Inpassingsplan

Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Provincie

Datum: 28 november 2016 Projectnummer: 150364 ID: NL.IMRO.9925.IPSpoorZevDid-vst1

Inhoudsopgave

Toelichting Hoofdstuk 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Situering plangebied 3 1.3 Vigerende planologisch-juridische situatie 4 1.4 De bij het plan behorende stukken 5 1.5 Relatie met planvorming in de omgeving 5 1.6 Opbouw toelichting 6 Hoofdstuk 2 Het plan 7 2.1 Algemeen 7 2.2 Huidige situatie 7 2.3 Nut en noodzaak spoorverdubbeling 8 2.4 Toekomstige situatie 9 2.5 Situatie Babberichseweg 15 Hoofdstuk 3 Beleidskader 21 3.1 Algemeen 21 3.2 Rijksbeleid 21 3.3 Provinciaal beleid 23 3.4 Regionaal beleid 26 3.5 Gemeentelijk beleid 27 3.6 Gemeentelijk beleid Zevenaar 27 Hoofdstuk 4 Onderzoek 29 4.1 Algemeen 29 4.2 Afweging noodzaak milieueffectrapportage 29 4.3 Archeologie en cultuurhistorie 30 4.4 Natuur 36 4.5 Water 41 4.6 Milieuhygiënische aspecten 47 4.7 Verkeer 55 4.8 Niet Gesprongen Explosieven 56 4.9 Kabels en leidingen 56 Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels 57 5.1 Algemeen 57 5.2 Nadere toelichting op de bestemmingen 57 Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid 62 6.1 Algemeen 62 6.2 Financiering 62 6.3 Grondaankoop 62 6.4 Exploitatieplan 62 Hoofdstuk 7 Maatschappelijke verantwoording 63 7.1 Algemeen 63 7.2 Overleg betrokken gemeenten 63 7.3 Burgerparticipatie 63 7.4 Vooroverleg 63 7.5 Zienswijzen 64

Bijlagen bij toelichting Bijlage 1 Maatschappelijke Kosten Baten Analyse Bijlage 2 Alternatievenstudie Babberichseweg Bijlage 3 Vormvrije m.e.r.-beoordeling Bijlage 4 Archeologisch bureauonderzoek Bijlage 5 Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase archeologie Bijlage 6 Natuurtoets Bijlage 7 Memo Wet Natuurbescherming Bijlage 8 Waterhuishoudkundig plan Bijlage 9 Akoestisch onderzoek Bijlage 10 Samenvatting akoestisch onderzoek en memo Bijlage 11 Memo Poelwijkerlaan Bijlage 12 Vooronderzoek bodem Bijlage 13 Aanvullend bodemonderzoek Bijlage 14 Notitie beantwoording vooroverlegreacties

2 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding De treinen tussen en / rijden onvoldoende vaak op tijd. Oorzaken hiervoor zijn het intensieve gebruik van het enkelspoor en het invoegen tussen de internationale treindiensten op het trajectdeel Arnhem - Zevenaar. Hierdoor kunnen eenmaal opgelopen vertragingen niet of nauwelijks meer worden ingelopen. Om dit probleem te verhelpen zijn verschillende aanpassingen aan het spoor onderzocht. Na afweging van de mogelijke maatregelen blijkt een spoorverdubbeling (van één naar twee sporen) tussen station Zevenaar en station Didam en een snelheidsverhoging op het tracé Zevenaar - Wehl de meest effectieve oplossing.

De spoorverdubbeling dient twee doelen. Ten eerste het doel van de provincie Gelderland en het ministerie van Infrastructuur en Milieu (hierna: I&M) om de treindienst tussen Arnhem en Winterswijk structureel te verbeteren. Ten tweede het doel van ProRail om het capaciteitsprobleem op het baanvak Arnhem - Zevenaar op te lossen. Op dit baanvlak kruisen de regionale en de internationale treinen elkaar.

Het project bestaat uit twee deeltrajecten. Op het deeltraject Didam - boog Zevenaar wordt een tweede spoor gelegd aan de zuidzijde van het huidige spoor. Op het deeltraject boog Zevenaar - station Zevenaar worden beide sporen opnieuw aangelegd vanwege de hogere snelheid en een vernieuwde sporenlay-out op het hoofdspoor.

Bij het project is sprake van een duidelijk provinciaal belang, dat gemeentegrenzen overstijgt. Het provinciaal belang vloeit voort uit het belang van de goede bereikbaarheid van de Achterhoek met de rest van Nederland, zoals ook in het provinciale beleid is opgenomen. Een deel van de nieuwe infrastructuur is op grond van de vigerend planologische regimes mogelijk en een deel niet. Gezien het gemeenteoverstijgend provinciale belang van het project, is één ruimtelijke procedure met bijbehorende planning nodig. Daarom is in overleg met de betrokken gemeenten besloten om een provinciaal inpassingsplan op te stellen. Doordat één partij (de provincie) het inpassingsplan opstelt, ontstaat er snelheid in de besluitvorming hetgeen uiteindelijk ook de (snelheid in) uitvoering ten goede komt.

Voor de snelheidsverhoging tussen Didam en Wehl, ook onderdeel van het project ter verbetering van de dienstverlening, zijn geen ruimtelijke aanpassingen aan het spoor nodig. Daarom is dit deel van het tracé geen onderdeel van dit inpassingsplan.

1.2 Situering plangebied Het plangebied ligt in het gebied tussen Zevenaar en Didam. Het betreft het spoor vanaf het Stationsplein in Zevenaar tot net na het station Didam, de direct aangrenzende gronden en de tijdelijke werkterreinen en bouwwegen.

Op de navolgende afbeelding is de globale begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.

3 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Globale begrenzing plangebied, in rood (bron: Provincie Gelderland, bewerking: SAB)

1.3 Vigerende planologisch-juridische situatie De huidige planologische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de volgende bestemmingsplannen:

Binnen de gemeente Zevenaar:  Kernen Ooy, Oud-Zevenaar en Babberich;  Beheersverordening Buitengebied Zevenaar;  Groot Holthuizen en Hengelder II;  Correctieve herziening bestemmingsplan Groot Holthuizen en Hengelder II;  Uitwerkingsplan Spoorallee;  Tunnel Zevenaar Poort;  Bedrijventerrein B.A.T.-manufacturing;  Archeologie.

Binnen de gemeente Montferland:  Bestemmingsplan Buitengebied;  Bestemmingsplan Buitengebied, eerste herziening;  Bestemmingsplan Buitengebied, tweede herziening;  Bedrijventerreinen Montferland;  Woonwijken Didam;  Didam, woningbouwlocaties Het Kompas en 't Raland;  Randweg-Zuid.

De spoorverdubbeling past niet binnen de vigerende bestemmingsplannen. In overleg met gemeente Zevenaar en Montferland is ervoor gekozen om een inpassingsplan op te stellen voor dit project. Beide gemeenten staan achter de projectuitgangspunten en zijn nauw betrokken bij het proces.

4 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

1.4 De bij het plan behorende stukken Het inpassingsplan "Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam" bestaat uit de volgende stukken:  digitale verbeelding;  planregels;  toelichting met bijlagen.

De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het inpassingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de, in het plangebied gelegen, gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan bevat daarnaast de toelichting met bijlagen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar beschrijft het plan en toont de haalbaarheid van het plan aan. In de bijlagen zijn de, aan het plan ten grondslag liggende, onderzoeken en andere relevante stukken opgenomen.

1.5 Relatie met planvorming in de omgeving In de omgeving van het plangebied zijn diverse plannen in ontwikkeling. Eén van deze plannen betreft het ontwerptracébesluit A12/A15 Ressen-Oudbroeken (ViaA15). De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 5 november 2015 het ontwerptracébesluit A12/A15 Ressen-Oudbroeken (ViaA15) ter inzage gelegd. Het besluit beschrijft het gekozen tracé en de inpassing van de nieuwe weg in de omgeving. Het inpassingsplan heeft raakvlakken met de aanpassingen aan de A12.

Het ontwerptracébesluit overlapt met de spoorverdubbeling Zevenaar - Didam, doordat het spoor tussen Zevenaar en Didam de A12 kruist. Op deze locatie gaat het enkelspoor via een viaduct onder de A12 door. In de nieuwe situatie zal het viaduct ruimte moeten bieden voor een dubbelspoor. In november 2014 zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de samenloop tussen de aanpassing van de A15/A12 en het project spoorverdubbeling. Hierbij is afgesproken dat in het kader van de uitvoering van VIA15 er een nieuw en verbreed viaduct wordt aangelegd. In het ontwerp- Tracébesluit is dit viaduct opgenomen. Na de bouw van het nieuwe viaduct komen de twee sporen op de definitieve plek te liggen, iets verlaagd ten opzichte van de bestaande situatie.

In het kader van de spoorverdubbeling Zevenaar - Didam is nauw afgestemd met het ministerie van Infrastructuur en Milieu om te zorgen dat de plannen goed op elkaar aansluiten. De breedte van de bestemming ten behoeve van de spoorverdubbeling is afgestemd op het te realiseren viaduct zoals opgenomen in het Tracébesluit.

Naar aanleiding van het Tracébesluit wordt een provinciaal inpassingsplan voorbereid voor het onderliggende wegennet. Dit inpassingsplan raakt echter niet de grenzen van onderhavig inpassingsplan.

De gemeente Montferland en Zevenaar werken momenteel aan een nieuw bestemmingsplan Buitengebied. Deze bestemmingsplannen hebben voor de inhoud van dit inpassingsplan geen gevolgen.

5 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

1.6 Opbouw toelichting In deze toelichting wordt in hoofdstuk 2 aandacht besteed aan de bestaande situatie, het nut en de noodzaak van de spoorverdubbeling, de toekomstige situatie en de situatie aan de Babberichseweg. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het relevant ruimtelijke beleid. In hoofdstuk 4 zijn de onderzoeksresultaten van de relevante en benodigde onderzoeken opgenomen. In hoofdstuk 5 zijn de juridisch- technische aspecten van de opgenomen regeling weergegeven. Hoofdstuk 6 en 7 sluiten deze toelichting af met een beschouwing over de economische uitvoerbaarheid en de resultaten van de gevoerde procedure.

6 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt het plan beschreven. Hierbij wordt eerst ingegaan op de huidige situatie en het nut en de noodzaak voor de spoorverdubbeling. Vervolgens worden de toekomstige situatie en de daarmee samenhangende situatie aan de Babberichseweg nader toegelicht.

2.2 Huidige situatie Spoorlijn Arnhem - Winterswijk Het plangebied maakt deel uit van het enkelsporige baanvak Zevenaar - Winterswijk op de spoorlijn Arnhem - Winterswijk. De beheerder van de spoorlijn is ProRail. De provincie Gelderland verleent beide concessies voor deze regionale spoorlijn. De dienstregeling gaat uit van 4 treinen per uur tussen Arnhem en Doetinchem waarvan er 2 per uur doorrijden naar Winterswijk en vice versa. In de avonduren en weekenden rijdt er alleen twee keer per uur een trein tussen Arnhem en Winterswijk. De spoorlijn vervult een belangrijke functie voor de verbinding tussen de Achterhoek en de regio Arnhem - en de Randstad en wordt dagelijks door ongeveer 18.000 reizigers gebruikt.

Het plangebied omvat het spoor met direct aangrenzende gronden over een lengte van ongeveer 4 kilometer tussen station Zevenaar en station Didam.

De navolgende afbeelding geeft de ligging van het tracé Zevenaar - Didam weer.

Ligging tracé Zevenaar - Didam (bron: provincie Gelderland)

Omgeving plangebied Het huidige enkelspoor ligt aan de zuidzijde van Zevenaar en Didam. Het spoor grenst deels aan agrarisch gebied, deels aan woongebieden van Zevenaar en Didam en deels aan bedrijventerrein Hengelder in Zevenaar en de bedrijventerreinen De Fluun, De Fluun noord en Kollenburg in Didam.

7 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

2.3 Nut en noodzaak spoorverdubbeling Van ambitie naar voorkeursalternatief De spoorverdubbeling Zevenaar - Didam maakt deel uit van het project Zevenaar - Wehl. De aanleiding voor dit project is tweeledig: 1. de provincie Gelderland en het ministerie van Infrastructuur en Milieu hebben de ambitie om de treindienst Arnhem - Winterswijk (die voor wat betreft punctualiteit tot de slechtste van Nederland hoort) structureel te verbeteren; 2. ProRail heeft de ambitie om het capaciteitsprobleem op het baanvak Arnhem - Zevenaar tussen de regionale treinen en de internationale treinen (ICE) op te lossen.

De bovenstaande ambities zijn door ProRail uitgewerkt in een alternatievenstudie, waarin vier projectalternatieven zijn opgesteld. De projectalternatieven variëren in de lengte van de spoorverdubbeling (vanaf Zevenaar of Zevenaar Poort tot Didam) en in de opening van een nieuw station Zevenaar Poort met bijbehorende P+R faciliteit. De projectalternatieven zijn:  Spoorverdubbeling Zevenaar Poort - Didam;  Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam;  Spoorverdubbeling Zevenaar Poort - Didam met nieuw station Zevenaar Poort;  Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam met nieuw station Zevenaar Poort.

De projectalternatieven zijn in mei 2013 in opdracht van de provincie Gelderland door onderzoeksbureau Ecorys middels een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (hierna: MKBA) afgewogen. In een MKBA worden de baten en kosten van elk van de alternatieven gemonetariseerd en tegen elkaar afgezet. Hierdoor is duidelijk geworden in hoeverre de alternatieven bijdragen aan de opgestelde ambities en maatschappelijk verantwoord zijn. Aan de zijde van de kosten zijn de investeringskosten, exploitatiekosten en beheerkosten bepaald. Aan de zijde van de opbrengsten zijn onder andere de exploitatieopbrengsten, reistijdwinsten, betrouwbaarheidswinsten en externe effecten bepaald. Deze studie is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.

De studie naar de projectalternatieven en de MKBA hebben geleid tot een eenduidig voorkeursalternatief (met de beste score): spoorverdubbeling Zevenaar - Didam en een snelheidsverhoging tussen Zevenaar en Wehl. Op 25 september 2013 hebben Provinciale Staten ingestemd met het voorkeursalternatief.

Van voorkeursalternatief naar voorkeursvariant Na bepaling van het voorkeursalternatief is 2014 en de eerste helft van 2015 gebruikt voor de uitwerking van het voorkeursalternatief naar een voorkeursvariant. Het gehele project Zevenaar - Wehl is opgebouwd uit drie delen:  Wehl - Didam: op dit traject bestaat de voorkeursvariant uit een snelheidsverhoging;  Didam - boog Zevenaar: op dit traject bestaat de voorkeursvariant uit een spoorverdubbeling en een snelheidsverhoging;  Boog Zevenaar - Zevenaar: op dit traject bestaat de voorkeursvariant uit een spoorverdubbeling en een snelheidsverhoging. Tevens wordt de boogstraal gewijzigd.

8 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

In de uitwerking naar de voorkeursvariant is een afweging gemaakt tussen verschillende varianten in de ontwerpsnelheid van het baanvak. De snelheidsverhoging voor het traject Wehl - Didam heeft geen verandering in het ruimtebeslag van functies tot gevolg en past daarom binnen de vigerende bestemmingsplannen. Er hoeft geen ruimtelijk plan voor dit traject opgesteld te worden.

2.4 Toekomstige situatie Met dit inpassingsplan wordt de uitvoering van de voorkeursvariant, planologisch mogelijk gemaakt. Hierbij wordt het bestaande dubbelspoor vanuit Arnhem dat ophoudt ter hoogte van het station Zevenaar verlengd tot aan station Didam en zal er sprake zijn van een snelheidsverhoging. Tevens worden de spoorwegovergangen Ringbaan-Oost en Dijksestraat aangepast. De spoorwegovergang Babberichseweg wordt opgeheven. Op deze locatie wordt er een fiets- en voetgangerstunnel gerealiseerd. De bestaande weg Hengelder (tussen Babberichseweg en Ringbaan Oost) wordt opgeheven. Hiervoor in de plaats wordt een uitrit op de Ringbaan Oost gerealiseerd. In verband met de aanleg van de spoorverdubbeling worden ook tijdelijke werkterreinen en bouwwegen in gebruik genomen.

Snelheidsverhoging Op alle drie de deeltrajecten zal de snelheid verhoogd worden, waarbij gekozen is voor een maximale rijtijdwinst:

Huidige snelheid Toekomstige snelheid Wehl - Didam 100 km/h 130 km/h Didam - boog Zevenaar 100 km/h 120 km/h Boog Zevenaar - Zevenaar 80 km/h 120 km/h

De spoorverdubbeling Zevenaar - Didam leidt tot een winst in de rijtijd van minimaal twee minuten. Directe gevolgen hiervan zijn een verdere verbetering van vooral de betrouwbaarheid van de treindiensten, de overstap op de intercity's op station Arnhem die ruimer wordt, het voorkomen van afwijkingen in de dienstregeling als gevolg van de ICE en voordelen in de exploitatie.

Op de deeltrajecten Wehl - Didam en Didam - boog Zevenaar, heeft de snelheidsverhoging geen ruimtelijke consequenties. Het spoor is hier gelegen in een (vrijwel) rechte lijn.

Op het deeltraject boog Zevenaar - Zevenaar heeft de snelheidsverhoging wel ruimtelijke consequenties. Doordat het traject hier gelegen is in een boog, is de keuze voor de snelheid van invloed op de boogstraal en dus het ruimtebeslag. Uiteindelijk is een afweging gemaakt tussen de voordelen van de hogere snelheid enerzijds en de gevolgen op de leefbaarheid van één woonperceel in de boog anderzijds. De gemaakte afweging is dat de negatieve gevolgen voor de leefbaarheid niet opwegen tegen de maatschappelijke baten van een ontwerpsnelheid van 120 km/u. Door de nieuwe ligging van het tracé moet een deel van het perceel Poelwijkerlaan 12 worden aangekocht en komt het spoor dichterbij de woning te liggen. De geluidsproductie op de gevel en in de tuin neemt echter nauwelijks toe ten opzichte van de huidige situatie (minder dan 1 dB). Er wordt dan ook voldaan aan de geluidsnormen. Hoewel er een groot deel van de kavel nodig is voor de spoorverdubbeling, blijft er nog een voldoende grote kavel over voor een tuin. De conclusie is dat er na aanleg van de

9 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

spoorverdubbeling ter plaatse nog steeds sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Spoorverdubbeling Tussen station Didam en de boog Zevenaar wordt het extra spoor ten zuiden van het bestaande spoor aangelegd. Er is voor de zuidkant gekozen, omdat dit de zijde is waar al bij nieuwbouwprojecten rekening is gehouden met de verbreding. Daarom is deze zijde makkelijker inpasbaar. Ter hoogte van de Dijksestraat te Didam wordt het huidige spoor enigszins naar het noorden verschoven. Dit is nodig om het dubbelspoor goed in te passen tussen twee woningen. Tussen de boog Zevenaar en station Zevenaar worden beide sporen opnieuw aangelegd vanwege de hogere snelheid en een vernieuwde sporenlay-out op het hoofdspoor (Arnhem - Emmerich). In de nieuwe situatie zullen er niet meer treinen gaan rijden. Ook zal net zoals in de huidige situatie geen goederenvervoer over het spoor plaatsvinden. Aangezien ter hoogte van de boog Zevenaar beide sporen opnieuw worden aangelegd, verliest het huidige spoor haar functie. Het huidige spoor wordt hier geheel verwijderd. In dit inpassingsplan wordt geregeld dat de gronden op het oude tracé als agrarische gronden (zonder bouwvlak) in gebruik kunnen worden genomen.

Voorsorteren op mogelijke toekomstige elektrificatie De provincie streeft naar een toekomstvaste realisatie van de spoorverdubbeling. Dat wil zeggen dat ook rekening gehouden wordt met een mogelijke toekomstige elektrificatie. In de huidige ontwerpvoorschriften (hierna: OVS) van ProRail vereist elektrificatie slechts 10 centimeter extra grondverwerving. Door de provincie Gelderland is daarom besloten bij de stukken spoor die opnieuw worden aangelegd, de OVS met elektrificatie aan te houden. Dit betekent concreet voor de verschillende deeltrajecten:

Wehl - Didam Het bestaande baanvak wordt niet aangepast Didam - boog Zevenaar De zijde van het bestaande spoor wordt niet aangepast, de zijde van het nieuwe spoor (zuidzijde) wordt uitgevoerd conform huidige OVS inclusief elektrificatie Boog Zevenaar - Zevenaar Nieuw baanvak, beide zijden conform huidige OVS inclusief elektrificatie

Overwegen Op het traject tussen Zevenaar en Didam is op zes locaties een verbinding tussen het gebied ten noorden en ten zuiden van het spoor. Dit betreffen overwegen, tunnels en een viaduct. Aan deze verbindingen worden ingrepen gedaan die nodig zijn om de spoorverdubbeling fysiek te realiseren en/of de veiligheid te verbeteren. Hieronder worden de ingrepen één voor één behandeld. Op navolgende afbeelding zijn alle ingrepen aangeduid. 1. het realiseren van een fiets- en voetgangerstunnel Babberichseweg ter vervanging van de huidige spoorwegovergang (zie verdere toelichting in paragraaf 2.5). 2. De spoorwegovergang bij de Ringbaan-Oost wordt verdubbeld. 3. De nieuwe fiets- en voetgangerstunnel in Zevenaar-Oost is reeds gerealiseerd en is volledig ingericht op het toekomstige dubbelspoor. 4. Het viaduct (Hengelder) van de A12 wordt vooralsnog niet aangepast. Met Rijkswaterstaat is de afspraak gemaakt om op het moment dat de verbreding van de A12 plaatsvindt, een nieuw viaduct te realiseren waarbij wordt uitgegaan van de huidige OVS (inclusief elektrificatie). Tot die tijd worden beide sporen, met

10 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

goedkeuring van ProRail middels een ontheffing, onder het huidige viaduct geleid. 5. De spoorkruising met de Kerkwijkweg in Didam is reeds uitgebreid aan de zuidzijde. 6. De spoorwegovergang Dijksestraat wordt verdubbeld. De verkeerskundige situatie wordt in overleg met de gemeente verder uitgewerkt. 7. Daarnaast is ter hoogte van 7Poort een viaduct gelegen voor gemotoriseerd verkeer. Dit viaduct wordt echter als gevolg van de spoorverdubbeling niet aangepast en blijft daardoor in onderstaande kaart buiten beschouwing.

Informatiekaart spoorverdubbeling Zevenaar - Didam (bron: provincie Gelderland)

Verlenging bestaande perrons Om gedurende de planperiode van het inpassingsplan de autonome groei van het treinverkeer op te kunnen vangen is in de regels van de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om de bestaande perrons te kunnen verlengen. Verlenging van de bestaande perrons is in de toekomst wellicht aan de orde, omdat door de groei van het aantal reizigers de lengte van de treinen dusdanig kan toenemen dat de lengte van het bestaande perron niet meer toereikend is om op een goede of veilige manier te kunnen haltteren.

Voor het opnemen van een dergelijke afwijkingsbevoegdheid moet de planologische aanvaardbaarheid en milieutechnische uitvoerbaarheid aangetoond worden (zie onder andere uitspraak RvS 201109200/1/R3)

Planologische aanvaardbaarheid Het eventueel verlengen van de perrons is, gezien de huidige ruimtelijke situatie, logischerwijs enkel mogelijk in oostelijke richting. Ten westen van het perron bevindt zich namelijk de entree van het station. Deze ligt op korte afstand van de overweg met de Dijksestraat en Spoorstraat. De ruimte voor het eventueel verlengen van het

11 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

perron aan deze zijde ontbreekt dus. In oostelijke richting is op een eenvoudige manier een eventuele verlenging aan te sluiten op de bestaande perrons. Deze vallen in de braakliggende spoorberm welke in het inpassingsplan al een spoorbestemming heeft en geeft ruimtelijk gezien een logisch vervolg aan de bestaande perrons. Om de ruimtelijke impact van de perronverlenging zo beperkt mogelijk te houden wordt de lengte van de verlenging gemaximeerd op 50 meter. Daarbij dient een eventuele verlenging van het perron direct aan te sluiten aan en niet breder te zijn dan, het bestaande perron. Ook is het niet toegestaan om op de perronverlenging stationsgebouwen te realiseren.

Milieutechnische uitvoerbaarheid Een eventuele perronverlenging valt binnen de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' zoals deze in het inpassingsplan is opgenomen. Ten behoeve van dit inpassingsplan is onderzoek gedaan naar de verschillende milieueffecten. Het gebied waarin de eventuele perronverlenging mogelijk wordt gemaakt, namelijk ten oosten van het bestaande perron, is in deze onderzoeken ook bekeken. Uit deze onderzoeken kan worden geconcludeerd dat een eventuele verlenging van het perron mogelijk is. Er bevinden zich op de voorgenomen locatie namelijk geen bodemverontreinigingen en/of verdachte gebieden met bodemverontreiniging, geen beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet en geen Natura2000- of Natuurnetwerkgebieden. Daarnaast worden er geen waterpartijen of watergangen geraakt en draagt een dergelijke kleine ontwikkeling niet in betekende mate bij aan een eventuele verslechtering van de luchtkwaliteit.

Voor railverkeerlawaai geldt dat het verlengen van het perron geen overschrijdingen van de ter plaatse geldende geluidproductieplafonds (GPP's) mogen veroorzaken. Een overschrijding zal niet het geval zijn omdat het verlengen van perrons een positief effect heeft op de geluidproductie. Het verlengen van de perrons heeft namelijk een afschermde werking voor de geluidsuitstraling dat, hoofdzakelijk, wordt veroorzaakt door de wielen en het remmen van de trein.

Tijdelijke werkterreinen Om deze spoorverdubbeling mogelijk te maken zijn er tijdelijke werkterreinen en bouwwegen nodig voor de aanleg van het spoor. Deze tijdelijke werkterreinen en bouwwegen zijn ook als zodanig bestemd in het inpassingsplan.

Hieronder worden de uitgangspunten beschreven en elk bouwterrein toegelicht.

Uitgangspunten Bij de locatiekeuze voor de bouwterreinen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: a. Het bestaande spoor moet zolang mogelijk in dienst kunnen blijven Dit heeft tot gevolg dat de werkterreinen en bouwwegen langs het spoor bij voorkeur aan de zuidzijde van het spoor liggen. Immers, de uitbreiding vindt plaats aan de zuidzijde. b. Combineren van werkzaamheden Daar waar naast de verdubbeling sec, nog meer aanpassingen nodig zijn (zoals de aanpassing van een duiker) is het efficiënt om nabij die locatie een werkterrein te situeren.

12 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

c. Snelle en veilige ontsluiting Aangezien er met shovels e.d. gereden wordt en materiaal aangevoerd moet worden door middel van vrachtverkeer, is het uitgangspunt dat de werkterreinen op de meest snelle en veilige manier ontsloten moeten worden naar de gebiedsontsluitingswegen en vervolgens de snelwegen A12 en A18. Daarbij worden woonwijken zo veel mogelijk vermeden.

Vrijheid aannemer De gekozen ruimte voor de werkterreinenruimte betreft een maximum. Het staat de aannemer, die het werk uit gaat voeren, vrij om de uiteindelijke invulling van de werkterreinen en bouwwegen nader te bepalen. De exacte werkzaamheden die op de werkterreinen plaats zullen vinden zijn nog niet gedetailleerd bekend, omdat deze uiteindelijk door aannemer(s) zelf worden bepaald.

Gekozen werkterreinen en bouwwegen Op basis van de uitgangspunten zijn onderstaande werkterreinen en bouwwegen voorgesteld. Per werkterrein wordt aangegeven of aan bovenstaande uitgangspunten wordt voldaan. Als dit niet kan, is uitgelegd tot welke andere keuze is gekomen.

Globale ligging werkterreinen, bouwwegen en bouwroutes (bron: ProRail)

1. Werkterrein ter hoogte van het BAT-terrein Om de spoorverdubbeling en het aanpassen van de noordelijke bovenleidingsportalen tussen het station Zevenaar en de spoorboog te kunnen realiseren is een werkterrein direct aan de noordkant van het spoor gepland. Dit werkterrein ligt ter hoogte van het douaneterrein van British American Tobacco (hierna: BAT-terrein, nu ingericht als logistiek centrum).

Het werkterrein wordt ontsloten via een bouwweg langs het BAT-terrein die aansluit op de Babberichseweg van waaruit het bouwverkeer richting de Ringbaan-Oost (N336) zal rijden. De bouwweg kan niet op het BAT-terrein zelf worden gerealiseerd, omdat dit terrein in gebruik is als douanezone met de daarbij behorende veiligheidseisen. Het terrein is dan ook voorzien van beveiligingsmaatregelen waardoor het realiseren van een tijdelijke bouwweg niet mogelijk is.

13 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

2. Werkterrein Babberichseweg Het werkterrein ter hoogte van de Babberichseweg is nodig om de langzaam verkeerstunnel te realiseren. Dit werkterrein is gesitueerd in de driehoek tussen de spoorboog en de Babberichseweg. In overleg met de bewoners van de Poelwijkerlaan is dit werkterrein deels verkleind ten opzichte van het voorgestelde terrein ten tijde van het voorontwerp inpassingsplan. Nog steeds is er voldoende ruimte om de aanleg van het spoor en de bouw van de tunnel.

Voor deze locatie is gekozen omdat de tunnel direct naast de locatie, waar deze gerealiseerd wordt, moet worden voorgebouwd. Daarnaast kan dit werkterrein tevens worden gebruikt voor de bereikbaarheid en de werkzaamheden die moeten worden verricht voor de verlegging en de spoorverdubbeling van de spoorboog vanuit Zevenaar.

De locatie van het werkterrein ligt ten noorden van het bestaande spoor. De reden hiervoor is dat de spoorboog in noordelijke richting wordt verlegd. Het oude spoor, ten zuiden van het nieuw aan te leggen spoor, dient zo lang mogelijk in bedrijf te blijven en wordt pas verwijderd als de nieuwe spoorboog in dienst is genomen. Het bestaande spoor ligt hierdoor in de weg om werkzaamheden vanaf de zuidkant te kunnen verrichten.

Het werkterrein wordt via een aansluiting op de Babberichseweg voor bouwverkeer ontsloten op de Ringbaan-Oost (N336). De spoorovergang over de Babberichseweg wordt dan tijdelijk alleen voor dit bouwverkeer gebruikt.

3. Bouwweg parallel aan het spoor Aan de zuidzijde van het bestaande spoor wordt parallel aan het gehele spoortracé een bouwweg aangelegd. Deze bouwweg is nodig om met vrachtverkeer materiaal aan te kunnen voeren en de werkterreinen die langs het spoor worden gerealiseerd te kunnen bereiken. Op sommige plekken moet daarom een smalle strook direct langs het spoor tijdelijk bestemd worden als werkterrein. Op andere delen is de reeds beschikbare grond breed genoeg om op te werken.

De bouwwegen worden op de volgende manier ontsloten op het bestaande onderliggende wegennet:  Bouwweg tussen de Babberichseweg en Ringbaan-Oost (zie 3.1 op voorgaande afbeelding) wordt aangetakt op de bestaande Babberichseweg van waaruit het vrachtverkeer via de rotonde op de Ringbaan-Oost wordt afgewikkeld;  Bouwweg tussen de Landeweerdijk en het spoor (zie 3.2 op voorgaande afbeelding) wordt op twee punten aangetakt op de Landeweerdijk. Deze bevinden zich ter hoogte van de Ringbaan-Oost in het westen en 7Poort in het oosten.  Bouwweg tussen de A12 en de Kerkwijkweg in Didam (zie 3.3 op voorgaande afbeelding). Deze bouwweg is bereikbaar vanaf de rotonde Ruigenhoek - Kerkwijkweg. Ter hoogte van de A12 wordt deze bouwweg tevens aangesloten op de Braak waardoor het vrachtverkeer rond kan rijden via de Braak en 't Slag richting de rotonde aan de Kerkwijkweg;  Bouwweg tussen de Kerkwijkweg en de Dijksestraat in Didam (zie 3.4 op voorgaande afbeelding) wordt ontsloten via de rotonde Ruigenhoek-Kerkwijkweg. Vanaf deze rotonde zal een tijdelijke aantakking worden gerealiseerd over het grondgebied van de begraafplaats.

14 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

In de uitvoering zal rekening worden gehouden met het overige verkeer, zodat de verkeersveiligheid altijd gewaarborgd blijft.

4. Werkterrein ter hoogte van duiker 47.880 km Dit werkterrein ligt ten zuiden van het spoor. Het werkterrein is nodig voor het aanpassen en vernieuwen van de duiker. Daarnaast wordt op deze locatie een watergang verlegd. Het werkterrein kan echter niet opgenomen worden in dit inpassingsplan. De reden is inpassingsplan-technisch van aard. Van de ter plaatse geldende bestemming 'Gemengd' uit het uitwerkingsplan 'Spoorallee' zou een klein deel moeten worden meegenomen in het inpassingsplan. Die bestemming is echter zodanig opgesteld dat een splitsing in twee plandelen tot onoverkomelijke problemen zou leiden bij de plantoetsing van vergunningaanvragen. De bestemming 'Gemengd' kent namelijk regelingen waarbij toegelaten functies zijn gekoppeld aan percentages die moeten worden gerekend over het gehele terrein. Dit werkterrein en de bijbehorende bouwweg zullen daarom te zijner tijd, indien noodzakelijk met een omgevingsvergunning, mogelijk worden gemaakt.

5. Werkterrein ter hoogte van duiker 47.320 km Dit werkterrein ligt ten zuiden van het spoor. Dit werkterrein is nodig om een duiker aan te kunnen passen. De locatie is gekozen in verband met de afstand tot het spoor c.q. de duiker en het benodigde materieel (kraan). De afstand tussen de kraan en het spoor is maatgevend. Vandaar dat niet afgeweken kan worden van het beoogde bouwterrein. Als uitgangspunt wordt in de uitvoering wel meegenomen dat het bestaande bosje met bomen zo veel mogelijk wordt ontzien.

6. Werkterrein ter hoogte van de Kerkwijkweg Dit werkterrein ligt ten zuiden van het spoor. Het werkterrein is nodig voor het centraal opslaan van materiaal voor de realisatie van de spoorverdubbeling binnen de grenzen van gemeente Montferland. Het werkterrein is op deze plek gesitueerd, omdat de bereikbaarheid van dit perceel voor bouwverkeer het meest gunstig is.

7. Werkterrein de Hoge Wittelveld in het verlengde van de Grote Huilakker Dit terrein ligt ten zuiden van het spoor. Het werkterrein zal als keervoorziening worden gebruikt voor vrachtverkeer dat vanaf de begraafplaats langs het spoor moet kunnen komen.

2.5 Situatie Babberichseweg De spoorwegovergang Babberichseweg wordt opgeheven en op dezelfde locatie wordt een fiets- en voetgangerstunnel gerealiseerd. In deze paragraaf wordt de noodzaak tot opheffen van de spoorwegovergang toegelicht. Voordat is besloten om een fiets- en voetgangerstunnel te realiseren zijn verschillende alternatieven onderzocht. Deze paragraaf gaat tevens in op deze afweging en de consequenties voor de verkeerskundige situatie.

Huidige situatie De Babberichseweg is door de komst van de doorbroken in een gedeelte ten noorden en zuiden van het spoor Arnhem - Duitse grens. Het gedeelte ten zuiden van het spoor (N336) blijft in dit inpassingsplan buiten beschouwing. Wanneer gesproken wordt over de Babberichseweg wordt derhalve het noordelijke gedeelte van de Babberichseweg bedoeld.

15 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Deze oude historische Babberichseweg is geleidelijk veranderd in een ontsluitingsweg van het centrum van Zevenaar. Daarnaast vervult de Babberichseweg ook nog een functie voor het BAT-terrein en aanwonenden (16 woningen, 1 restaurant en het multifunctionele gebouw Juvenaat). Dagelijks gebruiken ongeveer 1.600 motorvoertuigen de Babberichseweg.

De Babberichseweg doorsnijdt het Landgoed Sevenaer. Deze doorsnijding wordt als een verlies aan cultuurhistorische kwaliteit ervaren, omdat gemotoriseerd verkeer het Landgoed doorkruist en daarnaast sprake is van een versnippering van de gronden. De wens van gemeente Zevenaar en Landgoed Sevenaer bestaat om de Babberichseweg verkeersluw te maken om de eenheid van Landgoed Sevenaer te bevorderen.

Daarnaast zijn grenzend aan de Babberichseweg door de gemeente Zevenaar plannen ontwikkeld voor de bouw van circa 220 woningen op het BAT-terrein ter vervanging van de huidige logistieke functie. Het bestemmingsplan dat dit planologisch mogelijk maakt is reeds vastgesteld en onherroepelijk. Om een groot verlies aan cultuurhistorische kwaliteit te voorkomen, heeft de gemeente Zevenaar met het Landgoed Sevenaer afgesproken dat een knip voor gemotoriseerd verkeer wordt aangebracht in de Babberichseweg ter hoogte van het Gimbornhof.

In de autonome situatie is bestemmingsverkeer naar de geplande woonwijk op het BAT-terrein via het zuidelijke gedeelte van de Babberichseweg en de rotonde in de Ringbaan Oost voorzien. Bestemmingsverkeer naar het centrum van Zevenaar is dan aangewezen op de alternatieve route via de Ringbaan-Zuid en/of Ringbaan-Oost en Vondellaan (onderdeel van de parkeerring rondom het centrum).

Huidige situatie omgeving Babberichseweg (bron: gemeente Zevenaar, bewerking: SAB)

16 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Afsluiten spoorwegovergang Babberichseweg De spoorverdubbeling en snelheidsverhoging leiden tot een toename van de veiligheidsrisico's op de drie spoorwegovergangen. Conform de Derde Kadernota Railveiligheid dient het toegenomen veiligheidsrisico beheerst te worden. Specifiek voor de Babberichseweg is naast ProRail, ook het bevoegd gezag, zijnde de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), om haar oordeel gevraagd. ILT en ProRail concluderen dat een risicoverandering optreedt doordat:  Dubbelsporige spoorwegovergang: het risico van een “tweede trein botsing” wordt geïntroduceerd;  De spoorwegovergang ligt in een boog, de kans op een ontsporing is hierdoor groter dan bij een vergelijkbare overweg gelegen in recht spoor. Ook zijn de gevolgen van een eventuele ontsporing erger, mede vanwege het dubbele spoor;  De snelheidsverhoging leidt tot een hogere verkanting (twee keer de toegestane norm). Dit vergroot het risico op het vastlopen van diepladers, fietsers, scootmobielen en rollatorgebruikers.

Provincie Gelderland en gemeente Zevenaar hebben een maximaal pakket aan maatregelen voorgesteld om het risico op de spoorwegovergang Babberichseweg te mitigeren en deze te kunnen handhaven. Echter, ILT en ProRail oordelen dat dit pakket aan maatregelen onvoldoende is om de risicotoename volledig te mitigeren. Als gevolg van spoorverdubbeling en snelheidsverhoging kan de spoorwegovergang Babberichseweg derhalve niet gehandhaafd blijven.

Alternatieven vanwege afsluiten spoorwegovergang Babberichseweg Vanwege de afsluiting van de spoorwegovergang Babberichseweg zijn voor de ontsluiting van het BAT-terrein, de woningen aan de Poelwijkerlaan en Restaurant Poelwijk door de gemeente Zevenaar, ProRail en provincie Gelderland drie realistische alternatieven beschouwd. De alternatieven worden hieronder kort toegelicht en zijn op de navolgende afbeelding aangegeven.  Alternatief 1: Ontsluiting via een weg langs het spoor met een ongelijkvloerse spoorkruising. Dit alternatief is afgevallen vanwege de hoge kosten, zeker ook afgezet tegen de geringe verkeersintensiteiten.  Alternatief 2: Ontsluiting via een nieuwe aansluiting op de Ringbaan Oost. Dit alternatief is afgevallen vanwege de negatieve gevolgen op de overweg Ringbaan-Oost. De overweg komt tussen twee rotondes te liggen en dit is zowel vanuit verkeerskundig oogpunt als uit veiligheidsoogpunt onwenselijk. Daarnaast betekent dit een extra doorsnijding van het Landgoed Sevenaer en een grote aantasting van een tweetal (woon)percelen.  Alternatief 3: De geplande knip in de Babberichseweg ter hoogte van de Gimbornhof verplaatsen naar de kruising met het spoor. Zonder spoorwegovergang vormt het spoor feitelijk de knip voor het gemotoriseerd verkeer. Het BAT-terrein, de woningen en Restaurant Poelwijk worden via de Babberichseweg naar de Vondellaan ontsloten.

De provincie en het college van de gemeente Zevenaar hebben alternatief 3 als voorkeursalternatief gekozen, waarbij de knip voor fietsers- en voetgangers ongedaan is gemaakt door de realisatie van een fiets- en voetgangerstunnel. Hiermee ontstaat een veilige verbinding voor deze groepen tussen de nieuwbouwlocatie Groot Holthuizen en het centrum. Dit sluit aan op de wens van de gemeente Zevenaar.

17 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Alternatieven Babberichseweg (bron: Google Earth)

Alternatievenstudie Babberichseweg De voorkeursvariant is in een alternatievenstudie nader onderzocht. De gemeente Zevenaar en de provincie Gelderland hebben Goudappel Coffeng BV gevraagd te onderzoeken wat de eventuele afsluiting van de spoorwegovergang in de Babberichseweg voor effect heeft op de verkeersafwikkeling en het verkeersgeluid op de Vondellaan en Ringbaan Oost, als het bestemmingsverkeer wordt ontsloten vanuit het noorden via de Vondellaan.

Huidige situatie omgeving Babberichseweg (bron: Goudappel Coffeng)

18 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

In dit verkeerskundige onderzoek wordt de situatie met een afsluiting van de spoorwegovergang Babberichseweg doorgerekend voor het prognosejaar 2023. Deze situatie is zowel vergeleken met de huidige situatie (verkeerscijfers 2013) als de autonome situatie 2023 met een knip in de Babberichseweg ter hoogte van de Gimbornhof (conform afspraken gemeente Zevenaar en Landgoed Sevenaer). Er zijn dus drie varianten beschouwd: 1. huidige situatie (2013), zie voorgaande afbeelding; 2. referentiesituatie 2023: toekomstige situatie met knip op de geplande locatie ter hoogte van Gimbornhof; 3. alternatief 2023: als referentiesituatie, maar dan met knip ter hoogte van de spoorwegovergang. Ten aanzien van het BAT-terrein is, conform het vigerende bestemmingsplan, uitgegaan van de realisatie van de 220 woningen. Het realiseren van de woningen is voor langere termijn voorzien, na 2020. De huidige logistieke functie blijft behouden tot 2018.

De belangrijkste conclusies zijn: 1. De verlegging van de voorgenomen knip in de Babberichseweg naar een locatie ter hoogte van de spoorwegovergang leidt tot een kleine verschuiving van verkeer: circa 600 motorvoertuigen per etmaal gaan via een andere route rijden. De Vondellaan wordt hierdoor 3 à 4% drukker, terwijl een deel van de Ringbaan- Oost circa 2% minder druk wordt. Deze kleine verschuiving van verkeer leidt er niet toe dat de verkeersafwikkeling op nabijgelegen kruispunten en rotondes significant verslechtert. Ook de effecten op de geluidshinder zijn zeer gering. 2. Op de Ringbaan-Oost is in de periode tot 2023 wel sprake van een grote groei van verkeer als gevolg van andere infrastructurele en ruimtelijke ontwikkelingen (zoals aansluiting Hengelder en Groot Holthuizen). Desondanks kan het verkeer in 2023 nog goed afgewikkeld worden op de onderzochte kruispunten: a. voorrangskruispunt Vondellaan - Guido Gazellestraat; b. rotonde Ringbaan-Oost - Vondellaan; c. rotonde Ringbaan-Oost - Babberichseweg. 3. In beide toekomstvarianten heeft de spoorwegovergang in de Ringbaan-Oost invloed op de afwikkeling van het verkeer op de rotonde Ringbaan-Oost - Babberichseweg. De wachtrij voor de spoorwegovergang kan kortstondig leiden tot een wachtrij tot op de rotonde. Andersom kunnen na een sluiting van de spoorwegovergang kortstondig langere wachtrijen ontstaan op de noordelijke tak van de rotonde. Verkeer dient dan de spoorwegovergang vrij te houden. Ook hiervoor geldt echter dat de locatie van een toekomstige knip in de Babberichseweg hier nauwelijks invloed op heeft. Uit de alternatievenstudie blijkt dat de knip in Babberichseweg ter hoogte van het spoor leidt tot een aanvaardbare kleine verschuiving van verkeer, waarbij de effecten op geluidshinder beperkt zijn. Daarom is ervoor gekozen om de geplande knip naar deze locatie te verplaatsen. Provincie Gelderland, ProRail, gemeente Zevenaar en gemeente Montferland hebben deze voorkeursvariant op 22 juni 2015 bestuurlijk bepaald.

Nieuwe uitrit Ringbaan-Oost

19 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

De bestaande weg Hengelder (het gedeelte gelegen tussen Babberichseweg en Ringbaan-Oost) functioneert in de huidige situatie als de ontsluitingsweg voor de woningen Hengelder 2 en 2A en Landgoed Sevenaer. De bestaande weg is echter gelegen op het tracé van de spoorverdubbeling. Door de provincie zijn, in samenspraak met ProRail, gemeente Zevenaar, Landgoed Sevenaer en de bewoners, een tweetal varianten onderzocht: 1. Ontsluiting richting de Ringbaan-Oost: realisatie van een nieuwe rechtstreekse uitrit op de Ringbaan-Oost, de weg Hengelder wordt in dit geval niet meer teruggebracht; 2. Ontsluiting richting de Babberichseweg: verlegging van de weg Hengelder in noordelijke richting, Een doorgaande route tussen de Babberichseweg en Ringbaan-Oost is ook kort besproken, echter geconcludeerd is dat hier onder geen van de partijen draagvlak voor bestaat.

Uiteindelijk is na uitvoerig overleg met de partijen gekozen voor een ontsluiting richting de Ringbaan-Oost. Voor deze optie was het draagvlak het grootst. De nieuwe rechtstreekse uitrit is gedimensioneerd voor bestemmingsverkeer naar de woningen en Landgoed Sevenaer, waarbij de provinciale normen zijn aangehouden (ook om de verkeersveiligheid te waarborgen). De uitrit is ook geschikt voor hulpdiensten (naar de woningen), vuilniswagens en landbouwverkeer. Het ontwerp is zo veel mogelijk in samenspraak met de partijen opgesteld. Op de navolgende afbeelding is de nieuwe uitrit weergegeven.

Nieuwe uitrit Ringbaan-Oost

Voor de bewoners betekent dit, indien zij met de auto naar het centrum van Zevenaar willen, een beperkte omrijroute. Anderzijds gaan zij voor alle overige bestemmingen er sterk op vooruit dankzij de directe ontsluiting. Ook worden gronden van Landgoed Sevenaer gespaard, doordat de weg Hengelder niet verlegd hoeft te worden.

20 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in het inpassingsplan of invloed hebben op de bestemmingsregelingen, worden in dit hoofdstuk behandeld. Per bestuurslaag wordt een samenvatting gegeven van de relevante aspecten uit deze nota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.

3.2 Rijksbeleid 3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau.

In de visie worden ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden. De structuurvisie vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.

In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).

Voor dit inpassingsplan is het hoofddoel 'Verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid' van belang. Op grond van de SVIR maakt de spoorlijn Zevenaar - Didam deel uit van het landelijke spoorwegennet.

In het mobiliteitssysteem van Nederland zet het Rijk de gebruiker (zowel reiziger als verlader) centraal. Het Rijk wil samen met de decentrale overheden werken aan een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem. Het Rijk wil die robuustheid en samenhang bereiken door op basis van daadwerkelijke vraag de verschillende modaliteiten (weg, openbaar vervoer, vaarwegen) ieder voor zich te versterken en beter met elkaar te verknopen (inzet op ketenmobiliteit en multimodale knopen). Daarbij wordt ook de samenhang met ruimtelijke ontwikkelingen versterkt. De deur- tot-deurbereikbaarheid staat centraal. Het Rijk richt zich niet alleen op meer infrastructuur ofwel capaciteitsvergroting maar ook op beïnvloeding van de vraag naar mobiliteit.

Voor het verbeteren van de bereikbaarheid zet het Rijk in op een beleidsmix van slim investeren, innoveren en in stand houden. Met slim investeren worden knelpunten aangepakt waar de meeste economische waarde kan worden gegenereerd. Innovatie wordt ingezet om het mobiliteitssysteem beter te benutten. In stand houden van de netwerken door goed beheer en onderhoud is het fundament voor het robuuste en samenhangende netwerk.

21 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen (nationaal belang 5) Het Rijk prioriteert de investeringen uit het Infrastructuurfonds (2021-2028) voor het versterken van de bereikbaarheidskwaliteit in stedelijke regio's rond mainports, brainport en greenports en hun achterlandverbindingen.

De investeringen moeten 'slim' gedaan worden: over de modaliteiten heen en niet alleen op basis van verkeerskundige principes, maar ook kijkend naar de gebruiker en het ruimtelijk-economisch functioneren van de regio's en Nederland als geheel.

Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen (nationaal belang 7) De Nederlandse infrastructuur van wegen, spoorwegen en vaarwegen wordt, internationaal vergeleken, zeer zwaar belast. De afhankelijkheid van het functioneren van deze infrastructuur is groot. Goed beheer en onderhoud van de bestaande rijksinfrastructuur is daarmee een basisvoorwaarde voor een robuust mobiliteitssysteem en een florerende Nederlandse economie. Het gaat dan bijvoorbeeld om vervanging of renovatie van infrastructuur en het minder complex maken van de dienstregeling en hoofdspoorweginfrastructuur, zodat de betrouwbaarheid wordt vergroot.

Conclusie Met de aanleg van het extra spoor wordt bijgedragen aan een meer betrouwbare treindienst op de spoorlijn Arnhem - Winterswijk. Hiermee wordt invulling gegeven aan het hoofddoel 'Verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid' uit de SVIR. Het inpassingsplan is daarmee in lijn met de uitgangspunten uit het SVIR. 3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken uit het SVIR. Het gaat onder meer om nationale belangen als rijksvaarwegen, defensie, ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en primaire waterkeringen.

Voor dit inpassingsplan zijn de regels met betrekking tot de hoofdspoorwegen van belang. Langs sommige hoofdwegen of delen daarvan zijn in Nederland reserveringsgebieden aangewezen ten behoeve van mogelijke toekomstige verbredingen. Tevens regelt het Barro reserveringsgebieden voor nieuw aan te leggen hoofdwegen of hoofdspoorwegen.

Langs de spoorlijn Arnhem - Winterswijk zijn zulke reserveringsgebieden niet aangewezen.

Conclusie De regels uit het Barro zijn niet van invloed op dit inpassingsplan.

22 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

3.2.3 Crisis- en herstelwet

De Crisis- en herstelwet (Chw) is in 2010 in werking getreden en heeft als doel om de in 2008 begonnen economische crisis en haar gevolgen, te bestrijden en een goed en duurzaam herstel van de economische structuur van Nederland te bevorderen. De wet bevat een groot aantal wetswijzigingen, waarmee procedures worden ingekort, het aantal benodigde vergunningen wordt teruggedrongen en meer duidelijkheid wordt geschapen in bestuurlijke verantwoordelijkheden waarbij Europese en internationale regelgeving wel volledig van kracht blijft. De wet is van toepassing op een aantal specifiek aangewezen projecten, maar ook kunnen bij algemene maatregel van bestuur nieuwe projecten of categorieën worden toegevoegd. Hoewel de wet aanvankelijk als tijdelijke maatregel was beoogd, is zij permanent geworden op 28 maart 2013. De maatregelen in de Chw zullen uiteindelijk opgaan in de nieuwe Omgevingswet.

Conclusie Op grond van artikel 2.1 van Bijlage I van de Chw vallen ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt middels een provinciaal inpassingsplan onder de werking van de Chw. Dit geldt derhalve ook voor onderhavig inpassingsplan. Er zijn hierdoor enkele procedurele wijzigingen ten opzichte van projecten die niet onder de Chw vallen. Zo moet de Raad van State bijvoorbeeld binnen 6 maanden een besluit nemen over een ingediend beroepsschrift tegen de vaststelling.

3.3 Provinciaal beleid 3.3.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

Omgevingsvisie Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Nadien is de omgevingsvisie op onderdelen aangevuld (actualisatieplan). De Omgevingsvisie Gelderland richt zich formeel op de komende tien jaar, maar kijkt ook naar de langere termijn. De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.

1. Een duurzame economische structuurversterking. Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om sterke steden en een vitaal landelijk gebied met voldoende werkgelegenheid. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door het duurzaam versterken van de ruimtelijk-economische structuur. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.

2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving. Dit doel betekent vooral:  Ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek; uitgaan van doelen, niet van regels;  Zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;  Een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;  Een gezonde en veilige leefomgeving.

23 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Mobiliteit In de Omgevingsvisie wordt nader ingegaan op verschillende thema's, zoals wonen, werken en energie. De provincie en haar partners streven samen naar een duurzame mobiliteit: een systeem dat een sterke economie, welvaart en welzijn ondersteunt en rekening houdt met de kwaliteit van de leefomgeving. De opgaven die zij daarbij zien, zijn:  Bereikbaarheid optimaliseren voor wonen, werken en voorzieningen;  Betrouwbaarheid (tijdsduur) van het personen- en goederenvervoer verbeteren;  Vervoer afstemmen op behoefte en verplaatsingspatronen van mensen;  Vervoer afstemmen op stromen van grondstoffen en goederen van bedrijven;  Stromen van mensen, grondstoffen en goederen afstemmen op gevolgen van digitalisering markt en andere ontwikkelingen.

De provincie bekijkt de verschillende netwerken als een groot geheel en heeft specifiek aandacht voor de wisselwerking hiertussen en knooppunten. 1. De provincie houdt specifiek de belangrijkste stedelijke netwerken bereikbaar (Arnhem-Nijmegen, Ede- en --Deventer) voor personen en bedrijven; 2. De provincie werkt ook aan de toegang tot voorzieningen buiten deze stedelijke netwerken en zoekt tegelijk naar oplossingen die gebruikmaken van de kracht van de (lokale) samenleving; 3. Tussen de steden en de omliggende gebieden moeten de verbindingen goed functioneren. Zo werkt de provincie aan corridors voor bedrijven- en goederenvervoer met als doel om deze (inter)nationale logistieke corridors beter te benutten; 4. In het landelijke gebied zien de provincie en partners grote verschuivingen in mobiliteit door technologische en demografische ontwikkelingen. Hier investeert de provincie onder meer in nieuwe vormen van openbaar vervoer.

Specifiek voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen richten de provincie en haar partners in de regio op vier speerpunten. Eén van die speerpunten is een goed bereikbare en verbonden regio. Hierbij wordt gestreefd naar verbeteringen aan de bestaande infrastructuur (via weg, water en spoor).

Natuur en landschap Ook het thema natuur en landschap is voor dit inpassingsplan van belang. De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en naar behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap. Natuur en landschap zijn het kapitaal van Gelderland.

De bescherming van bos en natuur buiten het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) is een verantwoordelijkheid van gemeenten.

Gelders Natuurnetwerk Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het GNN. Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Per saldo moet elke ontwikkeling een verbetering van de kernkwaliteiten in het GNN opleveren. In dat saldo zijn vergroting van de oppervlakte natuur en versterking van de ecologische samenhang belangrijke randvoorwaarden.

24 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Groene Ontwikkelingszone De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het GNN. Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven.

Verdieping Achterhoek Voor de economische vitaliteit van de regio is en blijft bereikbaarheid heel belangrijk. Het gaat daarbij primair om bereikbaarheid in reistijd zowel over het spoor als over de weg of digitaal. Eén van de doelen is de optimalisering van het openbaar vervoer in de Achterhoek. Deze opgave wordt opgesplitst in:  Spoorlijnen, Hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) en snelnet - optimalisering van de huidige kwaliteit (frequentie, betrouwbaarheid en reistijd) van het openbaar vervoer;  Basismobiliteit - bevolkingskrimp en vergrijzing leiden tot meer vervoer;  Knooppuntontwikkeling station Doetinchem en robuuste spoorverbinding Winterswijk-Doetinchem-Arnhem.

Ontwerp-actualisatieplan Omgevingsvisie (januari 2017) Dit actualisatieplan bevat wijzigingen op de laatste geconsolideerde versie van de omgevingsvisie: Omgevingsvisie Gelderland (december 2015).

Het ontwerp-actualisatieplan is door Gedeputeerde Staten op 12 juli 2016 vastgesteld, en vrijgegeven voor inzage. Het actualisatieplan heeft van 19 augustus tot en met 30 september 2016 als ontwerp ter inzage gelegen.

Het ontwerp-actualisatieplan Omgevingsvisie Gelderland wordt in januari 2017 ter vaststelling aangeboden aan Provinciale Staten. De wijzigingen hebben geen betrekking op onderhavig plangebied.

Omgevingsverordening Op 24 september 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Nadien is de omgevingsverordening op onderdelen aangevuld (actualisatieplan). De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem.

Conclusie Het provinciaal inpassingsplan sluit aan bij de visie van de provincie Gelderland op mobiliteit. De spoorverdubbeling draagt bij aan de doelen die gesteld zijn voor de

25 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

regio Achterhoek. Het inpassingsplan zorgt voor een optimalisering van de huidige kwaliteit van het openbaar vervoer en een robuuste spoorverbinding Winterswijk- Doetinchem-Arnhem. Het gebied maakt geen onderdeel uit van het GNN of de GO. Het inpassingsplan heeft daarmee geen negatief effect op het GNN en de GO. De Omgevingsvisie, het actualisatieplan en de Omgevingsverordening vormen geen belemmering voor de uitvoering van dit inpassingsplan.

3.4 Regionaal beleid 3.4.1 MIRT-agenda Arnhem-Nijmegen

De MIRT-agenda is een middel om samen te werken aan een gezamenlijk spoorboekje voor de regio Arnhem-Nijmegen met de volgende doelstelling: regio, provincie Gelderland en Rijk werken samen aan versterking van de regionale economie van het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen door het gezamenlijk formuleren en uitvoeren van projecten en acties die hieraan bijdragen. Deze strategische agenda legt de basis voor een langdurige en vooral productieve samenwerking. De agenda bevat projecten die zullen bijdragen aan de realisatie van de ambities van de regio.

Eén van de kernwaarden is het versterken en benutten van de bereikbaarheid. De ambitie hierbij is: In 2025 is de regio goed bereikbaar en staat het in Europa model voor duurzame, innovatieve mobiliteits-oplossingen. Een verdere verbetering van het hoogwaardig openbaar vervoer op de as tussen Arnhem en Nijmegen en de directe vleugels richting en Zevenaar en richting blijft een belangrijk onderdeel van de bereikbaarheidsaanpak.

Conclusie Het provinciaal inpassingsplan sluit aan op de kernwaarde 'het versterken en benutten van de bereikbaarheid'. Het plan zorgt voor een verbetering van het hoogwaardig openbaar vervoer in de regio. 3.4.2 Structuurvisie Regio Achterhoek

De Achterhoekse gemeenten werken op het vlak van de ruimtelijke ordening samen in een intergemeentelijk overleg ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. In een ambtelijke werkgroep en een bestuurlijk overleg zijn alle acht de gemeenten vertegenwoordigd. In maart 2010 is in het bestuurlijk overleg afgesproken om een gezamenlijke visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de regio Achterhoek op te stellen.

De structuurvisie richt zich niet op een ruimtelijk eindbeeld, maar streeft juist flexibiliteit na. Het leidende principe is een omslag 'van sturen naar begeleiden'. Dit om kansen te pakken en tegelijkertijd te werken aan behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit. Het document is niet het eindpunt van het ruimtelijke beleid, maar is met name agendavormend.

Ten aanzien van bereikbaarheid is in de visie als uitgangspunt opgenomen dat de Achterhoek goed dient aan te sluiten op omliggende stedelijke netwerken. Dit op het gebied van wonen, werken, voorzieningen én infrastructuur.

Conclusie Het provinciaal inpassingsplan sluit aan op de doelstellingen ten aanzien van de aansluiting op omliggende stedelijke netwerken.

26 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

3.4.3 Uitvoeringsagenda Achterhoek 2020

De Uitvoeringsagenda Achterhoek 2020 is opgesteld door de samenwerkende partners in de Achterhoek. Het is een aangescherpte versie van de Achterhoek Agenda 2020. De agenda heeft tot doel de transitieopgaven waar de Achterhoek voor staat, goed op te pakken en is toegespitst op Werken, Wonen en Bereikbaarheid. Voor dit plan is de opgave Bereikbaarheid van belang.

Een goede hoofdinfrastructuur vanuit en naar de Achterhoek is nodig voor snelle bereikbaarheid van economische centra en hoger onderwijs in de omgeving van de Achterhoek (Arnhem, Nijmegen, Deventer, Twente, Bocholt en Kleef). Concrete acties zijn projecten uit de bestaande mobiliteitsagenda Achterhoek, zoals verbeteringen aan de spoorlijn Arnhem - Doetinchem - Winterswijk, het realiseren van een doorgaande treinverbinding Winterswijk - Apeldoorn, opwaardering van de N18 en lobby vanuit de Achterhoek voor de tweede fase N18 en het spoor.

Conclusie Het provinciaal inpassingsplan sluit aan op de beleidsdoelstellingen uit de Achterhoek 2020. Eén van de doelstellingen betreft het verbeteren van de spoorlijn Arnhem - Doetinchem - Winterswijk.

3.5 Gemeentelijk beleid Montferland 3.5.1 Structuurvisie Montferland

In 2009 is een structuurvisie voor het gehele grondgebied van de gemeente Montferland, buiten de bebouwde kommen vastgesteld. De structuurvisie heeft als doel het samenbrengen en actualiseren van bestaande visies (met name structuurvisie Bergh en structuurvisie Didam) en andere beleidsdocumenten in een nieuwe visie. De verbetering van het spoor is niet specifiek genoemd als een infrastructureel project. De visie bevat verder geen aanknopingspunten of toetsingsgronden voor het inpassingsplan.

Conclusie De structuurvisie geeft geen nadere kaders voor het voorliggende inpassingsplan.

3.6 Gemeentelijk beleid Zevenaar 3.6.1 Structuurvisie gemeente Zevenaar 2010-2030

De Structuurvisie gemeente Zevenaar 2010-2030 doet uitspraken over de ontwikkeling van Zevenaar in de periode 2010-2030. In het algemeen richt de gemeente zich (vanuit regionaal perspectief) met de structuurvisie op het ‘(ruimtelijk) faciliteren van welvaart en welzijn in Zevenaar en het bevorderen van (ruimtelijke) kwaliteit als onderdeel van de leefkwaliteit van Zevenaar’. Tijdens het structuurvisieproces is onderzocht wat daarvoor wenselijk, noodzakelijk en ook daadwerkelijk mogelijk is. Het gaat hierbij om onderwerpen op allerlei terreinen, zoals wonen, zorg, welzijn, voorzieningen en werken, maar ook over recreatie, natuur, cultuurhistorie en infrastructuur.

27 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Mobiliteit en infrastructuur Een goed toegankelijke, duurzame en veilige infrastructuur is van groot belang voor het goed kunnen wonen, werken en recreëren in Zevenaar. De kern Zevenaar is zowel per auto als per trein heel goed bereikbaar. Van belang is dat de bereikbaarheid en leefbaarheid in de kernen in stand blijft zonder dat de barrièrewerking toeneemt.

Ontwikkelingen Een gewenste ontwikkeling is de uitbouw van de Stadsregiorail tussen Arnhem en Doetinchem. De uitbouw vergt op het traject Zevenaar - Zevenaar Oost en verder richting Doetinchem een spoorverdubbeling. Dit wordt dan een belangrijke inpassingsopgave.

Conclusie Het voorliggende inpassingsplan past binnen de gestelde beleidskaders. De tunnel voor het langzaam verkeer draagt bij aan het beperken van de barrièrewerking door het spoor. De spoorverdubbeling wordt genoemd in het beleid als een 'belangrijke inpassingsopgave'.

28 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de effecten van de spoorverdubbeling Zevenaar - Didam op het milieu en de omgeving. De effecten worden daarbij getoetst aan de wettelijke kaders. Voor een deel van de milieu- en omgevingsaspecten is onderzoek verricht. De belangrijkste uitkomsten van deze onderzoeken worden in dit hoofdstuk verwoord. Voor uitgebreidere en meer specifieke informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeksrapporten. Deze zijn als bijlage bij dit inpassingsplan gevoegd.

4.2 Afweging noodzaak milieueffectrapportage Algemeen Vanaf 1987 is het in Nederland wettelijk verplicht om voor bepaalde activiteiten die mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, de zogenoemde procedure voor de milieueffectrapportage, kortweg de m.e.r.- procedure, te doorlopen. In het Besluit m.e.r. bijlage C en D staat een opsomming van dergelijke activiteiten.

Toetsing Omdat sprake is van een activiteit die is opgenomen in het Besluit m.e.r. (categorie D2.2: de wijziging en uitbreiding van een bovengrondse spoorweg) en onder de hierbij opgenomen drempelwaarde blijft, moet een zogenoemde vormvrije m.e.r.- beoordeling worden uitgevoerd. Deze beoordeling is door Arcadis uitgevoerd. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. De voor dit inpassingsplan relevante resultaten worden hieronder beschreven.

Uit de beoordeling blijkt dat belangrijke nadelige milieugevolgen door de voorgenomen spoorverdubbeling tussen station Zevenaar en station Didam en de voorgenomen snelheidsverhoging tussen station Zevenaar en station Wehl kunnen worden uitgesloten. Daarmee hoeft gekoppeld aan de procedure van het inpassingsplan de m.e.r.-procedure niet te worden doorlopen. Er kan worden volstaan met de onderbouwing van deze conclusie in de toelichting. Bij de aspecten geluid, luchtkwaliteit, beschermde soorten, water, archeologie, landschap & cultuurhistorie en ruimtelijke functies worden wel mogelijke negatieve milieugevolgen verwacht, maar deze zijn niet beoordeeld als belangrijk nadelig. Voor wat betreft beschermde soorten, water, archeologie, landschap & cultuurhistorie en ruimtelijke functies is nader onderzoek en/of zijn maatregelen nodig.

Conclusie Belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Er hoeft geen m.e.r.- procedure te worden doorlopen.

29 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

4.3 Archeologie en cultuurhistorie 4.3.1 Archeologie

Algemeen De Monumentenwet bundelt verschillende specifieke regelingen en wetten die er zijn voor het behoud en beheer van cultureel erfgoed. Voor de bescherming van archeologie in ruimtelijke besluiten is bepaald dat bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, aangetoond moet worden dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. De Monumentenwet wordt te zijner tijd onderdeel van de Omgevingswet.

Toetsing

Bureauonderzoek In januari 2016 is door Arcadis een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. De voor dit inpassingsplan relevante resultaten worden hieronder beschreven.

Uit het archeologisch bureauonderzoek blijkt dat tijdens de uitvoering van de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk archeologische waarden worden verstoord.

In de hieronder weergegeven tabel zijn de verwachtingen per deelgebied weergegeven.

Op basis van de bovenstaande verwachting en conclusies wordt geadviseerd om in de zone van 5 meter langs de zuidzijde van het huidige spoor een inventariserend veldonderzoek uit te voeren. Voor de zone in de gemeente Montferland die in het AMK-terrein ligt dient een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden. Ter hoogte van de Landweer is bij verstorende ingrepen het advies een karterend booronderzoek of een proefsleuf aan te leggen om de Landweer te kunnen documenteren. Op basis van dit vervolgonderzoek kan dan eventueel verder onderzoek worden geadviseerd.

30 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Inventariserend veldonderzoek - verkennende fase archeologie In oktober 2016 is door Arcadis een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. De voor dit inpassingsplan relevante resultaten worden hieronder beschreven.

In het bureauonderzoek wordt op basis van de geomorfologische kaarten uitgegaan van (van oost naar west) oeverafzettingen, komafzettingen en het dekzandgebied. Op grond van boringen is deze driedeling niet te onderbouwen. Het onderzoeksbureau komt uit op een kleigebied met daarin in verticaal opzicht dijkdoorbraakafzettingen op oeverafzettingen op komafzettingen op zanden van de Formatie van Kreftenheye. In grote lijnen is dit de opbouw van het kleigebied. Het zandgebied is een gebied met dekzand, al dan niet met plaggendekken.

De onderzochte strook langs het tracé van het spoorvak Zevenaar - Didam ligt in een landschappelijk gebied dat in fysisch-geografisch opzicht uit twee deelgebieden bestaat. In het westelijke deel vanaf de aantakking op de spoorlijn Arnhem - Emmerik (hm 106,6) tot aan de 7Poort (hm 47,3) bestaat de ondergrond uit een klei die behoort tot de Formatie van Echteld op zanden die behoren tot de Formatie van Kreftenheye. De bovenkant van het zand van deze Formatie ligt, met enige lichte welvingen, opmerkelijk vlak op een hoogte van circa 9,2 tot 9,7 m +NAP.

Door overstromingen is de top van het zandpakket zodanig verspoeld en geërodeerd dat daarin eventuele bodems en vondstniveaus die zich daarin hebben bevonden niet meer zijn te verwachten. Op het zand liggen stroomgordelafzettingen die op globaal niveau tot een drietal facies zijn te herleiden. De onderste, wat zwaardere klei die met name voorkomt in het meest westelijke deel is een komklei. Op deze komklei ligt een pakket lichtere klei die als een oeverwal afzetting beschouwd moet worden. Deze klei wordt afgedekt door een dekafzetting van een zandige klei die vanuit dijkdoorbraken van de noordelijke dijk langs de Nederrijn is afgezet. De bovenkant van het kleidek is over grote delen vrij diep verstoord.

Het oostelijke deel van de onderzochte zone vanaf de 7Poort (hm 47,3) tot de Bievankweg in Didam (ca. hm 45,2) bestaat uit dekzand behorend tot de Formatie van Boxtel. De bovenkant van deze eolische afzetting loopt in oostelijke richting licht op van 10,9 tot 13,3 m +NAP. Hoewel er in veel boringen een sterke bodemverstoring is aangetroffen, zijn er een aantal deelzones waar nog redelijk intacte bodemprofielen voorkomen. Hier zijn nog B- en/of BC-horizonten in het bodemprofiel aanwezig.

Uit het inventariserend veldonderzoek kan worden vastgesteld dat er op meerdere plaatsen gerekend moet worden met een archeologische vindplaats. Twee van de vijf vindplaatsen liggen in het kleigebied.

Vindplaats 1A bestaat uit waarnemingen van houtskool in (kom)klei. Hoewel in deze boringen geen archeologische laag is waargenomen, is het bodemprofiel intact en kan een eventuele vindplaats in de nabijheid van deze boringen niet worden uitgesloten.

Vindplaats 1 bestaat uit waarnemingen van houtskool en in een enkele boring ook verbrande leem in het kleipakket. Deze waarnemingen zijn gedaan in de boringen 19 tot en met 21 en mogelijk ook de boringen 24 en 25. Vermoedelijk gaat het om verspoelde houtskool van een nabijgelegen huisplaats of nederzetting die zich mogelijk in de nabijheid van boring 20 bevindt. Nabij boring 19 was tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog een loopgraaf aangelegd.

31 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Boringen 26 tot en met 29 worden ook tot een vindplaats gerekend vanwege de hier aanwezige Landweer en het gegeven dat dit gebied tussen twee vindplaatsen ligt.

Vindplaats 2 ligt hoger in het kleipakket. Hier zijn in de boringen 30 en 31 sporen van houtskool en baksteen aangetroffen. In boring 31 bevonden deze archeologische indicatoren zich in een ‘vuile’ laag. Mogelijk houdt deze vindplaats verband met de puinhoudende bovenlaag en een puinlaag in de ondergrond in boring 32.

Vindplaats 3 bestaat uit het AMK-terrein 12715 waar sporen en vondsten zijn aangetroffen uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Bij het booronderzoek zijn vanwege de aard van de boringen geen archeologische indicatoren aangetroffen die daarop wijzen maar gezien de vondsten in het verleden en de relatieve intactheid van de bodem dient deze zone zeker nog als een archeologische vindplaats beschouwd te blijven.

Vindplaats 4 betreft de noordelijke rand van het omgrachte terrein van de voormalige havezate Tesma. In boring 63 zijn gelaagde afzettingen aangetroffen die zijn afgezet in de noordelijke gracht of net aan de rand van de gracht.

Vindplaats 5 waar op basis van de vondst van urnen een urnenveld uit de Late Bronstijd of de Vroege IJzertijd wordt vermoed. Ook voor deze vindplaats geldt dat er bij het booronderzoek geen archeologische indicatoren zijn gevonden maar vanwege de relatieve intactheid van de bodem moet deze zone nog als een archeologische vindplaats aangemerkt blijven. De Landweer is niet specifiek onderzocht maar op basis van veldkenmerken staat het vast dat deze is geëgaliseerd. Desalniettemin kunnen er nog sporen behouden zijn.

Vindplaats 6 betreft een zone waar tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog een loopgraaf en diverse schuttersputjes zijn aangelegd. De in boringen 80, 81 en 82 geconstateerde bodemverstoring hangt mogelijk hiermee samen. Bij boring 80 is een waarneming van een vuursteenvindplaats bekend (RAAP-nr. 125, zie beleidskaart Montferland).

Het in het bureauonderzoek opgestelde verwachtingsmodel kan worden bijgesteld. De bijgestelde verwachtingskaart is opgenomen in bijlage 5 van het inventariserend veldonderzoek.

In het bureauonderzoek heeft het westelijke kleigebied een hoge verwachting. Tijdens het booronderzoek zijn op twee locaties archeologische indicatoren aangetroffen. De zones rondom deze vindplaatsen dienen een middelhoge archeologische verwachting te krijgen aangezien op basis van de waarnemingen uit de boringen slechts kan worden geconcludeerd dat de in de klei aangetroffen houtskool duidt op een nabij gelegen vindplaats. Gezien de periode waarin de klei is afgezet, zal het gaan om vindplaatsen die dateren uit de periode van de 8e tot de 15e eeuw. Het verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek dient op dit punt aangepast te worden.

Verder dient ook een zone aan weerszijden van de voormalige Landweer nog een middelhoge verwachting te krijgen. Dit komt deels overeen met het verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek.

32 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

De overige delen van het kleigebied krijgen een lage archeologische verwachting, mede vanwege de vrij diepe verstoringen vanaf het maaiveld. Bovendien is een groot deel van het traject ter hoogte van de wijk Groot-Holthuizen naar aanleiding van eerder onderzoek (Wilbers 2006-2) toen al vrijgeven. Ook hier dient de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek (middelhoog en hoog) naar beneden bijgesteld te worden.

De zone met de drie vindplaatsen in het zandgebied krijgen een zeer hoge archeologische verwachting. Die verwachting is gebaseerd op de intactheid van het bodemprofiel ter plaatse van zones waar in het verleden reeds vele archeologische waarnemingen zijn gedaan. De overige delen van het zandgebied zijn vanaf het maaiveld zodanig diep geroerd dat er geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen meer zijn te verwachten. Deze zones hebben daarom een lage archeologische verwachting. Deze zones met een lage verwachting omvatten ook het gebied dat na uitvoering van vooronderzoek en definitief onderzoek is vrijgegeven. Het betreft het woningbouwplan Kerkwijk dat door ADC is onderzocht (Lohof, 2004; Prangsma, 2010; Van der Veken en Prangsma, 2011).

Het bureauonderzoek geeft het gehele zandgebied een hoge verwachting. Aangezien het bodemprofiel grotendeels verstoord is, moet dit naar beneden bijgesteld worden. Echter, in de locaties waar een grotendeels intact bodemprofiel is vastgesteld, is sprake van een zeer hoge verwachting.

Conclusie Ter plaatse van de vindplaatsen in de kleigebieden (vindplaats 1, 1A en 2) wordt inventariserend veldonderzoek karterende fase (booronderzoek) uitgevoerd (IVO-o). Over de vermoedelijke locatie van de loopgraaf in vindplaats 1 wordt een proefsleuf aangelegd. Voor de vindplaatsen in de zandgebieden (vindplaats 3 t/m 6) wordt inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd (IVO-p). Deze gebieden zijn in het inpassingsplan voorzien van een dubbelbestemming waarmee de archeologische waarden zijn beschermd.

4.3.2 Cultuurhistorie

Algemeen Op grond van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen, naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten en archeologische resten, ook cultuurhistorische waarden te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen. Om die reden wordt in deze paragraaf beknopt ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied en zijn de cultuurhistorische waarden in en om het plangebied geïnventariseerd. Vervolgens is bekeken wat de gevolgen van het inpassingsplan op de aanwezige cultuurhistorie zijn.

Ontstaansgeschiedenis Het baanvak Zevenaar - Winterswijk stamt uit 1885. Destijds was het onderdeel van het net van lokaalspoorwegen in Twente en de Achterhoek, aangelegd door de Geldersch-Overijsselsche Lokaalspoorweg-Maatschappij. De spoorlijn tussen Zevenaar en Winterswijk is de enige spoorlijn van deze voormalige maatschappij die nog altijd in regulier gebruik is.

Op navolgende topografische historische kaart van omstreeks 1900 is de spoorlijn duidelijk terug te zien.

33 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Topografische historische kaart omstreeks 1900 (bron: Kadaster)

Inventarisatie cultuurhistorische waarden Ten noorden van het spoortracé is landgoed Sevenaer gelegen. De gronden van dit landgoed strekken zich uit tot aan de locatie waar de nieuwe spoorboog is gepland, enkele tientallen meters noordelijker dan de huidige spoorboog. Landgoed Sevenaer is eind 13e, begin 14e eeuw ontstaan als een burcht. Deze burcht heeft een belangrijke rol gespeeld tussen Gelre en Kleef in de strijd om de Liemers. Het was de belangrijkste versterking in het gebied. De burcht is rond 1685 gesloopt.

De kern van landgoed Huis Sevenaer is in 2006 aangewezen als complex historische buitenplaats en is beschermd als rijksmonument. De bebouwing ligt op ruim 750 meter van het spoortracé. Het landgoed bestaat voort uit een complex van landerijen dat als agrarische grond in gebruik is. Dit complex bevindt zich aan weerszijden van het spoor Didam - Zevenaar. Ten behoeve van het landgoed is in juni 2009 een ontwikkelingsvisie opgesteld. Het navolgende kaartje geeft het beoogde gebruik van de gronden van het landgoed weer.

34 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Ontwikkelingsvisie Landgoed Sevenaer

Gevolgen van dit inpassingsplan op de cultuurhistorische waarden Als gevolg van de uitvoering van dit inpassingsplan wordt het spoor verdubbeld. Deze verdubbeling heeft alleen ter plaatse van de boog Zevenaar gevolgen voor de historische ligging van het spoor. De boogstraal wijzigt, waardoor het tracé circa 30 meter naar het noorden wordt verschoven. Het nieuwe tracé ligt op gronden die behoren tot het landgoed Sevenaer. Het oude tracé zal als agrarische gronden worden opgeleverd en kan aan de landerijen van het landgoed worden toegevoegd. Uitsluitend doordat het tracé breder wordt uitgevoerd leidt het tot enig verlies aan agrarische areaal. Er is echter geen sprake van een toenemende versnippering. Door de afname van het gemotoriseerd verkeer op de Babberichseweg door het opheffen van het doorgaande karakter kan de eenheid van het landgoed wellicht beter worden ervaren. In en om het plangebied bevinden zich geen monumenten of karakteristieke bebouwing die gesloopt wordt. Het inpassingsplan heeft gezien de afstand tot de bestaande bebouwing bovendien geen negatieve gevolgen voor de buiten het plangebied gelegen monumenten en karakteristieke objecten.

Conclusie Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het provinciaal inpassingsplan.

35 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

4.4 Natuur 4.4.1 Algemeen

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied. Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men onder andere te maken met de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en het Gelders NatuurNetwek. Bij soortenbescherming geldt de Flora- en faunawet.

In februari 2016 is door Arcadis een aanvullende natuurtoets uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. De voor dit inpassingsplan relevante resultaten worden in de navolgende subparagrafen behandeld. 4.4.2 Gebiedsbescherming

Om de effecten van het project op de natuurgebieden in beeld te brengen is onderscheid gemaakt in twee type natuurgebieden, namelijk:  Beschermde natuurgebieden, de zogenaamde Natura2000-gebieden. Dit zijn natuurgebieden die vanuit de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd zijn;  De Natuurnetwerkgebieden. Voorheen waren deze gebieden bekend als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze gebieden bestaan onder andere uit ecologische verbindingszones en reservaten. Het beschermingsregime voor deze gebieden is vastgelegd in de omgevingsverordening van de Provincie Gelderland. In deze verordening zijn deze gebieden aangemerkt als Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene ontwikkelingszone (GO).

Beschermde natuurgebieden (Natura2000) Het plangebied ligt niet in een Natura2000-gebied. Wel is op circa 750 meter ten zuiden van het spoor bij Zevenaar het Natura2000-gebied Rijntakken aanwezig (zie de navolgende afbeelding). In het natuuronderzoek is onderzocht of het project significante externe effecten heeft op het natuurgebied. Externe effecten die kunnen optreden zijn geluidsverstoring, stikstofdepositie, trillingen en optische verstoring.

36 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Ligging Natura2000-gebied Rijntakken (donker oranje arcering binnen de cirkel) ten opzichte van het plangebied (rode lijn binnen de cirkel)

Geluidverstoring Om te bepalen of er sprake is van toe- of afname van geluid op het natuurgebied is er met een akoestisch rekenmodel een geluidsberekening uitgevoerd op drie punten langs de grens van het beschermde natuurgebied. Uit deze berekeningen blijkt dat de geluidsituatie op het natuurgebied, vanwege het project, nagenoeg gelijk blijft aan de bestaande situatie. De reden hiervoor is dat de spoorlijn Arnhem - Emmerich en de Betuweroute maatgevend zijn voor de geluidsbelasting op het natuurgebied. De bijdrage van de spoorlijn Zevenaar - Doetinchem is daarbij van onderschikt belang. Significante negatieve effecten zijn uit te sluiten. Daarnaast zorgt de modernisering van het spoor en het feit dat het treinmaterieel op termijn stiller wordt voor een lichte afname van de geluidstraling vanaf het spoor.

Stikstofdepositie In juli 2015 is de Programmatische Aanpak Stikstof (hierna: PAS) in werking getreden. De PAS geeft voor projecten, zoals de spoorverdubbeling, een duidelijk kader en regels voor stikstofdepositie op Natura2000-gebieden waarin stikstofgevoelige habitattypen aanwezig zijn. Binnen het Natura2000-gebied Rijntakken zijn stikstofgevoelige habitattypen aanwezig. In de PAS is aangegeven dat stikstofdepositie, als gevolg van een project, onder de grenswaarde van 0,05 mol/ha/ja zo klein is dat negatieve effecten zijn uit te sluiten. Als de depositie hoger is dan moet dit worden gemeld of dient een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 te worden aangevraagd.

Voor (inpassings)plannen is de PAS strikt gezien niet van toepassing. Voor de motivering of een project een significant negatief effect heeft op beschermde natuurgebieden kan de rekenmethode zoals deze in de PAS is geregeld echter wel toegepast worden. Om de stikstofdepositie voor de spoorverdubbeling en

37 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

snelheidsverhoging Zevenaar - Didam te bepalen is voor de aanlegfase en de gebruiksfase van het project een berekening gemaakt met de AERIUS-calculator. Dit is een rekenmodel dat de PAS voorschrijft. Voor de input van deze berekening is voor de aanlegfase een realistische werkmethode voor het realiseren van de spoorverdubbeling als uitgangspunt gehanteerd. Deze uitgangspunten bestaan onder andere uit de bouwroutes, het dieselmaterieel dat voor de bouw wordt gebruikt en de duur van de bouw van het project. Voor de gebruiksfase van het project is uitgegaan van een 'worst-case' scenario waarbij is gerekend met een fictief geheel nieuw spoor. Voor dit laatste uitgangspunt is gekozen omdat gegevens over uitstoot van stikstof bij verschillende snelheden van dieseltreinen niet of moeilijk te achterhalen zijn. Het maken van een verschil-berekening tussen huidige en nieuwe situatie is daardoor lastig.

Uit voornoemde AERIUS berekening blijkt dat de toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen binnen het natuurgebied de Rijntakken zowel in de gebruiksfase als de aanlegfase van het project minder dan 0,05 mol/ha/ja bedraagt. Significant negatieve effecten veroorzaakt door stikstofdepositie op het natuurgebied zijn dan ook uitgesloten.

Trillingen en optische verstoring Trillingshinder vanaf het spoor wordt voornamelijk veroorzaakt door het vergroten van intensiteiten op het spoor en de aanwezigheid van goederenverkeer. Op het traject Zevenaar - Didam vindt geen vervoer van goederen plaats. Ook wordt de intensiteit van het aantal treinen op dit traject niet vergroot. De afstand vanaf het spoor naar het natuurgebied bedraagt daarnaast circa 750 meter. Op een dergelijke afstand is eventuele trillingshinder niet meer waarneembaar. Significante effecten op het Natura2000-gebied zijn daarom uitgesloten.

Van optische verstoring op het natuurgebied is ook geen sprake, omdat de tussenliggende bebouwing en de dijk langs het natuurgebied het zicht op het spoor vanuit het natuurgebied belemmert.

Conclusie beschermde natuurgebieden (Natura2000) Het project veroorzaakt geen significant negatieve effecten op het Natura2000-gebied Rijntakken.

Natuurnetwerkgebieden (GNN en GO) Het plangebied valt buiten het gebied dat in de omgevingsverordening van de provincie Gelderland is aangewezen als Gelders Natuurnetwerk (GNN) en/of Groene ontwikkelingszone (GO). Dit blijkt duidelijk uit de navolgende afbeelding. Het project heeft dan ook geen effect op deze natuurnetwerk gebieden.

38 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Ligging natuurnetwerk Gelderland (groene arceringen) ten opzichte van het plangebied (rode lijn)

4.4.3 Soortenbescherming

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van in het wild voorkomende planten en dieren. In de wet is bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en beschermde planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Daarnaast beschermd deze wet tevens het leefgebied van dieren en planten (habitat).

Voor de spoorverdubbeling tussen Zevenaar en Didam is in de Aanvullende Natuurtoets van Arcadis uit februari 2016 onderzocht of beschermde dieren en planten aanwezig zijn. Beschikbare informatie uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) is geraadpleegd en binnen het plangebied heeft veldonderzoek plaatsgevonden.

In het onderzoek wordt geconcludeerd dat in het plangebied mogelijk de volgende beschermde soorten voorkomen:  Wilde marjolein en rapunzelklokje (vaatplanten);  Roek;  Vleermuizen;  Bittervoorn;  Kleine modderkruiper.

Wilde marjolein en rapunzelklokje Langs het spoortracé komen mogelijk de wilde marjolein en het rapunzelklokje voor. Deze planten zijn vanuit de Flora- en faunawet licht beschermd. In gebieden waar deze planten voorkomen kan gewerkt worden met een, door het ministerie van Economische Zaken, goedgekeurde gedragscode. Dit houdt in dat de aannemer bepaalde maatregelen moet nemen voordat de werkzaamheden starten. Voorbeeld hiervan is het inventariseren, afzetten en /of verplaatsen van aangetroffen planten.

39 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Roek Ter hoogte van de Poelwijkerlaan in Zevenaar zijn waarnemingen bekend van roekenkolonies. Het is niet uitgesloten dat er in de bomen ter hoogte van deze locatie nestplaatsen van de roek aanwezig zijn. Een nestplaats van de roek is het gehele jaar door beschermd. Om te bepalen of er nesten aanwezig zijn is nader onderzoek uitgevoerd waarbij op verschillende momenten de bomen zijn geïnspecteerd op de eventuele aanwezigheid van nesten. Uit dit nader onderzoek is gebleken dat in de bomen, die in het plangebied aanwezig zijn, geen nesten zijn aangetroffen.

Vleermuizen Langs het tracé is, op een aantal plaatsen waar vleermuizen zijn aangetroffen, nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat drie locaties langs het tracé een functie hebben voor vleermuizen, namelijk:

Hengelder Leigraaf, Zevenaar Deze locatie wordt gebruikt als foerageergebied door vleermuizen. Op deze locatie is echter voldoende bosschage in de omgeving aanwezig die als alternatief voor deze vleermuizen dient. Effecten van het project op deze vleermuizen zijn dan ook uitgesloten.

Babberichseweg 2, Zevenaar Bij de Babberichseweg zijn een aantal gewone dwergvleermuizen op vliegroute waargenomen. De straatbeplanting vormt een essentiële verbinding tussen verblijfplaats en foerageergebied, omdat in de omgeving verder geen lijnvormige elementen aanwezig zijn. Indien voor de aanleg van het werkterrein bomen gekapt worden zijn effecten te verwachten op deze vliegroute. Daarnaast kan het gebruik van kunstverlichting van zonsondergang tot zonsopkomst ook een verstorende werking hebben. Maatregelen die op deze locatie genomen kunnen worden zijn het afschermen en beperken van licht en het opsnoeien van de aanwezige bomen voor het werkterrein. Verstoring door licht kan gedurende de werkzaamheden zo veel mogelijk worden beperkt. Bij nadere uitwerking van de langzaam verkeerstunnel en de te realiseren werkterreinen wordt bekeken of bomen zo veel mogelijk behouden kunnen worden. Indien bomen op deze locatie moeten worden verwijderd zijn mitigerende maatregelen en wellicht ontheffing van de flora- en faunawet noodzakelijk.

Grote Huilakker, Didam Bij deze locatie zijn een aantal overvliegende gewone dwergvleermuizen en laatvliegers waargenomen. Deze dieren vlogen over het spoor en volgden geen lijnvormig element langs het spoor. Met de realisatie van het werkterrein gaat daarom geen essentiële vliegroute verloren. Het gebruik van kunstverlichting een half uur voor zonsondergang tot half uur na zonsopkomst kan echter wel een verstorende werking hebben op vleermuizen die over het spoor vliegen. Indien licht wordt beperkt en afgeschermd zijn effecten op vleermuizen uitgesloten. Er is geen noodzaak tot ontheffing.

Sloop BAT-loods Binnen het plangebied vindt de sloop plaats van een gebouw, namelijk de BAT-loods ter hoogte van het hoofdspoor Zevenaar. Deze loods is geïnspecteerd op geschiktheid en eventuele aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen. Uit deze inspectie blijkt dat er geen vleermuizen in en rond het gebouw aanwezig zijn. Daarnaast is gebleken dat de loods ongeschikt is voor verblijfplaatsen van vleermuizen.

40 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Bittervoorn en kleine modderkruiper Voor het project worden op verschillende plaatsen watergangen gedempt. In deze watergangen kunnen beschermde vissoorten voorkomen. Het betreft hier de kleine modderkruiper en de bittervoorn. Om te bepalen of deze soorten daadwerkelijk voorkomen is nader onderzoek in de watergangen uitgevoerd. In de watergangen welke gedempt moeten worden zijn geen vissen aangetroffen. Vervolg onderzoek en/of een ontheffing van de Flora- en faunawet is derhalve niet noodzakelijk.

Conclusie In het plangebied van de spoorverdubbeling zijn mogelijk licht beschermde plantensoorten aanwezig. In gebieden waar deze planten voorkomen wordt gewerkt met een goedgekeurde gedragscode van het ministerie van Economische Zaken waardoor ontheffing van de flora en faunawet niet noodzakelijk is. De bomen langs de Babberichseweg vormen een vliegroute voor vleermuizen. In de nadere uitwerking van het ontwerp van de tunnel en de werkterreinen wordt bekeken of bomen zo veel mogelijk behouden kunnen worden. Indien bomen op deze locatie moeten worden verwijderd zijn mitigerende maatregelen en wellicht een ontheffing van de flora- en faunawet noodzakelijk. In de BAT-loods zijn geen verblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig.

Overige beschermde soorten zijn in het plangebied niet aangetroffen.

Wet natuurbescherming In oktober 2016 is door Arcadis in een memo onderzocht of de Wet natuurbescherming die in januari 2017 in werking treedt invloed heeft op dit project. Deze memo is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. Conclusie is dat er geen gevolgen zijn voor de soortbescherming in het plangebied.

4.5 Water

4.5.1 Algemeen

De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied hebben effect op de aanwezige waterhuishouding. Het watersysteem moet op een goede manier hersteld of aangepast worden. Om ervoor te zorgen dat het inpassingsplan geen negatieve effecten heeft op het watersysteem is in het ontwerp rekening gehouden met de benodigde waterberging.

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het verplicht om het watertoetsproces te doorlopen bij ruimtelijke ontwikkelingen. In het watertoetsproces worden de waterhuishoudkundige aspecten van een plan in beeld gebracht en worden de gevolgen ervan uitgewerkt.

Eventueel zijn mitigerende en compenserende maatregelen nodig om negatieve effecten op de waterhuishouding tegen te gaan.

41 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

4.5.2 Europees beleid

Europese Kaderrichtlijn Water Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) in werking getreden. De KRW heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren vanaf 2015 op orde te hebben. Daarbij is het de bedoeling dat onder meer het duurzaam gebruik van water wordt bevorderd, de verontreiniging van grond- en oppervlaktewater aanzienlijk wordt teruggebracht en de ecologische toestand wordt verbeterd. Waterbeheer op het niveau van stroomgebieden is daarbij het uitgangspunt. Een belangrijk instrument vormt het stroomgebiedbeheersplan. Deze wordt iedere zes jaar herzien.

In het plangebied zijn geen waterlichamen aangewezen als waterlichamen in de zin van de KRW. Voor het plangebied zijn er dan ook geen ecologische doelen vastgesteld. Bij de herinrichting van het plangebied naar aanleiding van dit project is wel rekening gehouden met het mogelijke effect op KRW-waterlichamen buiten het plangebied. 4.5.3 Rijksbeleid

Waterbeheer 21e eeuw De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft onderzocht welke maatregelen kunnen worden genomen om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Waterbeleid in de 21e eeuw'. De belangrijkste aanbevelingen zijn: anticiperen in plaats van reageren; meer ruimte naast techniek; vasthouden, bergen en afvoeren.

Waterwet De Waterwet regelt in hoofdzaak het beheer van watersystemen, waaronder waterkeringen, oppervlaktewater- en grondwaterlichamen. De wet is gericht op het voorkomen dan wel beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, de bescherming en verbetering van kwaliteit van watersystemen en de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. 4.5.4 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie

Oppervlaktewater De provincie en haar partners streven samen naar herstel en behoud van de kwaliteit van het oppervlaktewater in Gelderland, waarbij ten minste voldaan wordt aan de normen van de KRW. Ook streeft de provincie naar herstel en behoud van oppervlaktewateren met een bijzondere ecologische kwaliteit en de bescherming van Beschermde vissoorten. Uiterlijk in 2027 is bereikt dat het totale Gelderse watersysteem voldoet aan de gestelde ecologische en chemische doelen van de KRW. De rol van de provincie is daarbij kaderstellend voor de te behalen doelen.

Wateroverlast De provincie en haar partners willen zo veel mogelijk voorkomen dat inundatie vanuit watergangen leidt tot wateroverlast. Hiervoor wordt het regionale systeem op orde gebracht en op orde gehouden.

42 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Grondwateroverlast De provincie en haar partners streven er samen naar dat grondwateroverlast wordt voorkomen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en bij de herontwikkeling van bestaande locaties.

Drinkwater De provincie en haar partners streven er samen naar om voor de lange termijn in Gelderland op een verantwoorde manier in drinkwater te voorzien, met grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening. 4.5.5 Waterschapsbeleid

Waterbeheerplan 2016-2021 (ontwerp) Het waterschap laat in dit waterbeheerplan zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten we in de samenwerking met onze partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor onze primaire taakgebieden:  Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.  Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.  Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.  Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.  Zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel: Vaarwegbeheer. 4.5.6 Waterhuishouding

In februari 2016 is door Arcadis een waterhuishoudkundig onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. De voor dit inpassingsplan relevante resultaten worden hieronder beschreven. Het betreffen de effecten op de waterhuishouding, alsmede de benodigde compenserende of mitigerende maatregelen.

Oppervlaktewater Voor de verdubbeling (en de daarvoor benodigde verbreding) van het spoortraject zullen enkele parallel aan het spoor (noord/zuidzijde) gesitueerde watergangen worden gedempt. Deze watergangen moeten met minimaal dezelfde dimensies worden gecompenseerd, waarbij rekening moet worden gehouden met beheer- en onderhoudspaden. Hiermee wordt rekening gehouden in het project.

Verhard oppervlak Conform de eisen van het waterschap is het noodzakelijk om voor nieuw verhard oppervlak voldoende waterberging te realiseren. Het project voorziet echter niet in een toename van verharding

43 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Waterkwaliteit Het gebruik van het spoor heeft een diffuse verontreiniging tot gevolg. Het betreft met name de stoffen nikkel, koper, zink, PAK, minerale olie en/of bestrijdingsmiddelen.

De voorgenomen plannen hebben geen negatieve effecten op de huidige waterkwaliteit aangezien het aantal treinen niet toeneemt. Waar de spoorbaan grenst aan oppervlaktewater, kan het hemelwater van de spoorbaan afstromen via de berm naar het oppervlaktewater. Dit is gelijk aan de huidige situatie. De berm fungeert als een bermpassage waar verontreinigingen opgevangen worden en vastgelegd in de humeuze bovengrond. De verontreinigingen komen daarmee niet tot afstroming naar het oppervlaktewater.

Waterkeringen en waterveiligheid Er zijn geen waterkeringen in het plangebied gelegen. De voorgenomen plannen hebben geen effect op waterkeringen of waterveiligheid.

Afwatering van de spoorbaan De afwatering van de spoorbaan blijft gehandhaafd. Bij nieuwe sporen wordt de huidige wijze van afwatering voortgezet. Er zijn geen effecten van de voorgenomen plannen op de afwatering van spoorbaan.

Grondwater De onderdoorgang bij de Babberichseweg heeft geen effect op de grondwaterstanden en -stroming. Daarnaast wordt de onderdoorgang tot aan de hoogste grondwaterstand waterdicht afgewerkt, waardoor in de onderdoorgang geen wateroverlast ontstaat. Ook andere onderdelen van de voorgenomen plannen hebben geen verandering van de grondwaterstand tot gevolg.

Afvalwater De voorgenomen plannen hebben geen wijzigingen in de afvalwaterstromen tot gevolg. Er komt niet meer/minder afvalwater vrij als gevolg van de voorgenomen plannen.

Onderhoudbaarheid van waterhuishoudkundig systeem Het waterhuishoudkundige systeem blijft in tact en wijzigt niet. Er zijn dan ook geen effecten voorzien op het beheer en onderhoud van het waterhuishoudkundige systeem.

Tijdelijke aspecten

Werkterreinen Tijdens de realisatie van de plannen is ruimte nodig voor werkterrein, opstelplaatsen, werkwegen, et cetera. Dit kan een tijdelijk effect hebben op de bestaande waterhuishouding. Zo kunnen bijvoorbeeld bestaande watergangen tijdelijk moeten worden omgelegd of voorzien van een duiker. In de nadere uitwerking wordt hierover afstemming gezocht met het waterschap indien het watergangen betreffen die op de legger van het waterschap staan.

44 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Indien ten behoeve van de realisatie van het planvoornemen tijdelijke verhardingen worden aangelegd, wordt de afwatering hiervan dusdanig geregeld dat de omgeving hier geen overlast van ondervindt. Hierbij gaat het om asfalt- of klinkerverhardingen.

Gedurende de aanleg dient de aannemer altijd rekening te houden met mogelijke effecten op de waterkwaliteit en -kwantiteit. Indien effecten worden voorzien en in het geval van calamiteiten wordt hierover contact gezocht met het waterschap.

Aanleg onderdoorgang Babberichseweg Voor de aanleg van de onderdoorgang Babberichseweg moet mogelijk de grondwaterstand tijdelijk worden verlaagd om aanleg in droge omstandigheden mogelijk te maken. Indien de verlaging van de grondwaterstand plaats vindt op locaties met zettingsgevoelige lagen (leem, klei, veen) en tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG), is er een risico op zetting. Dit is bij de Babberichseweg waarschijnlijk het geval. Effecten dienen in de nadere technische uitwerking te worden beschouwd en uitgewerkt.

Waterkwaliteit en -kwantiteit Lokale bemalingen zijn mogelijk nodig voor de aanleg van het spoor en/of de bijbehorende kunstwerken. Het bemalingswater dat vrij komt, wordt geloosd op watergangen (bij voorkeur) of riolering. Hiervoor is een melding dan wel een watervergunning verplicht. Binnen dit kader worden de kwantiteit- en kwaliteitsaspecten van het te lozen water met het waterschap afgestemd.

Conclusie effecten voorgenomen plannen Er zijn geen effecten van de voorgenomen plannen op het thema 'water' te verwachten. In het kader van het project worden, conform vigerend beleid en wet- en regelgeving voldoende maatregelen genomen om eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding te voorkomen. 4.5.7 Watertoets

Waterschap Rijn en IJssel is voor het plangebied en omgeving de aangewezen waterbeheerder. Het Waterschap hanteert een handreiking (watertoetstabel) voor het opstellen van de waterparagraaf. Voor het project is de watertoetstabel ingevuld. De tabel is in deze paragraaf opgenomen. Er volgen geen belemmeringen uit de tabel. Het opgestelde waterhuishuidkundig plan is akkoord bevonden. Er heeft tevens formeel overleg plaatsgevonden met het Waterschap Rijn en IJssel. De resultaten hiervan zijn verwerkt in paragraaf 7.4.

45 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

46 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Watertoetstabel Waterschap Rijn en IJssel

4.5.8 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het provinciaal inpassingsplan.

4.6 Milieuhygiënische aspecten 4.6.1 Spoorweglawaai

Algemeen De Wet milieubeheer (hoofdstuk 11) stelt eisen aan de geluidproductie van spoorwegen in de vorm van geluidproductieplafonds (GPP's). De beheerder van de spoorwegen, ProRail, moet de GPP's naleven en daarover elk jaar rapporteren. Als de geluidsproductie verandert, bijvoorbeeld door uitvoering van een project, stelt de wet ook eisen aan de geluidbelasting die optreedt op onder andere woningen.

Bij de voorbereiding van een project gaat de initiatiefnemer na of de situatie na uitvoering van het project binnen de geldende GPP's zal blijven. Als verwacht wordt dat na uitvoering van het project binnen de geldende GPP's gebleven wordt, kan het project zonder verder onderzoek uitgevoerd worden.

47 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Toetsing Door Arcadis is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. Aanvullend op het akoestische onderzoek is in een aparte memo ingegaan op de situatie voor enkele woningen aan de Poelwijkerlaan in Zevenaar. Dit vanwege de bijzondere ligging van deze woningen langs zowel de spoorlijn Arnhem - Winterswijk als de spoorlijnen Arnhem - Duitse grens en de Betuweroute. Het memo is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. In een uitgebreide samenvatting zijn de resultaten van het akoestische onderzoek en het memo nader toegelicht. De uitgebreide samenvatting is als bijlage toegevoegd aan deze toelichting. In deze paragraaf is volstaan met het vermelden van de belangrijkste conclusies van het akoestisch onderzoek en het memo.

Akoestisch onderzoek In het akoestische onderzoek is beschreven welke invloed het plan heeft op de geluidbelasting ter plekke van woningen in de omgeving van het spoor. Ook is onderzocht en beschreven welke maatregelen getroffen moeten worden om te voldoen aan de wetgeving voor geluid. Omdat het project er niet voor zorgt dat er meer treinen gaan rijden en ook geen invloed heeft op het type treinen dat op het traject rijdt, is de invloed van het project op de geluidbelasting het gevolg van de wijzigingen aan het spoor (extra spoor en ruimere bocht) en de snelheidsverhogingen.

Uit de geluidberekeningen blijkt dat er voor een aanzienlijk aantal referentiepunten het vastgestelde geluidproductieplafond (GPP) wordt overschreden. De overschrijding bedraagt maximaal 2,4 dB. De belangrijkste redenen hiervoor zijn:  de aanleg van een tweede spoor;  verhoging van de snelheid van maximaal 100 km/h naar 120 km/h tussen Zevenaar en Didam en van maximaal 100 km/h naar 130 km/h tussen Didam en Wehl.

Op basis van de referentiepunten waarvan de GPP’s worden overschreden, is het onderzoeksgebied afgebakend. Voor de woningen binnen dit onderzoeksgebied is onderzocht of de geluidbelasting op de woning als gevolg van het project hoger wordt dan de streefwaarde voor de betreffende woning. Onderzoek op woningniveau toont aan dat er voor 15 woningen sprake is van een overschrijding van de geluidsbelasting die bij de woning optreedt in de situatie volgens vigerend GPP (Lden,GPP).

Voor de woningen is onderzocht welke maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te verlagen. Afgezien van de woning Kerkwijkweg 6 in Didam kunnen de overschrijdingen doelmatig worden weggenomen door op een viertal locaties raildempers tegen de spoorrails te bevestigen. Voor de woning Kerkwijkweg 6 is onderzocht welke eventuele (bovendoelmatige) maatregelen er nodig zijn om te voldoen aan de streefwaarde. De overschrijding kan worden weggenomen met de toepassing van raildempers op het zuidelijke spoor over 50 m (km 46.600 t/m 46.650). Ondanks dat de maatregel niet doelmatig is, is besloten toch raildempers aan te leggen om de geluidbelasting ook voor deze woning onder de streefwaarde te krijgen.

48 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Memo Poelwijkerlaan Doordat de spoorlijn Arnhem - Winterswijk de ondergeschikte geluidsbron is ter plekke van de woningen aan de Poelwijkerlaan, veroorzaakt het project ter plaatse van deze woningen geen overschrijding van de GPP’s op de nabijgelegen referentiepunten. Ook veroorzaakt het project hierdoor maar een verwaarloosbare toename van de geluidbelasting op de gevel van de woningen aan de Poelwijkerlaan. Omdat er geen overschrijding van de GPP’s plaatsvindt en de geluidbelasting op de woningen lager is dan 70 dB (en daardoor geen saneringswoningen volgens de Wet geluidhinder), is het wettelijk gezien niet noodzakelijk om maatregelen af te wegen voor de woningen aan de Poelwijkerlaan.

Conclusie Het aspect spoorweglawaai vormt verder geen belemmering voor de uitvoering van het provinciaal inpassingsplan. 4.6.2 Hinder tijdelijk werkterrein

Algemeen De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht om, in het kader van 'een goede ruimtelijke ordening', aan te tonen dat nieuwe, milieuhindergevoelige functies niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.

Toetsing In dit inpassingsplan wordt een extra spoor aangelegd ten zuiden van een bestaand spoor. Hiervoor worden de aangrenzende gronden aan zowel de noord- als zuidzijde tijdelijk als werkterrein gebruikt voor de aanleg van het spoor. Bouwlawaai is een tijdelijk optredend effect dat sterk afhankelijk is van de lokale omstandigheden. Tot op zekere hoogte mag van de omgeving worden verwacht dat de tijdelijke hinder van bouwlawaai wordt geaccepteerd. Om echter te voorkomen dat hinder uitstijgt boven hetgeen maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht, is door het ministerie van Infrastructuur en Milieu de Circulaire Bouwlawaai 2010 opgesteld. Bij de beoordeling van bouwlawaai gebruiken gemeenten deze circulaire. Op grond van de circulaire bedraagt de voorkeursgrenswaarde in de dagperiode (07.00 - 19.00 uur) 60 dB(A). Mits onderbouwd kan worden afgeweken van deze norm en kunnen werkzaamheden ook in de avond- en nachtperiode plaatsvinden.

De omgevingsvergunning voor het project moet voldoen aan het Bouwbesluit. In artikel 8.3, lid 1 van het Bouwbesluit is bepaald dat bedrijfsmatige bouw- of sloopwerkzaamheden zowel op werkdagen als op zaterdag tussen 7:00 en 19:00 uur mogen worden uitgevoerd. In de tabel van artikel 8.3, lid 2 is het maximale geluidsniveau aangegeven, gerekend met een maximale blootstellingsduur in dagen dat de in de tabel opgenomen dagwaarde is bereikt. De definitie van het begrip dagwaarde maakt duidelijk dat het geluid dat geproduceerd mag worden door bouw- of sloopwerkzaamheden moet worden gemeten op de gevel van geluidsgevoelige objecten. Dit is conform de Circulaire Bouwlawaai 2010.

49 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Conclusie Voor de uitvoering van het project is de Circulaire Bouwlawaai van toepassing. De omgevingsvergunning moet voldoen aan het Bouwbesluit, waarin de geluidwaarden uit de circulaire zijn opgenomen. Er zal te allen tijde gestreefd worden om de werkzaamheden zo veel mogelijk in de dagperiode uit te voeren. Daarnaast wordt gestreefd om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor wordt waar mogelijk stil materieel ingezet en stille technieken toegepast in het bouwproces.

Door deze werkwijze wordt de hinder afkomstig van het bouwlawaai voor omwonenden zo veel mogelijk beperkt en leiden de werkzaamheden niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. 4.6.3 Bodemkwaliteit

Algemeen Voordat het inpassingsplan wordt vastgesteld, moet zijn aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater de gewenste ruimtelijke ontwikkeling toelaten. Ook moet worden getoetst of een eventuele bodemverontreiniging gevolgen heeft voor de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.

Onderzoek In november 2014 is door Grontmij een milieuhygiënisch vooronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. De voor dit inpassingsplan relevante resultaten worden hieronder beschreven.

Ter plaatse van het projectgebied Zevenaar - Wehl zijn diverse locaties aanwezig waar sprake kan zijn van bodemverontreiniging(en) die een knelpunt kunnen vormen voor de voorgenomen werkzaamheden. Het betreft hierbij acht locaties welke op basis van de beschikbare informatie nog geheel of gedeeltelijk verontreinigd zijn.

Tevens bevinden zich ter plaatse van het projectgebied vijf locaties waarvan op basis van onder andere het Bodemloket bekend is dat bodemonderzoek of sanering heeft plaatsgevonden. Gedetailleerde informatie was ten tijde van het eerste bodemonderzoek niet beschikbaar. Voor het overige deel van het tracé was op basis van de toen beschikbare informatie ook niet volledig uit te sluiten dat er verontreinigingen aanwezig waren.

Door Bakker Bodemonderzoek BV is, mede daarom, een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. In dit aanvullende onderzoek wordt een relatie gelegd tussen de scope van de werkzaamheden, de eerder geïnventariseerde aandachtsgebieden aangevuld met beschikbare informatie en de uitkomsten van het recent uitgevoerde bodemonderzoek. Op basis daarvan is gekeken of er sprake is van een raakvlak met het werkgebied en in hoeverre hier een belemmering zou kunnen ontstaan.

Uit het aanvullende onderzoek blijkt dat er wellicht raakvlakken zijn, maar dat in alle gevallen de daar aanwezige verontreinigingen in het werk kunnen worden meegenomen. Er zijn dus geen verontreinigingen in het gebied aanwezig of verregaande maatregelen noodzakelijk die de financiële uitvoerbaarheid van het gehele werk in de weg zouden kunnen staan. Dit betekent voor de uitvoering dat de aannemer ter plaatse een functionele sanering zal uitvoeren of waar nodig maatregelen zal treffen om te kunnen voldoen aan het stand-still principe.

50 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Conclusie Op hoofdlijn kan worden geconcludeerd dat er op basis van het bodemonderzoek geen zaken naar voren komen die een belemmering kunnen vormen voor de uitvoering van het inpassingsplan. Daarnaast zijn de verontreinigingen die in het werkgebied aanwezig zijn eveneens geen belemmering voor de werkzaamheden aangezien deze functioneel in het werk gesaneerd kunnen/zullen worden. 4.6.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt.

Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam Voor de luchtkwaliteit in de omgeving van de spooruitbreiding is de monitoringsronde 2014 van het NSL gehanteerd. Deze monitoringstool geeft een 'worstcase' situatie weer, omdat deze uitgaat van een verbetering van de luchtkwaliteit in de toekomst.

Voor het bepalen van de luchtkwaliteit in en in de omgeving van het plangebied is gebruikgemaakt van een rekenpunt, welke voor de luchtkwaliteit het meest ongunstig is gelegen. Dit rekenpunt bevindt zich in nabijheid van het spoor langs de A12 (zie navolgende figuur).

51 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Maatgevend rekenpunt (bron: ProRail)

Uit de gegevens zoals deze vanuit de monitoringstool van het NSL zijn af te leiden, kan worden geconcludeerd dat de concentraties voor NO2, PM10 en PM2,5 in de huidige situatie in de nabijheid van de spoorweg onder de grenswaarden blijven (zie navolgende tabel).

Concentraties op het gekozen rekenpunt (bron: NSL 2014)

De in de monitoringstool opgenomen wegen zijn maatgevend voor de luchtkwaliteit ter plaatse. Dit betekent dat de bijdrage van de weg aan de concentraties vervuilende stoffen in de lucht groter is dan die van andere bronnen die in het achtergrondniveau zijn opgenomen, zoals de spoorweg.

52 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Het project voor de spoorverdubbeling tussen Zevenaar en Didam voorziet niet in een toename van het aantal treinen maar wel in een toename van de snelheid. Hoewel gegevens over de uitstoot van vervuilende stoffen van treinen bij verschillende snelheden niet beschikbaar zijn, is het uitgesloten dat een snelheidsverhoging van treinen van 100 naar 130 km/h een toename van NO2 (de concentratie NO2 benadert op dit punt het meest de grenswaarde ) veroorzaakt die even groot is als de bijdrage van de A12 (als bepalende bron). Het project zal om die reden niet leiden tot een toename van concentraties van stoffen tot boven de voor die stoffen geldende grenswaarden.

Conclusie Uit voornoemde wordt geconcludeerd dat de spoorverdubbeling tussen Zevenaar en Didam geen overschrijding veroorzaakt van de grenswaarden zoals deze zijn opgenomen in de Wet luchtkwaliteit. 4.6.5 Externe veiligheid

Wettelijk kader Op 1 april 2015 is de Basisnetwetgeving in werking getreden. Basisnet maakt onderscheid tussen de vervoerszijde en de ruimtelijke zijde. Op wijzigingen aan de vervoerszijde zijn de Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten (verder aangeduid met de Beleidsregels) van toepassing. Hoewel er voor het project spoorverdubbeling Zevenaar - Didam geen tracébesluit is vereist is wel getoetst aan de Beleidsregels.

Op basis van de Beleidsregels wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico (inclusief eventuele verantwoording van het groepsrisico).

Spoortracé Zevenaar - Didam De verantwoordelijkheid voor plaatsgebonden risico en groepsrisico wordt in Basisnet gesplitst tussen enerzijds ruimtelijke ontwikkeling en anderzijds het vervoer van gevaarlijke stoffen.

In de vervoerstabel (Basisnettabellen Bijlage 2 van de Regeling Basisnet) staan alle relevante gegevens van de trajecten waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats kan vinden (zoals snelheid, aanwezigheid wissels, aard en omvang transport).

In de tabellen wordt de plaatsgebonden risicocontour (1x10-6) als risicoplafond vastgesteld.

De plaatsgebonden risicocontour 1x10-7 en 1x10-8 worden als maximale bijdrage van het vervoer gevaarlijke stoffen aan het groepsrisico beschouwd. Hiermee is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen dus ook voor het groepsrisico een norm vastgesteld.

Op het tracé Zevenaar - Didam vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Er is voor dit tracé derhalve ook geen sprake van een plaatsgebonden risicocontour.

53 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Omgeving van het spoor Door de spoorverdubbeling kan de situatie zich voordoen dat de nieuwe spoorbaan zich bevindt binnen een risicocontour vanuit de omgeving (bijvoorbeeld een ammoniakfabriek of lpg zone). Dit kan risico's met zich mee brengen voor reizigers. Ondanks dat een reizigerstrein niet kan worden aangemerkt als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object is bekeken of het tracé binnen de invloedssfeer valt van eventueel in de omgeving aanwezige inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voornoemde inrichtingen zijn opgenomen op de risicokaart van de provincie Gelderland. Uit deze inventarisatie kan worden geconcludeerd dat er ter hoogte van de spoorverdubbeling en in de directe omgeving daarvan geen Bevi inrichtingen en/of veiligheidscontouren aanwezig zijn (zie navolgende figuur).

Uitsnede risicokaart (bron: provincie Gelderland)

In en nabij het plangebied liggen verschillende hogedrukaardgasleidingen. Hierbij gaat het om de hogedrukaardgasleidingen N-566-02 en N566-10. Door het te verdubbelen traject, ten oosten van de A12, wordt een gasleiding gekruist. Hiermee zal in de aanlegfase rekening worden gehouden waarmee effecten op deze buisleiding zijn uitgesloten. Doordat het plan niet voorziet in de toevoeging van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object heeft de ontwikkeling geen invloed op de hoogte van het groepsrisico. Een nadere beschouwing en verantwoording van het groepsrisico kan daarmee achterwege blijven.

Er is in de nabijheid van het plangebied tevens sprake van een route voor gevaarlijke stoffen, dit betreft de A12. Aangezien de A12 als risicobron in de huidige situatie al door het spoor wordt gekruist is dit niet van invloed op eventuele risico’s voor de reiziger. Bovendien is de kruising ongelijkvloers waardoor er geen sprake kan zijn van potentiële conflictsituaties tussen treinen en het transport van gevaarlijke stoffen over de A12 (aanrijdingen) waardoor ook de kans en/of de ernst hiervan niet kan toenemen door de hogere rijsnelheden van de treinen.

Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het provinciaal inpassingsplan.

54 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

4.6.6 Trillingen

Toetsingskader trillingen railverkeer Voor de beoordeling van trillingen ontbreekt een wettelijk kader. Sinds 18 april 2012 is de Beleidsregel trillingen spoor (Bts) van kracht voor tracébesluiten voor de aanleg en wijziging van landelijke spoorwegen. Deze richtlijn wordt voor de beoordeling van de trillingen in dit provinciaal inpassingsplan (PIP) ook als uitgangspunt gehanteerd. De Bts is een specifieke uitwerking van de SBR (Stichting Bouwresearch) richtlijn deel B hinder voor personen. Hiervoor is gekozen, omdat de SBR richtlijn niet goed is toegesneden op het beoordelen van toekomstige trillingshinder bij railinfrastructuur.

In de Bts wordt voor de wijziging van een bestaande situatie aangehouden dat een toename van de trillingssterkte (Vmax) toelaatbaar is, mits deze toename maximaal 30% bedraagt. Bij een toename van het trillingsniveau met meer dan 30% moeten er maatregelen onderzocht worden die ertoe leiden dat de trillingssterkte wordt teruggebracht totdat de toename van het trillingsniveau maximaal 30% bedraagt.

Gevolgen spoorverdubbeling voor trillingen Voor een globale beoordeling van de toename van trillingshinder op het traject is vanuit 'expert-judgement' bekeken of er sprake kan zijn van een toename van de trillinghinder als gevolg van de spoorverdubbeling. Een toename van trillingshinder wordt voornamelijk veroorzaakt als er sprake is van een toename van het aantal treinen en bij (veranderend) gebruik van het spoor door goederenverkeer. Gelet op het feit dat er op dit traject geen goederenverkeer rijdt of gaat rijden, het aantal treinen niet toeneemt, de snelheidsverhoging gering is en het treinmaterieel ten opzichte van de huidige situatie niet wijzigt of vergelijkbaar is met de bestaande situatie zal een eventuele toename van trillingen in vergelijking met de huidige situatie dusdanig gering zijn dat deze voor mensen niet waarneembaar is.

Conclusie Het aspect trillingen vormt geen belemmeringen voor de uitvoering van het provinciaal inpassingsplan.

4.7 Verkeer Vanwege de spoorverdubbeling wijzigt de situatie voor gemotoriseerd verkeer op de Babberichseweg. De spoorwegovergang in de Babberichseweg wordt vervangen door een fiets- en voetgangerstunnel.

Provincie Gelderland en gemeente Zevenaar hebben een maximaal pakket aan maatregelen voorgesteld om het risico op de spoorwegovergang Babberichseweg te mitigeren en deze te kunnen handhaven. Echter, ILT en ProRail oordelen dat dit pakket aan maatregelen onvoldoende is om de risicotoename volledig te mitigeren. Als gevolg van spoorverdubbeling en snelheidsverhoging kan de spoorwegovergang Babberichseweg derhalve niet gehandhaafd blijven (zie paragraaf 2.5).

In de Babberichseweg was reeds een knip voor gemotoriseerd verkeer gepland ter hoogte van de Gimbornhof (noordzijde Babberichseweg). Deze knip verschuift door de aanleg van de fiets- en voetgangerstunnel en het verwijderen van de spoorwegovergang naar het zuiden. De woonwijk ter plaatse van het BAT-terrein (de logistieke functie is verdwenen) wordt ontsloten via de Vondellaan (onderdeel van de parkeerring rondom het centrum) en de Kerkstraat.

55 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

De bestaande weg Hengelder die dient als ontsluiting voor de woningen Hengelder 2 en 2A en Landgoed Sevenaer is gelegen op het tracé van de spoorverdubbeling. Na overleg met alle stakeholders (wegendistrict, ProRail, gemeente Zevenaar, Landgoed Sevenaer en de bewoners) is gekozen deze weg niet terug te brengen, maar te kiezen voor een gewijzigde ontsluiting van de percelen via een nieuw te realiseren uitrit (rechtstreeks) op de Ringbaan-Oost.

Conclusie Het aspect verkeer vormt geen belemmeringen voor de uitvoering van het provinciaal inpassingsplan.

4.8 Niet Gesprongen Explosieven Het plangebied ligt binnen een gebied waar de mogelijkheid bestaat dat tijdens oorlogshandelingen in de Tweede Wereldoorlog conventionele explosieven zijn achtergebleven. Daarom is in oktober 2015 een vooronderzoek (Aanvullend Vooronderzoek Conventionele Explosieven Spoortracé Zevenaar - Winterswijk, BeoBom) uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat op verschillende locaties langs het spoortracé verdacht zijn wat betreft het voorkomen van (restanten van) explosieven. Ter plaatse van de diverse verdachte gebieden wordt de uitvoering van een opsporingsproces geadviseerd voorafgaande aan de voorgenomen werkzaamheden. De resultaten van het aanvullend onderzoek worden vertaald in werkeisen richting de aannemer die de spoorverdubbeling gaat realiseren.

4.9 Kabels en leidingen In het plangebied bevinden zich diverse leidingen die van regionaal belang zijn. Het betreft een ondergrondse hoogspanningsleiding, rioolpersleiding, hoofdwaterleiding en gasleiding. Deze blijven behouden en worden opgenomen op de verbeelding en beschermd in de regels. Daarnaast zijn er vele andere leidingen binnen het plangebied aanwezig. Vanzelfsprekend zal met deze leidingen rekening worden gehouden bij de aanleg van de spoorverdubbeling. Dit betreffen echter lokale leidingen die niet in het inpassingsplan behoeven te worden opgenomen.

56 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

5.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de voorkomende functies in het inpassingsplan worden geregeld. In de planopzet is aansluiting gezocht bij de uitgave 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen', kortweg SVBP2012. In dit hoofdstuk worden de planregels van het inpassingsplan van een nadere toelichting voorzien. De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De regels geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er mag worden gebouwd. Bij de opzet van de planregels is enerzijds vastgelegd wat noodzakelijk is voor de rechtszekerheid van omwonenden. Anderzijds is flexibiliteit aangehouden waar mogelijk voor de verdere detaillering van het ontwerp.

5.2 Nadere toelichting op de bestemmingen De regels bestaan uit de volgende hoofdstukken:  Hoofdstuk 1: Inleidende regels;  Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels;  Hoofdstuk 3: Algemene regels;  Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1: Inleidende regels In de inleidende regels worden begrippen en afkortingen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Deze zijn opgenomen om de regels eenduidig te kunnen uitleggen. In artikel 2 is aangegeven op welke wijze moet worden gemeten.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels In de bestemmingsartikelen zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is overeenkomstig de 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen'. Het onderhavige inpassingsplan kent de bestemmingen 'Agrarisch', 'Verkeer', 'Verkeer - Railverkeer', 'Verkeer - Railverkeer Voorlopig 1', 'Verkeer - Railverkeer Voorlopig 2', 'Verkeer - Railverkeer Voorlopig 3', 'Verkeer - Railverkeer Voorlopig 4', 'Verkeer - Railverkeer Voorlopig 5', 'Verkeer - Railverkeer Voorlopig 6', 'Verkeer - Railverkeer Voorlopig 7'. Tevens zijn de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanning', 'Leiding - Riool' en 'Leiding - Water' opgenomen, evenals 'Waarde - Archeologische verwachting 1 - Buitengebied', 'Waarde - Archeologische verwachting 2 - Woonwijken Didam', 'Waarde - Archeologische verwachting 3 - Buitengebied', 'Waarde - Hoge archeologische verwachting', 'Waarde - Middelmatige archeologische verwachting', 'Waarde - Onbekende archeologische verwachting' en 'Waarde - Vastgestelde hoge archeologische waarde'.

Voor de voorlopige railverkeerbestemmingen geldt dat de inhoud van de regelingen zo veel mogelijk aansluiten bij inhoud van de vigerende bestemmingen.

57 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Agrarisch De bestemming 'Agrarisch' is bedoeld voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, extensieve dagrecreatie in de vorm van wandelen, fietsen, varen, paardrijden, het behoud van aanwezige landschappelijke waarden, nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen. Gebouwen mogen niet worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn maximum bouwhoogten opgenomen.

Het bestaande spoor dat in deze bestemming ligt, wordt onder het overgangsrecht gebracht. Gedurende de planperiode zal ten behoeve van de realisatie van de spoorverdubbeling het bestaande spoor worden verwijderd op deze locatie.

Verkeer Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn toegestaan: wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden, geluidwerende voorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstobjecten, parkeer- en groenvoorzieningen, water, tunnels en bruggen en gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen voor (spoor)wegen en water.

Gebouwen mogen niet worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 meter, behoudens palen, masten en verkeerstekens die 12 meter hoog mogen zijn.

Verkeer - Railverkeer De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor spoorwegen met bijbehorende voorzieningen, faunavoorzieningen, gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen voor verkeer, fiets- en voetpaden, parkeer- en groenvoorzieningen, fietsenstallingen, geluidswerende voorzieningen, overige bouwwerken, zoals bruggen, dammen en duikers en bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De locatie van de bruggen/viaducten en tunnels is wel vastgelegd door middel van een aanduiding.

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van relaisgebouwen die ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd. Ook perronvoorzieningen zijn toegestaan buiten het bouwvlak, maar dienen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - perrons' te worden gebouwd. De bouwhoogtes van deze voorzieningen, evenals van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn opgenomen in de regels.

Bij omgevingsvergunning mogen onderstations worden gebouwd buiten het bouwvlak en met een oppervlakte van maximaal 100 m2 en een bouwhoogte van maximaal 5 meter. Ook mogen bestaande perrons bij omgevingsvergunning met maximaal 50 meter verlengd worden, waarbij het verlengde gedeelte buiten de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - perrons' gebouwd mag worden. Op deze verlenging mogen echter geen gebouwen ten behoeve van perronvoorzieningen worden gebouwd.

Verkeer - Railverkeer Voorlopig 1 Ter plaatse van deze bestemming zijn de gronden de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van dit inpassingsplan voorlopig bestemd voor spoorwegen, bouwwegen en werkterreinen voor de aanleg van spoorwegen, overwegen en ongelijkvloerse kruisingen, ontsluitingswegen en paden, gelijkvloerse en

58 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

ongelijkvloerse kruisingen, opslagterreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, civieltechnische voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bruggen en duikers en de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen. De bouwhoogte van gebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter.

Na afloop van de termijn van vijf jaar wordt de definitieve bestemming 'Verkeer - Railverkeer'. Voor de toelichting op deze bestemming wordt verwezen naar de hierboven opgenomen toelichting omtrent deze bestemming.

Verkeer - Railverkeer Voorlopig 2 Ter plaatse van deze bestemming zijn de gronden de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van dit inpassingsplan voorlopig bestemd voor spoorwegen, bouwwegen en werkterreinen voor de aanleg van spoorwegen, overwegen en ongelijkvloerse kruisingen, ontsluitingswegen en paden, gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen, opslagterreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, civieltechnische voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bruggen en duikers en de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen. De bouwhoogte van gebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter.

Na afloop van de termijn van vijf jaar wordt de definitieve bestemming 'Agrarisch'. Voor de toelichting op deze bestemming wordt verwezen naar de hierboven opgenomen toelichting omtrent deze bestemming.

Verkeer - Railverkeer Voorlopig 3 Ter plaatse van deze bestemming zijn de gronden de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van dit inpassingsplan voorlopig bestemd voor spoorwegen, bouwwegen en werkterreinen voor de aanleg van spoorwegen, overwegen en ongelijkvloerse kruisingen, ontsluitingswegen en paden, gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen, opslagterreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, civieltechnische voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bruggen en duikers en de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen. De bouwhoogte van gebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter.

Na afloop van de termijn van vijf jaar wordt de definitieve bestemming 'Verkeer'. Voor de toelichting op deze bestemming wordt verwezen naar de hierboven opgenomen toelichting omtrent deze bestemming.

Verkeer - Railverkeer Voorlopig 4 Ter plaatse van deze bestemming zijn de gronden de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van dit inpassingsplan voorlopig bestemd voor spoorwegen, bouwwegen en werkterreinen voor de aanleg van spoorwegen, overwegen en ongelijkvloerse kruisingen, ontsluitingswegen en paden, gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen, opslagterreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, civieltechnische voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bruggen en duikers en de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen. De bouwhoogte van gebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter.

59 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Na afloop van de termijn van vijf jaar wordt de definitieve bestemming 'Groen'. De gronden zijn dan bestemd voor groen- en speelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, watergangen en -partijen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. De bouwhoogte van speelvoorzieningen, kunstobjecten, palen en masten mag maximaal 6 meter bedragen en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt de maximum bouwhoogte 3 meter.

Verkeer - Railverkeer Voorlopig 5 Ter plaatse van deze bestemming zijn de gronden de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van dit inpassingsplan voorlopig bestemd voor spoorwegen, bouwwegen en werkterreinen voor de aanleg van spoorwegen, overwegen en ongelijkvloerse kruisingen, ontsluitingswegen en paden, gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen, opslagterreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, civieltechnische voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bruggen en duikers en de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen. Bovendien is ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' tevens een fiets- en voetgangerstunnel toegestaan ter kruising van de spoorweg met bijbehorende toe- en afritten en hellingbanen. De bouwhoogte van gebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter. De maximale verticale bouwdiepte van een tunnel bedraagt maximaal 6,5 meter.

Na afloop van de termijn van vijf jaar wordt de definitieve bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De gronden zijn dan bestemd voor woonstraten, pleinen, voet- en rijwielpaden, verblijfsdoeleinden, speelvoorzieningen en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geluidwerende voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, water, parkeer- en groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen. Bovendien is tevens een fiets- en voetgangerstunnel toegestaan ter kruising van de spoorweg met bijbehorende toe- en afritten en hellingbanen. De locatie is aangeduid. Gebouwen mogen niet worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 12 meter voor palen, masten en verkeerstekens, maximaal 2 meter voor terreinafscheidingen en maximaal 4 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' mag de verticale bouwdiepte van een tunnel niet meer bedragen dan 6,5 meter. Ten behoeve van het bouwen van kunstwerken met een bouwhoogte van maximaal 6 meter kan een omgevingsvergunning worden verleend.

Verkeer - Railverkeer Voorlopig 6 Ter plaatse van deze bestemming zijn de gronden de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van dit inpassingsplan voorlopig bestemd voor spoorwegen, bouwwegen en werkterreinen voor de aanleg van spoorwegen, overwegen en ongelijkvloerse kruisingen, ontsluitingswegen en paden, gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen, opslagterreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, civieltechnische voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bruggen en duikers en de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen. De bouwhoogte van gebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter.

Na afloop van de termijn van vijf jaar wordt de definitieve bestemming 'Water'. De gronden zijn dan bestemd voor waterberging, (hoofd)watergangen en waterpartijen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, dammen, duikers, tunnels en bruggen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

60 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Gebouwen mogen niet worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijne, bedraagt maximaal 3 meter. Bij omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken.

Verkeer - Railverkeer Voorlopig 7 Ter plaatse van deze bestemming zijn de gronden de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van dit inpassingsplan voorlopig bestemd voor spoorwegen, bouwwegen en werkterreinen voor de aanleg van spoorwegen, overwegen en ongelijkvloerse kruisingen, ontsluitingswegen en paden, gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen, opslagterreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water, civieltechnische voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bruggen en duikers en de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, alsmede een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats'. De bouwhoogte van gebouwen en van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter.

Na afloop van de termijn van vijf jaar wordt de definitieve bestemming 'Maatschappelijk'. De gronden zijn dan bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' en bijbehorende parkeervoorzieningen met daarbij behorende rijbanen, tuinen, paden, groenvoorzieningen en andere voorzieningen zoals nutsvoorzieningen en speeltoestellen.

Dubbelbestemmingen De dubbelbestemming 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanning', 'Leiding - Riool' en 'Leiding - Water' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de in de dubbelbestemming aangegeven ondergrondse leidingen. Ter plaatse van al deze dubbelbestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen wel worden gerealiseerd.

Bovendien zijn er diverse archeologische dubbelbestemmingen opgenomen ten behoeve van het behoud en bescherming vastgestelde dan wel te verwachten archeologische waarden in de bodem. Hiertoe zijn regels gesteld ten aanzien van de diepte en/of oppervlakte van bodemingrepen. Deze verschillen per dubbelbestemming. Bovendien is per dubbelbestemming een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden opgenomen.

Hoofdstuk 3: Algemene regels De algemene regels ten slotte bestaan uit regels die voor alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. Deze bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en overige regels.

Hoofdstuk 4: Overgangsrecht en slotregel In de loop van de tijd kunnen het gebruik en/of de bouwregels van grond of een gebouw gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het inpassingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld tot hoeverre deze afwijkingen zijn toegestaan. In de slotregel wordt de naam van het plan aangehaald.

61 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een inpassingsplan vergezeld van een toelichting waarin ook inzicht wordt gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan.

6.2 Financiering De benodigde financiële middelen voor de maatregelen die met dit inpassingsplan mogelijk worden gemaakt zijn opgenomen in de door Provinciale Staten vastgestelde begroting (zie besluit d.d. 25 september 2013; PS2013-616). Ook het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) heeft haar bijdrage reeds toegezegd. Het ministerie van I&M heeft in totaal €19,1 miljoen (incl. BTW) toegezegd. Flinke delen hiervan worden in 2016 en 2017 beschikbaar gesteld. Bij de begroting is niet alleen rekening gehouden met de realisatie van de aanpassingen maar ook met het (ver)leggen van kabels en leidingen, grondverwerving, het treffen van geluidsbeperkende maatregelen, overige maatregelen en de eventuele financiële consequenties van planschade.

Gelet op het bovenstaande is het inpassingsplan economisch uitvoerbaar.

6.3 Grondaankoop Om de spoorverdubbeling en de realisatie daarvan mogelijk te maken dient de provincie de beschikking te hebben over de gronden. Getracht wordt om deze gronden middels minnelijke verwerving in eigendom te krijgen. Mocht minnelijke verwerving niet haalbaar blijken dan zal worden overgegaan tot onteigening van de gronden.

6.4 Exploitatieplan De Wro bepaalt, dat Provinciale Staten bij het vaststellen van een inpassingsplan tevens een exploitatieplan moeten vaststellen indien binnen het plangebied een bij wet omschreven bouwplan is voorgenomen (artikel 6.12, lid 1 Wro). De spoorverdubbeling en de daarbij behorende maatregelen kunnen niet worden aangemerkt als een bouwplan. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet van toepassing op dit inpassingsplan.

62 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke verantwoording

7.1 Algemeen De wijze van overleg en het moment waarop dit plaatsvindt, kan per inpassingsplan verschillen, afhankelijk van de aard, de inhoud en de omvang van het inpassingsplan. Los daarvan kan ook op andere momenten en manieren overleg worden gevoerd met betrokkenen. Een belangrijk uitgangspunt bij het vooroverleg is het realiseren van draagvlak bij alle betrokkenen. Een kwalitatief goede communicatie tussen deze betrokken partijen is een voorwaarde om te komen tot een uitvoerbaar project dat kan rekenen op een breed draagvlak. In dit hoofdstuk wordt de maatschappelijke verantwoording van dit inpassingsplan nader toegelicht.

7.2 Overleg betrokken gemeenten Beide gemeenten (Montferland en Zevenaar) zijn regelmatig op de hoogte gehouden van de voortgang van de planvorming en in de gelegenheid gesteld om advies te geven. Tijdens de planvoorbereiding zijn verschillende deelproducten ambtelijk door de beide gemeenten beoordeeld. Beide gemeenten zijn tevens uitgenodigd om in het kader van het vooroverleg op het concept-ontwerpinpassingsplan te reageren. Naar aanleiding van het voorontwerp inpassingsplan zijn de gemeenteraden van Montferland en Zevenaar gehoord.

7.3 Burgerparticipatie Voor de procedure van het voorontwerp inpassingsplan zijn enkele informatieavonden gehouden. Voor de procedure van het ontwerp inpassingsplan hebben geen informatieavonden meer plaatsgevonden. Daarnaast is apart overleg gevoerd met de direct omwonenden, waaronder bewoners van de Poelwijkerlaan en grondbezitters.

7.4 Vooroverleg Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een inpassingsplan pleegt conform artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening, overleg met organisaties en instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het voorontwerp- inpassingsplan is toegestuurd naar de volgende organisaties en instanties: 1. College van B&W van de gemeente Zevenaar 2. College van B&W van de gemeente Montferland 3. Waterschap Rijn en IJssel 4. Rijkswaterstaat directie Oost-Nederland 5. Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed 6. Alliander 7. Gasunie 8. Veiligheidsregio Gelderland Midden 9. ProRail 10. Vitens Gelderland 11. NS Stations - Vastgoed en Ontwikkeling 12. Landgoed huis Sevenaer 13. College van B&W van de gemeente Doetinchem Het voorontwerp-inpassingsplan is op onderdelen aangepast naar aanleiding van de

63 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam

vooroverlegreacties. Een samenvatting van de overlegreacties, de daarbij behorende beantwoording en, indien aan de orde, aanpassing van het plan is opgenomen in de Notitie beantwoording vooroverlegreacties van de provincie Gelderland. De notitie is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting.

7.5 Zienswijzen Het ontwerp-inpassingsplan heeft conform artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening, juncto afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van 22 september 2016 tot en met 2 november 2016 als ontwerp voor een ieder ter inzage gelegen.

Ten aanzien van het ontwerp-inpassingsplan zijn 14 zienswijzen ingekomen. De zienswijzen zijn in de separate zienswijzennota samengevat en van een reactie voorzien. Hierin zijn tevens de ambtelijke aanpassingen benoemd. De zienswijzennota is als bijlage opgenomen bij dit inpassingsplan.

64 Spoorverdubbeling Zevenaar - Didam