Rapporten All-Archeo bvba 770

Archeologienota Reet (Rumst) – Predikherenhoevestraat

Liesbeth Coremans, Natasja Reyns, Ruth Ferket en Diego Gyesbreghs

Temse 2019

2 | Reet – Predikherenhoevestraat

Colofon

Rapporten van het archeologisch onderzoeksbureau All-Archeo bvba

Erkend archeoloog: All-Archeo bvba, OE/ERK/Archeoloog/2015/00018

Auteurs: Liesbeth Coremans, Natasja Reyns, Ruth Ferket en Diego Gyesbreghs

All-Archeo bvba Laagstraat 12 9140 TEMSE

Wettelijk depot nummer D/2019/12.807/15

© All-Archeo bvba

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en /of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever.

All-Archeo bvba aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

Reet – Predikherenhoevestraat| 3

Inhoudsopgave 1 Inleiding ...... 5 2 Verslag resultaten bureauonderzoek ...... 6 2.1 Administratieve gegevens ...... 6 2.2 Archeologische voorkennis ...... 8 2.3 Onderzoeksopdracht ...... 8 2.3.1 Vraagstelling en randvoorwaarden ...... 8 2.3.2 Beschrijving geplande werken ...... 9 2.3.3 Werkwijze ...... 12 2.4 Assessmentrapport ...... 12 2.4.1 Landschappelijke ligging van het onderzochte gebied ...... 12 2.4.2 Historische beschrijving van het onderzochte gebied ...... 19 2.4.3 Het onderzochte gebied in zijn archeologisch kader ...... 23 2.4.4 Interpretatie van het onderzochte gebied en synthese ...... 26 2.4.5 Afweging noodzaak verder vooronderzoek ...... 27 3 Verslag resultaten landschappelijk bodemonderzoek ...... 29 3.1 Administratieve gegevens ...... 29 3.2 Archeologische voorkennis ...... 29 3.3 Onderzoeksopdracht ...... 30 3.3.1 Vraagstelling en randvoorwaarden ...... 30 3.3.2 Beschrijving geplande werken ...... 30 3.3.3 Werkwijze ...... 30 3.4 Assessmentrapport ...... 32 3.4.1 Beschrijving van de observaties en registratie uit het assessment van de stalen ...... 32 3.4.2 Beschrijving van de landschappelijke ligging...... 32 3.4.3 Interpretatie van het onderzochte gebied ...... 39 3.4.4 Confrontatie met eerder uitgevoerd vooronderzoek ...... 39 3.4.5 Afweging noodzaak verder vooronderzoek ...... 39 4 Verslag resultaten proefsleuven ...... 41 4.1 Administratieve gegevens ...... 41 4.2 Archeologische voorkennis ...... 41 4.3 Onderzoeksopdracht ...... 42 4.3.1 Vraagstelling en randvoorwaarden ...... 42 4.3.2 Beschrijving geplande werken ...... 42 4.3.3 Werkwijze en strategie ...... 42 4.4 Assesmentrapport ...... 46 4.4.1 Methoden, technieken en criteria bij het assessment ...... 46 4.4.2 Assessment van de vondsten ...... 46 4 | Reet – Predikherenhoevestraat

4.4.3 Assessment van stalen ...... 46 4.4.4 Conservatie assessment ...... 46 4.4.5 Assessment van de landschappelijke ligging ...... 47 4.4.6 Assessment van sporen ...... 52 4.4.7 Assessment van het onderzochte gebied ...... 55 4.4.8 Interpretatie, beschrijving van de potentiële kennis, waardering en afweging noodzaak verder onderzoek ...... 57 5 Samenvatting ...... 58 6 Bibliografie ...... 59 6.1 Publicaties ...... 59 6.2 Websites ...... 59 7 Bijlagen ...... 60 7.1 Archeologische periodes ...... 60 7.2 Plannenlijst ...... 60 7.3 Fotolijst ...... 60 7.1 Tekeningenlijst ...... 61 7.2 Dagrapporten ...... 61 7.2.1 Dagrapporten landschappelijk booronderzoek: projectcode 2018L18 ...... 61 7.2.2 Dagrapporten proefsleuvenonderzoek: projectcode 2019A285 ...... 61 7.3 Boorlijst ...... 62 7.3.1 Boorbeschrijvingen landschappelijk booronderzoek: projectcode 2018L18 ...... 63 7.4 Visualisatie boorprofielen ...... 65 7.5 Sporenlijst ...... 66 7.6 Vondstenlijst ...... 67

Reet – Predikherenhoevestraat| 5

1 Inleiding

De archeologienota werd opgemaakt naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning waarbij de totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de vergunning betrekking heeft 3000 m² of meer bedraagt en waarbij de percelen helemaal buiten de archeologische zones liggen, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones,1 zoals bepaald in artikel 5.4.2 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Het onderzoeksgebied valt niet binnen een beschermde archeologische site, noch binnen een gebied waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt.2

Alle coördinaten die weergegeven worden, zijn uitgedrukt in Lambert 72, tenzij anders vermeld.

De uitvoering van vooronderzoek zonder ingreep in de bodem gaat steeds de uitvoering van vooronderzoek met ingreep in de bodem vooraf. Het doel van een archeologisch vooronderzoek wordt immers met een minimum aan destructie van het archeologisch erfgoed bereikt.

1 https://geo.onroerenderfgoed.be 2 https://geo.onroerenderfgoed.be 6 | Reet – Predikherenhoevestraat

2 Verslag resultaten bureauonderzoek

Het doel van de archeologische bureaustudie is de aanwezigheid, aard en bewaringsomstandigheden van de archeologische monumenten te kunnen inschatten, de landschappelijke opbouw van het gebied te kennen, om de impact van de werken op het aanwezige archeologische erfgoed in te schatten en daaruit concrete aanbevelingen te formuleren voor de verdere prospectiestrategie. 2.1 Administratieve gegevens Projectcode: 2018K101

Erkend archeoloog: All-Archeo bvba, OE/ERK/Archeoloog/2015/00018

Locatie (provincie, gemeente, deelgemeente, adres, toponiem): Antwerpen, Rumst, Reet, Predikherenhoevestraat, Predikherenhoeve

Bounding box x/y Lambert 72 coördinaten: - 151306, 199303 - 151341, 199221 - 151293, 199199 - 151260, 199274

Kadastraal plan:

Figuur 1: Kadasterplan met aanduiding van het onderzoeksgebied in rood (www.geopunt.be)

Kadastrale percelen: Rumst, Afdeling 3 (Reet), sectie A, nummers 163f (partim), 163p² en 163r² Reet – Predikherenhoevestraat| 7

Oppervlakte onderzoeksgebied: ca. 4516 m²

Topografische kaart:

Figuur 2: Topografische kaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (https://www.dov.vlaanderen.be)

Begin- en einddatum uitvoering onderzoek: 28/11/2018 – 20/12/2018

Relevante termen uit de thesauri bij de Inventaris Onroerend Erfgoed: bureauonderzoek, steentijd, metaaltijden, Romeinse tijd, late middeleeuwen, nieuwe tijd, akkerland, grasland

Verstoorde zones: Er bevindt zich een waterleiding ter hoogte van het onderzoeksgebied (Figuur 3). Er kan verondersteld worden dat de realisatie ervan enige negatieve impact heeft gehad op het archeologisch bodemarchief. De precieze aard en de omvang van deze verstoring is echter niet gekend.

8 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 3: Verstoringenkaart met aanduiding van de bestaande waterleiding (blauw) binnen het onderzoeksgebied (rood). Onderkaart: GRB (www.geopunt.be)

2.2 Archeologische voorkennis Er is geen concrete archeologische voorkennis met betrekking tot het onderzoeksgebied. 2.3 Onderzoeksopdracht

2.3.1 Vraagstelling en randvoorwaarden Naar aanleiding van de geplande werken ter hoogte van het onderzoeksterrein werd een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Hierbij staat de vraag centraal wat de impact zal zijn van de geplande werken op het archeologisch bodemarchief. Op basis daarvan wordt een afweging gemaakt of verder archeologisch onderzoek met ingreep in de bodem nodig is.

Volgende onderzoeksvragen worden behandeld: - Welke aanwijzingen bevatten de bestaande bronnen over het archeologisch potentieel van het terrein? - Wat is de landschapshistoriek en de gebruiksevolutie van het terrein? - Wat is de impact van de geplande werken?

Randvoorwaarden: slechts binnen een zone van ca. 3413 m² binnen het onderzoeksgebied worden in het kader van de geplande werken, bodemingrepen voorzien (Figuur 4).

Reet – Predikherenhoevestraat| 9

Figuur 4: Aanduiding van de zone binnen het onderzoeksgebied waar bodemingrepen gepland worden, weergegeven op het GRB (www.geopunt.be)

2.3.2 Beschrijving geplande werken Op het terrein zal een verkaveling gerealiseerd worden, die deel uitmaakt van het Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan “Groenlaar” (Figuur 5). Op de noordoostelijke helft van het terrein wordt een strook voor gekoppelde bebouwing voorzien. De woningen zullen in het noordoosten geflankeerd worden door een voortuinstrook. Rond de aanwezige waterleiding (hoofdleiding Pidpa) in het zuidoosten van het terrein, wordt een bouwvrije zone voorzien. In deze zone worden geen bodemingrepen gepland. In het noordwesten voorziet het Ruimtelijk Uitvoeringsplan een ecologische verbindingsstrook met de bestaande waterloop (de Bosbeek). Ook in deze zone worden geen bodemingrepen gepland. In het zuidwestelijke deel van het terrein en rond de bebouwing wordt een tuinstrook gepland.

De aanleg van de woningen betekent vermoedelijk een verstoring van ca. 80 cm diepte. De woningen mogen echter onderkelderd worden. Dit betekent plaatselijk een grotere verstoringsdiepte. De exacte omvang, funderingsdiepte en -techniek van de geplande woningen ligt in deze fase nog niet vast. De locatie van bijvoorbeeld vorstranden, regenwaterputten en huisaansluitingen, die de verstoringsdiepte van de eengezinswoningen overschrijden, ligt in het kader van de verkaveling ook nog niet vast. Op het ontwerpplan is een mogelijke vergroting of verplaatsing van het voetpad naast de Bosbeek aangegeven, maar deze werken maken geen deel uit van de verkavelingsvergunningsaanvraag.

10 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 5: Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan “Groenlaar” (Gemeente Rumst/IGEAN dienstverlening), met aanduiding van het onderzoeksgebied in rood Reet – Predikherenhoevestraat| 11

Figuur 6: Ontwerpplan (Kantoor Gerry Smet bvba) 12 | Reet – Predikherenhoevestraat

2.3.3 Werkwijze Het bureauonderzoek heeft betrekking op een zone die gekenmerkt wordt door een lage densiteit aan bebouwing in het verleden. Daarom wordt bijzondere aandacht besteed aan de landschappelijke opbouw en het landgebruik van het gebied.

Voor het bureauonderzoek zijn de aardkundige gegevens online opgezocht via www.dov.vlaanderen.be en www.geopunt.be. De geomorfologische kaart is niet beschikbaar voor het onderzoeksgebied. Het historisch kaartmateriaal is gegeorefereerd geraadpleegd op www.geopunt.be.

Het belangrijkste beschikbare historisch kaartmateriaal werd geraadpleegd om de gebruiksgeschiedenis van het onderzoeksgebied van de laatste eeuwen zo goed mogelijk te kennen. Met de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden (1771-1778), de Atlas der Buurtwegen (1841) en de Atlas cadastral parcellaire de la Belgique van Popp (1842-1879) worden drie momentopnames bekeken, voorafgaand aan de stafkaarten. De informatie afkomstig uit historisch kaartmateriaal kan een impact hebben op de inschatting van de kwaliteit van het eventueel aanwezige oudere bodemarchief. Beschikbare stafkaarten en luchtfoto's van het onderzoeksterrein werden geraadpleegd op www.geopunt.be en op www.cartesius.be. Ze worden enkel weergegeven in voorliggende studie wanneer ze een relevante bijdrage kunnen leveren aan de onderzoeksvragen met betrekking tot de landschapshistoriek, de gebruiksgeschiedenis van het terrein of de evolutie van de historische bebouwing.

In het kader van de vraagstelling rond het archeologisch potentieel van het terrein werden de Centrale Archeologische Inventaris en de landschapsatlas geraadpleegd. De Centrale Archeologische Inventaris is een inventaris van tot nog toe gekende archeologische vindplaatsen. Vanwege het specifieke karakter van het archeologisch erfgoed dat voor ons verborgen zit in de ondergrond, is het onmogelijk om op basis van de Centrale Archeologische Inventaris met zekerheid uitspraken te doen over de aan- of afwezigheid van archeologische sporen. 2.4 Assessmentrapport

2.4.1 Landschappelijke ligging van het onderzochte gebied Het onderzoeksgebied is gelegen ten westnoordwesten van het centrum van Reet, tussen de Predikherenhoevestraat in het noordoosten en het zuidoosten en ’s Herenbaan in het zuidwesten (Figuur 7). Volgens het gewestplan is het terrein gelegen in woongebieden en agrarische gebieden. Hydrografisch behoort het tot het Beneden-Scheldebekken. De Bosbeek stroomt net ten noordwesten van het onderzoeksgebied. De Molenbeek, een zijbeek van de , is ten zuiden en ten zuidwesten gesitueerd. De Rupel zelf is op grotere afstand ten zuidwesten te vinden. Andere zijbeken van de Rupel zijn de Boom Nielse Scheibeek en de Wullebeek, die verder ten noordwesten en ten noorden stromen. Ten noorden bevindt zich ook de Varenloop. De Grote Struisbeek stroomt ten oosten. Enkele aftakkingen van deze beek, waaronder de Borse Loop, bevinden zich ten noordoosten en ten oosten van het terrein (Figuur 9).

Reet – Predikherenhoevestraat | 13

Figuur 7: Luchtfoto van 2018 met aanduiding van het onderzoeksgebied (https://www.geopunt.be/kaart)

Figuur 8: Detail van de hydrografische kaart met aanduiding van het onderzoeksgebied, Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II, DTM 1 m en Hillshade DHM Vlaanderen I, 5 m (https://www.geopunt.be/kaart) 14 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 9: Hydrografische kaart met aanduiding van het onderzoeksgebied, Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II, DTM 1 m en Hillshade DHM Vlaanderen I, 5 m (https://www.geopunt.be/kaart)

Figuur 10: Hoogteverloop van noordwest naar zuidoost over het onderzoeksgebied (www.geopunt.be/kaart)

Reet – Predikherenhoevestraat | 15

Geomorfologisch behoort Reet tot het gebied van de Boomse Cuesta. Dit is een topografisch hoog ten zuiden van Antwerpen. De steilste flanken van de cuesta zijn zuidelijk tot zuidoostelijk en westelijk georiënteerd en worden respectievelijk afgebakend door de Rupel en de Schelde. De noord- tot noordoostelijke flank is zwak hellend. De morfologie van de cuesta wordt bepaald door de geologische gesteldheid van het Tertiair substraat, in het bijzonder door de Boomse Klei. De Boomse Cuesta bereikt een hoogste punt (31 m TAW) ten oosten van Reet. De topografie daalt snel in oostelijke richting, tot 5 m TAW in . De hoogtevermindering gebeurt geleidelijk in westelijke richting. Hier volgt het cuestafront de loop van de Rupel op een hoogte van ongeveer 10 à 15 m tot aan de lijn Niel-, om vervolgens abrupt te verdwijnen in de vlakke polders van de Rupel.3 Het onderzoeksgebied bevindt zich op de westelijke flank van de Boomse Cuesta (Figuur 8). Het terrein kent een hoogte van 14,8 tot 16,9 m TAW (Figuur 10) en helt sterk af naar de Bosbeek in noordwestelijke richting.

Figuur 11: Tertiaire geologische ondergrond met aanduiding van het onderzoeksgebied (www.geopunt.be)

De tertiaire ondergrond (Figuur 11) bestaat uit het Lid van , dat gekenmerkt wordt door zwartgrijze klei, die silthoudend is en die veel organisch materiaal bevat. Ten oosten bevindt zich de Formatie van Berchem, die bestaat uit donkergroen tot zwart zand, dat sterk glauconiethoudend en onderaan kleihoudend is en dat plaatselijk schelpen bevat. Ten zuidwesten en ten westen van het terrein is het Lid van Terhagen weergegeven, dat gekenmerkt wordt door bleekgrijze klei, die onderaan kalkhoudend is.4

De quartairgeologische kaart (Figuur 12) geeft aan dat in het onderzoeksgebied eolische afzettingen van het Weichseliaan (Laat-Pleistoceen) en mogelijk Vroeg-Holoceen voorkomen, en/of

3 Adams et al. 2002, 7 4 www.geopunt.be/kaart 16 | Reet – Predikherenhoevestraat hellingafzettingen van het Quartair. Ten zuiden en ten noordwesten van het terrein, ter hoogte van de gearceerde zones op de kaart, bevinden zich hieronder oudere fluviatiele afzettingen van het Weichseliaan (Laat-Pleistoceen) en erboven jongere fluviatiele afzettingen van het Holoceen en mogelijk het Tardiglaciaal (Laat-Weichseliaan). Deze afzettingen zijn vermoedelijk gerelateerd aan de aanwezigheid van de Molenbeek en de Wullebeek.5

Figuur 12: Quartairgeologische kaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (www.geopunt.be)

Figuur 13: Legende bij de quartairgeologische kaart (www.geopunt.be)

5 www.geopunt.be/kaart Reet – Predikherenhoevestraat | 17

De bodemkaart (Figuur 14) toont dat in het noorden en centraal binnen het onderzoeksgebied een matig natte lemig zandbodem met een sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont (Sdc) te verwachten is. In het zuiden treffen we een matig droge licht zandleembodem met een sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont (Pccz). Deze bodem wordt gekenmerkt door sedimenten die lichter of grover worden in de diepte. Er is dus een verschil op te merken tussen een matig droge bodem, die op de hoger gelegen delen van het terrein voorkomt, en een matig natte bodem, die ter hoogte van de iets lager gelegen delen van het terrein te situeren is. Ten noorden en ten zuiden van het terrein bevinden zich bebouwde zones (OB) en ten zuidwesten zijn sterk vergraven gronden (OT) weergegeven.

Figuur 14: Bodemkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (www.geopunt.be)

Het onderzoeksgebied wordt volgens de bodemgebruikskaart ingenomen door gras, struiken en enkele bomen (Figuur 15). Dit beeld komt overeen met het beeld dat we zien op een recente luchtfoto (Figuur 7). Volgens de potentiële bodemerosiekaart is de erosiegevoeligheid binnen het onderzoeksgebied zeer laag (Figuur 16).

18 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 15: Bodemgebruikskaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (www.geopunt.be)

Figuur 16: Potentiële bodemerosiekaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (www.geopunt.be), met groen: zeer laag Reet – Predikherenhoevestraat | 19

2.4.2 Historische beschrijving van het onderzochte gebied Oorspronkelijk was Reet een gehucht van . Op het einde van de middeleeuwen vormde het, samen met Waarloos, een vierschaar. In 1670 werden Reet en Waarloos onafhankelijk van elkaar. De heerlijkheid Reet viel van in de middeleeuwen tot de 15de eeuw onder het Land van , dat in 1464 in het bezit van Karel de Stoute kwam. In 1505 verpandde Filips de Schone de hoge, middelbare en lage rechtspraak van Reet aan Hubert Welle. Van 1559 tot 1572 waren Reet en Waarloos in handen van François Schot. Tussen 1572 en het eerste kwart van de 17de eeuw vormde Reet het achtste en laatste kwartier van het graafschap Cantecroy. De heerlijkheid Reet was vervolgens onder meer in handen van Lucas van Opmeer (vanaf 1626), Maximiliaan van der Gracht (vanaf 1630), de familie de Cordes en jonker J. de Raedt (vanaf 1646), N. de Groote (vanaf 1657) en de families della Faille (vanaf 1665) en Van den Branden (vanaf 1692 tot het einde van het ancien régime). De parochie werd opgericht in 1308-09. Het nominatierecht van de parochie werd aan de abdij van Lobbes toegekend.6

Figuur 17: Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden met aanduiding van het onderzoeksgebied (www.geopunt.be)

6 Agentschap Onroerend Erfgoed 2017: Reet [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/120697 (geraadpleegd op 29 november 2018) 20 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 18: Detail van de Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden met aanduiding van het onderzoeksgebied (www.geopunt.be)

Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgemaakt op initiatief van graaf de Ferraris (1771-1778), is te zien dat het onderzoeksgebied in gebruik is als akkerland (Figuur 18). In het noordoosten van het terrein zijn bomen te bemerken. De voorlopers van de Predikherenhoevestraat en ’s Herenbaan zijn reeds te herkennen. Ze lopen respectievelijk ten noord- en zuidoosten en ten zuidwesten van het terrein. Ten noordwesten is ook reeds een waterloop weergegeven, waarvan het verloop overeenstemt met de huidige Bosbeek. De straatnaam van de Predikherenhoevestraat verwijst naar de Predikherenhoeve die op de kaart ten oosten van het terrein is weergegeven. Het onderzoeksgebied bevindt zich ten westnoordwesten van de historische dorpskern van Reet, op enige afstand ervan (Figuur 17).

Op de Atlas der Buurtwegen (1841) is het terrein nog steeds onbebouwd. Vermoedelijk was het nog altijd in gebruik als akkerland. Ten noordwesten van het projectgebied is een voetweg weergegeven. De Predikherenhoeve is hier ten noordoosten van het terrein te zien (Figuur 19). De Atlas cadastral parcellaire de la Belgique van Popp (1842-1879) geeft een gelijkaardig beeld (Figuur 20). Een topografische kaart uit 1947 (Figuur 21) toont dat het onderzoeksgebied door grasland wordt ingenomen. Er loopt een hoogspanningslijn van het noordwesten naar het zuidoosten van het onderzoeksgebied. Op een luchtfoto uit 1971 (Figuur 22) en een luchtfoto uit 1979-1990 (Figuur 23) is te zien dat het onderzoeksgebied nog steeds grasland omvat. Het beeld komt overeen met het beeld dat we zien op een recente luchtfoto (Figuur 7).

Reet – Predikherenhoevestraat | 21

Figuur 19: Atlas der Buurtwegen met aanduiding van het onderzoeksgebied (www.geopunt.be)

Figuur 20: Atlas cadastral parcellaire de la Belgique van Popp met aanduiding van het onderzoeksgebied (www.geopunt.be) 22 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 21: Topografische kaart uit 1947 met aanduiding van het onderzoeksgebied (www.cartesius.be)

Figuur 22: Luchtfoto uit 1971 met aanduiding van het onderzoeksgebied (www.geopunt.be) Reet – Predikherenhoevestraat | 23

Figuur 23: Luchtfoto uit 1979-1990 met aanduiding van het onderzoeksgebied (www.geopunt.be)

2.4.3 Het onderzochte gebied in zijn archeologisch kader De Centrale Archeologische Inventaris (CAI) vermeldt een aantal locaties in de omgeving van het onderzoeksgebied waar archeologische resten gekend zijn (Figuur 24 en Figuur 25). De in de nabijheid gelegen archeologische waarden en de locaties met een gelijkaardige landschappelijke ligging worden besproken. Ze zijn het relevantste om het archeologisch potentieel van het terrein in te schatten.

In de onmiddellijke omgeving van het onderzoeksgebied bevinden zich archeologische waarden uit de nieuwe tijd. Ten oosten van het terrein is volgens de CAI de Predikherenhoeve (CAI ID 112092) gesitueerd. De aanduiding van deze hoeve kwamen we reeds tegen in hoofdstuk 2.4.2 op historische kaarten. De Ferrariskaart lijkt de hoeve ten oosten van het onderzoeksgebied als Predikherenhoeve aan te duiden. Op de Atlas der Buurtwegen wordt echter een hoeve ten noordoosten van het onderzoeksgebied aangeduid met deze benaming. Ook de Inventaris Onroerend Erfgoed benoemt de hoeve ten noordoosten als de Predikherenhoeve (ID 88227). In de Inventaris wordt ten oosten van het terrein een andere hoeve vermeld (ID 79698), die vermoedelijk overeenkomt met de hoeve die op de Ferrariskaart is weergegeven en die dus zeker teruggaat tot de 18de eeuw (terminus ante quem).7 Ten zuidzuidoosten van het terrein was een molen gesitueerd, die inmiddels gesloopt is (CAI ID 106664). de 8 Vermoedelijk klom deze molen ook op tot de 18 eeuw.

7 Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 112092, Predikherenhoeve (geraadpleegd op 29 november 2018); https://inventaris.onroerenderfgoed.be/aanduidingsobjecten/79698 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/aanduidingsobjecten/88227 8 Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 106664, Molenhuis (geraadpleegd op 29 november 2018) 24 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 24: Detailkaart Centrale Archeologische Inventaris met aanduiding van het onderzoeksgebied (https://geo.onroerenderfgoed.be/), weergegeven op het DTM 1 m en Hillshade DHM 5 m

In de ruimere omgeving gaan de aangetroffen resten terug tot in de steentijd. Ter hoogte van locatie CAI ID 164597 werd lithisch materiaal uit deze periode gevonden. Verder kwam hier ook aardewerk uit de ijzertijd aan het licht. Er werden ook metaaldetectievondsten uit de nieuwe en nieuwste tijd gedaan op deze vindplaats. Het gaat om een munt uit 1789 (een oord van Jozef II), een Franse militaire de de knoop van het leger van Napoleon uit de 18 -19 eeuw, een koperen ruiterspoor, koperen ring en musketkogels uit de 19de-20ste eeuw en een “shrapnel”-bol uit de periode van de Eerste of de Tweede Wereldoorlog.9

Er bevinden zich ook resten uit de metaaltijden in de omgeving. In de Eugeen Roelandtsstraat (CAI ID 105647) werd aardewerk uit deze periode aangetroffen.10 Bij een opgraving in de Rumstsestraat (CAI ID 213793) werden sporen van een nederzetting uit de midden-ijzertijd gevonden. Er werden tevens greppels uit de late middeleeuwen vastgesteld.11

9 Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 164597, Molenstraat II (geraadpleegd op 29 november 2018) 10 Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 105647, Eugeen Roelandtsstraat I (Reet 1), (geraadpleegd op 29 november 2018) 11 Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 213793, Rumstsestraat (geraadpleegd op 29 november 2018) Reet – Predikherenhoevestraat | 25

Bij een proefsleuvenonderzoek ter hoogte van CAI ID 211459 kwamen ook resten uit de ijzertijd tevoorschijn. Er werden onder meer paalsporen en een kuil uit de late ijzertijd aangesneden. Ook waren er twee structuren uit deze periode aanwezig. Het gaat om een vierpalige spieker en een groter gebouw. Enkele andere paalsporen uit deze periode behoren ook mogelijk tot een gebouw. Verder werd een cluster van paalsporen en paalkuilen, die mogelijk tot één of meerdere gebouwen en bijstructuren behoren, in de ijzertijd geplaatst. Een Romeinse of middeleeuwse datering is echter niet uit te sluiten. Ook uit de midden-Romeinse tijd werden twee paalsporen gevonden. Er werden tevens enkele grachten (mogelijk perceelsgrachten) gevonden, die tussen de 15de en de 18de eeuw gedateerd worden. Een andere gracht dateert uit de Eerste Wereldoorlog. Tal van andere sporen zijn van onbepaalde datering. Het gaat om paalsporen, kuilen, grachten en greppels.12

In de ruime omgeving zijn ook elders resten uit de Romeinse tijd aan het licht gekomen. Op locatie CAI ID 161700 werd een zilveren denarius van Quintus Pompeius Rufus Sulla uit de vroeg-Romeinse tijd gevonden. Volgens de vinder is het een munt uit 55 v. Chr. Er werden ook scherven uit de vroeg- Romeinse tijd gevonden.13

Figuur 25: Overzichtskaart Centrale Archeologische Inventaris met aanduiding van het onderzoeksgebied (https://geo.onroerenderfgoed.be/), weergegeven op het DTM 1 m en Hillshade DHM 5 m

12 Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 211459, Rumstsesteenweg (geraadpleegd op 29 november 2018) 13 Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 161700, Molenstraat I (geraadpleegd op 29 november 2018) 26 | Reet – Predikherenhoevestraat

Verder zijn er in de omgeving ook resten uit de middeleeuwen aanwezig. Bij een proefsleuvenonderzoek aan de Beukendreef (CAI ID 215746) werden enkele middeleeuwse paalsporen aangesneden.14 De Heilige Maria Magdalenakerk (CAI ID 112095), de parochiekerk van Reet, dateert uit de late middeleeuwen. Oorspronkelijk was het een kruiskerk met een zandstenen, gotische westtoren uit de 15de eeuw. De middenbeuk is 17de-eeuws en de zijbeuken werden in 1833 gerealiseerd. Het koor met twee rechte zijkapellen dateert van 1895. In 1923 werden herstellingswerken uitgevoerd aan de kerk en in 1934 aan de toren.15

Er bevinden zich ook nog cartografische indicatoren uit de nieuwe tijd in de omgeving. Ter hoogte van de CAI ID 106665 was een hoeve gesitueerd. Het was vermoedelijk een woonstalhuis uit de 18 eeuw. In de de 19 eeuw werd het gebouw opgedeeld in arbeidershuizen (Kleine Steylen 1-3). Ook ter hoogte van CAI ID 100031 bevond zich een (vermoedelijk 18de-eeuwse) hoeve die in de 19de eeuw werd opgesplitst in arbeidershuizen (Kleine Steylen 6-7-8-9). De oorspronkelijke hoeve met losstaande bestanddelen bestond uit een woonstalhuis met zuidelijke uitbouw, een schuur en een dienstgebouw.16

Ook het hoevecomplex van het Groot Hoef (CAI ID 113057) en het Cleyn Hoef (CAI ID 113056) wordt in de 18de eeuw gedateerd. De Ferrariskaart vormt de terminus ante quem. Hetzelfde geldt voor een site met walgracht in de Eikenstraat (CAI ID 112097).17 Tot slot is ook de Linterboshoeve (CAI ID 113055) gelokaliseerd op basis van de Ferrariskaart. In de 18de eeuw was er hier een hoevecomplex met een tweetal gebouwen, gelegen langs een bos. In de 19de eeuw werd de hoeve omgebouwd tot kasteel.18

Andere gekende archeologische waarden in de omgeving van het onderzoeksgebied bevinden zich al op vrij grote afstand ten opzichte van het onderzoeksgebied of kennen een verschillende landschappelijke ligging. Ze zijn weinig relevant om het archeologisch potentieel van het terrein in te schatten. Daarom worden ze hier niet nader toegelicht. Bekrachtigde archeologienota’s of nota’s van terreinen in de omgeving bieden geen relevante aanvulling op de reeds besproken CAI-locaties. Daarom lichten we ze hier niet afzonderlijk toe.

2.4.4 Interpretatie van het onderzochte gebied en synthese Na uitvoering van het bureauonderzoek kunnen de onderzoeksvragen die vooropgesteld werden, beantwoord worden.

Welke aanwijzingen bevatten de bestaande bronnen over het archeologisch potentieel van het terrein? Wat is de landschapshistoriek en de gebruiksevolutie van het terrein?

Het onderzoeksgebied kent een gunstige landschappelijke ligging, op de westelijke flank van de Boomse Cuesta. Het terrein helt af naar de Bosbeek, die in het noordwesten grenst aan het

14 Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 215746, Beukendreef (geraadpleegd op 29 november 2018). Zie ook Reyns et al. 2013. 15 Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 112095, H. Maria Magdalena kerk (geraadpleegd op 29 november 2018); Agentschap Onroerend Erfgoed 2017: Parochiekerk Heilige Maria Magdalena [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/14043 (geraadpleegd op 29 november 2018) 16 Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 106665, Kleine Steylen 1-3 (geraadpleegd op 29 november 2018); Agentschap Onroerend Erfgoed 2018: Woonstalhuis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/12689 (geraadpleegd op 29 november 2018); Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 100031, Kleine Steylen 6-7-8-9 (geraadpleegd op 29 november 2018); Agentschap Onroerend Erfgoed 2016: Hoeve met losse bestanddelen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/12690 (geraadpleegd op 29 november 2018) 17 Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 113057, Groot Hoef (geraadpleegd op 29 november 2018); Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 113056, Cleyn Hoef (geraadpleegd op 29 november 2018); Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 112097, Eikenstraat I (geraadpleegd op 29 november 2018) 18 Centrale Archeologische Inventaris, CAI ID 113055, Linterboshoeve (geraadpleegd op 29 november 2018) Reet – Predikherenhoevestraat | 27

onderzoeksgebied. Dat dit een gunstige landschappelijke ligging is, wordt ook duidelijk door de gekende archeologische waarden in de omgeving. Die dateren uit de steentijd, de metaaltijden, de Romeinse tijd, de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Het gaat zowel om vondsten als om sporen van bewoning en van religie. Gezien de gunstige landschappelijke ligging van het terrein zijn ook relevante archeologische waarden uit andere periodes niet uit te sluiten. Ten oosten van het onderzoeksgebied geven historische kaarten bebouwing aan, met onder meer de Predikherenhoeve.

De gebruiksevolutie van het terrein kunnen we vanaf de 18de eeuw reconstrueren aan de hand van historische kaarten en luchtfoto’s. Daaruit blijkt dat het terrein reeds lange tijd in gebruik is als akkerland en als grasland. Op basis daarvan zijn geen grootschalige verstoringen op het terrein te verwachten. Er is dus wellicht sprake van een goed bewaard bodemarchief.

Wat is de impact van de geplande werken?

In een zone van ca. 3413 m² binnen onderzoeksgebied worden werken gepland. De voornaamste werken omvatten de bouw van woningen. Van verschillende bodemingrepen ligt de precieze verstoringsdiepte niet vast. Dit doet besluiten dat binnen een zone van ca. 3413 m² het bodemarchief bedreigd is.

2.4.5 Afweging noodzaak verder vooronderzoek Het bureauonderzoek toont aan dat het onderzoeksgebied archeologisch potentieel kent. Deze inschatting is gebaseerd op de gunstige landschappelijk ligging van het terrein en gekende archeologische waarden in de omgeving. Er is een concrete verwachting naar archeologische resten uit de steentijd, de metaaltijden, de Romeinse tijd, de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Het gaat zowel om vondsten als om sporen van bewoning en van religie. Gezien de gunstige landschappelijke ligging van het terrein zijn ook relevante archeologische waarden uit andere periodes niet uit te sluiten. Op basis van de gebruiksevolutie van het terrein die we sinds de 18de eeuw konden reconstrueren, is een goed bewaard bodemarchief te verwachten. De geplande werken betekenen een ernstige bedreiging van het aanwezige bodemarchief. Daaruit volgt dat bijkomend archeologisch vooronderzoek nodig is in de zones waar bodemingrepen gepland worden. Deze zones hebben een gezamenlijke oppervlakte van ca. 3413 m².

Geofysisch onderzoek is niet aangewezen omdat dit geen gegevens over de chronologie van de eventueel gedetecteerde fenomenen kan opleveren. Veldkartering is niet mogelijk binnen het onderzoeksgebied, omdat het volledige terrein in gebruik is als grasland. Landschappelijk bodemonderzoek is wel relevant om de bewaringstoestand van de bodem en het potentieel op goed bewaarde steentijd artefactensites in te schatten. Afhankelijk van het potentieel op goed bewaarde steentijd artefactensites is mogelijk bijkomend booronderzoek nodig. Tot slot dient ook een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden om na te gaan of binnen het onderzoeksgebied relevante archeologische sporen aanwezig zijn. Deze onderzoekstechniek biedt daarvoor voldoende ruimtelijk inzicht en is geschikt omdat een site zonder complexe verticale stratigrafie verwacht wordt.

28 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 26: Aanduiding van de zones waar bijkomend archeologisch vooronderzoek nodig geacht wordt in het kader van de geplande werken, weergegeven op het GRB (www.geopunt.be) Reet – Predikherenhoevestraat | 29

3 Verslag resultaten landschappelijk bodemonderzoek

3.1 Administratieve gegevens Projectcode: 2018L18

Erkend archeoloog: All-Archeo bvba, OE/ERK/Archeoloog/2015/00018

Betrokken actoren en specialisten met vermelding van hun rol of functie: Natasja Reyns (veldwerkleider en assistent-aardkundige)

Locatie (provincie, gemeente, deelgemeente, adres, toponiem): Antwerpen, Rumst, Reet, Predikherenhoevestraat, Predikherenhoeve

Bounding box x/y Lambert 72 coördinaten: - 151306, 199303 - 151341, 199221 - 151293, 199199 - 151260, 199274

Kadastraal plan: zie Figuur 1

Kadastrale percelen: Rumst, Afdeling 3 (Reet), sectie A, nummers 163f (partim), 163p² en 163r²

Oppervlakte onderzoeksgebied: ca. 3413 m²

Topografische kaart: zie Figuur 2

Begin- en einddatum uitvoering onderzoek: 14/12/2018 – 04/01/2019

Relevante termen uit de thesauri bij de Inventaris Onroerend Erfgoed: landschappelijk booronderzoek

Verstoorde zones: er bevindt zich een waterleiding ter hoogte van het onderzoeksgebied (Figuur 3). Er kan verondersteld worden dat de realisatie ervan enige negatieve impact heeft gehad op het archeologisch bodemarchief. De precieze aard en de omvang van deze verstoring is echter niet gekend. 3.2 Archeologische voorkennis Het uitgevoerde bureauonderzoek (projectcode 2018K101) toont aan dat het onderzoeksgebied archeologisch potentieel kent (zie hoger). Op basis van de gebruiksevolutie van het terrein wordt een goed bewaard bodemarchief verwacht. De huidige stand van onze kennis laat niet toe de archeologische verwachting op dit moment te specifiëren. Op basis van de gunstige landschappelijke ligging van het terrein dient rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van waardevolle archeologische resten uit de steentijd tot de middeleeuwen. Gezien het archeologisch potentieel van het terrein is bijkomend archeologisch vooronderzoek aangewezen in de zones waar bodemingrepen gepland worden. Deze zones hebben een oppervlakte van ca. 3413 m². De eerste stap in het verdere vooronderzoek is de uitvoering van een landschappelijk booronderzoek om meer inzicht te krijgen in de bewaring van de bodem en het potentieel op de aanwezigheid van steentijd artefactensites verder in te kunnen schatten. 30 | Reet – Predikherenhoevestraat

3.3 Onderzoeksopdracht

3.3.1 Vraagstelling en randvoorwaarden Kunnen de gegevens uit het landschappelijk bodemonderzoek bijkomende informatie aanleveren die toelaten de hypothesen gebaseerd op het bureauonderzoek bevestigen, verfijnen of bij te sturen op vlak van verwachte periodes en aard van de site bijvoorbeeld?

Volgende onderzoeksvragen worden behandeld in het kader van het landschappelijk booronderzoek: - Op welke dieptes bevinden zich relevante archeologische niveaus? - Waar ligt/lag de hoogste grondwaterspiegel? - Zijn er nog intacte bodems aanwezig? - In hoeverre is de oorspronkelijke bodem (sub)recent verstoord? - Wat is de impact van de geplande werken op de vastgestelde relevante archeologische niveaus?

Randvoorwaarden: slechts binnen een zone van ca. 3413 m² binnen het onderzoeksgebied worden in het kader van de geplande werken bodemingrepen voorzien (Figuur 4). Daarom is verder vooronderzoek enkel in deze zones aan de orde.

3.3.2 Beschrijving geplande werken Zie hoofdstuk 2.3.2

3.3.3 Werkwijze De vraagstellingen kunnen beantwoord worden door middel van een landschappelijk booronderzoek. Ze hebben een minder grote impact op het bodemarchief dan landschappelijke profielputten. Voor het landschappelijk booronderzoek werden manuele boringen uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. Om het terrein te evalueren werden boringen uitgevoerd volgens een verspringend driehoeksgrid van 30 x 40 m.

De belangrijkste bodemeenheden die aanwezig zijn binnen het onderzoeksgebied werden geëvalueerd, wat toelaat de vooropgestelde vraagstellingen te beantwoorden. De onderzoeksmethode is geschikt voor de verwachte bodem.

De lokalisering van de boorpunten gebeurde aan de hand van xyz-coördinaten (planimetrie in Lambertcoördinaten (EPSG:31370) en altimetrie ten opzichte van de Tweede Algemene Waterpassing). Inmetingen gebeurden met een GPS. De coördinaten werden bepaald met een nauwkeurigheidsgraad van minimaal 1 cm. Er werd geboord totdat het boorprofiel alle aardkundige eenheden omvatte waarin archeologische sites in stratigrafisch primaire positie kunnen voorkomen, die relevant zijn voor de vraagstellingen van het onderzoek.

Het zeven van de boorkern was niet wenselijk, omdat de verwachte vondstenspreiding en -densiteit zo laag is dat zeven van de boorkern niet zinvol is. Alle opgeboorde sedimenten zijn manueel uitgezocht en gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische vondsten en indicatoren, zowel van menselijke als van natuurlijke aard of een combinatie van beide.

Reet – Predikherenhoevestraat | 31

Figuur 27: Onderzoeksgebied met aanduiding van de landschappelijke boringen, weergegeven op het GRB (www.geopunt.be) 32 | Reet – Predikherenhoevestraat

3.4 Assessmentrapport

3.4.1 Beschrijving van de observaties en registratie uit het assessment van de stalen Tijdens het booronderzoek werden geen stalen genomen. Er zijn geen paleo-ecologische of ecologisch- archeologische vraagstellingen die aan de hand van staalname voor natuurwetenschappelijk materiaal onderzocht dienden te worden.

3.4.2 Beschrijving van de landschappelijke ligging Binnen het onderzoeksgebied is enige variatie in de bodemopbouw vast te stellen. Het grootste aantal boringen behoort tot een eerste typeprofiel. Het werd vastgesteld in boringen 1, 2 en 4. Het typeprofiel omvat alle boringen waar geen resten van een B-horizont aanwezig zijn. Bovenaan bodemprofielen 1 en 2 bevindt er zich een donkere bruingrijze beploegde A-horizont (Ap) met een dikte van 30 cm. Hieronder volgt een donkergrijze C-horizont van 30 cm dik. Onderaan bevindt er zich een C-horizont met gleyvlekken. Deze laag heeft een lichtgrijze tot oranje kleur met oranje tot gele vlekken.

Figuur 28: Boorprofiel 1 met de bovenzijde links en de onderzijde rechts

Boring 4 kent slechts twee lagen. De eerste bestaat uit een donker bruingrijs beploegd akkerdek met lichtgrijze vlekken (Aap) en is 45 cm dik. Hieronder volgt meteen de bovengenoemde C-horizont met gleyvlekken.

Reet – Predikherenhoevestraat | 33

Figuur 29: Boorprofiel 4 met de bovenzijde rechts en de onderzijde links

Het tweede typeprofiel omvat alle boringen waar resten van een B-horizont aanwezig zijn, namelijk boringen 3 en 5. In boring 3 is de aanwezige B-horizont het duidelijkst. Hier volgt een bruinrode B- horizont met sesquioxiden (Bs) van 15 cm dik op een donkere grijsbruine beploegde A-horizont van 30 cm dik. De C-horizont vangt hier aan op een diepte van 45 cm onder het maaiveld. De C-horizont heeft een donkergrijze kleur en wordt gevolgd door een lichtgrijze C-horizont met oranje gleyvlekken.

Figuur 30: Boorprofiel 3 met de bovenzijde links en de onderzijde rechts

Tot slot bevindt zich in boring 5 een donkere grijsbruine geroerde laag van de A-horizont, met resten van de B-horizont (A/B). Deze laag heeft lichtgrijze vlekken en een dikte van 20 cm. De A/B-horizont volgt op een 60 cm dik beploegd akkerdek (Aap) met een donkere grijsbruine kleur en lichtgrijze vlekken. Onderaan bevindt zich de C-horizont met gleyvlekken, zoals die in alle boringen aanwezig is.

34 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 31: Boorprofiel 5 met de bovenzijde linksboven en de onderzijde rechtsonder

Er werd een digitaal terreinmodel van de relevante aardkundige eenheden opgesteld. Er kon echter enkel een model gemaakt worden van de hoogtes van de moederbodem (C-horizont) (Figuur 32), en niet van de aanwezige B-horizont, aangezien er minimum drie punten nodig zijn voor een interpolatie en er slechts in één boringen met een B-horizont werd aangetroffen. Uit het digitale terreinmodel van de hoogte van de C-horizont blijkt dat de hoogte afneemt in noordelijke richting, naar de Bosbeek toe. Daarmee volgt de hoogte van de C-horizont het terreinverloop van het maaiveld.

Nu we de bodemopbouw toegelicht hebben, kunnen we een inschatting maken van de bewaringstoestand van de natuurlijke aardkundige eenheden. Zowel in boringen 3 als 5 werden de restanten van een B-horizont aangetroffen. Hierdoor kunnen we spreken van een goede bewaring van de natuurlijke aardkundige eenheden, hoewel in boring 5 de B-horizont wel geroerd is. Op de rest van het terrein spreken we, gezien het ontbreken van resten van een B-horizont, van een matige bewaring van de natuurlijke aardkundige eenheden.

Tijdens het landschappelijk booronderzoek werden geen antropogene sporen aangetroffen. Daarom wordt geen kaart afgebeeld met de locatie van de aangetroffen antropogene sporen. Het grondwaterniveau werd evenmin aangetroffen.

Reet – Predikherenhoevestraat | 35

Figuur 32: Overzichtskaart van de boorlocaties toegewezen aan een beperkt aantal typeprofielen 36 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 33: DTM van de C-horizont, weergegeven op het GRB (www.geopunt.be) Reet – Predikherenhoevestraat | 37

Figuur 34: Overzichtsplan van de bewaring van de vastgestelde natuurlijke aardkundige eenheden 38 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 35: Synthesekaart met aanduiding van het archeologisch potentieel, weergegeven op het GRB (www.geopunt.be) Reet – Predikherenhoevestraat | 39

3.4.3 Interpretatie van het onderzochte gebied Binnen het onderzoeksgebied werd enige variatie in de bodemopbouw vastgesteld. Op een deel van het terrein bleken nog resten van een B-horizont aanwezig. Hier spreken we van een goede bewaring. Op de rest van het terrein werden geen resten van een B-horizont vastgesteld. Hier spreken we van een matige bewaring. Omdat slechts in twee boringen de resten van een B-horizont vastgesteld zijn en de B-horizont in één van de twee boringen geroerd is, komen we tot het besluit dat de natuurlijke aardkundige eenheden op het terrein onvoldoende goed bewaard gebleven zijn om een goed bewaarde steentijd artefactensite te kunnen verwachten. De vastgestelde bewaring van de natuurlijke aardkundige eenheden is aan de andere kant wel voldoende goed om nog relevante archeologische sporen op het terrein te kunnen verwachten.

3.4.4 Confrontatie met eerder uitgevoerd vooronderzoek Het landschappelijk booronderzoek laat toe de verwachtingen op basis van de bodemkaart te nuanceren. Resten van een B-horizont bleken slechts in twee boringen aanwezig. Daar bovenop komt dat de B-horizont in één van deze twee boringen ook nog geroerd was. Op basis van de resultaten van het onderzoek achten we de bewaring van de natuurlijke aardkundige eenheden onvoldoende goed om op het terrein nog een goed bewaarde steentijd artefactensite te verwachten.

3.4.5 Afweging noodzaak verder vooronderzoek De vastgestelde bodemopbouw en de daaraan gerelateerde relevante archeologische niveaus laten toe de archeologische verwachtingen voor het terrein bij te stellen. Op basis van de vastgestelde bewaring van de natuurlijke aardkundige eenheden op het terrein blijkt het potentieel op een goed bewaarde steentijd artefactensite klein. Verder archeologisch vooronderzoek in functie van steentijd artefactensites is dan ook weinig zinvol. Het potentieel op kennisvermeerdering is daarvoor te beperkt.

Aan de andere kant is de bewaring wel voldoende goed om nog relevante archeologische sporen op het terrein te kunnen aantreffen. Om na te gaan of relevante archeologische sporen aanwezig zijn op het terrein, is bijkomend archeologisch vooronderzoek nodig in de zones waar bodemingrepen gepland worden. Deze zones hebben een gezamenlijke oppervlakte van ca. 3413 m². De meest aangewezen onderzoeksmethode daarvoor is de uitvoering van een proefsleuvenonderzoek. Deze onderzoekstechniek biedt daarvoor voldoende ruimtelijk inzicht en is geschikt omdat een site zonder complexe verticale stratigrafie verwacht wordt.

40 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 36: Overzicht van de nodige geachte maatregelen, weergegeven op het GRB (www.geopunt.be) Reet – Predikherenhoevestraat | 41

4 Verslag resultaten proefsleuven

4.1 Administratieve gegevens

Projectcode: 2019A285

Erkend archeoloog: All-Archeo bvba, OE/ERK/Archeoloog/2015/00018

Betrokken actoren en specialisten met vermelding van hun rol of functie: Liesbeth Coremans (veldwerkleider) en Rani Reusens (assistent-archeoloog).

Locatie (provincie, gemeente, deelgemeente, adres, toponiem): Antwerpen, Rumst, Reet, Predikherenhoevestraat, Predikherenhoeve

Bounding box x/y Lambert 72 coördinaten: - 151306, 199303 - 151341, 199221 - 151293, 199199 - 151260, 199274

Kadastraal plan: zie Figuur 1

Oppervlakte onderzoeksgebied: ca. 3413 m²

Topografische kaart: zie Figuur 2

Begin- en einddatum uitvoering onderzoek: 24/01/2019 – 30/01/2019

Relevante termen uit de thesauri bij de Inventaris Onroerend Erfgoed: proefsleuvenonderzoek, grasland, nieuwe tijd, nieuwste tijd

Verstoorde zones: er zijn geen gekende verstoorde zones.

4.2 Archeologische voorkennis Het uitgevoerde bureauonderzoek (projectcode 2018K101) toont aan dat het onderzoeksgebied archeologisch potentieel kent (zie hoger). Op basis van de gebruiksevolutie van het terrein wordt een goed bewaard bodemarchief verwacht. Gezien de gunstige landschappelijke ligging van het terrein dient rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van waardevolle archeologische resten uit de steentijd tot de middeleeuwen. Gelet op het archeologisch potentieel van het terrein is bijkomend archeologisch vooronderzoek aangewezen.

Om meer inzicht te krijgen in de bewaring van de bodem en het potentieel op de aanwezigheid van steentijd artefactensites verder in te kunnen schatten, werd een landschappelijk booronderzoek uitgevoerd. Op basis van de vastgestelde bewaring van de natuurlijke aardkundige eenheden op het terrein blijkt het potentieel op een goed bewaarde steentijd artefactensite klein. Aan de andere kant is de bewaring wel voldoende goed om nog relevante archeologische sporen op het terrein te kunnen aantreffen. Bijgevolg is bijkomend archeologisch vooronderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek nodig in de zones waar bodemingrepen gepland worden.

42 | Reet – Predikherenhoevestraat

4.3 Onderzoeksopdracht Doelstelling van het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem is nagaan of binnen het onderzoeksgebied archeologische sporen aanwezig zijn, en inzicht te krijgen in hun aard en datering. Kunnen de gegevens uit het vooronderzoek met ingreep in de bodem bijkomende informatie aanleveren die toelaten de hypothesen gebaseerd op het bureauonderzoek en het landschappelijk booronderzoek te bevestigen, te verfijnen of bij te sturen?

4.3.1 Vraagstelling en randvoorwaarden Onderzoeksvragen zijn de volgende: - Zijn archeologische sporen aanwezig binnen het onderzoeksgebied en zo ja, wat is de precieze afbakening ervan in de ruimte en in de tijd? - Wat is het type vindplaats (bewoning, begraving, …), aanwezig binnen het onderzoeksgebied? - Wat is de bewaringstoestand van de aangetroffen archeologische sporen? - Wat is de bewaringstoestand van de aangetroffen materiële cultuur? - Wat is de potentiële kenniswinst van een eventuele opgraving? - Is er mogelijkheid tot behoud in situ en zijn er eventuele maatregelen nodig om aan het behoudsprincipe te voldoen? - Indien behoud in situ van het archeologisch erfgoed onmogelijk of onwenselijk is in het kader van de geplande bodemingrepen: kan een afbakening gemaakt worden van bepaalde delen van het terrein die voorafgaand aan de werkzaamheden moeten onderzocht worden?

Randvoorwaarden: er zijn geen randvoorwaarden van toepassing.

4.3.2 Beschrijving geplande werken Zie hoofdstuk 2.3.2.

4.3.3 Werkwijze en strategie Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen was voldoende ruimtelijk inzicht nodig. Daarom werd geopteerd voor een proefsleuvenonderzoek. Het is de meest geschikte onderzoeksmethode om het nodige inzicht te bieden in de aard, de omvang, de bewaringstoestand en het potentieel van het aanwezige bodemarchief. Het betreft een proefsleuvenonderzoek op een site zonder complexe verticale stratigrafie. Het proefsleuvenonderzoek werd uitgevoerd door Liesbeth Coremans (veldwerkleider) en Rani Reusens (assistent-archeoloog).

De proefsleuven lagen parallel aan elkaar, hadden een breedte van 2 m en werden machinaal aangelegd. Ze werden zo aangelegd dat de oorspronkelijke microtopografie op het terrein zo goed mogelijk gevolgd kon worden. Enkel voor de zuidelijke zone die onderzocht moest worden, werd een afwijkende oriëntatie voor de proefsleuf gekozen om het onderzoek efficiënt uit te kunnen voeren, rekening houdend met de grenzen van de te onderzoeken zone. De proefsleuven hebben een maximale tussenafstand van middelpunt tot middelpunt van 14 m. Er werd een veilige afstand behouden ten opzichte van de wegenis.

De beoogde oppervlakte die onderzocht diende te worden door middel van proefsleuven, bedraagt minimaal 10 %. Kijkvensters werden aangelegd over een oppervlakte van 2,5 % van de onderzoekbare zone. De zijden van de kijkvensters maten maximaal de afstand tussen twee sleuven, ze dienden voldoende groot te zijn om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Er werden in totaal zes werkputten aangelegd (vijf proefsleuven en één kijkvenster). Het archeologisch niveau bevond zich algemeen op een diepte tussen 22 en 59 cm onder het maaiveld, of op een hoogte tussen 14,92 en 16,39 m TAW (Figuur 37). Het terrein helt licht af naar het noorden en het noordwesten toe, waar de Bosbeek stroomt.

Reet – Predikherenhoevestraat | 43

Over het gehele onderzoeksgebied werden in totaal zeven sporen geregistreerd (Figuur 38). De diepte van het bovenste niveau waarop sporen of vondstenconcentraties aanwezig zijn, werd door de veldwerkleider bepaald op basis van de vraagstelling en onderzoeksdoelen. De inplanting van kijkvensters werd bepaald tijdens het veldwerk, bijvoorbeeld in functie van nader onderzoek van aangetroffen archeologische sporen of van zones die ‘leeg’ leken.

44 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 37: Situeringsplan werkputten met aanduiding van de bodemprofielen en weergave van de hoogtes, weergegeven op het GRB (www.geopunt.be) Reet – Predikherenhoevestraat | 45

Figuur 38: Allesporen- en allevonstenkaart, weergegeven op het GRB (www.geopunt.be) 46 | Reet – Predikherenhoevestraat

4.4 Assesmentrapport

4.4.1 Methoden, technieken en criteria bij het assessment Er werd slechts één vondst aangetroffen. De aard van de vondst werd beschreven en er werd naar gestreefd om de vondst aan een bepaalde periode toe te schrijven. Er zijn geen archeologische vraagstellingen die aan de hand van staalname voor natuurwetenschappelijk materiaal onderzocht dienen te worden. Het conservatie-assessment gebeurde door de veldwerkleider (zie hoofdstuk 4.4.4). Het assessment van de sporen werd uitgevoerd op basis van de plannen, profieltekeningen, foto’s en spoorbeschrijvingen (zie hoofdstuk 4.4.6).

Door middel van proefsleuven (499 m²) en kijkvensters (76 m²) werd een oppervlakte van 575 m² opengelegd. Dit beslaat 16,84% van het volledige onderzoeksgebied. De vereiste minimumoppervlakte van 12,5% is hiermee bereikt.

4.4.2 Assessment van de vondsten Er werd slechts één vondstlocatie geregistreerd tijdens het onderzoek (Figuur 38, Figuur 39). De vondst werd gerecupereerd uit greppel S7, in werkput 6. Het betreft een randfragment met oor in grijs aardewerk. De vondst is te fragmentarisch om te kunnen tekenen. Wellicht kan het gedetermineerd worden als een randfragment van een kan of kruik. Voor de vondst wordt een datering in de late middeleeuwen tot de nieuwe tijd vooropgesteld.

Figuur 39: Vondsfoto’s

4.4.3 Assessment van stalen Er zijn geen archeologische vraagstellingen die aan de hand van staalname voor natuurwetenschappelijk materiaal onderzocht dienden te worden. Er is dus geen natuurwetenschappelijk onderzoek nodig.

4.4.4 Conservatie assessment Er werd één vondst geregistreerd tijdens het proefsleuvenonderzoek. De vondst beschik over een goede bewaringstoestand. Indien de vondst bewaard wordt in een droge en stabiele omgeving, is geen bijkomende conservatie nodig.

Reet – Predikherenhoevestraat | 47

4.4.5 Assessment van de landschappelijke ligging Het onderzoeksgebied kent geen complexte verticale stratigrafie. Er werden vijf bodemprofielen geregistreerd. De bodemprofielen vertonen allemaal min of meer een gelijkaardige bodemopbouw, met slechts minimale onderlinge verschillen (Figuur 42).

De meest voorkomende bodemopbouw werd geregistreerd in bodemprofielen PR2 t.e.m. PR5. Ze vangen aan met één tot twee (donkere) bruingrijze ploeglagen (Ap-horizont) van ca. 14 tot 32 cm dik. Daaronder volgt de moederbodem met gleyverschijnselen (Cg-horizont), op ongeveer 80 cm onder het maaiveld. De moederbodem heeft een donkergele kleur met oranje gleyvlekken (Figuur 40). In PR3 en PR5 vertoont de bovenste ploeglaag eveneens oranje gleyvlekken (Apg-horizont). Verder werd onder de tweede ploeglaag in PR5 een natuurlijk spoor geregistreerd. Het betreft een boomval.

De bodemopbouw van PR1 in werkput 1 wordt gekenmerkt door een 50 cm dik beploegd akkerdek (Aap-horizont), gevolgd door een gebioturbeerde overgangslaag van de A- naar de C-horizont (A/C- horizont) van ca. 20 cm dik. Onder de A/C-horizont vangt een geeloranje gevlekte moederbodem aan (Cg-horizont) (Figuur 41).

Figuur 40: Profiel 3 AB, werkput 3 48 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 41: Profiel 1 AB, werkput 1

De resultaten van het proefsleuvenonderzoek laten toe de verwachtingen op basis van het landschappelijk booronderzoek te bevestigen en bij te stellen. In geen van de aangelegde profielen werden resten van een B-horizont geregistreerd. Het lijkt er op dat de boringen waarin resten van een B-horizont geregistreerd waren tijdens het landschappelijk booronderzoek, gesitueerd waren ter hoogte van natuurlijke sporen. In sommige natuurlijke sporen waren namelijk wel nog restanten van de oorspronkelijke podzolbodem te herkennen. De twee typeprofielen beschreven bij het landschappelijk booronderzoek kunnen teruggebracht worden tot één typeprofiel, nl. een A(a)p- horizont (al dan niet met gleyvlekken), eventueel gevolgd door een overgangslaag (A/C-horizont), waaronder de moederbodem met gleyvlekken (Cg-horizont) aanvangt. Ter hoogte van het profiel PR5 in werkput 5 werd het grondwater geregistreerd op een diepte van ca. 1,16 m onder het maaiveld of op 15,09 m TAW.

Reet – Predikherenhoevestraat | 49

Figuur 42: Profiel- en coupetekeningen 50 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 43: Fasering noordelijke zone Reet – Predikherenhoevestraat | 51

Figuur 44: Fasering zuidelijke zone 52 | Reet – Predikherenhoevestraat

4.4.6 Assessment van sporen De site kent geen complexe verticale stratigrafie. De aangetroffen sporen worden per functionele categorie besproken. In totaal werden slechts zeven sporen geregistreerd. Het betreft een greppel, drie ploegsporen en drie natuurlijke sporen (Figuur 43, Figuur 44). De sporen bevonden zich op een diepte van ca. 22 tot 59 cm onder het maaiveld, of op een hoogte tussen 14,92 en 16,39 m TAW.

4.4.6.1 Greppel Bij de aanleg van een kijkvenster in de zuidelijke zone van het onderzoeksgebied werd de rand van een greppel aangetroffen (Figuur 45). S7 heeft een homogene vulling en een donkergrijze kleur. De greppel kent een noordoost-zuidwest oriëntatie. De volledige breedte van de greppel werd niet vastgesteld. In de vulling werd een fragment grijs aardewerk aangetroffen. Het betreft een randscherf met een fragment van een oor. Qua vormtype is de vondst in te delen bij de kan of kruik. De greppel wordt op basis van het gerecupereerde vondstmateriaal, de aard van de vulling en de duidelijke aflijning in de late middeleeuwen tot de nieuwe tijd geplaatst. Mogelijk is het spoor te interpreteren als een perceelgreppel. Op historisch kaartmateriaal (zie 2.4.2 van het bureauonderzoek) is echter geen perceelafbakening binnen het onderzoeksgebied aangegeven.

Figuur 45: Perceelgreppel S7, werkput 6

4.4.6.2 Ploegsporen Ter hoogte van werkput 5 werden twee parallel gelegen ploegsporen geregistreerd (Figuur 46). Sporen S5 en S6 hebben een breedte van ca 27 à 33 cm en zijn noordwest-zuidoost georiënteerd. Ze dateren in de nieuwe of de nieuwste tijd. Ter hoogte van werkput 4 werd een spoor met donkergrijze vulling aangetroffen, S3. Het is te beschouwen als een restant van de bovenliggende Ap-horizont.

Reet – Predikherenhoevestraat | 53

Figuur 46: Ploegsporen S5 en S6, werkput 5

4.4.6.3 Natuurlijke sporen Verder zijn er nog drie natuurlijke sporen te vermelden. Het gaat om S1, S2 en S4. S1 heeft een ronde vorm en beschikt over een donkergrijze vulling met bruine vlekken. Bij de coupe op het spoor werd vastgesteld dat het om een mollengang gaat. S2 is ovaal van vorm en beschikt over een gevlekte, lichtgrijze vulling. De aflijning in het vlak is onduidelijk. Door de coupe werd de natuurlijke aard van het spoor bevestigd. S4 werd geregistreerd in het profiel van werkput 5. Het is te interpreteren als een boomval.

Figuur 47: Mollengang S1, werkput 1 in het vlak (links) en in coupe (rechts) 54 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 48: Natuurlijk spoor S2, werkput 1 in het vlak (links) en in coupe (rechts)

Figuur 49: Boomval S4 onder de ploeglagen in profiel PR5, werkput 5

Reet – Predikherenhoevestraat | 55

4.4.7 Assessment van het onderzochte gebied Na uitvoering van de voorgaande stappen kunnen de onderzoeksvragen beantwoord worden.

- Zijn archeologische sporen aanwezig binnen het onderzoeksgebied en zo ja, wat is de precieze afbakening ervan in de ruimte en in de tijd? o Het aantal antropogene sporen aanwezig binnen het onderzoeksgebied is zeer gering. Het gaat om een greppel, twee ploegsporen en een restant van de Ap-horizont. Daarnaast werden ook een paar natuurlijke sporen geregistreerd. De greppel wordt op basis van het gerecupereerde vondstmateriaal, de aard van de vulling en de duidelijke aflijning in de late middeleeuwen tot de nieuwe tijd geplaatst. Mogelijk gaat het om een perceelindeling, hoewel hier geen aanwijzingen voor zijn in de historische bronnen. De ploegsporen zijn toe te kennen aan de nieuwe tot de nieuwste tijd.

- Wat is het type vindplaats (bewoning, begraving, …), aanwezig binnen het onderzoeksgebied? o De greppel is mogelijk te relateren aan perceelindeling. Twee ploegsporen wijzen op post-middeleeuwse landbouwactiviteit.

- Wat is de bewaringstoestand van de aangetroffen archeologische sporen? o De sporen tekenen zich duidelijk af in het vlak. De bewaringstoestand is goed te noemen.

- Wat is de bewaringstoestand van de aangetroffen materiële cultuur? o De bewaringstoestand van de aangetroffen vondst is goed. Indien de vondst bewaard wordt in een droge en stabiele omgeving, is geen bijkomende conservatie nodig.

- Wat is de potentiële kenniswinst van een eventuele opgraving? o De potentiële kenniswinst van een eventuele opgraving is zeer gering, omdat er geen sprake blijkt van een waardevolle archeologisch vindplaats. De greppel gaat ten vroegste terug tot de late middeleeuwen. De ploegsporen zijn aan de post- middeleeuwse periode toe te schrijven.

- Is er mogelijkheid tot behoud in situ en zijn er eventuele maatregelen nodig om aan het behoudsprincipe te voldoen? o Gezien de geplande bodemingreep is geen behoud in situ mogelijk. Het archeologisch onderzoek heeft echter aangetoond dat bijkomende maatregelen niet nodig geacht worden, omdat er geen sprake is van een archeologisch waardevolle vindplaats ter hoogte van het onderzoeksgebied.

- Indien behoud in situ van het archeologisch erfgoed onmogelijk of onwenselijk is in het kader van de geplande bodemingrepen: kan een afbakening gemaakt worden van bepaalde delen van het terrein die voorafgaand aan de werkzaamheden moeten onderzocht worden? o Er werd geen waardevolle archeologische vindplaats vastgesteld binnen het onderzoeksgebied. De aangetroffen sporen werden voldoende gedocumenteerd tijdens het uitgevoerde vooronderzoek, zodat behoud in situ of vervolgonderzoek niet nodig geacht worden. Bijkomend archeologisch onderzoek houdt onvoldoende potentieel op kennisvermeerdering in om de kosten van bijkomend archeologisch onderzoek te rechtvaardigen. Daarom worden geen bijkomende maatregelen nodig geacht.

56 | Reet – Predikherenhoevestraat

Figuur 50: Overzicht van de nodig geachte maatregelen met aanduiding van de zone waar geen bijkomend archeologisch onderzoek nodig geacht wordt ( gearceerd), weergegeven op het GRB (www.geopunt.be) Reet – Predikherenhoevestraat | 57

4.4.8 Interpretatie, beschrijving van de potentiële kennis, waardering en afweging noodzaak verder onderzoek

Het proefsleuvenonderzoek heeft de informatie uit het bureauonderzoek en het landschappelijk bodemonderzoek kunnen aanvullen en bijstellen. Het is nu duidelijk dat in de te onderzoeken zone slechts enkele archeologische sporen aanwezig zijn. Ze zijn te dateren van de late middeleeuwen tot de nieuwste tijd. Het gaat om sporen die vermoedelijk te relateren zijn aan perceelindeling en landbouwactiviteiten. Oudere sporen of structuren werden niet vastgesteld op het terrein.

De resultaten van het proefsleuvenonderzoek doen besluiten dat op het terrein geen waardevolle archeologische vindplaats aanwezig is. De aangetroffen sporen werden voldoende gedocumenteerd tijdens het uitgevoerde vooronderzoek, zodat behoud in situ of vervolgonderzoek niet nodig geacht worden. Bijkomend archeologisch onderzoek houdt onvoldoende potentieel op kennisvermeerdering in om de kosten van bijkomend archeologisch onderzoek te rechtvaardigen. Daarom worden geen bijkomende archeologische maatregelen nodig geacht in het kader van de geplande werken.

58 | Reet – Predikherenhoevestraat 5 Samenvatting

Het bureauonderzoek toont aan dat het onderzoeksgebied archeologisch potentieel kent. Deze inschatting is gebaseerd op de gunstige landschappelijk ligging van het terrein en gekende archeologische waarden in de omgeving. Er is een concrete verwachting naar archeologische resten uit de steentijd, de metaaltijden, de Romeinse tijd, de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Het gaat zowel om vondsten als om sporen van bewoning en van religie. Gezien de gunstige landschappelijke ligging van het terrein zijn ook relevante archeologische waarden uit andere periodes niet uit te sluiten. Op basis van de gebruiksevolutie van het terrein zoals we die sinds de 18de eeuw konden reconstrueren, is een goed bewaard bodemarchief te verwachten. De geplande werken betekenen een ernstige bedreiging van het aanwezige bodemarchief. Daaruit volgt dat bijkomend archeologisch vooronderzoek nodig is.

De vastgestelde bodemopbouw en de daaraan gerelateerde relevante archeologische niveaus laten toe de archeologische verwachtingen voor het terrein bij te stellen. Op basis van de vastgestelde bewaring van de natuurlijke aardkundige eenheden op het terrein blijkt het potentieel op een goed bewaarde steentijd artefactensite klein. Verder archeologisch vooronderzoek in functie van steentijd artefactensites is dan ook weinig zinvol. Aan de andere kant is de bewaring wel voldoende goed om nog relevante archeologische sporen op het terrein te kunnen aantreffen.

Om na te gaan of relevante archeologische sporen aanwezig zijn op het terrein werd een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Daaruit blijkt dat in de te onderzoeken zone slechts enkele archeologische sporen aanwezig zijn. Ze zijn te dateren van de late middeleeuwen tot de nieuwste tijd. Het gaat om sporen die vermoedelijk te relateren zijn aan perceelindeling en landbouwactiviteiten. Oudere sporen of structuren werden niet vastgesteld op het terrein. Het proefsleuvenonderzoek doet besluiten dat op het terrein geen waardevolle archeologische vindplaats aanwezig is. De aangetroffen sporen werden voldoende gedocumenteerd tijdens het uitgevoerde vooronderzoek, zodat behoud in situ of vervolgonderzoek niet nodig geacht worden. Bijkomend archeologisch onderzoek houdt onvoldoende potentieel op kennisvermeerdering in om de kosten van bijkomend archeologisch onderzoek te rechtvaardigen. Daarom worden geen bijkomende archeologische maatregelen meer nodig geacht in het kader van de geplande werken.

Reet – Predikherenhoevestraat | 59

6 Bibliografie

6.1 Publicaties Adams R./S. Vermeire/G. De Moor/P. Jacobs/S. Louwye/T. Polfliet, 2002: Toelichting bij de Quartairgeologische kaart. Kaartblad 15 Antwerpen, Gent.

Reyns, N./B. Cleda/L. Dierckx, 2013: Archeologisch vooronderzoek Reet (Rumst) – Beukendreef “Hoogvelden”, (Rapporten All-Archeo bvba 130).

6.2 Websites Cartesius (2018) https://www.cartesius.be

Centrale Archeologische Inventaris (2018) https://cai.onroerenderfgoed.be

Databank ondergrond Vlaanderen (2018) http://dov.vlaanderen.be

Geoportaal Onroerend Erfgoed (2018) https://geo.onroerenderfgoed.be/

Geopunt Vlaanderen (2018) http://www.geopunt.be/

Inventaris Onroerend Erfgoed (2018) https://inventaris.onroerenderfgoed.be

Onderzoeksbalans Onroerend Erfgoed Vlaanderen (2018) https://www.onderzoeksbalans.be 60 | Reet – Predikherenhoevestraat 7 Bijlagen

7.1 Archeologische periodes

7.2 Plannenlijst Plannenlijst landschappelijk booronderzoek: projectcode 2018L18

Plan- Aanmaak- Aanmaak- Onderwerp/type Datum nummer schaal wijze P1 Overzicht van de boringen 1:1 Digitaal 03/01/2019 P2 Typeprofielen 1:1 Digitaal 03/01/2019 P3 DTM C horizont 1:1 Digitaal 03/01/2019 P4 Bewaring 1:1 Digitaal 03/01/2019 P5 Potentieel 1:1 Digitaal 03/01/2019 P6 Nodig geachte maatregelen 1:1 Digitaal 03/01/2019

Plannenlijst proefsleuvenonderzoek: projectcode 2019A285

Plan- Aanmaak- Aanmaak- Type Onderwerp Datum nummer schaal wijze P1 Overzichtskaart Situeringskaart 1:1 Digitaal 25/01/2019 P2 Overzichtskaart Allesporenkaart en allevondstenkaart 1:1 Digitaal 25/01/2019 P4 Overzichtskaart Fasering noordelijke zone 1:1 Digitaal 25/01/2019 P5 Overzichtskaart Fasering zuidelijke zone 1:1 Digitaal 25/01/2019 P6 Synthesekaart Nodige geachte maatregelen 1:1 Digitaal 25/01/2019

7.3 Fotolijst Fotolijst landschappelijk booronderzoek: projectcode 2018L18

ID Type Onderwerp Vervaardiging Datum F1 Overzichtsfoto Boorprofiel 1 Digitaal 03/01/2019 F2 Overzichtsfoto Boorprofiel 4 Digitaal 03/01/2019 F3 Overzichtsfoto Boorprofiel 3 Digitaal 03/01/2019 F4 Overzichtsfoto Boorprofiel 5 Digitaal 03/01/2019

Reet – Predikherenhoevestraat | 61

Fotolijst proefsleuvenonderzoek: projectcode 2019A285

Werk- Sector/ Spoor/ profiel/ Begin/ Vervaardi ID Type Vlak Datum put vak vondst einde ging F1 Vondstfoto / / / V1 / Digitaal 28/01/2019 F2 Profielfoto 3 / 1 PR3 AB Digitaal 24/01/2019 F3 Profielfoto 1 / 1 PR1 AB Digitaal 24/01/2019 F4 Spoorfoto 6 / 1 S7 / Digitaal 24/01/2019 F5 Spoorfoto 5 / 1 S5-S6 / Digitaal 24/01/2019 F6 Spoor- en 1 / 1 S1 AB Digitaal 24/01/2019 coupefoto F7 Spoor- en 1 / 1 S2 AB Digitaal 24/01/2019 coupefoto F8 Profielfoto 5 / 1 PR5 S4 AB Digitaal 24/01/2019

7.1 Tekeningenlijst Tekeningenlijst proefsleuvenonderzoek: projectcode 2019A285

ID Type Onderwerp Aanmaakschaal Vervaardiging Datum T1 Profiel- en WP1 PR1 AB, WP2 PR2 AB, WP3 PR3 1:20 Digitaal 25/01/2019 coupetekeningen AB, WP4 PR4 AB, PR5 PR5 AB

7.2 Dagrapporten

7.2.1 Dagrapporten landschappelijk booronderzoek: projectcode 2018L18

Het landschappelijke booronderzoek duurde slechts één dag. Er werd geen dagrapport bijgehouden omdat de gegevens die normaliter in een dagrapport opgenomen zouden worden, afleesbaar zijn in het verslag van resultaten.

7.2.2 Dagrapporten proefsleuvenonderzoek: projectcode 2019A285

Het proefsleuvenonderzoek duurde slechts één dag. Er werd geen dagrapport bijgehouden omdat de gegevens die normaliter in een dagrapport opgenomen zouden worden, afleesbaar zijn in het verslag van resultaten. 62 | Reet – Predikherenhoevestraat

7.3 Boorlijst

Legende gebruikte afkortingen:

Bodemkundige interpretatie Geologische interpretatie Archeologische indicatoren Textuur Kleur/(Vlekken) Inclusies Bodemstructuur Andere fenomenen Andere fenomenen

A A-horizont ALL Alluvium ASF Asfaltbeton G Grind L Licht FeC Ijzerconcreties ZSL Zeer slap SO1 Sortering 1 FUA Naar boven toe fijner Aa Akkerdek BEE Beekafzettingen AWF Aardewerkfragment HO Hout D Donker FfV Fosfaatvlekken SLA Slap SO2 Sortering 2 CUA Naar boven toe grover Ab Begraven A-horizont COL Colluvium BST Baksteen K Klei MnCMangaanconcentraties MSL Matig slap SO3 Sortering 3 Ah A-horizont, ophoging organische stof DEZ Dekzand FUN Fundatie Ka Kalksteen BL Blauw RoV Roestvlekken MST Matig stevig SO4 Sortering 4 ToH Humeus aan de top Ap Beploegde A-horizont ELU Eluviale afzettingen GLS Glas L Leem BR Bruin STV Stevig ToK Kleiig aan de top AB Overgang A- naar B-horizont FPG Fluvioperiglaciaal GLT Glauconietkorrels LZ Lemig zand GE Geel FLA Fijn gelaagd ToZ Zandig aan de top AC Overgang A- naar C-horizont HEL Hellingafzettingen HKB Houtskoolbrokken P Puin GN Groen GL Grindlagen BaH Humeus aan de basis AE Overgang A- naar E-horizont LSS Löss HKS Houtskoolspikkels Sla Slakken/Sintels GR Grijs HB Humusbrokken BaK Kleiig aan de basis MAR Mariene afzettingen HOU Houtfragmenten V Veen OL Olijf HL Humuslaag (moerige laagjes) BaZ Zandig aan de basis B B-Horizont RIV Rivierafzettingen KAL Kalksteen Z Zand OR Oranje KB Kleibrokken Bh B-horizont, ophoging organische stof MOR Mortel ZL Zandige Leem PA Paars KL Kleilagen Kalkgehalte Bs B- horizont met sesquioxiden MXX Metaal RO Rood LL Leemlagen CA1 Kalkloos Bt B- horizont met lutuminspoeling OXBO Onverbrand bot uf Uiterst fijn RZ Roze SL Schelpenlagen CA2 Kalkarm Bhs Eigenschappen van Bh en Bs PLC Plastic zf Zeer fijn WI Wit VL Veenlagen CA3 Kalkrijk BC Overgang B- naar C-horizont PUI Puin mf Matig fijn ZW Zwart ZL Zandlagen SCP Schelp mg Matig grof Amorfiteit Veen E E-horizont SIN Sintels zg Zeer grof (Kleur) Vlekken in BIO Bioturbatie AV1 Zwak amorf SKO Steenkool ug Uiterst grof aangegeven HOM Homogeen AV2 Matig amorf C C-horizont SLA Slakken/sintels kleur HEY Heterogeen AV3 Sterk amorf Cg C-horizont met roestvlekken (gley) SVU Vuursteenfragmenten S1 Siltigheidsgraad 1 Cr Gereduceerde C-horizont SXX Natuursteen S2 Siltigheidsgraad 2 Schelpen VKL Verbrande klei/leem S3 Siltigheidsgraad 3 SCH0 Geen AD Antropogeen dek SCH1 Spoor BO Begraven oud oppervlak H1 Bijmengsel humus 1, zwak SCH2 Weinig BOV Bouwvoor H2 Bijmengsel humus 2, matig SCH3 Veel CL Cultuurlaag H3 Bijmengsel humus 3, sterk DL Dijklichaam Plantenresten GV Grachtvulling BG Bijmengsel grind PL0 Geen MPG Moderpodzol BK Bijmengsel klei PL1 Spoor OPG Opgebracht BS Bijmengsel silt PL2 WeinIG PD Plaggendek BZ Bijmengsel zand PL3 Veel SLO Slootvulling VEG Veengrond Bijzonder minerale bestanddelen VEL Vegetatielaag/Laklaag GLT Glauconiet XM Verveend VIT Vivianiet XX Recent verstoord 1 Weingi 2 Matig 3 Veel 4 Uiterst veel

Reet – Predikherenhoevestraat | 63

7.3.1 Boorbeschrijvingen landschappelijk booronderzoek: projectcode 2018L18

Type onderzoek: landschappelijk booronderzoek Type boor: Edelmanboor Diameter boor in cm: 7 Techniek: manueel Grid: een verspringend driehoeksgrid van 30 x 40 m

Datum: 14/12/2018 Weersomstandigheden: Droog, bewolkt, 0°C Aardkundige/assistent-aardkundige: Natasja Reyns

aardkundige aardkundige

Foto

Datum

Textuur

Plannen

coördinaat coördinaat

- -

processen)

beschreven

onduidelijk)

X Y

Boornummer

nsregelmatigheid nsregelmatigheid

Opmerkingen

Hoogteligging

eenheid bereikt

Bodemstructuur

Kleur (Vlekken)

Bovendiepte in cm

Onderdiepte in cm

Andere fenomenen Andere fenomenen

ondergrens(abrupt,

Grensduidelijkheid

nat, vochtig of nat,droog vochtig

Gre

duidelijk, geleidelijk, duidelijk, geleidelijk,

(mineralen, chemische, (mineralen, chemische,

onregelmatig, gebroken) Grondwaterdiepte in cm

Ondergrens

Geologische interpretatie

biologischeof menselijke

ondergrensgegolfd,(recht,

Archeologische indicatoren Bodemkundige interpretatie P1- 14/12/2018 1 151308,31 199278,26 15,80 Ap OPG 0 30 J D Z mf s2 D BR GR SLA D R F1 4 C DEZ 30 60 J D Z mf s2 D GR SLA D R Cg DEZ 60 80 N V Z mf s1 L GR (OR) SLA Z mf s2 P1- 14/12/2018 2 151272,23 199260,77 15,14 Ap OPG BKS 0 30 J D D BR GR SLA D R 4 C DEZ 30 60 J D Z mf s2 D GR SLA D R Cg DEZ 60 100 N V Z mf s2 OR (GE) SLA Z mf s2 P1- 14/12/2018 3 151301,59 199243,04 16,19 Ap OPG 0 30 J D D GR BR SLA D R F3 4 Bs DEZ 30 45 J D Z mf s2 BR RO SLA D R C DEZ 45 70 J D Z mf s2 D GR SLA D R Cg DEZ 70 100 N V Z mf s2 L GR (OR) SLA

64 | Reet – Predikherenhoevestraat

aardkundige aardkundige

Foto

Datum

Textuur

Plannen

coördinaat coördinaat

- -

processen)

beschreven

onduidelijk)

X Y

Boornummer

nsregelmatigheid nsregelmatigheid

Opmerkingen

Hoogteligging

eenheid bereikt

Bodemstructuur

Kleur (Vlekken)

Bovendiepte in cm

Onderdiepte in cm

Andere fenomenen Andere fenomenen

ondergrens(abrupt,

Grensduidelijkheid

nat, vochtig of nat,droog vochtig

Gre

duidelijk, geleidelijk, duidelijk, geleidelijk,

(mineralen, chemische, (mineralen, chemische,

onregelmatig, gebroken) Grondwaterdiepte in cm

Ondergrens

Geologische interpretatie

biologischeof menselijke

ondergrensgegolfd,(recht,

Archeologische indicatoren Bodemkundige interpretatie Z mf s2 D BR GR (L P1- 14/12/2018 4 151295,03 199207,05 16,28 Aap OPG 0 45 J D SLA D R F2 GR) 4 Cg DEZ 45 100 N D Z mf s2 GE (OR) SLA Z mf s2 D GR BR (L P1- 14/12/2018 5 151331,87 199223,13 16,78 Aap OPG 0 60 J D SLA D R F4 GR) 4 A/B OPG 60 80 J D Z mf s2 D BR (OR) SLA D R Cg DEZ 80 130 N V Z mf s2 L GR (OR) SLA

Reet – Predikherenhoevestraat | 65

7.4 Visualisatie boorprofielen

Visualisatie boorprofielen landschappelijk bodemonderzoek: projectcode 2018L18

66 | Reet – Predikherenhoevestraat

7.5 Sporenlijst Sporenlijst proefsleuvenonderzoek: projectcode 2019A285

Gebruikte afkortingen: S.nr.: spoornummer LME: late middeleeuwen Tek.: tekening NT: Nieuwe tijd PR: profiel NST: Nieuwste tijd D: donker L: licht GR: grijs BR: bruin

Spoor- Werk- Tek./ Inclu- Biotur Inter- associatie Datum S.nr. Vlak Vorm Aard Kleur Textuur Aflijning Datering put plan sies -batie pretatie /spoor- relatie Heterogeen, 24/01/2019 1 1 1 P1-3, P5 Rond DGR (BR) vrij vast zand / Geen Duidelijk Natuurlijk / / gevlekt Heterogeen, 24/01/2019 2 1 1 P1-3, P5 Ovaal LGR (DGR) vrij vast zand / Geen Onduidelijk Natuurlijk / / gevlekt Ploegspoor/ / P1-3, P5 Heterogeen, 24/01/2019 3 4 1 Ovaal DGR (BR) vrij vast zand / Geen Duidelijk restant Ap- NST gevlekt horizont P1-2, P4- Heterogeen, / 24/01/2019 4 5 1 / LGR (DGR) vrij vast zand / Geen Duidelijk Boomval / 5 gelaagd P1-2, P4- Heterogeen, / 24/01/2019 5 5 1 Langwerpig LGR (DGR) vrij vast zand / Geen Duidelijk Ploegspoor NT-NST 5 gevlekt P1-2, P4- Heterogeen, / 24/01/2019 6 5 1 Langwerpig LGR (DGR) vrij vast zand / Geen Duidelijk Ploegspoor NT-NST 5 gevlekt P1-2, P4- 24/01/2019 7 6 1 Langwerpig Homogeen DGR vrij vast zand / Geen Duidelijk Greppel LME-NT / 5

Reet – Predikherenhoevestraat | 67

7.6 Vondstenlijst

Vondstenlijst proefsleuvenonderzoek: projectcode 2019A285

Gebruikte afkortingen: AW: aardewerk LME: late middeleeuwen VW: vaatwerk NT: nieuwe tijd

Vondst- Werk Aantal Datum Spoor Vlak Inzamelwijze Categorie Datering productie Foto/Tekening/plan nr. put fragmenten 14/01/2019 V1 6 S7 1 vlak AW-VW 1 LME - NT F1, P2