksgebied die zijn opgenomen in het is van kracht register van verontreinigde gronden. De uitvoering van het plan brengt grondverzet met zich mee. Hiervoor zal er een technisch verslag en een bodembeheerrapport dienen te worden opgesteld. Uitvoeren van onderzoek naar uitgegraven grond zit niet vervat binnen het MER. Beoogd grondverzet kan in fase van het plan MER nog niet correct ingeschat worden. Van toepassing bij de concrete realisatie van voorliggend plan, op het huidige plan-niveau weinig relevant Vlarea (Het Vlaams regelt het beheer en voorkomen van nee* Bij de aanleg van de infrastructuur kunnen / Reglement inzake afvalstoffen in Vlaanderen. Ook het mogelijk materialen vrijkomen die bij hergebruik afvalvoorkoming en aanwenden van afvalstoffen als onder de VLAREAreglementering vallen beheer secundaire grondstof wordt hierin Van toepassing bij de concrete realisatie van uitvoeringsbesluit van gereglementeerd. voorliggend plan, op het huidige plan-niveau het afvalstoffendecreet), weinig relevant

49

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Vlarem I Vlarem I is een uitvoeringsbesluit van nee* Mogelijk dient bemaald te worden voor de / het milieuvergunningsdecreet. Hierin aanleg van de nieuwe infrastructuur en dient worden de procedures voor de hiervoor een milieuvergunning te worden meldingen en aangevraagd. milieuvergunningsaanvragen vastgelegd Vlarem II Hierin worden de algemene en sectorale ja In de disciplines water, geluid en lucht zal een verschillende voorwaarden beschreven waaraan toetsing aan de randboorwaarden m.b.t. disciplines in het vergunningsplichtige activiteiten moeten omgevingskwaliteit worden opgenomen. MER voldoen. Daarnaast bevat dit besluit ook milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater, grondwater, lucht, geluid en bodem. Wet op de bescherming Regelt de bescherming van ja Alle waterlopen in het onderzoeks en Discipline Water van oppervlaktewateren oppervlaktewateren van het openbaar studiegebied moeten voldoen aan de hydrografisch net en de territoriale zee kwaliteitsdoelstelling ‘basiskwaliteit’ tegen verontreiniging en legt de kwaliteitsdoelstellingen vast voor alle oppervlaktewateren. Wet op de onbevaarbare Hierin wordt vastgelegd dat ja Er bevinden zich verschillende onbevaarbare Discipline Water waterlopen buitengewone werken van wijziging van waterlopen in het onderzoeksgebied en de waterlopen slechts kunnen uitgevoerd studiegebied: worden nadat hiervoor een machtiging De Ossemeirloop en Graafloop (3 de categorie) in bekomen is vanwege de bevoegde het onderzoeksgebied van de noordelijke tracés, overheid. de Rijloop (3 de categorie) en waterloop zonder naam (nietgecategoriseerd) in het studiegebied van alle tracés en de Molse Nete (1 ste categorie) in het studiegebied van tracé 2. Bevaarbare waterlopen Voor de bevaarbare waterlopen geldt nee De dichtstbijzijnde bevaarbare waterlopen zijn / o.a. een besluit betreffende het de Grote Nete en het kanaal BocholtHerentals toekennen van vergunningen, het op resp. meer dan 1,3 km en 1,5 km van de vaststellen en innen van retributies voor onderzoeksgebieden. het privatieve gebruik van het openbaar domein van de waterwegen en hun aanhorigheden

50

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Grondwaterdecreet Regelt de bescherming van het Ja (maar In het kader van de werken nodig voor de Discipline Water in grondwater, het gebruik ervan en het beperkt aanleg van de infrastructuur is het mogelijk dat het MER voorkomen en vergoeden van schade. op dit bemaling noodzakelijk is. De procedure voor het aanvragen van plan In het planMER zal de kwetsbaarheid voor een vergunning voor de onttrekking van niveau) mogelijke daling van het grondwater worden of infiltratie naar het grondwater, ingeschat. Details bemaling en effecten: vooral evenals voor boringen naar grondwater, op project-niveau, tijdens voorbereidend is geïntegreerd in VLAREM (rubrieken 52 studiewerk architect of binnen de verdere tot en met 55). Specifieke voorwaarden besluitvorming /vergunnings-aanvragen van

voor hoger genoemde activiteiten zijn belang.

opgenomen in de hoofdstukken 5.52 tot Volgens VLAREM I Bijlage 1, rubriek 53.2, geldt en met 5.55 van VLAREM II. voor de onderzoeksgebieden minstens meldingsplicht voor bronbemaling. De afbakening van waterwingebieden en nee Binnen een straal van 1km van de beschermingszones valt onder het onderzoeksgebieden wordt geen besluit van 27 maart 1985. drinkwaterwinning geëxploiteerd. Polders en Watering nee Er is geen Polder of Watering actief in het / onderzoeks of studiegebied. Decreet Integraal Dit decreet is de implementatie van de ja Voor een activiteit die of plan dat wordt Discipline Water in Waterbeleid Europese Kaderrichtlijn Water in de onderworpen aan een milieueffectrapportage het MER Vlaamse wetgeving en legt de geschiedt de analyse en evaluatie van het al dan doelstellingen, principes en structuren niet optreden van een schadelijk effect op de vast voor een vernieuwd duurzaam kwantitatieve toestand van het grondwater en waterbeleid. In dit decreet wordt o.m. de de op te leggen voorwaarden om dat effect te watertoets als instrument voor een vermijden, te beperken, te herstellen of te integraal waterbeleid opgenomen. compenseren in dit rapport. Dit decreet houdt eveneens in dat de schade door overstromingen zo veel mogelijk worden beperkt door oplossingen die aansluiten bij de natuur van het watersysteem (o.a. aanpak aan de bron en het voorzien van buffering voor overtollig water) en dat de nodige ruimte voor water planmatig wordt vastgelegd.

51

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Uitvoeringsbesluit Dit besluit geeft de lokale, provinciale en ja In het MER worden de effecten (op planniveau) Discipline water in watertoets (B.S. gewestelijke overheden, die een op het watersysteem onderzocht en wordt het MER 31/10/2006) vergunning moeten afleveren, richtlijnen aangegeven of herstel en §”Samenvatting voor de toepassing van de watertoets. compensatiemaatregelen nodig zijn. van effecten t.g.v. D.m.v. de watertoets dient de overheid wijziging van het na te gaan hoe het watersysteem zal watersysteem als worden beïnvloed. Het watersysteem is bijdrage van het het geheel van alle oppervlaktewater oordeelkundig (gaande van water dat een helling uitvoeren van de afstroomt tot de rivieren), het watertoets” in het grondwater en de natuur die daarbij MER hoort. Richtlijn 1999/30EG en Betreffende de luchtkwaliteitsnormen ja De in het planMER te berekenen concentraties Discipline lucht in Richtlijn 2008/05/EG De dochterrichtlijnen (van de zullen worden getoetst aan de geldende het planMER Kaderrichtlijn Lucht (96/62/EG) die in grenswaarden bepaald in de Europese Vlaanderen reeds van kracht zijn, wetgeving. betreffen o.a.: de richtlijn 1999/30/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht. Werd omgezet in Vlarem II op 18 januari 2002. De nieuwe kaderrichtlijn lucht integreert drie dochterrichtlijnen en legt bijkomende immissiedoelstellingen op inzake PM2,5.

52

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Besluit van de Vlaamse Dit besluit zet de Richtlijn 2002/49/EG ja Wordt rekening mee gehouden in het planMER Discipline geluid in Regering van 22/7/2005 van het Europese Parlement en de Raad het planMER inzake de evaluatie en de van 25/6/2002 inzake de evaluatie en de beheersing van het beheersing van omgevingslawaai om omgevingsgeluid en tot door titel II van het VLAREM aan te wijziging van het besluit passen. van de Vlaamse Regering van 1/6/1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne Gewestgrens Verdrag van Espoo: nee Er zijn geen (gewest)grensoverschrijdende / overschrijdende effecten Verdrag inzake milieueffectrapportage in effecten te verwachten grensoverschrijdend verband (UNECE, 1991)

53

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Milieubeheersrecht Natuurdecreet Dit decreet regelt het beleid inzake ja Algemene bepalingen uit het Natuurdecreet, met Discipline Fauna en natuurbehoud en vrijwaring van het ondermeer het standstill beginsel en de flora in het MER natuurlijke milieu, inzake de zorgplicht zijn uiteraard van toepassing. bescherming, de ontwikkeling, het

beheer en het herstel van de natuur en

het natuurlijk milieu, inzake de

handhaving en het herstel van de daartoe vereiste milieukwaliteit en inzake het scheppen van een zo breed mogelijk draagvlak.

Algemene maatregelen ter bescherming

van de natuur dienen te worden

opgevolgd. Ten oosten van het onderzoeksgebied van tracé Het decreet regelt tevens de procedure 2 (op 400 m afstand) is het ja van de afbakening van de Speciale Habitatrichtlijngebied BE 2100040 ‘Bovenloop Discipline Fauna en Beschermingszones. Het gebiedsgericht van de Grote Nete met Zammelsbroek, flora in het MER beleid houdt ook de ontwikkeling van het Langdonken en Goor’. Ten noordwesten van de Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het onderzoeksgebieden voor tracé 1a, 1b en 1c (op Integraal Verwevings en ondersteunend 1,8 km afstand) is het Habitatrichtlijngebied Netwerk (IVON) in. Het natuurdecreet BE2100026 ‘Valleigebied van de Kleine Nete met ja legt de voorschriften en geboden in VEN brongebieden, moerassen en heiden’ gelegen. en de Speciale Beschermingszones vast. Ten oosten van het onderzoeksgebied voor tracé 2 is (op 400 m afstand) tevens een afbakening

van het Vlaams Ecologisch Netwerk(VEN) gelegen, meer bepaald ‘De Molse Nete’. Er zijn rekening houdend met de grote afstand tot (ca. 2,5 km) Vogelrichtlijn geen effecten te verwachten op deze beschermingszone. Noch Tevens regelt dit decreet het / zijn effecten te verwachten op Ramsargebieden. soortgericht natuurbeleid (soortenbescherming). Soortenbescherming: het voorkomen van Discipline Fauna en beschermde soorten in het studiegebied wordt flora in het MER verder in het MER nader omschreven.

54

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Reductieplan Dit decreet bepaalt dat openbare Ja (maar Dit is enkel geldig voor het openbaar domein. Disciplines Bodem, bestrijdingsmiddelen besturen vanaf 1 januari 2004 geen beperkt Voor privéterreinen geldt het nulgebruik niet. Water in het MER bestrijdingsmiddelen meer mogen op dit gebruiken bij het beheer van het plan openbare domein. niveau) Bij de stapsgewijze aanpak zou ten laatste eind 2014 het gebruik aan banden worden gelegd. Natuurreservaten Voor elk erkend natuurreservaat wordt nee Het dichtstbijzijnde erkend natuurreservaat ‘De / een beheersplan opgesteld. Zegge’ is gelegen op meer dan 1,8 km afstand van de onderzoekgebieden. Het Vlaams natuurreservaat ‘Mosselgoren’ is op meer dan 700 m van de onderzoeksgebieden gelegen en het natuurgebied Selguis op meer dan 200 m. Bosreservaten Nemen van beschermings en nee Het dichtstbijzijnde bosreservaat ‘Sevendock’ is / beheersmaatregelen gelegen op meer dan 10 km afstand van de onderzoeksgebieden. Bosdecreet Heeft tot doel het behoud, de ja Er liggen een aantal bosstructuren in en nabij de Discipline bescherming, de aanleg, het beheer en onderzoeksgebieden van de noordelijke tracés. fauna&flora in het het herstel van de bossen en het Het Bosdecreet is hier van toepassing. MER natuurlijk milieu van de bossen te Daarnaast dient elders voor het plaatselijk regelen. Het regelt o.a. compensatie van rooien van bomen een stedenbouwkundige of ontbossing. kapvergunning te worden aangevraagd.

55

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Landschapsdecreet en Regelt de bescherming van nee In en in de omgeving van het onderzoeksgebied / decreet tot bescherming landschappen en de instandhouding, het bevinden zich geen beschermde landschappen, van monumenten, stads herstel en het beheer van de in het stads/dorpsgezichten of beschermde en dorpsgezichten. Vlaams Gewest gelegen beschermde monumenten. De dichtstbijzijnde beschermingen

landschappen. zijn gelegen op meer dan 900 m van de nee Regelt de bescherming van de onderzoeksgebieden. monumenten, stads en dorpsgezichten. De ‘erfgoedlandschappen’ vormen een nee Er zijn geen ankerplaatsen in het onderdeel van het Decreet inzake de onderzoeksgebied gelegen. De dichtstbijzijnde landschapszorg. Nieuw is het behoud ankerplaats bevindt zich op meer dan 250 m van van de erfgoedlandschappen via de het onderzoeksgebied van tracé 2. tussenstap van aanduiding van ‘ankerplaatsen’. Dat zijn de meest waardevolle landschappen zoals weergegeven in de landschapsatlas. Vanaf de opname in ruimtelijke uitvoeringsplannen worden deze ‘ankerplaatsen’ erfgoedlandschappen genoemd. Decreet op het Regelt de bescherming, het behoud en ja De CAI (Centraal Archeologische Inventaris) Discipline archeologisch de instandhouding, het herstel en het wordt geraadpleegd om na te gaan of er landschap, patrimonium beheer van het archeologisch archeologische vaststellingen gebeurd zijn bouwkundig patrimonium en organiseert en binnen het onderzoeksgebied. Daarnaast wordt erfgoed en reglementeert de archeologische advies gevraagd aan de beheerarcheologen van archeologie opgravingen. Agentschap RO Vlaanderen, Onroerend Erfgoed Zie verder ‘verdrag van Malta’ onder de (via terinzagelegging voorliggende nota) en beleidsmatige randvoorwaarden. wordt de provinciale archeologische dienst geraadpleegd. nee*: daar waar de randvoorwaarde wel van belang kan zijn bij de verdere projectontwikkeling binnen het onderzoeksgebied, maar echter niet relevant op planniveau (meestal wegens ontbreken van voldoende detaileringsgraad/planuitwerking)

56

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Tabel 3-2 Beleidsmatige randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het onderzoeksgebied en/of studiegebied

Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Ruimtelijk Structuurplan Geeft de richtlijnen weer van het ja Geel en Mol worden geselecteerd als § 2.1 Vlaanderen (1996) toekomstig gebruik van de ruimte in structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden. Vlaanderen. De hoofddoelstelling is het Het studiegebied behoort tot het stedelijk netwerk behoud en waar mogelijk versterking en op Vlaams niveau Kempische as. Geel en Mol zijn de uitbreiding van de nog resterende tevens economische knooppunten in het open ruimte. economisch netwerk van het Albertkanaal (ENA). Deze selecties hebben een invloed op de mobiliteitsdoelstellingen in het studiegebied. Provinciaal Ruimtelijk Geeft de hoofdlijnen weer van het ja Het studiegebied van het PRUP Regionale § 2.1 Structuurplan (2001) ruimtelijk beleid dat de provincie Ontsluiting behoort tot de hoofdruimten Oostelijke Antwerpen wil voeren (MB 10 juli 2001). netwerken (ENA en Kempische As) en Netegebied en de deelruimten Kempische As en Grote Nete. De gebiedsgerichte visie voor deze hoofd en deelruimten heeft een invloed op de mobiliteitsdoelstellingen in het studiegebied Ruimtelijke visie voor De ruimtelijke visie voor landbouw, ja Het onderzoeksgebied is gelegen in ‘te § 5.9.2.1.3 landbouw, natuur en bos natuur en bos regio Neteland resulteerde herbevestigen agrarisch gebied’ regio Neteland in de eindnota van gewenste ruimtelijke structuur en uitvoeringsprogramma' (juni 2006).' Op 21 december 2007 nam de Vlaamse regering een beslissing over de herbevestiging van de agrarische gebieden en het operationeel uitvoeringsprogramma, mits "technisch nazicht". Na technisch nazicht kwam er een mededeling met een aantal aangepaste documenten op de Regering op 22 februari 2008.

57

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Afbakening De voorstudie van de afbakening van het ja De afbakening van de kleinstedelijke gebieden § 2.4.1 kleinstedelijke gebieden kleinstedelijk gebied Mol is lopende. Die heeft tot doel aan te duiden in welke gebieden Mol en Geel van Geel werd afgerond in juni 2007. De een beleid van groei, concentratie en verdichting PRUP’s voor de afbakeningen zijn in van toepassing is. Dit gewenst te voeren beleid opmaak. wordt hard gemaakt via de opmaak van één of meerdere ruimtelijke uitvoeringsplannen. In het kader van de afbakening van de Kleinstedelijke Gebieden Geel en Mol worden en aantal nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voorzien die een bijkomende impact zullen hebben op de bestaande ontsluiting. Tegelijk met de voorstudie m.b.t. de Kleinstedelijke gebieden Mol en Geel, waarin de ruimtebehoefte en locatie voor economische activiteiten, wonen en overige stedelijke voorzieningen werden bepaald, werd daarom een mobiliteitsstudie opgestart. Gemeentelijk Ruimtelijk Geeft de hoofdlijnen weer van het ja De visies opgenomen in het RSV en RSPA § 2.3 Structuurplan Geel, Mol, ruimtelijk beleid dat de gemeenten Geel, vinden hun doorwerking in de gemeentelijke Dessel en Retie Mol, Dessel en Retie willen voeren. ruimtelijke structuurplannen. Deze visies hebben eveneens een invloed op de mobiliteitsdoelstellingen in het studiegebied. Gemeentelijk Beschrijft het mobiliteitsbeleid dat de ja De doelstellingen opgenomen in de § 2.3 mobiliteitsplan Geel, Mol, gemeenten Geel, Mol, Dessel en Retie de mobiliteitsplannen van de verschillende Dessel en Retie komende jaren willen voeren gemeenten werken eveneens door in de mobiliteitsdoelstellingen in het studiegebied.

58

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Kempense Noord Het RSV selecteert de Kempense Noord ja Doordat gekozen wordt voor de aanleg van de § 5.5 Zuidverbinding Zuidverbinding als primaire weg II. De N19g zal het gedeelte van de ring rond Geel (R14) weg heeft een verzamelende functie tussen de Dr, Van de Perrestraat en de N19g voor het verkeer naar de hoofdwegen in eveneens aangepast moeten worden en/of de buurt en dient de verbinding naar mogelijk uitgebroken. deze hoofdwegen te verzekeren. Indien gekozen wordt voor een noordelijke Momenteel kan de weg deze functie omleiding rond Geel bestaat de mogelijkheid om echter niet vervullen, waardoor een met de toekomstige doortrekking van de N118 als herinrichting zich aandringt. secundaire weg type II, de Van de Perrestraat te De Vlaamse regering heeft op 10 juli kruisen en rechtstreeks aan te sluiten op de N19g. 2008 beslist om de N19 tussen Kasterlee Hierdoor kan het gebied tussen de R14 en de en Geel volgens het gewestplantracé Molderbeemdendijk dan een andere (N19g) aan te leggen als een primaire stedenbouwkundige invulling krijgen. weg type II en de bestaande N19 tussen Gezien de aanleg van de N19g reeds beslist is en Kasterlee en Geel te downgraden naar de nieuwe verbinding tussen de N118 en R14 zal een lokale weg. aangelegd worden wanneer de N19g reeds Hiervoor wordt een projectnota gerealiseerd is, wordt de N19g opgenomen in de opgesteld die binnenkort zal voorgelegd referentiesituatie van het MER. worden aan de PAC. Gemeentelijk Beschrijft het natuurbeleid dat de Stad nee De Stad Geel meldt dat het GNOP ondertussen / Natuurontwikkelingsplan Geel de komende jaren wil voeren. reeds achterhaald is. (GNOP) (1997) Gewestelijk Bevat de beleidskeuzen voor het ja Relevante thema’s zijn: Gestuurde Milieubeleidsplan MINA 3 milieubeleid in Vlaanderen op korte en Hinder Project 17: integratie hinderbeleid (doel: ontwikkeling 20032007 (19 sept. middellange termijn. het hinderbeleid in de ruimtelijke ordening 2003); verlengd als integreren) MINA3+ Versnippering – Project 18: Prioriteiten ontsnippering (doel: Prioriteiten bepalen en aanpakken om niet of moeilijk omkeerbare versnipperingsprocessen tegen te gaan) Verstoring door geluid, Verstoring door licht, Versnippering Provinciaal Beschrijft het milieubeleid dat de ja De globale doelstellingen werden verdeeld over 4 Gestuurde milieubeleidsplan 2008 komende jaren in de provincie grote thema’s: ontwikkeling

59

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk 2012 (ontwerpfase, Antwerpen zal gevoerd worden. 1. ruimte voor water openbaar onderzoek 2. biodiversiteit vanaf september 2008) 3. klimaatverandering 4. duurzame grondstoffen en duurzaam productgebruik Ondermeer past hierin de visie om beekvalleien te laten uitgroeien tot waardevolle groen – blauwe corridors Gemeentelijk Beschrijft het milieubeleid dat de Stad ja Het actieplan werd verdeeld in verschillende Gestuurde milieubeleidsplan Geel Geel de komende jaren wil voeren: MBP thema’s. I.k.v. de regionale ontsluiting zijn de ontwikkeling 20052012 thema’s Vaste Stoffen en Hinder van belang, i.h.b. het terugdringen van chemische bestrijdingsmiddelen tegen 2015 en aandacht besteden aan plaatsing en technische uitvoering van de verlichting. Ruilverkaveling Een ruilverkaveling herschikt nee Het onderzoeksgebied is niet gelegen in een / landbouwpercelen binnen een vooraf ruilverkavelingsproject afgebakend gebied. Hiermee wordt gestreefd naar aaneengesloten, regelmatige en gemakkelijk toegankelijke kavels die zo dicht mogelijk bij het landbouwbedrijf liggen. Landinrichting Heeft tot doel de inrichting van landelijke nee Het onderzoeksgebied is gelegen in het / gebieden te realiseren overeenkomstig landinrichtingsproject ‘Grote Netegebied’. Voor dit de bestemmingen toegekend door de gebied werd een algemene plan opgemaakt ruimtelijke ordening. Hierbij wordt waarin de visies voor de verschillende kwaliteit, synergie en evenwicht in de deelgebieden worden weergegeven. Binnen deze ontwikkelingen van het ruimtegebruik visies worden dan concrete inrichtingsplannen van de open ruimte beoogd. opgemaakt. T.h.v. de onderzoeksgebieden zijn geen inrichtingsplannen in opmaak of projecten in uitvoering. Natuurinrichting Heeft tot doel een gebied optimaal in te nee Het onderzoeksgebied is niet gelegen in een / richten in functie van het behoud, het natuurinrichtingsproject herstel en het beheer van natuur.

60

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Randvoorwaarde Inhoud Relevant Bespreking Hoofdstuk Regionale landschappen Hier kunnen openbare besturen, nee Het onderzoeksgebied is niet gelegen in een / diensten en verenigingen elkaar afgebakend regionaal landschap. ontmoeten en samenwerken aan de ontwikkeling van de streek. Deelbekkens Vlaanderen is ingedeeld in 11 ja Het onderzoeksgebied is gelegen in het Discipline Water rivierbekkens. De organisatie van het stroomgebied van de Schelde, in het Netebekken. en Gestuurde rivierbekkenbeleid zal gebeuren door het De onderzoeksgebieden van de noordelijke tracés ontwikkeling opstellen van een zijn gelegen in deelbekken 1007 Middengebied deelbekkenbeheerplan. Kleine Nete en het onderzoeksgebied van tracé 2 in deelbekken 1011 Molse Nete Europese Conventie van De vertaling naar Vlaamse regelgeving is ja Er wordt verder verwezen naar de opmerking Discipline Malta (La Valetta, 1992) nog niet gebeurd. Vanuit de Vlaamse onder ‘decreet archeologisch patrimonium’ landschap, Overheid wordt er wel naar gestreefd te juridische randvoorwaarden bouwkundig handelen ‘in de geest van Malta’. Er erfgoed en wordt hierbij in de eerste plaats archeologie in het gestreefd naar het behoud van de sites MER in situ, wat een inschakeling van archeologie in de vroegste fasen van de ruimtelijke planning vereist. Daar waar behoud in situ niet mogelijk is, is het enige mogelijke alternatief een preventief archeologisch onderzoek van de bedreigde sites. In het verdrag zijn tevens bepalingen opgenomen m.b.t. de financiering van archeologisch onderzoek. In art. 5 van het verdrag wordt verplicht te waarborgen dat milieueffectrapportage en de daaruit voortvloeiende beslissingen ten volle rekening houden met archeologische vindplaatsen en hun context.

61

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

4. Het opstellen van het MER

4.1. Werkingssfeer van het MER De werkingssfeer van het MER kan zich op verschillende niveaus situeren, met name op beleidsniveau, locatieniveau en/of uitvoeringsniveau. Hoewel het een planMER betreft situeert de werkingssfeer van dit milieueffectrapport zich eerder op plan en locatieniveau dan op beleidsniveau. De beslissingen op beleidsniveau werden reeds in een vroeger beslissingsstadium door de betrokken instanties genomen en zijn vastgelegd in de bepalingen van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen.

4.2. Selectie van de significante milieudisciplines In het MER worden de effecten van het plan op de verschillende disciplines onderzocht. Er wordt onderscheid gemaakt tussen sleuteldisciplines, optiedisciplines en niet relevante disciplines.

Tabel 4-1 Identificatie van sleutel-, optie- en niet-relevante disciplines voor het plan

Discipline Sleuteldiscipline Optiediscipline Niet relevante discipline Bodem  Water: grondwater en  oppervlaktewater Fauna en flora en  biodiversiteit Landschap, bouwkundig  erfgoed en archeologie Mens – ruimtelijke aspecten  en hinder Mens mobiliteit  Lucht  Geluid  Licht (onder mens)  Warmte en stralingen  Aanspraak op energie en  grondstofvoorraden Klimaat 

Voor de evaluatie van de effecten die het voorgestelde ontwikkelingsplan zal teweegbrengen, worden bepaalde disciplines als relevant beschouwd. Het feit dat de ingrepen op de betreffende milieudisciplines onomkeerbare en dus permanente effecten veroorzaken, klasseert hen onder de noemer sleuteldisciplines (zie tabel). De deeldiscipline licht wordt niet als aparte discipline in aanmerking genomen, maar zal besproken worden onder de discipline mens:  Verandering in licht kan relevant zijn tijdens de exploitatie van de ontsluitingsweg. Bij de indeling onder mens wordt rekening gehouden met de beperkt ingeschatte kwetsbaarheid, rekening houdend met het reeds aanwezige omgevingslicht van de

62

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

bestaande infrastructuren. Ook in de discipline fauna en flora kan licht een relevant aspect zijn. De discipline ‘klimaat’ wordt niet weerhouden als relevante discipline in het kader van het ontwikkelingsproject. Deze discipline dient in het MER dus niet onderzocht te worden; de omvang van de ingrepen is immers niet van die aard dat een significant effect op het klimaat kan verwacht worden.

4.3. Afbakening van de referentiesituatie, de ontwikkelingsscenario’s en de geplande situatie Er kunnen bij de concrete invulling van een milieueffectrapport (MER) globaal vier hoofdtaken worden onderscheiden:

beschrijvende fase (o.a. beschrijving project, referentiesituatie,...)

ingreep-effect analyse en beoordeling (zowel globaal als in detail)

voorstelling remediërende maatregelen

synthese en conclusies

Een milieueffectrapport kan pas tot stand komen nadat de milieueffecten vastgesteld zijn, door middel van een vergelijking van de meestal huidige toestand van het studiegebied (referentiesituatie) met de toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het plan (geplande situatie) en de toestand van het gebied zoals die zou ontstaan zonder gestuurde beïnvloeding van buitenaf (autonome ontwikkeling). De referentiesituatie geeft een beschrijving van meestal de huidige toestand van het studiegebied door gebruik te maken van bestaande documenten, veldwaarnemingen, kaartmateriaal, e.d. De bestaande toestand wordt geëvalueerd en kwetsbare gebieden worden afgebakend met het oog op de effectvoorspelling. Opmerking: de referentiesituatie wordt beschreven op basis van de meest recente rapporten, metingen, beschikbare info, kaarten, enz. Per thema binnen de verschillende disciplines zullen dit andere jaartallen betreffen. In het MER wordt indien nodig beschreven welke referentiegegevens worden gehanteerd (bijvoorbeeld voor lucht, geluid, verkeer,...). Er wordt in principe uitgegaan van de meest recent beschreven situatie. Verder worden de mogelijke ontwikkelingsscenario’s beschreven. In het MER worden per discipline de effecten getoetst t.o.v. deze ontwikkelingsscenario’s. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de autonome ontwikkeling (m.n. de evolutie die het studiegebied zal ondergaan zonder beïnvloeding van buitenaf) en de gestuurde ontwikkeling. Voor de gestuurde ontwikkeling zal rekening gehouden worden met de beleidsmatige en juridische randvoorwaarden zoals doelstellingen vermeld in structuurplannen, …. Vervolgens wordt de geplande situatie besproken. De geplande situatie is de toestand van het onderzoeksgebied tijdens en na uitvoering van het ontwikkelingsplan. Voor elke discipline zal bepaald worden welke effectgroepen relevant zijn voor de

63

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

studie. Een beoordeling van deze milieueffecten zal gegeven worden aan de hand van de resultaten bekomen bij de beschrijving van de referentiesituatie. Bij deze beoordeling zal eveneens rekening moeten gehouden worden met de evolutie van het studiegebied m.a.w. men zal de resultaten eveneens moeten toetsen aan de ontwikkelingsscenario’s.

4.4. Methodologie effectbeschrijving en –beoordeling

4.4.1. Algemene methodiek voor de beoordeling van de effecten De ingreepeffectanalyse omvat een globale analyse en afbakening van de te verwachten relevante milieueffecten. Hierin wordt de milieuimpact van het plan op de meestal huidige toestand beschreven. Dit kan het best gebeuren aan de hand van ingreepeffectenschema’s waarop dan de selectie van significante milieueffecten kan gebeuren. Daarna worden de relevante milieueffecten beschreven per milieudiscipline en beoordeeld. Hierbij wordt speciale aandacht besteed aan de reikwijdte van de milieueffecten. Een essentieel kenmerk van het m.e.r.proces is dat in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de interrelaties tussen de disciplines (bv. mobiliteit – geluid). Om te komen tot een verantwoorde confrontatie tussen de voorgestelde ingrepen enerzijds en de effecten en hun impact anderzijds, worden de mogelijke ‘knelpunten’ en ‘positieve punten’ tijdens hoofdzakelijk de exploitatiefase en per relevante milieudiscipline weergegeven en beschreven. Gebruik van basiskaarten moet toelaten om de locatie, impact en beoordeling van de relevante effecten beter in te schatten. Alle effecten worden in de tekst beschreven. Kwantificeren en/of op kaart weergeven van effecten is slechts mogelijk wanneer hiervoor voldoende informatie voorhanden is en opportuun op planMER niveau. Volgende structuur zal in het MER consequent aangehouden worden:  effectbeschrijving en beoordeling ervan per deelingreep (per discipline)  samenvatting van de effectbeoordeling  voorstel van milderende maatregelen en aandachtspunten  eventueel kaart met lokalisatie van de effecten Deze werkmethode wordt verder in deze nota en voor de relevante disciplines meer in detail besproken, waarbij de voornaamste voorspellings en beoordelingstechnieken beschreven worden die zullen gebruikt worden bij de ingreepeffectanalyses in het milieueffectrapport.

4.4.2. Waardeschaal van de effectbeoordeling In het MER zal de bespreking, beoordeling en evaluatie van de effecten van het plan (voor de verschillende milieudisciplines) rekening houden met globale ingreep effectrelaties (op planniveau). De beoordeling zal zich baseren op: Wat is de significantie van de ingreep? Het belang van het effect van de ingreep op het desbetreffende onderdeel wordt beoordeeld met de termen 'significant' en met ‘kwetsbaarheid’ (zeer, matig, weinig). De significantie is een rechtstreeks gevolg van de kwetsbaarheid van het gebied voor een bepaald onderdeel van een discipline (b.v. oppervlaktewaterhuishouding bij water, verdroging bij fauna en flora, …). Wanneer een gebied als kwetsbaar werd getypeerd voor een onderdeel, zal een ingreep die hierop een invloed heeft significant zijn. Wat is de omvang van de effecten?

64

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

De omvang van de effecten wordt vastgesteld en uitgedrukt in termen als ‘groot’, ‘matig’ en ‘gering’. Het vaststellen van de omvang van de effecten gebeurt a.d.h.v. de criteria die hierboven werden beschreven, en dit naargelang de milieudiscipline waarop deze effecten invloed uitoefenen. Wat is het waardeoordeel? Het waardeoordeel van het effect wordt met de termen ‘positief’ en ‘negatief’ uitgedrukt. Hierin worden nog gradaties onderscheiden, aangeduid met een aantal plus en mintekens. Deze gradatie verloopt exponentieel. Een combinatie van deze elementen geeft verschillende mogelijkheden, samengevat in volgende matrix.

Tabel 4-2 Matrix van de waardeschaal van de effectbeoordeling

Omvang van Groot Matig Gering Neutraal het effect

Waardeoordeel

significantie Positief negatief Positief Positief van de ingreep 3 negatief negatief Zeer kwetsbaar +++ --- ++/+++ --/--- ++ -- 0 Matig kwetsbaar ++/+++ --/--- ++ -- + - 0 Weinig kwetsbaar +/++ -/-- + - +/0 -/0 0 3 tekens: sterk (pos. of neg.) effect; 2 tekens: matig (pos. of neg.) effect; 1 teken: beperkt (pos. of neg.) effect Onafhankelijk van de omvang of significantie (lees kwetsbaarheid) kan een effect optreden dat neutraal wordt beoordeeld wanneer de (deel)ingreep noch een positief noch een negatief effect teweegbrengt.

4.4.3. Effecten gerelateerd aan ingrepen Per discipline worden de effecten ten gevolge van de exploitatie (op planniveau) toegelicht. Effecten tijdens de aanlegfase worden beoordeeld op het niveau van een kwetsbaarheidsbenadering en er wordt gefocust op de permanente effecten (zoals profielvernietiging, vegetatievernietiging) en minder op de tijdelijke effecten die niet bepalend zijn op planniveau (zoals effecten t.g.v. bemaling). De effecten worden beoordeeld ten opzichte van de meestal ‘huidige situatie’ als referentiesituatie. In deze paragraaf wordt een algemeen ingreepeffectschema voor de globale verkenning van de potentiële milieueffecten gegeven. Er wordt opgemerkt dat op planniveau de kwetsbaarheid voor een bepaalde ingreep kan worden meegegeven, doch dat veelal geen kwantificeringen mogelijk zijn. De navolgende ingreep effectentabel dient dan ook gelezen te worden als ‘kwetsbaar voor …’. Bijvoorbeeld zullen de effecten van de ingreep ‘bemalen tijdens de aanleg’ op grondwaterpeil eerder kwalitatief besproken worden en zal het kwantificeren slechts kunnen op project-niveau. Anderzijds zijn effecten op lucht t.g.v. een wijziging in de verkeerssituatie vnl. relevant op planniveau.

3 Ook de significantie kan een gradatie hebben of meer specifiek kan de graad van kwetsbaarheid (of de waarde van een gebied) als zeer kwetsbaar, matig kwetsbaar of weinig kwetsbaar ingeschat worden; zodat de combinatie van significantie van de ingreep (mate van kwetsbaarheid) en omvang van het effect een matrix oplevert die de klasseindeling van ernst oplevert door de combinatie van “zeer kwetsbaar gebied” respectievelijk “matig kwetsbaar gebied” ... met respectievelijk “gering, matige of grote aantasting of omvang van effect”.

65

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Daarnaast wordt aangehaald dat er geen gewestgrensoverschrijdende effecten worden verwacht.

66

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Tabel 4-3 Ingreep effectenmatrix: globale inschatting van de milieueffecten

Deelingrepen Verwacht effect op… Water Bodem Fauna en flora Landschap, bouwkundig mens ruimtelijke Geluid en trillingen Lucht erfgoed en archeologie aspecten, hinder & mobiliteit AANLEGFASE Verwijderen van Tijdelijke invloed op Tijdelijke verdichting Tijdelijke en Tijdelijke wijziging Tijdelijke visuele hinder Tijdelijke verstoring Tijdelijke toename aanwezige vegetatie, grondwaterhuishouding, Permanente permanent Landschapsperceptie Tijdelijke bodemzetting geluidsklimaat door luchtverontreinigende Nivelleren terrein, grondwaterkwaliteit (bij profielvernietiging biotoopverlies Permanente structuur en met impact op woningen verhoging componenten door infiltratie) en op geluidsproductie uitlaatgassen machines Vergraven, Tijdelijke bodemzetting Tijdelijke en relatiewijzigingen Tijdelijke verkeershinder oppervlaktewaterkwaliteit en werfverkeer en door met impact op permanente Permanente wijziging Bemalen en –kwantiteit (in geval op /wegwaaiend stof gebouwen en rustverstoring erfgoedwaarde (potentieel Omleggen/dempen van wordt geloosd op de infrastructuur verlies archeologisch bestaande waterlopen waterloop) tijdens patrimonium) en grachten bemalen en Omleggen/aanpassen omleggen/dempen van van bestaande bestaande waterlopen verkeersvoorzieningen Werfverkeer EXPLOITATIEFASE Ruimtebeslag door de Wijziging Wijziging Barrièrewerking Wijziging Wijziging visuele beleving. aanwezigheid van de infiltratiemogelijkheden bodemgebruik/ Landschapsperceptie ontsluitingsweg en hemelwater geschiktheid Wijziging bijhorende Wijziging landschapsstructuur randinfrastructuur structuurkwaliteit omgelegde waterlopen Ingebruikname Wijziging waterkwaliteit Permanente verdichting Rustverstoring Rustverstoring Wijziging Toename ontsluitingsweg (verkeer Wijziging bodemkwaliteit Verkeerstromen en – geluidsproductie t.g.v. luchtverontreinigende en onderhoud) impact, wijziging verkeer op de nieuwe componenten t.g.v. verkeersleefbaarheid weg verkeer op de nieuwe weg Hinder t.g.v. wijziging in lichtproductie t.g.v. openbare verlichting e.d.

67

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

4.4.4. Formuleren van milderende maatregelen Binnen het onderzoeksgebied zal het MER aangeven welke verschuivingen van de onderzoeksgrens en invulling gewenst zijn om tot de PRUPperimeter te komen. Indien de contour van het uiteindelijke PRUP Regionale Ontsluiting vastligt, zal ook de uiteindelijke lijn van de afbakening van kleinstedelijk gebied Geel hierop worden afgestemd. Enerzijds zal de effectbeoordeling aanleiding geven tot het vastleggen van de PRUP grens Regionale Ontsluiting en anderzijds zal de beoordeling en milderende maatregelen aanleiding kunnen geven tot een concrete invulling van de stedenbouwkundige voorschriften. De effectbeoordeling kan tevens aandachtspunten of milderende maatregelen naar voor brengen die zich niet meer op planniveau bevinden maar bijvoorbeeld wel relevant kunnen zijn op het niveau van de stedenbouwkundige vergunning. Het MER zal hierin een onderscheid maken met de focus op maatregelen op het PRUPniveau.

4.4.5. Interdisciplinaire gegevensoverdracht Eén van de taken van de coördinator van het MER is het organiseren van gegevensoverdracht tussen de disciplines onderling. Een efficiënte gegevensoverdracht heeft een positieve invloed op de gevolgde methodiek van effect en impactvoorspelling en zal de betrouwbaarheid ervan verhogen. Als gevolg van deze gegevensuitwisseling zullen bepaalde disciplines hun deelstudie pas kunnen voltooien nadat andere disciplines hun deelstudie voltooid hebben. Overigens moeten de gevolgde methodologieën van de verschillende disciplines op elkaar afgestemd worden. Vooral op vlak van mobiliteit en geluid en lucht zijn overdrachten te verwachten en dit zowel tussen deze twee disciplines onderling, als hun relatie tot andere disciplines. Zo kan bijvoorbeeld de inschatting van de geluidsproductie de basis zijn voor de beoordeling van de hindereffecten voor mens of op fauna en flora. In Tabel 44 volgt een matrix betreffende de mogelijke interdisciplinaire gegevens overdracht tussen de betrokken disciplines voor het MER, gekend in fase van nota voor publieke consultatie, voor de ontwikkeling van het PRUP Regionale ontsluiting.

68

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Tabel 4-4 Interdisciplinaire gegevensoverdracht binnen het plan-MER

Disciplines die gegevens opvragen Disciplines die Bodem Water Fauna en flora Landschap, Mens-ruimte, hinder en Geluid en trillingen Lucht geg. leveren bouwkundig erfgoed mobiliteit en archeologie Bodem zones waarin wijziging geomorfologie veranderde bodemfuncties bodemgebruik eventueel bodemvochtregime landgebruik bodemvervuiling het water kan beïnvloeden verdrogings/vernat bodemverstoring (m.b.t. grondwaterkwetsbaarheid tingsgevoeligheid archeologie) (functie van geologie) kwaliteit van de bodem bodemgebruik landgebruik bodemprofielontwikkeling Water grondwaterstand (grond)waterstand veiligheid (overstromen) grondwaterkwaliteit (grond)waterkwaliteit waterhuishouding structuurkenmerken voorkomen kwel Fauna en flora BWKtypes gevoelig voor vegetatiewijzigingen visuele beleving kwel landschapsperceptie Landschap, historisch landgebruik visuele beleving bouwkundig erfgoed en archeologie Mens-ruimte, bodemgebruik Wijziging verkeerssituatie mobiliteitsinfra voorspellingen verkeersintensiteiten hinder en barrière structuur mobiliteit hinderaspecten voorspellingen verkeersintensiteiten Geluid en veranderd geluidsklimaat beleving en hinder trillingen Lucht hinderaspecten

69

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

5. Methodologie per milieudiscipline en ontwikkelingsscenario’s

5.1. Bodem

5.1.1. Studiegebied Het studiegebied voor de discipline bodem bestaat uit de onderzoeksgebieden van het PRUP. Het studiegebied kan worden opengetrokken tot buiten het onderzoeksgebied wat bodemkwaliteit betreft en dan meer bepaald de mogelijke effecten van verontreinigingsbronnen in de nabije omgeving van het onderzoeksgebied.

5.1.2. Bestaande situatie

5.1.2.1. Methodiek beschrijving van de bestaande situatie Voor het beschrijven van de referentiesituatie in deze nota en/of het MER baseert de deskundige zich op basisinformatie die ter beschikking is of kan worden gesteld. Voor het onderzoek naar de bodemgesteldheid, bodemkwaliteit en de geologie in het studiegebied wordt in het MER gebruik gemaakt van o.a.:  bodemkaart van Vlaanderen voor de beschrijving van de bodemtypes;  geologische kaart van België;  webstek van de Databank Ondergrond Vlaanderen (http://dov.vlaanderen.be) waar informatie omtrent boringen, sonderingen, peilputten en/of grondwaterwinningen wordt geraadpleegd;  topografische kaarten, orthofotoplan en functiekaarten om de verharding van het huidige bodemgebruik na te gaan;  OVAMdatabank met locatie van uitgevoerde bodemonderzoeken; In deze nota wordt reeds bondig informatie weergegeven op een aantal van bovenvermelde bronnen. Deze informatie wordt in het MER zelf nog verder uitgedetailleerd en aangevuld. In functie van de te verwachten effecten worden in het MER de meest belangrijke bodemkenmerken beschreven en gesitueerd op een ‘kwetsbaarheidskaart’.

5.1.2.2. Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Geologie De ondergrond wordt vooral gevormd door formaties van het Quartair en daaronder het Tertiair. Onder het Quartair verstaat men de jongste twee miljoen jaar van de aardgeschiedenis. De dikte van het Quartair is ca. 4 m in het onderzoeksgebied. De Quartaire afzettingen worden doorgaans als doorlatend beschouwd. De lithostratigrafie van de Tertiaire gronden in en nabij het onderzoeksgebied ziet er als volgt uit: Kl: Formatie van Kasterlee: bleekgroen tot bruin fijn zand, paarse kleihorizonten, licht glauconiethoudend, micahoudend, onderaan kleine zwarte silexkeitjes

70

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

De formatie van Kasterlee behoort tot de HCOVcode 4 0242 (basiseenheid Kleiige overgang tussen de zanden van Kasterlee en Diest) behorend tot Subeenheid 0240 ‘Pliocene kleiige laag’ (een geografisch heterogene semiafsluitende laag aan de top van de Formatie van Diest) wordt geografisch verder ingedeeld in twee basiseenheden., wat dan weer een onderdeel is van de hoofdeenheid 0200 ‘Kempens Aquifersysteem’. Bodemgesteldheid Een uittreksel uit de bodemkaart is weergegeven op Kaart 5. De beschrijving van de bodem op de bodemkaart betreft de bovenste 1,25m grond vanaf het maaiveld. In het onderzoeksgebied bevinden zich voornamelijk droge tot vochtige zandige gronden. De meeste bodems vertonen een profielontwikkeling. De noordelijke tracés zijn gelegen t.h.v. podzolen (profielontwikkeling g: gronden met een duidelijk humus en/of ijzer Bhorizont). Het oostelijke tracé is gelegen t.h.v. plaggengronden (profielontwikkeling m: gronden met een diepe antropogene humus Ahorizont). T.h.v. de bestaande wegen bevinden zich antropogene bodems, waarvan het bodemprofiel reeds verstoord werd. Bodemkwaliteit Volgens de “digitale versie van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen, OVAM, Afdeling Bodemsanering en Attestering” zijn er een aantal bodemonderzoeken gebeurd in en nabij de onderzoeksgebieden. Mogelijk bevatten deze bodemonderzoeken percelen binnen het onderzoeksgebied. Er zijn 2 dossiers waarvoor een oriënterend bodemonderzoek werd uitgevoerd, 1 waarvoor een beschrijvend bodemonderzoek moet worden uitgevoerd en 1 waarvoor een bodemsaneringsproject dient te worden opgesteld. Het valt te verwachten dat er percelen binnen het onderzoeksgebied zijn opgenomen in het register van verontreinigde gronden. Bodemgebruik Het bodemgebruik waargenomen als functies die erop worden uitgeoefend, is bondig geschetst in §5.5.2.2 onder de discipline mens. Onder de discipline bodem wordt het bodemgebruik nader ingedeeld in verharde en nietverharde bodemgebruiken. Het al dan niet verharde grondgebruik binnen het onderzoeksgebied kan in het MER in kaart worden gebracht op basis van de topografische kaart (Kaart 1) en het orthofotoplan (Kaart 2). Op basis van deze kaarten kan visueel worden vastgesteld dat t.h.v. het onderzoeksgebied de meeste bodems onverhard zijn.

5.1.3. Effectvoorspelling en –beoordeling Het identificeren, meten en voorspellen van milieueffecten op of via de bodem gebeurt voornamelijk via de bodemkenmerken en –hoedanigheden. Wijzigingen van de bodem (ruim opgevat) worden meestal negatief beoordeeld omdat ze een verlies of verslechtering van de structuur inhouden. Het aanleggen van nieuwe wegen gaat gepaard met vergraving. Hierdoor treden structuur en profielwijzigingen op in de bodem. Tijdelijke bemaling zorgt voor een wijziging van het bodemvochtregime. Daarnaast kan een kwaliteitswijziging in de bodem optreden t.g.v. bemaling en bestaat

4 HCOV: Hydrogeologische Codering van de Ondergrond van Vlaanderen. De HCOVcode deelt de ondergrond in op basis van de hydrologische eigenschappen van de geologische lagen.

71

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

het risico op zettingen, …. Deze laatste effecten op bodem doen zich hoofdzakelijk voor in de aanlegfase. De wijziging van het bodemgebruik als wijziging van het grondgebruik wordt in het MER beschreven en beoordeeld onder de discipline mens. De wijziging in de verhardeonverharde oppervlakte wordt in het MER beschreven en beoordeeld onder de discipline water. Desktopstudie: de effecten worden beoordeeld op planMER niveau; er worden geen veldanalyses, detailinventarisaties en veldwerkzaamheden (op het vlak van bodemsoort/kwaliteit, e.d.) uitgevoerd.

72

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Tabel 5-1 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline bodem

Effecten Criterium Methodiek Significantiekader Profielvernietiging Oppervlakte waarover bodem met Globale inschatting (eerder een kwalitatieve Bij profielvernietiging wordt een onderscheid goed ontwikkeld bodemprofiel kwetsbaarheidsbenadering) gemaakt in bodems zonder profiel, bodems met vernietigd wordt in het profiel en bodems met een waardevolle onderzoeksgebied. profielontwikkeling. Voor het onderzoeksgebied geldt: Verstoord gebied OB (bebouwde zones) = niet significant (geen profielontwikkelingniet kwetsbaar) Podzol (..g): matig tot sterk significant (zeer kwetsbaar) Plaggenbodem (..m): matig tot sterk significant (zeer kwetsbaar) De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect (zie Tabel 42). Bodemverdichting Oppervlakte aan verdichting van Globale inschatting (eerder kwalitatieve A.h.v. de sonderingen of a.h.v. de textuurklasse verdichtingsgevoelige bodems in het kwetsbaarheidsbenadering) en de drainageklasse wordt de gevoeligheid van onderzoeksgebied de bodem voor verdichting ingeschat. Voor het onderzoeksgebied geldt: indien conusweerstand van de bodemtoplaag (maximaal bovenste 0,5 m) < 1 N/mm² = verdichtingsgevoelige gronden verstoord gebied = niet significant (niet kwetsbaar) droog, vochtig en nat zand (Zb., Zc., Zd. en Ze.) = niet tot beperkt significant (niet tot weinig kwetsbaar) De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect (zie Tabel 42). Wijziging Risico op bodemzetting Kwetsbaarheidsbenadering o.b.v. de Uitgaande van een kwalitatieve bespreking wordt stabiliteits samendrukbaarheid van de grond en de dikte het risico op bodemzetting als sterk significant

73

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Effecten Criterium Methodiek Significantiekader aspecten van de grondlaag. Er wordt gebruik gemaakt beschouwd wanneer ten gevolge van de van sonderingsresultaten en de geologische uitvoering van het plan zettingen verwacht kaarten. worden die mogelijk schade kunnen opleveren aan omliggende structuren. Significantie is dus mede afhankelijk van de kwetsbaarheid van de grondsoort, de draagkracht van de grond en de aanwezigheid van structuren. Aangezien er geen zware gronden in het onderzoeksgebied zijn gelegen, worden geen sterk significante effecten verwacht (zandgronden zijn globaal gezien weinig kwetsbaar dus weinig significant) De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect (zie Tabel 42). Wijziging van Gedrag en calamiteiten Op basis van lokalisatie van mogelijks Kwalitatieve bespreking. Effecten zijn significant bodemkwaliteit verontreinigde bodems, uitgaande van als verontreiniging ontstaat, verplaatst wordt of uitgevoerde bodemonderzoeken. wordt gesaneerd. Ligging huidige (potentieel) verontreinigde De significantie wordt dan verder gespecifieerd gronden toetsen aan ligging reservatiestrook. a.h.v. de omvang van het effect (zie Tabel 42).

74

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

5.2. Water

5.2.1. Studiegebied Het studiegebied voor de discipline water bestaat uit het onderzoeksgebied, met bijzondere aandacht voor de Ossemeirloop en de Graafloop. Bijkomend zal het studiegebied worden opengetrokken buiten de begrenzing en dit afhankelijk van waterlopen, grondwaterlagen en relatie tot het deelbekken.

5.2.2. Bestaande situatie

5.2.2.1. Methodiek beschrijving van de bestaande situatie Voor het beschrijven van de referentiesituatie in de nota voor publieke consultatie en/of het MER, baseert de deskundige zich op basisinformatie die ter beschikking is of kan worden gesteld. In deze nota voor publieke consultatie wordt reeds bondig informatie weergegeven uit een aantal van hierna vermelde bronnen. Deze informatie wordt in het MER zelf nog verder uitgedetailleerd en aangevuld. Grondwater is een niet te missen onderdeel van het integraal waterbeleid. Kwantiteits en kwaliteitsbeheer van grond en oppervlaktewater moeten nauw samenhangen voor een integrale beleidsvorming. Een indicatie van de grondwaterkwetsbaarheid kan bekomen worden mits raadpleging van de grondwaterkwetsbaarheidskaarten van de provincie Antwerpen (zie reeds volgende paragraaf). Op de webstek van de ‘databank ondergrond Vlaanderen’ (http://dov.vlaanderen.be) kunnen de mogelijk aanwezige sonderingen worden opgevraagd, welke nuttige informatie verlenen m.b.t. grondwaterstanden. Potentiële kwelzones zullen op basis van de kartering van kwelgevoelige vegetatietypes tijdens het terreinonderzoek worden afgebakend. Ook de biologische waarderingskaart verschaft indicatieve informatie over opkwellend grondwater. Er wordt daarnaast getracht om een zicht te krijgen op de grondwaterhuishouding, meer bepaald grondwaterstanden en mogelijk aanwezige watervoerende of afsluitende lagen. De bestaande toestand van het oppervlaktewater zal beschreven en beoordeeld worden in functie van de structuurkenmerken van de waterlopen, de kwaliteit (fysico chemie en biologisch),…. Kennis m.b.t. de oppervlaktekwaliteit zal verkregen worden door gebruik te maken van de gegevens van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Het onderzoek naar de verspreiding en de typologie van de waardevolle waterlopen in het Vlaamse gewest verschaft informatie over de structuurkwaliteit van het oppervlaktewater (zie reeds volgende paragraaf). Een (her)evaluatie gebeurt op het terrein. Voor de afcheck of het onderzoeksgebied zich situeert in een ‘Risicozone voor overstromingen’, wordt de watertoetskaart opgesteld door de Vlaamse overheid geconsulteerd (zie reeds volgende paragraaf). Daarnaast zullen tevens volgende gebiedsspecifieke studies geraadpleegd worden tijdens het opstellen van het MER: deelbekkenbeheerplan 107 Middengebied van de Kleine Nete deelbekkenbeheerplan 1011 Molse Nete

75

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Deelbekkenbeheerplannen geven ondermeer informatie over de oppervlaktewateren binnen een deelbekken. In het MER zal het plan gescreend worden op nuttige informatie voor de beschrijving van de referentiesituatie of de beleidsvoornemens. De infiltratiemogelijkheden van het hemelwater naar het grondwater toe worden beschreven, op basis enerzijds het optekenen van verharde zones waar infiltratie in principe wordt tegengehouden en anderzijds het in kaart brengen van de onverharde zones waar infiltratie wel mogelijk is. Het Vis Informatie Systeem (VIS) wordt geraadpleegd. Beschrijving van de referentietoestand water gebeurt a.h.v. bestaande gegevens (desktop informatie).

5.2.2.2. Beknopte beschrijving van de referentiesituatie

5.2.2.2.1. Grondwater Het risico van verontreiniging van grondwater hangt af van talrijke factoren, die samen de kwetsbaarheid van de ondergrond bepalen. De aard en de dikte van de deklagen, de dikte en de eigenschappen van de watervoerende lagen en de dikte van de onverzadigde zone (diepte van de grondwatertafel) bepalen de kwetsbaarheid van het grondwater. De kwetsbaarheid van (de kwaliteit van) het grondwater is voor Vlaanderen weergegeven in kwetsbaarheidskaarten (AROL; kwetsbaarheid van het grondwater in Antwerpen, 1986), met een schaal van vijf eenheden (van uiterst tot weinig kwetsbaar). Het onderzoeksgebied en studiegebied is volledig gelegen in zeer kwetsbare gronden (Ca1); d.w.z. een zandige watervoerende laag met een zandige deklaag of deklaag ≤5m. De onverzadigde zone is ≤10m. In de ruime omgeving van het onderzoeksgebied (minstens 1 km) is geen openbare drinkwaterwinning gelegen. Onder de discipline water is het bodemgebruik van belang i.f.v. de verhardingsgraad. Het bodemgebruik wordt hiervoor ingedeeld in verharde en nietverharde bodemgebruiken. Het al dan niet verharde grondgebruik binnen het onderzoeksgebied kan in het MER in kaart worden gebracht op basis van de topografische kaart (Kaart 1) en het orthofotoplan (Kaart 2). Op basis van deze kaarten kan visueel worden vastgesteld dat de bodems t.h.v. de onderzoeksgebieden voor de verschillende tracés grotendeels onverhard zijn. Enkel waar de tracés bestaande wegen kruisen is verharding van de wegen en de bebouwing ernaast aanwezig.

5.2.2.2.2. Oppervlaktewater Het onderzoeksgebied is gelegen in het stroomgebied van de Schelde, in het Netebekken. De onderzoeksgebieden van de noordelijke tracés zijn gelegen in deelbekken 1007 Middengebied Kleine Nete en het onderzoeksgebied van tracé 2 in deelbekken 1011 Molse Nete De Ossemeirloop en Graafloop (3de categorie) bevinden zich in het onderzoeksgebied van de noordelijke tracés. De Rijnloop (3de categorie) en waterloop zonder naam (nietgecategoriseerd) bevinden zich in het studiegebied van alle tracés en de Molse Nete (1ste categorie) in het studiegebied van tracé 2. In het plan en studiegebied bevinden zich een aantal meetplaatsen voor oppervlaktewaterkwaliteit (VMM). Deze zijn gesitueerd op Kaart 6.

76

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Een algemene beoordeling van de huidige chemische en biologische kwaliteit van het oppervlaktewater wordt gegeven door de PI (PratiIndex) en de BBI (Belgische Biotische Index).  Een belangrijke parameter voor de bespreking van de waterkwaliteit is de opgeloste zuurstof. De aanwezigheid van een voldoende hoge concentratie aan opgeloste zuurstof is van zeer groot belang voor het leven in het water en speelt een grote rol in zelfzuiverende processen van de waterloop. De Italiaanse onderzoeker Prati ontwikkelde voor verscheidene parameters een transformatieformule om een gemeten waarde om te rekenen naar een onderling vergelijkbare kwaliteitsindex. Aan de hand van deze index kan de kwaliteitsklasse bepaald worden. De Vlaamse Milieu Maatschappij (IVA VMM) gebruikt voor de beoordeling van de waterkwaliteit de Pratiindex voor zuurstofverzadiging (PIO). Deze index krijgt een slechte score bij lage zuurstofspanningen, maar ook bij oververzadiging; die treedt immers op bij eutrofiëring, een verschijnsel dat de waterkwaliteit aantast.  Voor het weergeven van de biologische kwaliteit wordt gebruik gemaakt van de Belgische Biotische Index (BBI). Hier wordt een waarde toegekend, afhankelijk van het aantal macroinvertebraten. In het MER zullen de kwaliteitsgegevens van de relevante meetpunten worden opgenomen. In de studie “Onderzoek naar de verspreiding en de typologie van ecologisch waardevolle waterlopen in het Vlaams Gewest, Dijlebekken” (Bervoets et al, 1993) wordt de waterkwaliteit eveneens besproken, rekening houdend met (in volgorde van belangrijkheid) de biologische waterkwaliteit (Biotische Index B.I.), de chemische index (C.I.) en het maximaal biochemisch zuurstofverbruik (B.Z.V. in mg O2/l). Volgens deze studie heeft de Molse Nete licht verontreinigd water. Er zijn door de Vlaamse overheid verschillende kaarten opgesteld die de situatie m.b.t. overstromingen weergeven. De meest recente betreffen de ‘watertoetskaarten’. Binnen het onderzoeksgebied is geen effectief of potentieel overstromingsgevoelig gebied gelegen. Aan de buitengrenzen van het onderzoeksgebied van tracé 2 is wel potentieel overstromingsgevoelig gebied gelegen en dit in de vallei van de Molse Nete. Er is geen oppervlaktewaterwinning gesitueerd binnen of in de omgeving van het onderzoeksgebied.

5.2.3. Effectvoorspelling en –beoordeling De te verwachten bemalingen bij de aanleg evenals het gewijzigde bodemgebruik, de gewijzigde infiltratie van hemelwater t.g.v. verharding e.d. beïnvloeden tijdens de exploitatiefase de hydrogeologische kenmerken van het grondwater (kwaliteit + waterhuishouding). Het gewijzigde bodemgebruik zal tevens het afwateringspatroon wijzigen; de gewijzigde situatie van de insijpeling van regenwater kan immers een invloed hebben op de (grond)waterhuishouding. Op beschrijvende of becijferde manier (grove raming wegens weinig planspecifieke informatie beschikbaar) is de geplande situatie beoordeeld. Effecten m.b.t. water zijn voor een groot deel terug te brengen tot een gewijzigde situatie inzake infiltratie en buffering van water. Binnen dit kader is er van uitgegaan dat het onderzoeksgebied rekening houdt met de geldende regelgeving omtrent buffering&infiltratievoorzieningen. Effecten op oppervlaktewater zijn voornamelijk een gevolg van permanente wijzigingen in de afwatering door het verleggen of inbuizen van bestaande waterlopen.

77

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Het MER levert de informatie op planniveau aan die het mogelijk maakt voor de overheid om de watertoets voor het plan uit te voeren. Zie tevens § 5.8.

78

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Tabel 5-2 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline water

Effecten Criterium Methodiek Significantie Grondwater Wijziging kwantiteit Impact bemaling op grondwater Kwalitatieve (kwetsbaarheids)benadering, Aanwezige grondwaterwinningen en kwelzones en huishouding Mogelijke invloed op grondwaterwinningen; worden als kwetsbaar beschouwd. Empirische formules Invloed op zo een zone is altijd significant. De significantie wordt dan verder gespecifiëerd Invloed op kwelgebieden GISanalyse gebaseerd op BWKindicatoren a.h.v. de omvang van het effect en dit (IN) aangevuld met terreininventarisatie binnen ondermeer i.f.v. het al dan niet overschrijden van Oppervlakte verstoring kwelgebied het onderzoeksgebied en dit in de zones die de onderzoeksgebiedssgrens. binnen studiegebied belangrijk zijn voor natuur.

Wijziging in infiltratie: Vergelijking met bestaande verharde Kwalitatieve beschrijving o.b.v. wijziging Verwachte significante daling / oppervlakten en zones met mogelijkheid tot verharde oppervlakte en ruimte voor stijging van grondwaterstand infiltratie. voorzieningen m.b.t. hemelwateropvang.

Het effect is significant als de infiltratie zodanig wijzigt dat de bodemvochttoestand beïnvloed wordt, waardoor effecten op bodemstructuur en flora ontstaan. Wijziging Verspreiden van verontreiniging Op basis van het voorkomen van mogelijks Kwalitatieve kwetsbaarheidsbenadering waterkwaliteit t.g.v. bemaling verontreinigde bodems, uitgaande van Effecten zijn significant als de mogelijkheid er is uitgevoerde bodemonderzoeken. dat verontreiniging ontstaat, verplaatst wordt of wordt gesaneerd. Oppervlaktewater Wijziging Wijziging structuurkwaliteit Op basis van lokalisatie van waterloopzones Effecten zijn significant als waardevolle structuur oppervlaktewater met waardevolle structuurkwaliteit van de waterlopen kan wijzigen. kwaliteit Structuurkwaliteit grachten en waterlopen o.b.v. desktop informatie en waar nodig

geïnventariseerd op het terrein. Wijziging waterkwaliteit Kwalitatieve bespreking, effecten zijn significant Risicoinschatting voor oppompen en lozen als de waterkwaliteit van de waterlopen verwacht verontreinigd grondwater bij bemaling. wordt te wijzigen.

79

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Effecten Criterium Methodiek Significantie Wijziging Wijziging aanvoer waterloop ten O.b.v. kwetsbaarheidsbenadering: Effecten zijn significant wanneer t.g.v. de oppervlaktewater gevolge van bemaling overstromingsgevoelige zones wijziging van de waterkwantiteit kwantiteit en overstromingsgevoeligheid wijzigt dus in relatie huishouding met de capaciteit van de waterlopen en de bestaande risicowaterlopen voor overstromen Wijziging aanvoer waterloop ten Op basis van gewijzigde situatie runoff ten gevolge van runoff gevolge van gewijzigde infiltratiemogelijkheden (verharde oppervlakten en infiltratiekenmerken bodem); Kwalitatieve beschrijving

80

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

5.3. Fauna en flora

5.3.1. Studiegebied Door de inplanting van een nieuwe weg over een aanzienlijke oppervlakte, zijn er theoretisch gezien rondom de eigenlijke inplantingszone gevolgen op fauna en flora mogelijk. Pragmatisch willen we stellen dat het studiegebied bestaat uit de eigenlijke inplantingszone en een eerder beperkte straal van een 200tal meter eromheen. Deze straal kan uiteindelijk nog variëren, wanneer duidelijke floristische en faunistische relaties van het onderzoeksgebied met een bepaalde zone uit de omgeving kunnen worden aangetoond (bv. (dagelijkse) voedsel en slaaptrekbewegingen van de fauna die de onderzoeksgebieden kruisen). Het studiegebied voor fauna en flora bevat het eigenlijke onderzoeksgebied aangevuld met de zone waarbinnen er allerlei effect(groep)en op fauna en flora mogelijk zijn ten gevolge van de realisatie van het plan. Deze zone varieert naargelang de effectgroep die men bekijkt.  Ecotoopverlies en wijziging situeren zich veelal binnen het gebied zelf. Het gaat immers om ecotopen die verdwijnen door (rechtstreeks) ruimtebeslag.  Het studiegebied in verband met (rust)verstoring dient ruimer opgevat te worden. Er kan immers over grotere oppervlakte verstoring optreden door bijvoorbeeld geluidsproductie tijdens de exploitatiefase. Hier zullen voornamelijk verstoringseffecten besproken worden op fauna.  Wat betreft versnippering en barrièrewerking zal het studiegebied eveneens ruimer zijn dan het onderzoeksgebied. Versnippering kan immers op grotere schaal een impact hebben op de ecologische structuur. In deze effectgroep zal vooral aandacht uitgaan naar het functioneren van het gebied als mogelijke stapsteen.  Verdroging en vernatting hebben mogelijk een invloed op fauna en flora. Het studiegebied voor deze effectgroep wordt afgeleid uit de disciplines grondwater, oppervlaktewater en ook bodem. Op basis van genoemde afbakening van het studiegebied, wordt het aandachtsgebied voor deze studie afgebakend. Aandachtsgebieden worden (volgens het MER richtlijnenboek) in principe afgebakend aan de hand van een summiere analyse van 3 afzonderlijke criteria. Deze 3 voorgestelde toetsstenen zijn:  Kwetsbare gebieden (met bv. zeldzamere ecotopen, obv de oorspronkelijke BWK)  Het voorkomen van rodelijstsoorten (m.a.w. zones met zeldzame planten en dieren, o.b.v. van de huidige basisdocumenten inzake flora en avifauna die ter beschikking zijn)  Bijzondere beschermingen (wetgeving en beleid, o.b.v. een summiere analyse van deze 2 elementen)  Voor het voorliggende onderzoeksgebied betekent dit in eerste opzicht alvast het volgende: Kwetsbare gebieden: Volgens de BWK (biologisch waardevol): • Binnen onderzoeksgebieden: een aantal zones verspreid over de verschillende onderzoeksgebieden (vnl. noordelijke tracés) • Buiten onderzoeksgebied: een aantal zones aangrenzend aan voornamelijk de onderzoeksgebieden van de noordelijke tracés.

81

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Rodelijstsoorten:nog na te gaan Beleid en wetgeving: • VEN: ‘De Molse Nete’ op 400 m ten oosten van tracé 2 • Habitatrichtlijngebied: Habitatrichtlijngebied BE 2100040 ‘Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor’ op 400 m ten oosten van tracé 2 Op basis van bovenstaande analyse kunnen we stellen dat het aandachtsgebied bestaat uit de zones met een zekere biologische waarde binnen en grenzend aan het onderzoeksgebied, en de natuurwaarden in de omgeving die vooral avifauna geografisch een zekere relatie vertonen met de natuurwaarden in het onderzoeksgebied.

5.3.2. Bestaande situatie

5.3.2.1. Methodiek beschrijving van de bestaande situatie Voor het afbakenen van de referentiesituatie voor de discipline fauna en flora wordt in eerste instantie gebruik gemaakt van de Biologische WaarderingsKaart (BWK) en van de informatie van de Stad Geel (o.a. Gemeentelijk NatuurOntwikkelingsPlan (GNOP)). Ook andere literatuurinformatie van natuurverenigingen wordt opgevraagd. Door Soresma zal bijkomend een gedetailleerde terreininventarisatie uitgevoerd worden teneinde de actualisatie van de BWK op het terrein te valideren en te actualiseren tot op heden. Deze terreinverkenning en –inventarisatie, najaar 2008 voorjaar 2009 wellicht, zal (zoveel mogelijk) perceelsgewijs aanduiding geven van de biologisch waardevolle of anderszins relevante zones. De waardering van de natuurwaarden zal gebeuren aan de hand van de 4 standaardcriteria ter toekenning van een bepaald waardenoordeel; zijnde: zeldzaamheid natuurlijkheid kwetsbaarheid biologische potenties

5.3.2.2. Beknopte beschrijving van de referentiesituatie De bestaande Biologische Waarderingskaart (van het INBO) is weergegeven op Kaart 7. Er wordt hierbij opgemerkt dat het de waarderingskaart van het INBO betreft, versie 2.1. In het definitieve PlanMER zal, zoals gesteld, de vegetatie en de samenstellende soorten, en de fauna uitvoeriger worden besproken. Op basis van de BWK kan momenteel gesteld worden dat de belangrijkste natuurwaarden zich situeren zowel binnen als buiten het onderzoeksgebied. De natuurwaarden kunnen hier worden getypeerd als waardevol. Hierna een overzicht van de bwktypes binnen het onderzoeksgebied (w=waardevol; z=zeer waardevol; wz: waardevol met zeer waardevolle elementen):  Noordelijke tracés 1a, 1b en 1c: ppmb: oude dennenaanplant met hoge struiken en bomen pa: naaldhoutaanplant zonder ondergroei n: loofhoutaanplant kb: bomenrij

82

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

qb: zuur eikenbos lhb: populierenaanplant op vochtige grond met elzen en/of wilgenondergroei hp+: regelmatig begraasde permanente weide hr: verruigd grasland gml: gemengd loofhout aer: recente eutrofe plas  oostelijk tracé 2: hr: verruigd grasland lhb: populierenaanplant op vochtige grond met elzen en/of wilgenondergroei kb: bomenrij sz: struweelopslag op antropogeen sterk verstoorde gronden De niet waardevolle zones betreffen veelal akkers (bs), cultuurgraslanden (hp) en halfopen of open bebouwing met beplanting (ua). De interessante plantensoorten die in het onderzoeksgebied worden vastgesteld zullen hoe dan ook bij de opmaak van het MER worden opgelijst en beschreven. Ook van de relevante diersoorten zal een bespreking plaatsvinden. Meestal gaat het hier om cultuurvolgers. Een uitgebreider beschrijving van deze aspecten volgt in het feitelijke planMER. De diverse biotische aspecten zullen worden besproken op 4 niveaus: 1. Soortniveau (flora c.q. fauna) 2. Ecotoop en BWKniveau 3. Ecosysteemniveau 4. structuurkenmerken waterlopen

5.3.3. Effectvoorspelling en –beoordeling De belangrijkste effecten die te verwachten zijn, zijn: ecotoop en biotoopwijziging waterloopstructuurwijziging rustverstoring (licht, geluid) versnippering en barrièrewerking Bij de afweging van de effecten zijn vijf criteria gebruikt:  1. Biologische basiskwaliteit: hiermee wordt het effect op de aanwezige natuurwaarden beoordeeld (zowel verbetering als verslechtering) bij het doorvoeren van de werken. Criteria zijn zeldzaamheid, vervangbaarheid en kwetsbaarheid. Dit betreft effecten van o.a. verhoging van dynamiek, verstoring, verdroging, vernatting op volledige ecotopen (met inbegrip van aanwezige fauna elementen). Hierbij wordt rekening gehouden met de vegetatie die typisch is voor het gebied, en speciale aandacht gaat uit naar de (relatief zeldzame) vegetatietypes.

83

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

 2. Biologische representativiteit: beoordeeld wordt hoe het plangebied en haar natuurlijke patronen zich verhouden tot de natuurlijke opbouw van gelijkaardige landschappen in het gebied. Bij representativiteit horen ook begrippen als zeldzaamheid, kwetsbaarheid en vervangbaarheid van plant en biotoop.  3. Biologische potenties: hiermee wordt geëvalueerd in welke mate de werken de potenties van het plangebied benutten en in welke mate de te ondernemen acties inspelen op de aanwezige potenties.  4. Biologische infrastructuur: beoordeeld wordt welke ingrepen opbouwend of afbrekend werken op de onmisbare lijnen en punten in het landschap die mee de ecologische structuur van het landschap bepalen. Ook de mate waarin de migratiemogelijkheden van de aanwezige soorten bevorderd dan wel gehinderd worden, wordt beoordeeld.  5. Biologische ruimtebeslag: geëvalueerd wordt in welke mate de geplande ingrepen bijdragen tot de omvang van het natuurlijk milieu. Hierbij wordt een overzicht gegeven van de oppervlakten en lengteeenheden van een bepaalde vegetatie die al dan niet rechtstreeks kan verdwijnen of (her)ontwikkelen. Daar effecten kunnen worden verwacht op NATURA gebied 2000, meer bepaald het oostelijk gelegen gebied ‘Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor’, dient een passende beoordeling te worden opgesteld. In de praktijk worden binnen de referentiesituatie met betrekking tot de Passende Beoordeling, impliciet 3 uitgangssituaties geanalyseerd: de ‘staat van het studiegebied’ bij het van kracht worden van de richtlijn (of bij aanmelding indien de situatie bij het van kracht worden van de richtlijn niet zou gekend zijn) de ‘beste uitgangssituatie’ die in de periode tussen de toestand van aanmelding en de huidige toestand werd bereikt (indien gekend). Overigens kan dit ook een slechtere toestand zijn dan bij inwerking treden van de richtlijn. de ‘gunstige staat van instandhouding’ voor het specifieke SBZ (o.b.v. Heutz G. & Paelinckx D., 2005).

84

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Tabel 5-3 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline fauna en flora en biodiversiteit

Effecten Criterium Methodiek Significantiekader Rechtstreekse effecten Biotoopverlies/ Oppervlakte waardevol gebied (voor GISanalyse, terreinbezoek Effecten kunnen significant zijn wanneer biotopen winst fauna en/of flora) dat zal oppervlakte waardevolle biotooptypes die verloren gaan of gecreëerd worden. verdwijnen of gecreëerd worden rechtstreeks dreigen aangetast te worden tengevolge van de invulling van het plan Versnippering en Lokalisatie zones die gevoelig zijn Bespreking o.b.v kwetsbaarheidsbenadering en Effecten kunnen significant zijn wanneer de barrièreeffecten voor versnippering en barrière expert judgement merdeskundige. versnippering/ ontsnippering de verspreiding van effecten. Tijdens de exploitatiefase soorten beïnvloed.

De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect (zie Tabel 42) Verstoringsaspecten Rustverstoring Kwetsbare soorten / Oppervlakte Globale inschatting (eerder een kwalitatieve Kwalitatieve bespreking, effecten kunnen kwetsbaar gebied die beïnvloed kwetsbaarheidsbenadering) significant zijn wanneer de rustverstoring ervoor kunnen worden door rustverstoring zorgt dat de populatie achteruitgaat. Vernatting/ Lokalisatie zones gevoelig voor Exploitatiefase: Bespreking o.b.v. indicaties op Effecten kunnen significant zijn wanneer verdroging vernatting/verdroging die beïnvloed kwetsbaarheidskaarten, veranderde infiltratie vernatting/verdroging leidt tot aantasting van de wordt vegetatie en/of de populatie van bepaalde en expertjudgement diersoorten beïnvloed.

Lokalisatie zones gevoelig voor Effecten kunnen significant zijn wanneer Vermesting en Inschatting o.b.v. huidige natuurwaarden vermesting en aanrijking ten eutrofiëring kwetsbare flora of fauna beïnvloed. eutrofiëring gevolge van bodemverstoring De significantie wordt dan verder gespecifieerd a.h.v. de omvang van het effect (zie Tabel 42). Impact op de Impact inkrimping/ uitbreiding Kwalitatieve bespreking tijdens de Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert judgement. aanwezige fauna migratie, foerageer en exploitatiefase broedgebieden Noot: De significantie zal in het MER verder worden gespecificeerd a.d.h.v. de omvang van het effect. Afhankelijk van de biologische waarde, de biologische potenties, de oppervlakte van deze waarden/potenties, en de aard van de natuurwaarden waarin de geaffecteerde waarden/potenties zich situeren zal worden beoordeeld of het effect al dan niet significant is te noemen. In de huidige fase reeds aangeven wat de precieze impact van een ingreep zal zijn, is voorbarig aangezien we nog geen volledig beeld hebben van de huidige natuurwaarden/potenties in het onderzoeksgebied

85

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

5.4. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

5.4.1. Studiegebied Het studiegebied voor de discipline betreft het onderzoeksgebied (vnl. m.b.t. wijziging landschappelijke structuren) verruimd met de omgeving waarin de ontwikkeling waar te nemen valt in het landschap. Ook perceptieve kenmerken / visuele beleving speelt hierin een rol.

5.4.2. Bestaande situatie

5.4.2.1. Methodiek beschrijving van de bestaande situatie Voor het beschrijven van de referentiesituatie in de nota voor publieke consultatie en/of het MER baseert de deskundige zich op basisinformatie die ter beschikking is of kan worden gesteld. In deze nota wordt reeds bondig informatie weergegeven uit een aantal van hierna vermelde bronnen. Deze informatie wordt in het MER zelf nog verder uitgedetailleerd en aangevuld. Waardevolle informatie ter afbakening van de referentiesituatie voor de discipline zal geput worden uit de Landschapsatlas (atlas van de relicten van de traditionele landschappen), uit de lijst van beschermde monumenten, landschappen, stads en dorpsgezichten en de landschapskenmerkenkaart. Zie reeds in volgende paragraaf. Voor het luik erfgoed worden beheersarcheologen van Agentschap ROVlaanderen, Onroerend Erfgoed en de provinciale dienst archeologie om informatie gevraagd. Ook de Centraal Archeologische Inventaris (CAI) wordt geraadpleegd in het MER alsook de inventaris bouwkundig erfgoed. Tevens worden o.b.v. bestaande luchtfoto’s, omgevingsfoto’s, voorstudies, …de opmerkelijke landschapsvormende factoren en de huidige positieve en negatieve beelddragers in het studiegebied geïnventariseerd (indien nodig aangevuld op het terrein). Ook wordt gebruik gemaakt van zowel historisch als actueel kaartmateriaal om de historiek van het studiegebied na te gaan. De perceptieve kenmerken / belevingswaarde is een belangrijk aandachtspunt binnen de discipline landschap  kwalitatieve bespreking huidige visuele beleving en kwaliteiten binnen het onderzoeksgebied  kwalitatieve bespreking huidige visuele beleving rand onderzoeksgebied vanuit directe omgeving

5.4.2.2. Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Landschap Het is belangrijk dat de algemene kenmerken van de traditionele landschappen bewaard blijven binnen een steeds veranderende en evoluerende ruimte. Het onderzoeksgebied bevindt zich in het traditionele landschap ‘Land van GeelMol. Relicten zijn landschapselementen die nog duidelijk verwijzen naar of getuige zijn van de traditionele kenmerken van het landschap. Er is een ‘ Atlas van de relicten van traditionele landschappen’ opgesteld voor Vlaanderen. Het onderzoeksgebied van tracé 2 grenst aan de relictzone ‘vallei van de Molse en Scheppelijke Nete’. Er zijn geen

86

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

lijnrelicten of puntrelicten gelegen in de onderzoeksgebieden. Het lijnrelict ‘Molse Nete’ is op ca. 100 m ten zuiden van het onderzoeksgebied voor tracé 2 gelegen. Naast het historische aspect in de landschapszorg, zoals vermeld in de atlas van de relicten, zijn tevens de structurerende landschapselementen zonder relictwaarde van belang (bijvoorbeeld beekdalen, boscomplexen,…). De landschapskenmerkenkaart (aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van bovenlokaal en Vlaams belang, afd. Monumenten en landschappen, 2002) wordt hiervoor geraadpleegd. Er wordt in de inventaris een onderscheid gemaakt tussen het fysische systeem, het botanisch systeem en nederzettingengeografie. In het studiegebied worden volgende landschapskenmerken teruggevonden (zie Kaart 9):  botanische aard: beekdalbegeleidende en alluviale bossen in de valleigebieden aangrenzend aan het onderzoeksgebied voor tracé 2  nederzettingsgeografie: De tracés grenzen aan en zijn deels gelegen in (tracé 2) het verstedelijkt gebied van Geel wegen: interstedelijke hoofdwegen kruisen de onderzoeksgebieden van de verschillende tracés. Spoorwegen: het onderzoeksgebied van tracé 2 kruist een spoorweg  fysisch systeem: natuurlijke waterloop ten zuiden van tracé 2 Erfgoed - Archeologie Gezien de zeer gunstige bodemkundige omstandigheden van de onderzoeksgebieden (plaggenbodems en podzolachtige bodems), is het niet uit te sluiten dat er archeologisch waardevolle elementen worden aangetroffen. Bouwkundig erfgoed In en in de omgeving van het onderzoeksgebied bevinden zich geen beschermde monumenten.

5.4.3. Effectvoorspelling en –beoordeling De ingrepen die de landschappelijke situatie veranderen bestaan in essentie uit het toevoegen van nieuwe elementen en het wijzigen of verwijderen van bestaande elementen. Het wijzigen van elementen wordt onderverdeeld in wijzigingen met betrekking tot de toestand en functie enerzijds en het voorkomen of uitzicht anderzijds. De verschillende mogelijke effecten zijn gegroepeerd volgens de verschillende invalshoeken van de discipline (landschap, erfgoed en perceptie). Beoordelingscriteria met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie kunnen nooit volledig uit kwantitatieve grootheden bestaan door de complexiteit en het holistisch karakter van het studieobject. De beoordeling in de verschillende effectengroepen is daarom enerzijds gesteund op objectieve criteriawaarden en anderzijds gesteund op onderzoek met betrekking tot invloed op omgevingsfactoren, perceptie en gedrag. In hoofdzaak wordt hier uitgegaan van de perceptuele kenmerken omdat deze objectief kunnen beschreven worden. Belevingskwaliteiten hangen nauw samen met een waardering en interpretatie van de situatie en deze kunnen sterk verschillen afhankelijk van de invalshoek waaruit en hoe men een gebied bekijkt.

87

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Het landschapsbeeld is geïllustreerd aan de hand van fotomateriaal. De geplande weg kan een invloed uitoefenen op de transparantiegraad en de kijkafstand van het omliggende landschap. De te verwachten effecten op de intrinsieke waarde van het landschap, zowel binnen als buiten het onderzoeksgebied, als gevolg van de aanwezigheid van de ontwikkeling wordt onderzocht. Hieruit zal blijken of de voorziene aanleg al dan niet verenigbaar is met de landschappelijke waarde van het gebied. De beoordeling van de significantie gebeurt o.b.v. volgende onderverdeling: Sterk significant: Verlies van landschapselementen, beïnvloeding van de integriteit op het vlak van samenhang, structuur en functie op een dergelijke schaal dat het potentieel voor het behoud/onderhoud van de karakteristieke landschapselementen verloren gaat. Matig significant: Effecten op landschapselementen, beïnvloeding van de integriteit op het vlak van samenhang, structuur en functie op een dergelijke schaal dat het potentieel voor het behoud/onderhoud van de karakteristieke landschapselementen aangetast of ondermijnd wordt. Beperkt significant: effecten op landschapselementen, beïnvloeding van de integriteit op het vlak van samenhang, structuur en functie op een dergelijke schaal dat het potentieel voor het behoud/onderhoud van de karakteristieke landschapselementen verminderd wordt.

88

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Tabel 5-4 Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline ‘landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’

Effecten Criterium Methodiek Significantiekader Landschap (structuur- en relaties) Abiotische Mate van verdwijnen of Desktopanalyse Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert verstoring verstoren van waardevolle Wijzigingen of verwijderen van judgement. reliëfs en hydrografische microreliëf. Mate van waardevolle Een effect is significant wanneer een structuren (geomorfologische structuren met overlay van waardevolle landschapsstructuur structuren en antropogene) gebiedsvreemde infrastructuur, positief of negatief wordt beïnvloedt. waardevolle landschapselementen. Mate van impact op waterlopen, afgraven taluds, aanleggen of wijzigen van bermen, enz. Landschaps Mate van verandering in het Er wordt verwezen naar de discipline ecologische ecologisch functioneren en fauna&flora verstoring de ecologische kwaliteit; Effecten van vernietiging/ontwikkeling van ecotopen. Versnippering t.g.v. aanleg lijnvormige infrastructuren Erfgoedwaarde Invloed op Wijziging van de Vergelijking van de huidige Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert landschap geomorfologische elementen geomorfologische en historisch judgement Wijziging van historisch geografische elementen en eenheden geografische structuren; met deze na uitvoering van het plan Aantasting kleine Kwalitatieve bespreking o.b.v. landschapselementen,… (historisch) kaartmateriaal en luchtfoto’s,…: inventarisatie KLE, …

89

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Effecten Criterium Methodiek Significantiekader Invloed op Invloed op beschermde o.b.v. landschapsatlas: voorkomen en Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert bouwkundig erfgoed monumenten, stads en directe beïnvloeding of afstand tot judgement dorpsgezichten Beïnvloeding context: kwalitatief Rechtstreekse of (inpassing erfgoed in nieuwe onrechtstreekse aantasting infrastructuur) bouwkundig erfgoed Invloed op Potentieel verlies GISanalyse, Oppervlakte van de Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert archeologie archeologisch erfgoed t.g.v. bodemverstoring rekening houdend met judgement graven de potentiële aanwezigheid van Effecten kunnen significant zijn Aandeel in bodemverstoring archeologische vondsten o.b.v. wanneer archeologisch erfgoed en archeologische landschapsatlas, geg. ROVlaanderen, verloren gaat. kwetsbaarheid Onroerend Erfgoed, Centraal Archeologische Inventaris Perceptieve Visuele toename/afname van de interne Kwalitatieve bespreking o.b.v. expert kenmerken impact/belevingswaarde ruimtelijke kwaliteit. Beschrijvend, judgement (wijziging in zonder diepgang in architecturale landschapsbeleving) kwaliteit en omgevingsaanleg. Een effect is significant wanneer Wijziging vista’s / visuele omwonenden, recreanten barrièrevorming nadrukkelijke hinder kunnen ondervinden wanneer waardevolle zichten veranderen

90

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

5.5. Mens – sociaalorganisatorische & ruimtelijke aspecten, hinder en mobiliteit

5.5.1. Studiegebied Het studiegebied voor de discipline mens omvat het onderzoeksgebied en de (ruime) omgeving. Inzake ruimtelijke aspecten beperkt het studiegebied zich tot het onderzoeksgebied en de directe omgeving. Inzake mobiliteit wordt het studiegebied uitgebreid tot en met de belangrijkste op het onderzoeksgebied aansluitende wegen waar effecten op verkeer te verwachten zijn. Wat betreft hinderaspecten wordt het studiegebied uitgebreid tot de nog relevante zone waar zich effecten voor de mens kunnen voordoen (b.v. door geluidshinder, fijnstof hinder, landschapsbeeld, …). Deze uitbreiding van het studiegebied zal dus het gevolg zijn van de resultaten van de effectbepalingen voor de andere disciplines.

5.5.2. Bestaande situatie

5.5.2.1. Methodiek beschrijving van de bestaande situatie De beschrijving van de bestaande toestand wordt van meet af aan gestructureerd volgens de subdisciplines zoals deze besproken zullen worden in de effectbeschrijving. Mobiliteit • mobiliteitsstudie voor de rol van N118 (Geel – Mol – Dessel – Retie) voor de omgeving en de ontsluiting van de kleinstedelijke gebieden Geel en Mol (o.a. tellingen en doorrekeningen bestaande situatie) • mobiliteitsplan van de Stad Geel Ruimtelijke aspecten • bodemgebruikskaart • bodemgeschiktheidskaart voor land en tuinbouw Hinderaspecten • Terreinbezoek • Input uit disciplines geluid en lucht

5.5.2.2. Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Mobiliteit De belangrijkste wegen in het studiegebied worden weergegeven op Kaart 1. Buiten de N118 zijn vooral de N19, Katersberg, N71 en R14 van belang i.k.v. het MER. Voor de N19 dient rekening gehouden te worden met de beslissing van de Vlaamse Regering m.b.t. de NoordZuidverbinding in de Kempen. Hiervoor wordt t.h.v. de noordelijke tracévarianten een nieuwe weg aangelegd met 2x1 rijstroken ten oosten van de bestaande N19 (N19g). Dit is een kortsluiting tussen de bestaande N19 tussen KasterleeTurnhout en het noordelijke gedeelte van de R14. De nieuwe verbinding (noordelijke tracévarianten) zal immers moeten aansluiten op de N19g i.p.v. op de bestaande N19. Ruimtelijke aspecten In het onderzoeksgebied komt voornamelijk landbouw voor. Tevens is er in beperkte mate bewoning aanwezig (voornamelijk t.h.v. de wegen die op het onderzoekgebied aansluiten of die erdoor gekruist worden).

91

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Hinderaspecten De hinderaspecten in het studiegebied zullen beschreven worden o.b.v. de disciplines geluid, lucht en landschap.

5.5.3. Effectvoorspelling en –beoordeling Bij het opstellen van de referentiesituatie wordt o.m. aandacht besteed aan de aanwezige functies van en binnen het onderzoeksgebied, de bestaande ruimtelijke kwaliteiten en knelpunten en de functionele en visuele relaties. De discipline mensruimtelijke aspecten omvat de effecten op de mens die niet rechtstreeks het gevolg zijn van de werking van polluenten op de gezondheid. Het gaat over de effecten van de aanwezigheid en de werking van het plan op het wonen, het werken en de recreatie in de omgeving. Dikwijls hebben dergelijke effecten een sociaaleconomisch karakter. Beoordelingscriteria met betrekking tot de discipline mens kunnen nooit volledig uit kwantitatieve grootheden bestaan door de complexiteit en het holistisch karakter van het studieobject. De beoordeling in de verschillende effectengroepen zal daarom enerzijds steunen op objectieve criteriawaarden en anderzijds steunen op onderzoek met betrekking tot invloed op omgevingsfactoren, perceptie en gedrag. Enerzijds worden de aspecten wonen, werken en recreatie bekeken. Hierbij gaat de aandacht vooral uit naar de woongebieden in de nabijheid van het onderzoeksgebied. Ook de functionele aspecten die betrekking hebben op de invloed van de gewijzigde infrastructuur op het ruimtelijk functioneren, op de relaties tussen de verschillende functies en mate waarin ontwikkelingsmogelijkheden gecreëerd of ontnomen worden komen aan bod. Daarnaast bestaat een deel van het onderzoek uit het inschatten van de effecten met betrekking tot beleving van de ruimte zoals mogelijke directe hinder van stof, geur, geluid, visuele hinder enz. Eventuele effecten op landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie in de omgeving beïnvloeden de beleving ervan. In hoofdzaak wordt hier uitgegaan van de perceptuele kenmerken omdat deze objectief kunnen beschreven worden. Belevingskwaliteiten hangen immers nauw samen met een waardering en interpretatie van de situatie en deze kunnen sterk verschillen afhankelijk van de invalshoek van waaruit men een gebied bekijkt. Gelet op de aard van de voorgenomen activiteit dient ook expliciet gefocust te worden op de effecten m.b.t. mobiliteit. Daarbij wordt zowel gekeken naar: • doorstroming (intensiteit/capaciteitverhouding op wegvakniveau) • barrièrewerking lokaal verkeer en langzaam verkeer (omrijfactor) • leefbaarheid en veiligheid SintDimphna (hinder, oversteekbaarheid) dit zowel op mesoniveau (bvb. daling verkeersdruk op omliggende woonwijken) als op microniveau (bvb. barrièrewerking van de weg op zijn directe omgeving), met aandacht voor zowel auto en vrachtverkeer als langzaam verkeer. Eveneens wordt aandacht besteed aan de cumulatieve effecten van een aantal PRUP’s die eveneens in opmaak zijn i.k.v. de afbakening van de kleinstedelijke gebieden Geel en Mol, nl. PRUP 6 – Stenehei, PRUP 14 – Woonwerkpark Geel en PRUP 15 – Kievermont. Deze plannen in opmaak kunnen immers verkeer genereren dat de nieuwe weg zal gebruiken. Om de evaluatie zo objectief mogelijk te maken, wordt er maximaal gesteund op kwantitatieve gegevens, waar nodig wordt een kwalitatief waardeoordeel gedaan.

92

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

De beoordeling inzake ‘mens – deelaspect mobiliteit’ heeft overigens een erg interdisciplinair karakter, want levert zowel data aan andere disciplines aan (bvb. i.f.v. geluid en lucht) maar gebruikt tegelijkertijd ook de informatie uit deze disciplines (bvb. i.f.v. leefbaarheid). Er worden geen bijkomende verkeerstellingen of –modelleringen uitgevoerd, gezien de resultaten uit de mobiliteitstudie voor de N118 kunnen overgenomen worden. Ook de optiediscipline mensgezondheid omvat een aantal mogelijke effecten en wordt besproken onder de subdiscipline ‘hinderaspecten’. De veranderde verkeerssituatie kan een invloed hebben op de verkeersveiligheid. Andere effecten zijn meestal het gevolg van emissies die in andere disciplines besproken worden. Met de berekende immissies uit de discipline lucht worden mogelijke effecten op de gezondheid van de mens bepaald. Er zal worden rekening gehouden met toxicologische effecten op omwonenden. De immissieconcentraties in de omgevingslucht (wordt i.h.k.v. de discipline ‘lucht’ voor de relevante parameters berekend), worden vergeleken met toetsingswaarden. De effecten die verwacht kunnen worden, worden omschreven en de ernst ervan wordt ingeschat. Het kan zowel om snel optredende en duidelijk merkbare effecten gaan als om effecten die pas na verschillende jaren tot uiting komen. Hierbij wordt eventueel aandacht besteed aan bevolkingsgroepen die een verhoogd risico lopen.

93

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Tabel 5-5: Beoordelingscriteria en significantiekader voor de milieudiscipline mens

Effecten Criterium Methodiek Significantie Functiewijzigingen Ruimtelijke verdeling bodemgebruik Vergelijking ruimtelijke verdeling bodemgebruik Het effect wordt als significant beoordeeld als het en wijzigingen in en ruimtelijke verdeling bodemgebruik na bodemgebruik wijzigt en dit een invloed heeft op bodemgebruik realisatie plan het ruimtelijk functioneren.

Wijziging in Intensiteit/capaciteitverhouding Bespreking o.b.v. studie N118 Effecten zijn significant als de verkeersafname verkeersdoor wegennet leidt tot een ICverhouding 0,8 of lager stroming Barrièrewerking Omrijfactor GISanalyse Het effect wordt als significant beoordeeld als de omrijfactor > 1,3. Wijziging Oversteekbaarheid, geluidshinder Bespreking o.b.v. studie N118 Overname significantiekader studie N118: verkeersleefbaar • Oversteekbaarheid: daling gemiddelde heid van de wachttijd tot 15s of minder is significant (woon)omgeving • Geluidshinder: daling tot 65 dB(A) of minder is significant Wijziging in visuele Algemene effecten op de visuele beleving Kwalitatieve bespreking beleving worden besproken onder landschapsbeeld. Lichtpollutie kan onder de esthetische kwaliteit vallen. Geluidshinder Aantal gehinderde woningen in o.b.v. woningen en ‘buffergebieden’ rondom Kwalitatieve bespreking effectgebied het onderzoeksgebied Hinder via Immisies uit discipline lucht Inschatting van de luchtverontreiniging na Kwalitatieve bespreking luchtverontreiniging realisatie plan

94

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

5.6. Geluid

5.6.1. Studiegebied Voor de evaluatie van de geluidsimpact gedurende de exploitatiefase worden het omgevingsgeluid en de specifieke geluidsbelasting t.g.v. het plan bepaald en beoordeeld in relevante punten binnen het studiegebied. Belangrijk is dat het huidige omgevingsgeluid in en rondom het onderzoeksgebied wordt gekwantificeerd. In het kader van het ontwerp KB opgesteld in 1991, wordt het studiegebied gekozen tot maximaal 250 meter afstand van de bestaande, nieuwe of gewijzigde wegeninfrastructuur (plangebied). Ten aanzien van de afstemming op de discipline mobiliteit wordt, in het geval significante verkeersveranderingen optreden buiten 250 meter van het plangebied, een geluidsbeoordeling uitgevoerd ter hoogte van woningen en in natuurgebied aan de desbetreffende verkeerswegen. Dit geldt met name voor de woningen langsheen de N118 Logen, N118 Retieseweg, N71, en N19. Vermits de woonkern van Geel door de ontsluiting ontlast wordt, zal ook het centrum in het studiegebied betrokken worden, maar eerder op kwalitatieve manier.

5.6.2. Bestaande situatie

5.6.2.1. Methodiek beschrijving van de bestaande situatie Om een inschatting te maken van het huidige (oorspronkelijk) omgevingsgeluid rondom het plangebied wordt een overzicht gegeven van de activiteiten die zich er nu afspelen. Voornamelijk het wegverkeer en de verschillende bestaande bedrijvigheden bepalen momenteel het omgevingsgeluid ter hoogte van de bestaande woningen/natuurgebied. Omdat in het Plan MER hoofdzakelijk een afweging van het tracé nodig is, zijn uitgebreide immissiemetingen (continue metingen) niet nodig vermits ook het studiegebied veel groter is. Deze kunnen doorgeschoven worden naar het eventuele projectMER. Op basis van ambulante metingen kan de huidige geluidskwaliteit langs de mogelijke tracés worden gemeten tijdens de dagperiode. Op basis van deze immissiemetingen heeft men al een eerste beeld van de huidige geluidshinder langs bestaande wegen en van de kwaliteit van het omgevingsgeluid in de open ruimte waar het tracé wordt voorzien. De referentiesituatie zal enerzijds beschreven worden op basis van eventuele bestaande gegevens (akoestische onderzoeken, MER) en anderzijds op basis van ambulante metingen. Deze meetpunten (10 à 15) situeren zich aan de meest nabijgelegen woningen/natuurgebied. Deze metingen leveren de waarden op van de grootheden LAeq,T, LA05,T, LA10,T, LA50,T en LA95,T uitgedrukt in dB(A). De metingen worden uitgevoerd conform de bijlage 4.5.1 van het VLAREM II. De meetresultaten worden getoetst aan de richtwaarden uit VLAREM II in functie van de bestemming van het meetpunt volgens het gewestplan. De ligging van deze ambulante meetpunten is verspreid over het studiegebied, maar het is in het kader van deze nota nog niet mogelijk om deze reeds aan te duiden. Daarom werd ook een voldoende aantal genomen zodat de meetpunten voldoende verspreid zijn gelegen. Ook langs bestaande wegen (zoals bijvoorbeeld langs de N118 Logen) zullen een aantal meetpunten weerhouden worden. De meetpunten dienen tevens als ijkpunten voor het geluidsmodel dat zal worden opgesteld voor de bestaande wegen.

95

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Aan de hand van verkeersintensiteiten van de actuele situatie wordt een geluidskaart opgesteld. Deze geluidskaart van de referentiesituatie wordt in een volgende stap (zie hierna: effectvoorspelling en – beoordeling) vergeleken met de toekomstige situatie. Het is tevens de bedoeling om niet alleen het effect van de nieuwe weg in kaart brengen, maar ook het effect van de vermindering van het wegverkeer op de huidig wegen. Immers door deze ontsluiting zal de geluidshinder langs een aantal wegen afnemen waarbij de N19 en de N118 de belangrijkste zijn. Op basis van de huidige verkeersgegevens wordt langs de bestaande wegen met behulp van het computerprogramma Geonoise, dat steunt op de Nederlandse Standaard Rekenmethode II, de Lden en Lnight waarde berekend volgens het besluit van de Vlaamse Gemeenschap van 22/7/2005. Het geluidsmodel is niet zo verfijnd zodat lokale afschermingen niet in rekening worden gebracht. Ook wordt het toetsingskader voor wegverkeer gehanteerd zoals voorgesteld in het richtlijnen boek (momenteel in opmaak) in afwachting van een officieel toetsingskader.

5.6.2.2. Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Er wordt verwacht dat het huidige omgevingslawaai vnl. wordt veroorzaakt door de bestaande wegen zoals de N19, N118 en de R14. Daarnaast is er nog de aanwezigheid van de spoorlijn (dieseltrein).

5.6.3. Effectvoorspelling en –beoordeling In het kader van het Plan MER is het de bedoeling om de voorliggende tracés van de ten opzichte van elkaar af te wegen op basis van onder andere de discipline geluid. De effectbespreking gebeurt als volgt:

• Aan de hand van de voorliggende intekeningen van de mogelijke wegtracés en de berekende wijzigingen in de verkeersstromen op de huidige wegen wordt de situatie gemodelleerd in een computermodel (Geonoise) en dit volgens de SRM II. Voor wat de verkeersintensiteiten betreft wordt beroep gedaan op de resultaten van de mobiliteitsstudie. We merken echter op dat de discipline geluid zich baseert op deze beschikbare gegevens en prognoses. Lden en Lnight kan dan eigenlijk maar worden aangegeven indien mobiliteitsgegevens/aannames beschikbaar zijn. • Het computermodel dat opgebouwd wordt steunt op de Nederlandse rekenmethode SRM II versie 2002. Dit model houdt rekening met de geometrische uitbreiding van het geluid, de luchtabsorptie, bodemreflecties en bodemabsorpties, de verkeersintensiteiten en samenstelling van het verkeer, de snelheid van het verkeer. • Met behulp van dit model wordt op een gelijkmatig raster het LAeq,dag, LAeq,avond en LAeq,nacht berekend. Met behulp van deze geluidsniveaus wordt dan het Lden berekend. De geluidscontouren, lijnen die gelijke geluidsniveaus verbinden, worden visueel weergegeven voor het Lden met een topografische kaart als ondergrond. Voor de Lden zullen contouren bepaald worden vanaf 55 dB(A) tot de 75 dB(A) en voor de Lnight vanaf 50 dB(A) tot de 70 dB(A). • Ook het positief effect van een mindere trafiek op de huidige wegen zal in kaart gebracht worden.

96

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Evaluatie van de significantie van de wijziging in geluidsimmissies gebeurt als volgt:

Effect op het Effectbeschrijving Significantie omgevingsgeluid verlaging van het Zeer significant positief +++ omgevingsgeluid met 6 dB(A) of meer verlaging van het Significant positief ++ omgevingsgeluid met 3 tot 6 dB(A) verlaging van het Matig positief + omgevingsgeluid met 1 tot 3 dB(A) verlaging/verhoging van het verwaarloosbaar 0 omgevingsgeluid < 1 dB(A) verhoging van het Matig negatief omgevingsgeluid met 1 tot 3 dB(A) verhoging van het Significant negatief omgevingsgeluid met 3 tot 6 dB(A) verhoging van het Zeer significant negatief omgevingsgeluid met 6 dB(A) of meer

Indien nodig wordt een aanzet tot milderende maatregelen voorgesteld. De impact ten gevolge van trillingen wordt op een kwalitatieve manier beschreven. Hiertoe wordt gekeken naar de huidige en toekomstige toestand van het wegdek en het type voertuigen.

5.7. Lucht

5.7.1. Studiegebied Voor de discipline lucht wordt het studiegebied afgebakend tot het gebied waar de emissies een impact hebben op de concentraties van de omgevingslucht. Aangezien de kennis van de verspreiding van verontreinigende componenten aan diepgang wint naargelang de studie vordert, kan de definitieve afbakening van het studiegebied pas tijdens de studie zelf vastgelegd worden. In eerste benadering wordt het studiegebied afgebakend tot een gebied van 2 km rondom het onderzoeksgebied. Bijkomend worden de wegsegmenten van belangrijkste wegen van en naar het plangebied waar relevante wijzigingen te verwachten zijn mee opgenomen in het studiegebied.

5.7.2. Bestaande situatie

5.7.2.1. Methodiek beschrijving van de bestaande situatie In eerste instantie wordt de plaatselijke luchtkwaliteit in het studiegebied beschreven voor de relevant geachte componenten. Dit zijn enerzijds de componenten die door het wegverkeer geëmitteerd worden (vnl. de verbrandingscomponenten zoals CO2, CO, NOx, SO2, fijn stof, VOS …) en anderzijds de emissies te wijten aan gebouwverwarming.

97

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Voor de opmaak van de inventaris van de luchtkwaliteit wordt gebruik gemaakt van de resultaten van het Vlaamse immissie meetnet. Gezien er volgens onze huidige kennis geen meetposten gelegen zijn in of nabij het studiegebied zullen de opgenomen gegevens enkel als richtinggevende achtergrondconcentraties gebruikt worden. Aanvullende gegevens worden bekomen uit de interpolatiekaarten opgenomen in de jaarrapporten van VMM en achtergrondconcentraties opgenomen in het model CAR Vlaanderen. Tevens wordt, voor zover beschikbaar, rekening gehouden met de resultaten van andere studies voor zover deze door administraties ter beschikking gesteld worden. Om de actuele impact van het verkeer aanwezig in het studiegebied te evalueren worden voor de relevante wegen modelberekeningen uitgevoerd m.b.v. het CAR Vlaanderen model ten aanzien van de parameters NO2 en PM10, (voor zover de vervoersstromen voor deze wegen gekend zijn). De parameters die bij de modelleringen gehanteerd worden zijn : jaargemiddelde concentratie (g/m³) jaargemiddelde achtergrond (g/m³) aantal overschrijdingen grenswaarde De toetsing wordt uitgevoerd ten opzichte van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2, de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 en het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor PM10 van de richtlijn 1999/30/EG. Bijzondere aandacht wordt besteed ten aanzien van de luchtkwaliteit nabij eventuele bewoning in het studiegebied. Als referentiekader worden de luchtkwaliteitsdoelstellingen, zoals opgenomen in Vlarem II en Europese luchtkwaliteitsdoelstellingen gehanteerd, indien relevant aangevuld met internationaal aanvaarde doelstellingen (WHO, Nederlandse MTRwaarden,…). De parameter PM2,5 wordt beoordeeld op basis van literatuurgegevens en de resultaten van de CAR berekeningen ten aanzien van PM10.. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de totaliteit van de PM10 van uitlaatgassen uit PM2,5 bestaat.

5.7.2.2. Beknopte beschrijving van de referentiesituatie Een relatief nabijgelegen meetpost betreft de meetpost Dessel (42N016), Nieuwedijk

Sluis4 s (Lambert coördinaten :205542, 214045) waar de parameters NO, NO 2, SO 2 en fijn stof gemeten worden. De daggemiddelde doelstelling voor fijn stof, welke als de meest kritische parameter kan beschouwd worden, lag de afgelopen jaren steeds lager dan de doelstelling (bvb in 2007 29 overschrijdingen versus 35 toegelaten). Enkel in 2004 was er nog een overschrijding van deze doelstelling (maar deze is slechts op 1/1/2005 van kracht geworden. Ook aan de jaargemiddelde doelstelling voor PM10 (40 g/m³) wordt voldaan. Voor 2007 bedroeg deze jaargemiddelde concentratie 29 g/m³.

Tabel 5-6: overzicht van het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor fijn stof stacode gemeente 2004 2005 2006 2007(*)

42N016 Dessel 37 26 20 29

bron website VMM

Inzake SO 2 wordt eveneens aan alle doelstellingen voldaan..

98

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

De jaargemiddelde NO 2 concentratie bedroeg in 2006 voor dit meetstation 24 g/m³, dus beduidend lager dan de toekomstige doelstelling (40 g/m³ vanaf 1/1/2010). Er werden in 2005 evenmin overschrijdingen van de uurgemiddelde doelstelling van 200 g/m³ gemeten (maximaal uurgemiddelde van 98 g/m³). De resultaten van de door VMM uitgevoerde metingen kunnen eerder als achtergrondconcentraties aanzien worden. T.h.v. belangrijke locale bronnen kunnen uiteraard verhoogde concentraties optreden. Als belangrijke lokale bron kunnen de drukste wegen beschouwd worden. De impact van het wegverkeer neemt echter zeer snel af met de afstand tot de weg. Op een afstand van enkele honderden meters wordt nabij de te beschouwen Nwegen evenwel geen aantoonbare impact meer verwacht. In het kader van dit MER zal de impact wel kwantitatief beoordeeld worden. Bijkomend kan nog vermeld worden dat net zoals in gans Vlaanderen ook in het studiegebied overschrijdingen van de ozondoelstellingen optreden bij warm en zonnig weer. Voor andere parameters die ook door wegverkeer beïnvloed worden zoals BTEX concentraties, PAK’s en CO worden evenmin overschrijdingen voor het studiegebied verwacht, tenzij dit studiegebied door belangrijke industriële bronnen zou beïnvloed worden. Dit wordt nagegaan op basis van de IMJV van nabijgelegen bedrijven.

5.7.3. Effectvoorspelling en –beoordeling Na realisatie van het plan wordt de mogelijke toekomstige situatie ingeschat. Hierbij worden de verschillende plan varianten afzonderlijk, en op gelijkaardige wijze beoordeeld. In eerste instantie wordt de situatie bij autonome ontwikkeling in kaart gebracht, inclusief de impactbepalingen zoals ook toegepast bij de beschrijving van de actuele situatie. Rekening houdend met de prognoses inzake wijziging verkeerstrafiek op de wegen, verkeersafwikkeling en de te verwachten evolutie inzake de samenstelling van de uitlaatgassen en de achtergrond luchtkwaliteit wordt de toekomstige situatie kwantitatief ingeschat, en dit naargelang de planvariant. Modelberekeningen worden met CARVlaanderen voor het bepalen van de impact van verkeer, zowel van de bestaande als van de toekomstige weginfrastructuur. Voor de geplande situatie wordt de situatie in 2015 beschouwd. Voorspellingen op nog langere termijn worden als te onnauwkeurig beschouwd. Bij deze evaluatie worden voor de evaluatie van de verkeersemissies dezelfde impactmodellen en dezelfde te bestuderen parameters als voor de referentie situatie beschouwd. De hoger vermelde bevindingen dienen als grondslag voor het bespreken van de mogelijke impact op de luchtkwaliteit. Bijzondere aandacht wordt besteed ten aanzien van de te verwachten luchtkwaliteit nabij eventuele bewoning in het studiegebied. De bekomen gegevens worden gerelateerd t.o.v. aanvaardbare concentratie /kwaliteitsdoelstellingen.

99

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Hierbij worden de Vlarem bepalingen en de Europese luchtkwaliteitsdoelstellingen als juridisch toetsingskader beschouwd. De wijzigingen die zich zullen voordoen t.o.v. de actuele situatie en de situatie bij autonome ontwikkeling worden mee in kaart gebracht. Voor de bepaling van de impact van de planrealisatie wordt het verschil met de situatie bij autonome ontwikkeling beoordeeld in functie van de luchtkwaliteitsdoelstellingen (cfr. de bepalingen opgenomen in het richtlijnenboek lucht voor evaluatie van projectMER’s). Bijkomend worden de verschillende planvarianten onderling vergeleken. Er wordt hierbij een 7delig toetsingskader gehanteerd (3 tot +3) om de toekomstige impact te beoordelen overeenkomstig onderstaand schema.

Tabel 5-7: Beoordelingskader lucht in functie van berekende bijdrage wegverkeer Berekende hoogste Beoordeling omschrijving bijdrage bijdrage t.o.v. luchtkwaliteits- doelstellingen ≤ 7,5 % (belangrijke +3 significant positief afname) effect 5,0 à 7,4 % (relevante +2 matig significant afname) positief effect 2,5 % à 4,9 %(beperkte +1 gering significant afname) positief effect ≥ 2,4 à ≤ 2,4 % (geen 0 geen aantoonbaar aantoonbare impact) effect +2,5 à + 4,9 % (beperkte 1 gering significant bijdrage) negatief effect +5 à + 7,4 % (relevante 2 matig significant bijdrage) negatief effect ≥ + 7,5 % (belangrijke 3 significant negatief bijdrage) effect

Overeenkomstig ontvangen richtlijnen wordt aan deze impactevaluatie een onderzoek naar de koppeling met milderende maatregelen voorzien. Dit beoordelingskader wordt voor de afzonderlijke relevante wegen afzonderlijk toegepast. Bij dit louter kwantitatief beoordelingskader, waarbij de berekende bijdragen gerelateerd worden aan achtergrondconcentraties en/of luchtkwaliteitsdoelstellingen, kan er geen rekening gehouden worden met aanwezige bewoning, de relevantie van het gebied waarin deze hoogste bijdragen voorkomen, aanwezigheid van gevoelige bevolkingsgroepen,…. . Uiteindelijk wordt de impactscore, per component en per wegsegment vertaald naar een globale impactscore. Dit wordt op basis van een experten oordeel uitgevoerd. Hierbij wordt wel rekening gehouden met bijkomende elementen zoals de relevantie van de verschillende wegsegmenten (aanwezigheid van bewoning, lengte van wegsegmenten,….).

100

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Overeenkomstig het richtlijnenkader dienen bij de impactberekening uitgevoerd met het model CARVlaanderen de milderende maatregelen gekoppeld te worden aan de impactbeoordeling. Hierbij wordt rekening gehouden met volgende elementen: • Bij impactscore 0 wordt onderzoek uitgevoerd naar milderende maatregelen bij 80% opvulling van de luchtkwaliteitsdoelstellingen • Bij impactscore 1 is onderzoek naar milderende maatregelen minder dwingend maar indien de onderzoekssturende randvoorwaarden aangeven dat er zich een probleem kan stellen dan worden voorstellen van milderende maatregelen uitgewerkt • Bij impactscore 2 wordt noodzakelijkerwijs gezocht naar milderende maatregelen, eventueel gekoppeld aan langere termijn • Bij impactscore 3 wordt noodzakelijkerwijs gezocht naar milderende maatregelen, waarbij aangegeven wordt hoe deze bij de uitvoering van het project zullen ingepast worden. Indien uit de dispersieberekeningen zou blijken dat de impact van het plan op de plaatselijke luchtkwaliteit onaanvaardbaar is, worden milderende maatregelen voorgesteld. Milderende maatregelen worden eveneens voorzien indien: • Grenswaarden of luchtkwaliteitsdoelstellingen overschreden worden, ongeacht het feit of dit te wijten is aan te hoge achtergrondconcentraties dan wel door de impact van de realisatie van het plan. • De berekende bijdragen hoger zijn dan 10 % van de luchtkwaliteitsdoelstellingen De milderende maatregelen kunnen hierbij zowel betrekking hebben op het plan zelf als op achtergrondinvloeden. Indien noodzakelijk geacht, wordt tevens een opvolgingsprocedure voorgesteld. Voor de beoordeling van de impact waarvoor geen kwantitatieve beoordeling mogelijk is (voor de elementen waarvoor geen kwantitatieve impactberekening/modellering beschikbaar is), wordt een experten oordeel geformuleerd. Hierbij wordt eveneens van een 7delig kader gebruik gemaakt. Voor de globale beoordeling wordt eveneens gebruik gemaakt van een experten oordeel. Bij deze globale beoordeling kan uiteraard wel rekening gehouden worden met de relevantie van de gebieden, aanwezige bewoning,…. .

5.8. Samenvatting van effecten t.g.v. wijziging van het watersysteem als bijdrage van het oordeelkundig uitvoeren van de watertoets Het MER levert de informatie aan die het de overheid mogelijk maakt om de watertoets uit te voeren. Het decreet betreffende het Integraal Waterbeleid (IWB) voorziet via de “watertoets” dat waterbelangen inhoudelijk en procedureel een expliciete plaats wordt gegeven in de totstandkoming van plannen, programma’s en vergunningsbesluiten. Via de watertoets wordt aldus uitvoering gegeven aan het principe van de integratie van integraal waterbeleid bij de planvorming en vergunningverlening die plaats vindt in het kader van andere beleidsdomeinen. Het decreet IWB voorziet dat alle genoodzaakte elementen en informatie ten behoeve van het uitvoeren van de watertoets in geval van MERplichtige plannen/projecten in

101

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

het MER dienen gesynthetiseerd te zijn. Het MER moet met andere woorden alle gegevens vermelden die de watertoets mogelijk maken. De watertoets op zich is een beoordeling die gebeurt door de vergunningverlenende overheid en niet door de MERdeskundige water of in het kader van de m.e.r. procedure. In het MER zal een hoofdstuk worden gewijd die de “elementen ter beoordeling van effecten op het watersysteem ten behoeve van de watertoets” integreert en bestaat uit een synthese van de belangrijkste effecten die in het kader van het MER op het watersysteem naar voren komen. Ondertussen is een uitvoeringsbesluit watertoets goedgekeurd (B.S. 31/10/2006). Dit besluit geeft de lokale, provinciale en gewestelijke overheden, die een vergunning moeten afleveren, richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. De bijlagen bij het besluit bevatten inhoudelijke richtlijnen voor vergunningverleners en bijhorende 'watertoetskaarten'. In het MER worden de effecten op het watersysteem op planMER niveau onderzocht en worden herstel en compensatiemaatregelen aangereikt indien het detailniveau dit toelaat. De vergunningsverlener kan dit document gebruiken om de watertoets uit te voeren. De effecten waarnaar wordt gerefereerd in het kader van de watertoets hebben betrekking op: Grondwater (waterhuishouding, stroming, kwaliteit) Oppervlaktewater (huishouding, kwaliteit, structuur, waterberging en buffering) Afvalwater Vegetatie en fauna – waterhuishouding Drinkwater Mens (veiligheid)

5.9. Ontwikkelingsscenario’s

5.9.1. Autonome evolutie Onder autonome ontwikkeling wordt verstaan: de ontwikkeling die het studiegebied zou doormaken waarbij geen juridische en beleidsmatige belangrijke randvoorwaarden meespelen en waarbij het gebied dus enkel gebonden is aan het normale sociaal economisch gedrag van de mens en/of aan de successiefasen in de vegetatieontwikkeling. Autonome ontwikkelingen in de toekomst zijn nauw afhankelijk van de juridische toestand van het gebied, zoals weergegeven in het gewestplan, zie tevens op Kaart 3. T.h.v. de onderzoeksgebieden is voornamelijk landbouwgebied aanwezig. De percelen zijn ook allemaal onder landbouwgebruik. Wel zijn er een aantal verkavelingen goedgekeurd in dit gebied. Deze zijn bij allemaal ingevuld. Verder is ook nog woongebied en woongebied met landelijk karakter aangeduid. Ook deze gebieden zijn quasi volledig ingevuld. Het parkgebied in het zuidelijk deel van tracé 2 ten slotte kent momenteel nog een landbouwgebruik. Dit gebied zal in de autonome evolutie bijgevolg evolueren naar park. De relevantie van de autonome evolutie binnen de verschillende disciplines wordt in het MER nagegaan.

102

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

5.9.2. Gestuurde ontwikkeling Gestuurde ontwikkeling beschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening houdend met de evolutie onder invloed van plannen (zoals RUP’s, ontwikkelingsprojecten in de omgeving,…) en beleidsopties (zoals structuurplannen,…). In het MER wordt nagegaan of het plan bepaalde mogelijke wenselijke ontwikkelingsscenario’s niet hypothekeert of een knelpunt vormt.

5.9.2.1. Ruimtelijke planning

5.9.2.1.1. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen RSV (MB 1996) In het RSV worden Geel en Mol geselecteerd als structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden binnen het stedelijk netwerk op Vlaams niveau Kempische As. Geel en Mol zijn ook een economische knooppunten in het economisch netwerk van het Albertkanaal (ENA). De hieruit afgeleide mobiliteitsdoelstellingen werden reeds beproken in § 2.1.

5.9.2.1.2. Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen en Afbakeningsprocessen kleinstedelijke gebieden Mol en Geel Visies, doelstellingen of actieplannen die belangrijk zijn met betrekking tot het onderzoeksgebied, zijn besproken in, § 2.4.1 en § 2.4.2.

5.9.2.1.3. Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos regio Neteland In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft de Vlaamse administratie, in overleg met gemeenten, provincies en belangengroepen, een ruimtelijke visie opgesteld voor de regio Neteland. Hierin geeft de overheid aan hoe zij de open ruimte in deze regio de komende jaren ruimtelijk wil zien ontwikkelen en welke acties ondernomen kunnen worden om dit te realiseren. Dit resulteerde in een eindnota van gewenste ruimtelijke structuur en uitvoeringsprogramma' (juni 2006).' Op basis van deze nota en de adviezen van de betrokken gemeenten, provincies en belangengroepen, nam de Vlaamse regering op 21 december 2007 een beslissing over de herbevestiging van de agrarische gebieden en het operationeel uitvoeringsprogramma, mits "technisch nazicht". Na technisch nazicht kwam er een mededeling met een aantal aangepaste documenten op de Regering op 22 februari 2008. Het onderzoeksgebied is deels gelegen in te herbevestigen agrarisch gebied. Dit wordt weergegeven in Figuur 51. Voor beide gebieden wordt echter een beleidsmarge voorzien voor de verbinding van de N118 met de N19 (zie Tabel 58).

103

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Figuur 5-1: Afbakening gebieden natuurlijke en agrarische structuur regio Neteland. Beleidsmatige herbevestiging gewestplan – operationeel uitvoeringsprogramma. Beslissing Vlaamse Regering 21/12/2007.

Tabel 5-8: Beschrijving zones herbevestigd agrarisch gebied

104

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

5.9.2.1.4. Gemeentelijke Ruimtelijke Structuurplannen Geel, Mol, Dessel en Retie De visies opgenomen in deze plannen hebben invloed op de mobiliteitsdoelstellingen in het studiegebied. Dit werd reeds besproken in § 2.3.

5.9.2.2. Ruimtelijke ontwikkelingen Bij de beschrijving van de projecten in de regio van het onderzoeksgebied die mogelijks een cumulatieve invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van de het gebied. Het gaat vooral over plannen die een invloed kunnen hebben op de verkeersbewegingen in het studiegebied.

5.9.2.3. Mobiliteitsontwikkelingen

5.9.2.3.1. Mobiliteitsonderzoek N118 Het onderzoeksgebied van dit planMER is het resultaat van de provinciale ‘mobiliteitsstudie voor de rol van de N118 (GeelMolDesselRetie) voor de omgeving en de ontsluiting van de kleinstedelijke gebieden Geel en Mol’ (eindrapport d.d. november 2007). Buiten de nieuwe verbinding tussen de N118 en de R14 worden hier nog een aantal andere infrastructurele aanpassingen (nieuwe verbinding N18N118 ter hoogte van kanaal DesselHerentals, verbetering ring Retie, maatregelen kernen Mol, Retie, Geel, …) voorzien. Deze zijn in de eerste plaats nodig om de huidige problemen op vlak van verkeersleefbaarheid in gans het gebied op te lossen. De verkeersinfrastructuur dient eerst aangepast vooraleer bijkomende ontwikkelingen kunnen worden toegestaan. Deze studie werd reeds toegelicht in § 2.4.3 en § 2.4.4.

5.9.2.3.2. Mobiliteitsplannen Geel, Mol, Dessel en Retie De visies en acties die van belang zijn in het studiegebied zijn opgenomen in § 2.3.

5.9.2.3.3. Streefbeeld voor de primaire wegen I, N19-R14-N71, tussen de E313 en de N74. De streefbeeldstudie had tot doel deze primaire weg type I tussen de E313 en de N74 met verbindingsfunctie op Vlaams niveau te bestuderen en in te passen in zijn ruimtelijke omgeving. De studie wordt opgemaakt met als doel het uitwerken van een geïntegreerd concept, hierna streefbeeld genoemd, van duurzame mobiliteit over het hoger genoemd traject. Hierbij staat de bevordering van een multimodale en verkeersveilige verbindingsfunctie centraal. Concreet betekent dit het verminderen van het aantal potentiële conflictpunten, het beveiligen van de potentiële conflictpunten, het bereiken van de beoogde functies van de primaire weg type I. Momenteel wordt i.k.v. deze studie een visie uitgewerkt. In het MER zal nagegaan worden of aspecten van deze visie relevant zijn voor het plan.

5.9.2.4. Integraal Waterbeleid De verschillende studies inzake integraal waterbeheer, zoals het bekken en deelbekkenbeheerplan, bevatten een aantal beleidsvisies. Daarnaast dienen de geldende richtlijnen te worden opgevolgd inzake integraal waterbeheer, waaronder: Drietrapsstrategie:  1 vasthouden: in de eerste plaats wordt de neerslag zoveel mogelijk ter plaatse vastgehouden;

105

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

 2 bergen: indien nodig wordt voor extra buffering gezorgd langs de waterlopen;  3 afvoeren: als zowel vasthouden als bergen ontoereikend zijn, moet het water zo vertraagd mogelijk worden afgevoerd naar de waterlopen stroomafwaarts. De volgorde van de strategieën geeft aan welk beheer de voorkeur geniet. Om kans op slagen te hebben is het belangrijk dat deze aanpak vorm krijgt op de verschillende niveaus van het waterbeheer vasthouden.

5.9.2.5. Natuurontwikkelingsscenario Onder natuurontwikkelingsscenario wordt verstaan: de ontwikkeling die het studiegebied zou doormaken indien gunstige voorwaarden worden gecreëerd voor een overwegend natuurlijke fauna en flora. Bij het natuurontwikkelingsscenario dient o.m. rekening gehouden te worden met:  beleidsvisie in ruimtelijke structuurplannen en gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven voor de natuurlijke structuur in de structuurplannen  het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu Deze aspecten worden in het MER nader toegelicht.

5.9.2.6. Landschap In de landschapsatlas zijn de beleidsmatige randvoorwaarden voor de verschillende soorten relicten e.a. aangegeven. Ook in structuurplannen worden de bouwstenen aangereikt voor de uitwerking van een landschapsbeleid. Als “landschap” wordt het geheel van urbane en nieturbane landschappen beschouwd. Deze aspecten worden in het MER nader toegelicht.

106

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

6. Voorstel inhoudstafel plan-MER

6.1. Algemeen  er wordt een doorlopende paginanummering voorzien  vooraan in het MER komt er een inhoudsopgave, een lijst met de tabellen, figuren en kaarten  achteraan in het MER komt er een literatuurlijst en een verklarende woordenlijst (eventueel met afkortingen en bijlagen)  naast een tekstbundel van het MER wordt een kaartenbundel voorzien met relevant kaartmateriaal en een fotoreportage

6.2. Inleiding  toelichting omtrent de initiatiefnemer van het plan en samenstelling van het team van experten  beknopte beschrijving van het plan  toetsing aan de MERplicht  verantwoording van het plan  besluitvorming na goedkeuring van het MER

6.3. Hoofdstuk: situering van het plan  ruimtelijke situering

6.4. Hoofdstuk: randvoorwaarden  juridische randvoorwaarden (worden weergegeven in een matrix, de eigenlijke bespreking verloopt onder de betreffende disciplines waar relevant) Ruimtelijke ordening Milieuhygiënerecht Milieubeheersrecht  beleidsmatige randvoorwaarden (worden weergegeven in een matrix, de eigenlijke bespreking verloopt onder de betreffende disciplines waar relevant)

6.5. Hoofdstuk: het plan  beschrijving van de onderzochte alternatieven of de voorstudie  beschrijving van de het plan

6.6. Hoofdstuk: beschrijving van de referentiesituatie, geplande situatie en ontwikkelingsscenario’s  afbakening te onderzoeken disciplines  afbakening van het onderzoeksgebied en studiegebied  referentiesituatie geologie bodem grondwater

107

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

oppervlaktewater landschap, bouwkundig erfgoed en archologie fauna en flora mens ruimtelijke aspecten, hinder en mobiliteit geluid lucht  ontwikkelingsscenario’s autonome ontwikkeling gestuurde ontwikkeling

6.7. Hoofdstuk: methodologie effectbeoordeling en ingreep-effect- relaties  werkingssfeer van het MER  methodologie van de effectvoorspelling  criteria voor de beoordeling van de effecten  waardeschaal van de effectbeoordeling  ingreepeffectenschema

6.8. Hoofdstuk: beschrijving en evaluatie van de milieueffecten en de remediërende maatregelen Voor de disciplines bodem, water, fauna en flora, mens (ruimte, hinder en mobiliteit), landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, geluid en lucht wordt door de erkende deskundigen een uitgebreide studie uitgevoerd. De beschrijving van de milieueffecten en de identificatie van de knelpunten of positieve punten gebeurt per milieudiscipline. De beschrijving van de milieueffecten gebeurt aan de hand van de effectgroepen van de betreffende discipline. In de mate van het mogelijke wordt een indicatie van de duur van de verwachte effecten vermeld (tijdelijk of permanent). De effectbeschrijving maakt een enkel een onderscheid in aanleg en exploitatiefase waar het detailniveau van het plan dit toelaat.

6.9. Hoofdstuk: gewestgrensoverschrijdende effecten Geen te verwachten.

6.10. Hoofdstuk: leemten in de kennis en voorziene post- evaluatieprogramma’s Leemten Tijdens de loop van het opstellen van het milieueffectrapport kan men botsen op bepaalde leemten of onzekerheden. De leemten in de kennis kunnen zich manifesteren op drie verschillende niveaus:  Leemten in de informatie  Leemten in de voorspellingsmethode  Leemten in het inzicht

108

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

In het MER wordt hier dieper op ingegaan. Aangezien het hier een planMER betreft heeft dit tot gevolg dat het niet mogelijk is (ook niet opportuun binnen een planMER) om alle milieueffecten in detail te kunnen beoordelen. Het ontbreekt dikwijls aan specifieke kwantitatieve gegevens en er dient te worden uitgegaan van ‘aannames’ die het ‘ergstegeval’ of worstcase benaderen. Deze leemten worden dan opgevuld tijdens de opmaak van inrichtingsstudies, de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag of andere detailstudies in latere besluitvormingsfasen.

6.11. Hoofdstuk: eindbespreking Korte samenvatting van de belangrijkste effecten en de mogelijke milderende maatregelen.

6.12. Hoofdstuk: tewerkstelling & investering Een tewerkstellingsrapport indien in te schatten, de voorziene investering

6.13. Hoofdstuk: niet-technische samenvatting Deze bevat een korte synthese van alle hoofdstukken van het MER, aangevuld met relevante kaarten, figuren en tabellen. De niettechnische samenvatting moet zodanig opgebouwd zijn dat het als een apart document verspreid en gelezen kan worden. Het MER wordt afgesloten met een verklarende woordenlijst en een literatuurlijst.

109

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

7. Team van MER-deskundigen Het planMER wordt opgesteld onder de verantwoordelijkheid en op kosten van de initiatiefnemer. De initiatiefnemer moet hiervoor een beroep doen op een erkende MERcoördinator. De erkende MERcoördinator waakt erover dat de samenstelling van het team van medewerkers het mogelijk maakt om het planMER op te stellen in overeenstemming met de richtlijnen van de Dienst Mer. Het team van MER deskundigen is als volgt samengesteld  Jan Parys, erkend deskundige inzake ‘menssociaal organisatorische aspecten en mobiliteit’ en ‘monumenten en landschappen’, tevens coördinator van het Mer (erkenningsdossier EDA 438/V1) Kegelshoeklaan 1, 2861 OnzeLieveVrouwWaver  Kristof Van Stichelen, erkend deskundige inzake fauna en flora (erkenningsdossier EDA – 522/V2) Daknamdorp 42, 9160 Lokeren  Vital Langenaeker, erkend deskundige water (erkenningsdossier EDA 377/ V2/B) Klein Heidestraat 41, 3370 Boutersem  Inge Van der Mueren, erkend deskundige bodem (erkenningsdossier EDA 692) Dendermondsesteenweg 146 A, 9000 Gent  Guy Putzeys, erkend deskundige geluid (erkenningsdossier EDA/393/V2) (werkend voor dBAplan bvba, in onderaanneming voor Soresma) Poststraat 1 bus 03, 3590 Diepenbeek  Johan Versieren, erkend deskundige Lucht (JOVECO in onderaanneming voor Soresma) (erkenningsdossier EDA/059C/V3) Kriesberg 29 b 3221 Holsbeek

Jan Parys zal tevens optreden als coördinator. Ondersteuning van deze deskundigen gebeurt door Inge Van der Mueren, Koen Slabbaert, Paul Vanderkimpen en Nonie Van Elst (werkend voor Soresma nv). De vertegenwoordigers van de initiatiefnemer, bij provincie Antwerpen, welke nauw bij het planMER betrokken zullen zijn worden hierna voorgesteld:  Lutgarde Janssens (Planoloog, Departement Ruimtelijke Ordening & Mobiliteit (DROM))  Marc Vanhee (mobiliteitsambtenaar, dienst Mobiliteit)  Veerle Van Dooren (gebiedsverantwoordelijke, Dienst Ruimtelijke Planning) De vertegenwoordiging van de opdrachthouder IOK, welke nauw bij het planMER betrokken is, wordt hierna voorgesteld:  Stijn Sneyers (Ruimtelijke ordening, diensthoofd)  Luk Helsen (Ruimtelijke ordening, stafmedewerker plangroep)

110

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

8. Verklarende woordenlijst en afkortingen Alternatief Een andere keuzemogelijkheid, beantwoordend aan de doelstelling van het plan, omvattende: realisatie, lokatie en uitvoeringsalternatief Bemaling Afpomping van water om het grondwaterniveau plaatselijk te verlagen zodat werken in droge grond kunnen uitgevoerd worden Bodemprofiel Verticale bodemdoorsnede waarin de opbouw en de ontwikkeling van de bodem waarneembaar is Bodemserie De basiseenheid van de Belgische classificatiehiërarchie. De bodemserie wordt bepaald door de grondsoort, de natuurlijke drainering en de horizontenopvolging. Een bodemserie wordt verder ingedeeld in bodemtypen Bodemverdichting Samenpersen en dichter maken van de bodem BPA Bijzonder Plan van Aanleg BS Belgisch Staatsblad BWK Biologische waarderingskaart. De voorkomende vegetatie wordt, aan de hand van een uniforme lijst van karteringseenheden, geïnventariseerd en in kaart gebracht. Aan iedere ecotoop wordt een waarde toegekend CO/CO2 Koolstofmonoxide / Koolstofdioxide Depositie verwijst naar de hoeveelheid van een stof of een groep van stoffen die uit de atmosfeer neerkomen in een gebied Discipline Milieuaspect dat in het kader van milieueffectrapportage onderzocht wordt, door de regelgeving vastgelegd als de disciplines 'mens', 'fauna en flora', 'bodem', 'water', 'lucht', 'licht, warmte en straling', 'geluid en trillingen', 'klimaat', monumenten en landschappen en materiële goederen' Emissie Uitstoot van stoffen in de omgevingslucht Eutrofiëring Een uitzonderlijke hoge algenactiviteit als gevolg van een verhoogde beschikbaarheid van nutriënten (vnl. stikstof en fosfor) door menselijk handelen Faunistisch Met betrekking tot de dierenwereld Geplande situatie Toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het plan GNOP Gemeentelijk NatuurOntwikkelingsPlan Grondwater- De grondwaterkwetsbaarheid van een gebied is een code die het kwetsbaarheid risico op verontreiniging van het grondwater in de bovenste watervoerende laag aangeeft (bron: dov) Immissie De wijziging van de aanwezigheid van verontreinigingsfactoren in atmosfeer, bodem of water rond één of meer bronnen van verontreiniging ten gevolge van emissie uit deze bron(nen) Ingreep- Schema of netwerk dat de relatie tussen de milieu effectenschema

111

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

Integraal waterbeleid Het beleid gericht op het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van watersystemen met het oog op het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van dit watersysteem als zodanig, en met het oog op het multifunctionele gebruik, waarbij de behoeften van de huidige en komende generaties in rekening wordt gebracht Kwel Kwelgebieden zijn plaatsen waar grondwater voortdurend aan de oppervlakte komt (opwaartse grondwaterstroming i.p.v. infiltratie) MB Ministerieel besluit MER Milieueffectrapport (het rapport): milieueffectrapport over een plan of programma : een openbaar document waarin, van een voorgenomen plan of programma en van de redelijkerwijze in beschouwing te nemen alternatieven, de te verwachten gevolgen voor mens en milieu in hun onderlinge samenhang op een systematische en wetenschappelijk verantwoorde wijze worden geanalyseerd en geëvalueerd, en aangegeven wordt op welke wijze de aanzienlijke milieueffecten vermeden, beperkt, verholpen of gecompenseerd kunnen worden (bron: merdecreet van 18/12/2002) m.e.r. Milieueffectrapportage (het proces): de procedure die al dan niet leidt tot het opstellen en goedkeuren van een milieueffectrapport over een voorgenomen actie en in voorkomend geval tot het gebruik ervan als hulpmiddel bij de besluitvorming omtrent deze actie (bron: merdecreet van 18/12/2002) MER-deskundige Natuurlijke of rechtspersonen door de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu als deskundige voor het opstellen van een milieueffectrapport in een of meerdere disciplines 'mens', 'fauna en flora', 'bodem', 'water', 'lucht', 'licht, warmte en straling', 'geluid en trillingen', 'klimaat' en 'monumenten en landschappen en materiële goederen in het algemeen' m-mv Meter onder het maaiveld MTR Maximaal toegelaten risicowaarde gehanteerd in Nederland, doorgaans als richtwaarden; is de bovengrens voor een stof, die op basis van wetenschappelijke gegevens aangeeft bij welke concentratie ofwel geen als negatief te waarderen effect is, of – in het geval van carcinogene stoffen – een kans van 106 op sterfte kan voorspeld worden. Ontwikkelingsscenario Beschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening houdend met de autonome evolutie van het gebied en met de evolutie onder invloed van plannen en beleidsopties NOx Stikstofoxiden

PM 2,5 Uiterst fijn stof met aerodynamische diameter van minder dan 2,5 m

PM 10 Fijn stof met aerodynamische diameter van minder dan 10 m Referentiesituatie De toestand van het studiegebied, waarnaar gerefereerd wordt in functie van de effectvoorspelling, omvattende : de huidige, gewijzigde en de wenselijke situatie Relict Een relict is een overblijfsel uit vroegere tijd dat nog getuigt van de

112

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

toestand die toenmaals was. Met betrekking tot landschappen kunnen relicten zeer divers in aard zijn en getuigen in vele gevallen van een wordingsgeschiedenis. In wezen zijn dit punt, lijn en vlakvormige relicten Remediërende Maatregelen die voorgesteld worden om nadelige milieueffecten maatregel van het plan te vermijden, te beperken en zoveel mogelijk te verhelpen Rooien Het verwijderen van bomen en houtachtige gewassen met inbegrip van hun wortelstelsel RSPA Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen RSV Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen RUP Ruimtelijk Uitvoeringsplan SO2 Zwaveldioxide Sondering Een sondering is een proef waarbij een reeks sondeerbuizen, onderaan voorzien van een sondeerpunt, langzaam en gelijkmatig in de grond wordt gedrukt en waarbij met bepaalde diepte of tijds intervallen, de conusweerstand, de plaatselijke wrijvingsweerstand en/of de totale indringingsweerstand worden gemeten. Met de elektrische conus kan ook de waterspanning in de grond rond de conus worden vastgesteld. De statische discontinue sondering wordt uitgevoerd met de mechanische conus (CPTM) en de statische continue sondering wordt uitgevoerd met de elektrische conus (CPTE of piëzoconus (CPTU) (bron: dov) Studiegebied Het gebied dat bestudeerd wordt in functie van het vaststellen van de milieueffecten en afhankelijk is van de invloedssfeer van de milieueffecten TAW Tweede Algemene Waterpassing (referentieniveau voor de hoogtebepaling) VOS Vluchtige Organische Stoffen Watertoets Met de “watertoets” gaat de overheid na of een ingreep schade kan veroorzaken aan het watersysteem. Het watersysteem is het geheel van alle oppervlaktewater (gaande van water dat een helling afstroomt tot de rivieren), het grondwater en de natuur die daarbij hoort WHO (WGO) Wereld gezondheidsorganisatie

113

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

9. Literatuurlijst AMINAL, basisrichtlijnen per activiteitengroep; AROHM, Afdeling Monumenten en Landschappen, Vlaamse landschapsatlas De Pue E., Lavrysen L. & Stryckers P., 2003. Milieuzakboekje. Kluwer Rechtswetenschappen België. Instituut voor Natuurbehoud, 2000. NatuurCD 2000, versie 2.0 IOK, procesnota PRUP afbakening kleinstedelijke gebieden Geel en Mol Ministerie van de Vlaamse regering, Milieubeleidsplan 20032007, 19 september 2003 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Water, 1996. Onderzoek naar de verspreiding en de typologie van ecologisch waardevolle waterlopen in het Vlaamse Gewest: Netebekken. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2001. Atlas van de relicten van de traditionele landschappen in Vlaanderen, CD ROM OC GIS Vlaanderen Nationaal Geografisch Instituut, topografische kaarten 164, 168, 171 en 175 op schaal 1/10.000. Provincie Antwerpen mobiliteitsstudie voor de rol van de N118 (GeelMolDessel Retie) voor de omgeving en de ontsluiting van de kleinstedelijke gebieden Geel en Mol’ (eindrapport d.d. november 2007), uitgevoerd door Vectris; Provincie Antwerpen, voorstudie PRUPs Afbakening kleinstedelijk gebied Mol (2006); Verheyen R.F., 1997. – Richtlijnenboek voor het opstellen en beoordelen van milieueffectrapporten. Aminal, Afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid, Brussel; Internet http://www.vmm.be Vlaamse Milieumaatschappij (waterkwaliteitsgegevens) http://dov.vlaanderen.be Databank Ondergrond Vlaanderen (boringen, grondwaterwinningen) http://www.gisvlaanderen.be/geovlaanderen/nl/loketten.asp Geografische beleidsinformatie http://www.provant.be Provincie Antwerpen

114

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012

10. Bijlagen

10.1. Kaartenbundel Kaart 1 Situering op topografische kaart en stratenplan Kaart 2 Situering op orthofoto Kaart 3 Gewestplan Kaart 4 juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Kaart 5 Situatie m.b.t. bodem Kaart 6 Situatie m.b.t. water Kaart 7 Biologische Waarderingskaart Kaart 8 Situatie m.b.t. landschap – landschapsatlas en bescherming Kaart 9 Situatie m.b.t. landschap – landschapskenmerken

115

PlanMER PRUP Regionale ontsluiting – Geel oktober 2008 nota voor publieke consultatie id.1275813012