Vormgeving Van De Gegevens 2. Origine Et Présentation Des Données
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
- 3 - INHOUD - TABLE DES MATIERES - CONTENTS SAMENVATTING - RESUME - SUMMARY 4 INLEIDING 5 1. Systematiek en nomenclatuur 2. Herkomst en vormgeving van de gegevens INTRODUCTION 8 1. Systématique et nomenclature 2. Origine et présentation des données INTRODUCTION 11 1. Systematics and nomenclature 2. Origin and présentation of the data NAWOORD - EPILOGUE 14 LIJST van de AFKORTINGEN en SYMBOLEN LISTE des ABBREVIATIONS et SYMBOLES LIST of ABBREVIATIONS and SYMBOLS 15 CATALOGUS 16 INDEX tot de GENERA INDEX des GENRES INDEX of the GENERA 85 BIBLIOGRAFIE - BIBLIOGRAPHIE - BIBLIOGRAPHY 88 - 4 - SAMENVATTING Deze catalogus geeft een overzicht van de 909 in België aangetrof¬ fen Staphylinidae (sensu lato) zoals vermeld in de literatuur, waarbij de soortnamen aangepast werden aan de momenteel geldende nomenclatuur en classificatie. Bij elke soort wordt het aantal gepubliceerde vindplaat¬ sen vermeld (mét preciese referentie indien slechts 5 of minder) en worden eventuele nieuwe vindplaatsen of opmerkingen toegevoegd. RESUME Ce catalogue constitue une liste des 909 espèces de Staphylinidae (sensu lato) de Belgique citées dans la littérature, adaptée à la systématique et à la nomenclature moderne. Chaque nom d'espèce est suivi par le nombre de localités publiées (précisées quand ce nombre est inférieur ou égal à 5) , ainsi que par de nouvelles localités et des remarques, le cas échéant. SUMMARY This catalogue lists 909 Belgian Staphylinidae (sensu lato), as cited in the literature, but adapted to recent nomenclature and systema- tical classification. For each species, the number of published locali- ties (precised if 5 or less) , and some new localities or remarks (if any) are added. 5 - INLEIDING 1. SYSTEMATIEK en NOMENCLATUUR. Sedert het tijdstip waarop LINNAEUS in 1758 alle soorten kortschild- kevers congenerisch in het genus Staphylinus beschreef, zijn er talrijke systematische en taxonomische aanvullingen, wijzigingen en revisies ge¬ publiceerd. Hier vermelden we slechts het werk van GANGLBAUER (1895) dat ons in de toenmalige synonymie wegwijs maakte. Naarmate er meer en andere determinatiekenmerken gebruikt werden, steeg ook het soortenaantal. Het gebruik van de aedeagus liet toe vele soorten eenduidiger te beschrijven. De meeste ondertussen gepubliceerde soorten met betrekking tot België zijn te vinden in de determinatiewer- ken van TOTTENHAM (1954), LOHSE (1964), LOHSE et al. (1974) en COIFFAIT (1972, 1974, 1978, 1982 & 1984). De superfamilie STAPHYLINOIDEA omvat 4 secties : Catoparia, Brache- lytra, Histeriaria en Palpicornia. Voor de BRACHELYTRA bestaan er heden verscheidene classificatiesystemen. Een overzicht hiervan vindt men in NAOMI (1985) die tevens een eigen, nog voorlopige, classificatie voor¬ stelt. Het klassieke systeem onderscheidt 5 families : Silphidae, Pselaphi- dae, Scaphidiidae, Scydmaenidae & Staphylinidae. De familie STAPHYLINI- DAE sensu lato omvat in België de volgende 19 subfamilies (zoals be¬ schreven in LOHSE, op. cit.) : Micropeplinae, Piestinae, Osoriinae, Phloeocharinae, Metopsiinae, Proteininae, Omaliinae, Oxytelinae, Oxyporinae, Steninae, Euaesthe- tinae, Paederinae, Xantholininae, Staphylininae, Habrocerinae, Tri- chophyinae, Tachyporinae, Hypocyphtinae en Aleocharinae. COIFFAIT (1972), naar de op larvale kenmerken gebaseerde indeling van JEANNEL & JARRIGE (1949), onderscheidt daarentegen : een groep afzonderlijke families (Silphidae, Scaphidiidae, Pselaphidae, Scydmaeni¬ dae, Oxyporidae); een groep Aleocharomorpha (Stenidae, Oxytelidae, Aleocharidae, Micropeplidae, Habroceridae, Hypocyptidae, Tachyporidae en Trichophyidae) en een groep Staphylinomorpha met als enige familie de Staphylinidae. - 6 - Deze STAPHYLINIDAE sensu stricto zijn beperkt tot de subfamilies Xantho- lininae, Leptotyphlinae, Staphylininae, Paederinae en Euaesthetinae. De in ons werk gebruikte indeling gaat uit van het klassieke sys¬ teem. Voor de subfamilies van de Staphylinidae sensu stricto volgen we de werken van COIFFAIT (op. cit.), zowel qua nomenclatuur als indeling. Voor de overige Staphylinidae sensu lato volgen we LOHSE (op. cit.), tenzij recentere literatuurgegevens een taxonomische aanpassing vergen. Vroegere namen, zowel in de Belgische literatuur als in determinatiewer- ken vanaf LOHSE (op. cit.), worden als synoniem opgenomen. De systematische posities binnen de grote subfamilie Aleocharinae zijn nog steeds aan veelvuldig en nauwgezet onderzoek onderworpen. Nauwgezet microscopisch onderzoek (met vergroting tot 2000 x) lijkt hierin enige orde te kunnen brengen, maar "the différence is sometimes so delicate that it is almost impossible to express in words" (SAWADA, 1972). Vooral voor de wijfjes zal deze methode uitkomst moeten bieden. Voor deze onderfamilie maken we dan ook een uitzondering en recente veranderingen op het vlak van generisch, subgenerisch en intergenerisch niveau (zoals die veel voorkomen binnen de Callicerini) menen we hier te moeten negeren tot een vollediger en definitiever beeld beschikbaar is. Nieuwe namen (geen nieuwe combinaties) ten opzichte van LOHSE (op. cit.) worden wel opgenomen. 2. HERKOMST en VORMGEVING van de GEGEVENS. De eerste catalogus van de Belgische Staphylinidae werd opgesteld door TENNSTEDT (1862). Hij bevatte slechts voor enkele van de 540 geciteerde soorten gedetailleerde informatie over vindplaatsen en werd al vlug opgevolgd door het werk van DONCKIER de DONCEEL (1880) . Deze herwerking (Staphylinidae zonder de subfamilie Aleocharinae) omvatte 435 Belgische soorten, met vermelding van de te verwachten soorten uit omliggende landen, maar gaf voor de subfamilie Aleocharinae enkel een lijst van de nieuwe soorten. In de navolgende decennia bleef de faunis- tiek van de Belgische Staphylinidae beperkt tot weliswaar talrijke, maar losse waarnemingen (opgetekend als 'Communications'), en soortenlijsten, inclusief 'Addenda', en regionale of biotoopgebonden inventarisaties. - 7 - Ondanks gelijksoortige initiatieven voor andere invertebratengroe- pen, werd er geen herwerking van de catalogus uit 1880 meer gepubli¬ ceerd. In het kader van de European Invertebrate Survey werd totnogtoe slechts van 3 soorten een Belgische verspreidingskaart uitgebracht (VERSTRAETEN et. al. 1973; LECLERCQ & VERSTRAETEN 1976). De huidige bijdrage vormt een synthese van alle ons ter beschikking zijnde literatuurgegevens sedert het verschijnen van de le jaargang van 'Annales de la Société d'Entomologie de Belgique' in 1857 (cfr. biblio¬ grafie) , met aanpassing aan de moderne nomenclatuur en systematiek. Tevens voegen we hieraan nieuwe localiteiten toe, welke door het Labora¬ torium voor Oecologie der Dieren, Zoögeografie en Natuurbehoud (R.U.G.) bemonsterd en/of door ons gecontroleerd zijn. Elke soort wordt voorafgegaan door een volgnummer. Soorten echter die enkel door TENNSTEDT (op. cit.) vermeld worden en niet herhaald worden door DONCKIER de DONCEEL (op. cit.) krijgen een ?? . Een even¬ tuele vermelding in het determinatiewerk van LAMEERE (1900), dat geen vindplaatsen inhoudt, citeren we enkel voor deze soorten. Andere twijfel¬ achtige soorten krijgen wel een volgnummer, maar worden voorafgegaan door een ? . Elke soort wordt verder aangevuld met faunistische gegevens uit de literatuur. Hierbij onderscheiden we 3 perioden (A, B en C) gebaseerd op de publicatiedata tenzij vangstdata bekend zijn, elk voorafgegaan door een cijfer dat het aantal vindplaatsen (niet melding¬ en) weergeeft : vóór 1900 : A 1900-1949 : B na 1950 : C Slechts wanneer dit aantal 5 of minder bedraagt, worden plaatsnaam en auteur vermeld. Voor tweetalige gemeenten wordt de oorspronkelijke naam gebruikt. Waar nuttig, worden (Engelstalige) opmerkingen toegevoegd. We zijn ons ervan bewust dat het overnemen van literatuurgegevens (waaronder ook enkele thesissen) zonder controle van de betreffende kollekties tot fouten kan leiden. Een dergelijke uitgebreide controle viel echter buiten ons tijdskader. Om hieraan toch enigszins tegemoet te komen werden de soorten die door ons zelf in België waargenomen werden, gemerkt met een * . Deze soorten kunnen desgewenst als een minimum- lijst opgevat worden. - 8 - INTRODUCTION. 1. SYSTEMATIQUE et NOMENCLATURE. Depuis que LINNAEUS en 1758 a décrit les Staphylinides dans un seul genre, Staphylinus, beaucoup d'additions, révisions et modifications systématiques et taxonomiques ont été publiées. Nous ne faisons ici mention que du travail de GANGLBAUER (1895) dans lequel on trouve une compilation des synonymes établis à l'époque. Le nombre d'espèces a été augmenté par l'utilisation de caractères diagnostiques supplémentaires, parmi lesquels l'édéage a souvent permis de définir exactement les espèces. On trouve les descriptions de la plupart des espèces belges dans les ouvrages de TOTTENHAM (1954) , LOHSE (1964), LOHSE et al. (1974) et COIFFAIT (1972, 1974, 1978, 1982, 1984). La superfamille des STAPHYLINOIDEA se divise en 4 sections : Catopa- ria, Brachelytra, Histeriaria et Palpicornia. Actuellement plusieurs systèmes différents sont utilisés pour la systématique des BRACHELYTRA. On en trouve une révision dans NAOMI (1985), qui y ajoute un système nouveau, mais encore préliminaire. Les Brachelytra sont traditionellement subdivisés en 5 familles : Silphidae, Pselaphidae, Scaphidiidae, Scydmaenidae et Staphylinidae. Cette famille STAPHYLINIDAE sensu lato comprend en Belgique les 19 sous-familles suivantes, telles qu'elles sont définies par LOHSE (op. cit.) : Micropeplinae, Piestinae, Osoriinae, Phloeocharinae, Metopsiinae, Proteininae, Omaliinae, Oxytelinae, Oxyporinae, Steninae, Euaesthe- tinae, Paederinae,