WYNBR1TSERADEELEEN VOGE1PAR AD13S BEbREIOD Louwrens Hacquebord a Kollumerland-(l) moet helaas weder- N om aandacht gevraagd worden voor een deel van waar mens, dier, plant en landschap bedreigd wordt door ruilverkaveling. De Landinrichtingsdienst blijft op verzoek van standsorganisaties en/of waterschappen doorgaan met de aantasting en omvorming van het van oudsher zo karakteristieke en voor veel schepsels zo gastvrije Friese landschap. Ook hier dreigen regionale en lokale verschillen te verdwijnen, het enige dat resteert is het recht toe, recht aan twintigste eeuwse landschap, waarin prefab loopstallen, voedersilo's en met een speciale soortensamenstelling beplante overhoekjes de overhand hebben. Het Friese landschap zal dan een grote uniformiteit kennen. Er zal weinig plaats meer zijn voor andere, ekönomisch minder of niet belangrijke dieren én planten. Dieren en planten die voor de meeste Friezen van veel belang zijn of zijn geweest. Deze niet-ekonomisch meetbare zaken spelen in de afweging van de plannen altijd een ondergeschikte rol. Nog even en de koeien zijn uit het landschap verdwenen, aangezien het efficiën- ter schijnt deze beesten dag en nacht in de loopstal te laten staan. Kalveren, varkens en kippen ondergingen reeds dit lot. Een ruilverkaveling zoals die thans wordt voorbereid en uitgevoerd is meestal geen goede zaak voor de streek al willen de rapporten de inwoners en met name de boeren anders doen geloven. Niet alleen het landschap, de flora en fauna worden aangetast, ook de sociale struktuur in een streek wordt veelal grondig gewijzigd. De herkenbaarheid van de eigen omgeving valt voor veel bewoners van de betrokken streek weg. De ruilverkaveling Wymbritseradeel werd voor het eerst in 1973 aangevraagd en Na deze periode ontstond een rustiger Inrichting van de natuurlijke omgeving staat voor 1978 t/m 1982 op het tijdperk, waarin het veen zich weer uit- Van de waarschijnlijk oudste bewoning volgordeschema voor ruilverkavelingen in breidde over de mariene kleilagen. Dit (Mesolithicum 8800-4400 v. Chr.) zijn voorbereiding (2). Eèn schema waarop proces herhaalde zich een aantal malen met sporen gevonden in het zuidelijke deel van alleen al voor Friesland 13 dien verstande dat de rustige perioden het ruilverkavelingsgebied. De vlak onder ruilverkavelingen (88.150 ha) staan steeds korter werden en het veen soms hele- de oppervlak liggende dekzandruggen be- aangegeven (3). Onnodig vast te stellen dat maal niet tot ontwikkeling kwam. Tijdens vatten vondsten die wijzen op een bewoning het onderzoek naar met name het Subboreaal (ca 3000-600 v. Chr.) werd van jagers. Veel invloed hebben deze jagers naturwetenschappelijke en historisch-land- het landschap van dit deel van Friesland in echter niet op het toenmalige landschap schappelijke waarden wel eens wat minder twee overstromingsfasen totaal veranderd. gehad. Anders is dat met de volgende be- grondig plaats vindt. Het hier bedoelde Via brede, diepe erosiedalen drong dé zee woningsfase, die in de 2e en Ie eeuw voor ruilverkavelingsgebied is 9000 ha groot en keer op keer het land binnen en schuurde Chr. plaats vond (6). Het kwelderland was is in hoofdzaak gelegen in de gemeente alles weg op enkele veeneilanden na (4). toen zover opgeslibd dat delen van het ge- Wymbritseradeel. Omstreeks 600 v. Chr. werd de storm- bied bewoonbaar werden voor de mens. De frekwentie minder; slibden de diepe erosie- bewoning vond plaats op terpen, die door Ontstaan van de natuurlijke omgeving geulen dicht. Grote delen van dit kwelder- akkumulatie van huisvuil en opzettelijke Op een, in noordelijke en westelijke landschap, opgebouwd uit kwelderwallen zodenstapeling ontstonden en soms uit- richting geleidelijk dalend zandoppervlakte en kwelderbekkens doorsneden door slenken groeiden tot aanzienlijke woonheuvels, van pleistocene ouderdom, zijn gedurende en prielen, kwamen langere tijd droog te waar hele dorpen op lagen (7). Het voor de laatste 10.000 jaar klei- en veenlagen af- liggen en raakten begroeid. De daarop deze periode karakteristieke aardewerk - gezet. De dekzandrug - Osingahuizen naar volgende overstromingsfasen hadden een het zg. Streepbandaardewerk - is in dit deel - is binnen dit ruilverkavelings- rustig karakter en vanuit de slenken en van Friesland gevonden in Tirns, Tjal- gebied de enige plaats waar het pleistocene prielen werden zware kleien afgezet, die huizum, IJsbrechtum en in de overslibde zand vlak onder de oppervlakte komt. Deze vrijwel het gehele ruilverkavelingsgebied nederzettingen bij Abbega (6). vroegere rug is nu nog steeds als een bedekken. In de Ie en 2e eeuw na Chr. is het zwakke welving in het landschap te herken- Tijdens dé Middeleeuwen hebben een aantal gebied relatief dicht bevolkt geweest. Via nen. In het begin van het Holoceen ontwik- overstromingen het toenmalige mondingsge- het water zijn kontakten met de in het kelde zich een vegetatie op het oude zand- bied van de Boorne uitgeschuurd tot een zuiden van Nederland aanwezige Romeinen oppervlak. Tot veenvorming kwam het in brede zeearm - de Middelzee - die vanuit ontstaan getuige de vondsten van romeins dit gebied pas tegen het eind van het Atlan- het noorden tot het land binnen- importmateriaal. Zo is te Olgastate bij ticum (ca 3000 v. Chr.). drong. Ten zuiden van Harlingen ontstond een marsbeeldje en zijn te Nijland, De door het afsmelten van de ijskap een brede zeearm - de Marne - die vanuit en Tirns romeinse munten gestegen zeespiegel beïnvloedde de wateraf- westelijke richting eveneens tot Bolsward gevonden (5). stroming en daardoor de grondwaterspiegel reikte (4). Het gehele westelijke deel van In de 3e en 4e eeuw na Chr. werd het zodanig, dat de omstandigheden voor veen- Friesland werd in deze periode regelmatig gebied overstroomd; de terpen werden vorming gunstig werden. Deze veenvorming door de zee overstroomt en de gevolgen opgehoogd of verlaten (overslibde neder- heeft evenwel nooit de omvang van die op voor de hier inmiddels aangekomen bewoners zettingen bij Abbega). De bewoning in de andere plaatsen in Nederland aangenomen. waren katastrofaal. Om zich tegen de zee te daarop volgende eeuwen - de Merovingisch De zee bereikte namelijk juist in deze beschermen begon de bevolking in de lle Karolingische tijd - heeft niet veel sporen periode het hier beschreven gebied, sloeg en 12e eeuw delen van het kwelderland met achtergelaten. Waarschijnlijk waren de om- veel van het pasgevormde veen weg en zette dijken te omringen (5). standigheden zodanig dat de voor de voedsel- klei af. voorziening noodzakelijke hoeveelheid land 3 te zeer beperkt was door de zee, zodat de duiden al op het steeds weer aanwezige ge- kennen - hebben deze kerkelijke instellingen bewoning van het ruilverkavelingsgebied vaar voor onderstromingen. Niet alleen in tegenstelling tot elders in het noorden nauwelijks mogelijk was. moest het gebied beschermd worden tegen van Nederland (9) nauwelijks invloed gehad Tegen het eind van deze duistere periode het overstromingsgevaar vanuit het noor- op de inrichting van het land. Slechts de (in de 8e eeuw) werd de overstromings- den maar ook vanuit het zuiden was de bewoonsters van het Cisterciënserklooster frekwentie kleiner en konden grote delen dreiging zo groot, dat naar het zuiden toe nabij Scharnegoutum hebben zich bezig van dit gebied in kuituur gebracht én ver- kerende dijken als de Tjaarddijk (ca 1100) gehouden met inpoldering en inrichting van kaveld worden. In het vierde kwart van de en de Hemdijk (ca 1150) moesten worden nieuwland.' 9e eeuw nam de invloed van de zee echter aangelegd. Tussen de Middelzeedijken en De dijken maakten het mogelijk dat weer toe. Grote overstromingen teisterden de Hemdijk ontstonden in de 12e eeuw een boeren de dorpsterp verlieten en zich ver- het Friese kustgebied, steeds meer land ging aantal polders (de Hemmen). De oudste spreid in het omdijkte land vestigden. Aldus verloren en de Middelzee werd gevormd. Hempolder is de Moarrehim, die in de lle ontstond een open polderlandschap met een Na verloop van tijd vond echter ook in de eeuw is verkaveld door de inwoners van de verspreide bewoning buiten de terpdorpen. Middelzee weer opslibbing plaats en lang- omliggende dorpen , , Nij- Toch hielden de boeren nog steeds rekening zamerhand werd deze zeeboezem opgevuld. land en Abbega (8). met overstromingen getuige de vele op Rond 1000 na Chr. begon de mens met Voor het tot standbrengen van derge- huisterpjes en langs dijken eveneens op de bedijking en vervolgens inpoldering van lijke waterstaatkundige werken is nauwe woonheuvels liggende boerderijen. de Middelzee (5). De terpbewoners rond samenwerking en gezag nodig. Dit geldt Bij de verdeling van de grond ging de Middelzee moeten al vrij snel hebben niet alleen de aanleg en het onderhoud van men uit van het rechtvaardigheidsprincipe ervaren, dat de droogvallende Middelzee- de dijken, maar ook het handhaven van dwz. binnen een groep werd aan de ver- kwelders door hun grofkorrelige bodem- een bepaald polderpeil in het door dijken schillende families gelijksoortige stukken samenstelling beter te bewerken waren dan omringd gebied. De Grietmannen vervulden land in een zekere verhouding toege- de zware kleigronden van het oude land. in Friesland een leidende rol in deze organi- wezen (10). Stap voor stap werd de zeeboezem ingepol- saties (zijlvestenijen) en allerlei wetten Zolang overstromingen aktueel derd en in het zuidelijke stuk Middelzee moesten het onderhoud van de dijken waren, was het hoge land meer waard dan ontstond al snel een nieuwe nederzetting waarborgen. Oorlogen en onderlinge het lage land en vond een verdeling plaats namelijk het in 1230 voor het eerst in de twisten hadden echter het onvermijdelijke over „hoog en laag". Het reliëf en de geschriften genoemde Terra Nova (Nij- gevolg dat dit onderhoud verwaarloosd werd plaats van de boerderij bepaalden zo land). De vele dijken in dit stukje Friesland en overstromingen bleven niet uit. De grotendeels de struktuur van de verkaveling. I bodemsamenstelling en de onregelmatige Naast het reliëf speelden uiteraard ook Moderne loopstallen en enorme kuilbulten strokenverkaveling zijn de stille getuigen sociale faktoren een belangrijke rol. Zo van deze rampen. De meren en voormalige bepaalde het aantal boerenfamilies en de bepalen het huidige beeld van . meren moeten na de verkaveling van de hoeveelheid nog te verdelen grond vaak de Het plaatsje Nijland in de voormalige polders zijn ontstaan ten gevolge van veen- regelmaat van de verkaveling (11). Ook de Middelzee. baggeren en door deze overstromingen ontginningsaanpak speelde in het tot stand verder zijn vergroot. De verkaveling aan komen van de verdeling veelal een rol van Verhoogde woonplaats nabij Tjalhuizum. weerszijden van deze meren heeft namelijk betekenis. Indien de ontginning onder een dezelfde richting en vorm. strakke leiding plaats vond en planmatig Aan het westelijke uiteinde van de dek- Ondanks het feit dat in het ruilver- werd uitgevoerd ontstond een zeer regel- zandrug ligt tussen de Oudegaaster brekken kavelingsgebied vier kloosters hebben matig verkavelingspatroon. De oudst ver- en het Ringwiel het karakteristieke dorpje gestaan - de resten van het klooster Thabor kavelde gebieden binnen het ruilverkave- Sandfirden. zijn nabij Tirns nog in het land te her- lingsgebied - de Hemmen - hebben als 5 gevolg van een spontane ontginning een Het wegenpatroon binnen de ruilver- Botanische waarden onregelmatige blokverkaveling waarin kaveling heeft in de oudtse gebieden een Het graslandpoldergebied is door het bestaande kreken en prielen gebruikt wer- t onregelmatig en in de jongere gebieden een intensieve agrarisch gebruik reeds soorten- den als perceelsgrenzen. Binnen de Middel- regelmatiger karakter. Veel wegen liggen op arm geworden. Plaatselijk zijn nog restan- zeedijken-het nieuwe land-ontstond door dijken of geven het tracé aan van een ver- ten van de vroeger zo rijke graslandvegetatie kollektieve ontginning een regelmatige dwenen dijk. Naast landwegen hebben aan te treffen. Deze restanten zijn te blokverkaveling. In de ontgonnen veen- vooral de waterwegen in Friesland een rol vinden in de lagere delen van het grasland, vlakte in het zuiden van het ruilverkave- van betekenis gespeeld. In de 19e eeuw de boezemlanden, de slootkanten en de ver lingsblok is sprake van een onregelmatige werd langs deze wegen terpaarde afgevoerd van de boerderij gelegen stukken land. strokenverkaveling.Deze van oorsprong re- naar de minder vruchtbare delen van De lage delen van het grasland worden gelmatige strokenverkaveling is ontstaan, Nederland. Veel terpen gingen verloren en vanwege hun minder gunstige kultuurtech- omdat de dekzandrug Osingahuizen-Sand- vooral in Friesland is daardoor een onge- nische omstandigheden minder intensief firden als ontginningsbasis diende en men schonden terp zeldzaam geworden. De vele gebruikt en hebben daardoor nog een soor- van daaruit het land verdeelde. Tengevolge vaarten zijn nog aanwezig; ieder dorp heeft tenrijke vegetatie. In deze veelal voormalige van de daarna plaats hebbende overstro- een aansluiting op dat net van waterwegen. kreken of meren in het veengebied kan mingen is deze verkaveling steeds onregel- men, afhankelijk van de intensiteit van het matiger geworden. Na overstroming van Biologische aspekten agrarisch gebruik nog soorten als fioririgras, het land werden veelal een aantal van de De inrichting en gebruik van de witbol, reukgras, ruwbeemdgras, liesgras, oude dichtgeslibde kavelsloten uitgegraven natuurlijke omgeving door de mens had tot egèlboterbloem, gewone zegge, oeverzegge, en weer opnieuw als waterleiding gebruikt. gevolg dat flora en fauna soortenrij ker moeraswalstro, moeraszoutgras,. echte koe- Hierdoor ontstond een zeer onregelmatig werd. De mens zorgde voor variatie in dit koeksbloem, veenpluis, penningkruid, kale slotenpatroon. van oorsprong eenvormige landschap en jonker en waternavel aantreffen (13). veel planten en dieren vestigden zich juist De slootkanten en sloten zijn soms Gezicht op Tjalhuizum vanaf de brug in daardoor in dit gebied. Er ontstond een soortenrijk afhankelijk van het gebruik. In Tirns. evenwicht tussen de diverse gebruikers van sloten en slootkanten van het zuidelijk ge- dit polderlandschap. De mens leefde in. legen veengebied worden thans nog ruw- Het kerkje van op een terp aan harmonie met zijn omgeving. De moderne beemdgras; zodevergeetmenietje, gewone de Westhemmer opvaart. landbouw heeft deze harmonie verstoord en zegge, veenwortel, grote egelskop, scherpe het evenwicht is verdwenen. Biologische boterbloem, waternavel, grote waterweeg- Kronkelende sloten, plassen en weiland met waarden zijn nog steeds in dit ruilverkave- bree, liesgras, rietgras, egel boterbloem, een onregelmatig oppervlak ten zuiden van lingsgebied aanwezig. Biologische waarden waterpeper, tenger fonteinkruid, holpijp en de Hemdijk nabij Piekezijl. die stoelen op de volgende faktoren: veelwortelig kroos aangetroffen. In en 1 de afwisseling tussen land en water; gras- langs de sloten in het noordelijk gelegen Grote open ruimte nabij . landkomplexen die doorsneden worden kleigebied zijn dat plaatselijk soorten als Ruimte en rust voor de hier overwinterende door vaarten en sloten en onderbroken krulzuring, gewone hoornbloem, rode wa- ganzen. worden door meren en plassen. terereprijs, lidsteng, riet, rode klaver, krui- 2 het althans plaatselijk minder intensieve pende boterbloem, geknikte vossestaart, zil- Bedreiging van de oevers van de meren van agrarische gebruik van het grasland, dat verschoon, waterbies, fioringras, waterrus, Wymbritseradeel door vuilstort en water- op zijn beurt bepaald wordt door in land- zwanebloem, kamfonteinkruid en krans- wiersoorten (13). Allemaal soorten die sport. bouwkundig opzicht minder gunstige kul- tuurtechnische faktoren als hoge winter vroeger algemeen in de graslanden van Friesland voorkwamen maar die thans naar Boezemland langs de Idzegaasterpoel. grondwaterstanden. de slootkanten zijn verdreven. Langs de hier eveneens veenbes (13). het gehele gebied voor. De watersnip, oevers van de vele vaarten groeien behalve Naast al deze voornamelijk natte vege- kemphaan en gele kwikstaart komen slechts veel van de boven genoemde soorten ook taties heeft zich onder invloed van de in- in het zuidelijk deel van het gebied voor. In nog planten als fonteinkruiden, aarveder- richting van het gebied door de mens ook totaal broeden meer dan 4500 paren weide- kruid, kleine watereppe en egelskop. Op een aantal droge vegetaties gevestigd. Af- vogels in het ruilverkavelingsblok waaronder een aantal plaatsen komen nog gele plomp, hankelijk van het agrarisch gebruik hebben bijna 600 paren zg. kritische weidevogels. watergentiaan of krabbescheer voor. de dijk flanken in het gebied een rijke vege- De grootste aantallen worden aangetroffen De ver van de boerderij gelegen landen tatie. Veel oude dijken in het gebied lopen in de botanisch eveneens waardevolle lage worden eveneens minder intensief gebruikt west-oost, zodat veel noord- en zuidhellingen delen van de graslanden, boezemlanden en en hebben daardoor veelal een soortenrijke voorkomen met karakteristieke verschillen minder intensief gebruikte graslanden in vegetatie. Vooral in gebieden met een stro- in vegetatiesamenstelling. Op de