Wetenschappelijk Verslag 2005-2007
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Onderzoekschool Ius Commune Wetenschappelijk verslag 2005-2007 VERANTWOORDING A. ALGEMEEN In dit wetenschappelijk verslag van de Onderzoeksschool Ius Commune is de productie over de jaren 2005, 2006 en 2007 opgenomen. De verslaglegging vindt hier plaats per subprogramma. Achtereenvolgens zijn dat de program- ma's: Algemeen verbintenissen- en contractenrecht; Europees personen-, fami- lie- en erfrecht; Goederenrecht; Aansprakelijkheid en verzekering; Grensover- schrijdend milieurecht; Rechtspersonen in Europa; Grondslagen en beginselen van burgerlijk procesrecht in Europa; Publiekrechtelijke rechtsvergelijking; Constitutionele processen in Europa en Constitutionele processen in de interna- tionale rechtsorde. De aan de Onderzoeksschool verbonden geassocieerde (deel)programma’s Fis- cale vraagstukken in de interne markt en Intellectuele eigendom zijn eveneens opgenomen in dit verslag. B. UITGANGSPUNTEN VOOR VERSLAGLEGGING I. Algemeen In dit verslag wordt onderscheid gemaakt tussen proefschriften, wetenschappe- lijke publicaties, vakpublicaties en annotaties. Het gehanteerde onderscheid is gebaseerd op de door de VSNU in haar Protocol 1998 ontwikkelde criteria voor beoordeling van het wetenschappelijk onderzoek. Bij de overzichten van publi- caties is afgezien van het opnemen van een rubriek ‘Overige producten van we- tenschappelijke activiteiten’ (redacteurschappen, lezingen, gastcolleges, etc.). Annotaties – geen officiële categorie binnen genoemde indeling – zijn groten- deels apart opgenomen. Sommige annotaties in met name enkele Belgische tijdschriften hebben echter een omvang en kwaliteit die opneming in de catego- rie ‘wetenschappelijke publicatie’ rechtvaardigen. Publicaties die volgens de VSNU-normen niet anders dan als vakpublicatie kunnen worden gekwalifi- ceerd (o.a. bijdragen aan losbladige uitgaven, aan praktijkuitgaven, etc.) wor- den als zodanig aangeduid. Volgens de VSNU-criteria wordt een publicatie als wetenschappelijk aange- merkt wanneer deze voldoet aan het criterium ‘increasing the body of academic knowledge’. Daaruit volgt dat publicaties voor het onderwijs, wetboeken, maar ook bijdragen die gericht zijn op het presenteren van een overzicht van recht- spraak of wetgeving in beginsel geen wetenschappelijke publicatie vormen, maar een vakpublicatie. Deze laatsten zijn publicaties die gericht zijn op het verspreiden van kennis aan de vakgenoten, maar (behoudens tegenbewijs) niet bijdragen aan ‘increasing the body of academic knowledge’. Het spreekt voor zich dat het hier om uitgangspunten gaat. Een overzicht van rechtspraak kan i Wetenschappelijk verslag 2005-2007 derhalve wel degelijk als wetenschappelijk worden gekwalificeerd wanneer de auteur aantoont dat deze voldoet aan het criterium van ‘increasing the body of academic knowledge’ en dit als zodanig door de bevoegde programmaleider wordt geaccordeerd. Hetzelfde geldt in beginsel ook (wederom behoudens het bewijs van tegendeel) voor rapporten die in opdracht van derden werden geschreven. Het probleem bij dergelijke rapporten is dat zij, als zij al werden gepubliceerd, doorgaans niet een wetenschappelijke toets (van bijvoorbeeld een redactie) hebben doorstaan. In beginsel zijn dit derhalve vakpublicaties (als het überhaupt al publicaties zijn in de zin dat er een ISBN-nummer aan is toegekend of dat zij in een tijdschrift zijn gepubliceerd). Elektronische publicaties kunnen als publicatie worden be- schouwd voor zover er wederom een redactionele toets heeft plaatsgevonden. Adviezen voor derden die niet werden gepubliceerd vormen in beginsel geen publicatie (behoudens uiteraard wanneer nadien publicatie plaatsvindt). Het- zelfde lot geldt rapporten die voor externe opdrachtgevers (EU, ministeries, of het bedrijfsleven) werden geschreven. Als het al publicaties zijn zijn het in be- ginsel vakpublicaties. Wederom geldt dat het hier om een uitgangspunt gaat: het tegendeel kan worden aangetoond wanneer blijkt dat sprake is van ‘increas- ing the body of academic knowledge’. Hetgeen zojuist vermeld werd ten aanzien van niet-gepubliceerde rapporten of adviezen geldt eveneens voor zogenaamde working papers: vermits dit (nog) geen publicaties zijn zijn deze in beginsel niet opgenomen, tenzij een working paper in een wetenschappelijk (al dan niet elektronisch) tijdschrift zou zijn ge- publiceerd. Dan betreft het een publicatie en kan worden nagegaan of het een wetenschappelijke dan wel een vakpublicatie betreft. Het verslag is opgesteld volgens het zogenaamde Standaard Evaluation Proto- col (SEP). De Nederlandse universiteiten hebben zich ertoe verbonden bij (ex- terne) evaluaties dit SEP te volgen en derhalve is de verslaglegging daarop af- gesteld. Aan de programmaleiders is dan ook gevraagd om bij de verslagleg- ging rekening te houden met de volgens het SEP relevante criteria. De aanwij- zing van de programmaleiders is opgenomen in bijlage bij dit verslag. Bewust is in dit verslag gekozen voor een volledige opname van de publicaties van de onderzoeksgroepen. Alleen op die manier wordt een volledig beeld ver- kregen van de kwantiteit en kwaliteit van de productie binnen die groepen. II. Specifiek Hoewel in dit wetenschappelijk onderzoek de productie over de jaren 2005, 2006 en 2007 is opgenomen, zijn sommige publicaties die slechts begin 2008 verschenen toch opgenomen wanneer het betreffende onderzoek in 2007 werd afgesloten. ii Verantwoording Alle publicaties (wetenschappelijke dan wel vak) worden in beginsel slechts éénmaal opgenomen, ook wanneer er meerdere auteurs zijn. De publicatie wordt dan opgenomen op basis van de alfabetische naamsvolgorde van de eer- ste auteur. Publicaties kunnen uiteraard in beginsel ook slechts in één pro- gramma worden opgenomen. Bepaalde publicaties kunnen daarentegen wel als kernpublicatie in meer dan één programma worden opgevoerd, mits door de programmaleider wordt toegelicht waarom zulks gebeurt. Uiteraard bestaat ten aanzien van deze en de hierna vermelde criteria de nodige interpretatievrijheid. De uiteindelijke verantwoordelijkheid (mits een toets door wetenschappelijk directeur en bestuur) voor de wijze van verslaglegging (en dus ook de indeling) ligt bij de coördinerend programmaleider. III. Input/output criteria In beginsel dient een voltijds onderzoeker minimaal 0,2 fte in een programma onder te brengen. Vandaar dat bij de overzichten van onderzoekers ook steeds hun participatie binnen het programma is aangegeven. Participatie in meerdere programma's is mogelijk, doch (wederom bij een voltijds aanstelling) dan ook voor minimaal 0,2 fte. Dit betekent dat men bij een voltijdse aanstelling maxi- maal in twee programma's kan participeren (voor 0,2 fte per programma) ervan uitgaande dat men een 0,4 onderzoeksaanstelling heeft. Lagere aanstellingen zijn slechts aanvaardbaar voor honoraire onderzoekers, deeltijders of promo- vendi. Participatie in meerdere programma's is dus mogelijk. Wanneer hiervan syste- matisch sprake is zou dit via een formele participatie in het andere programma (dus via een deeltijdfactor) moeten worden duidelijk gemaakt. Een onderzoeker heeft uiteraard de vrijheid om ook te publiceren in andere programma's. Wan- neer een onderzoeker occasioneel binnen een ander programma publiceert wordt die publicatie uiteraard in het betreffende programma opgevoerd en wordt de onderzoeker aldaar als ‘gastonderzoeker’ aangemerkt. Publicaties die geen uitvoering vormen van enig programma binnen de Ius Commune Onder- zoekschool worden binnen het programma waarin de onderzoeker participeert onder de rubriek ‘overige publicaties’ opgenomen. De per programma opgenomen publicatieresultaten dienen dus in beginsel een uitvoering te vormen van het programma van de onderzoekschool. Voor zover dat niet het geval is worden de publicaties van de betreffende onderzoeker in de categorie ‘overige publicaties’ opgenomen. Wat de outputcriteria betreft geldt dat bij een voltijdse onderzoeksaanstelling (dus 0,4 fte) van een onderzoeker in beginsel vereist wordt dat hij drie weten- schappelijke publicaties per jaar heeft op het terrein van de onderzoekschool. Bij participatie in meerdere programma's vindt ook een proportionele reductie van de publicatie-eisen plaats en datzelfde geldt uiteraard bij een beperktere iii Wetenschappelijk verslag 2005-2007 input in een specifiek programma. ‘Overige publicaties’ gelden in beginsel niet om aan de publicatie-eisen te voldoen. Echter, bij de beoordeling van de vraag of aan de outputvereisten is voldaan berust een grote beoordelingsvrijheid bij de (coördinerend) programmaleider. Bijvoorbeeld bij publicatie van één sub- stantieel artikel in een belangrijk internationaal tijdschrift kan de programma- leider van oordeel zijn dat toch aan het outputcriterium is voldaan. Dit hangt ook in grote mate met de aard van het vakgebied samen. Op promovendi rust, behoudens het schrijven van hun proefschrift, geen publi- catieplicht. Samenvattend: Wanneer een onderzoeker vooraf (via de deeltijdfactor) heeft aangegeven voor een bepaald deel van de onderzoekstijd in een ander programma werkzaam te willen zijn, zullen ook publicaties in dat andere programma vanzelfsprekend worden meegewogen bij de beoordeling van de vraag, of aan publicatie-eisen is voldaan; - wetenschappelijke publicaties die niet onder het programma van de onder- zoekschool vallen worden niet meegewogen in de beoordeling of een on- derzoeker heeft voldaan aan de publicatie-eisen van de onderzoekschool; - de vraag in hoeverre een boek dan wel internationale publicaties zwaarder dienen te worden meegewogen, behoort in beginsel aan de beoordeling