VLAAMSE MEDIAFIGUREN ALS UITSPRAAKAMBASSADEURS? ATTITUDES EN PERCEPTIES VAN WEST-VLAAMSE JONGEREN & MEDIAFIGUREN TEGENOVER EEN VERANDER(EN)DE STANDAARDTAALDYNAMIEK

Aantal woorden: 28365

Ans Victoor Studentennummer: 01406641

Promotor: Prof. dr. Johan De Caluwe

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Taal- en Letterkunde Nederlands- Engels

Academiejaar: 2017 – 2018

Dankwoord

Na maanden van hard zwoegen, komt er een eind aan de leerrijke ervaring die deze masterproef voor mij was. Het zijn zo goed als de laatste woorden die ik ooit op papier zal zetten in het kader van de opleiding taal- en letterkunde. Hoewel het schrijven van een scriptie een intensieve opdracht is, heb ik die met plezier voltooid. Ik wil dan ook graag enkele mensen bedanken die een steentje hebben bijgedragen.

Eerst en vooral wil ik mijn promotor professor Johan De Caluwe bedanken voor de leerrijke feedback en vakkundige kennis. De positieve respons was voor mij een extra motivatie om te blijven doorzetten. Verder wil ik de twintig respondenten bedanken. Ook de mensen die me aan informanten hielpen, ben ik dankbaar. Een bedanking aan Stijn Meuris, Marcel Vanthilt en Jurgen Delnaet die uit hun interesse voor taal tijd wilden vrijmaken voor mijn onderzoek, is hier ook op zijn plaats. Zonder jullie hulp zou deze masterproef niet tot stand zijn gekomen. Een welgemeende dankjewel!

Daarnaast wil ik mijn ouders bedanken voor de steun van de voorbije vier jaar. Wanneer het even niet meer ging, kon ik altijd op jullie rekenen. De vele ontspannende fiets- of wandeltochtjes tijdens al het blok- en schrijfwerk zal ik niet snel vergeten. Ook mijn vriend verdient een plaatsje in dit dankwoord. Dankjewel om me elke keer dat motiverende duwtje in de rug te geven.

Tot slot wil ik mijn vrienden uit de opleiding taal- en letterkunde bedanken. Het traject dat we samen hebben doorlopen – met ups en downs – is er één die me altijd zal bijblijven. Bedankt Anaïs, Eva, Hanne, Helena, Ywein en Zoë voor alle gezamenlijke thesissessies in de bibliotheek, de gezellige pauzemomenten en natuurlijk de toffe feestjes. Santé!

Op naar een nieuwe uitdaging in het volgende academiejaar!

Inhoud 1. Inleiding ...... 9 2. De taalsituatie in Vlaanderen ...... 13 2.1. Geschiedenis ...... 13 2.2. Ontstaan en succes van tussentaal ...... 16 2.3. Kenmerken van tussentaal ...... 19 2.4. Perceptie over tussentaal ...... 21 2.5. Variëteitenstructuur ...... 24 2.6. Toekomst? ...... 28 2.6.1. Mogelijke toekomstscenario’s ...... 28 2.6.2. Een radicale de-ideologisering? ...... 30 2.7. Eerder attitude- en perceptieonderzoek ...... 32 3. Methodologie ...... 35 3.1. Voorstelling uitspraakambassadeurs ...... 35 3.2. Talig profiel uitspraakambassadeurs...... 38 3.3. Diepte-interviews respondenten ...... 43 3.3.1. Attitudes en percepties ...... 44 3.3.2. Respondenten ...... 47 3.3.3. Dataverzameling ...... 47 3.3.4. Data-analyse ...... 49 3.4. Diepte-interviews uitspraakambassadeurs ...... 50 4. Talig profiel ...... 52 4.1. Bestudeerde kenmerken ...... 52 4.2.1. Fonologie ...... 52 4.2.2. Morfologie ...... 55 4.2.3. Lexicaal ...... 57 4.2.4. Syntactisch ...... 57 4.2. Materiaal ...... 59 5. Analyse diepte-interviews respondenten ...... 76 5.1. Percepties ...... 76 5.1.1. Herkennen uitspraakambassadeurs en provincies ...... 76

5.1.2. Label dialect/tussentaal/standaardtaal of iets ertussen? ...... 80 5.2. Attitudes ...... 83 5.2.1. Belang van de vertelsituatie ...... 83 5.2.2. Besef van de eigen afstand tot standaardtaal en een nieuwe mindset ...... 88 5.2.3. Intermediair taalgebruik op school ...... 89 5.2.4. Uitspraakambassadeurs als voorbeeldfiguur? ...... 92 6. Analyse diepte-interviews uitspraakambassadeurs ...... 96 6.1. Bewust van het eigen taalgebruik ...... 96 6.2. Belang van het gesproken en geschreven Standaardnederlands ...... 98 6.3. Standaardtaal onhaalbaar? ...... 101 6.4. De toekomst van de taalsituatie in Vlaanderen ...... 103 7. Discussie ...... 106 8. Besluit ...... 111 Referentielijst ...... 114 Bijlage I – Orthografische transcripties vertelsituaties ...... 118 Antwerpen ...... 118 Oost-Vlaanderen ...... 123 West-Vlaanderen ...... 126 Limburg...... 131 Brabant ...... 135 Bijlage II – Transcripties interviews uitspraakambassadeurs ...... 139 Transcriptie interview Stijn Meuris ...... 139 Transcriptie interview Marcel Vanthilt ...... 145 Transcriptie interview Jurgen Delnaet ...... 149 Bijlage III – USB-stick ...... 155

Lijst van figuren

Figuur 1: linguïstische afstand tussen variëteiten volgens Geeraerts (2001: 339) Figuur 2: geïntegreerd model omgangstaal/standaardtaal volgens De Caluwe (2009:17) Figuur 3: het traditionele mentalistische attitudemodel Figuur 4: het nieuwe attitudemodel volgens Van der Pligt & De Vries (1995)

1. Inleiding

Dat VRT-boegbeeld Martine Tanghe dagelijks met een verzorgde en accentloze taal het journaal presenteert, hoeft niet te verbazen. Van de openbare omroep wordt immers verwacht dat er een perfecte, niet-gekleurde standaarduitspraak wordt gehanteerd (Taalcharter 2012). Maar beeld je nu eens in dat het VRT-Nederlands vervangen zou worden door het meer gekleurde taalgebruik van Vlaamse mediafiguren zoals Maaike Cafmeyer of Jonas Van Geel? Wat vaststaat is dat er de voorbije decennia in Vlaanderen heel wat gesproken en geschreven werd over de toename van niet-standaardvariëteiten zoals tussentaal; een taalgebruik dat in lexis, fonologie en grammatica afwijkt van zowel standaardtaal als dialect. Vooral het taalgebruik in de media blijkt vaak het onderwerp van discussie. Journalisten en opiniemakers verspreiden met de regelmaat van de klok klachten in de Vlaamse media over het taalgebruik van mediafiguren. Zo kopten kranten in het verleden “Bart Cannaerts onverstaanbaar in ‘De Pappenheimers’” (De Morgen, 17 februari 2014) of “VRT heeft Natalia niet in de juiste rol ingezet tijdens de MIA’s” (VRT NWS, 14 februari 2014). Hieruit leiden we duidelijk een negatieve attitude af tegenover het gebruik van tussentaal of een meer gekleurde taal in de media. Hoe dan ook staat het buiten kijf dat standaardtaal lang niet meer de enige voertaal is in de media en dat is duidelijk niet naar de zin van bepaalde opiniemakers.

Toch lijkt er een evolutie aan de gang te zijn in Vlaanderen. Het VRT-Nederlands zou voor jongeren, de linguistic movers and shakers (Eckert 1997:52), aanvoelen als een onhaalbare norm, een ongemakkelijk ‘zondagspak’ waar ze niet vrij in kunnen bewegen. Bijgevolg zou het virtuele Nieuwsnederlands niet meer aangevoeld worden als de enige logische standaarduitspraak. Toch bleek uit eerder attitudeonderzoek dat de modale Vlaming het standaardideaal nog niet uit het oog zou zijn verloren en een zekere graad van prestige zou toekennen aan het taalgebruik van bijvoorbeeld journaalankers.

De meest revolutionaire stem in het taalvariatiedebat vinden we terug in het artikel ‘Tussen droom en daad. De consequenties van de verander(en)de standaardtaalrealiteit voor de taaldocent’ van de Vlaamse taalkundigen Stefan Grondelaers, Steven Delarue en Gert De Sutter (2017). Zij pleiten namelijk voor een volledige reset van het denken over taal. Concreet stellen ze voor om het Vlaamse spraakcontinuüm te rehabiliteren door aan de meest formele pool een nieuw referentiepunt voor standaardtaaluitspraak in te stellen. Dat betekent dat het virtuele VRT-Nederlands, de standaardspraak van journaalankers zoals

9

Martine Tanghe of Wim De Vilder, zou worden vervangen door het taalgebruik van tien sprekers, twee per provincie, die wel haal- en imiteerbare uitspraakiconen vormen. Grondelaers, Delarue & De Sutter (2017:340) stellen als nieuwe uitspraakambassadeurs voor:

Antwerpen Veerle Baetens en Matthias Schoenaerts

Oost-Vlaanderen Jurgen Delnaet en Anemone Valcke

West-Vlaanderen Wannes Cappelle en Maaike Cafmeyer

Limburg Stijn Meuris en Marcel Vanthilt

Brabant Adriaan Van den Hoof en Jonas Van Geel

De vraag die centraal zal staan in dit onderzoek is hoe de modale Vlaming tegenover die verander(en)de standaardtaaldynamiek staat. Daarbij zijn er twee grote onderzoeksvragen: 1) Wat zijn de attitudes en percepties van West-Vlaamse twintigers tegenover het taalgebruik van de voorgestelde uitspraakiconen? Spreken de uitspraakiconen volgens de respondenten tussentaal of iets dat neigt naar standaardtaal? Kunnen ze als voorbeeldfiguur dienen van een haal- en imiteerbare ‘nieuwe’ standaardtaal? 2) Wat vinden de voorgestelde personen ervan dat ze gepresenteerd worden als uitspraakambassadeur? Zijn ze zelf actief bezig met hun taalgebruik? Wat is hun reactie en wat is hun mening over verander(en)de taalstandaarden?

Om een antwoord te formuleren op die twee vragen werd gekozen voor een kwalitatief onderzoek. Daarbij benadrukken we dat het onderzoek in deze masterproef verkennend is. Het is belangrijk om eerst een beeld te schetsen hoe standaardtalig of niet-standaardtalig het taalgebruik van de voorgestelde uitspraakiconen eruit ziet, vooraleer we de attitudes en percepties van West-Vlaamse jongeren proberen te achterhalen. Dat gingen we na via een talig profiel dat we opstelden van elke uitspraakambassadeur. Aan de hand van twee audiofragmenten die we nauwkeurig orthografisch transcribeerden, onderzochten we welke niet- standaardtalige ingrediënten in het taalgebruik van de bekende Vlamingen voorkomen. In die

10

audiofragmenten wordt het taalgebruik van de voorgestelde mediafiguren in verschillende vertelsituaties geëtaleerd. Daarna presenteerden we een selectie van korte audiofragmenten aan de respondenten om zo de attitudes en percepties van jongeren over het taalgebruik van de tien uitspraakambassadeurs en de verander(en)de standaardtaaldynamiek na te gaan. Daarvoor gebruikten we de kwalitatieve methode van het diepte-interview. Om een antwoord te vormen op de tweede onderzoeksvraag werden een aantal uitspraakiconen geïnterviewd. Daarbij peilden we naar de reacties van die personen over het feit dat ze worden voorgesteld als uitspraakicoon van de provincie waar ze geboren en getogen zijn. Daarnaast stelden we hen enkele algemene vragen over het taalgebruik dat ze hanteren en over de toekomst van Vlaanderen op het vlak van taal.

De structuur van deze masterproef ziet er als volgt uit. Om een antwoord te bieden op beide onderzoeksvragen is het belangrijk om eerst de taalsituatie in Vlaanderen te schetsen. Dat doen we in hoofdstuk twee, waar we dieper ingaan op de talige geschiedenis van België. Vervolgens focussen we op het ontstaan en succes van tussentaal, leggen we de nadruk op de zich stabiliserende of homogeniserende kenmerken van die substandaardvariëteit en bespreken we hoe er in het verleden en vandaag naar tussentaal wordt gekeken. Daarna nemen we de macrostructuur van de Vlaamse taalsituatie onder de loep. Daarop aansluitend bespreken we enkele mogelijke toekomstscenario’s over tussentaal, informele standaardtaal en standaardtaal in Vlaanderen. Daarbij wordt er ook dieper ingegaan op het pleidooi van Grondelaers, Delarue en De Sutter (2017) dat tevens het uitgangspunt van deze masterproef vormt. Tot slot is het een meerwaarde voor ons onderzoek om even stil te staan bij eerder attitude- en perceptieonderzoek over tussentaal en standaardtaal in Vlaanderen.

In hoofdstuk drie zetten we de methodologie van het onderzoek uiteen. Om eventuele verwarring te vermijden, stellen we eerst de verschillende uitspraakambassadeurs voor. Daarna bespreken we nauwkeurig hoe we de talige profielen opstelden. Vervolgens leggen we uit hoe we de diepte-interviews met de West-Vlaamse jongeren en uitspraakambassadeurs precies aanpakten. We gaan dieper in op het profiel van de respondenten, hoe we de data verzamelden en de analyse aanvatten. Daarbij is het noodzakelijk om kort in te gaan op de begrippen attitude en perceptie aangezien we een attitude- en perceptieonderzoek uitvoeren.

Hoofdstuk vier is voorbehouden voor de talige profielen van de tien uitspraakambassadeurs. In dat hoofdstuk stellen we de talige profielen voor om een beeld te krijgen van de standaardtaligheid of niet-

11

standaardtaligheid van het taalgebruik van de uitspraakiconen. Daarbij geven we een overzicht van de taalkenmerken die afwijken van het Standaardnederlands. Die kenmerken bestudeerden we aan de hand van literatuur. Per mediafiguur geven we van elk gerealiseerd niet-standaardtalig kenmerk een voorbeeld uit ons getranscribeerd materiaal.

In hoofdstuk vijf volgt de analyse van de diepte-interviews met de West-Vlaamse jongeren. Eerst bespreken we de percepties over het taalgebruik van de tien uitspraakiconen. Was het bijvoorbeeld een moeilijke opdracht om de stem van de uitspraakambassadeurs te linken aan een Vlaamse provincie? Na de percepties volgen de attitudes. In hoofdstuk zes bespreken we de attitudes van een aantal uitspraakiconen die we opnieuw aan de hand van diepte-interviews probeerden te eliciteren. Hoe zien zij de taalsituatie in Vlaanderen evolueren? In hoofdstuk zeven volgt een discussie van beide analyses en proberen we een eventuele conclusie te trekken. In hoofdstuk acht ronden we af met een besluit.

12

2. De taalsituatie in Vlaanderen

De taalsituatie in Vlaanderen is vrij complex en gevarieerd. Om inzicht te krijgen in de hedendaagse taalsituatie en de daarmee gepaarde veranderende taalnormen, is het belangrijk om de historische context waarin die variatie tot stand is gekomen, te schetsen.

2.1. Geschiedenis

Het verhaal van het standaardiseringsproces in Vlaanderen werd al vaak verteld. Volgens Jaspers en Van Hoof (2012) wordt Vlaanderen dikwijls omschreven als een gebied dat een standaardiseringsachterstand kent ten opzichte van Nederland. Terwijl de Zuidelijke Nederlanden achtereenvolgend onder Spaans, Oostenrijks en Frans bewind stonden, kon de standaardtaal zich in de Noordelijke Nederlanden ontwikkelen vanaf het einde van de 16de tot en met de 18de eeuw – met Vlaamse en Brabantse invloeden van immigranten. Die buitenlandse dominantie kwam de ontwikkeling van een Nederlandse standaardtaal in Vlaanderen niet ten goede (Lybaert 2015:3). Het Zuiden had eerst en vooral geen machtige politieke, economische en culturele dominante regio zoals Holland dat was voor de Noordelijke Nederlanden. Een tweede oorzaak die de totstandkoming van een Nederlandse standaardtaal in het Zuiden vertraagde, is dat het huidige Vlaanderen in de 17de en 18de eeuw al twee standaardtalen had: het Latijn en het Frans. Het Latijn bleek vooral de taal van de katholieke kerk, wetenschap, filosofie en hoger onderwijs. Het prestigieuze Frans was de cultuurtaal van de hogere standen die meestal tweetalig Nederlands-Frans waren, maar het Frans als internationale lingua franca verkozen boven de eigen moedertaal (Marynissen 2017:72). Het niet-gestandaardiseerde Zuid-Nederlands bleef ondertussen wel de taal van de meerderheid van de bevolking, maar belandde in een ondergeschikte positie en had dus geen aanzien in de maatschappij van de 18de eeuw. Toch werd het Nederlands niet helemaal verbannen uit de cultuursfeer. Dankzij de populariteit van de rederijkerskamers, de invloed van volksletterkunde en de gemeentelijke kanselarijen waarin het Nederlands als voertaal werd gehanteerd, bleef de volkstaal voortleven (Marynissen 2017:73).

Op het einde van de 18de eeuw werden de Oostenrijkse Nederlanden door de Franse revolutionairen geannexeerd en werd het Frans de enige officiële voertaal. Het doel van de taalpolitiek van de Fransen was dat alle inwoners van de Zuidelijke Nederlanden Frans zouden spreken. Dat lukte echter niet volledig. Het Nederlands overleefde namelijk in de lokale dialecten als regionaal communicatiemiddel, hoewel het gebruik ervan beperkt bleef tot het gewone volk (Marynissen 2017:74). In 1814 werden de Zuidelijke en

13

Noordelijke Nederlanden opnieuw in één staat verenigd met koning Willem I als staatshoofd: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Volgens Willemyns en Daniels (2003:187) bood die evolutie nieuwe kansen voor de ontwikkeling van een Nederlandse standaardtaal in het Zuiden. Willem I zorgde ervoor dat de Vlamingen het Nederlands opnieuw als moedertaal aanvaardden door het een officiële taal te maken. Toch bleef het Frans de voertaal van de hogere sociale kringen zoals de adel en de bourgeoisie. Vervolgens werd Willem I gedwongen zijn taalpolitiek terug te draaien (Marynissen 2017:74).

Na de korte poging tot hereniging van de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1814-1830) werd België onafhankelijk in 1830. In de voormalige Zuidelijke Nederlanden was het Frans nog steeds de meest dominante en prestigieuze taal. Opnieuw werd de toekomst van het Nederlands in Vlaanderen sterk bedreigd door de toenemende verfransing in het bestuur, overheidsdiensten, het gerecht en het middelbaar onderwijs. In de 19de eeuw groeide dan geleidelijk aan verzet tegen de hegemonie van het Frans door een kleine groep Vlaamse intellectuelen die afkomstig was uit de kleine burgerij (Marynissen 2017:75). Dat waren de eerste stappen van wat later de Vlaamse Beweging zou worden genoemd (Willemyns & Daniels 2003: 208). De Vlaamse Beweging richtte haar pijlen “op de wettelijke erkenning van de taal van de Vlamingen in België , op de intellectuele ontplooiing en de sociaaleconomische welvaart van Vlaanderen en op de bewustmaking van de Vlamingen als gemeenschap binnen of buien het Belgisch staatsverband” (Marynissen 2017:75). De acties en initiatieven van de Vlaamse Beweging leverden een fundamentele bijdrage aan de populariteit van het Nederlands in Vlaanderen. Een belangrijk discussiepunt binnen de Vlaamse Beweging was hoe het overkoepelend Nederlands er precies moest uitzien. Bijgevolg kunnen we twee groeperingen onderscheiden binnen de Vlaamse Beweging: een integrationistische en een particularistische vleugel. De eerste vleugel vocht voor een taal die erg nauw aansloot bij het Nederlands uit Nederland. De integrationisten waren van mening dat enkel met één algemeen geldende taal voor Noord en Zuid, het Frans van de troon kon worden gestoten. De particularisten daarentegen streefden voor een Vlaamse standaardtaal waarin het eigen taalgoed gehandhaafd werd. Uiteindelijk werd het voorstel van de integrationistische vleugel aanvaard aangezien ze het pleit wonnen op het vlak van spelling. In 1844 werd immers besloten om de Nederlandse spelling te adopteren als officiële spelling in België. Een halve eeuw later, in 1989, werd de Gelijkheidswet vastgelegd waardoor het Nederlands – naast het Frans weliswaar – als officiële taal werd ingesteld in België. Het Noord- Nederlands werd vanaf dan voorgesteld als de te realiseren norm. Bijgevolg moest de Vlaming vertrouwd geraken met een exogene standaardtaalnorm (Van Hoof en Jaspers 2012:99).

14

De verbreiding van het Algemeen Nederlands verliep nog steeds moeizaam in Vlaanderen in het begin van de 20ste eeuw. De Gelijkheidswet had echter niet tot gevolg dat Vlamingen actief hun taalgebruik veranderden. Het Frans had nog steeds een sterke invloed, maar ook het dialectgebruik in het onderwijs belemmerde de verspreiding van het Algemeen Nederlands (Marynissen 2017:77). Dat veranderde vanaf de jaren ’50. Vanaf dan werden er initiatieven opgezet om de taal van de Vlaming te conformeren aan het Algemeen Nederlands uit het Noorden. Die periode wordt door Van Hoof en Jaspers (2012) geduid met de term hyperstandaardisering: “een doorgedreven propagandistische, grootschalige, door taalwetenschappers ondersteunde, gemediatiseerde en decennialang in talloze maatschappelijke sectoren volgehouden ideologisering van het taalgebruik, die met moeite haar gelijke vindt in andere nationale contexten.”(Van Hoof & Jaspers 2012: 97). Om te conformeren aan de Noord-Nederlandse norm werden alle mogelijke middelen ingezet: op school en in de media was het ABN, het Algemeen Beschaafd Nederlands, niet weg te denken. Zo werden ABN-kernen opgericht op school, namen belangrijke kranten en tijdschriften een taalzuiveringsrubriek op en werd de BRT-radio en -televisie een trouwe taalzuiveringsbondgenoot. Het gevolg van die zogenaamde hyperstandaardisering was dat elke Vlaming via radio, geschreven media en televisie bijna dagelijks aan standaardtaalpropaganda werd blootgesteld (Van Hoof & Jaspers 2012: 101). Van Hoof en Jaspers menen zelfs dat de decennialange hyperstandaardisering of welbewuste cultuurpolitiek één van de factoren is die heeft bijgedragen tot het ontstaan van tussentaal, het taalgebruik dat zich tussen standaardtaal en dialect bevindt. In het midden van de jaren 80 lijken de ABN-acties uitgedoofd. De uitgebreide en ver doorgedreven campagnes bleken uiteindelijk hun doel niet te missen: op het vlak van geschreven taal kan de hyperstandaardisering als succesvol worden gezien.

Toch betekent een convergentie op het vlak van geschreven taal niet dat het Nederlands uit Nederland op alle vlakken volledig werd overgenomen. Omdat een auditief beeld van de uitspraak in het Noorden ontbrak in Vlaanderen, vertoonde de fonetische standaardisering een vrij zelfstandig zuidelijk verloop. Het uitspraakverschil is de laatste decennia nog groter geworden, vooral omdat de uitspraak in het Noorden verder geëvolueerd is (Marynissen 2017:76). Naast de uitspraak, treden er op grammaticaal en lexicaal vlak ook enkele (kleine) verschillen op. Die divergenties leidden ertoe dat de Belgische variant van de Nederlandse standaardtaal, die het label Belgisch-Nederlands opgeplakt kreeg, erkend werd in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw. Later ontwikkelde er zich in het domein van de informele spreektaal een variëteit die geen standaardtaal, maar ook geen dialect wilde zijn: tussentaal. Het is de taal van wie zich supraregionaal verstaanbaar wil maken en van het dialect wil afstappen, maar over geen andere variëteit beschikt (Ghyselen 2016:39). Tegelijk is het de taal van wie het AN wel beheerst, maar uit eigen keuze

15

tussentaal spreekt (De Caluwe 2006:19). We kunnen dus stellen dat Vlaanderen uiteindelijk toch een endogene taalontwikkeling – een ontwikkeling van binnenuit – doormaakte.

2.2. Ontstaan en succes van tussentaal

Om te beginnen is tussentaal, het taalgebruik dat zich bevindt tussen het dia- of regiolect en de standaardtaal, geen nieuw fenomeen dat zich pas ontwikkelde op het einde van de twintigste eeuw. Zo wijst Plevoets (2008) erop dat Goossens (1975) in de jaren 70 al vaststelde dat “het toenemende gebruik van het Standaardnederlands in Vlaanderen vooral aanleiding gaf tot de vorming van een endogeen Vlaamse bovenregionale standaard die met name in de informele registers steeds meer tot norm begon te worden” (Plevoets 2008:8). Toch werd tussentaal pas uitvoerig bestudeerd door taalkundigen aan het einde van de jaren 80 en het begin van de jaren 90. Vanaf dan merkten taalkundigen op dat tussentaal in heel wat domeinen gesproken werd waar standaardtaal normaal dominant was. Bijgevolg kwam die zogenaamde ‘nieuwe’ variëteit onder de aandacht te staan en werd ze veel uitvoeriger bestudeerd.

Naast de historische context zijn er heel wat andere factoren die het ontstaan en succes van tussentaal in Vlaanderen kunnen verklaren. Jaspers en Brisard (2006) bestudeerden de verschillende verklaringen en deelden die theorieën op in twee grote stromingen. Ten eerste zijn er verklaringen waarin substandaardvariëteiten in een bredere context van standaardisering worden geplaatst. Die verklaringen worden structureel-systematisch genoemd. Ze houden in dat tussentaal in Vlaanderen wordt beschouwd als een onaf product in het standaardiseringsproces (Jaspers en Brisard 2006:36). De verklaring dat tussentaal als een tussenstadium wordt gezien naar standaardtaal is volgens Jaspers en Brisard achterhaald. Zij besluiten dat een standaardiseringscontext noodzakelijk is voor het bloeien van substandaardisering. Tussentaal kan dus enkel maar ontstaan zijn als er al een standaard gevestigd was en kan dus geen tussenproduct zijn naar die standaard. De tweede stroming die Jaspers en Brisard (2006:36) onderscheidden, bestaat uit verklaringen die focussen op de sociale context en de actieve rol van de taalgebruiker. Die sociolinguïstische theorieën gaan op zoek naar de verschillende oorzaken waarom de Vlaming geen standaardtaal kan of wil spreken. In die verklaringen wordt de nadruk gelegd op de attitudes en het oordeel van de taalgebruiker. De Vlaamse cultuurgeschiedenis, de toegenomen welvaart en emancipatie spelen hierbij een belangrijke rol. Vooral die laatste groep theorieën is vandaag van belang om de genese van tussentaal te verklaren.

16

Plevoets somt op basis van Van de Velde (1996:266-268) en Janssens (2004:174-175) vijf factoren op — cultureel of materieel —, in dalende volgorde van belangrijkheid, die het ontstaan van tussentaal kunnen verklaren. Allereerst zou de negatieve attitude ten opzichte van het dialect bijgedragen hebben tot de genese van tussentaal. Volgens Taeldeman (2008:29) is die negatieve attitude tegenover het dialect in de hand gewerkt door de toegenomen geografische en sociale mobiliteit van de Vlaming. Mede dankzij de intensivering van bovenregionale contacten en de toename van mondelinge communicatiestromen zoals gesproken massamedia, telefoon,… groeide de behoefte naar een supraregionaal mondeling uitdrukkingsmiddel (Cajot 2012:44). De keerzijde hiervan was dat het dialect vervolgens aan belang inboette. Een tweede factor die een beduidende rol speelde bij de ontwikkeling van tussentaal in Vlaanderen is de gebrekkige beheersing van de Belgische variëteit van het Standaardnederlands en daaraan gekoppeld de negatieve attitude hiertegenover. De negatieve attitude tegenover de standaardtaal zou voortgevloeid zijn uit “de formalistische en schoolmeesterachtige manier waarop het taalonderwijs in Vlaanderen georganiseerd werd”(Plevoets 2008:10). Die onderwijsmatige aanpak was het resultaat van het historisch proces dat België doormaakte (cf. 2.1.). Volgens Taeldeman (2008:29) heeft de Vlaming de laatste vier à vijf decennia gemengde gevoelens ten opzichte van taal. Enerzijds wil hij af van het ‘platte’ en ‘boerse’ dialect, maar anderzijds voelt de opgelegde exogene standaard aan als een stijf zondagspak dat je zo snel mogelijk weer wil uittrekken. Die gevoelens van taalonzekerheid ten opzichte van de onhaalbare standaardtaalnorm zouden de dominantie van tussentaal in de hand gewerkt hebben.

Naast de twee culturele factoren die ook Taeldeman (2008) vermeldt, somt Plevoets (2008) nog drie andere materiële factoren op die op minder aandacht konden rekenen in de literatuur. Een derde factor is de groeiende sociale en geografische mobiliteit van de Vlaming. De Vlaming voelde de behoefte om zich buiten het eigen dialectgebied verstaanbaar te maken. Hierbij speelden de modernisering van de maatschappij en meer specifiek de moderne communicatiemedia een belangrijke rol (Lybaert & Delarue 2017:150). De groeiende sociale en geografische mobiliteit is onlosmakelijk verbonden met de negatieve attitude tegenover het dialect. Hieruit leiden we af dat de verschillende factoren zeker niet los van elkaar staan, maar net met elkaar interageren. Een vierde verklaring schuilt in de economische expansie en een stijging van de welvaart in combinatie met de politieke verzelfstandiging van Vlaanderen die tot een groter zelfbewustzijn hebben geleid bij de Vlaming. Een eerste teken van het groter zelfbewustzijn is dat tussentaal alomtegenwoordig is bij de Vlaamse elite. Volgens De Caluwe (2002:62) gebruikt de elite tussentaal in plaats van standaardtaal waar en wanneer zij dat zelf prettig en gepast vinden. Daarnaast ontwikkelde de Vlaming dankzij het toegenomen zelfbewustzijn een zekere afkeer van alles wat hem werd opgelegd. Dat

17

zelfbewustzijn kwam ook op talig vlak tot uiting en inspireerde de Vlaming om op een eigen Vlaamse norm te focussen (Lybaert & Delarue 2017:151-152). Als vijfde en laatste factor haalt Plevoets (2008) de veranderingen in het medialandschap aan. Hij verwijst naar de opkomst van de Vlaamse Media- en Televisiemaatschappij (VTM) in 1989. De structuur en het beleid van de openbare omroep werden namelijk volledig herzien nadat ze een groot aantal kijkers verloor aan de commerciële zender. Zo zette de openbare omroep vanaf de jaren 90 volop in op entertainment dat in primetime werd uitgezonden terwijl cultuurprogramma’s aan uitzendtijd inboetten. Vervolgens leeft bij verschillende linguïsten het idee dat het tussentaalgebruik, zeker in fictie, de spuigaten uitloopt sinds de komst van de commerciële zender VTM. Het onderzoek van Van Hoof (2012) spreekt dat stellig tegen. Van Hoof onderzocht het taalgebruik in fictieprogramma’s uit de vroege jaren tachtig en in de periode 2005-2010. Haar onderzoek wees het tegendeel uit: Vlaamse fictie tijdens de BRT-jaren was nooit volledig standaardtalig. In de zoektocht naar een zondebok voor de opmars van tussentaal werd naast VTM ook al gewezen naar de jongste generatie taalleerkrachten en sociolinguïsten. Zo zouden taalleerkrachten volgens De Brabandere (2005:30) niet langer bezield zijn om de standaardtaal te verspreiden. Ze zouden geen behoefte meer hebben aan een Nederlandse standaardtaal en bovendien zouden ze geïndoctrineerd zijn door taalkundigen die beweren dat het Belgisch-Nederlands, ook standaard Nederlands is.

Volgens De Caluwe (2006:24) staat tussentaal vandaag zo sterk in Vlaanderen door het samenspel van een aantal verschillende factoren. De eerste factor is toe te schrijven aan de opvoeding van Vlaamse jongeren. Vandaag is tussentaal de thuistaal van heel wat Vlaamse jongeren – de West-Vlaamse uitgezonderd (cf. 3.3.2.) – omdat de ouders van die jongeren zelf geen AN beheersen en in de opvoeding dus automatisch overschakelden naar tussentaal. Daarnaast wijst De Caluwe ook op de toename van bovenregionale informele contacten, onder andere door de groeiende mobiliteit. Dat gaat volgens hem gepaard met een informalisering van mediafiguren: gewone mensen kunnen mediafiguren worden dankzij de toename van programma’s waarin zij centraal staan. Wanneer het gewone volk dan op televisie komt, spreken ze ook zoals ze gebekt zijn: ze hanteren een gekleurd taalgebruik dat de eigen identiteit weerspiegelt. Aan de andere kant proberen bekende figuren, zoals politici, sympathie uit te stralen. Ze proberen zich voor te doen als doorsnee, niet-bekende personen om zo dichter bij het gewone volk te staan. Om dat te bereiken spreken ze vaak een tussentalig register aan (De Caluwe 2006:24).

18

2.3. Kenmerken van tussentaal

Lang was het onder taalkundigen onduidelijk welke vorm tussentaal precies aannam. Ondertussen is er heel wat onderzoek verricht naar wat tussentaal typeert op vlak van fonologie, morfologie, lexicon en syntaxis. Verschillende taalkundigen stootten daarbij op elementen die wijzen op processen van homogenisering. De logische vraag die daaruit volgt, is dan ook of er zich een uniforme substandaard aan het vormen is of al gevormd is. Dat gegeven werd uitvoerig onderzocht door Taeldeman (2008). Die stabiliserende tussentaal zou volgens Taeldeman bestaan uit kenmerken die toebehoren aan de Belgische standaardtaal, dia- of regiolecten en de tussentaal zelf. Vervolgens somt hij een aantal morfo-fonologische, morfo-syntactische en syntactische verschijnselen op die tot de zich stabiliserende tussentaal zouden behoren. Een voorbeeld van een morfo-fonologisch kenmerk dat prominent voorkomt in tussentaal over de verschillende regio’s heen, is de diminutiefvorm -ke. Zelfs in West-Vlaanderen, waar het standaardtalig -je-systeem ook wordt gehanteerd in het dialect, zouden taalgebruikers overschakelen naar het -ke-systeem. Daarnaast wijst Taeldeman erop dat tussentaal niet als een afgebakend, monolitisch geheel kan worden beschouwd. Ook De Caluwe (2006: 19-21) somt een aanzienlijk aantal typische kenmerken van tussentaal op. Net als Taeldeman (2008) benadrukt hij dat de opsomming van ingrediënten die tot tussentaal behoren noch exhaustief noch exclusief is. De opsomming is niet exhaustief want welke elementen nu effectief in de tussentaal van een spreker terechtkomen, is afhankelijk van het dia- of regiolect van die persoon. Ook behoren de opgesomde elementen niet exclusief tot de tussentaal: sommige verschijnselen komen niet uitsluitend voor in tussentaal, maar ook in de (informele) standaardtaal van heel wat sprekers. H-procope is daar een voorbeeld van. Ook Ghyselen (2016) deed onderzoek naar de homogenisering van tussentaal. Zij onderzocht het taalgebruik van dertig hoogopgeleide vrouwen in verschillende vertelsituaties uit de regio’s Ieper, Gent en Antwerpen. Ghyselens onderzoek toonde aan dat er in elke regio een intermediaire standaardtalige cluster bestaat waarbinnen bepaalde taalkenmerken een sterke linguïstische cohesie vertoonden. Daarenboven wees haar onderzoek op supraregionale tekenen van homogenisering. Net zoals bij het onderzoek van Taeldeman (2008) dook het diminutief -ke, een exogeen dialectkenmerk in grote delen van West-Vlaanderen, op in de Ieperse tussentaal. Dat wijst erop dat de tussentaal die in Ieper wordt gesproken steeds meer gaat lijken op de Gentse en Antwerpse tussentaal.

Daarnaast wordt er in de literatuur vaak gesproken over een Brabantse expansie die de vorming van tussentaal beïnvloedt. Zo stelt Taeldeman (2008:41) vast dat alle elementen die hij beschreef, sterk staan in de Brabantse dialecten. Daarom vermoedt hij Brabantse sturing bij een aantal verschijnselen die in de

19

zich homogeniserende tussentaal voorkomen. Die Brabantse sturing wordt vaak toegewezen aan de sterke vertegenwoordiging van het Brabants op televisie in soaps zoals ‘Thuis’ of ‘Familie’. Toch mogen we volgens Lybaert & Delarue (2017:149) niet te snel spreken van een Brabantse expansie die de ontwikkeling van een bovengewestelijke taal stuurt. Bepaalde kenmerken zoals het diminutief -ke komen dan wel voor in Brabantse dialecten en tussentaal, maar worden ook algemeen in Vlaanderen gebruikt. Het diminutief -ke treedt bijvoorbeeld ook op in het Oost-Vlaams. In het onderzoek van Ghyselen (2016) kan het gebruik van diminutief -ke in de Ieperse tussentaal dus ook uit het Oost-Vlaams geadopteerd zijn.

Hoewel er duidelijk homogeniserende tendensen onderscheiden kunnen worden, vertoont tussentaal nog heel wat variatie. We kunnen zowel spreken van regionale variatie als variatie in de afstand tot de standaardtaal. Dat eerste houdt in dat de herkomst van een spreker bepaalt hoe de tussentaal van die spreker eruit ziet. Een West-Vlaamse tussentaalspreker zal bijvoorbeeld een aantal klanken of woorden uit het West-Vlaamse dia- of regiolect integreren in zijn tussentaal. Daarnaast leunen sommige vormen van tussentaal dichter aan bij het dialect, terwijl andere meer aansluiten bij de standaardtaal. Lybaert en Delarue (2017:144) onderscheiden op basis van Plevoets (2013) vier sociolinguïstische factoren die de afstand tot de standaardtaal bepalen. Ten eerste is het taalgebruik afhankelijk van spreeksituatie. Het taalgebruik van een doorsnee Vlaming zal bijvoorbeeld veel standaardtaliger klinken in een sollicitatiegesprek dan tijdens een avondje op café met vrienden. Ook de sociale achtergrond van een spreker bepaalt mee hoe hij of zij praat. Belangrijke parameters hierbij zijn beroep, sociale klasse, opleiding, … Hierbij is volgens Plevoets (2013) nuancering mogelijk. Zo constateerde hij dat hoogopgeleiden zoals managers, het standaardtaalgebruik niet maximaliseren. Zij genieten van een comfortabele socio- economische positie en zouden zich in de praktijk een minder standaardtalige variëteit kunnen permitteren. Een derde factor die de afstand tot de standaardtaal mee zou bepalen, is leeftijd. De generaties sprekers uit de jaren 70 of 80 spreken beduidend minder standaardtalig dan de oudere generaties. Los van de spreeksituatie, sociale achtergrond en leeftijd, speelt ook persoonlijke voorkeur een belangrijke rol. De ene Vlaming zal tussentaal boven standaardtaal verkiezen, terwijl de ander vasthoudt aan het dialect of net standaardtaal verkiest (Lybaert & Delarue 2017:144).

De vraag of de homogenisering van het tussentaalgebruik in Vlaanderen al zo ver gevorderd is dat we kunnen spreken van één gemeenschappelijke Vlaamse tussentaalvariëteit, blijft dus onbeantwoord. Ook al duiken er homogeniserende tendensen op over de regionale grenzen heen, tussentaal blijkt nog heel wat variatie te vertonen op situationeel en regionaal vlak als in de afstand tot de standaardtaal.

20

2.4. Perceptie over tussentaal

Omdat de attitudes en percepties van jongeren tegenover taalvariatie een belangrijk deel vormen van onze tweeledige onderzoeksvraag, leggen we in het volgend hoofdstuk de nadruk op de manier waarop de perceptie over tussentaal doorheen de decennia geëvolueerd is. Uit onderstaand overzicht zal blijken dat tussentaal in het verleden vaak negatief geëvalueerd werd. In tegenstelling tot het verleden, heerst er vandaag een pragmatisch discours waarbij de waarde en functie van tussentaal beklemtoond wordt.

De reacties op tussentaal waren in het verleden vaak weinig positief. In de jaren 70 en 80 werd er al over de opkomst van een soort taalgebruik geschreven dat niet tot het dialect behoorde, maar ook niet tot de standaardtaal. Opvallend is dat we uit de literatuur van die periode geen uitgesproken negatieve stem over het intermediair taalgebruik in Vlaanderen terugvinden. Daaruit leiden we af dat in de jaren 70 en 80 een eerder beschouwend discours dominant was ten opzichte van tussentaal. Dat discours evolueerde naar een evaluatieve blik vanaf het einde van de jaren 80, begin van de jaren 90. Vanaf dan werd de verkettering van tussentaal de dominante in het publieke discours. De negatieve terminologie die werd geïntroduceerd, verraadde de veranderende houding. Het was Geert van Istendael die in 1988 de discussie op gang bracht in het boek Het Belgisch labyrint of De schoonheid der wanstaltigheid: “Er is iets nieuws, iets vuils de taal in de zuidelijke Nederlanden aan het aantasten. Een manke usurpator in kale kleren, maar hij heeft de verwaandheid en de lompheid van een parvenu. Hij heet Verkavelingsvlaams.” (Van Istendael 1988: 15). Van Istendaels denigrerende term Verkavelingsvlaams had een grote impact. Het begrip drong zelfs door in Van Dales Groot Woordenboek der Nederlandse Taal. Ook andere afwijzende termen vonden hun weg naar het publiek. Zo verwijst De Caluwe (2006:22) naar Goossens (2001:11) die het op ironische toon had over het Schoon Vlaams. Ook hij laat duidelijk zijn afkeuring horen: “Het enige wat in het Schoon Vlaams van cultuur getuigt, en wel van een twijfelachtige, is dat het zich afzet tegen de natuur, d.w.z. de dialecten. En daar slaagt het […] niet eens in.”. Geeraerts (2001:39) verkoos dan weer de term Soapvlaams, waarmee hij verwijst naar het taalgebruik dat in soaps wordt gehanteerd. Taeldeman (1992:37) had het over een hamburgertaal. Daarmee wijst hij met een beschuldigende vinger naar de Vlaamse elite die zou bijdragen aan de normvervalsing waardoor tussentaal een “omnisituationele bruikbaarheid” zou krijgen. Op die manier “[wordt] hamburgertaal voor de modale Vlaming bevorderd (…) tot een driesterrig taalfestijn.” Volgens De Schutter (1998:243) hadden zowat alle taalbewakers en taalkundigen geen goed woord over voor tussentaal omdat “die zowel de rijkdom van de standaardtaal als de spontaniteit van het dialect mist”. Tussentaal zou volgens De Schutter minderwaardig zijn aan standaardtaal omdat ze net die rijkdom mist.

21

Het intermediaire taalgebruik zou geboren zijn uit een dubbelzijdige angst. Enerzijds zou er angst voor het dialect zijn, omdat dat taalgebruik niet beschaafd zou klinken. Anderzijds is er de angst om standaardtaal te spreken omdat men beseft dat men de hoge norm niet kan halen. De teneur onder taalkundigen is duidelijk: velen hebben een grote afkeer voor de opkomende taalvariëteit.

Hoe komt het nu dat tussentaal op het einde van de jaren 80 en het begin van de jaren 90 meer onder de radar verscheen van taalkundigen en opiniemakers dan voordien? Volgens De Caluwe (2006:23) is de antitussentaaltendens perfect te begrijpen in het licht van de Vlaamse taal(beleids)geschiedenis. Taalkundigen en taalzuiveraars streefden decennialang naar de verheffing van de Vlaming tot de Nederlandse taalgemeenschap door hem Standaardnederlands te leren gebruiken. Vanuit dat perspectief werd tussentaal getolereerd als “een weinig gelukkige, maar misschien wel onvermijdelijke fase in de overgang van dialect en regiolect naar de standaardtaal.” (De Caluwe 2006:23). Dat Vlamingen geen Standaardtaal kunnen of willen spreken en hun toevlucht nemen in tussentaal, is dan ook een doorn in het oog van taalkundigen en taalpuristen. Lybaert & Delarue (2017:154) wijzen erop dat taalkundigen beseften dat tussentaal niet langer een overgangsverschijnsel was op weg naar de standaard, maar een compleet nieuwe taalvariëteit. Die constatering leidde volgens hen tot een groot aantal antitussentaaluitspraken vanaf de jaren 90. Daarnaast veroverde tussentaal in die periode meer en meer gebied in publieke domeinen – zoals televisie en radio – waar voordien Standaardnederlands dominant was (Lybaert & Delarue 2017:154).

Ook vandaag vinden negatieve uitspraken over tussentaal hun weg naar het publieke discours. Vooral prominente journalisten, opiniemakers en auteurs laten geregeld hun stem horen over de waarde en status van dialect, tussentaal en standaardtaal. Hierbij spelen de media een belangrijke rol; zij steken meestal zelf het vuur aan de lont. Zo verschijnen er met de regelmaat van de klok onheilspellende krantenkoppen die het tussentaaldebat opnieuw doen aanwakkeren. Ook Vlaamse politici mengen zich graag in het debat. Zo uit Vlaams minister-president Geert Bourgeois, een fervent liefhebber van de standaardtaal, geregeld zijn ongenoegen over tussentaal. Ter illustratie, er verscheen op 3 februari 2018 een artikel dat kopte: “Bourgeois vol lof over oud-leraar Nederlands: "Ook hij gruwelt van de tussentaal"”(VRT NWS). Hieruit leiden we duidelijk Bourgeois’ afkeer voor tussentaal af.

Lybaert en Delarue (2017:156-157) wijzen erop dat dezelfde argumenten tegen tussentaal telkens terugkeren onder niet-taalkundigen in het publieke discours. Ten eerste wordt de historische strijd voor de

22

Nederlandse standaardtaal aangehaald. Uit onze beschrijving van de Vlaamse taalgeschiedenis (cf. 2.1.) bleek al dat het Frans tot het eind van de twintigste eeuw dominant was in Vlaanderen. Volgens bepaalde opiniemakers zou het een schande zijn dat de strijd van onze voorvaderen voor het Nederlands zomaar zou worden weggegooid. In een tweede argument ligt de focus op het emancipatorisch karakter van de standaardtaal. De redenering hierachter is dat er geen ongelijkheid meer zou zijn als iedereen het Standaardnederlands zou beheersen. Bovendien zouden tweedetaalleerders die inspanningen doen standaardtaal te spreken niet voor verrassingen komen te staan wanneer ze de straat optrekken of luisteren naar radio of tv. Ten derde wordt er geopperd dat tussentaal de onderlinge verstaanbaarheid tussen Vlaanderen en Nederland in gevaar zou brengen. Dat kunnen we echter in vraag stellen aangezien de geografische mobiliteit groter is dan ooit tevoren. Ook via sociale media komen mensen wereldwijd op een eenvoudige manier met elkaar in contact. Bovendien zijn er tegenwoordig in Belgische tv-programma’s heel wat Nederlanders te zien. Denk bijvoorbeeld maar aan de Nederlanders Jan Jaap van der Wal en Marc- Marie Huijbregts die in 2017 vaak als jurylid te zien waren in het populaire tv-programma De Slimste Mens ter Wereld. Het vierde en laatste argument dat volgens Lybaert & Delarue (2017:156) het vaakst in het antitussentaaldebat naar voren wordt geschoven, is dat tussentaalsprekers te lui, koppig of net incompetent zijn om de standaardtaal te beheersen. De achterliggende reden voor die frustratie is dat opiniemakers, journalisten,… die de standaardtaal wel beheersen opmerken dat hun inspanning niet langer meer wordt gezien als een garantie voor succes.

Toch merken we de laatste jaren een evolutie op. Verschillende taalkundigen stelden de overdreven afkeer van tussentaal in vraag. De Caluwe (2006:23) benadrukt bijvoorbeeld dat er niets natuurlijker is dan tussentaal in Vlaanderen. Ook stelde hij de vraag of de haat voor het verschijnsel niet merkwaardiger is dan het verschijnsel zelf. Tussentaal is volgens De Caluwe (2006) een natuurlijk verschijnsel dat ontstond als mengvorm: het is de taal van mensen die geen dialect of regiolect willen spreken, maar tegelijk geen standaardtaal kunnen of willen spreken. Hieruit leiden we af dat De Caluwe pleit voor een positievere benadering van tussentaal. Daarnaast wijst hij op de tunnelvisie van andere Vlaamse taalkundigen. Wanneer zij vreemde volkeren zouden bestuderen die een eigen tussentaal spreken, zouden zij “tussentaal een mooi staaltje vinden van de natuurlijke zelfredzaamheid van een taalgemeenschap”, terwijl Vlaamse taalkundigen spreken over een bedenkelijke ontwikkeling van tussentaal in Vlaanderen (De Caluwe 2006:23). In de media zien we naast het negatieve discours af en toe niet-veroordelende berichten verschijnen over tussentaal. Zo doken er eind augustus 2012 een aantal krantenkoppen op zoals ‘Tussentaal in klas is heel efficiënt’ (De Morgen, 29 augustus 2012) en ‘We spreken allemaal wel eens tussentaal’ (De

23

Standaard, 30 augustus 2012). Die krantenkoppen benaderen tussentaal wel op een neutrale manier. Toch kwam er hevige reactie op die berichten in de vorm van opiniestukken en lezersbrieven. De krantenkoppen werden namelijk snel geïnterpreteerd als lovend voor tussentaal, terwijl het fenomeen in de krantenartikels eerder op een neutrale manier werd benaderd. In die commentaren kregen vooral leerkrachten het hard te verduren aangezien zij een voorbeeldfunctie vervullen en de leerlingen Standaardnederlands moeten aanleren zodat zij succesvol aan de samenleving kunnen deelnemen. Volgens het taalbeleid van de overheid is het Standaardnederlands echter nog steeds de enige aanvaardbare variëteit in de klas (Lybaert & Delarue 2017:155).

2.5. Variëteitenstructuur

Met beide onderzoeksvragen in het achterhoofd is het van belang dat we de macrostructuur van de Vlaamse taalsituatie schetsen. Daarvoor focussen we op de visies van een aantal auteurs: Geeraerts (2001), De Caluwe (2009) en Ghyselen (2016).

Geeraerts (2001) probeerde aan de hand van een schema de linguïstische afstand tussen de verschillende variëteiten in Vlaanderen en Nederland weer te geven. Geeraerts onderscheidt drie verschillende gesproken variëteiten in Vlaanderen: dialect, tussentaal en de (Belgische) standaardtaal. In onderstaand schema zien we dat de lijnen op de figuur de afstand tussen de verschillende variëteiten weergeven.

Figuur 1: Linguïstische afstand tussen variëteiten, volgens Geeraerts (2001:339)

24

Aan de ene pool plaatst Geeraerts het Belgisch Standaardnederlands dat horizontaal wordt verbonden met de Nederlandse standaardtaal. De horizontale lijn op de figuur duidt het continuüm aan tussen het Nederlands Standaardnederlands en het Belgisch Standaardnederlands. In beide taalgebieden vormt het journaal het na te streven voorbeeld aan de meest formele pool. Het Belgisch Standaardnederlands wordt bijvoorbeeld ook wel VRT-Nederlands genoemd. Daarnaast leiden we af dat Geeraerts (2001:339) tussentaal verder af plaatst van de Belgische standaardtaal, dan de Nederlandse informele variant van de Nederlandse standaardtaal. Dat betekent dus dat de afstand tussen de informele omgangstaal en standaardtaal in Vlaanderen een pak groter is dan in Nederland.

Volgens De Caluwe (2009:15) is dergelijk schema misleidend of zelfs fout om verschillende redenen. Ten eerste stelt Geeraerts (2001) tussentaal voor als een aparte entiteit waardoor hij ontkent dat er verschillende realisaties van het intermediair taalgebruik zijn. Tussen de twee uiterste lagen op het spectrum – dialect en standaardtaal – kunnen variëteiten onderscheiden worden die heel dicht bij de gesproken realisaties van de standaardtaal staan, zoals de informele standaardtaal, terwijl aan de andere kant regiolecten kunnen voorkomen die dan weer meer aanleunen bij de dialecten. Daarnaast impliceert Geeraerts (2001) door tussentaal voor te stellen als een afgebakende variëteit dat de keuze voor tussentaal “een-alles-of-niets” kwestie is: “alsof de gemiddelde niet-taalkundig geschoolde Vlaming zou opereren vanuit een scherp omlijnd drie-componenten-model: standaardtaal – tussentaal - dialect.” (De Caluwe 2009:16). Er wordt met andere woorden gesuggereerd dat de Vlaming een tussentalige variëteit zou herkennen in de dagelijkse omgang. Het concept tussentaal is echter geconstrueerd door taalkundigen en het is dan ook zeer onwaarschijnlijk dat een niet-taalkundig geschoolde Vlaming bewust zou zijn van een scherp omlijnde tussentaal.

Daarom stelt De Caluwe (2009:17) een alternatief model voor dat wel rekening houdt met die kritiek: het schuifknoppenmodel of mengtafelmodel.

25

Figuur 2: geïntegreerd model omgangstaal/standaardtaal De Caluwe (2009:17)

Ten eerste moeten we opmerken dat in het voorgestelde model van De Caluwe (2009) de term ‘tussentaal’ sneuvelt en wordt vervangen door het begrip ‘omgangstaal’. De traditionele notie tussentaal zou te veel benadrukken dat de variëteit zich bevindt tussen de dialecten en de standaardtaal. In hoofdstuk 2.2. over het ontstaan en succes van tussentaal bespraken we al dat tussentaal anders wordt gepercipieerd door jongeren. Voor de meerderheid van de Vlaamse jongeren – de West-Vlaamse uitgezonderd – is tussentaal vandaag de moedertaal. Het is de taal die jongeren dagelijks gebruiken en horen in de media zoals in soaps, informele praatprogramma’s, interviews met politici, reality-tv, human interest-programma’s, reclamespots,… Het is voor jongeren de taal van de dagelijkse omgang, waarmee ze in heel Vlaanderen gehoord worden (De Caluwe 2009:17). Vervolgens wordt die omgangstaal als uitgangspunt genomen voor het schuifknoppenmodel of mengtafelmodel. In dat model heeft iedere spreker voor elke variabele een schuifknop. Elke knop stelt een fonologisch, morfologisch, of morfo-syntactisch kenmerk voor. De schuifknoppen variëren van positie naargelang situatie en of een persoon meer in de richting van de standaardtaal of omgangstaal wil spreken. Als alle knoppen in het model in de nul-positie staan, is er een zuivere omgangstaal te horen (De Caluwe 2009:18). Wanneer Vlamingen pogen om standaardtaal te spreken, zullen verschillende knoppen verschuiven richting honderd. Wanneer een journaalanker perfecte standaardtaal spreekt, zullen alle knoppen op honderd staan. Ter illustratie, één van de knoppen in het model behandelt het uitspreken van de eind-t. Wanneer iemand standaardtaal spreekt zal de t op het einde van een woord worden uitgesproken. Wanneer een persoon omgangstaal hanteert, zal de eind-t vaak wegvallen. Daarnaast verschilt de kennis van het aantal variabelen van persoon tot persoon. Zo heeft een spreker die een foutloze standaardtaal hanteert een groter bereik van variabelen. Een persoon die altijd

26

omgangstaal spreekt, heeft een beperkter aantal schuifknoppen tot zijn beschikking. Daarom zal die spreker minder knoppen richting standaardtaal kunnen verschuiven in een formele situatie. Dankzij dit schema slaagt De Caluwe (2009:18) erin om te verduidelijken dat “omgangstaal en standaardtaal voor de overgrote meerderheid aan fonologische, lexicale, morfo-syntactische kenmerken overlappen”. In tegenstelling tot Geeraerts (2001) die impliceert dat het taalgebruik in Vlaanderen wordt gekarakteriseerd door afgebakende variëteiten die geen overlap kennen, legt De Caluwe (2006) de nadruk op het talig continuüm dat het Nederlands in Vlaanderen kenmerkt. Dat idee vinden we ook terug bij Willemyns (1982:80). Hij benadrukt dat de overgang tussen verschillende variëteiten gradueel is en dat ze daarom in principe niet duidelijk onderscheiden kunnen worden.

Ook Ghyselen (2016) deed in haar doctoraat een poging om het continuüm aan variëteiten in Vlaanderen te beschrijven en eventuele structuren te ontwaren. Eerst staat ze stil bij de verschillende termen die worden gehanteerd om het continuüm te beschrijven. Hoewel we te maken hebben met een continuüm aan variëteiten, wordt er in de beschrijving van de Vlaamse taalsituatie gewerkt met dezelfde begrippen: dialect, tussentaal en standaardtaal. Standaardtaal wordt, wat de gesproken norm betreft, gebruikt als synoniem voor het taalgebruik van nieuwslezers en presentatoren op de openbare omroep. Toch werd de laatste jaren wel eens de vraag gesteld of er aan die strenge norm moet worden vastgehouden. Het VRT- Nederlands wordt namelijk alsmaar meer als een virtuele norm ervaren omdat ze geen navolging kent en in het dagelijkse leven dus zelden gesproken wordt (Ghyselen 2016:36-39). De variëteit die tussen de dialecten en standaardtaal wordt gesitueerd is tussentaal. Zoals we hierboven (cf. 2.3.) bespraken, is de heersende consensus in Vlaanderen dat tussentaal geen homogene, duidelijk afgebakende variëteit vormt omdat ze zou verschillen van regio tot regio, van situatie tot situatie en van persoon tot persoon (Ghyselen 2016:40). Toch onderscheiden taalkundigen binnen het continuüm verschillende variëteiten. Zo heeft Willemyns (1982:81-82) het over getransliteerd dialect, regionale omgangstaal en Belgisch Beschaafd. Getransliteerd dialect is “de taal van wie zich supraregionaal verstaanbaar wil maken en daarom van het dialect wil afstappen, maar over geen enkele andere variëteit beschikt om zich uit te drukken.” (Ghyselen 2016:40). Het andere uiterste, het Belgisch Beschaafd, is dan de taal van wie zich probeert in het Algemeen Nederlands uit te drukken maar daar niet volledig in slaagt. Het Belgisch Beschaafd wordt vandaag ook wel aangeduid met de term ‘informele standaardtaal’. De Ridder (2007:13) definieert een informele standaardtaal als een taalvariëteit die erg dicht aanleunt bij het VRT-Nederlands, maar er toch enkele fonologische verschillen mee vertoont. Hoewel De Ridder (2007) een onderscheid maakt tussen dialect,

27

regiolect, tussentaal, informele standaardtaal en standaardtaal, worden de verschillende variëteiten doorgaans weergegeven als een continuüm van intermediaire variëteiten.

Ghyselen (2016:41) ging in haar onderzoek na of standaardtaal en dialect afzonderlijke clusters met taalkenmerken vormen in Antwerpen, Gent en Ieper. Als deze vraag positief beantwoord werd, ging ze na of ze daartussen één of meerdere tussentaalclusters kon onderscheiden. Daarbij stelde ze zichzelf de vraag of er een vorm van regiolect, tussentaal en informele standaardtaal als afgebakende variëteit onderscheiden kon worden. Ghyselen (2016:249) kwam tot de vaststelling dat er verschillende afgebakende clusters waargenomen kunnen worden. Ook zou er in zowel Antwerpen, Gent als Ieper een substandaardtalige variëteit aanwezig zijn. Uit Ghyselens onderzoek bleek dat er verschillende soorten tussentaal onderscheiden kunnen worden. Ze wijst er ook op dat het belangrijk is om een onderscheid te maken tussen de verschillende types intermediair taalgebruik. Vandaag worden die bijna altijd samen geplaatst onder de noemer tussentaal. Ghyselen (2016) sluit zich dus net als De Caluwe (2009) aan bij het idee van Willemyns (1982) dat we hierboven bespraken.

2.6. Toekomst?

2.6.1. Mogelijke toekomstscenario’s

Dat tussentaal steeds meer domein verovert op plaatsen waar standaardtaal vroeger dominant was, wijst volgens verschillende taalkundigen op veranderende taalstandaarden (De Caluwe 2006). Over hoe die veranderingen er precies uitzien, bestaat nog veel onduidelijkheid. In de literatuur worden namelijk meerdere mogelijke toekomstscenario’s naar voren geschoven. Ghyselen (2015:51) onderscheidt drie verschillende mogelijkheden.

Het eerste scenario houdt een informele standaardisering van tussentaal in. Dat betekent dat tussentaal zou evolueren in de richting van de standaardtaal. Op die manier zou de omgangstaal in Vlaanderen een informele variant van het VRT-Nieuwsnederlands worden. Taalstructureel verwachten we in dat scenario een homogenisering van tussentaal. Ghyselen (2015:15) gebruikt het begrip homogenisering in plaats van stabilisering omdat die laatste term in de literatuur ook af en toe wordt gebruikt om aan te geven dat taal niet verandert door de tijd heen. Daarom hanteert zij de minder misleidende term homogenisering. In dat eerste scenario zou er zich een uniforme substandaard vormen waarin we duidelijk de verschillende

28

ingrediënten kunnen onderscheiden. Volgens Ghyselen (2015:51) zou er op attitudineel of ideologisch vlak ook een verschuiving op te merken zijn. Een aantal tussentalige kenmerken, zoals het -ke diminutief, zouden door de Vlaming gezien worden als (spreek)standaardtalig en dus niet langer uitsluitend tot tussentaal behoren. Op die manier wordt er meer prestige toegekend aan tussentaal en kan die variëteit gaandeweg de nieuwe gesproken standaard worden voor alle Vlamingen. Het tweede scenario dat Ghyselen (2015) onderscheidt, is het dubbelenormscenario. In de toekomst zou de huidige standaardtaal als norm in formele situaties en als schrijftaal blijven bestaan. Maar zoals de term dubbelenormscenario doet vermoeden, wordt tussentaal de nieuwe norm voor informele communicatie. Ook in dit scenario verwachten we een homogenisering van tussentaal. De variëteit wordt tot nieuwe norm verheven en doorloopt vervolgens een proces van standaardisering. Hoewel de huidige gesproken standaardtaal zich verruimde met een nieuwe norm, blijft het standaardtaalideaal dus bestaan (Ghsyelen 2015:51). Uit onderzoek van Grondelaers en Speelman (2013) blijkt dat ook de attitudes van Vlamingen een verandering doormaken. Hoewel de Vlaming nog steeds veel prestige toekent aan de standaardtaal, wordt tussentaal als erg dynamisch ervaren. Ghyselen (2015:52) merkt daarnaast ook op dat het eerste toekomstscenario gepaard kan gaan met het tweede. Een bepaalde spreker kan bijvoorbeeld nog veel waarde hechten aan de standaardtaal, terwijl een andere spreker tussentaal als prestigenorm hanteert. Het derde en laatste scenario is er één van destandaardisering. Het standaardideaal zal in dit scenario in verschillende domeinen terrein verliezen. In die domeinen zal na verloop van tijd meer taalvariatie getolereerd worden. Volgens Ghyselen (2015:52) zou er sprake zijn van een “laatmoderne normenloosheid” waardoor er geen homogenisering van tussentaal kan plaatsvinden.

Volgens De Caluwe (2006:32) zal de taalontwikkeling in Vlaanderen er iets anders uitzien:

“De kloof tussen standaardtaal en tussentaal zal m.a.w. verkleinen, en er zal een continuüm groeien waarbij de informelere variëteiten van het Standaardnederlands in Vlaanderen naadloos zullen overgaan in wat nu nog tussentaal wordt genoemd. Wie standaardtaal en tussentaal beheerst, zal ingrediënten van de twee zo doseren dat de taal aangepast is aan de (in)formaliteit van de situatie.”

Anders gezegd, er zal in plaats van een blijvende kloof tussen standaardtaal en tussentaal, een registercontinuüm groeien tussen de bovenregionale variëteiten van het Nederlands in Vlaanderen. Volgens De Caluwe (2006:32) is dat nu al zichtbaar bij de spraakmakende gemeente van Vlaanderen die bestaat uit journalisten, politici, theatermensen, bedrijfsleiders,…

29

2.6.2. Een radicale de-ideologisering?

Zoals in de inleiding al duidelijk werd, vormt het artikel ‘Tussen droom en daad. De consequenties van de verander(en)de standaardtaalrealiteit voor de taaldocent’ (Grondelaers, Delarue & De Sutter 2017) een belangrijk uitgangspunt in ons onderzoek. Grondelaers, Delarue & De Sutter stellen een rehabilitering van het Vlaamse spraakcontinuüm voor: het virtuele Nieuwsnederlands moet worden vervangen door het taalgebruik van een aantal mediafiguren, die de uitspraakambassadeurs vormen van de provincie waaruit ze afkomstig zijn. Het uitgangspunt van dat pleidooi is de normonzekerheid die leeft bij de taaldocent. De taaldocent wordt in het artikel van Grondelaers, Delarue & De Sutter (2017:330) gezien als “het voornaamste slachtoffer van de onloochenbare veranderingen in moderne Europese standaardtalen”. Moet de docent blijven vasthouden aan het VRT-Nederlands, een strak normeerbare variëteit die bijna niemand spreekt? Of moet de (taal)leerkracht een meer vitalere variëteit hanteren die gestigmatiseerd wordt, zoals tussentaal?

Het label laatmoderniteit lijkt een belangrijke notie te vormen in het pleidooi voor een nieuwe standaardtaaldynamiek in Vlaanderen. Laatmoderniteit houdt in dat mensen zelf bepalen hoe ze in het leven staan en hoe ze zichzelf willen profileren. Dat betekent dat de Vlaming zelf zou kiezen welke variëteit hij wenst te spreken. Anders klinken dan de anderen kan in dat opzicht worden gezien als “een bewust geambieerde exploitatie van taalvariatie […]” (Grondelaers, Delarue & De Sutter 2017:335). Taalvariatie wordt in die nieuwe realiteit niet langer gezien als een teken van slordigheid of luiheid, maar als een strategie die sprekers bewust hanteren om hun eigenheid en individualiteit uit te dragen. Daardoor kunnen ze zich symbolisch kapitaal toe-eigenen. Taal is met andere woorden iets waarin je volledig jezelf kunt zijn, net zoals kledingstijl. Toch kan die laatmoderne vrijheid een aantal risico’s met zich meebrengen. Volgens Grondelaers, Delarue & De Sutter vervullen jongeren zelf de rol van scheidsrechter en bepalen ze zelf hoeveel persoonlijkheid ze aan hun taalgebruik willen toekennen in een bepaalde situatie. Daarnaast blijft het vanzelfsprekend dat niet elke variëteit in elke situatie gepast is. Het is aan de jongeren om uit te maken welke variëteit ze willen gebruiken in een bepaalde situatie (Grondelaers, Delarue & De Sutter 2017: 347- 348). De jonge Vlaming moet zich dus ook bewust zijn van het continuüm aan variëteiten waarover ze beschikken en waartussen ze kunnen schuiven.

Een fundamenteel onderdeel van die laatmoderniteit is “het ontstaan van een alternatief waardesysteem naast de conservatieve ideologie die alleen het VRT-Nieuwsnederlands als prestigieus hanteert”

30

(Grondelaers, Delarue, De Sutter 2017:335). In dat alternatieve waardesysteem zouden niet- standaardtalige, typisch Vlaamse woorden of kenmerken, modern prestige toegekend krijgen. Het zijn woorden, uitdrukkingen of kenmerken die geassocieerd worden met het spontane en coole imago van mediafiguren in plaats van de traditionele superioriteit die met het sociale succes van intelligente mensen, personen met een hoge opleiding of lucratieve job, verbonden wordt. Het begrip prestige zou dus een volledig andere invulling krijgen waardoor tussentaal in het nieuwe, alternatieve waardesysteem niet langer denigrerend wordt omschreven als een gevolg van taalverloedering, maar gezien wordt als een “multi-indexicale variëteit waarmee de Vlaming een veelheid aan sociale betekenissen kan uitdrukken” (Grondelaers, Delarue & De Sutter: 336). Zo kunnen sprekers via tussentaal met trots duidelijk maken uit welke provincie ze afkomstig zijn en kunnen ze hun uitdagende en dynamische persoonlijkheid via taal weerspiegelen. Met andere woorden, Grondelaers, Delarue & De Sutter proberen duidelijk te maken dat er geen ‘slechte’ soorten gesproken Nederlands in Vlaanderen bestaan. Volgens de drie taalkundigen zou de destigmatisering van ‘lagere’ variëteiten een proces zijn dat zich in het productiedomein al uit eigen beweging aan het voltrekken is. Zoals we in 2.4. bespraken, betreedt tussentaal meer en meer de functionele ruimte van het VRT-Nederlands, wat tot heel wat klachten leidt van Vlaamse taalbewakers. Volgens Grondelaers, Delarue & De Sutter (2017:336) zou de VRT zelf besef hebben van de superioriteit die gekoppeld wordt aan het Standaardnederlands. De standaardtaal is dan ook niet gewenst in elke sociale interactie of in elk tv-programma. Daarom verschijnen er de laatste jaren meer programma’s op Eén of Canvas die een licht accent accepteren, een soort ‘VRT-Light’. Denk bijvoorbeeld maar aan het taalgebruik van tv-presentator Kobe Ilsen in het Eén-programma ‘De Drie Wijzen’.

De visie van Grondelaers, Delarue & De Sutter (2017) lijkt dus niet aan te sluiten bij het eerste, tweede of derde toekomstscenario dat Ghyselen (2015) onderscheidt. Dat is ook logisch want de drie taalkundigen formuleren hun baanbrekende visie niet als een toekomstscenario, maar als een pleidooi. Ze pleiten voor een radicale de-ideologisering: het beste taalgebruik van een aantal mediafiguren zou het virtuele VRT- Nederlands vervangen en een nieuw haalbaar voorbeeld van standaardtaal vormen voor de Vlaming. Maar waarom vormt nu net de gesproken taal van die tien mediafiguren een haal- en imiteerbaar voorbeeld voor jongeren? Ten eerste zouden de tien uitspraakambassadeurs een groot aantal registers van het gesproken Nederlands bezitten waar ze gemakkelijk tussen kunnen switchen. Zo zou de beste taal van de spraakambassadeurs de meer formele pool van het continuüm vertegenwoordigen en kunnen ze ook in formele contexten “een spontane, creatieve standaardtaal produceren met een weliswaar herkenbaar regionaal accent” (Grondelaers, Delarue & De Sutter 2017: 341). De tien voorgestelde sprekers zouden dus

31

een taalgebruik hanteren dat dicht aanleunt bij het huidige Standaardnederlands. Wanneer we dat gegeven terugkoppelen naar het schuifknoppenmodel van De Caluwe (2009) (cf. 2.5), zou dat betekenen dat de tien voorgestelde uitspraakambassadeurs heel wat schuifknoppen in de richting van de huidige standaardtaal zouden hebben staan. De tweede eigenschap die ze delen is dat ze tegelijk traditioneel en modern prestige uitdragen. Mensen bootsen graag na wie succesvol is, en dat is ook zo op taalgebied. Zo verkregen de uitspraakambassadeurs een aanzienlijke status door hun hoge opleiding, professionaliteit en mediabekendheid en genieten ze aanzien door hun cool en dynamisch imago (Grondelaers, Delarue & De Sutter 2017:341). Doordat deze regionale spraakambassadeurs traditioneel en modern prestige uitstralen, zou de kans op navolging een stuk groter en realistischer zijn dan bij de onhaalbare uitspraak van journaalankers. Hieruit leiden we af dat het prestige van sprekers een belangrijke rol speelt in het succes van talige innovaties (Grondelaers & Lybaert 2017: 164). In het voorstel van Grondelaers, Delarue & De Sutter (2017) zou echte taal dus ook richtinggevend kunnen zijn.

Wat vaststaat is dat Grondelaers, Delarue & De Sutter (2017), zoals we hierboven al vermeldden, een de- ideologisering voorstellen. Ze stellen dat we moeten leren leven met een taalrealiteit die niet streng normeerbaar is. Er zullen nog steeds contexten zijn waarin er van de Vlaming wordt verwacht dat hij zijn taal verzorgt, maar er zou geen afgebakende, uniforme taalvariëteit meer bestaan die met de functie formeel verbonden is (Grondelaers, Delarue en De Sutter 2017:348). Indien hun pleidooi realiteit wordt en de beste taal van de tien uitspraakiconen de ‘nieuwe’ norm wordt, zou een mogelijk gevolg zijn dat de tussentaal van heel wat Vlamingen zou opschuiven in de richting van die nieuwe standaardtaal. Jongeren moeten volgens Grondelaers, Delarue en De Sutter (2017:342) gestimuleerd worden om verschillende variëteiten flexibel in te zetten. Dat is met wat aanmoediging mogelijk volgens drie auteurs: het taalgebruik van mediafiguren zou jongeren stimuleren om variëteiten die ze reëel beheersen ook in te zetten in hun dagelijkse omgang.

2.7. Eerder attitude- en perceptieonderzoek

Omdat wij de percepties en attitudes van Vlaamse jongeren willen onderzoeken tegenover het intermediair taalgebruik van de uitspraakiconen, is het van belang om rekening te houden met vaststellingen uit eerder attitude- en perceptieonderzoek. Daarbij vormt het onderzoek van Lybaert (2014) een belangrijke leidraad.

De percepties en de intenties van de Vlaming bleven volgens De Caluwe (2009:22) lang onderbelicht:

32

“Er gebeurt opvallend weinig onderzoek naar attitudes en percepties van Vlamingen in het algemeen, en jongeren in het bijzonder, ten aanzien van de verhouding omgangstaal-standaardtaal. Decennialang zijn mensen wel bevraagd naar hun attitudes tegenover standaardtaal en dialect, maar perceptie/attitude- onderzoek naar de Vlaamse omgangstaal/tussentaal is bijzonder schaars.”

In het recente verleden kwam daar verandering in. Zo deed Lybaert (2014) in haar doctoraat onderzoek naar de percepties en attitudes van een spraakmakende gemeente over het gesproken Nederlands in Vlaanderen. Daarbij is belangrijk om eerst te onderzoeken hoe de Vlaming de taalsituatie percipieert, alvorens uitspraken te doen over de attitudes van de sprekers.

Uit het doctoraat van Lybaert (2014) bleek dat jongeren naast dialect en Algemeen Nederlands, een tussentalige zone onderscheiden. Die zone wordt volgens Lybaert (2014:164) (nog?) niet gepercipieerd als een afgebakende variëteit, maar als een continuüm aan intermediaire vormen. Bovendien wordt de zone vaak aangevoeld als variabel. Daarbij spelen de afstand tot de standaardtaal, de inspanningen van de sprekers en de regionale ingrediënten in het taalgebruik een belangrijke rol. Vooral de inspanningsdimensie bleek hier van belang: “de ene vorm van intermediair taalgebruik wordt gepercipieerd als ‘gewoon praten’ en de andere als ‘moeite doen om Algemeen Nederlands te spreken’ ”(Lybaert 2014: 241). Het ‘gewoon praten’ werd door de respondenten geassocieerd met dialect of een spontane tussentaal, terwijl ‘moeite doen’ in verband werd gebracht met Algemeen Nederlands of tussentaal als geïntendeerde standaardtaal. Met dat laatste wordt bedoeld dat er wel een poging werd ondernomen om goed te praten, maar het resultaat als een soort tussentaal strandde.

Lybaert (2014) onderzocht ook de situationele geschiktheid van variëteiten. Algemeen Nederlands bleek geschikt voor formele en publieke situaties. De variëteit werd ook wel gepercipieerd als ‘plechtig’ of ‘officieel’ en dus minder geschikt in spontane situaties. Het is opvallend dat het onderwijs in het onderzoek van Lybaert (2014) naar voren kwam als een context waarin Algemeen Nederlands moet worden gesproken. Volgens een aantal taalkundigen stemt dat niet overeen met de talige realiteit (cf. Delarue 2011). Daarnaast associeerden Lybaerts informanten Algemeen Nederlands vaak met het geschreven taalgebruik (Lybaert 2015: 115). Volgens Lybaert is dat een logische link: “[…] in Vlaanderen is de geschreven standaardtaal veel wijder verspreid dan de gesproken standaardtaal” (Lybaert 2015: 115). Aan de andere pool van het continuüm vinden we het dialect, dat enkel geschikt geacht werd in informele en private situaties,

33

bijvoorbeeld onder vrienden. Tussentaal neemt dan weer een tussenpositie in: tussentaal was soms geschikt in informele situaties en soms geschikt in formele situaties (Lybaert 2014:164). Daaruit kon Lybaert afleiden dat er veeleer sprake is van een situationele diaglossie “waarbij AN voor sommige situaties de meest (of enige) geschikte variëteit is, maar tegelijk niet noodzakelijk wordt geacht voor veel situaties en voor sommige situaties zelfs als minder geschikt of onwenselijk wordt beschouwd” (Lybaert 2014:243).

Daarnaast leken de respondenten een prototypisch beeld te bezitten over het Algemeen Nederlands en het dialect. Aan standaardtaal koppelden de informanten kenmerken zoals ‘woorden volledig uitspreken’, ‘geen dialectwoorden’, ‘geen regionaal accent’, ‘verstaanbaar’ en ‘het beste taalgebruik’. Verder leidde Lybaert af dat er een standaardiseringsideologie aan het werk is: het Algemeen Nederlands werd beschouwd als superieure variëteit en als de enige variëteit voor formeel taalgebruik (Lybaert 2014:364). Aan de andere kant werden er aan dialect ingrediënten zoals ‘dialectwoordenschat’, ‘onverstaanbaar’ en ‘regionaal accent’ toegekend. Voorts bleek dat de informanten veel meer moeite hadden om bepaalde kenmerken aan tussentaal te koppelen. Daaruit leidde Lybaert (2014:241) drie dingen af: “(1) ze hebben geen prototypisch beeld van tussentaal, (2) er is heterogeniteit in de manier waarop tussentaal wordt omschreven en gedefinieerd en (3) tussentaal wordt vaak negatief omschreven.” Lybaerts recent attitude- en perceptieonderzoek spreekt die laatste vaststelling tegen: uit diepte-interviews bleek dat respondenten eerder positief of neutraal staan tegenover tussentaal. Tussentaal werd bijvoorbeeld als ‘aangenaam’, ‘goed’ of als ‘normaal taalgebruik’ geëvalueerd (Lybaert 2017:112).

34

3. Methodologie

Na de algemene schets van de taalsituatie in Vlaanderen, ligt de focus nu op het onderzoek dat we zelf voerden. De methodologie van ons onderzoek wordt in dit hoofdstuk uitvoerig uitgelegd en gemotiveerd. Om een antwoord te vormen op onze tweeledige onderzoeksvraag, gingen we op verschillende manieren te werk. Eerst zullen we de tien uitspraakambassadeurs voorstellen. Vervolgens zetten we de werkwijze uiteen: we leggen uit hoe we een talig profiel opstelden van elk uitspraakicoon en hoe we de diepte- interviews met de respondenten en mediafiguren aanpakten. Daarbij is het belangrijk om kort stil te staan bij de begrippen attitude en perceptie aangezien we de attitudes en percepties van West-Vlaamse jongeren en een aantal mediafiguren proberen te achterhalen.

3.1. Voorstelling uitspraakambassadeurs

Om eventuele verwarring te vermijden, schetsen we kort een beeld van elke uitspraakambassadeur die in het artikel van Grondelaers, Delarue & De Sutter (2017:340) wordt voorgesteld. In die beschrijving leggen we de nadruk op de mediacarrière van de bekende Vlamingen.

Antwerpen Veerle Baetens (Brasschaat, 1978) Veerle Baetens is een Vlaamse actrice, regisseuse, scenariste en zangeres. Het grote publiek leerde Baetens kennen dankzij haar rol als Sara in de gelijknamige tv-novelle op VTM. In 2012 speelde ze de hoofdrol in de bekroonde film ‘The Broken Circle Breakdown’, geregisseerd door Felix Van Groeningen. Daarna ging ze op tournee met ‘The Broken Circle Bluegrass Band’. In het najaar van 2017 speelde ze de hoofdrol in de succesvolle serie ‘Tabula Rasa’ op Eén, waarvan ze zelf het scenario schreef.

Matthias Schoenaerts (Antwerpen, 1977) Matthias Schoenaerts is een Vlaams acteur die bij het grote publiek doorbrak dankzij zijn vertolking in de films ‘Loft’ (2008) en ‘Rundskop’ (2011). Die laatste werd zelfs genomineerd voor de Oscar van beste buitenlandse film. Daarna ging het op internationaal vlak snel voor Schoenaerts. Hij speelde een hoofdrol in de films ‘De rouille et d’os’ (2012), ‘A Little Chaos’ (2014) en ‘Suite française’ (2014). In het voorjaar van 2018 is hij te zien in ‘Red Sparrow’ naast de best betaalde actrice van Hollywood, Jennifer Lawrence.

35

Oost-Vlaanderen Jurgen Delnaet (Gent, 1972) Jurgen Delnaet is een Vlaams acteur en theatermaker. Delnaet verwierf bekendheid dankzij zijn hoofdrol in de film ‘Aanrijding in Moscou’ (2008), zijn eerste langspeelfilm. In 2010 was hij opnieuw naast Barbara Sarafian te zien in de tv-serie ‘Dubbelleven’ op Eén. Enkele jaren later speelde hij de hoofdrol in de Eén- serie Marsman en was hij te zien in ‘Amigos’ op VTM. Jurgen Delnaet werkte ook voor verschillende theatergezelschappen waaronder De Tijd, theater Malpertuis, Laika, MartHa!Tentatief, Bronks, de Onderneming, de Werf en vzw Twijfel.

Anemone Valcke (Gent, 1990) Anemone Valcke is een Vlaamse actrice die in 2008 haar eerste (kleine) filmrol te pakken kreeg in ‘Aanrijding in Moscou’ (2008). Ze speelde ook al gastrollen in de series ‘Witse’, ‘Aspe’, ‘Code 37’, ‘Zone Stad’, de muzikale kinderreeks ‘Zingaburia’ en was te zien in de Vlaamse films ‘Adem’ (2010) en ‘Bo’ (2010). In 2012 en 2013 speelde ze een hoofdrol in het humoristisch programma ‘Loslopend Wild’ op Eén. In 2018 zal ze te zien zijn in de serie ‘De bende van Jan de Lichte’ op VTM. Anemone Valcke is daarnaast ook actief in de theaterwereld.

West-Vlaanderen Wannes Cappelle (Wevelgem, 1979) Wannes Cappelle is een Vlaams zanger, acteur en muzikant. Hij is het brein, de frontman en songwriter van de muziekgroep ‘Het Zesde Metaal’ die in het West-Vlaams nummers brengt. Daarnaast is Cappelle ook actief in de theaterwereld en speelde hij de rol van ‘Wantje’ in de succesvolle Canvas-serie ‘Bevergem’.

Maaike Cafmeyer (Torhout, 1973) Maaike Cafmeyer is een Vlaamse actrice die haar carrière begon in de theaterwereld. Haar bekendheid nam toe dankzij haar rol in de tv-series ‘Het Geslacht De Pauw’ en ‘Aspe’ . Ze acteerde ook in tal van Vlaamse tv- programma’s zoals ‘Code 37’, ‘De neus van Pinokkio’, ‘En daarmee Basta!’,… Ook duikt Maaike geregeld op in musicals en spreekt ze vaak stemmetjes van animatiefilms in.

36

Limburg Stijn Meuris (Neerpelt, 1964) Stijn Meuris is een Belgisch muzikant, regisseur en journalist. Hij werd vooral bekend als zanger van de groep Noordkaap. Sinds 2001 is hij frontman van de groep Monza. Ook schreef hij in het verleden voor Het Belang van Limburg en werkte hij voor het weekblad Bonanza. In 2005 regisseerde Meuris samen met Wim Opbrouck het Canvas-programma ‘Week van liefde’. In 2009 volgde dan de zesdelige reeks ‘Stijn en het heelal’. In 2016 sloeg hij een andere weg in en maakte hij een eindejaarsconference ‘Tirade’, die in 2017 een vervolg kende onder de titel ‘Tirade 2.017’.

Marcel Vanthilt (Lommel, 1957) Marcel Vanthilt is een Vlaams presentator en muzikant. Vanthilt werd in de jaren 80 bekend dankzij de popgroep ‘Arbeid Adelt!’ waarvan hij de zanger was. Later lag zijn focus meer op televisiewerk. Hij werkte onder andere voor BRTN2, VPRO en MTV. Daarna werd hij vooral berucht door zijn vinnige interviewstijl en zijn optreden als jurylid tijdens de Belgische preselecties voor het Eurovisiesongfestival. Vanaf 1998 was Marcel Vanthilt te zien als quizmaster in onder ander ‘Via Via’, ‘Tien voor Taal’ en ‘De Thuisploeg’. In de zomer van 2009 had hij zijn eigen talkshow ‘Villa Vanthilt’ op Eén en van 2009 tot en met 2015 presenteerde hij het programma ‘Ook getest op mensen’ op Eén. In 2018 wil Vanthilt opnieuw veel lawaai maken: hij komt met een soloplaat en in het najaar zal hij een nieuw tv-programma presenteren op Eén.

Brabant Adriaan Van den Hoof (Leuven, 1972) Adriaan Van den Hoof is een Vlaams acteur, komiek, dj en radiopresentator. Het begon allemaal voor Van den Hoof in 1997 dankzij de populaire rubriek ‘Vaneigens’ in het programma ‘Man bijt Hond’. Van den Hoof maakt ook actief deel uit van de theatergroep De Kakkewieten. Daarnaast draait hij plaatjes als dj MC Loveboat in het dj-collectief Discobar Galaxie. Vanaf 2006 was hij één van de hoofdrolspelers in de populaire serie ‘Aspe’. Later maakte Van den Hoof zijn debuut als quizmaster in het spelprogramma ‘Switch’ (2016), dat in 2017 een vervolg kreeg. In 2017 en 2018 was hij de presentator van het populaire programma ‘Sorry voor alles’ op Eén.

Jonas Van Geel (Bierbeek, 1984) Jonas Van Geel is een Vlaams acteur en presentator. Van Geels roots liggen in de theater- en musicalwereld. Hij brak pas echt door bij het grote publiek in 2010 dankzij het komisch VTM-programma ‘Tegen de Sterren

37

Op’ met imitaties van Regi, Caroline Gennez en Erik van Looy. In 2013 en 2014 was Van Geel te zien als gastheer van het programma ‘Lang Leve…’. In 2014 speelde hij een belangrijke rol in de musical ‘14-18’ naast Jelle Cleymans. In 2015 kreeg hij dan van VTM zijn eigen talkshow ‘Jonas & Van Geel’. In 2017 maakte hij zijn debuut in de filmwereld met een rol in de Vlaamse film ‘Bad Trip’.

3.2. Talig profiel uitspraakambassadeurs

Vooraleer we de attitudes en percepties van de West-Vlaamse jongeren proberen te achterhalen, zullen we illustreren welke taal de tien uitspraakambassadeurs precies gebruiken. Dat doen we om een idee te krijgen hoe standaardtalig of niet-standaardtalig het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs is aangezien ze worden voorgesteld als uitspraakiconen van een ‘nieuwe’ standaardtaal (Grondelaers, Delarue & De Sutter 2017). Om dat aan te tonen, besloten we een talig profiel van elke uitspraakambassadeur op te stellen. Uiteraard is het onbegonnen werk om alle beschikbare audio- en videopnames van elke uitspraakambassadeur te analyseren. Daarom besloten we, nadat we verschillende audiofragmenten van elke persoon gescreend hadden, om ons te beperken tot twee audiofragmenten per mediafiguur. Die fragmenten spelen zich af in verschillende vertelsituaties en duren ongeveer 2 à 3 minuten. We kozen ook telkens voor fragmenten die zich in het recente verleden afspeelden.

Concreet selecteerden we telkens één fragment waarin er wordt verwacht dat het uitspraakicoon een iets ‘losser’ taalgebruik hanteert in een meer spontane context. Bijvoorbeeld, een interview waarvan men weet dat het niet zal uitgezonden worden op nationale radio en/of tv. Het andere fragment speelde zich af in een context waarvan wordt uitgegaan dat het uitspraakicoon een inspanning levert om standaardtaal te spreken. Bijvoorbeeld, een talkshow of programma dat wat voorbereiding kent en wel wordt uitgezonden op nationale radio en/of tv. Belangrijk om op te merken, is dat de fragmenten uit de meer formele situaties niet per se impliceren dat de uitspraakambassadeurs in die context altijd beter of mooier spreken. Ook in een formele vertelsituatie is het denkbaar dat een bepaalde uitspraakambassadeur tussentaal of met een bepaald accent spreekt. Omgekeerd is het ook mogelijk dat een uitspraakicoon in een spontane situatie bijna accentloos conversaties kan voeren. Het kan dat een bepaalde uitspraakambassadeur zijn of haar taalgebruik niet aanpast aan de context waarin hij of zij spreekt.

Er zijn verschillende redenen waarom we per uitspraakambassadeur twee fragmenten kozen die zich afspelen in een andere context. Zoals we daarnet vermeldden (cf. 2.6.2.), wordt er verwacht dat de tien

38

uitspraakiconen een groot aantal registers van het Nederlands beheersen en dat ze daar uiterst wendbaar tussen kunnen switchen. Er wordt dus verondersteld dat het taalgebruik van een uitspraakicoon licht kan verschuiven naargelang de vertelsituatie. Daarnaast is één audiofragment dat zich afspeelt in één bepaalde situatie niet representatief voor het algemene taalgebruik van een bepaald persoon. Daarom besloten we om twee fragmenten te bestuderen en nog andere te beluisterden of bekijken waarin het taalgebruik van de tien uitspraakambassadeurs geëtaleerd wordt. Op die manier kunnen we beter inschatten of het taalgebruik van de uitspraakiconen in de gekozen audiofragmenten representatief is voor de taal die ze in het algemeen gebruiken. Dat vormt geen probleem voor het onderzoek aangezien de gegevens niet kwantitatief verwerkt worden. Daarna maakten we een nauwkeurige orthografische transcriptie van de gekozen audiofragmenten. Een orthografische transcriptie houdt in dat we de klanken van woorden weergeven in het ‘normaal’ alfabet. We transcribeerden de audiofragmenten met behulp van het softwareprogramma Praat.

We vertelden al dat Grondelaers, Delarue & De Sutter (2017:340) een radicale de-ideologisering voorstellen waarbij het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs als nieuw referentiepunt van standaardspraak wordt ingesteld. Met andere woorden, ze impliceren dat het beste taalgebruik van de uitspraakambassadeurs zich ergens moet situeren richting de (formele) standaardtaal. Ze zouden in staat zijn een creatieve, spontane standaardtaal – met regionaal accent – te produceren in formele situaties. Via de talige profielen willen we een beeld schetsen hoe het taalgebruik van de uitspraakiconen er in de realiteit uitziet: hoe standaardtalig of niet-standaardtalig praten ze? Verder besloten we om de talige profielen van de uitspraakambassadeurs niet te analyseren omdat we geen kwantitatief onderzoek uitvoeren. Het is namelijk niet de bedoeling dat wij als onderzoekers een label kleven op het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs, hoewel dat ook boeiende resultaten zou opleveren. In ons onderzoek staan de attitudes en percepties van de West- Vlaamse respondenten en enkele uitspraakambassadeurs centraal. Als we ook het taalgebruik van elke uitspraakambassadeur nauwkeurig zouden analyseren, is de scope van ons onderzoek wellicht te breed. De talige profielen dienen enkel om een beeld te schetsen van het taalgebruik van de tien mediafiguren.

Hoewel er niet werd gekozen voor een kwantitatieve benadering, lijstten we per voorgestelde uitspraakambassadeurs de niet-standaardtalige kenmerken met een voorbeeld op. De nadruk ligt daarbij niet op het aantal keer een bepaald niet-standaardtalig kenmerk voorkomt. Een lijst van kenmerken was noodzakelijk om duiding te geven bij het intermediair taalgebruik van de uitspraakambassadeurs. In

39

hoofdstuk 4 bespreken we de bestudeerde kenmerken nauwkeurig. In datzelfde hoofdstuk vinden we ook de talige profielen van de uitspraakiconen terug.

Hieronder lijsten we de twee gekozen audiofragmenten per provincie en per uitspraakicoon op. De twee fragmenten worden per persoon geordend op basis van de vertelsituatie. Het fragment dat zich afspeelt in de formelere context plaatsten we eerst. Het fragment dat gekenmerkt wordt door een meer spontane, informele context plaatsten we daaronder. Daarnaast duiden we kort de inhoud van die fragmenten.

Antwerpen Veerle Baetens Fragment 1: tv-fragment, talkshow. Veerle Baetens is te gast in ‘Van Gils & gasten’ op Eén. Ze is op bezoek om wat te vertellen over de nieuwe fictiereeks ‘Tabula Rasa’ waarin ze zelf de hoofdrol speelt. Het gesprek gaat over Veerle die op krukken naar de uitzending kwam omdat ze haar voet verstuikte tijdens de opnames van een reclamespotje voor Natuurpunt. Het fragment dateert van 30 oktober 2017.

Fragment 2: interview dat niet wordt uitgezonden op nationale radio of televisie. Veerle Baetens wordt geïnterviewd door Kurt Vandemaele over de nominatie van ‘The Broken Circle Breakdown’ voor de Oscar van beste buitenlandse film. Interview voor Cinevox gepubliceerd op 16 januari 2014.

Matthias Schoenaerts Fragment 1: tv-fragment, interview. Matthias Schoenaerts wordt geïnterviewd door Sofie Lemaire voor het programma ‘Culture Club’ op Canvas. ‘Culture Club’ sprak met Schoenaerts over acteren en wat dat voor hem betekent. Gepubliceerd op 28 augustus 2017.

Fragment 2: interview dat niet wordt uitgezonden op nationale radio of televisie. Matthias Schoenaerts vertelt over de film ‘Kursk’ die in 2018 zal verschijnen in de cinemazalen. Schoenaerts heeft het in het fragment over zijn ervaringen op de set. Gepubliceerd door Cinevox op 8 november 2017.

40

Oost-Vlaanderen Jurgen Delnaet Fragment 1: monoloog. Elk jaar gaat Cutting Edge in samenwerking met de Vlaamse Uitgevers Vereniging op zoek naar het best vormgegeven boek. Jurgen Delnaet stelt in dit filmpje zijn suggesties voor. Gepubliceerd op 16 september 2014.

Fragment 2: interview dat niet wordt uitgezonden op nationale radio of televisie. Jurgen Delnaet vertelt in het interview over zijn toneelstuk ‘Bloetwollefduivel/Othello’. In 2012 maakte Delnaet een bewerking van het toneelstuk ‘Othello’. Gepubliceerd door Antwerpse Kleppers op 13 februari 2013.

Anemone Valcke Fragment 1: tv-fragment, talkshow. Anemone Valcke is samen met Marijke Pinoy te gast in ‘Van Gils & gasten’ om te praten over de Weinstein-affaire en seksuele intimidatie in Vlaanderen. Het fragment gaat over een toneelstuk waarin Anemone de rol speelde van een vrouw die verkracht wordt. Dat toneelstuk werd ook opgepikt door de BBC. Uitzending van woensdag 11 oktober 2017.

Fragment 2: promofilmpje. Anemone Valcke is te zien in een promofilmpje voor Stad Gent. Anemone loopt door de stad en stelt ideeën voor om meer ruimte te creëren in Gent. Ze schiet zogezegd het Belfort de lucht in. Gepubliceerd op 23 januari 2015.

West-Vlaanderen Wannes Capelle Fragment 1: tv-fragment, talkshow. Wannes Cappelle is te gast in het tv-programma ‘Alleen Elvis blijft bestaan’ op Canvas. Hij wordt geïnterviewd door Thomas Vanderveken. In het programma kiest de gast vooraf een aantal videofragmenten die in het programma besproken worden. Zo komen verhalen over het leven en werk, motivatie en inspiratie van Wannes aan bod. Uitzending van 25 oktober 2013.

Fragment 2: interview dat niet wordt uitgezonden op nationale radio of televisie. In het interview staat Wannes’ muziekgroep ‘Het Zesde Metaal’ centraal. Er wordt gepraat over het album ‘Calais’ en Cappelles andere projecten. Gepubliceerd door FaceCulture op 8 april 2017.

41

Maaike Cafmeyer Fragment 1: Maaike Cafmeyer staat voor de klas in het Eén-programma ‘De klas’. Het onderwerp van de les is hoe jongeren vandaag naar rollenpatronen en (on)gelijkheid tussen jongens en meisjes kijken. We situeren het fragment in het begin van de les. Aflevering van 7 maart 2017.

Fragment 2: radiofragment. Maaike Cafmeyer is te gast in ‘Zot Gedraaid’, een radioprogramma op Joe.fm gepresenteerd door Kris Wauters. In het programma vertelt ze over haar bijna traumatische ervaring op Rock Torhout. Uitzending van 17 juni 2017.

Limburg Stijn Meuris Fragment 1: tv-fragment, talkshow. Stijn Meuris is te gast in ‘De Afspraak’. Hij vertelt over zijn eerste eindejaarsconference ‘Tirade’. Meuris voelt zich in de steek gelaten door de politiek en maakt zich boos over de onverschilligheid van de man in de straat bij zoveel onkunde. Aflevering van 14 december 2016.

Fragment 2: promofilmpje. Stijn Meuris waarschuwt jongeren voor tinnitus in opdracht van ‘de Tuut van Tegenwoordig’. Meuris wordt zelf dagelijks geconfronteerd met tinnitus. Gepubliceerd op 9 februari 2016.

Marcel Vanthilt Fragment 1: tv-fragment. Marcel Vanthilt is de centrale gast in het programma ‘Die huis’ op Eén. Alhoewel Marcel Vanthilt binnenkort 60 jaar wordt, is hij nog een spring-in-’t-veld. In het gekozen fragment praat Marcel Vanthilt met Eric Goens over de reden waarom hij bijna niet in Wellingtong, Zuid-Afrika, geraakte. Aflevering van 24 oktober 2017.

Fragment 2: interview dat niet wordt uitgezonden op nationale radio en/of tv. Presentator en reclamemaker Bert de Clercq neemt via het initiatief Vakmansklap met verschillende BV’s diepte-interviews af die hij vastlegt op video. In deze aflevering staat het leven en werk van Marcel Vanthilt centraal. Gepubliceerd op YouTube op 3 februari 2017.

42

Brabant Adriaan Van den Hoof Fragment 1: tv-fragment, talkshow. Adriaan Van den Hoof is te gast bij Otto-Jan Ham in het Canvas- programma ‘De ideale wereld’. In het fragment gaat het over hoe reclame ons misleidt. Uitzending van donderdag 26 januari 2017.

Fragment 2: interview dat niet wordt uitgezonden op nationale radio en/of tv. Newsmonkey interviewt Adriaan Van den Hoof over het nieuwe programma ‘Sorry voor alles’ op Eén, waarvan Adriaan de presentator is. Gepubliceerd op 19 augustus 2016.

Jonas Van Geel Fragment 1: tv-fragment: talkshow. Jonas Van Geel is op bezoek in het programma ‘Van Gils & gasten’ op Eén. Het onderwerp van het gesprek is de film ‘Bad Trip’ waarin Jonas een hoofdrol speelt. Uitzending van 30 november 2017.

Fragment 2: interview dat niet wordt uitgezonden op nationale radio en/of tv. Het fragment gaat over de voorstelling van de hoofdcast van de musical ‘40-45’. De cast wordt aangevoerd door Jelle Cleymans en Jonas Van Geel. Gepubliceerd op 15 juni 2017.

3.3. Diepte-interviews respondenten

Onze tweeledige onderzoeksvraag die we in de inleiding al formuleerden, focust op de attitudes en percepties van twintig West-Vlaamse jongeren. Inzicht krijgen in de attitudes en percepties van informanten kan zowel via kwantitatief als kwalitatief onderzoek. In dit deel van het onderzoek hanteren we een kwalitatieve en experimentele methode die de strakke koppeling tussen overt met direct, en covert met indirect onderzoek doorkruist. Dat houdt in dat we tien diepte-interviews aflegden met twintig West- Vlaamse hoogopgeleide jongeren. Het onderwerp van die interviews was het taalgebruik van de tien uitspraakiconen en de verander(en)de standaardtaaldynamiek in Vlaanderen.

43

3.3.1. Attitudes en percepties

Omdat de attitudes en percepties van West-Vlaamse jongeren centraal staan, gaan we eerst dieper in op begrippen ‘attitude’ en ‘perceptie’ om zo een breder kader te schetsen.

Het begrip ‘attitude’ definiëren is allesbehalve eenvoudig. In de literatuur wordt het concept namelijk op verschillende manieren gedefinieerd en gekarakteriseerd. In navolging van Agheyisi & Fishman (1970:138) kunnen we twee concurrerende visies op het begrip attitude onderscheiden: het mentalistisch en behavioristisch standpunt. Mentalisten definiëren attitudes als “a mental and neural state of readiness, organized through experience, exerting a directive or dynamic influence upon the individual’s response to all objects and situations with which it is related” (Allport 1935:45). Een attitude is in die visie dus een hypothetisch construct dat niet direct waargenomen kan worden, maar wel kan worden afgeleid aan de hand van bepaalde responsen die worden opgeroepen door bepaalde stimuli (Van der Pligt & De Vries 1995:13). Dat standpunt hanteren wij ook in ons onderzoek. We laten de respondenten bepaalde stimuli horen en proberen aan de hand van waarneembare responsen de attitudes tegenover het taalgebruik van de tien mediafiguren af te leiden. Volgens de behavioristen zijn attitudes wel direct observeerbaar via individueel gedrag. Die visie kan op heel wat kritiek rekenen. Volgens Van der Pligt & De Vries (1995) hoeft het individueel (taal)gedrag van een respondent niet noodzakelijk overeen te stemmen met de (taal)attitudes van die respondent. Bovendien kan een attitude ook door andere factoren dan gedrag bepaald worden, zoals de sociale norm. Ook de visie op de structuur van attitudes verschilt in de mentalistische en behavioristische stroming. Zo vertrekt het mentalistische attitudemodel vanuit 3 verschillende componenten, terwijl het behavioristische model unidimensioneel is. In het mentalistisch model wordt aangenomen dat een attitude drie componenten heeft: een cognitieve component, een affectieve of evaluatieve component en een conatieve of gedragscomponent (Grondelaers & Lybaert 2017:

167).

attitude

cognitieve affectieve gedrags- component component component

Figuur 3: het traditionele mentalistisch attitudemodel

44

De cognitieve component verwijst volgens Grondelaers & Lybaert (2017:167) naar “wat we weten en geloven over het attitudeobject, onze beliefs erover”. De affectieve component van een attitude legt de nadruk op hoe respondenten het attitudeobject evalueren. De gedragscomponent verwijst ten slotte naar een bepaald gedrag tegenover dat object. Toch wordt het mentalistisch attitudemodel in de literatuur als verouderd gezien omdat het theoretische tekortkomingen zou kennen:

In het traditionele theoretische model wordt (...) aangenomen dat de drie componenten – de gedragscomponent, de affectieve component en cognitieve component – op hetzelfde ‘niveau’ en onafhankelijk van elkaar bijdragen tot de attitude. De gedragscomponent staat in dit model dus niet direct in relatie tot de affectieve en cognitieve component. Dat is een simplistische voorstelling. Het is namelijk logischer en realistischer de gedragscomponent als een soort van ‘resultante’ van de affectieve en cognitieve component te beschouwen. (De Valck 2007:32-33)

Nieuwe, meer werkbare attitudemodellen werden ondertussen ontwikkeld. Het model van Van der Pligt en De Vries (1995) is daar een voorbeeld van:

beliefs

basisattitude gedragsintentie

emoties

Figuur 4: het nieuwe attitudemodel (Van der Pligt & De Vries 1995)

Ze onderscheiden twee componenten die aan de basis liggen van attitudevorming. Aan de ene kant zijn er de overtuigingen of beliefs en aan de andere kant zijn er de emoties die het attitudeobject oproept. Daarnaast merkt De Valck (2007:34) op dat beliefs en emoties geen gescheiden categorieën zijn, maar moeten worden gezien als de polen van een continuüm: “Er bestaan dus duidelijke beliefs en duidelijke emotionele reacties, met daartussen een uitgebreid spectrum aan meer en minder emotioneel getinte beliefs en reacties” (De Valck 2007: 34). Op de vraag hoe de beliefs en emoties gecombineerd worden tot attitudes, geven De Valck (2007:34) en Van der Pligt & De Vries (1995:44) ook een antwoord: beliefs en emotionele reacties worden tegen elkaar afgewogen in een cognitief, meestal onbewust verwerkingsproces dat de respondent doormaakt en een basisattitude als gevolg heeft. Die basisattitude zou vorm geven aan

45

de gedragsintentie. Die laatste zou een soort van voorloper zijn op het eigenlijke gedrag dat een individu op basis van zijn attitudes vertoont. Verschillende factoren, zoals de sociale norm, zouden op die gedragsintentie kunnen inwerken zodat het uiteindelijke gedrag afwijkt van de basisintentie. De Valck (2007) en Van der Pligt & De Vries (1995) verwerpen op die manier de behavioristische methode door te stellen dat het eigenlijke gedrag voor attitudeonderzoek geen betrouwbare parameter is.

In deze bijdrage gaan we, net zoals het meeste taalkundig onderzoek, uit van een mentalistische visie op het begrip attitude. Belangrijk om op te merken is dat er een verschillende soorten attitudes bestaan: overt en covert attitudes (Labov 1966). Overt of bewuste attitudes worden gekenmerkt door een hoge graad van bewustzijn. Daardoor kunnen ze (deels) beredeneerd worden. Deze attitudes zijn volgens Grondelaers & Lybaert (2017:168) interessant “omdat ze stereotypen over taal weerspiegelen, de hardnekkige beliefs die een taalgemeenschap deelt over de status en de waardering van de diverse variëteiten in het taalrepertoire van de gemeenschap”. Covert attitudes daarentegen zijn meer private attitudes die onbewust door de informanten worden uitgedrukt. Ze worden opgevat als meer dynamische perceptuele structuren en kunnen een verklaring bieden voor taalverandering (Grondelaers & Lybaert 2017:168). Overt en covert attitudes worden op verschillende manieren gemeten afhankelijk van de mate waarin een informant zich bewust is van een attitudeobject. Overt attitudes worden bijvoorbeeld via directe methodes gemeten. Zo stelt de onderzoeker rechtstreeks vragen over taal aan de informanten. Zij zijn er zich van bewust dat taal of taalvariatie het attitudeobject van het onderzoek vormt. Om covert attitudes te achterhalen wordt er vaak beroep gedaan op indirecte methodes. Via deze methodes wordt de respondent op een doelbewuste manier misleid. De onderzoekers leggen de focus op een ander aspect dan taal, hoewel de uiteindelijke reacties van de informanten wel opgevat worden in het kader van taalattitudes (Grondelaers & Lybaert 2017:169).

Naast attitudes zijn percepties een belangrijk begrip in de sociolinguïstiek. Zo zijn percepties niet los te koppelen van attitudes. Onder het begrip percepties begrijpen we de mate waarin taalgebruikers verschillende taalvariëteiten herkennen en begrijpen en de manier waarop ze taalvariëteiten afbakenen en dus grenzen tussen verschillende variëteiten situeren (Preston 1989). Vooraleer we de attitudes van de respondenten proberen te achterhalen, is het belangrijk om eerst de percepties van de respondenten te onderzoeken want “wie niet weet met welke variëteit het label tussentaal correspondeert, kan de bijbehorende evaluaties niet activeren”(Grondelaers & Lybaert 2017: 171). Het is dus belangrijk om eerst

46

te achterhalen welke variëteit taalkundige leken percipiëren en of ze verschillende accenten of variëteiten van elkaar kunnen onderscheiden, alvorens te focussen op (taal)attitudes.

3.3.2. Respondenten

In ons onderzoek staan de attitudes en percepties van twintig West-Vlaamse jongeren centraal. We interviewden 10 vrouwen en 10 mannen om een gelijke verdeling tussen beide seksen te behouden. Alle informanten zijn hoogopgeleid, tussen de 20 en 30 jaar oud en afkomstig uit de provincie West-Vlaanderen. Ook is belangrijk dat ons attitude- en perceptieonderzoek wordt uitgevoerd met talige leken. We willen namelijk de attitudes en percepties van doorsnee Vlaamse jongeren achterhalen. Indien een aantal informanten een taalkundige opleiding zou volgen of achter de rug heeft, is het mogelijk dat zij andere evaluaties bezitten over het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs.

Hoogopgeleide jongeren vormen een interessante doelgroep om te bestuderen. Het zijn namelijk die jongeren die het taalgebruik van morgen zullen bepalen. Ze worden ook wel de linguistic movers and shakers genoemd en zijn dus een primaire bron voor informatie over taalverandering (Eckert 1997:52). Ten tweede wordt er volgens De Caluwe (2009:10) steevast met een beschuldigende vinger naar jongeren gewezen in de klachten over tussentaal. Zo zouden jongeren massaal tussentaal gebruiken in situaties waar taalbeleidsmensen standaardtaal verwachten. Bovendien zouden jongeren ook geen standaardtaal willen gebruiken omdat ze die beschouwen als vreemd en tussentaal – in het West-Vlaams geval dia- of regiolect – daarentegen als eigen. Verder is het opvallend dat West-Vlaamse jongeren enig besef zouden hebben van de afstand van het eigen dia- of regiolect tot de standaardtaal (De Caluwe 2009: 10). Dat betekent dat ze zouden weten dat het West-Vlaamse dia- of regiolect minder goed lijkt op standaardtaal dan andere Vlaamse dia- of regiolecten. Daarbij aansluitend zouden ze ook beseffen dat hun dia- of regiolect voor andere Vlamingen niet goed te verstaan is. Daarom zouden ze net meer hun best doen om zo verzorgd mogelijk te spreken in situaties waar dat van hen verwacht wordt (Lemahieu 2008:86).

3.3.3. Dataverzameling

Als we een directe methode gebruiken om attitudes te achterhalen, stoten we vaak op enkele problemen. Wanneer we een free-response experiment of een label ranking task – beiden prototypische methoden om overt attitudes te achterhalen – hanteren, weerspiegelen de evaluaties hiervan vaak stereotypen over

47

(standaard)taal als enige prestigevariëteit. In ons onderzoek ontwijken we dat probleem omdat de analyse van interviewdata ook dieperliggende, covert attitudes naar het oppervlak kan brengen. Omdat wij diepte- interviews gebruiken om de attitudes en percepties van de respondenten te achterhalen, kunnen we ook de veronderstellingen van de respondenten eliciteren die aan de basis liggen van hun uitingen (Grondelaers & Lybaert 2017:171). Ook heeft de interviewer via deze methode de mogelijkheid om verduidelijking te vragen bij een bepaalde uiting indien die niet duidelijk was.

Om de attitudes en percepties van de respondenten tegenover het taalgebruik van de mediafiguren en de verander(en)de standaardtaaldynamiek te achterhalen, legden we mondelinge diepte-interviews af. Nadat we bovenstaande audiofragmenten nauwkeurig transcribeerden, selecteerden we voor de diepte- interviews met de twintig respondenten telkens één fragment per uitspraakicoon. Zo’n fragment duurde ongeveer 45 à 60 seconden. De fragmenten die werden geselecteerd voor de diepte-interviews onderlijnden we in 3.2.. We lieten de informanten telkens één kort fragment beluisteren om zo de concentratie optimaal te houden. Indien we de jongeren te veel en te lange audiofragmenten zouden voorschotelen, zou de concentratie afzwakken. Bijgevolg zou het niveau van het interview kunnen dalen. Daarnaast kozen we niet per se het meest formele fragment voor de diepte-interviews omdat er wordt verondersteld dat de uitspraakambassadeurs over een groot aantal registers beschikken. Het taalgebruik van een bepaald uitspraakicoon in een spontane context kan bijvoorbeeld voor een bepaalde respondent een meer haalbare standaardtaalnorm vormen dan het taalgebruik van diezelfde persoon in een formelere situatie. Ook kozen we voor fragmenten waarin de uitspraakambassadeurs lang aan het woord zijn. Zo kan het taalgebruik van een aanwezige tv-host niet voor verwarring zorgen. Ook selecteerden we fragmenten waarvan de inhoud gemakkelijk te begrijpen is.

De diepte-interviews kenden een semigestructureerde opbouw. Dat betekent dat we na elk audiofragment ongeveer dezelfde vragen stelden. Af en toe weken we af van de algemeen geformuleerde vragen wanneer we op een bepaald onderwerp doorvragen. De vaste vragen van de diepte-interviews overlopen we hieronder.

Volgens Grondelaers & Lybaert (2017:172) is het noodzakelijk om eerst de percepties van de respondenten te onderzoeken. Daarom stelden we de respondenten de vraag of ze een idee hadden wie ze net hoorden in het audiofragment en of ze konden achterhalen uit welke provincie die persoon vandaan komt. Daarna vroegen we de respondenten of er bepaalde talige kenmerken opvielen in het taalgebruik van het

48

uitspraakicoon en hoe ze het gehanteerde taalgebruik zouden omschrijven. Leunde het taalgebruik meer naar dialect, tussentaal of standaardtaal? Of een variëteit ertussen? Daarna legden we de focus op het achterhalen van de attitudes. Zo vroegen we de jongeren of ze het taalgebruik van het uitspraakicoon gepast vonden in die specifieke vertelsituatie. Vervolgens stelden we de respondenten de vraag of ze zelf zouden willen spreken zoals het uitspraakicoon als ze afkomstig zouden zijn uit de provincie waar de uitspraakambassadeur vandaan komt. Een laatste vraag was of het taalgebruik van het uitspraakicoon gepast zou zijn in situaties waar men verwacht dat er standaardtaal wordt gesproken, zoals in het onderwijs of een sollicitatiegesprek.

3.3.4. Data-analyse

Hoewel we via de kwalitatieve methode van het diepte-interview niet enkel oppervlakkige maar ook dieperliggende attitudes kunnen achterhalen, kent de methode ook enkele moeilijkheden. Volgens Grondelaers & Lybaert (2017:171) zijn de resultaten van de verschillende interviews moeilijk te achterhalen. Dat stelden we zelf ook vast.

Om de data te analyseren, beluisterden we de tien interviews – die telkens 35 à 45 minuten duurden – verschillende keren om zo vertrouwd te geraken met het materiaal. Vervolgens noteerden we de eerste terugkomende ideeën uit het materiaal en probeerden we zo verschillende categorieën te onderscheiden. Aan die categorieën koppelden we verschillende relevante getranscribeerde fragmenten uit de diepte- interviews. Dat was geen eenvoudige opdracht aangezien we over een grote hoeveelheid materiaal beschikken. We kozen om niet alle data van de tien interviews te transcriberen omdat we de audiofragmenten van de uitspraakambassadeurs al orthografisch transcribeerden. Bovendien pogen we in ons onderzoek om de algemene attitudes en percepties van West-Vlaamse jongeren te achterhalen tegenover de vraag of het taalgebruik van de uitspraakiconen geaccepteerd wordt als nieuwe standaardtaalnorm. We doen dus geen poging om de attitudes en percepties van de respondenten tegenover het individuele taalgebruik van de tien uitspraakambassadeurs te achterhalen. Ter illustratie, we leggen niet de nadruk op feit dat het taalgebruik van Maaike Cafmeyer niet wordt gezien als een voorbeeld voor leerkrachten in de klas, terwijl het taalgebruik van Wannes Cappelle dat wel is. We proberen wel te achterhalen of een taalgebruik met accent of tussentaal getolereerd wordt in de context van het onderwijs.

49

3.4. Diepte-interviews uitspraakambassadeurs

De transcriptie en analyse van het taalgebruik van de tien uitspraakiconen en het onderzoek naar de attitudes en percepties van West-Vlaamse jongeren tegenover dat taalgebruik, vormde het eerste deel van ons onderzoek. Daarnaast leek het ons ook interessant om de attitudes te achterhalen van de tien mediafiguren die in het artikel van Grondelaers, Delarue & De Sutter (2017) worden voorgesteld als uitspraakiconen van de provincie waar ze geboren en getogen zijn. Die attitudes probeerden we eveneens na te gaan via de methode van het diepte-interview.

Een eerste stap hield in dat alle uitspraakambassadeurs moesten worden gecontacteerd. Drie uitspraakambassadeurs hadden interesse en tijd om mee te werken aan ons onderzoek: Stijn Meuris, Marcel Vanthilt en Jurgen Delnaet. De interviews duurden ongeveer 20 à 35 minuten en werden telefonisch afgelegd. Op zich is het niet verwonderlijk dat de drie mediafiguren die wilden meewerken aan ons onderzoek een telefonisch interview verkozen: het zijn bekende Vlamingen met een drukbezette agenda. Toch moeten we vermelden dat een diepte-interview via de telefoon niet de beste manier is om attitudes te achterhalen. Er is namelijk geen face-to-face contact tussen interviewer en geïnterviewde. Omdat er in ons geval geen andere uitweg was, besloten we om de interviews toch op deze manier te laten doorgaan.

In het interview probeerden we eerst de reacties van de uitspraakiconen te eliciteren over het feit dat ze worden voorgesteld als uitspraakicoon van de provincie waaruit ze afkomstig zijn. Zijn ze verbaasd? Voelen ze zich vereerd? Daarna stelden we hen enkele vragen over het eigen taalgebruik. Bijvoorbeeld of ze zich bewust zijn van hun taalgebruik en of ze het eigen taalgebruik aanpassen aan de situatie waarin ze zich bevinden. Ook vroegen we hen of ze vinden dat ze zelf tussentaal of standaardtaal spreken of iets daartussen. Daarnaast stelden we hen ook enkele algemene vragen over de verander(en)de standaardtaaldynamiek in Vlaanderen. Zo vroegen we de mediafiguren wat ze vonden van de zogenaamde taalverloedering in Vlaanderen; of ze bijvoorbeeld merken dat tussentaal meer aanwezig is op radio en/of televisie dan vroeger. Om af te sluiten stelden we de mediafiguren de vraag hoe ze de taalsituatie in Vlaanderen verder zien evolueren. Dat soort algemene vragen is van belang om de analyse van de interviews kracht bij te staan. Mediafiguren worden namelijk vaak gezien als een voorbeeld van taalgebruik. Wat zij denken over de toekomst kan dus richtinggevend zijn.

50

We kozen om deze interviews wel te transcriberen omdat er hier wel wordt ingegaan op het individueel taalgebruik en -gedrag van de mediafiguren. Daarenboven is een kwalitatieve benadering hier opnieuw interessant. Omdat we het attitude-en perceptieonderzoek van de West-Vlaamse jongeren via de kwalitatieve methode analyseerden, leek het ons ook gepast om deze interviews op dezelfde manier te benaderen.

51

4. Talig profiel

4.1. Bestudeerde kenmerken

Vooraleer we de attitudes en percepties van West-Vlaamse respondenten achterhalen tegenover het taalgebruik van de tien mediafiguren, is het belangrijk een beeld te schetsen van de standaardtaligheid of niet-standaardtaligheid van het taalgebruik van de tien spraakambassadeurs. Daarom stelden we van elke uitspraakambassadeur een talig profiel op. Hierbij is het belangrijk een lijst met niet-standaardtalige kenmerken samen te stellen die voorkwamen in de twee getranscribeerde audiofragmenten van elke mediafiguur. In onderstaande lijst nemen we dus enkel de elementen op die afwijken van het Standaardnederlands en in het taalgebruik van de tien uitspraakiconen voorkomen. Alle elementen worden geduid aan de hand van literatuur. Het onderzoek van Taeldeman (2008), het doctoraat van Ghyselen (2016) en het overzicht van niet-standaardtalige ingrediënten van tussentaal van Lybaert & Delarue (2017) vormen hierbij een belangrijke leidraad. Ook Prieels (2012) somt in haar masterscriptie een handige lijst tussentaalkenmerken op. Een overzicht is noodzakelijk om duiding te geven bij de talige profielen van de voorgestelde uitspraakiconen. Daarbij is het belangrijk om te onthouden dat niet alle afwijkingen van het Standaardnederlands zomaar tot tussentaal kunnen worden gerekend. Zo zijn sommige elementen eerder typerend voor het dialect of een informele standaardtaal.

Het overzicht wordt ingedeeld in verschillende categorieën en dat op basis van fonologische, morfologische, lexicale en grammaticale elementen. Omdat de lexicale elementen zo divers zijn, is het moeilijk die op te delen in verschillende categorieën. Daarom besloten we om deze niet te bespreken in onderstaande opsomming, maar enkel in de talige profielen op te lijsten.

4.2.1. Fonologie

• H-procope In het gesproken taalgebruik in Vlaanderen wordt de realisatie van initieel [h] vaak weggelaten. Volgens Ghyselen (2016:111) wordt h-procope daarom vaak als een typisch kenmerk van tussentaal beschouwd. Tegelijk wijst ze erop dat h-procope door zijn wijde verbreiding in niet-dialectische registers eerder tot een kenmerk van de informele standaardtaal kan worden gerekend dan tot de Vlaamse tussentaal. Dat blijkt uit

52

het feit dat h-loze vormen vaak gerealiseerd zouden worden in het taalgebruik van kinderprogramma’s, reclamespots, tv-presentatoren, leerkrachten en politici.

Die stelling kunnen we ook toepassen op het taalgebruik van de tien uitspraakiconen die centraal staan in onze masterscriptie. In ons getranscribeerd materiaal kwam h-procope namelijk vaak voor. Hieruit leiden we af dat het duidelijk om een wijdverspreid fenomeen gaat dat moeilijk te bedwingen is.

Bv.: Jurgen Ik ben acteur en ik eb twee boeken gekozen voor de prijs van 'Best Vormgegeven Boek'.

• T-deletie In de geschreven standaardtaal worden functiewoordjes zoals dat, wat, niet, met telkens voluit, dus met , geschreven. In de gesproken taal daarentegen, wordt in heel wat gevallen de weggelaten. We spreken in dat geval van apocope. Volgens Ghyselen (2016:110) is het een kenmerk dat gerealiseerd wordt in alle Vlaamse dialecten. Ook komt t-deletie niet alleen bij functiewoorden voor, maar ook bij werkwoordsvervoegingen (bijvoorbeeld hij ga in plaats van ‘hij gaat’) of substantieven (bijvoorbeeld knech in plaats van ‘knecht’).

Net zoals h-procope wordt de apocope van in de literatuur vooral gezien als een kenmerk van tussentaal. Opnieuw kan dankzij de wijde verbreiding van het fenomeen de vraag worden gesteld of t- deletie net als h-procope niet eerder als een kenmerk van de informele standaardtaal beschouwd moet worden (Ghyselen 2016:111).

Vb.: Stijn: Hoe komt da wij de onderlinge structuur nie zien in een tijdvak waar iedereen geacht wordt goed geïnformeerd te zijn?

• Der voor er Het bijwoord en voornaamwoord er wordt in de gesproken taal vaak vervangen door der. Ook de vormen derover, deraan, derrond,… verschijnen vaak in tussentaal waar er of daar zou moeten staan.

Vb.: Adriaan Maar iedereen derrond wel. Dus familie, vrienden, kennissen,... Iedereen zat mee in et complot.

53

• Assimilatie Ook door het toepassen van andere assimilatieregels, kunnen er afwijkingen van de standaardtaal ontstaan. Assimilatie wordt tot één van de ‘stabiele’ kenmerken van tussentaal gerekend (Taeldeman 2008). We kunnen twee soorten assimilatie onderscheiden: regressieve en progressieve. Bij regressieve assimilatie verandert de stemloze klinker aan het eind van een woord in een stemhebbende klinker onder invloed van de klinker die volgt. Een voorbeeld van progressieve assimilatie is de assimilatie van t + d tot [t]. Zo wordt het woord ‘uitdoen’ uitgesproken zoals ui[t]oen.

Vb.: Jurgen Dat gaat over de voorbereidingen voor de laatste tentoonstelling van de Belgische kunstschilder Raoul Dekeyser. 2012, in de zomer van 2012 waz ij bezig met zijn laatste schilderijen […].

Vb.: Veerle […] voor mij ga het in eerste instantie dervoor zorgen da tiene film zo'n breed mogelijk publiek eeft […].

• R-deletie Bij woorden die op r eindigen, wordt de eindklank in de gesproken taal vaak weggelaten. Zo worden functiewoorden zoals ‘maar’ of ‘keer’ vaak gerealiseerd als ma of ke.

Vb.: Marcel Het is zo van ja ma ik wil da nog doen en ik wil dit nog doen.

• Procope en syncope bij functiewoorden en inhoudswoorden Bij functiewoorden (lidwoorden, voegwoorden, voorzetsels en voornaamwoorden) blijkt dat de klanken aan het begin van het woord vaak wegvallen. Voor onzijdige zelfstandige naamwoorden wordt het bepaald lidwoord ‘het’ in de spreektaal vaak gerealiseerd als ‘t.

Vb.: Veerle […] ma ‘t is vooral 'Jachten' en ‘Grande Belleza’ waar da ‘k, ja toch wel et meeste schrik van eb.

Bij syncope valt een medeklinker of klinker in het midden van een woord weg. In ons getranscribeerd materiaal kwam syncope bij functiewoorden en inhoudswoorden zelden voor.

Vb.: Matthias En de oneindige variaties daarop en dat dan bezielen om dan in een veraal terecht te komen […].

54

• Verbindings-n tussen twee klinkers Om de uitspraak van woorden gemakkelijker te maken, wordt in tussentaal vaak een -n toegevoegd tussen twee klinkers. Dit kenmerk kwam slechts sporadisch voor in ons materiaal.

Vb.: Stijn Door dingen gewoon te zeggen en het vreemde n is...[…].

• Apocope auslaut-d in werkwoordstammen die eindigen op nd In de gesproken taal wordt bij werkwoordstammen die eindigen op nd, vaak de d weggelaten.

Vb.: Wannes Maar ik merk ook wel de honger naar andere dingen, zo scenario's schrijven of ja theater of ... Vin ik ook altijd nogal... Ik vind de afwisseling wel leuk.

• Apocope eind-sjwa In tussentaal valt de eind-sjwa weg als het volgende woord met een vocaal begint. Vormen zoals w’ebben of z’ebben komen vaak voor. Bovendien valt het op dat de apocope van de eind-sjwa vaak voorkomt in combinatie met h-procope.

Vb.: Veerle […] ma w’ebben weinig tijd dus ja ik ga da gewoon doen, ik ga van dien boomstronk springen[…].

4.2.2. Morfologie

• Flexie van lidwoorden Onder flexie of verbuiging van lidwoorden verstaan we dat de standaardtalige lidwoorden een en de voor een mannelijk enkelvoudig substantief worden gerealiseerd als ne(n) of de(n). Volgens Ghyselen (2016:121) is niet-standaardtalige adnominale flexie een kenmerk dat tot tussentaal wordt gerekend in zowat iedere taalkundige studie. Ook Taeldeman (2008:32) rekent adnominale flexie tot een zich stabiliserend kenmerk van tussentaal. Adnominale flexie zou wel minder voorkomen dan de fonologische ingrediënten h-procope of t-deletie (Ghyselen 2016:122).

Vb.: Matthias: Ma echt ook een rock 'n roll cameraman, ne cowboy, echt ne cowboy.

55

• Flexie van voornaamwoorden Net zoals lidwoorden kunnen demonstratieve, possessieve en onbepaalde voornaamwoorden verbogen worden.

Vb.: Maaike […], ik was helemaal klaar om naar huis te vertrekken want ik dacht joenges dieje laatste groep, ja, pff.

• Flexie van adjectieven In combinatie met een lidwoord of voornaamwoord wordt het adjectief vaak verbogen.

Vb.: Jonas: Maar euh ma ja nee, we bleven elen tijd.. Ik ad, me Ben eb ik al eel veel gewerkt, me Gene ook.

• Niet-standaardtalig persoonlijk voornaamwoord 2de persoon enkelvoud Vooral de tweede persoon enkelvoud kent een niet-standaardtalige vorm die tot tussentaal wordt gerekend. De standaardtaal kent in de tweede persoon enkelvoud de vormen ‘je’ en ‘jij’, terwijl ge en gij als spreektaalvarianten worden gezien (Ghyselen 2016:132).

Bv.: Wannes En in da verband is eigenlijk het strafste da ge kunt doen in een cabaretvoorstelling volgens mij al gebeurd, ik ken et zelf nog nie ik zal et aanklikken.

• Clitische vormen persoonlijke pronomina In tussentaal komen clitische vormen vaak voor. Clitica hechten zich meestal aan het voorafgaande woord dat meestal bestaat uit een werkwoord. De meest voorkomende clitische vorm zou -de zijn. Ook enclise van de vorm ‘dat is’ da s komt vaak voor in ons materiaal.

Bv.: Jonas En de vraag kwam bij 14-18, wilde met uwen beste vriend in et leven dit spelen als beste vrienden in ‘14-18’ […].

Bv.: Matthias En em zien werken, em zien denken, horen denken, ja da s een masterclass é.

• Niet-standaardtalige diminutieven

De diminutiefvorm -kƏ en z’n allomorfen -skƏ en - ƏkƏ, zijn dominant in de Vlaamse tussentaal. Het kƏ- systeem was aanvankelijk eigen aan de Brabantse, Limburgse en Oost-Vlaamse dialecten, maar steeds

56

meer West-Vlamingen die in het dialect het standaardtalig -je-systeem hanteren, gebruiken vaak het -kƏ diminutief (Taeldeman 2008:32).

Bv. Anemone Dus voor mijn part, mag ta lelijk Belfort me da triestig draaksken op dienen toren, […].

• Speciale werkwoordsvormen: - Vormen op -n bij eerste persoon enkelvoud In tussentaal voegt een spreker vaak een -n toe aan de stam van de eerste persoon enkelvoud.

Vb.: Veerle ‘k Denk dat da belangrijk is wa da ‘k nu gaan doen is beslissingen nemen wie mij daar ga vertegenwoordigen.

- Wegval eind-t in tweede/derde persoon enkelvoud De eind-t van de stam valt in tussentaal wel eens weg in tweede of derde persoon enkelvoud.

Vb. Veerle Als tan over mij persoonlijk ga, […].

4.2.3. Lexicaal

Hier gaat het vaak om elementen die niet per se afwijkingen zijn van de standaardtaal. Het zijn vaak woorden die wel tot het Belgisch Nederlands behoren maar niet tussentalig zijn. Ook hebben we vaak te maken met woorden die tot het informele register van het Standaardnederlands behoren. Bij de beschrijving van het talig profiel worden alle lexicale afwijkingen vermeld.

4.2.4. Syntactisch

• Redundant dat of expletief dat Wanneer er een ‘overbodig’ dat wordt toegevoegd na een onderschikkend voegwoord, bijwoord, voornaamwoord of voorzetsel die een afhankelijke bijzin inleiden, spreken we van expletief dat. Redundant of expletief dat komt volgens Ghyselen (2016:137) voor in alle Vlaamse dialecten, behalve in Zuidoost-Limburg. De wijde verbreiding van expletief dat in bijna alle Vlaamse dialecten kan verklaren

57

waarom het fenomeen tot één van de kenmerken van tussentaal wordt gerekend. Ook Taeldeman (2008) classificeert het kenmerk als typisch tussentalig.

Vb.: Veerle […] categorie waar da heel grillig in gekozen wordt eb ik vanmorgen nog op de radio gehoord dus ja.

• Hem als subjectsvorm Hem als subjectsvorm kwam slechts één keer voor in ons materiaal, namelijk in het taalgebruik van Marcel Vanthilt. Volgens Ghyselen (2016:130-131) is de Brabantse dialectvariant em een vorm die ook vaak in niet- dialectische registers voorkomt. Bovendien zou de vorm zich aan het verspreiden zijn over heel Vlaanderen.

Vb.: Marcel […] wad eeft em nu gezegd en da waz dan natuurlijk vanuit de VRT, dit moeten we vooral nog doen dus laat u vooral gaan é, […].

• Pronominale subjectsverdubbeling Pronominale subjectsverdubbeling houdt in dat het subject tweemaal wordt uitgedrukt door een persoonlijk voornaamwoord of een variant op die vorm. Volgens Ghyselen (2016:125) is het een fenomeen dat in alle Vlaamse dialecten, behalve het Limburgs, optreedt. Daarnaast zou pronominale subjectsverdubbeling ook een plaatsje verworven hebben in de tussentaal. Het wordt door Taeldeman (2008:34-35) zelfs een zich stabiliserend kenmerk van de Vlaamse tussentaal genoemd. Het kenmerk doet zich voor in het hele paradigma van eerste persoon enkelvoud tot de derde persoon meervoud, maar het fenomeen zou toch het sterkst staan in de eerste persoon enkelvoud.

Hoewel dus vaak wordt vermeld dat pronominale subjectsverdubbeling al een plaatsje veroverd heeft in de tussentaal, is er volgens Ghyselen (2016:128) weinig kwantitatief materiaal dat attesteert hoe sterk het fenomeen precies staat in tussentaal. In ons materiaal komt het verschijnsel voor in het taalgebruik van Veerle Baetens (Antwerpen), Anemone Valcke (Oost-Vlaanderen), Jurgen Delnaet (Oost-Vlaanderen) en Maaike Cafmeyer (West-Vlaanderen).

Vb.: Maaike Ik ben met dit beeld vandaag opgestaan, ‘k heb ik voor me kast gestaan en ik heb gezegd yeah baby, da gaat et zijn.

58

• Dubbele negatie Volgens Taeldeman (2008:37) kan dubbele negatie tot een zich stabiliserend kenmerk van de Vlaamse tussentaal worden gerekend. Vooral het element ‘nie(t)meer’ zou zich gemakkelijk lenen tot constructies met dubbele negatie.

Vb.: Maaike Stralen, da is gewoon geen stralen nie meer, da is, da da ik, ik kan het gewoon niet omschrijven.

• Niet moeten in plaats van ‘niet hoeven’ In tussentaal gebruiken sprekers wel eens het werkwoord ‘moeten’ in negatieve zinnen waar ‘hoeven’ zou moeten staan. Dat kenmerk kwam slechts eenmaal voor in ons materiaal, namelijk in het taalgebruik van Jonas Van Geel.

Vb.: Jonas Ja daar moest ik nie zoveel voor spelen […].

- gaan in plaats van ‘zullen’ In tussentaal wordt gaan vaak gebruikt in plaats van ‘zullen’. Het fenomeen kwam één keer voor in onze transcripties.

Vb.: Veerle ‘k Denk dat da belangrijk is wa da ‘k nu gaan doen is beslissingen nemen wie mij daar ga vertegenwoordigen.

4.2. Materiaal

In dit hoofdstuk stellen we de talige profielen van de uitspraakiconen per provincie voor. Via de talige profielen krijgen we zicht op de standaardtaligheid en niet-standaardtaligheid van het taalgebruik van de spraakambassadeurs. Bij elk talig profiel sommen we de niet-standaardtalige kenmerken op die in de twee gekozen audiofragmenten gerealiseerd werden. Daarnaast geven we per mediafiguur van elk gerealiseerd niet-standaardtalig kenmerk een voorbeeld uit ons getranscribeerd materiaal.

59

Antwerpen Veerle Baetens

Fonologie • H-procope Het lijkt ook alsof ik geen onderbroek aan eb ma da iz dus wel!

• T-deletie Kwedet nie, kwedet echt nie.

• Der i.p.v. er Het is niet erg dat er een boom sneuvelt ma der moet wel één voor in de plaats komen. • Assimilatie

- Regressieve assimilatie […], en tijd verliezen als et nie iz dan, dan ja, dan ist elemaal een grote teleurstelling denk ik.

- Progressieve assimilatie […] voor mij ga het in eerste instantie dervoor zorgen da tiene film zo'n breed mogelijk publiek eeft […].

• R-deletie Ma sowieso voor mij persoonlijk dan ja is ‘t gewoon gaan babbelen me agents en managers en daar beslissingen in nemen.

• Procope lidwoord ‘het’ […] ma ‘t is vooral 'Jachten' en ‘Grande Belleza’ waar da ‘k, ja toch wel et meeste schrik van eb.

• Apocope eind-sjwa […] ma w’ebben weinig tijd dus ja ik ga da gewoon doen, ik ga van dien boomstronk springen[…].

Morfologie • Flexie aanwijzend voornaamwoord […], voor mij ga het in eerste instantie dervoor zorgen da tiene film zo'n breed mogelijk publiek eeft […]

• Flexie bepalingaankondigend […], diegeen die geïnteresseerd zijn in u die willen voornaamwoord u ook ontmoeten want die willen weten welk vlees da ze in de kuip ebben […].

• Niet-standaardtalige 2de persoon Ma ge moe der gewoon voor gaan nu! enkelvoud

60

• Niet-standaardtalige werkwoordsvormen ‘k denk dat da belangrijk is wa da ‘k nu gaan doen - Vormen op -n bij eerste persoon is beslissingen nemen wie mij daar ga enkelvoud vertegenwoordigen.

- Wegval eind-t in tweede/derde persoon Als tan over mij persoonlijk ga, […]. enkelvoud Lexicon • Schrik hebben i.p.v. bang zijn […] ma ‘t is vooral 'Jachten' en ‘Grande Belleza’ waar da ‘k, ja toch wel et meeste schrik van eb.

• Ze als loos object Ik ben aan ‘t zweven, ma... ça va ze!

• Tussenwerpsel Interviews is da nie zo zeer, ‘t zijn zo tot ier toe Q & A's geweest, dus alé zo screenings met Q & A's en mensen ontmoeten. Syntaxis • Redundant of expletief dat […] categorie waar da heel grillig in gekozen wordt eb ik vanmorgen nog op de radio gehoord dus ja.

• Gaan in plaats van zullen ‘k denk dat da belangrijk is wa da ‘k nu gaan doen is beslissingen nemen wie mij daar ga vertegenwoordigen. 94.7

Matthias Schoenaerts

Fonologie • H-procope ‘t Is een, oe zeg je dat, een rampenfilm, disaster movie, gebaseerd op waargebeurde feiten.

• T-deletie Dora van der Groen en ja mijn vader da zijn, […].

• Regressieve assimilatie Omdad ik denk da de zelfperceptie van de mensheid bestaat uit verhalen.

• R-deletie Ma da s ja een fantastisch ervaring.

• Syncope bij inhoudswoorden En de oneindige variaties daarop en dat dan bezielen om dan in een veraal terecht te komen […].

Als ik echt oprecht antwoord, is t wel een heel • Procope lidwoord ‘het’ gewichtig antwoord.

61

Morfologie • Flexie van lidwoorden Ma echt ook een rock 'n roll cameraman, ne cowboy, echt ne cowboy.

• Flexie van adjectieven Ma da s ja een fantastisch ervaring.

• Enclise ‘dat’ En em zien werken, em zien denken, horen denken, ja da s een masterclass é. Lexicon • Mekaar i.p.v. elkaar […] en hoe de mens me mekaar omgaat […]. Syntaxis • Pronominale subjectsverdubbeling Ik ‘k weed et nie, ik heb geen idee.

• Redundant dat Ma wad een, wa ne kunstenaar en wad een energie op een set wa dat die meebrengt, ma ook aan plezier meebrengt op een set.

Oost-Vlaanderen Jurgen Delnaet

Fonologie • H-procope Ik ben acteur en ik eb twee boeken gekozen voor de prijs van 'Best Vormgegeven Boek'.

• T-deletie Ik maak nie voorstellingen voor een bepaald publiek.

• Der i.p.v. er Wa we na de première hebben gehoord is van 'oei oei oei ‘k versta der niks van' maar daarover gaat diejen Bloetwollefduivel niet , […].

• Assimilatie - Regressieve assimilatie Dat gaat over de voorbereidingen voor de laatste tentoonstelling van de Belgische kunstschilder Raoul Dekeyser. 2012, in de zomer van 2012 waz ij bezig met zijn laatste schilderijen […].

- Progressieve assimilatie Gewoon omdat ta zuivere emotie is me verf, da s gewoon puur licht.

• R-deletie Ma ‘k zou et heel jammer vinden als mensen blijven steken bij ik versta et nie want daarover gadet nie denk ik.

62

• Procope lidwoord ‘het’ ‘T is eel subtiel maar ‘t begint al op de titelbladzijde, gewoon een heel eenvoudig lettertype, zwart op wit.

• Procope persoonlijk voornaamwoord Ma ‘k zou et heel jammer vinden als mensen blijven steken bij ik versta et nie […].

• Insertie van verbindings-n Ik eb nie de behoefte n om, ik eb nooit de behoefte n om 'nu ga k alleen maar een voorstelling voor vrouwen […]

Morfologie • Flexie aanwijzend voornaamwoord Wa we na de première hebben gehoord is van 'oei oei oei ‘k versta der niks van' maar daarover gaat diejen Bloetwollefduivel niet , […].

• Niet-standaardtalig persoonlijk Ge moet niks zien, ge moogt uzelf zien. Ge moogt voornaamwoord tweede persoon naar uzelf kunnen kijken. Da ge ‘t nie goe vindt of enkelvoud da ge der niks aan ebt, oké.

• Clitische vormen van persoonlijke Med et juiste kader en met de juiste insteek kunde voornaamwoorden alles, kunde alles, kan iedereen alles zien.

• Enclise ‘da s’ Op de achterkant van et voorblad is er alleen kleur en da s een soort van warm oranje, bijna fluorescerend.

• Niet-standaardtalige diminutieven […] maar ‘t kader van de foto is ietske groter dan het onderwerp zelf […]. Lexicon • Niks i.p.v. niets Da ge ‘t nie goe vindt of da ge der niks aan ebt, oké.

• Archaïsmen Ge moet niks zien, ge moogt uzelf zien. Ge moogt naar uzelf kunnen kijken.

• Tussenwerpsel En de voorlaatste bladzijde, dus de achterkant, alé de voorkant eigenlijk van de achterflap is dan weer donkerblauw dus ik zie dan de ochtend en de nacht waar de schilder in is verdwenen. Syntaxis • Pronominale subjectsverdubbeling Ik word daar nie goe van ma ik kenne k ik niks van verf! Kenne k ik niks van verfmenging of wat dan ook.

63

Anemone Valcke

Fonologie • H-procope Jullie vragen jullie waarschijnlijk af wa da kik ier sta te doen als druk, druk, druk bezette BV in Gent.

• T-deletie Alé, da begint ier meer en meer te trekken op Brugge of Disneyland Paris, da slaat toch op niets!

• Der i.p.v. er Dan zijn we daar beginnen in researchen en dan hebben wij gewoon beseft van amai wow der is echt wel nog, der is echt een megagroot probleem nog. • Assimilatie - Regressieve assimilatie Waar da we trouwens heel, da s dan opgepikt door de BBC en dan waz da op et internet […].

- Progressieve assimilatie Dus voor mijn part, mag ta lelijk Belfort me da triestig draaksken op dienen toren, […].

• R-deletie […], dus eigenlijk zat et mij toen nie hoog ma zit et mij eigenlijk nu pas hoog.

• Procope lidwoord ‘het’ ‘t Stopt nie! Z’eb’n mij dus gebeld van ‘t stadhuis om nekeer na te denken […].

• Apocope eind-sjwa ‘t Stopt nie! Z’eb’n mij dus gebeld van ‘t stadhuis om nekeer na te denken […].

• Wegval sjwa bij uitgang -en van Wa koom’n die ier doen? Zo wa foto’s trek’n van werkwoorden al die gebouwen?

Morfologie • Flexie van lidwoorden Tegenwoordig… En nen app voor alles! Alé, drie, twee, één….Lift off

• Flexie bezittelijke voornaamwoord Dan komt ons Schapenstal eindelijk weer tot zijn recht en lang moet da nie duren é zo van die dingen.

• Flexie aanwijzend voornaamwoord Nee, less is more. Dus voor mijn part, mag ta lelijk Belfort me da triestig draaksken op dienen toren, […].

• Niet-standaardtalig persoonlijk […] zeiden wij: “hahaha euh niks van, wij zijn toch voornaamwoord 2de persoon enkelvoud geëmancipeerd, ik snap nie waarom da ge daar een voorstelling van wilt maken”.

64

• Clitische vormen van persoonlijke Op die manier is ‘t er meer tijd en ruimte voor voornaamwoorden nieuwe dingen, voor verandering snapte?

• Enclise ‘da s’ […] da s eigenlijk pas sinds die voorstelling da ik daar veel bewuster over ben beginnen nadenken […].

• Niet-standaardtalige diminutieven Dus voor mijn part, mag ta lelijk Belfort me da triestig draaksken op dienen toren, […]. Lexicon • vree i.p.v. heel, erg ‘k ben ‘k ik sebiet vertrokken naar t stad en ‘k eb ‘k ik ne keer vree goe rondgekeekn • sebiet i.p.v. meteen

• wijs i.p.v. cool Zebn mij dus gebeld van ‘t stadhuis om nekeer na te denken over oe da wij in 2030 van deze snelgroeiende en populaire stad een nog wijzere plek kunnen maken.

• trekken i.p.v. lijken Alé, da begint ier meer en meer te trekken op Brugge of Disneyland Paris, da slaat toch op niets!

• er los over gaan Och en die drie torens, da gaat er los over é?

• Tussenwerpsel Alé, da begint ier meer en meer te trekken op Brugge of Disneyland Paris, da slaat toch op niets!

Syntaxis • Pronominale subjectsverdubbeling ‘k ben ‘k ik sebiet vertrokken naar t stad en k eb kik ne keer vree goe rondgekeekn […].

• van i.p.v. over […] ik snap nie waarom da ge daar een voorstelling van wilt maken”.

• Dubbel voegwoord van tijd ‘als’ i.p.v. […] want initieel toen als Alexander Devriendt, die ‘toen’ artistiek directeur is van, regisseur ook, van Ontroerend Goed naar ons kwam […].

West-Vlaanderen Wannes Cappelle

Fonologie • H-procope Dus ik, ij was een drumleraar, zijn zus was notenleerlerares, eb ik les van gat en maar da waz wel, die kwam optreden in, […]

65

• T-deletie Omda je ebt de neiging als je zegt van we gaan in de theater spelen dan gaan we wa zachter en nemen we een ukelele mee en een banjo en dan is t klaar.

• Der i.p.v. er […], ‘k denk da wij toen e voorstelling gemaakt hadden en der onderd keer mee gespeeld hebben van in e koeienstal in West-Vlaanderen tot in Boerla in Antwerpen.

• R-deletie […], ‘k heb em zelf nog zien optreden, die maakte redelijk kolderieke nummers in ‘t West-Vlaams, ma eigenlijk nogal plat maar me zeer goeie teksten.

• Procope lidwoord ‘het’ Omda je ebt de nijging als je zegt van we gaan in de theater spelen dan gaan we wa zachter en nemen we een ukelele mee en een banjo en dan is ‘t klaar.

• Procope persoonlijk voornaamwoord Johny Turbo is een Kortrijkse zanger hij is ‘k denk al een kleine tien jaar geleden overleden denk ik, die maakte, ‘k heb em zelf nog zien optreden,[...]

• Syncope bij inhoudswoorden Dus ik, ij was een drumleraar, zijn zus was notenleerlerares, eb ik les van gat en maar da waz wel, die kwam optreden in, […]

• Apocope auslaut-d in […] Vin ik ook altijd nogal... Ik vind de afwisseling werkwoordstammen die eindigen op nd wel leuk.

Morfologie • Flexie van lidwoorden Dus ik, ij was een drumleraar, zijn zus was notenleerlerares, eb ik les van gat en maar da waz wel, die kwam optreden in, […].

• Niet-standaardtalig persoonlijk En in da verband is eigenlijk het strafste da ge voornaamwoord 2de persoon enkelvoud kunt doen in een cabaretvoorstelling volgens mij al gebeurd, ik ken et zelf nog nie ik zal et aanklikken.

• Enclise ‘da s’ Da s eigenlijk heel simpel. Tom Pintens, die onze pianist en gitarist is, die waz et echt beu om piano te spelen. Daar kwam et eigenlijk op neer.

66

• Speciale meervoudsvorm En ja wij deden ook wel , wij wij, waren eigenlijk liedjes die we zongen elk ons eigen liedjes, en afgewisseld me sketchen waar da we ook wel zo ja probeerden het warm water opnieuw uit te vinden. Lexicon • veske i.p.v. verse Ij eeft één cd gemaakt 'Veske zjever', verse zever, • zjever i.p.v. zever en t is bij momenten echt lichtjes geniaal.

• Tussenwerpsel Ma ergens wel, ergens alé nie qua thematiek ofzo ma, en muzikaal zeker niet, maar ik, ‘t grappige is, […].

Maaike Cafmeyer

Fonologie • H-procope En plus vond ik et zelf altijd heel leuk om een echte juf te zien staan. Ik vond et ook tof als een juf mooi was.

• T-deletie Op et moment da ik mijn kabatjen over mijn schouder trok, zag ik twee enorme doodskoppen naar beneden fladderen naast et podium en ‘k moe zeggen da was pff da sloeg nogal aan.

• Der i.p.v. er Alé ‘k bedoel da ze haar best had gedaan om der voor te komen

• R-deletie Oké. Laat ons zeggen, ik reken van alles goed ma blijf eraan werken é jongens.

• Procope lidwoord ‘het’ Oké. Kirsten, Arena, Erson. Oké ‘t is nogal een internationaal gezelschap é.

• Procope persoonlijk voornaamwoord Ja, ik ben absoluut geen fan, nee ‘k gaat anders zeggen. Ik was absoluut geen fan van Metallica.

• Apocope auslaut-d in Haha ik vin da… nog altijd dat da kan. werkwoordstammen die eindigen op nd

67

Morfologie • Flexie van lidwoorden En ik eb nog nooit zo ne seks van et podium zien stralen!

• Flexie van bezittelijke Haha ik heb een totale verstuiking aan mijnen nek voornaamwoorden opgelopen.

• Flexie van aanwijzende […], ik was helemaal klaar om naar huis te voornaamwoorden vertrekken want ik dacht joenges dieje laatste groep, ja, pff.

• Enclise ‘da s’ ‘k vin da wel tof. Goed, de klasregels. 'Ik weet et niet' is geen antwoord. Oké? Da s duidelijk é. De 'g' is geen 'h'…

• Niet-standaardtalige diminutieven Ik had al m'n spulletjes al deskundig bij elkaar geroefeld, mijn rugzakske zat alweer schoon dicht geknoopt, […]. Lexicon • flik i.p.v. politieagent ‘Eigen Kweek’, ja daar speel ik Chantal. Das ne flik é.

• juste i.p.v. juist Ange. Biaggo. Chaghady. Is t juste?

• roefelen i.p.v. verzamelen Ik had al m'n spulletjes al deskundig bij elkaar geroefeld, mijn rugzakske zat alweer schoon • schoon i.p.v. mooi dicht geknoopt, ik was helemaal klaar om naar huis te vertrekken want ik dacht joenges dieje • Joenges i.p.v. jongens laatste groep, ja, pff.

• niks i.p.v. niets Da gaat ier niks zijn. Da is niets voor mij. Op et moment da ik mijn kabatjen over mijn schouder • kabatjen i.p.v. rugzakje trok, zag ik twee enorme doodskoppen naar beneden fladderen naast et podium en ‘k moe • efkes i.p.v. eventjes zeggen da was pff da sloeg nogal aan. En ik dacht misschien moek toch gewoon efkes… • Tussenwerpsel Alé ‘k bedoel da ze haar best had gedaan om dervoor te komen. Ik ben met dit beeld vandaag opgestaan, ‘k heb ik voor me kast gestaan en ik heb gezegd yeah baby, da gaat et zijn. Syntaxis • Pronominale subjectsverdubbeling Ik ben met dit beeld vandaag opgestaan, ‘k heb ik voor me kast gestaan en ik heb gezegd yeah baby, da gaat et zijn.

68

• Dubbele negatie Stralen, da is gewoon geen stralen nie meer, da is, da da ik, ik kan het gewoon niet omschrijven.

Limburg Stijn Meuris

Fonologie • H-procope Ik bedoel daarmee, et is mij iets te lief.

• T-deletie Hoe komt da wij de onderlinge structuur nie zien in een tijdvak waar iedereen geacht wordt goed geïnformeerd te zijn?

• Der i.p.v. er Ik wou da we twintig, vijfentwintig jaar geleden der meer van hadden geweten. • Assimilatie - Regressieve assimilatie Tinnitus wil zeggen da ge permanent, ieder moment van de dag en de nacht een soort ruis hoort. In mijn geval iz dat de klank van de zee.

• R-deletie Da we bijvoorbeeld gehoorbescherming hadden gedragen op repetities of op podium eventueel, ma da s nie et geval.

• Procope lidwoord ‘het’ […], de onderliggende story, ‘t is 90 minuten storytelling, ‘t is fictie, maar ‘t is heel duidelijk dit jaar.

• Syncope van inhoudswoorden Dan denken ze wel es das nen gekken artiest, da klopt wel

• Insertie van verbindings -n Door dingen gewoon te zeggen en het vreemde n is...[…].

• Apocope auslaut-d in […] dan vin ik da je dat soort gezelligheid mag werkwoordstammen die eindigen op nd etaleren.

W’ebben nog nooit zoveel info gehad. • Apocope eind-sjwa

Morfologie • Flexie van lidwoorden […] want ik ken muzikanten die nen anderen tinnitus hebben en die horen bijvoorbeeld voortdurend nen feedback van een gitaar […].

69

• Flexie van bezittelijke Eén is heel simpel: tinnitus is uwen grootsten voornaamwoorden vijand.

• Niet-standaardtalig persoonlijk Ge wordt er knettergek van, het verstoort u voornaamwoord 2de persoon enkelvoud leven, u sociaal zijn enzoverder.

• Clitische vormen van persoonlijke Lawaai kunde eigenlijk maar efkes verdragen. voornaamwoorden

• Enclise ‘da s’ Als we repeteren, da s redelijk stevig, dad is uren aan een stuk, dan voel ik wel na een uur, anderhalf uur da ik er efkes uit moet twintig minuten.

• Flexie van adjectieven Dan denken ze wel es das nen gekken artiest, da klopt wel

• Niet-standaardtalige diminutieven […] let verrekte goed op met die kleine akelige, witte koptelefonnekes van uwen smartphone. Lexicon • Efkes i.p.v. eventjes Lawaai kunde eigenlijk maar efkes verdragen.

• Jonkies i.p.v. jongeren Helaas jullie daar, jonkies, jong volk, jullie gaan nachtenlang naar een discotheek, […].

• u eigen i.p.v. jezelf […], probeer niet permanent u eigen bloot te stellen aan lawaai […].

• niks i.p.v. niets […] jullie gaan vier dagen lang naar een festival waar vroeger af en toe nog eens niks te horen was tussen twee groepen in, […].

• van iets i.p.v. over iets Ik wou da we twintig, vijfentwintig jaar geleden der meer van hadden geweten.

Marcel Vanthilt

Fonologie • H-procope […], ‘k heb ier nog zo alé een gezwel en ier ad ik een gezwel van zo ‘paf paf paf’.

• T-deletie […] "Seg, en oe was da toen, toen als Arno wegging me zijnen plastieken zak in uwen talkshow…”

70

• Der i.p.v. er Ik vind muziek belangrijk en bij zo'n wedstrijd horen der heel veel ja gefabriceerde deuntjes. • Assimilatie - Regressieve assimilatie 'S anderdaags morgens of de maandagochtend frontpagina nieuws, wad eeft em nu gezegd en da waz dan natuurlijk vanuit de VRT, […].

• R-deletie Het is zo van ja ma ik wil da nog doen en ik wil dit nog doen.

• Syncope van inhoudswoorden Ma ik ben veruist en dad is nen elen stijlen houten trap.

• Procope lidwoord ‘het’ ‘t Is zo ja. ‘t Begint nog allemaal.

• Procope van persoonlijke ‘k Heb tijd gehad in ‘t vliegtuig om te denken van voornaamwoorden waar gaat diejen mens et in godsnaam over hebben. Morfologie • Flexie van lidwoorden Ma ik ben veruist en dad is nen elen stijlen houten trap.

• Flexie van aanwijzende ‘k Heb tijd gehad in t vliegtuig om te denken van voornaamwoorden waar gaat diejen mens et in godsnaam over hebben.

• Flexie van bezittelijke En ik zet mijnen tweeden voet ook en ik ben voornaamwoorden gewoon weg

• flexie van adjectieven Et is echt nie et belangrijkste in mijn leven oor Arno die me zijnen plastieken zak wegloopt van een tv-set.

• Niet-standaardtalig persoonlijk Zou mijn verjaardag passeren? Ja ge kunt da nie voornaamwoord 2de persoon enkelvoud ontkennen é. ‘t Is dit jaar en nie volgend jaar é.

• Clitische vormen van persoonlijke voornaamwoorden En dan benne ‘k ik beginnen tollen, […]. Lexicon • bikan i.p.v. bijna Man, dad is bikan tien jaar geleden, dad eeft ongeveer zeven seconden geduurd.

• en floers […] zonder zo heel rechtstreeks beledigend te zijn, maar een beetje en floers met wat, taalspielerei.

• kop i.p.v. hoofd En dan ben ik vooruit gevallen me mijn kop tegen een ijzeren kist die daar stond dus ier een gat […].

71

• Miszet i.p.v. mis, verkeerd gezet Mijnen eersten voet miszet en ik denk 'goh, ja!'.

• op kon i.p.v. rechtop kon staan Ik ad zo veel pijn dad ik nie op kon en mijnen telefoon lag natuurlijk boven.

• Tussenwerpsel Ja ma dan ga ‘k weg. Alé als het binnen ‘t halfuur nie over iets anders gaat dan over mij, dan ben ik weg. Syntaxis • Hem als subjectsvorm […] wad eeft em nu gezegd en da waz dan natuurlijk vanuit de VRT, dit moeten we vooral nog doen dus laat u vooral gaan é, […].

• Dubbel voegwoord van tijd ‘als’ i.p.v. "Seg, en oe was da toen, toen als Arno wegging ‘toen’ me zijnen plastieken zak in uwen talkshow".

Brabant Adriaan Van den Hoof

Fonologie • H-procope Reclame doen? Ik eb da nog nooit gedaan.

• T-deletie Da weet ik nie. Omda, der gebeuren rare dingen in mijn leven, maar de dingen die wij gedaan ebben met onze kandidaten, daar zou ik direct van denken van nee dit klopt gewoon nie.

• Der i.p.v. er Maar iedereen der rond wel. Dus familie, vrienden, kennissen,...Iedereen zat mee in et complot.

• Regressieve assimilatie Ze voelen zich dan wel op hun gemak en ik probeer ze ook, dad is mijn taak eigenlijk.

• R-deletie Ma dan zo voor iets waar da ge zelf van zegt, da ge in de reclame zelf ook moogt zeggen 'et marcheert nie, ma koop et maar'

• Syncope inhoudswoorden Ik was een tijdje geleden in Japan en ge kent et veraal van 'lost in translation', da Bill Murray reclame voor whisky maakt.

• Procope lidwoord ‘het’ En inderdaad in Japan angen gigantische reclames me allemaal acteurs die denk ik zo in ‘t geheim in Japan reclame maken […].

72

• Procope persoonlijke Ja! What else? Alé ‘k bedoel. voornaamwoorden

• Apocope auslaut-d in Meestal vallen de mensen nogal uit de lucht en werkwoordstammen die eindigen op nd zeggen die ook wel ‘ik von et al een rare maand, de afgelopen maand’.

• Apocope eind-sjwa Z’ebben mij een paar weken geleden wel gevraagd om voor een, één of ander biermerk zo filmpjes te maken over streekbieren. Morfologie • Flexie van lidwoorden Of ik ben op zoek naar nen nieuwen auto! Dus als er iemand, nen auto denkt van ik pas bij et merk, mag altijd bellen.

• Flexie van adjectieven De ploeg eeft mij helen tijd wijs gemaakt da ze mij ook aan ‘t volgen waren dus ik eb gedurende vijf maanden wel in een soort staat van extreme paranoia geleefd, […].

• Niet-standaardtalig persoonlijk Ma dan zo voor iets waar da ge zelf van zegt, da voornaamwoord 2de persoon enkelvoud ge in de reclame zelf ook moogt zeggen 'et marcheert nie, ma koop et maar'

• Enclise ‘da s’ Dus da s heel speciaal om dan te gaan zeggen 'Mmm heerlijk, bier'.

Lexicon • marcheren i.p.v. werken Ma dan zo voor iets waar da ge zelf van zegt, da ge in de reclame zelf ook moogt zeggen 'et marcheert nie, ma koop et maar'.

• reclame doen i.p.v. reclame maken Reclame doen? Ik eb da nog nooit gedaan.

• Archaïsche vorm ‘ge moogt’ Ma dan zo voor iets waar da ge zelf van zegt, da ge in de reclame zelf ook moogt zeggen 'et marcheert nie, ma koop et maar'.

• Bouche bée i.p.v. van de kaart zijn Nee der is geen geweld gebruikt door de mensen die ier binnenkomen omda ze denk ik zo bouche bée zijn en van de kaart zijn […]. Syntaxis • Redundant dat Want het is een geweldig team dat da programma eeft gemaakt […].

73

Jonas Van Geel

Fonologie • H-procope Maar euh ma ja nee, we bleven elen tijd... Ik ad, me Ben eb ik al eel veel gewerkt, me Gene ook.

• T-deletie Dad iz een uitdaging die voelt voor mij minder, minder nieuw aan omda de grootste uitdaging was vooral bij 14-18 daar namelijk hoe ga we da doen.

• Der i.p.v. er Ja en der is iets ontstaan op de set waardoor da wij n beetje klein kinderen worden. • Assimilatie - Regressieve assimilatie En dan waz da eigenlijk heel snel beslist van dit gaan we terug doen.

• R-deletie Ma we ebben eigenlijk daar gezien dad et mogelijk is.

• Procope van persoonlijke ‘k Denk dad et vooral voor Studio 100 zelf is want voornaamwoorden zij zetten de uitdaging nog verder, ze zetten de lat nog hoger. Morfologie

• Flexie bezittelijk voornaamwoord En de vraag kwam bij 14-18, wilde met uwen beste vriend in et leven dit spelen als beste vrienden in 14-18 […].

• Flexie van adjectieven Maar euh ma ja nee, we bleven elen tijd.. Ik ad, me Ben eb ik al eel veel gewerkt, me Gene ook.

• Niet-standaardtalig persoonlijk Samenwerken me Frank was eigenlijk zo fijn. Ij voornaamwoord had er al meer mee gewerkt, ikke nie.

• Clitische vormen van persoonlijke En de vraag kwam bij 14-18, wilde met uwen voornaamwoorden beste vriend in et leven dit spelen als beste vrienden in 14-18 […].

Lexicon • Foute uitdrukking i.p.v. ‘de lat hoger ‘k Denk dad et vooral voor Studio 100 zelf is want leggen’ zij zetten de uitdaging nog verder, ze zetten de lat nog hoger.

• Tussenwerpsel Alé ‘k denk dat da, ‘k denk dat da vooral voor ons een uitdaging zal zijn.

74

Syntaxis • Redundant ‘dat’ ‘k Denk dat vooral bij ons terug de uitdaging zal zijn over oe da we die twee broers, […]

• Niet moeten in plaats van ‘niet hoeven’ Ja daar moest ik nie zoveel voor spelen […]

• Fout gebruik ‘doordat’ i.p.v. waardoor Dus het bleef bij ons vaak doorlopen doordat er soms echt mensen wanhopig werden en riepen 'stop alstublieft!'

75

5. Analyse diepte-interviews respondenten

5.1. Percepties

5.1.1. Herkennen uitspraakambassadeurs en provincies

Zoals we al aangaven, probeerden we eerst de percepties van de respondenten te achterhalen. We stelden de respondenten de vraag of ze een idee hadden wie ze net hoorden in het audiofragment en uit welke provincie de mediafiguur afkomstig zou zijn. In onze analyse probeerden we om attitudes en percepties los van elkaar te bespreken. Toch kunnen attitudes en percepties elkaar beïnvloeden. Het viel bijvoorbeeld verschillende keren voor dat respondenten meteen een waardeoordeel koppelden aan hun uiting.

Meestal herkenden de respondenten relatief goed wie er aan het woord was. Dat is op zich niet verwonderlijk aangezien er wordt verwacht dat de tien voorgestelde uitspraakambassadeurs gekende mediafiguren zijn in Vlaanderen. Toch is het opvallend dat Antwerpenaar Matthias Schoenaerts, Limburger Stijn Meuris en Oost-Vlamingen Jurgen Delnaet en Anemone Valcke minder goed worden herkend dan de overige zes uitspraakiconen. Een eerste mogelijke reden hiervoor is dat de respondenten in de diepte- interviews enkel audio te horen krijgen. Het is een uitdagende opdracht om meteen de juiste naam te koppelen aan de stem in de audiofragmenten. Het is denkbaar dat ze die vier uitspraakambassadeurs wel zouden herkennen wanneer ze een videofragment van die persoon te zien zouden krijgen. Bijvoorbeeld, Matthias Schoenaerts is een internationale ster die vaak in Engels- of Franstalige films speelt. Een gevolg hiervan is dat het grote publiek hem zelden Nederlands hoort spreken. Het valt dan ook te begrijpen dat de informanten het moeilijk vinden om zijn stem te herkennen wanneer hij Nederlands spreekt. Een tweede potentiële reden waarom die vier uitspraakiconen dikwijls minder worden herkend, is dat jongeren Jurgen Delnaet, Anemone Valcke en Stijn Meuris misschien minder goed kennen. Na duiding wisten sommige respondenten nog steeds niet wie Jurgen Delnaet en Anemone Valcke zijn. Aan de andere kant, toen we verduidelijkten dat Stijn Meuris of Matthias Schoenaerts net aan het woord waren in het audiofragment, wist elke respondent precies wie ze zijn en wat ze doen. De respondenten vertelden bijvoorbeeld dat Stijn Meuris de zanger was van Noordkaap en dat Matthias Schoenaerts meespeelde in Rundskop.

Verder merkten we op dat een persoon afkomstig uit de provincie Oost-Vlaanderen de stem van Jurgen Delnaet en Anemone Valcke hoogstwaarschijnlijk sneller zou herkennen dan onze eigen West-Vlaamse respondenten. Datzelfde geldt ook voor Limburger Stijn Meuris en Antwerpenaar Matthias Schoenaerts.

76

We konden dat uit ons materiaal afleiden omdat de jongeren telkens de stem van de West-Vlaamse uitspraakambassadeurs Wannes Cappelle en Maaike Cafmeyer herkenden, alsook de provincie waaruit ze afkomstig zijn. Het is logisch dat de West-Vlaamse respondenten meer affiniteit hebben met bekende Vlamingen uit de eigen provincie. In dat licht is het dan ook volkomen normaal dat ze de West-Vlaamse uitspraakambassadeurs sneller herkennen dan een aantal uitspraakiconen uit andere provincies. Wanneer de respondenten het uitspraakicoon in kwestie niet herkenden, werd vaak wel een duidelijk accent in het taalgebruik waargenomen waardoor ze de juiste provincie konden duiden. Ter illustratie, hoewel de stem van Stijn Meuris dikwijls niet herkend werd, linkten de respondenten wel de juiste provincie aan zijn accent. Dat hangt waarschijnlijk ook samen met het feit dat het Limburgse accent, net zoals het West-Vlaamse accent, gemakkelijker te herkennen is dan het Antwerps of Vlaams-Brabants.

Wat ons ook opviel, is dat bepaalde uitspraakiconen vaak verward werden met andere bekende Vlamingen uit dezelfde provincie. Bijvoorbeeld, de informanten haalden de stem van Anemone Valcke vaak door elkaar met die van Gentenaar Frances Lefebure. De respondenten herkenden wel een duidelijk Gents accent, maar dachten toch dat Frances Lefebure aan het woord was. Hoogstwaarschijnlijk heeft dat te maken met het feit dat Frances Lefebure recent aan populariteit heeft gewonnen en meer op televisie te zien is dan Anemone Valcke. Bij het audiofragment van Jonas Van Geel dachten de respondenten dikwijls dat Jelle Cleymans aan het woord was. Jelle Cleymans is afkomstig uit Antwerpen, terwijl Jonas Van Geel opgroeide in Vlaams-Brabant. Dat kan erop wijzen dat de respondenten Antwerps en Vlaams-Brabants gemakkelijk met elkaar verwarren of geen duidelijk afgebakend accent herkennen. Die verwarring valt te begrijpen: het Antwerps en Vlaams-Brabants behoren tot eenzelfde dialectregio. Bovendien zijn ze beide frontmannen van de muziekgroep ‘Cleymans & Van Geel’ en speelden ze een hoofdrol in de musical ‘14-18’ in 2014.

Daarnaast slaagden de respondenten er soms in om de juiste provincie aan te geven omdat ze wisten dat een bepaald uitspraakicoon uit die provincie afkomstig is. Bijvoorbeeld, er werd vaak aangehaald dat het taalgebruik van West-Vlaming Wannes Cappelle slechts gekenmerkt werd door een zeer licht accent waardoor het moeilijk was om de juiste provincie aan te wijzen. Omdat Wannes Cappelle in het audiofragment sprak over zijn muziekgroep Het Zesde Metaal, wisten de respondenten dat Wannes Cappelle aan het woord was. De informanten legden dus een link tussen de muziekgroep Het Zesde Metaal en frontman Wannes Cappelle. Omdat ze nu een idee hadden wie er in het audiofragment sprak, kon de juiste provincie gemakkelijker geduid worden. Dat blijkt uit onderstaand voorbeeld:

77

72.9 I Uit welke provincie denk je dat hij komt? 75.6 77.6 R20 Hmm... Dat is moeilijk. Je hoort wel dat hij moeite doet om heel proper te spreken.82.5 82.5 R19 Ja ik vind dat ook. 85.0 89.7 I Kan je de provincie duiden of niet? 93.2 93.5 R20 Ik vind het moeilijk. Ik denk van niet. 94.2 95.0 R19 Maar ik dacht West-Vlaanderen omdat ik denk dat hij van daar komt, maar ik weet dat niet zeker. 102.9

Hoewel de respondenten tijdens de diepte-interviews verschillende keren aanhaalden dat er bij elke uitspraakambassadeur een zeer licht tot licht of zwaar tot zeer zwaar accent te horen was, bleek uit ons materiaal dat het herkennen van de provincies toch een moeilijke opdracht was. Soms gaven de respondenten aan dat ze niet goed zijn in het herkennen van provincies of kenmerken in het taalgebruik van een bepaald persoon.

1029.8 R17 Ik ken dat dialect [Brabants] niet zo goed. 1032.3 1032.9 R18 Ik ook niet. Ik kan moeilijk iemand plaatsen qua uitspraak bij Brabant denk ik. 1037.6 1037.9 R17 Dries Mertens is ook van Leuven? 1039.1 1040.7 R18 Ik zou eerst tien mensen van Brabant naast elkaar moeten zetten om door te hebben dat het Vlaams-Brabants is. 1048.5 1049.4 R17 Van mij is dat één pot nat Antwerps, Vlaams-Brabants...1052.8 1052.8 R18 Ik vind wel het verschil West-Vlaams, Oost-Vlaams, Antwerpen, Limburg. Die vier kan ik onderscheiden maar Vlaams-Brabant zegt me niet veel. 1058.1 1058.1 R17 Ik ken daar ook niemand. 1059.0

580.0 R3 Het is niet hetzelfde als van Veerle Baetens. 583.4 583.8 R4 Hij is meer een Oost-Vlaming zeker dan? 584.9 585.7 R3 Of misschien Vlaams-Brabant? Dat accent ken ik niet goed. 589.2 589.2 R4 Ik ook niet. 590.2

Eerst en vooral kunnen we afleiden uit bovenstaande voorbeelden dat het herkennen van een bepaald accent een moeilijke opdracht was. Vaak herkenden de respondenten een duidelijk onderscheid tussen een West-Vlaams, Oost-Vlaams, Antwerps en Limburgs accent. Ze hoorden wel een verschil, maar het was toch moeilijk om te duiden wat er precies anders was. Zoals we hierboven al aangaven, bleek het verschil tussen het Vlaams-Brabants en Antwerps het meest vaag. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat het dialect in Antwerpen, Vlaams-Brabant en de Nederlandse provincie Noord-Brabant samen het Brabants dialect vormen. De taal die gesproken wordt in die provincies kent dus heel wat gelijkenissen. Een tweede mogelijke reden is dat de West-Vlaamse respondenten in het dagelijkse leven niet veel in contact komen met Antwerpenaren of mensen uit Vlaams-Brabant. Uiteraard worden ze dagelijks op radio en/of tv geconfronteerd met een gekuiste taal die vaak een Vlaams-Brabantse of Antwerpse invloed kent, maar op

78

zich behoren mensen uit Antwerpen of Vlaams-Brabant zelden tot hun eigen vriendenkring of familie. De verwarring tussen het Antwerps en Vlaams-Brabants kwam vooral tot uiting bij uitspraakambassadeur Jonas Van Geel (cf. supra). Heel wat respondenten waren er namelijk van overtuigd dat hij afkomstig is uit de provincie Antwerpen. De respondenten gaven dikwijls aan dat ze bijna geen accent hoorden in zijn taalgebruik. Daarom vonden ze het een zeer moeilijke opdracht om aan zijn (licht) accent een bepaalde provincie toe te schrijven. Het gevolg was dat verschillende informanten dan maar gokten op de provincie Antwerpen. Dat respondenten het moeilijk vonden om de provincie waaruit de uitspraakambassadeurs afkomstig zijn te duiden, bleek ook uit het feit dat bijna geen enkele infomant kon aangeven uit welke provincie uitspraakicoon Marcel Vanthilt afkomstig is. De respondenten hoorden wel een duidelijk accent, maar schreven het Limburgs accent vaak toe aan het Antwerps of zelfs West-Vlaams. Eerst en vooral is het ietwat vreemd dat sommige informanten dachten dat Marcel Vanthilt afkomstig is uit West-Vlaanderen. Ter illustratie:

966.7 I Kan je de provincie duiden? 967.4 968.0 R7 West-Vlaanderen. 969.2 971.0 R8 'Bluud', wie zegt er nu in West-Vlaanderen 'bluud'? 973.0 973.0 R7 ‘Telefong’ zei hij! En ook heeltijd... ik vond dat zijn 'g' geen 'g' was maar een 'h'. Of niet? 985.1 985.1 R8 Mja... Het is alleszins niet van centraal West-Vlaanderen dat hij komt. 986.9 986.9 R7 Ik vind dat zijn Franse 'r' wel doet twijfelen...991.1 991.4 R8 Is dat dan eerder de kanten van Waregem en zo? 994.8 994.8 R7 Ik weet het niet. Ik vond het echt redelijk West-Vlaams eigenlijk. 1002.0 1002.3 R8 Het was alleszins plat. 1003.8 1004.4 R7 'Me mijnen kop tegen de…'. Alé. 1006.9

Uit bovenstaand voorbeeld leiden we opnieuw af dat het herkennen van talige kenmerken en het koppelen van het accent aan een bepaalde provincie, een moeizame opdracht is. Omdat Marcel Vanthilt de ‘g’ uitsprak als ‘h’ volgens die respondent, dacht hij of zij dat Marcel Vanthilt afkomstig is uit West-Vlaanderen. Hieruit leiden we af dat respondenten er misschien beter in slagen om talige kenmerken te herkennen die typisch zijn aan de eigen provincie. Om verder in te gaan op Marcel Vanthilt, het is enigszins verwonderlijk dat hij werd gekozen als uitspraakicoon van de provincie Limburg aangezien hij niet het prototypische Limburgs vertegenwoordigt dat we bijvoorbeeld kennen van sketches op tv. Hij is namelijk afkomstig uit de Limburgse Kempen. Dat betekent dat zijn accent meer aansluit bij het Kempisch, dat invloeden uit het Vlaams-Brabants en Antwerps heeft. Anderzijds vormt hij wel een goed uitspraakicoon omdat hij het Limburgs uit de Kempen dan weer representeert. Voor mensen uit de Limburgse Kempen kan hij een beter

79

uitspraakicoon vormen dan Stijn Meuris, die afkomstig is uit het noordoosten van de provincie en wel het typische ‘zangerige’ Limburgs bezit.

5.1.2. Label dialect/tussentaal/standaardtaal of iets ertussen?

Een label kleven op het individuele taalgebruik van de uitspraakambassadeurs bleek een moeilijke opdracht voor de respondenten. De West-Vlaamse jongeren vonden het een lastige taak om zelf de grens tussen dialect, tussentaal en standaardtaal te bepalen. Ze stelden zichzelf bijvoorbeeld geregeld de vraag waar de grens tussen dialect, tussentaal en standaardtaal precies ligt. Dat blijkt ook uit het volgende voorbeeld:

938.5 R17 Ja tussentaal. Maar alhoewel, wanneer is het tussentaal en wanneer is het dialect? 942.3 942.7 R18 Ja wat is precies tussentaal? Wanneer plaats je iets op tussentaal, dat vind ik moeilijk. 953.1 953.7 R17 Dialect is echt heel plat denk ik, tussentaal is er iets tussen en standaardtaal is Algemeen Nederlands. 961.6 961.6 R18 Ja er zit wel iets tussen maar ik vind dat het eerder meer standaardtaal is dan de tussentaal die overheerst. 967.5

Met andere woorden, ons onderzoek lijkt de vaststelling van De Caluwe (2009) en Lybaert (2014) te bevestigen. De respondenten herkennen wel gemakkelijk de twee polen – dialect en standaardtaal – maar daartussen onderscheiden ze een zone aan intermediaire varianten. Ze kunnen met andere woorden geen scherp omlijnde tussentaal onderscheiden en lijken geen duidelijk idee te hebben hoe tussentaal er nu precies uitziet. Toch probeerden verschillende respondenten zich een soort talig continuüm of ‘barometer’ voor te stellen waarop de verschillende variëteiten kunnen worden geplaatst:

982.1 R18 Haha we proberen precies een barometer voor ons te zien waar tussen we alles plaatsen! 988.8

Ondanks de moeilijkheid om zelf de grens tussen dialect, tussentaal en standaardtaal te bepalen, slaagden de respondenten erin een label toe te kennen aan het taalgebruik van elke uitspraakambassadeur. Daarvoor werden vaak verschillende gradaties gebruikt zoals ‘iets tussen dialect en tussentaal’ of ‘iets tussen tussentaal en standaardtaal’. De respondenten lijken dus wel te beseffen dat er naast tussentaal, nog andere intermediaire variëteiten bestaan, hoewel ze die niet precies kunnen karakteriseren.

Het taalgebruik van Veerle Baetens, Matthias Schoenaerts, Jurgen Delnaet, Anemone Valcke, Marcel Vanthilt en Adriaan Van den Hoof werd meestal gepercipieerd als tussentaal. De respondenten kenden doorgaans het label tussentaal toe omdat ze het gevoel hadden dat het uitspraakicoon moeite deed om

80

standaardtaal te spreken, maar het ideaal niet haalde. Hieruit kunnen we afleiden dat net zoals in het onderzoek van Lybaert (2014), de inspanningsdimensie een belangrijk criterium is in het percipiëren van taalgebruik. In Lybaerts onderzoek werd ‘moeite doen’ in verband gebracht met een geïntendeerde standaardtaal. Dat komt ook overeen met onze bevindingen: bovenstaande uitspraakiconen leveren wel een inspanning om Algemeen Nederlands te spreken, maar halen die variëteit niet omdat er een duidelijk regionaal accent te herkennen is. Uit onderstaande voorbeelden blijkt dus dat de respondenten waarde hechten aan de inspanningsdimensie en dat ze het moeilijk vinden om zelf te bepalen wanneer een bepaalde uiting tot tussentaal wordt gerekend.

1417.9 R7 Ik vond dat nu wel echt geen mooi AN. 1421.5 1421.9 R8 Dat vond ik ook niet. Maar tussentaal is toch geen mooi AN dat is toch gewoon je best doen. 1427.6 1427.6 R7 Bij tussentaal probeer je toch meer dan dat hij doet. Of ja ik weet het niet. 1431.6 1432.1 R8 Die normen zijn ook gewoon vaag. Ik vind dat al tussentaal. 1436.1

728.7 R13 Voor mij is dat weer gewoon tussentaal. Je hoort het wel dat die mensen moeite doen om alles mooi uit te spreken met hun eigen klank erin. Dus ik zou ook zeggen tussentaal. 749.9

Naast het label tussentaal, werd het taalgebruik van een aantal mediafiguren omschreven als een taalgebruik dat neigde naar standaardtaal. Volgens de respondenten bevond dat taalgebruik zich ergens tussen tussentaal en standaardtaal omdat er bijna geen accent te herkennen was. Vooral het taalgebruik van Wannes Cappelle en Jonas Van Geel werd vaak omschreven als ‘neigend naar standaardtaal’ en ‘zonder herkenbaar accent’. Ook het taalgebruik van Veerle Baetens, Matthias Schoenaerts, Adriaan Van den Hoof, Stijn Meuris en Anemone Valcke werd soms zo gepercipieerd. Ook hier speelde de inspanningsdimensie een grote rol: wanneer uitspraakiconen ‘moeite doen’ werd hun taalgebruik door de respondenten hoger ingeschat. We kunnen afleiden dat het taalgebruik van die uitspraakiconen dus gepercipieerd werd als geïntendeerde standaardtaal, die in realiteit dicht aanleunt bij de standaardtaal. Omdat de respondenten bij Wannes Cappelle en Jonas Van Geel geen of slechts een licht accent herkenden en de inspanningsdimensie werd vervuld, konden we besluiten dat hun taalgebruik aanleunde bij een informele standaardtaal.

Toch benadrukten de respondenten dat ze het taalgebruik van bovengenoemde uitspraakambassadeurs nog niet perfect vonden. Ze gaven namelijk aan dat er geen enkele keer een perfecte standaardtaal te horen was. Daaruit kunnen we opmaken dat er een bepaalde standaardiseringsideologie aan de grondslag van hun uitingen ligt. De respondenten bleken in het algemeen streng wanneer het ging over het toekennen

81

van het label standaardtaal: een perfecte standaardtaal is de taal die je hoort op het nieuws. De respondenten hebben dus wel enig besef hoe de standaardtaal in Vlaanderen eruit ziet. Ter illustratie:

679.4 R6 Ik vind het tussen standaardtaal en tussentaal. Het is nog geen perfect Standaardnederlands zoals bij een journaalanker, maar het is wel een presentator die duidelijk praat en die het gewend is. Er zitten ook weinig stopwoordjes tussen bijvoorbeeld. Hij [Adriaan Van den Hoof] weet wat hij moet zeggen. 701.8 702.8 R5 Ik denk dat het toch meer naar tussentaal gaat dan naar standaardtaal. Het is wel een accent dat je er goed kan uit halen. Ik ben niet goed in het er uithalen van waar het juist komt, maar alé je kan het er wel uit halen. 717.7

De respondenten waren dus van mening dat er in het taalgebruik van de tien uitspraakambassadeurs toch een zeer licht, licht, gemiddeld of zwaar accent te horen was aangezien ze geen enkele keer aangaven dat er een perfecte standaardtaal werd gehanteerd.

Uit de diepte-interviews bleek ook dat het taalgebruik van een aantal uitspraakambassadeurs neigde naar tussentaal, maar die variëteit nog niet helemaal bereikte. Met andere woorden, dat taalgebruik bevindt zich ergens op het continuüm tussen dialect en tussentaal. Het taalgebruik van Maaike Cafmeyer en Stijn Meuris werd meestal gesitueerd tussen dialect en tussentaal. Daarnaast waren enkele respondenten ervan overtuigd dat Maaike Cafmeyer, Stijn Meuris en Marcel Vanthilt dialect spraken in het audiofragment. In het geval van Maaike Cafmeyer, vonden de informanten dat ze wel moeite deed om standaardtaal te spreken. Toch percipieerden een aantal respondenten haar taalgebruik als dialect. De reden hiervoor was dat Maaike het dialectwoord ‘kabatje’ gebruikte, waardoor mensen uit een andere provincie haar misschien niet zouden verstaan. Uit het onderzoek van Lybaert (2014) bleek dat het gebruik van dialectwoorden volgens talige leken één van de typische kenmerken van dialect is. Het is goed mogelijk dat enkele van onze respondenten net daarom Cafmeyers taalgebruik als dialect percipieerden. De inspanningsdimensie werd wel vervuld, maar de respondenten hoorden één dialectwoord en schreven haar taalgebruik daarom hoogstwaarschijnlijk meteen toe aan het dialect. Bijvoorbeeld:

1223.3 R1 Ik denk wel dat ze haar best deed, wetend hoe dat Maaike Cafmeyer spreekt. Als zij op tv komt praat zij ook altijd West-Vlaams. Ik denk wel dat ze haar best deed maar dan maakt ze zo West-Vlaamse woorden Algemeen Nederlands, zoals een 'kabatje' ofzo. 1242.1

Bij Stijn Meuris en Marcel Vanthilt hadden een aantal respondenten het gevoel dat ze beiden niet genoeg moeite deden om standaardtaal te praten. In tegenstelling tot Maaike Cafmeyer, werd de inspanningsdimensie volgens de informanten dus niet vervuld. Bovendien was er volgens die informanten

82

telkens een zwaar regionaal accent te horen. Door die twee redenen werd taalgebruik van Meuris en Vanthilt wel eens als dialect gepercipieerd. Hieruit leiden we af dat enkele respondenten toch een andere perceptie hebben over hoe dialect er precies uitziet. Belangrijk om hierbij op te merken is dat de meerderheid van de respondenten wel beseft dat het taalgebruik van de drie mediafiguren tussentaal of iets tussen dialect en tussentaal is, omdat echt dialect vaak nog ‘platter’ klinkt en tevens aan het uitsterven is. Als de inspanningsdimensie niet wordt vervuld en er dus ‘gewoon’ wordt gesproken, bleek uit het onderzoek van Lybaert (2014) dat respondenten dat soort taalgebruik percipieerden als dialect of ‘spontane’ tussentaal. In ons geval werd het taalgebruik van Stijn Meuris en Marcel Vanthilt door sommige respondenten als dialect gepercipieerd, terwijl anderen een ‘spontane tussentaal’ meer gepast vonden.

5.2. Attitudes

5.2.1. Belang van de vertelsituatie

Hoewel de audiofragmenten zich afspelen in verschillende – spontane en minder spontane – vertelsituaties, vonden de respondenten het taalgebruik van de uitspraakiconen vrijwel altijd gepast naargelang de context van het fragment. Daarbij werden enkele belangrijke opmerkingen gemaakt.

Eerst en vooral leken de respondenten ervan overtuigd dat het taalgebruik in praatprogramma’s op de openbare omroep zoals ‘Van Gils & gasten’ ‘los’ mag zijn. Bijvoorbeeld, Veerle Baetens en Anemone Valcke waren in het audiofragment beiden te gast in de talkshow van Lieven Van Gils. Zoals we hierboven bespraken, werd het taalgebruik van beide actrices meestal als tussentaal gepercipieerd. Het taalgebruik van Veerle Baetens en Anemone Valcke werd in die context positief beoordeeld omdat ze beiden te gast waren in het programma en niet zelf het programma presenteerden. Het taalgebruik van gasten mag dus gerust wat variatie bevatten, terwijl het taalgebruik van presentatoren toch strenger wordt beoordeeld. Presentatoren zouden qua taalgebruik een voorbeeldfunctie vervullen. Daarom verwachten de respondenten dat presentatoren bewust zijn van het eigen taalgebruik en standaardtaal spreken.

Daarnaast is ‘Van Gils & gasten’ een programma dat zich afspeelt in een iets huiselijker en gemoedelijker sfeer, hoewel het een programma is dat uitgaat van de openbare omroep. Een ‘losser’ of ‘vrijer’ taalgebruik werd door de respondenten geaccepteerd omdat de gasten uitgenodigd werden als specialist van een bepaald onderwerp of om hun opinie te delen. Ook wezen de respondenten er soms op dat Veerle Baetens en Anemone Valcke wel ‘beter’ of ‘mooier’ kunnen spreken dan in het beluisterde audiofragment. De

83

achterliggende reden hiervoor was dat ze beiden actrices zijn: ze zijn getraind om goed te spreken. Er werd bijvoorbeeld gewezen op het feit dat Veerle Baetens in films of series veel ‘mooier’ spreekt dan in het beluisterde audiofragment. Die respondenten beseften wel dat ze tijdens het acteren scripts uit het hoofd leert en dat het daarom waarschijnlijk eenvoudiger is om aan het Standaardnederlands vast te houden aangezien ze niet verkeert in een natuurlijke en spontane situatie. Dat leiden we ook af uit het volgende voorbeeld.

402.5 R16 Als ze [Veerle] spontaan spreekt valt het wel meer op. Ik denk dat bijvoorbeeld in films dat ze wel minder die 'hende' [handen] zegt. Ik denk dat ze dan meer de 'a' gebruikt. Storend was het niet. 425.7

In het audiofragment van Maaike Cafmeyer, die te gast was op Joe.fm, werden dezelfde argumenten naar voren geschoven. Haar taalgebruik werd in het algemeen positief beoordeeld omdat ze te gast was op de radiozender en niet de rol van presentatrice vervulde. Bovendien vertelde ze een persoonlijk verhaal waarbij heel wat emoties kwamen kijken. Dat ze waarschijnlijk ‘beter’ kan spreken dan in het beluisterde audiofragment kwam soms ook hier terug. Andere informanten wezen er dan weer op dat ze altijd zo praat en het deel uitmaakt van haar ‘coole’ karakter. Daarnaast kwam de opmerking dat haar taalgebruik wel gepast is op de zender Joe.fm omdat het een onafhankelijke commerciële zender is. Joe.fm is namelijk niet in handen van de openbare omroep. Mogelijk kunnen we hieruit afleiden dat de respondenten het taalgebruik op een openbare omroep strenger beoordelen dan het taalgebruik op een commerciële zender.

Het taalgebruik van Marcel Vanthilt, van wie het audiofragment zich afspeelde in het programma ‘Die Huis’, werd door de respondenten goed onthaald. Zoals daarnet besproken, werd Marcel Vanthilts taalgebruik meestal gepercipieerd als tussentaal. Ook percipieerden sommige informanten zijn taalgebruik als dialect of iets tussen dialect en tussentaal. Opnieuw verkondigden de respondenten dat Marcel Vanthilt meer standaardtalig kan spreken dan in het audiofragment. Hij was immers jarenlang presentator op Eén. Er wordt dus verwacht dat hij het Standaardnederlands vaardig is, maar in de context van het tv-programma ‘Die Huis’ hoefde er geen AN te worden gesproken. ‘Die Huis’ is een humaninterestprogramma waarin de ziel van de bezoeker wordt blootgelegd. Marcel Vanthilt deelde dan ook erg gevoelige en persoonlijke informatie volgens de informanten. Hij vertelde bijvoorbeeld over zijn val en dat hij er vandaag bijna niet meer was. Uit ons materiaal en onderstaand voorbeeld blijkt dat de informanten het dan ook vreemd zouden vinden als Marcel zijn verhaal zou doen in standaardtaal of in een taalgebruik dat neigt naar standaardtaal. Een persoonlijk verhaal vertellen doe je volgens de informanten immers niet in het Standaardnederlands, maar in de taal waarin je je goed voelt. Aangezien de respondenten het taalgebruik

84

van Marcel Vanthilt meestal als tussentaal percipieerden, kunnen we afleiden dat tussentaal meer gepast is in spontane of emotionele situaties dan standaardtaal.

602.2 R12 Dat is ook een nog losser programma eigenlijk dan Van Gils en gasten. 609.5 609.8 R11 Het is een heel persoonlijk programma. Dus dan is dat ook wel ergens... Ik zou het raarder vinden als ze standaardtaal zouden spreken of hun dialect proberen weg te steken want het is zo'n persoonlijke sfeer. Dan mag dat wel. 621.1 621.1 R12 Maar het is nog altijd tussentaal. 625.3 625.5 R11 Uhu. Het is niet plat. Het is niet dat hij [Marcel] met zijn familie babbelt ofzo. Dan denk ik wel dat hij platter zou spreken. 632.1 632.3 R12 Ja het is wel goed voor dat programma de manier waarop hij praat. 635.8

Daarbij verwezen sommige respondenten ook naar het eigen taalgebruik: standaardtaal wordt in een spontane, ‘losse’ situatie, vaak als vreemd ervaren. In het volgende voorbeeld is het niet de persoon zelf die verklaart dat standaardtaal ongemakkelijk aanvoelt in een spontane context, maar de omstaanders. Anders gezegd, de standaardtaal mist spontaniteit. Hieruit kunnen we afleiden dat de zondagspakmentaliteit (Geeraerts 2001) nog steeds actueel is.

186.4 R7 Ja ik denk dat ook wel. Maar dan gaat dat ook wel gemaakt zijn. Ik denk wel dat de mensen die naar mij zouden luisteren dan wel zoiets zouden hebben van 'alé doe eens gewoon', 'praat maar gewoon'. 199.8

Ook wanneer de vertelsituatie bestond uit een interview, werd het taalgebruik van de uitspraakiconen geaccepteerd. Dat was het geval bij uitspraakiconen Wannes Cappelle, Matthias Schoenaerts, Adriaan Van den Hoof, Jonas Van Geel en Jurgen Delnaet. Opnieuw beoordeelden de informanten het taalgebruik positief omdat de uitspraakambassadeurs telkens de rol van geïnterviewde vervulden en niet van interviewer. Van een interviewer lijken de respondenten toch te verwachten dat hij of zij een poging onderneemt om standaardtaal te spreken. Dat kunnen we vergelijken met het bovenstaande gegeven dat het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs in een talkshow minder streng wordt beoordeeld dan het taalgebruik van de presentator. Verder hebben we volgens de informanten opnieuw te maken met een spontane context. Ze lijken dan ook niet de verwachten dat de uitspraakambassadeurs standaardtaal spreken in een interview, aangezien tussentaal veel spontaner aanvoelt. Dat blijkt ook uit het volgende voorbeeld:

1224.6 R5 Hij [Jurgen] wil gewoon een spontaan interview doen en ja als je iets spontaan wil doen, dan gaat dat ook niet om in de standaardtaal te praten. 1236.3

85

Bovendien kwam uit de diepte-interviews ook het idee naar voren dat het mogelijk is dat de uitspraakiconen het eigen taalgebruik aanpassen aan het taalgebruik van de interviewer. In dat geval kunnen we spreken van positieve accommodatie: het uitspraakicoon kan zijn of haar taalgebruik aanpassen aan het taalgebruik van de gesprekspartner om meer vertrouwd of sympathiek over te komen.

1673.0 R12 Wat ik ook aan het denken was, het hangt ook af van waar dat de interviewer afkomstig is. Is hij ook van Antwerpen en ken je die meneer of mevrouw, dan ga je er minder op letten denk ik van ‘oei ik ga mijn accent wegsteken’. Hij of zij gaat het wel verstaan. 1694.9 1694.9 R11 Het is vertrouwder ook é. 1695.5 1695.8 R12 Maar stel het is iemand van West-Vlaanderen en ik ben van Antwerpen, dan zal je misschien rapper overschakelen naar een standaardtaal om het verstaanbaar te maken. Ja het is een twijfelgeval van kan het of kan het niet. 1713.0

Aan de hand van een reclamespot voor De Tuut van Tegenwoordig waarin Stijn Meuris aan het woord was, werd zijn taalgebruik beoordeeld. Meuris’ taalgebruik was gepast in die context omdat hij zich aanpaste aan de doelgroep van de reclamespot: jongeren. Vandaag spreken jongeren volgens de respondenten geen standaardtaal. Daarmee wordt de veronderstelling van De Caluwe (2009) bevestigd dat tussentaal, of in het West-Vlaamse geval een dia- of regiolect, de thuistaal geworden is voor jongeren. Daarom hoefde Stijn Meuris geen standaardtaal te spreken in het fragment. Hier kunnen we opnieuw spreken van positieve accommodatie: Meuris past zijn taalgebruik aan de doelgroep aan. De linguïstische afstand wordt met andere woorden verkleind omdat Meuris waarschijnlijk met opzet geen standaardtaal spreekt. Dat De Tuut van Tegenwoordig een artiest inzette voor de reclamespot, vonden de informanten een slimme zet. Door een persoon uit de muziekwereld aan het woord te laten, komt de boodschap van gehoorschade veel sterker over. Een muzikant hoeft volgens een aantal respondenten bovendien niet zo te letten op zijn taalgebruik omdat zijn muziek belangrijker is dan het taalgebruik van de artiest zelf.

Uit ons materiaal bleek ook dat de respondenten – ongeacht de verschillende vertelsituaties –, naast inspanning, verstaanbaarheid een belangrijke factor vinden in het beoordelen van het taalgebruik van een bepaald uitspraakicoon. Zolang elke Vlaming het taalgebruik in een bepaald programma op tv of radio, in een interview of reclamespot perfect kan verstaan, is er geen probleem voor de informanten. Bovendien hoeft er ook niet altijd standaardtaal op tv te worden gesproken. Uit onderstaand voorbeeld blijkt dat het jammer zou zijn als iedereen altijd perfecte standaardtaal zou spreken omdat elke vorm van variatie dan verloren zou gaan.

86

935.3 R6 Het is natuurlijk ook niet dat je altijd moet afmeten op wat de standaardtaal is. De eerste vraag die je jezelf moet stellen, is of het wenselijk is dat er op tv altijd standaardtaal gesproken wordt. Ik vind het niet erg dat er verschillende dialecten zijn. Bij mij zou het wel kunnen in zo'n situatie, bijvoorbeeld in een interview, omdat ik dat juist charmant vind in beperkte mate dat er daar eigen regionale kenmerken inzitten. Moest iedereen volledig perfecte standaardtaal spreken, zou de variëteit aan taal verliezen. Ik vind dat programma's wel door iedereen moeten worden begrepen en ik denk niet dat er mensen zijn in Vlaanderen die hem [Marcel] niet zouden begrijpen. 990.1

Ook het idee dat kijkers misschien zouden afhaken als er altijd standaardtaal zou worden gesproken op tv kwam aan bod. Zo zou er een barrière kunnen ontstaan tussen kijker en presentator. Om een bepaalde band op te bouwen met de kijkers hoeft er dus niet altijd standaardtaal worden gesproken. Daaruit kunnen we opnieuw afleiden dat standaardtaal wel gepast is in serieuze en formele situaties, maar niet in een spontane context of gesprek. Net zoals in het onderzoek van Lybaert (2014) wordt standaardtaal in ons materiaal vaak geassocieerd met ‘stijfheid’: er moet binnen de lijntjes gekleurd worden waardoor het bijna onmogelijk is om via standaardtaal een deel van de persoonlijkheid uit te drukken. De Vlaming heeft immers geleerd dat standaardtaal geen variatie kent. Om persoonlijke emotie uit te drukken, schakelt de doorsnee Vlaming meteen een niveau lager en gebruikt hij tussentaal. Tussentaal is met andere woorden een tool voor identiteits- en intimiteitsprofilering. Daarbij komen we tot dezelfde vaststelling als Lybaert (2014:342). Er is namelijk sprake van een situationele diaglossie “waarbij AN voor sommige situaties de meest (of enige) geschikte variëteit is, maar tegelijk niet noodzakelijk wordt geacht voor veel situaties en voor sommige situaties zelfs als minder geschikt of onwenselijk wordt beschouwd”.

Tijdens de diepte-interviews werd ook benadrukt dat de keuze voor het taalgebruik iets is dat automatisch gebeurt. De uitspraakambassadeurs zouden er niet bij stilstaan welke variëteit ze nu het best gebruiken, maar een soort buikgevoel volgen. In dat geval kunnen we hoogstwaarschijnlijk spreken van een situationele code-switch (Giesbers 1989:3). De uitspraakambassadeurs passen onbewust het taalgebruik aan afhankelijk van de situatie waarin ze verkeren. Daarbij verwees respondent 13 ook naar zijn/haar eigen ervaringen: in een formele situatie past hij/zij zijn/haar taalgebruik automatisch aan.

2740.5 R13 Ik denk dat dat voor de meeste mensen een automatisme is. Voor de meeste mensen die hebben gestudeerd is dat precies een automatisme. Is dat dan omdat je er meer mee geconfronteerd wordt omdat je weet dat je later gaat solliciteren? Ja als ik tegen jullie babbel, dan is dat anders dan dat ik zelf sollicitatietechnieken aanleer. Dat is anders, dan kan ik ook mooi spreken en dan denk ik zelf niet na dat ik mooi moet spreken, het is een automatisme. Ik denk dat dat voor die mensen ook zo is. Dat is automatisch, er is niemand die zegt van nu moet je mooi spreken. Dat is automatisch.2778.9

87

5.2.2. Besef van de eigen afstand tot standaardtaal en een nieuwe mindset

De vaststelling van De Caluwe (2009) dat West-Vlaamse jongeren enig besef hebben van de eigen afstand van het dia- of regiolect ten opzichte van de standaardtaal, kwam ook tot uiting in onze diepte-interviews. Wanneer de West-Vlaamse respondenten de fragmenten van Wannes Cappelle en Maaike Cafmeyer beluisterden, beseften ze dat er vaak veel ‘platter’ West-Vlaams wordt gesproken dan in die fragmenten:

104.6 R3 Hij [Wannes] praat echt mooi en doet zijn best. Soms als ik naar tv kijk en ik zie West-Vlamingen, dan denk ik je mag toch een beetje meer je best doen want ze gaan weer zeggen van ja, ‘West-Vlamingen zijn zo plat'. 119.2

West-Vlaams krijgt vaak het label ‘plat’ en ‘boers’ opgeplakt en daar zijn de respondenten zich goed van bewust. Zelf vinden de informanten een West-Vlaams accent of West-Vlaamse tussentaal op radio en/of tv aangenaam omdat ze zelf zo spreken. Ze lijken vooral de reacties van mensen uit andere provincies te hekelen. Ze kunnen er enigszins begrip voor opbrengen dat mensen uit andere provincies West-Vlaamse tussentaal of het West-Vlaams dia- of regiolect minder ‘goed’ of ‘mooi’ vinden omdat ze door bepaalde dialectwoorden hoogstwaarschijnlijk niet alles even vlot begrijpen (cf. 5.1.2.). Enigszins is het toch opvallend dat de respondenten enkel het taalgebruik van West-Vlaming Maaike Cafmeyer en Limburger Stijn Meuris meestal beoordelen als iets tussen dialect en tussentaal. Ook Marcel Vanthilt kreeg wel eens het label dialect of iets tussen dialect en tussentaal opgeplakt, maar in mindere mate. Daarmee bevestigen de respondenten het idee dat dia- en regiolecten in de twee uiterste provincies van het land nog het meest vitaal zijn. Bovendien wijst dat erop dat de informanten beseffen dat er in de thuisprovincie West- Vlaanderen vaak een dia- of regiolect wordt gesproken.

De West-Vlaamse jongeren zijn het vooral beu dat een West-Vlaming altijd meer moeite moet doen om mooi en verstaanbaar te spreken dan een persoon uit Antwerpen of Vlaams-Brabant. Dat heeft volgens hen ook te maken met het idee dat het Antwerps of Vlaams-Brabants – Brabants met andere woorden – van nature meer aanleunt bij het Algemeen Nederlands. Een Antwerpenaar hoeft bijvoorbeeld minder moeite te doen om goed te spreken omdat hij doordrongen is van het idee dat hij al goed spreekt. Daarom vinden de West-Vlamingen het niet altijd eerlijk dat zij een grote inspanning leveren terwijl een Antwerpenaar dat vaak niet doet en zijn taalgebruik toch positiever wordt beoordeeld door de Vlaming. Ter illustratie:

358.4 R6 Ik vind dat iemand van Antwerpen, dat het Antwerps als dialect dichter bij de Standaardtaal staat dan het West-Vlaams. In die zin dat de vocabulaire van een Antwerpenaar vele woorden heeft die

88

gelijk zijn met het Standaardnederlands, terwijl het West-Vlaams toch een aantal woorden heeft die er ver van af staan die historisch gegroeid meer verwant zijn met het Frans bijvoorbeeld. Ik vind dat zij [Veerle] nu niet beter Standaardnederlands babbelt dan een algemene persoon uit Antwerpen. 394.2 394.8 R5 Inderdaad. Ze staat er gewoon al dichter bij en daardoor gaat ze minder moeite doen. Maar eigenlijk is dat ook niet de bedoeling. Wij doen ook moeite en het is misschien minder dat het lukt, maar uiteindelijk moet zij ook moeite doen, ook al staat ze er dichter bij. Als je het zo bekijkt, is het inderdaad minder goed. 419.5

De mindset van de Vlaming is volgens de respondenten dan ook dat het Vlaams-Brabants of Antwerps beter klinkt dan het West-Vlaams omdat het van nature meer zou aanleunen bij het Standaardnederlands. Het één en ander heeft ook te maken dat het Brabants de taal is die het vaakst wordt gesproken op radio en tv. Bovendien spreken ook heel wat andere BV’s naast Veerle Baetens, Matthias Schoenaerts, Adriaan Van den Hoof en Jonas Van Geel Brabantse tussentaal of met een Brabants accent. Aangezien bekende Vlamingen qua taalgebruik een niet te onderschatten leidende rol spelen in Vlaanderen, is het dan ook logisch dat de taal van een persoon uit Vlaams-Brabant of Antwerpen in het algemeen beter aanvaard wordt, hoewel er vaak een duidelijk accent te herkennen is. De respondenten besluiten daarop dat voor veel Vlamingen de Brabantse tussentaal of het Brabants accent de nieuwe standaard geworden is. Het is de nieuwe mindset die dominant is in Vlaanderen.

5.2.3. Intermediair taalgebruik op school

De talige normonzekerheid van leerkrachten vormt een belangrijk uitgangspunt in het pleidooi van Grondelaers, Delarue en De Sutter (2017) voor een nieuwe standaardtaaldynamiek in Vlaanderen. Het is voor de taaldocent onduidelijk of hij moet blijven vasthouden aan het VRT-Nederlands, een strak genormeerde variëteit die bijna niemand spreekt, of een vitalere maar gestigmatiseerde variëteit moet spreken in de klas zoals tussentaal. Uit het onderzoek van Lybaert (2014) bleek al dat talige leken verwachten dat er standaardtaal wordt gesproken in de klas, terwijl dat niet overeenstemt met de talige realiteit. In dat opzicht vroegen we de respondenten of het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs, dat het hele intermediaire continuüm bestrijkt, gepast zou zijn in de schoolcontext. Op die vraag waren de antwoorden erg gevarieerd.

Eerst en vooral viel het ons op dat de West-Vlaamse jongeren nog heel wat belang hechten aan standaardtaal op school. De respondenten verwachten dat leerkrachten hun beste beentje voorzetten om

89

zo goed mogelijk te spreken voor de klas. Vooral van docenten Nederlands wordt er aangenomen dat zij het goede voorbeeld tonen aan jongeren. Ze zijn immers opgeleid om correct Standaardnederlands te spreken. Onze West-Vlaamse respondenten haalden verschillende redenen aan waarom standaardtaal op school zo belangrijk is. Een eerste reden is dat de school volgens de respondenten de enige plek is waar jongeren nog standaardtaal leren spreken want “waar moeten ze het anders leren?”. De respondenten lijken dus te verwachten dat leerkrachten jongeren standaardtaal of iets in de richting van standaardtaal leren spreken. Dat wijst erop dat jongeren vandaag in het dagelijkse leven zelden geconfronteerd worden met situaties waarin ze standaardtaal moeten spreken, aangezien ze het nog moeten leren op school. Ten tweede wezen de informanten op het multiculturele aspect van de samenleving. Het kan niet de bedoeling zijn dat een allochtone leerling leerachterstand oploopt omdat de leerkracht niet goed te verstaan is. Die redenering maakt volgens Lybaert & Delarue (2017:156-157) deel uit van de argumenten die door talige leken telkens worden aangehaald in het antitussentaaldebat: er zou geen ongelijkheid meer zijn als iedereen Standaardnederlands zou spreken.

Anderzijds beseften de respondenten wel dat het erg moeilijk is om standaardtaal te spreken voor de klas. Om tot die vaststelling te komen, blikten de respondenten terug naar de eigen middelbare schoolcarrière. Ze lijken in te zien dat hun (taal)leerkrachten geen perfecte standaardtaal spraken. Dat blijkt uit het volgende voorbeeld.

1469.3 R11 Maar ja. In het middelbaar in Torhout dan, waar ze [Maaike] zelf ook heeft gezeten, alle leerkrachten praten zo. Soms is het zelfs nog platter. Dat wordt daar wel geaccepteerd binnen de context. Binnen het grondgebied van West-Vlaanderen kan het bijvoorbeeld wel. Maar stel nu dat er zo iemand prof zou zijn aan de universiteit dan… 1490.6 1491.2 R12 In Torhout praten die zo? 1491.6 1492.0 R11 Ja, in Torhout praten die zeker zo! 1494.1

Toen we het belang van de vertelsituatie aankaartten, wezen we erop dat een verhaal vertellen in standaardtaal praktisch onmogelijk is. Standaardnederlands voelt namelijk veel te stijf en formeel aan. Datzelfde geldt ook in de context van het onderwijs. De respondenten zagen in dat lesgeven, een verhaal vertellen is. Daarom is het erg moeilijk om te blijven vasthouden aan de standaardtaal. Ook in situaties waarin de docent snel moet anticiperen, zal er snel worden overgeschakeld naar de taal waarin hij/zij zich het best in kan uitdrukken. Verder geven de respondenten aan dat een band creëren met leerlingen moeilijk is in standaardtaal. Als er altijd standaardtaal in de klas zou worden gesproken, zou er een afstand tussen de leerkracht en leerlingen ontstaan. Het is net de bedoeling dat de docent erin slaagt die afstand te

90

overbruggen en dat doet hij het best in de taal van de leerlingen. Dat er niet altijd standaardtaal in de klas moet worden gesproken, kunnen we vergelijken met het gegeven dat standaardtaal volgens de respondenten niet altijd gepast is op radio en/of tv. Standaardtaal voelt in beide contexten vaak te formeel en stijf aan; zoals een zondagspak.

1117.7 R17 Ik denk dat er veel kan in het onderwijs. Dat het niet altijd standaardtaal moet zijn. 1122.2 1122.2 R18 Die spontaniteit moet er wel nog altijd in zitten als je lesgeeft. Dus er zullen misschien wel altijd dialectische klanken tussen zitten of tussentaal, maar je moet altijd streven naar een mooie uitspraak, naar de standaardtaal. Ik vind dat hij [Adriaan] wel een voorbeeld is van iemand die zijn best doet en dingen mooi uitspreekt, maar nog kleine dialectische klanken in zijn taal gebruikt. Dus voor mij kan dat opnieuw, een beetje zoals hetgeen wat we daarnet gezien hebben. 2982.0

Verder bleek het taalgebruik in het onderwijs ook afhankelijk van een aantal contextuele factoren. De respondenten verduidelijkten dat de gepastheid van het taalgebruik van de uitspraakiconen verschilt van provincie tot provincie. Bijvoorbeeld, in het geval van Maaike Cafmeyer vonden de respondenten het taalgebruik wel gepast in een West-Vlaamse klas, maar minder in andere provincies. In de eigen provincie kan het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs wel omdat het vertrouwd zou aanvoelen. Als Maaike Cafmeyer voor de klas zou staan in Limburg, is het begrijpelijk dat niet alle leerlingen haar goed zouden verstaan. Ook in het geval van Stijn Meuris vonden de respondenten dat zijn taalgebruik het best past voor een Limburgse klas en minder voor een West-Vlaamse. Het taalgebruik van andere uitspraakiconen zoals Jonas Van Geel en Wannes Cappelle, dat volgens de respondenten neigde naar standaardtaal, zou wel geaccepteerd worden in andere provincies omdat ze vlot verstaanbaar zijn, geen of een zeer licht accent hebben en een inspanning leveren om ‘mooi’ te praten.

Ook het onderscheid tussen lager, middelbaar en hoger onderwijs bleek een belangrijke contextuele factor. Het taalgebruik in het lager en middelbaar onderwijs mag wat ‘losser’ zijn aangezien er wordt verwacht van leerkrachten dat ze een vertrouwensband met de leerlingen opbouwen. Zoals we daarnet al vermeldden, om een band op te bouwen voelt de standaardtaal vaak te formeel en stijf aan. In het hoger onderwijs daarentegen verwachten de respondenten wel dat de docent of professor zo goed mogelijk standaardtaal spreekt. De boodschap of de leerstof van het college werd een stuk belangrijker geacht dan de vertrouwensband met de docent. We konden ook afleiden dat een docent aan de hogeschool of universiteit autoriteit en professionaliteit moet uitstralen. Een aantal respondenten haalde bijvoorbeeld aan dat als er in het taalgebruik van een professor tussentaal of een duidelijk regionaal accent te herkennen zou zijn, er heel wat commentaar van studenten zou komen.

91

212.8 R10 Het hangt ook af van de leeftijdscategorie. Ik denk dat als het lagere schoolkinderen zijn dat je misschien met een tussentaal een betere band kan creëren, terwijl aan de hogeschool moet je toch wel autoriteit uitstralen. 231.4

Verder waren de respondenten van mening dat de studierichting van leerlingen in het middelbaar onderwijs ook een rol kan spelen. In een TSO- of BSO-klas is het mogelijk dat een docent zijn taalgebruik sneller zal aanpassen omdat perfecte standaardtaal mogelijk weinig effect heeft op die leerlingen. Een informant haalde bijvoorbeeld aan dat er groot verschil is als de leerkracht zegt: “'gasten, we gaan dat doen' in plaats van 'dag jongens en meisjes vandaag gaan we...'”. Soms is het noodzakelijk dat een docent zich sympathieker profileert om dichter te staan bij de leerlingen. Op die manier heeft de docent waarschijnlijk ook meer grip op de klas. Dat doel wordt vaak bereikt door de linguïstische afstand te verkleinen: de docent assimileert het eigen taalgebruik aan dat van de leerlingen. In dat geval spreken we opnieuw van positieve accommodatie.

Kortom, de West-Vlaamse jongeren leken een dubbel standpunt in te nemen. Er wordt van docenten en vooral van taalleerkrachten Nederlands verwacht dat ze hun best doen om standaardtaal te spreken, afhankelijk van de eigen capaciteiten. Als de beste taal van een leerkracht tussentaal is, dan kan dat in die context. Anderzijds is er het besef dat lesgeven en simpelweg een band opbouwen met leerlingen niet lukt in standaardtaal. Verder beoefenen enkele contextuele factoren zoals de provincie, het onderscheid tussen lager, middelbaar en hoger onderwijs en de opleidingsgraad in het middelbaar onderwijs, een belangrijke invloed uit op het taalgebruik in de klas.

5.2.4. Uitspraakambassadeurs als voorbeeldfiguur?

Toen we het artikel van de taalkundigen Grondelaers, Delarue en De Sutter (2017) in detail bespraken (cf. 2.6.2.), bespraken we al dat ze radicale de-ideologisering voorstellen: het beste taalgebruik van een aantal mediafiguren moet een nieuw haalbaar voorbeeld van standaardtaal vormen voor de Vlaming. Het taalgebruik van de tien voorgestelde BV’s vormt een voorbeeld omdat ze over een groot aantal registers beschikken waar ze wendbaar tussen kunnen switchen. De tien uitspraakambassadeurs zijn dus in staat een creatieve en spontane standaardtaal – met herkenbaar regionaal accent – te produceren in formele(re) contexten. Bovendien bezitten de uitspraakiconen traditioneel en modern prestige waardoor hun taalgebruik op meer navolging zou kunnen rekenen dan het superieure taalgebruik van nieuwsankers. Het

92

taalgebruik van de uitspraakiconen zou jongeren dus stimuleren om variëteiten die ze reëel beheersen ook in te zetten in hun dagelijkse omgang.

Met het bovenstaande in het achterhoofd, vroegen we ons af of jongeren het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs effectief als een na te volgen voorbeeld zagen. Daarom vroegen we de West- Vlaamse respondenten of het taalgebruik van de West-Vlamingen Wannes Cappelle en Maaike Cafmeyer een voorbeeld kan zijn voor West-Vlaamse jongeren en of ze zelf zo willen spreken. Daarnaast stelden we de respondenten een hypothetische vraag om de evaluaties over het taalgebruik van uitspraakambassadeurs uit andere provincies te achterhalen. Bijvoorbeeld: “Stel, je bent afkomstig uit de provincie Antwerpen, zou het taalgebruik van Matthias Schoenaerts of Veerle Baetens een voorbeeld kunnen zijn?” of “Zou je willen spreken zoals Matthias Schoenaerts als je afkomstig zou zijn uit de provincie Antwerpen?”. Opnieuw was het antwoord op die vraag gevarieerd en afhankelijk van een aantal factoren.

De respondenten benadrukten meteen dat sommige personen in een bepaalde provincie al spreken zoals het voorgestelde uitspraakicoon. Daarom zou die mediafiguur minder goed als voorbeeld kunnen dienen voor die bepaalde groep mensen. Ter illustratie:

534.1 R20 Ik denk dat ze daarvoor niet speciaal genoeg haar taal, ja formeler, aanpast. Ik denk dat er anderen zijn die beter standaard kunnen praten dan zij [Veerle]. 552.5 552.5 R19 Ik vind dat ook. 553.5

Anderzijds beseffen de respondenten wel dat voor andere individuen, die minder goed of ‘platter’ spreken dan de mediafiguur in kwestie, dat taalgebruik wel een goed voorbeeld kan zijn. Daarnaast wees een aantal informanten erop dat een taalgebruik dat naar standaardtaal neigt dan weer te veraf staat voor een bepaalde groep mensen en dus niet haalbaar is. Bijvoorbeeld, we bespraken hierboven (cf. 5.1.2.) al dat het taalgebruik van Maaike Cafmeyer en Stijn Meuris meestal werd gepercipieerd als iets tussen dialect en tussentaal. Voor bepaalde West-Vlamingen of Limburgers die dikwijls nog dialect spreken, kan Maaikes of Stijns taalgebruik een goed voorbeeld zijn van een taalgebruik dat gepast is in een formele situatie. Voor West-Vlamingen die eerder een regiolect of West-Vlaamse tussentaal spreken, kan het taalgebruik van Wannes Cappelle – dat gepercipieerd werd als een informele standaardtaal – wel een goed voorbeeld zijn van een taalgebruik dat gepast is in formele situaties. Diezelfde redenering vinden we terug bij Anemone Valcke, Veerle Baetens, Matthias Schoenaerts en Adriaan Van den Hoof. Daarnet gaven we al aan dat het taalgebruik van Stijn Meuris meestal werd gepercipieerd als iets tussen dialect en tussentaal. Van de overige

93

vier bekende Vlamingen dachten de respondenten dat ze tussentaal spraken. Voor een bepaalde groep mensen, van wie het taalgebruik zich dus op een lager niveau situeert, kan het taalgebruik van de mediafiguren een goed voorbeeld zijn. Voor andere personen die even goed of zelfs ‘beter’ spreken dan de uitspraakambassadeurs, kan het taalgebruik niet als voorbeeld fungeren. Bijvoorbeeld:

1939.9 I Kan hij [Matthias] een voorbeeldfiguur zijn qua taalgebruik in Antwerpen? 1945.7 1946.2 R14 Ja hij is daar de god in Antwerpen waarschijnlijk. 1949.5 1950.0 R13 Ja ik vind, jij misschien nu niet, dat moest iedereen zo praten in Antwerpen, ik zou daar geen probleem mee hebben. 1959.7 1959.9 R14 Ja maar ze spreken allemaal zo in Antwerpen nu. Dus ja! 1963.4 1964.1 R13 Ik weet het niet. Ik heb van andere mensen toch wel het gevoel dat dat veel uitgesprokener is. 1968.8

Toen we in 5.2.1. het belang van de vertelsituatie duidden, bespraken we al dat de respondenten ervan overtuigd waren dat sommige mediafiguren beter konden spreken dan in het beluisterde fragment. Dat was het geval bij Veerle Baetens, Anemone Valcke en Marcel Vanthilt. Dat gegeven kwam ook hier terug. De respondenten wezen erop dat die drie mediafiguren in het audiofragment niet echt hun best deden om ‘mooi’ te spreken. De inspanningsdimensie bleek met andere woorden niet vervuld. Daarom vonden sommige respondenten Veerle Baetens, Anemone Valcke en Marcel Vanthilt minder gepast als uitspraakiconen. Als ze wel beter hun best zouden doen, kunnen ze volgens de informanten wel als voorbeeld van de eigen provincie dienen. Hierbij is het belangrijk om te benadrukken dat we in ons onderzoek niet altijd de meest formele vertelsituatie kozen als audiofragment voor de diepte-interviews. Grondelaers, Delarue en De Sutter (2017) stellen een rehabilitering aan de meest formele pool van het continuüm voor, maar ze benadrukken ook dat de uitspraakambassadeurs over een groot aantal registers beschikken. Dat de uitspraakiconen over verschillende registers beschikken, kunnen we bevestigen aangezien de informanten verschillende keren erop wezen dat Veerle Baetens, Anemone Valcke en Marcel Vanthilt beter kunnen spreken dan in het beluisterde fragment. Vervolgens kunnen ze dan wel fungeren als voorbeeldfiguur. Bovendien kunnen de uitspraakiconen omdat ze over een groot aantal registers beschikken, voor sommige mensen een voorbeeld vormen wanneer ze tussentaal spreken, en voor andere mensen wanneer ze standaardtaliger spreken.

We bespraken al dat het taalgebruik van West-Vlaming Wannes Cappelle en Vlaams-Brabander Jonas van Geel volgens de respondenten het meest neigde naar standaardtaal. De respondenten herkenden in het taalgebruik van die twee uitspraakambassadeurs dan ook bijna geen accent. Die veronderstelling werd bevestigd aangezien het taalgebruik van Wannes Cappelle en Jonas Van Geel volgens de respondenten in

94

formele situaties een voorbeeld kan vormen voor alle Vlamingen en niet enkel voor West-Vlamingen en Vlaams-Brabanders. Daarnaast benadrukten de informanten dat ze niet altijd op die manier willen spreken. Het taalgebruik van Wannes Cappelle vinden de respondenten wel gepast in een formele situatie zoals een presentatie, maar in een conversatie met vrienden willen de West-Vlaamse jongeren toch liever spreken zoals ze altijd doen. Daaruit kunnen we opnieuw afleiden dat de standaardtaal of zelfs taalgebruik dat neigt naar standaardtaal, snel te formeel of stijf aanvoelt in informele contexten. Volgens de respondenten hoeft er dus niet altijd standaardtaal worden gesproken. Dat blijkt ook uit het volgend voorbeeld.

169.9 R17 Ik zou het willen kunnen als ik een presentatie zou moeten geven, maar in het dagelijks gebruik hoeft dat niet. 177.2

De respondenten wezen er ook op dat het taalgebruik van Anemone Valcke wel erg Gents is. Uit onderstaand voorbeeld blijkt dat ze wel als uitspraakambassadeur van de stad Gent zou kunnen dienen, maar niet als voorbeeld voor de hele provincie Oost-Vlaanderen omdat er toch een erg sterk accent te horen is in haar taalgebruik.

2334.3 R12 Ik denk enkel regio Gent, dan zou ik zo willen spreken. Voor Sint-Niklaas of ergens anders, dat ze al denken van neen. Het is dan minder gepast. 2355.8

Ook kwam er bij een klein aantal informanten opnieuw een standaardiseringsideologie naar voren. Die respondenten bleven benadrukken dat de mediafiguren nog niet ‘perfect’ genoeg spraken en er verbetering mogelijk is. Ze willen wel spreken zoals het uitspraakicoon in kwestie, maar telkens is er toch nog verbetering mogelijk omdat er een licht tot zwaar accent te horen was en het taalgebruik dus geen ‘perfect’ Algemeen Nederlands is. Daaruit leiden we opnieuw af dat de respondenten wel een idee hebben hoe de standaardtaal eruit moet zien. De West-Vlaamse respondenten lijken met andere woorden nog waarde te hechten aan de standaardtaal, hoewel ze beseffen dat die onhaalbaar is.

95

6. Analyse diepte-interviews uitspraakambassadeurs

We besloten om de drie interviews met de uitspraakambassadeurs Stijn Meuris, Marcel Vanthilt en Jurgen Delnaet met elkaar te vergelijken. Bovendien probeerden we waar mogelijk de bevindingen terug te koppelen aan de analyse van de diepte-interviews met de twintig West-Vlaamse respondenten. Net zoals bij de analyse van de diepte-interviews met de West-Vlaamse jongeren, confronteerden we de verschillende meningen van de mediafiguren over hetzelfde onderwerp met elkaar. Die methode levert ons meer kennis op dan louter verslag te doen van de verschillende interviews.

6.1. Bewust van het eigen taalgebruik

Eerst en vooral wilden we de reactie achterhalen van Stijn Meuris, Marcel Vanthilt en Jurgen Delnaet over het feit dat ze in een taalkundig artikel worden voorgesteld als uitspraakambassadeurs van een creatieve en spontane standaardtaal die in formele contexten zou moeten worden gesproken. In het algemeen waren de drie bekende Vlamingen aangenaam verrast of zelfs verbaasd. Toch waren niet alle stemmen even positief. Jurgen Delnaet verklaarde dat hij het wat beangstigend vindt om als norm te worden voorgesteld:

51.4 I Ja. Wat vindt u daarvan? Voelt u zich vereerd? 56.2 56.5 J Ja dat is prettig natuurlijk. Alé ik bedoel het is ook beangstigend als je als norm wordt genoemd en gehanteerd. Ik kan alleen maar zeggen dat ik mij bewust ben van hoe ik spreek. Ik heb uw vragenlijstje nog eens overlopen en ik ben mij zeer bewust van hoe ik spreek. In het openbaar, ik bedoel eigenlijk altijd, constant, maar zeker in het openbaar nog meer. In een interviewcontext of als er mensen meeluisteren, […]. 93.7

Uit bovenstaand voorbeeld kunnen we afleiden dat Jurgen Delnaet wel degelijk bewust is van hoe hij spreekt. Hij benadrukt dat hij consequent sleutelt aan zijn eigen taalgebruik, maar toch nog niet helemaal tevreden is. Uit onderstaand voorbeeld blijkt dat de inspanningsdimensie bij Jurgen wordt vervuld, maar dat hij goed beseft dat hij het ideaal (nog) niet heeft bereikt. Jurgen Delnaet beschouwt het eerder als een beloning voor zijn inspanningen dat hij wordt voorgesteld als uitspraakicoon.

243.2 I Vindt u zelf dat u perfect standaardtaal spreek of? 250.9 250.9 J Nee. Ik probeer dat wel na te streven, ik streef dat nog steeds na. Maar het lukt niet, het lukt me nog steeds niet. Ik moet nog meer oefenen. Haha. 259.5

96

Uit het volgende fragment blijkt dat ook Marcel Vanthilt erg bewust bezig is met zijn taalgebruik. Hij lijkt aan te geven dat hij door zijn radio- en televisiewerk op een bepaalde manier wel verplicht is om te letten op zijn taal. Net zoals de West-Vlaamse respondenten geeft Marcel Vanthilt aan dat presentatoren op de openbare omroep een voorbeeldfunctie vervullen qua taalgebruik. Vanthilt vermeldt niet welk label hij zelf zou plakken op zijn taalgebruik, maar aangezien hij een hekel heeft aan tussentaal (cf. 6.4.) en hamert op de voorbeeldfunctie van presentatoren, kunnen we afleiden dat hij van zichzelf vindt dat zijn taalgebruik neigt naar standaardtaal of standaardtaal is.

170.6 M Ja natuurlijk. Bijna in alles é. Ik wil zeggen, ik verdien al jaren mijn kost door dingen te doen op radio en televisie. En dat is voornamelijk door middel van te spreken haha. Dat is allemaal taal natuurlijk. En daarnaast, of zeker even belangrijk, maak ik liedjesteksten. Dat is allemaal taal. Dat is spelen met woorden. Ik denk over taal als een oneindige legodoos. Je kan blijven uit diezelfde blokjes andere uitspraken vormen. Ik vind dat echt geweldig. Echt fantastisch. 213.9

Net zoals Jurgen Delnaet en Marcel Vanthilt, is Stijn Meuris doelbewust bezig met taal en het eigen taalgebruik. Hij omschrijft zichzelf als iemand die standaardtaal probeert te spreken zonder te veel moeite te doen. Meuris levert met andere woorden wel een inspanning, zonder zich té veel in te spannen. In tegenstelling tot Stijn Meuris zelf, vonden de West-Vlaamse jongeren dat hij in het audiofragment niet echt moeite deed om ‘goed’ en ‘mooi’ te spreken. De respondenten waren er zelfs van overtuigd dat de inspanningsdimensie niet werd vervuld. Toch blijft Stijn Meuris vasthouden aan de overtuiging dat hij wel een inspanning levert en zich uitdrukt in het Algemeen Nederlands:

87.6 S Wel ik denk dat ik iemand ben die probeert, maar zonder te veel moeite te doen, die probeert een soort AN - en ik weet zelfs niet of die term nog actueel is - maar ik probeer mij verstaanbaar uit te drukken. En uiteraard zullen daar Limburgse accenten in zitten want ik ben oorspronkelijk van Overpelt, dat is noord-Limburg. Ik woon al heel lang in , in het centrum van de provincie, maar ongetwijfeld zullen daar ook wel klanken in zitten die verwijzen naar mijn geboortestreek. Los daarvan doe ik wel moeite om dat in het Algemeen Nederlands te doen. Ik ben altijd schrijver geweest, journalist geweest, dus het leek me maar logisch dat ik mij uitdruk in het Nederlands, natuurlijk het Standaardnederlands. Nu zeg jij, het is een taal die voor velen onhaalbaar is. 153.9

Uit het verder verloop van het interview konden we afleiden dat Stijn Meuris geen idee heeft hoe tussentaal er precies uitziet. Net zoals de West-Vlaamse respondenten (cf. 5.1.2.), bevestigt Meuris de veronderstelling van De Caluwe (2009) en Lybaert (2014): talige leken onderscheiden een continuüm aan intermediaire varianten tussen dialect en standaardtaal en hebben geen idee hoe tussentaal er precies uitziet. Dat blijkt uit het volgende fragment.

97

413.7 I Oké. Denkt u dan zelf dat u eerder een soort taalgebruik hanteert dat meer aansluit richting standaardtaal of tussentaal? 425.5 425.8 S Neen, standaardtaal. Ik moet eerlijk zeggen, u spreekt met een bepaalde academische kennis over die termen. Maar ik weet bijvoorbeeld niet wat tussentaal is. Ik vermoed dat dat een mengeling is van standaardtaal met lokale dialectelementen. Als je dat als norm hanteert, dan spreken we allemaal tussentaal. 453.6

In tegenstelling tot de respondenten, die wel duidelijk wisten hoe de Nederlandse standaardtaal gekarakteriseerd wordt, lijkt Meuris ook een vaag beeld te hebben over standaardtaal. Meuris lijkt standaardtaal te percipiëren als een soort taalgebruik waarin een (licht) accent wordt getolereerd. Dat konden we afleiden omdat hij ervan overtuigd is dat hij standaardtaal spreekt, hoewel hijzelf en de respondenten een duidelijk Limburgs accent herkennen in zijn taal. Stijn lijkt er zeker van te zijn een creatieve en spontane standaardtaal met regionaal accent te spreken. Zijn inschatting stemt overeen met de ‘nieuwe’ standaardtaal die Grondelaers, Delarue & De Sutter (2017) voorstellen. Meuris vertelt dat hij altijd standaardtaal – met minimale verschillen afhankelijk van vertelsituatie – spreekt:

346.3 I Past u uw taalgebruik aan in verschillende contexten? Is er bijvoorbeeld een verschil in uw taalgebruik op tv of bijvoorbeeld thuis? 355.9 358.4 S Euh... Ja, maar minimaal. Hoe ik thuis spreek tegen mijn vriendin die ook Limburgs is maar weliswaar van het zuiden van de provincie, dat scheelt maar 70 à 80 kilometer maar dat is een wereld van verschil op linguïstisch vlak. Wij spreken denk ik voor 80, 90 procent standaardtaal. Ja, toch wel. Ik kan het me eerlijk gezegd ook niet anders inbeelden. Ik kan het me niet anders inbeelden. Ik denk niet dat ik mensen ken die thuis plotseling overschakelen op het dialect. Ik bedoel mensen van mijn leeftijd of jonger dan mij. Dan moeten ze al ouder zijn die dat doen. Mijn moeder bijvoorbeeld die doet wel. Dat is heel fel. Die denkt van zichzelf dat ze AN spreekt, maar dat is niet het geval. 413.4

Omdat Meuris’ beeld van de gesproken standaard niet overeenstemt met de academische definitie van het begrip, verduidelijkten we dat we met standaardtaal doelen op de taal die wordt gesproken in het journaal. Bijgevolg vergeleek Meuris het virtuele VRT-Nederlands met het BBC English, het standaard Engels gesproken in het Verenigd Koninkrijk. Meuris lijkt vervolgens te beseffen dat bijna niemand de perfecte standaardtaal spreekt, maar tussentaal als nieuwe norm wordt gehanteerd.

6.2. Belang van het gesproken en geschreven Standaardnederlands

Wanneer we de uitspraakiconen vroegen of ze zelf streven naar het standaardtaalideaal en of het VRT- Nederlands als een onhaalbare norm aanvoelt, verwezen Stijn Meuris, Marcel Vanthilt en Jurgen Delnaet spontaan naar de geschreven in plaats van de gesproken standaardtaal. Volgens Lybaert (2014) is dat een logische link aangezien de geschreven standaardtaal in Vlaanderen wijder verspreid is dan de gesproken

98

standaard. Meer mensen kunnen foutloos schrijven, terwijl ‘foutloos’ spreken heel wat moeilijker is. De uitspraakambassadeurs wezen daarbij op het belang van een gestandaardiseerde en correcte geschreven taal. Meuris en Jurgen Delnaet zijn ervan overtuigd dat een gestandaardiseerde geschreven taal belangrijker is dan een gesproken standaardtaal:

863.8 S Ja eigenlijk wel. Daar valt het minder op omdat natuurlijk een gesprek of een monoloog, is per definitie plooibaar en flexibeler. Ik bedoel, zinnen hoeven niet per se afgerond te worden. De opbouw van gedachten kan eventueel wat warriger verlopen in een gesprek. Dat is ook minder erg. Daardoor is het ook een gesprek en geen geschreven neerslag van een idee. Dus ik vind geschreven taal belangrijker dan in een gesprek. […] 976.8

867.6 I Uhu inderdaad. Dat is mogelijk natuurlijk. Vindt u een gestandaardiseerde geschreven taal belangrijker dan een gestandaardiseerde gesproken taal? 878.2 879.1 J Hmm. Of ik dat belangrijker vind, ja misschien wel. In geschreven taal is het misschien toch wel belangrijker om neutraler te zijn. Mja. Het heeft ook te maken met de snelheid. Mensen maken sneller een interpretatie, verbinden sneller een bepaalde emotie aan iets wat ze lezen en misschien dat een geschreven standaardtaal dat dat wel kan helpen om die emotionaliteit eruit te halen. […] 1066.7

Beide uitspraakambassadeurs lijken bijgevolg toleranter ten opzichte van de gesproken taal. Meuris wijst erop dat in de gesproken taal woorden of zinnen niet volledig uitgesproken hoeven te worden en de zinsopbouw wat slordiger mag zijn. Aan de andere kant verwacht hij wel dat de geschreven taal correct is en eenheid vertoont. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat Meuris jarenlang aan de slag was als journalist. Het is dan ook vanzelfsprekend dat hij veel belang hecht aan geschreven taal. Ook Jurgen Delnaet geeft aan dat hij verwacht van auteurs en journalisten – mensen die actief bezig zijn met taal – dat ze letten op hun taalgebruik. Meuris hekelt vooral hoe er vandaag in de media wordt omgegaan met taal. Ter illustratie:

665.7 S […] En bijvoorbeeld in de journalistiek. Ik ben absoluut mediafanaat, ik lees ook heel veel kranten en tijdschriften, en daar zie je nu werkelijk voor het eerst de verschuiving in de generaties. En dan ja, dat gaat niet enkel over spelling of dt-fouten of noem maar op, maar een soort algemene malaise. Er is een soort slordigheid die verder gaat dan het puur grammaticale, maar die zich ook vertaalt in iets goed kunnen uiten. Een verhaal vertellen, opbouwen, bijzaken van hoofdzaken onderscheiden, dat soort dingen. […] 857.0

Jurgen Delnaet lijkt dan weer een afkeer te hebben van spelfouten:

879.1 J […] Taal zelf... Ik vind dat wel belangrijk. Ik krijg bijvoorbeeld nog altijd kippenvel als ik spellingfouten zie. Voor mij is dat belangrijk, voor iemand anders dan weer niet. Ik zie nog altijd typfouten, ik zie nog altijd spellingfouten in teksten. Ik vind dat belangrijk, maar iemand anders ziet die spellingfout niet en waarom zou die mens dan dommer zijn? Het heeft te maken met prioriteit. […] 1066.7

99

Ook Marcel Vanthilt vindt een gestandaardiseerde geschreven taal belangrijk, al uit hij dat minder expliciet dan Stijn Meuris en Jurgen Delnaet. Hoewel hij het belangrijk vindt dat woorden op dezelfde manier gespeld worden, vindt hij de dt-regel een belachelijke en onnatuurlijke regel:

424.0 M […] Maar wat ik wel kan zeggen, je kan je wel aan een woordenboek of een aantal afspraken houden. Ja. Puur esthetisch al! Haha. Maar ik denk als je een woord, weet ik veel, kakofonie. Ja dat schrijven we zo, laten we dat gewoon afspreken. Zo moeilijk is dat eigenlijk niet. Dat is dan helemaal niet dwingend. Want er zijn nog altijd rare regels zoals dt-regels. Eigenlijk belachelijk. Je hoort een 't' maar je moet een 'dt' schrijven. Je kan daar ver in gaan. […] 555.8

Daarnaast wijst hij op het belang van het gesproken Standaardnederlands. Net zoals de West-Vlaamse respondenten hecht hij waarde aan de verstaanbaarheid van taal (cf. 5.2.1.). Mensen die de gemeenschap dienen en een openbare functie vervullen, moeten ten alle tijden verstaanbaar zijn en dus standaardtaal spreken. Nieuwslezers, ministers, dokters,… moeten volgens Vanthilt de gesproken standaard hanteren. Ook Jurgen Delnaet geeft te kennen dat hij standaardtaal belangrijk vindt in bepaalde beroepen. Hij is ervan overtuigd dat acteurs en actrices verzorgd moeten spreken omdat taal centraal staat in hun beroep. Hij is zelf geen fan van acteurs die een regionaal accent laten doorschijnen en daarom probeert hij dat zelf dan ook niet te doen. Al lijkt hij te beseffen dat dat in zijn nadeel kan spelen. Mensen kunnen namelijk moeilijk een label plakken op zijn taalgebruik. De West-Vlaamse respondenten konden bijvoorbeeld gemakkelijk het taalgebruik van Maaike Cafmeyer herkennen omdat zij als actrice en tv-persoonlijkheid bijna altijd een regionaal accent aanwendt. Bovendien wordt dat accent gelinkt aan haar persoonlijkheid. Dankzij dat West- Vlaams accent vonden de respondenten dat ze een ‘cool’ imago heeft. In tegenstelling tot Maaike Cafmeyer, herkenden de respondenten de stem Jurgen Delnaet bijna nooit. Daar lijkt Delnaet zich ook wel van bewust:

562.0 J […] Ik vind taal één van de belangrijkste onderdelen van het wezen van een acteur, van het vak van acteur. Dan vind ik ook dat je dat perfect moet kunnen. Ik heb soms vragen bij spelers die voor het gemak kiezen voor de tussentaal. Natuurlijk ook daar is weer heel veel nuance nodig want een bepaald accent, ik zal het maar accent noemen hoewel ik niet hou van dat woord –ik vind regionale gevarieerdheid een mooiere uitdrukking – dat wordt soms ook gevraagd van de speler omdat dat deel uitmaakt van zijn merk. Er zijn nu eenmaal spelers die als merk bepaalde uitspraken hebben. Ik heb gekozen om dat minder naar voren te laten komen. Dat speelt soms wel in mijn nadeel want ze kunnen moeilijk op mij een etiket plakken. […] 741.0

Verder legde Marcel Vanthilt vooral de nadruk op de standaardtaal als handig communicatiemiddel voor mensen uit verschillende provincies. Dankzij het Standaardnederlands kunnen een Limburger en een West-

100

Vlaming elkaar vlot verstaan. Kortom, in contexten waar verstaanbaarheid een grote rol speelt, moet er volgens Vanthilt standaardtaal worden gesproken:

681.5 M […] Het is toch leuk dat je in een klein land woont, alé het gaat hier eigenlijk over een half land, namelijk Vlaanderen. Dat je elkaar begrijpt. Als iedereen zijn eigen dialect in de puurste vorm spreekt, dan begrijpt niemand elkaar. Dan begrijpt een Limburger een West-Vlaming niet. Dan is het leuk om een algemene taal te hebben waardoor beide partijen elkaar verstaan en zo kunnen ze communiceren. Moet dat zo afgebakend of afgeborsteld zijn...Het geeft wel standing. […] Ik denk dat als je in een soort van openbare functie zit dat je dan eigenlijk wel een beetje verplicht bent dat je spreekt in een verstaanbaar, soort van Algemeen Nederlands. Ja wat zijn openbare functies, onder andere iemand die het nieuws voorleest, een minister. […] 822.7

Dat Jurgen Delnaet waarde hecht aan de gesproken standaard, bleek ook uit het gegeven dat hij met zijn kinderen zo standaardtalig mogelijk probeert te spreken. Net zoals veel ouders, hecht hij er belang aan dat er geprobeerd wordt om standaardtaal te spreken in de opvoeding.

401.5 J Thuis proberen we ook in verband met de kinderen, ondertussen zijn ze op de leeftijd dat ze zelf een onderscheid kunnen maken, maar tot op 2 jaar terug hebben we zeker zo neutraal, zo standaardtalig mogelijk proberen te spreken tegenover onze kinderen. […] 456.5

Bij de drie uitspraakiconen vinden we dus een standaardiseringsideologie terug op het vlak van geschreven taal: woorden, zinnen,… moeten op een correcte manier geschreven worden. Naast het belang van een gestandaardiseerde geschreven taal, stellen we een standaardiseringsideologie vast op het vlak van gesproken taal: in het nieuws moet er een foutloze standaardtaal worden gesproken, van acteurs en actrices wordt er verwacht dat ze pogen Standaardnederlands te spreken en ook in de opvoeding blijkt standaardtaal van belang. Toch stelt Vanthilt zichzelf de vraag of standaardtaal altijd zo afgeborsteld hoeft te zijn. Net zoals de West-Vlaamse informanten lijkt hij te impliceren dat standaardtaal niet in elke situatie ‘perfect’ moet zijn. Zolang het verstaanbaar is voor iedereen, is er geen probleem.

6.3. Standaardtaal onhaalbaar?

Toen we de drie mediafiguren uitlegden waarom ze precies als uitspraakicoon worden voorgesteld, kwam bij Stijn Meuris en Marcel Vanthilt meteen de reactie dat het Standaardnederlands helemaal niet onhaalbaar is. Nadat we verduidelijkten aan Stijn Meuris dat we met standaardtaal de taal bedoelen die wordt gesproken op het nieuws, weerlegde hij de onhaalbaarheid van het VRT-Nieuwsnederlands:

468.9 S Goh een onhaalbare norm. Onhaalbaar, waarom? Dat is helemaal niet onhaalbaar. Maar ik bedoel, het zou kunnen dat bijna niemand op die manier spreekt, dat zou kunnen. Maar... onhaalbaar vind ik

101

een brutale term. Dat is helemaal niet onhaalbaar. In principe worden wij dagelijks geconfronteerd met die standaardnorm. Niet alleen in het journaal, maar ook in geschreven taal. Het Nederlands in de kranten, tijdschriften en op het internet, is denk ik voor een groot deel standaardtaal. Dus in principe zou het wel haalbaar moeten zijn. Uiteraard begint alles met opleiding. […] 560.0

Zoals we hierboven bespraken (cf. 6.2.), verwees Meuris meteen naar de geschreven in plaats van de gesproken standaardtaal. Dat de standaardtaal onhaalbaar zou zijn, veegt hij van de baan door te verwijzen naar het feit dat we dagelijks met standaardtaal worden geconfronteerd op het nieuws en in de geschreven media. Daaruit leidt hij af dat standaardtaal niet onhaalbaar is. Hoewel hij beseft dat weinig mensen standaardtaal spreken, blijft hij vasthouden aan zijn standpunt: standaardtaal is niet onhaalbaar. Verder verwijst hij naar de opleiding van jongeren. Net zoals de West-Vlaamse respondenten vindt hij dat het onderwijs een context is waar standaardtaal aan de leerlingen moet worden aangeleerd.

Ook Marcel Vanthilt is ervan overtuigd dat standaardtaal niet echt onhaalbaar is. Met wat oefening kan je volgens Vanthilt probleemloos standaardtaal spreken. Toch moet er volgens Vanthilt niet altijd standaardtaal worden gesproken, hoewel de taal standing heeft. Het lijkt dus alsof Vanthilt open staat voor een standaardtaal waarin een accent wordt getolereerd, maar standaardspraak nog steeds verbindt met waarden zoals ‘klasse’ en ‘verstaanbaarheid’.

681.5 M Ja dat is gewoon oefening. Ik denk als je dat wil doen, dan gaat dat. Het punt is eigenlijk van, wat wil je bereiken? […] Moet dat zo afgebakend of afgeborsteld zijn... Het geeft wel standing.[…]. 822.7

In tegenstelling tot Stijn Meuris en Marcel Vanthilt, lijkt Jurgen Delnaet wel te beseffen dat standaardtaal onhaalbaar is in een spontane context, aangezien hij zelf moeite heeft om altijd een hoge standaard te hanteren. Toch beweert hij dat er op het VRT-journaal variatie aanwezig is. Daarmee doelt hij waarschijnlijk niet op een regionaal accent, maar eerder op het feit dat Martine Tanghe op een bepaald woord een andere nadruk zal leggen dan pakweg Hanne Decoutere of Wim De Vilder. Daarnaast bevestigt Jurgen Delnaet de veronderstelling van de West-Vlaamse jongeren dat een acteur of actrice geen probleem heeft om Standaardnederlands op set te spreken, aangezien er een script met uitgeschreven dialogen voorhanden is.

99.2 J […] Als haalbare norm, dat betekent dan toch... Ik vind dat wat in het journaal wordt gesproken, ik vind dat dat nogal meevalt. Daar zit ook heel wat variatie in. Er is natuurlijk qua puur technisch woordgebruik, neutraal, de grondstoffen, daar zijn afspraken over. Dat weet ik. Bij de VRT is er nog steeds 'de taalmens' of hoe heet die persoon in die functie. Die ziet erop toe dat de juiste woorden worden gebruikt, maar dan vind ik dat er wel nog wat variatie bestaat in uitspraak, zeker bij

102

nieuwslezers. Ik kijk elke dag naar het journaal op tv, en ook op de radio pik ik af en toe een uitzending mee en dan hoor je toch wel een persoonlijkheid ofzo. Dus enfin, wat dat betreft weet ik niet of het onhaalbaar is of niet. Ja het is wel leuk... 201.9 201.9 I Het is eigenlijk zo dat het taalgebruik in het journaal vooral in spontane contexten praktisch onhaalbaar is. 209.6 209.6 J Ja. Dat is inderdaad zo. Dat is niet alleen in het journaal, dat is bij iedereen. Daarom dat ik daarnet ook zei als ik een script heb of een uitgeschreven dialoog heb, dan is het gemakkelijk om een bepaalde hoge standaard te hanteren. […] 243.0

6.4. De toekomst van de taalsituatie in Vlaanderen

Waar Stijn Meuris, Marcel Vanthilt en Jurgen Delnaet het over eens zijn, is dat er een evolutie aan de gang is qua taalgebruik in Vlaanderen. Aangezien de drie mediafiguren heel wat ervaring hebben in het vakgebied, kunnen zij goed inschatten waar de verschillen tussen vroeger en nu gesitueerd kunnen worden. Bovendien worden mediafiguren vaak gezien als een voorbeeld van taalgebruik. Wat zij denken over de toekomst van de Nederlandse standaardtaal of tussentaal in Vlaanderen, kan richtinggevend zijn.

Meuris’ toekomstbeeld van het Nederlands in Vlaanderen is niet erg positief. Opnieuw lijkt hij – vanuit de interesse van zijn vakgebied – vooral toe te spitsen op het geschreven taalgebruik. Hij denkt dat jongeren vandaag een soort linguïstische luiheid hebben. Jongeren zouden een minder omvangrijke woordenschat bezitten dan pakweg vijftigers of zestigers. Bovendien zou het Engels daar een grote rol in spelen. Uit De Grote Taalpeiling, een onderzoek van Radio 1, De Standaard en de Taalunie, bleek net het tegenovergestelde: de jongste generatie kent haar taal beter dan de oudere generaties. Meuris geeft wel toe weinig voeling te hebben met hoe een achttienjarige nu precies spreekt of schrijft. Het doemdenken van Meuris komt dus waarschijnlijk voort vanuit zijn buikgevoel.

665.7 S Wat het Nederlands betreft niet zo goed. Ik hoef maar Facebook of andere sociale media te checken. Natuurlijk als vijftiger heb ik heel weinig voeling met wat een achttienjarige op dit moment zegt en schrijft. Maar als ik het dan eens tegenkom, dan valt me wel op hoe slordig het is. Het is niet zozeer regionaal slordig, maar vooral in woordkennis, in repertoirekennis. Iemand zou bijvoorbeeld eens een academische meting moeten doen van het aantal woorden dat iemand van achttien op dit moment nog kent. En ik denk dat dat fel geminderd is ten opzicht van vroeger. Maar uiteraard is het Engels daar een grote parameter in. En zelfs daar, ja nu raak ik een gevoelig punt aan, ik heb het vooral met schrijven. Dat is mijn vakgebied. Dat is gigantisch achteruit gegaan. Letterlijk gigantisch. […] 857.0

Toch ziet hij de linguïstische luiheid en bijkomend de opkomst van tussentaal vooral als een evolutie en niet als een vorm van taalverloedering. Verloedering is volgens Meuris een te beladen term. Er is eerder sprake

103

van een evolutie en die lijkt Meuris toch vooral jammer te vinden. Ook Marcel Vanthilt en Jurgen Delnaet benadrukken dat het Nederlands een evolutie doormaakt. Volgens Marcel zijn evoluties van taal van alle tijden. Jurgen Delnaet denkt dan weer dat evoluties iets typisch menselijks zijn: de mens evolueert en taal dus ook. Taalverandering is met andere woorden een natuurlijk fenomeen dat van alle tijden is.

Verder geven Meuris, Vanthilt en Delnaet aan dat ze merken dat tussentaal meer terrein heeft veroverd en meer zichtbaar is in de media dan vroeger. Vooral Marcel Vanthilt heeft een uitgesproken negatieve houding tegenover tussentaal. Hij verwijst meteen naar het taalgebruik van Jeroen Meus die de laatste jaren ongewild als prototypisch voorbeeld van Brabantse tussentaal ging fungeren.

877.4 M Ja dat is al heel vaak zo vind ik. Ik vind bijvoorbeeld Jeroen Meus. Ik vond dat hij in het begin heel erg sprak. En dat die dat ook deed, en dat vind ik dan gewoon niet tof, om gezelligheid te creëren. Bijvoorbeeld 'een bekke boter', 'een bekke' ja dat bestaat niet hé. 'Een bekke' dat is uw bekken dat zijn uw heupen. Dat soort dingen. Je moet daar niet te... Mij stoort dat. 919.1

Jurgen Delnaet lijkt een meer gunstig standpunt in te nemen ten opzichte van tussentaal:

562.0 J […] Ik heb geen last van verloedering ofzo, ik heb geen last van de opinie 'oei het is hier aan het verloederen'. Ik zie dat ook bij mijn kinderen. Het grappige is, onze twee kinderen hebben ons in een quiz een aantal termen van wat zij hun taal noemen, voorgeschoteld. Ja ik verstond er niets van. Ik vind het alleen maar goed. Dat is ook niet iets van nu, dat is iets van alle tijden. […] 741.0

Net zoals Stijn Meuris (cf. 6.1.) en Marcel Vanthilt, beseft Jurgen Delnaet dat tussentaal al goed ingeburgerd is in Vlaanderen. Hij is van mening dat “tussentaal misschien gewoon wel taal wordt in de toekomst”. Jurgen Delnaet lijkt die verandering wel te accepteren. Hij ziet het als een “verrijking”.

762.5 J Geen idee. Ik heb het gevoel dat dat al behoorlijk ingeburgerd is. Ik hoor heel veel dingen die niet kloppen met de standaardtaal. Niet kloppen met de standaardtaal betekent ze zijn niet neergeschreven dus het kan zijn dat sommige dingen op den duur aanvaard worden. Elk jaar komen er ook nieuwe woorden bij in de dikke Van Dale. Dus ik weet dat niet. Als er genoeg mensen bepaalde formuleringen of constructies gaan gebruiken, waarom niet? Het is ook een verrijking. […] 867.6

Voorts wijzen de drie uitspraakambassadeurs op de invloed van vreemde talen op het Nederlands. Meuris evalueert de invloed van het Engels eerder negatief, terwijl Jurgen Delnaet en Marcel Vanthilt positief staan tegenover een vreemde invloed. Delnaet wijst bijvoorbeeld op de invloed van de Marokkaanse en Joodse gemeenschap en de Oostblokkers op de gesproken taal in Antwerpen. Marcel Vanthilt heeft het dan weer

104

over de grote invloed van het Engels op het Nederlands na de Tweede Wereldoorlog. Hij wijst ook op de Berberse en Marokkaanse invloed in het Limburgs. Uit onderstaand voorbeeld blijkt dat Vanthilt wil vasthouden aan de regels van de Nederlandse grammatica, maar dat de woordenschat van het Nederlands gerust mag worden uitgebreid met woorden die oorspronkelijk uit vreemde talen komen. In tegenstelling tot tussentaal, staat Marcel niet negatief tegenover een multiculturele invloed op het Nederlands.

556.8 M Maar eigenlijk ja, die regels moet je niet meer aanpassen. Je mag er nieuwe woorden of nieuwe manieren van uitspreken aan toevoegen. Bijvoorbeeld 'A moeder' dat komt uit Antwerpen, Marokkaanse, Berberse invloed. Dat een scheldwoord zoals 'u moeder is een hoer', 'a moeder' is, dat komt daarvan. Dat leeft gewoon in de taal. Dat betekent ook dat dat gewoon zo aanvaard wordt. Echt negatief zie ik de toekomst niet in. Ik denk ja, dat evolueert gewoon. 617.1

Het is goed mogelijk dat de leeftijd van de uitspraakambassadeurs een belangrijke rol speelt in de manier waarop ze tussentaal percipiëren. Meuris en Vanthilt behoren beiden tot een iets oudere generatie, terwijl we Jurgen Delnaet tot een jongere generatie kunnen rekenen. Aangezien er wordt verondersteld dat jongeren meer tussentaal gebruiken in de alledaagse omgang, lijkt het logisch dat zij positiever staan tegenover tussentaal dan de oudere generaties.

105

7. Discussie

Het artikel ‘Tussen droom en daad. De consequenties van de verander(en)de standaardtaalrealiteit voor de taaldocent’ van de taalkundigen Grondelaers, Delarue en De Sutter (2017) vormde een belangrijk uitgangspunt in deze masterproef. In bovenstaand artikel wordt het taalgebruik van tien mediafiguren als nieuw referentiepunt voor standaardspraak ingesteld. Op basis van dat voorstel stelden we een tweeledige onderzoeksvraag op. Eerst wilden we de attitudes en percepties van jongeren tegenover het taalgebruik van die tien uitspraakambassadeurs achterhalen. Ten tweede leek het ons ook interessant om de mening van enkele uitspraakambassadeurs over het eigen taalgebruik en de verander(en)de taalstandaarden in Vlaanderen na te gaan. We wilden onderzoeken of het taalgebruik van de tien uitspraakiconen, die volgens Grondelaers, Delarue en De Sutter (2017) een creatieve en spontane standaardtaal met regionaal accent produceren in formele situaties, voor jongeren effectief een voorbeeld vormt van standaardtaal. De bedoeling van dit hoofdstuk is om de belangrijkste bevindingen van de diepte-interviews met de respondenten en uitspraakiconen te recapituleren en met elkaar te vergelijken om daaruit een eventuele conclusie te kunnen trekken.

Het eerste wat opvalt, is de manier waarop de respondenten het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs percipiëren. Het bleek geen eenvoudige opdracht om de stem van de tien mediafiguren te herkennen en zelf de grens tussen dialect, tussentaal en standaardtaal te bepalen. Ons materiaal bevestigt de vaststelling van De Caluwe (2009) en Lybaert (2014): de twee uiterste polen op het continuüm – dialect en standaardtaal – herkennen jongeren, maar ze hebben geen idee hoe tussentaal er precies uitziet. Ook uitspraakambassadeur Stijn Meuris bleek moeite te hebben met het afbakenen van variëteiten. Uitspraakiconen Jurgen Delnaet en Marcel Vanthilt leken daarentegen wel een idee te hebben hoe standaardtaal en tussentaal eruit zien. Daarnaast viel het ons op dat de West-Vlaamse jongeren naast tussentaal, ook andere intermediaire variëteiten konden onderscheiden zoals ‘iets tussen dialect en tussentaal’ en ‘iets tussen tussentaal en standaardtaal’. Ghyselen (2016) wees in haar doctoraat al op het belang van het onderscheid tussen verschillende intermediaire variëteiten. In onze diepte-interviews bleek dat jongeren besef hebben van andere intermediaire variëteiten naast tussentaal, hoewel ze die – net zoals tussentaal – niet precies kunnen afbakenen en karakteriseren.

Het taalgebruik van de tien uitspraakambassadeurs werd meestal gepercipieerd als tussentaal, ‘iets dat neigt naar standaardtaal’ en enkele keren als ‘iets tussen dialect en tussentaal’. Een volgende vaststelling

106

is dat de percepties van de respondenten over het taalgebruik van Stijn Meuris, Marcel Vanthilt en Jurgen Delnaet niet overeenstemmen met de eigen bevindingen van die uitspraakambassadeurs. De drie bekende Vlamingen gaven aan erg bewust te zijn van het eigen taalgebruik. Stijn Meuris en Marcel Vanthilt percipieerden het eigen taalgebruik als standaardtaal of iets dat neigt naar standaardtaal, terwijl de West- Vlaamse jongeren Meuris’ taalgebruik situeerden als ‘iets tussen dialect en tussentaal’ en Vanthilt het label tussentaal toegekend kreeg. De respondenten percipieerden het taalgebruik van Jurgen Delnaet als tussentaal. Delnaet is er zich wel van bewust dat hij het ideaal niet haalt, hoewel hij een inspanning levert. Kortom, de West-Vlaamse jongeren percipiëren het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs anders dan de mediafiguren zelf. Het één en ander heeft er waarschijnlijk mee te maken dat niet alle audiofragmenten het ‘beste’ taalgebruik van de uitspraakambassadeurs weerspiegelden. Daarnaast lijkt het ons een plausibele verklaring dat mensen het eigen taalgebruik hoger zullen inschatten dan hun werkelijke taalgebruik. Het is ook gemakkelijker om een ander te wijzen op ‘fouten’ dan de afwijkingen in de eigen taal te herkennen.

Een andere belangrijke bevinding is dat, zoals in het onderzoek van Lybaert (2014), de inspannings- en verstaanbaarheidsdimensie een belangrijke rol spelen in het evalueren van taalgebruik. Wanneer een uitspraakambassadeur een inspanning leverde en verstaanbaar was voor alle Vlamingen, werd het taalgebruik positief geëvalueerd. Dat taalgebruik werd ‘fijn’ of ‘prettig’ bevonden. De tussentaal van de uitspraakambassadeurs wordt in het algemeen dus positief benaderd door West-Vlaamse jongeren. Bijgevolg kunnen we de vaststelling van Lybaert (2017) bevestigen dat informanten een positief of neutraal standpunt innemen ten opzichte van tussentaal. Daarnaast werd tussentaal ook geassocieerd met waarden zoals ‘spontaniteit’ en ‘verbondenheid’. Via tussentaal kan je immers gemakkelijk emoties uiten. Ook de band tussen kijker en presentator komt het best tot stand via tussentaal. Aangezien het taalgebruik van de meeste mediafiguren werd beoordeeld als tussentaal, kunnen we ervan uitgaan dat de intermediaire taalvariëteit al een sterke positie heeft veroverd op radio en tv. Zoals in het pleidooi van Grondelaers, Delarue & De Sutter (2017:335), krijgt tussentaal door onze respondenten een soort modern prestige toegekend. Bij de uitspraakambassadeurs leek vooral Jurgen Delnaet het meest positief ten opzichte van tussentaal, terwijl Stijn Meuris eerder een neutraal standpunt innam. Beiden zien tussentaal als een natuurlijke evolutie, iets dat eigen is aan de mens. Volgens Grondelaers, Delarue & De Sutter (2017) is de destigmatisering van ‘lagere’ variëteiten op het continuüm al aan het voltrekken in het productiedomein. Wij constateerden dat niet alleen in het productiedomein een destigmatisering aan de gang is, maar ook in de evaluaties van West-Vlaamse jongeren. Tussentaal werd door de respondenten namelijk positief

107

geëvalueerd en gezien als een middel voor identiteits- en intimiteitsprofilering. Toch kan tussentaal nog steeds op negatieve commentaar rekenen van taalbewakers, journalisten,… en Marcel Vanthilt. De intermediaire taalvariëteit wordt dus niet door elke Vlaming even goed onthaald.

In tegenstelling tot tussentaal, voelt het Standaardnederlands volgens de West-Vlaamse jongeren vaak te formeel aan in spontane situaties. De standaardspraak voelt aan als een zondagspak (Geeraerts 2001) en zou een bepaalde barrière creëren tussen kijker en presentator. Toch hechten de respondenten en uitspraakiconen waarde aan standaardtaal en is er een bepaalde standaardiseringsideologie aan het werk. De West-Vlaamse jongeren zijn er immers van overtuigd dat geen enkele uitspraakambassadeur perfect Standaardnederlands spreekt, hoewel ze beseffen dat het erg moeilijk is om dat ideaal te bereiken. Merkwaardig is dat Stijn Meuris en Marcel Vanthilt het VRT-Nederlands helemaal niet onhaalbaar vinden. Dat beide uitspraakambassadeurs ervan overtuigd zijn dat ze standaardtaal spreken, heeft daar waarschijnlijk ook iets mee te maken. Indien ze zouden aangeven dat de standaardspraak onhaalbaar is, zouden ze zichzelf tegenspreken en dus moeten toegeven dat ze eigenlijk geen perfect Standaardnederlands spreken. Al lijkt Meuris uiteindelijk wel te beseffen dat er in de realiteit bijna niemand standaardtaal spreekt en tussentaal aan terrein wint.

Wat ons ook opviel, is dat de West-Vlaamse jongeren besef hebben van de eigen afstand tot de standaardtaal. Ze vinden het eigen West-Vlaams dialect vaak ‘plat’ of ‘boers’. Deze vaststelling komt overeen met die van De Caluwe (2009): West-Vlamingen hebben besef van de afstand van het dia- of regiolect tot de standaardtaal. Wat nog opvallender is, de jongeren zijn ervan overtuigd dat er een nieuwe mindset is in Vlaanderen waarbij het Brabants accent of de Brabantse tussentaal het dichtst aanleunt bij standaardtaal en het meest positief wordt geëvalueerd door Vlamingen. Wat verder onze aandacht trok, is de dubbele houding van de West-Vlaamse jongeren ten opzichte van het belang van standaardtaal in het onderwijs. We besteedden aandacht aan het taalgebruik in het onderwijs omdat de talige normonzekerheid van de docent het belangrijkste uitgangspunt vormt voor de radicale de-ideologisering van Grondelaers, Delarue & De Sutter (2017). Aan de ene kant lijken de respondenten – net zoals uitspraakicoon Stijn Meuris – te verwachten dat er standaardtaal wordt gesproken op school. Standaardtaal wordt in de context van het onderwijs verbonden met waarden zoals ‘verstaanbaarheid’, ‘autoriteit’ en ‘professionaliteit’. Anderzijds beseffen de West-Vlaamse jongeren wel dat het onmogelijk is om altijd een perfecte taal te spreken op school want lesgeven is een verhaal vertellen en verhalen vertellen doe je in de taal waarin je

108

je goed voelt. Bovendien zou de standaardtaal afstand creëren tussen leerkracht en leerling. De beste taal van de uitspraakiconen vonden de respondenten dan ook passend voor een klas uit de eigen provincie.

De vraag die centraal stond in ons onderzoek was of we vandaag kunnen spreken van een veranderende of al veranderde standaardtaaldynamiek: fungeren de tien uitspraakambassadeurs ook effectief als een haalbaar voorbeeld van een ‘nieuwe’ standaardtaal? Om een antwoord te formuleren op die vraag moeten we rekening houden met de algemene attitudes en percepties van de West-Vlaamse jongeren. Het is geen eenvoudige opdracht om een sluitend antwoord op die vraag te vormen.

Eerst en vooral benadrukten de West-Vlaamse jongeren dat voor sommige mensen, die ‘beter’ spreken dan de uitspraakambassadeurs, het taalgebruik niet als voorbeeld kan dienen. Voor anderen, die ‘slechter’ spreken, kan het taalgebruik van de mediafiguren wel een goed voorbeeld zijn van een spontane en creatieve standaardtaal met accent gepast in formele contexten. We vermeldden hierboven al dat de respondenten taalgebruik positiever evalueerden wanneer de inspannings- en verstaanbaarheidsdimensie werd vervuld. Hoewel niet alle mediafiguren een “spontane, creatieve standaardtaal produceren met een weliswaar herkenbaar regionaal accent” (Grondelaers, Delarue & De Sutter 2017:341), werden ze sneller geaccepteerd als uitspraakambassadeurs indien de twee dimensies werden vervuld. ‘Moeite doen’ en ‘verstaanbaar zijn’ bleken dus belangrijke factoren in de acceptatie van de mediafiguren als uitspraakiconen. Aan een aantal mediafiguren, zoals Marcel Vanthilt, werd soms getwijfeld als uitspraakicoon omdat de respondenten beseffen dat de spraakambassadeur standaardtaliger kan spreken. Aan de andere kant moeten we er opnieuw op wijzen dat verschillende audiofragmenten zich afspeelden in een informele(re) context. Er moest met andere woorden niet altijd standaardtaal worden gesproken.

Uit ons onderzoek kunnen we opmaken dat we vandaag (nog) niet van een veranderde standaardtaaldynamiek kunnen spreken. Wel zijn er heel wat dingen aan het veranderen in de evaluaties van jongeren. De respondenten beoordelen tussentaal namelijk positief, hoewel ze nog veel belang blijven hechten aan het uniforme en accentloze VRT-Nederlands dat artificieel en onhaalbaar aanvoelt. De informanten blijven de perfecte standaardtaal van journaalankers dus nog steeds als ideaal zien. Omdat de respondenten beseffen dat het VRT-Nederlands een onhaalbare norm is, vormt de ‘nieuwe’ standaardtaal van Grondelaers, Delarue en De Sutter (2017) een goed haalbaar alternatief van een standaardtaal die niet uniform is.

109

Een eventuele conclusie is dat de West-Vlaamse jongeren de beste taal van de uitspraakambassadeurs wel willen spreken, maar enkel in een formele context zoals een sollicitatiegesprek of een presentatie op school. De reden hiervoor is dat een taalgebruik dat neigt naar standaardtaal snel te ‘stijf’ aanvoelt. Jongeren zouden zelf de rol van scheidsrechter moeten vervullen en dus zelf kiezen welke variëteit ze in een bepaalde context hanteren. Daarnaast blijft de standaardtaal voor de West-Vlaamse jongeren nog steeds het ideaal, hoewel het niet meer als na te volgen voorbeeld wordt gezien. De West-Vlaamse jongeren beseffen immers dat de huidige standaardtaal in de praktijk niet haal- en imiteerbaar is. Toch zal de bestaande uniforme en afgebakende standaardtaal die met de functie formeel verbonden wordt, niet meteen in de vuilnisbak worden gegooid. Daarvoor wordt er nog te veel belang gehecht aan het idee dat journaalankers, politici, dokters,… standaardtaal zouden moeten spreken.

110

8. Besluit

Tot slot vatten we in dit laatste hoofdstuk de belangrijkste vaststellingen van ons onderzoek samen. Daarnaast doen we ook enkele suggesties voor verder onderzoek

De voorbije decennia werd er in Vlaanderen al heel wat gesproken en geschreven over de toename van niet-standaardvariëteiten zoals tussentaal, een taalgebruik dat in lexis, fonologie en grammatica afwijkt van zowel standaardtaal als dialect. Uit eerder onderzoek bleek dat er heel wat aan het veranderen is in Vlaanderen op het vlak van taal. Tussentaal betreedt namelijk meer en meer de functionele ruimte van het Nieuwsnederlands. De meest revolutionaire stem in het taalvariatiedebat vinden we terug bij Grondelaers, Delarue & De Sutter (2017). Vanuit de talige normonzekerheid van de Vlaamse taaldocent stellen ze een radicale de-ideologisering voor: in plaats van het virtuele VRT-Nederlands zou de creatieve en spontane standaardtaal – met regionaal accent – van tien mediafiguren een meer haal- en imiteerbaar voorbeeld vormen voor jongeren. Dat pleidooi leek ons een interessant gegeven om te onderzoeken. Eerst en vooral wilden we een idee krijgen hoe het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs er precies uitziet: hoe standaardtalig of niet-standaardtalig spreken ze? Daarnaast besloten we om de attitudes en percepties van West-Vlaamse jongeren tegenover het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs te bestuderen. Kunnen ze effectief als voorbeeld worden gezien van een ‘nieuwe’ standaardtaal? Het leek ons ook interessant om de visie van een aantal uitspraakiconen te betrekken in ons onderzoek. Wat vinden zij van de verander(en)de standaardtaaldynamiek in Vlaanderen?

In het tweede hoofdstuk bespraken we de taalsituatie in Vlaanderen en gingen we dieper in op het fenomeen tussentaal. Daarbij focusten we op de talige geschiedenis die tevens een belangrijke rol speelde in de totstandkoming van tussentaal. Verder legden we de nadruk op de verschillende factoren die het ontstaan en succes van tussentaal kunnen verklaren. Daarna stelden we de vraag of er een homogeniserende tendens terug te vinden is in tussentaal. Het leek ons ook een interessante invalshoek om de algemene percepties over tussentaal te duiden. De perceptie over tussentaal evolueerde van een negatief evaluatief discours naar een hedendaags pragmatisch discours waarin de waarde en functie van tussentaal wordt benadrukt. Verder schetsten we ook enkele mogelijke toekomstscenario’s van de taalsituatie in Vlaanderen en gingen we dieper in op het pleidooi voor een nieuwe standaardtaaldynamiek van Grondelaers, Delarue & De Sutter (2017).

111

De methodologie van ons onderzoek kwam in het derde hoofdstuk aan bod. Eerst stelden we de uitspraakambassadeur voor om eventuele verwarring te vermijden. Daarna legden we uit hoe we aan de hand van twee audiofragmenten, die zich afspelen in een informele en formele(re) vertelsituatie, een talig profiel opstelden van elke uitspraakambassadeur. Vervolgens maakten we een orthografische transcriptie van de twee audiofragmenten en duidden we de kenmerken die afwijken van het Standaardnederlands. We zetten ook uiteen hoe we de diepte-interviews met de West-Vlaamse jongeren aanpakten. Aangezien we de attitudes en percepties van jongeren probeerden te achterhalen, legden we kort uit wat attitudes en percepties precies zijn. Verder verklaarden we waarom we die groep informanten kozen en hoe we de analyse precies aanpakten. In hoofdstuk vier werden de talige profielen en de ingrediënten die afwijken van de standaardtaal weergegeven. Die niet-standaardtalige kenmerken werden geduid via literatuur.

In hoofdstuk vijf bespraken we de resultaten van de diepte-interviews met de twintig West-Vlaamse jongeren. Daaruit bleek dat het herkennen van de stem van de mediafiguur en het linken van het accent aan de provincie, een moeilijke opdracht was. Ook een label toekennen aan het taalgebruik van de mediafiguren was een uitdagende opdracht. Het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs werd meestal gepercipieerd als tussentaal, soms als ‘iets tussen tussentaal en standaardtaal’ en ‘tussen dialect en tussentaal’. In het percipiëren en evalueren van het taalgebruik speelde de vertelsituatie een belangrijke rol; niet in elke situatie hoeft er standaardtaal te worden gesproken. Verder werd het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs positief benaderd als de inspannings- en verstaanbaarheidsdimensie werden vervuld. Ook bleken de West-Vlaamse respondenten te beseffen dat het eigen West-Vlaamse dia- of regiolect veraf staat van het Standaardnederlands. Bovendien is er volgens de jongeren een nieuwe mindset in Vlaanderen: het Brabants accent of de Brabantse tussentaal wordt positiever onthaald dan de West- Vlaamse tussentaal of het West-Vlaams dia- of regiolect. Het Brabants zou bovendien het dichtst aanleunen bij de standaardtaal. Ook kwamen we tot de vaststelling dat de respondenten een dubbel standpunt innemen ten opzichte van het taalgebruik in het onderwijs.

In het zesde hoofdstuk kwamen de interviews met uitspraakambassadeurs Stijn Meuris, Marcel Vanthilt en Jurgen Delnaet aan bod. Uit die interviews bleek dat de drie mediafiguren aandacht besteden aan het eigen taalgebruik en een poging ondernemen om standaardtaal te spreken. Verder duidden ze het belang van de gesproken en geschreven standaardtaal. We stelden ook vast dat Meuris en Vanthilt de standaardtaal helemaal niet onhaalbaar vinden. Toch beseffen de uitspraakambassadeurs dat niet veel mensen standaardtaal spreken en tussentaal meer terrein verovert in Vlaanderen. Daarna focusten we op de

112

toekomstvisie van de uitspraakambassadeurs over standaardtaal en tussentaal in Vlaanderen aangezien wat zij denken over de toekomst van de taalsituatie in Vlaanderen, richtinggevend kan zijn. De drie uitspraakambassadeurs beseften dat het Nederlands in Vlaanderen nu eenmaal een natuurlijke evolutie – met vreemde invloeden – doormaakt en daar weinig aan veranderd kan worden.

In het vorige hoofdstuk werden de vaststellingen uit hoofdstuk vijf en zes met elkaar vergeleken en probeerden we eventuele conclusie te formuleren. Eerst en vooral stelden we vast dat de respondenten geen idee hebben hoe tussentaal er precies uitziet. Daarnaast leken ze wel te beseffen dat er andere intermediaire variëteiten bestaan naast tussentaal, hoewel ze geen idee hebben hoe die precies gekarakteriseerd worden. Verder constateerden we dat de West-Vlaamse jongeren het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs anders percipiëren dan de mediafiguren zelf. Het viel ons ook op dat de inspannings- en verstaanbaarheidsdimensie een cruciale rol spelen in het evalueren van taalgebruik. Wanneer een uitspraakambassadeur een inspanning leverde en verstaanbaar was voor alle Vlamingen, werd zijn of haar taalgebruik positief geëvalueerd. Ook het gegeven dat tussentaal gepast is in informele, spontane contexten en standaardtaal in formelere, werd bevestigd. Toch bleken de respondenten nog een bepaalde standaardiseringsideologie in het achterhoofd te houden. Het taalgebruik van journaalankers wordt nog steeds als ideaal gezien, hoewel de respondenten beseffen dat het VRT-Nederlands virtueel en dus onhaalbaar is. Het bovenstaande in acht genomen, kunnen we eventueel concluderen dat de beste taal van de uitspraakambassadeurs voor de West-Vlaamse jongeren een goed voorbeeld kan zijn van een ‘nieuwe’ standaardtaal, gepast in formele situaties. Het taalgebruik van journaalankers wordt bijgevolg nog steeds als ideaal gezien, maar niet meer als wenselijk na te volgen voorbeeld.

Om af te sluiten, willen we nog enkele suggesties doen voor verder onderzoek. Het zou een interessante invalshoek zijn om de attitudes en percepties van een andere leeftijdsgroep te achterhalen over het taalgebruik van de uitspraakambassadeurs. Hetzelfde onderzoek kan bijvoorbeeld uitgevoerd worden bij oudere generaties. Zou die groep respondenten ook een positief standpunt innemen ten opzichte van tussentaal? Verder zou het ook boeiend zijn om een attitude- en perceptieonderzoek uit te voeren bij laagopgeleiden in plaats van hoogopgeleiden. Het is goed mogelijk dat zij andere standpunten innemen. Ook zou een soortgelijk onderzoek misschien gelijklopende of net andere resultaten opleveren als alle uitspraakambassadeurs een steentje zouden bijdragen.

113

Referentielijst

Agheyisi, R. & J. Fishman (1970). ‘Language Attitude Studies: A Brief Survey of Methodological Approaches’. Anthropological Linguistics 12, 137-157.

Allport, G. (1935). Attitudes. In: C. Murchison (red), Handbook of Social Psychology, Worchester/Massachusetts, Clark U.P., 798-844.

Cajot, J. (2012). ‘Waarom het Verkavelingsvlaams onvermijdelijk was. De ontwikkeling van een informele omgangstaal in Vlaanderen’. In: K. Absillis, J. Jaspers & S. Van Hoof (reds), De manke usurpator. Over Verkavelingsvlaams, Gent: Academia Press, 39-66.

Debrabandere, F. (2005). ‘Het echec van de ABN-actie in Vlaanderen’. Nederlands van nu 53, 27-31.

De Caluwe, J. (2002). Taalvariatie en taalbeleid: bijdragen aan het taalbeleid in Nederland en Vlaanderen. Antwerpen: Garant.

De Caluwe, J. (2006). ‘Tussentaal als natuurlijke omgangstaal in Vlaanderen’. Studia Germanica Gandensia, 19-34.

De Caluwe, J. (2009). ‘Tussentaal wordt omgangstaal in Vlaanderen’. Nederlandse Taalkunde 14, 8-25.

Delarue, S. (2011). ‘Standaardtaal of tussentaal op school? De paradoxale dubbele kloof tussen taalbeleid en taalgebruik’. Studies van de BKL, 6, 1–20.

De Ridder, F. & J. De Caluwe (2007). Vlaamse tussentaal op televisie : een analyse van het fictieve reportageprogramma 'In de gloria' [masterproef]. Gent: Universiteit Gent.

De Schutter, G. (1998). ‘Talen, taalgemeenschappen en taalnormen in Vlaams-België’. Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 108, 227-251.

De Valck, K. (2007). ‘Het Belgische taalconflict in de rand rond Brussel’. Taal & Tongval 59, 30-58.

Eckert, P. (1997). ‘Age as a sociolinguistic variable’. In Coulmas F., Handbook of Sociolinguistics. Oxford: Basil Blackwell, 151-67.

Geeraerts, D. (2001). ‘Een zondagspak? Het Nederlands in Vlaanderen: gedrag, beleid en attitudes’. Ons Erfdeel 44, 337-344.

Ghyselen, A. (2015). ‘Stabilisering van tussentaal? Het taalrepertorium in de Westhoek als casus’. Taal en Tongval 67, (1), 43–95.

Ghyselen, A. (2016). Verticale structuur en dynamiek van het gesproken Nederlands in Vlaanderen: Een empirische studie in Ieper, Gent en Antwerpen [doctoraat]. Gent: Universiteit Gent.

Giesbers, H. (1989). Code-switching tussen dialect en standaardtaal. P.J. Meertens-instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde, Amsterdam.

114

Goossens, J. (1975). ‘De ontwikkeling van het gesproken Nederlands in Vlaanderen’. Nu Nog 23, 51-62.

Goossens, J. (2000). ‘De toekomst van het Nederlands in Vlaanderen.’ Ons Erfdeel 43, (1), 2-13.

Grondelaers, S. & C. Lybaert (2017). ‘Bepaalt wat we denken en voelen over taal ook wat we doen in taal? Percepties, attitudes, evaluaties, en hun omkaderende ideologieën in het Belgisch-Nederlands’. In: De Sutter G., De vele gezichten van het Nederlands in Vlaanderen. Leuven & Den Haag: Acco, 163- 181.

Grondelaers, S., S. Delarue & G. De Sutter (2017). ‘Tussen droom en daad, De consequenties van de verander(en)de standaardtaalrealiteit voor de taaldocent’. In: De Sutter G., De vele gezichten van het Nederlands in Vlaanderen. Leuven & Den Haag: Acco, 330-352.

Hendrickx, R. (2012). ‘Het Taalcharter’. Geraadpleegd op 26 februari 2018 via https://taal.vrt.be/taalcharter-2012

Janssens, G. (2004). ‘Ontstaan, ontwikkeling en positie van de ‘Vlaamse tussentaal’. In: S. Kiedron & A. Kowalska-Szubert (red), Thesaurus polyglottus et flores quadrilingues. Festschrift für Stanisław Predota zum 60. Geburtstag. Wrocław: Oficyna Wydawnicza ATUT, 173-178.

Jaspers J. & F. Brisard (2006). ‘Verklaringen van substandaardisering: tussentaal als gesitueerd taalgebruik’. Leuvense bijdragen 95, 35-70.

Knops, U. (1987). Andermans en eigen taal: een inleiding in de sociale psychologie van taal. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Labov, W. (1966). The social stratification of English in New York City. Washington D.C., Center for Applied Linguistics.

Lemahieu, G. &, J. De Caluwe (2008). Tussentaal in spontane conversaties van Vlaamse jongvolwassenen (18- tot 24- jarigen ) [masterproef]. Gent: Universiteit Gent.

Lybaert, C. (2014). Het gesproken Nederlands in Vlaanderen. Percepties en attitudes van een spraakmakende gemeente [doctoraat]. Gent: Universiteit Gent.

Lybaert, C. (2015). ‘De ideologische positie van Algemeen Nederlands in Vlaanderen: de standaardiseringsideologie onder druk?’. Taal en Tonval, 67, (1), 97-134.

Lybaert, C. (2017). A direct discourse-based approach to the study of language attitudes: the case of tussentaal in Flanders. Language Sciences, 59, 93–116.

115

Lybaert, C. & S. Delarue (2017). ‘ ‘k Spreek ekik ver altijd zo. Over de opmars van tussentaal in Vlaanderen’. In: De Sutter G., De vele gezichten van het Nederlands in Vlaanderen. Leuven & Den Haag: Acco, 142-162

Marynissen, A. (2017). ‘De lange weg naar een Nederlandse standaardtaal. Een beknopte geschiedenis van de standaardisering van het Nederlands.’ In: De Sutter G., De vele gezichten van het Nederlands in Vlaanderen. Leuven & Den Haag: Acco, 60-79.

Plevoets, K. (2008). Tussen spreek- en standaardtaal. Een corpusgebaseerd onderzoek naar situationele, regionale en sociale verspreiding van enkele morfo-syntactische verschijnselen uit het gesproken Belgisch-Nederlands [doctoraat]. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven.

Plevoets, K. (2013). ‘De status van de Vlaamse tussentaal: een analyse van enkele socio-economische determinanten’. Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 129, (3), 191-233.

Preston, D. (1989). Perceptual dialectology. Nonlinguists' views of areal linguistics. Dordrecht: Foris.

Prieels, L., & J. De Caluwe (2012). Standaardtaal of tussentaal op televisie : een onderzoek naar het taalgebruik van presentatoren in tv-magazines [masterproef]. Gent: Universiteit Gent.

Sandra, D., R. Rymenans, P. Cuvelier, P. Van Petegem & F. Daems (2007). Tussen taal, spelling en onderwijs: essays bij het emeritaat van Frans Daems. Gent: Academia press.

Taeldeman, J. (1993). ‘Dialectresistentie en dialectverlies op fonologisch gebied’. F. Hinskens, C. Hoppenbrouwers, & J. Taeldeman (eds), Taal en Tongval 6, 102-119.

Taeldeman, J. (2008). ‘Zich stabiliserende grammaticale kenmerken in Vlaamse tussentaal’. Taal en Tongval 60, 26-50.

Van de Velde, H. (1996). ‘Verkavelingsvlaams. Wat is mij dat nu?’. In: R. van Hout & J. Kruijsen (red), Taalvariaties. Toonzettingen en modulaties op een thema. Dordrecht: Foris Publications, 261-271.

Van der Pligt, J. & N. de Vries (1995). Opinies en attitudes. Meting, Modellen en theorie. Amsterdam. Boom.

Van Hoof, S. (2010). ‘Taalvariatie op de Vlaamse openbare omroep. Substandaardisering in fictieprogramma’s vroeger en nu’. Handelingen van de Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 64, 167-185.

Van Hoof S. & J. Jaspers (2012). ‘Hyperstandaardisering’. Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde, 128, (2), 97-125.

Van Istendael, G. (1988).’Heer Bommel en de Statenbijbel’. Nieuw Wereldtijdschrift 5: 12-19.

VRT Taalnet (2013). ‘De Grote Taalpeiling - tussentaal is overal’. Geraadpleegd op 25 april 2018 via https://taal.vrt.be/de-grote-taalpeiling-tussentaal-is-overal.

116

Willemyns, R. (1982). ‘Taalvarianten en Normbewustzijn’. Colloquium Neerlandicum 8. Verslag van het achtste colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten, 79-96.

Willemyns, R. & W. Daniëls (2003). Het verhaal van het Vlaams. De geschiedenis van het Nederlands in de Zuidelijke Nederlanden. Standaard Uitgeverij, Antwerpen.

117

Bijlage I – Orthografische transcripties vertelsituaties

Orthografische transcripties van het taalgebruik van de tien uitspraakambassadeurs

Antwerpen

Veerle Baetens

Fragment 1 Veerle Baetens Van Gils & Gasten L= Lieven Van Gils V= Veerle Baetens

4.2 L Met één kruk doe jet al tegenwoordig!6.1 6.1 V Ik doe het al met één kruk, da s al iets é.7.5 7.8 L Wadis er allemaal gebeurd? 9.1 9.3 V Ja ik heb mij geëngageerd om een clipje op te nemen voor Natuurpunt en da was voor weinig geld dus ja dad is dan van der ligt geen matras, ma w’ebben weinig tijd dus ja ik ga da gewoon doen, ik ga van dien boomstronk springen en da heb ik dus gedaan me alle gevolgen van dien. 24.2 24.2 L Ja als je dat in een film doet dan ligt er een matras 26.0 26.3 V Dan ligt er een matras.27.2 27.2 L Maar hier lag er geen matras. Webben die sprong op beeld, we gaan misschien eerst even kijken. Je springt eigenlijk van niet zo heel erg hoog, elegant dat wel. 36.4 36.7 V Het lijkt ook alsof ik geen onderbroek aan eb ma da iz dus wel!38.9 39.1 L Zo eb ik nie op de details gelet, maar je komt dus slecht neer.41.4 41.4 V Ja ik kwam heel slecht neer.42.6 42.8 L Voet gebroken é? 43.5 43.5 V Ja. 43.8 44.3 L Of mja. 44.7 44.8 V Ik hoorden et kraken dus… 46.9 47.0 L Maar Veerle, voor het goede doel hé?49.7 49.9 V Voor het goede doel! 50.5 50.8 L Een campagnefilmpje voor Natuurpunt daar gaan we nu eens naar kijken, een stukje ervan toch en het is echt een héél mooi filmpje… 54.8 55.1 V Dankje! 55.6 55.6 L In primeur es kijken.56.9 57.4 Filmpje met lied 'Laat ons een bloem' gezongen door Veerle Baetens 79.5 79.9 L 'Laat ons een bloem' van Louis Neefs. Prachtig nummer en we zien daar een aantal oude bekenden van de Broken Circle Breakdown? 86.5

118

86.7 V Ik eb ze eigenlijk opgetrommeld. Ik ad zoiets van we moeten der iets leuk mee doen, we moeten der iets catchy mee doen. Laten we et nummer 'Laat ons een bloem' coveren samen met The Broken Circle Breakdown Bluegrass band of Broken Circle Breakdown….. Band. 97.3 97.6 L Ja moeilijk hé, zelfs voor jou. 99.0 99.0 V Zelfs voor mij! 99.8 100.0 L Hé maar wadis de bedoeling? Waarom moest je dit en wilde je dit per se doen?103.4 103.4 V Wel, Natuurpunt is na mij gekomen met de vraag wil jij meter zijn van et project 'Bos voor iedereen' en ja ik ben, ik ben een natuurmens. Ik zit ook graag tussen de bomen. De regering doet er zeer weinig voor. Der wordt, blijft maar gekapt worden, bossen, bomen, noem maar op. En eigenlijk heeft Natuurpunt zoiets van oké laten we dan positief het heft in eigen hand nemen en zelf bomen planten en mensen aanzetten om bomen te planten. Het is niet erg dat er een boom sneuvelt ma der moet wel één voor in de plaats komen. 132.4 132.4 L Ja we moeten zorgvuldiger omspringen met onze planeet 134.5 134.7 V Ja, sowieso!136.0 136.2 L Een hart voor de natuur. Bedankt Veerle, we praten zo dadelijk verder maar ik heb ook nog andere gasten natuurlijk. 139.3

Fragment 2 Veerle Baetens interview I= Interviewer V= Veerle Baetens

0.0 I Nu ben je toch aan t zweven é. 1.2 1.2 V Ik ben aan ‘t zweven, ma... ça va ze! Ik eb, ik eb gewoon echt zoiets van ja nu moeten we, nu moeten we ervoor gaan en nu moeten we da winnen. Godverdomme! 12.4 12.7 I Ja, ja! Ma de kans zit erin é? 15.2 15.5 V ‘k Weed et nie, ‘k weed et echt nie. Ik, ik, ik vind onze tegenspelers echt wel goeie tegenspelers. 23.5 23.5 I ja, ja. 23.8 23.8 V Veel talent! 25.0 25.0 I Eb je, eb je d andere films zo'n beetje gezien eigenlijk? 28.0 28.1 V Ik eb 'Jachten' gezien, ik eb 'Grande Belleza' stukken gezien. D andere twee ken ik nie, ma ‘t is vooral 'Jachten' en ‘Grande Belleza’ waar da ‘k, ja toch wel et meeste schrik van eb. 39.2 41.0 I Samen met die twee waren jullie ook de meest genoemde. 44.1 44.3 V Ja voilà, ‘k denk dat da tussen die drie... Ma ge weed et nooit é naar ‘t schijnt is ‘t echt pff een hele grillige, hoe moe ‘k et zeggen, categorie waar da heel grillig in gekozen wordt eb ik vanmorgen nog op de radio gehoord dus ja. Ma ge moe der gewoon voor gaan nu!65.2 65.3 I Ja, ja. 65.8 66.1 V Der is geen plan omda iedereen zoiets had van we gaan nie onnodig de koppen samen steken om, en tijd verliezen als et nie iz dan, dan ja, dan is ‘t elemaal een grote teleurstelling denk ik. Ma sowieso voor mij persoonlijk dan ja is ‘t gewoon gaan babbelen me agents en managers en

119

daar beslissingen in nemen. ‘k Denk dat da belangrijk is wa da ‘k nu gaan doen is beslissingen nemen wie mij daar ga vertegenwoordigen. 94.7 94.9 I Ze staan in de rij eigenlijk, of? 97.1 97.1 V Nee, nee, daarom nie. 8.8 98.8 I Ja, ma ik eb al gehoord dat er bijvoorbeeld, ja die Tatjana Detlofson eb ik gesproken en die zei van ik weet dat er verschillende kandidaten zijn. 105.8 105.8 V Ja ma der is er ook bijvoorbeeld Dalleel die eeft afgehaakt. Afgehaakt of eeft gezegd van ‘k doen et nie, dus het is absoluut nie in, in kannen en kruiken voor mij oor. 117.4 117.8 I Ja, ja. 118.6 118.7 V Ma ik zit daar ook, k zit daar ook nie mee in. Ik eb tijd é.122.9 122.9 I ja, ja. En campagne voeren daar, euh ga je da nog doen? Ga je daar interviews gaan geven, ga je daar euh ... 132.5 132.5 V Interviews is da nie zo zeer, ‘t zijn zo tot ier toe Q & A's geweest, dus alé zo screenings met Q & A's en mensen ontmoeten. Als tan over mij persoonlijk ga, is ‘t echt me mensen gaan babbelen en ze tegenkomen en en en dervoor zorgen, diegeen die geïnteresseerd zijn in u die willen u ook ontmoeten want die willen weten welk vlees da ze in de kuip ebben, oe dat die der in ‘t echt uitzie, oe datie klinkt, oe datie is, oe datie aar Engels ook is, da vooral denk ik dan ook. Daar ga het over, voor mij ga het in eerste instantie dervoor zorgen da tiene film zo'n breed mogelijk publiek eeft en dan in tweede instantie voor mij gewoon om knopen door te hakken. 174.8

Matthias Schoenaerts

Fragment 1: Matthias Schoenaerts interview I= Interviewer M= Matthias Schoenaerts

0 M Oef, da leunt aan bij één van de pittigere dingen die ik tot nog toe gedaan heb. Ik bedoel in termen van productie en van werkintensiteit, ma da spreekt voor heel de ploeg hé nie alleen vo mijzelf als acteur, ma vo heel de ploeg. Ma da s ja een fantastisch ervaring. Amai. Fantastische ervaring. Ik ben benieuwd welke film want da weet je nooit op voorand dus daar kan ik geen uitspraken over doen. Ik ben er heel erg benieuwd naar. De ervaring op zich, et draaien zelf was fantastisch.32.1 32.4 I In welke zin dan? Euh ja een onderzeeboot. Je bent diep moeten gaan. 36.7 36.7 M Ja, prachtig scenario. Ma natuurlijk ‘t is een soort ultradrama é. ‘t Is een, oe zeg je dat, een rampenfilm, disaster movie, gebaseerd op waargebeurde feiten. Heel dramatisch in feite. Maar tijdens het draaien, ik had natuurlijk het scenario gelezen, en als je het scenario leest, oké je verbeelding brengt je wel tot wat er op papier staat ma als je dan in productie gaat en plots zijn die decors nagebouwd en ineens begin je echt heel dicht bij die realiteit te komen. Ineens kan je echt voelen wad et min of meer natuurlijk, bij benadering, moet geweest zijn wat die

120

kerels daar hebben meegemaakt. Dad is, dad is hallucinant. Dad is Ha-llu- cinant. En bij de lezing is dad iets dat zich in de verbeelding ma vanaf dat da geconcretiseerd wordt met een set en ik die scènes echt ga spelen, die dingen ga opzoeken. Pfoe… dan kom je wel wa tegen. Ma ‘t was ook weer fantastisch om met Thomas Vinterberg te werken die die ondertussen ook een vriend is geworden. Da s heerlijk om me zo iemand op de set te staan, om met hem te werken maar ook om hem te zien werken en nie alleen et werk da jij me hem moe doen ma ‘t werk dat ij ook met de rest van de ploeg doe. En em zien werken, em zien denken, horen denken, ja da s een masterclass é. Dad is gewoon te genieten en absorberen en we adden ook een fenomenale DP, Anthony Dotmantell, ook een legendarische director photography. Ma echt ook een rock 'n roll cameraman, ne cowboy, echt ne cowboy. Ma wad een, wa ne kunstenaar en wad een energie op een set wa dat die meebrengt, ma ook aan plezier meebrengt op een set. Wa voor humor dat die meebrengt op een set. 156.4

Fragment 2: Matthias Schoenaerts S= Sofie Lemaire M= Matthias Schoenaerts

0 S Wat maakt u goed? 1.5 4.0 M Geen idee. Das een, daz waarschijnlijk een cluster van dingen waar je vat op ebt en dingen waar je geen vat op ebt en daz een huwelijk tussen elementen die je beheerst en elementen die je nie beheerst en externe factoren. Ik ‘k weed et nie, ik heb geen idee. 18.1 18.1 S Wat maakt u niet goed?20.7 21.2 M Da ligt altijd aan de anderen é. Haha uiteraard! L'enfers c'est les autres! Ja.27.3 27.9 S Waarom maakt u et? 30.0 30.6 M Als ik echt oprecht antwoord, is ‘t wel een heel gewichtig antwoord. Ma ‘t is wel het echte antwoord dus fuck it dan ben ik mor gewichtig. Da moeten ze der dan maar bij pakken. Omdad ik denk da de zelfperceptie van de mensheid bestaat uit verhalen. De oudheid zit vol, de Grieken, de Egyptenaren, de Maya's... De Bijbel, alle religieuze teksten, alles is verhaal, verhaal, verhaal. Ma verhalen bestaan enkel door personages die die verhalen waar maken, die die verhalen belichamen. Dus het concept van verhaal is van onschatbare en is van enorm belang in hoe de mens over zichzelf denkt en acteren is eigenlijk denk ik dad eeuwig onderzoek van wad et betekent om mens te zijn en hoe de mens me mekaar omgaat en hoe de mens zich verhoudt ten opzichte van het leven, in welke context dan ook. En de oneindige variaties daarop en dat dan bezielen om dan in een veraal terecht te komen da hopelijk de mens weer op een ander manier weer over zichzelf zal doen denken. En hopelijk op een betere manier. 93.2 94.0 S Wie heeft u gemaakt? 95.6 95.9 M Dan moet ik echt denken aan mensen zoals Dora van der Groen en mijn vader. Da zijn de mensen waar da ‘k eigenlijk et meest van geleerd eb, en andere mensen bewonder ik. Dora van der Groen en ja mijn vader da zijn, om et zo te zeggen, da zeg ik nie uit fiereid van zoon

121

naar vader toe ma als mijn vader in Amerika filmacteur of theateracteur at geweest, dan waz dat de acteur waar Marlon Brando over zou spreken. 121.3

122

Oost-Vlaanderen

Jurgen Delnaet

Fragment 1: Jurgen Delnaet ‘Best Vormgegeven Boek’ J= Jurgen Delnaet

0 J Hallo. Ik ben Jurgen Delnaet. Ik ben acteur en ik eb twee boeken gekozen voor de prijs van 'Best Vormgegeven Boek'. Raoul Dekeyser 'The Last Wall'. Dat gaat over de voorbereidingen voor de laatste tentoonstelling van de Belgische kunstschilder Raoul Dekeyser. 2012, in de zomer van 2012 waz ij bezig met zijn laatste schilderijen zo is gebleken want de tentoonstelling gepland voor 2013 is nie kunnen doorgaan omdat de schilder overleden is. ‘k Vind dit boekje, de vorm van dit boekje, perfect passen bij de inhoud. ‘t Is eel subtiel maar ‘t begint al op de titelbladzijde, gewoon een heel eenvoudig lettertype, zwart op wit. Et enig kleur aan de buitenkant komt van de gele ruit, ‘t soort van logootje van de uitgeverij en een overzichtsbeeldje van die laatste schilderijen van Raoul Dekeyser op ‘t achterblad. De afbeeldingen van de schilderijen die zijn gewoon heel sober gefotografeerd maar ‘t kader van de foto is ietske groter dan het onderwerp zelf dus waardoor je ook toch nog krijgt aangetoond van et zijn maar foto's. Dit zijn niet de schilderijen zelf. Een mooie opbouw en helemaal in ‘t midden zit dan een soort van uitvouw waarbij je eigenlijk die laatste muur te zien krijgt, die ‘last wall’. Alleen niet in het museum waarvoor hij bedoeld was maar in et atelier waardoor je uiteindelijk toch nog die tentoonstelling krijgt. Op de achterkant van et voorblad is er alleen kleur en da s een soort van warm oranje, bijna fluorescerend. En de voorlaatste bladzijde, dus de achterkant, alé de voorkant eigenlijk van de achterflap is dan weer donkerblauw dus ik zie dan de ochtend en de nacht waar de schilder in is verdwenen. 120.1

Fragment 2: Jurgen Delnaet interview J= Jurgen Delnaet

0 Jurgen Elke voorstelling die ik maak of waarin ik gespeeld eb, is goed voor studenten en voor iedereen. Ik maak nie voorstellingen voor een bepaald publiek. Ik eb nie de behoefte n om, ik eb nooit de behoefte n om 'nu ga ‘k alleen maar een voorstelling voor vrouwen of voor zestienjarige studenten metaal maken' of zoiets. Ik hoop altijd da iedereen der iets in herkend, ja da hoop ik natuurlijk. 24.5 fragment Bloetwollefduivel/Othello 27.0 Jurgen Med et juiste kader en met de juiste insteek kunde alles, kunde alles, kan iedereen alles zien. Vaak gadet gewoon over, ‘t gaat over openheid en over niet teveel op voorand al een idee derover te hebben. Wa we na de première hebben gehoord is van 'oei oei oei ‘k versta der niks van' maar daarover gaat diejen Bloetwollefduivel niet, ge moet diejen nie verstaan, ge moet er naar, moeten, ge moet niks. Ik hoop dat de mensen gewoon kijken en het op zich laten

123

afkomen. De dingen op het gebied van kunst die mij, die mij et meeste n ebben geraakt en geïnspireerd zijn ook dingen die ‘k ik nie kan uitleggen. Ik ben ‘k ik ook geenen theoreticus. Ma waarom raakt een schilderij van Rotco mij? Gewoon omdat ta zuivere emotie is me verf, das gewoon puur licht. Ik word daar nie goe van ma ik kenne ‘k ik niks van verf! Kenne ‘k ik niks van verfmenging of wat dan ook. Ma ik word daar vol door geraakt en ik hoop dat da me mijn voorstelling ook het geval is, da mensen nie beginnen zoeken naar wa moeten we eigenlijk zien. Ge moet niks zien, ge moogt uzelf zien. Ge moogt naar uzelf kunnen kijken. Da ge ‘t nie goe vindt of da ge der niks aan ebt, oké. Ma ‘k zou et heel jammer vinden als mensen blijven steken bij ik versta et nie want daarover gadet nie denk ik. 105.4

Anemone Valcke

Fragment 1: Anemone Valcke Van Gils & gasten L= Lieven Van Gils A= Anemone Valcke

0 L Klopt het Anemone dat je ooit es samen met vijf andere vrouwen een stuk hebt gemaakt? 5.2 5.4 A Ma… Ja sorry zeg maar.7.4 7.7 L Nee nee. Dat zelf op de BBC is opgepikt hé?9.8 10.0 A Ja ma eigenlijk om ook dan terug te koppelen naar uw vorige vraag, da s eigenlijk pas sinds die voorstelling da ik daar veel bewuster over ben beginnen nadenken want initieel toen als Alexander Devriendt, die artistiek directeur is van, regisseur ook, van Ontroerend Goed naar ons kwam en zei ik wil een feministisch pamflet maken, een nieuw feministisch pamflet, zeiden wij: “hahaha euh niks van, wij zijn toch geëmancipeerd, ik snap nie waarom da ge daar een voorstelling van wilt maken”. Dan zijn we daar beginnen in researchen en dan hebben wij gewoon beseft van amai wow der is echt wel nog, der is echt een megagroot probleem nog. En sindsdien ben ik daar wel, ben ik daar wel veel bewuster mee omgegaan en dan en nu, dus eigenlijk zat et mij toen nie hoog ma zit et mij eigenlijk nu pas hoog.55.1 55.2 L Ja nu toch wel. Ma ik wil even een fragmentje laten zien want je probeert daar uit te beelden, hoe het bij een vrouw aanvoelt om verkracht te worden 65.1 65.2 A Och, goh ja.66.4 66.4 L Ja. 67.2 67.7 A Ja haha. Ma het is nie, het is gewoon wa da wij in die voorstelling, wa da wij doen in die voorstelling is tonen, het verschil nog tonen.74.7 74.7 L Ja. 75.1 75.4 A Wa dat er nog is zonder daar een mening over te geven, zonder daar moraliserend mee om te gaan en wa da jullie nu gaan tonen is eigenlijk de climax of wa dat er kan gebeuren als die, als die, als da fysieke verschil tussen man en vrouw als da misbruikt wordt. 93.6 93.6 L We gaan even kijken dan met jou. 96.0 96.3 Fragment uit theaterstuk 122.6 122.6 L Ja het komt binnen, het is toen zelfs door de BBC opgepikt hé die scène?127.4

124

127.4 A Ja. Waar da we trouwens heel, da s dan opgepikt door de BBC en dan waz da op et internet en dan zijn we daar ook echt heel hard door zo, heel veel seksistische opmerkingen op gewezen van zo wie denken die vrouwen wel da ze zijn en ‘t zijn meisjes die doen rare vossen na en die doen zo rare beesten na. 147.3 147.3 L Ja dan heb je dat. 147.8

Fragment 2: Anemone Valcke A= Anemone Valcke T= Toerist A Hey! Haay! Ik ben Anemone Valcke. Jullie vragen jullie waarschijnlijk af wa da ‘k ik ier sta te doen als druk, druk, druk bezette BV in Gent. LA, Londen, Parijs,.. ‘t Stopt nie! Zeb’n mij dus gebeld van ‘t stadhuis om nekeer na te denken over oe da wij in 2030 van deze snelgroeiende en populaire stad een nog wijzere plek kunnen maken. (toeristen passeren) “if you want to take a picture, it’s now é” ‘k ben ‘k ik sebiet vertrokken naar ‘t stad en ‘k eb kik ne keer vree goe rondgekeek’n en ‘t eerste wa da mij opviel waar’n al die toerist’n, ‘k versta da nie! Wa koom’n die ier doen? Zo wa foto’s trek’n van al die gebouwen? A “You’re welcome”. T: “Thank you!” A Alé, da begint ier meer en meer te trekken op Brugge of Disneyland Paris, da slaat toch op niets! Och en die drie torens, da gaat er los over é? Niemand gaat toch nog naar de mis de dag van vandaag! Niemand! Nee, less is more. Dus voor mijn part, mag ta lelijk Belfort me da triestig draaksken op dienen toren, da mag t er echt wel van tussen gehaald worden. Op die manier is ‘t er meer tijd en ruimte voor nieuwe dingen, voor verandering snapte? Dan komt ons Schapenstal eindelijk weer tot zijn recht en lang moet da nie duren é zo van die dingen. Tegenwoordig… En nen app voor alles! Alé, drie, twee, één….Lift off!

125

West-Vlaanderen

Wannes Cappelle

Fragment 1: Wannes Cappelle interview I= Interviewer W= Wannes Cappelle

0 I Wanneer na dat proces kwam het idee voor een nieuwe plaat naar boven? Zat je daar nog in of? 6.1 6.9 W Ja ik ben, voor mij is et Zesde Metaal sinds 2005 altijd wel mijn hoofdproject geweest. En de andere dingen eb ik er zo, ja, deed ik ook noodgedwongen van alles ernaast. Ook al heb ik et ook nodig. Ik merk nu da ik, ik zou me eigenlijk alleen med et Zesde Metaal kunnen bezig houden nu. Maar ik merk ook wel de honger naar andere dingen, zo scenario's schrijven of ja theater of ... Vin ik ook altijd nogal... Ik vind de afwisseling wel leuk. En dus ja een nieuwe plaat was gewoon.. Wij waren met ‘t Zesde Metaal een theatertour aan ‘t doen en toen adden we besloten om ons instrumentarium wa aan te passen en wa meer me syns te werken, de akoestische gitaar wa vaker aan de kant te laten en zo kwamen we op een nieuwe sound eigenlijk waarvan iedereen zo iets had van na afloop van die theatertour en nu zo snel mogelijk een nieuwe plaat opnemen, want ‘t is et moment! 83.7 84.0 I Het is misschien een beetje moeilijk om je vinger op te leggen, maar weet je waarom die interesse in de syns en... een verandering heeft ingeluid. 92.8 93.4 W Da s eigenlijk heel simpel. Tom Pintens, die onze pianist en gitarist is, die waz et echt beu om piano te spelen. Daar kwam et eigenlijk op neer. 105.2 105.2 I Ja, oké. 105.4 105.6 W Ij at echt zin om wa nieuwe ‘sins’ te kopen en daarmee aan de slag te gaan. En wij vonden da allemaal wel een leuke uitdaging. Omda je ebt de nijging als je zegt van we gaan in de theater spelen dan gaan we wa zachter en nemen we een ukelele mee en een banjo en dan is ‘t klaar. Dus we vonden da wel een leuke uitdaging om et over een heel andere boeg te gooien.132.6

Fragment 2: Wannes Cappelle Alleen Elvis blijft bestaan T= Thomas Van der Veken W= Wannes Cappelle

610.7 T Willem Vermandere, je hebt het zelf al gezegd, echt rock ’n roll…. 614.8 615.0 W Is ij niet? Nee. 615.6 615.7 T En sta mij toe daarom een vraagteken in de strijd te werpen. 619.2 619.2 W Ja. 619.5 619.5 T Namelijk deze man. 620.5 621.2 W Ah leuk. 622.0 622.1 T Ken jem? 622.5 623.3 W Ja ik vermoed dat het Johny Turbo is. 625.5

126

627.2 T Ja het is Johny Turbo. Ik moet eerlijk zijn, ik kende Johny Turbo niet voor de redactie mij dit kwam aandragen. 633.9 633.9 W Uhu. 634.2 634.5 T Leg jij eens uit, wie is Johny Turbo? 636.1 636.3 W Johny Turbo is een Kortrijkse zanger. Hij is ‘k denk al een kleine tien jaar geleden overleden denk ik, die maakte, ‘k heb em zelf nog zien optreden, die maakte redelijk kolderieke nummers in t West-Vlaams, ma eigenlijk nogal plat maar me zeer goeie teksten. Dus in West-Vlaanderen, zeker in Zuid-West-Vlaanderen kent heel veel volk… het is n beetje n West-Vlaamse nationale held. 665.0 665.0 T Ja we zullen even luisteren naar die goeie tekst 'S ak ze zie' heet het nummer. 671.7 671.9 W Ja. 672.1 672.2 T Der is een videoclip, enfin dat is toch het woord dat hij gebruikte, bij opgenomen. Ja het is ook weer goed opletten om de geheime boodschap te vinden. 681.4 681.4 W Ja 681.8 681.8 Muzikaal intermezzo 721.0 721.7 T Ja, waar heeft Johny Turbo het hierover Wannes? 724.6 724.8 W Dat hij stijf wordt als hij haar ziet. 728.7 728.7 T Ja. 729.1 729.3 W S-T-I-J-F, 'ik komme zot ak ze zie'. 731.8 732.0 T Is dat naast Willem vermandere een andere invloed? 735.4 735.8 W Ma ergens wel, ergens alé nie qua thematiek ofzo ma, en muzikaal zeker niet, maar ik, ‘t grappige is, ik ad eigenlijk zelf ook aan da fragment gedacht en ik dacht ge moet da nie laten zien want da doet em eigenlijk geen eer aan. Omda ‘t is, ‘t is heel slecht, ‘t is ook expres heel slecht, zijn arrangementen waren ook alé ja. 761.7 762.1 T Alleen al het pianootje waarmee het begint. 763.9 763.9 W Ja, ja. 764.4 764.4 T Iedereen naast de toetsen slaan. 766.0 766.3 W Dus ik, ij was een drumleraar, zijn zus was notenleerlerares, eb ik les van gat en maar da waz wel, die kwam optreden in, in, in e jeugd in, in ons jeugdhuis voor ne bak bier en… Ma die was zeer populair. Ij eeft één cd gemaakt 'Veske zjever', verse zever, en ‘t is bij momenten echt lichtjes geniaal. 798.6 798.7 T Haha ja ik vin et heel erg grappig. Ja der zit ook een zekere gekheid in jou hè, nie per se in de liedjes die je maakt, ma jebt wel al gekke dingen gedaan op een podium hè. 809.0 809.6 W Ja ik eb, ik ben eigenlijk redelijk vroeg in mijn carrière als cabaretier begonnen, samen met Dries Helsen. 823.6 823.6 T Uhu. 823.9 823.8 W Mijn klasgenoot toen aan studio Herman Teirlinck en heel veel mee gespeeld, ‘k denk da wij toen e voorstelling gemaakt hadden en der onderd keer mee gespeeld hebben van in e koeienstal in West-Vlaanderen tot in Boerla in Antwerpen. En ja wij deden ook wel , wij wij, waren eigenlijk liedjes die we zongen elk ons eigen liedjes, en afgewisseld me sketchen waar da we ook wel zo ja probeerden het warm water opnieuw uit te vinden. En in da verband is eigenlijk het strafste da ge kunt doen in een cabaretvoorstelling volgens mij al gebeurd, ik ken et zelf nog nie ik zal et aanklikken. 876.6

127

Maaike Cafmeyer

Fragment 1: Maaike Cafmeyer voor de klas

M= Maaike Cafmeyer LL= Leerlingen L1= Leerling 1 L2= Leerling 2 L3= Leerling 3 L4= Leerling 4 L5= Leerling 5 L6= Leerling 6 L7= Leerling 7

0.4 M Ik wil nie specifiek één van de leerlingen zijn. En plus vond ik et zelf altijd heel leuk om een echte juf te zien staan. Ik vond et ook tof als een juf mooi was. Alé ‘k bedoel da ze haar best had gedaan om dervoor te komen. Ik ben met dit beeld vandaag opgestaan, ‘k heb ik voor me kast gestaan en ik heb gezegd yeah baby, da gaat et zijn. 25.7

26.1 M Hallo! 27.6 27.7 LL geroezemoes 31.6 31.6 M Hay! 32.5 32.5 LL geroezemoes 35.1 35.1 L1 Die kent iedereen, iedereen kent aar. Kvin die zo hilarisch. 40.5 40.5 L2 Gij komt mij bekend voor, maar ik weet nie van waar é. 42.3 41.9 L1 Ja alé komaan é. 43.3 43.3 M Ja? 44.0 44.0 L2 Ergens van. Ergens van. 44.9 46.1 L3 Is ze zie die flik nie in Eigen Kweek? 48.5 48.4 M ‘Eigen Kweek’, ja daar speel ik Chantal. Das ne flik é. 52.0 52.0 L2 Ja, ah bent gij die flik? 54.1 53.6 LL gelach 54.4 55.3 M Ja dan loop ik een beetje meer zo é. 56.2 56.2 LL gelach 57.1 57.0 M Vandaag eb ik meer de vrouw in mij naar boven gehaald. 59.5 59.6 L2 Ja da klopt. Ja ja.60.8 60.7 M Jullie kennen mij een beetje é van op tv. Ik ken jullie helemaal niet. Mortaza, amai.68.1 68.1 L2 Das een mooie naam é. 70.7 70.3 M Ja ja, ja ja Ange. Is ‘t Ange da jet uitspreekt. 72.7 72.9 L4 Ja op z'n Frans. 73.6 73.9 M Ange. Biaggo. Chaghady. Is ‘t juste? 77.5

128

77.5 L5 Ja. 78.2 78.3 M Chaghadi. 79.7 79.7 L5 Haha. 80.3 80.5 M Oké. Kirsten, Arena, Erson. Oké ‘t is nogal een internationaal gezelschap é. ‘k Vin da wel tof. Goed, de klasregels. 'Ik weet et niet' is geen antwoord. Oké? Da s duidelijk é. De 'g' is geen 'h'… 107.8 104.1 L1 'H'? Haha. 104.8 107.8 L6 Huh? Da snap ik nie.108.9 109.0 M Snap j’et nie? Alli Biaggo, 'gooi geen groene groenten in de hoge gang’. 115.9 116.1 L6 Haha, ‘hooi heen hroene hroenten’… 117.9 117.9 M Biaggo wi gow! 119.6 119.6 LL gelach 120.3 120.1 M Oké, Robbe? 121.4 122.0 L7 Ja ik 'hooi'. 122.2 122.2 LL gelach 122.5 122.7 L7 gooh. 123.2 123.4 LL gelach 125.3 125.5 M Oké. Laat ons zeggen, ik reken van alles goed ma blijf eraan werken é jongens. 129.3

Fragment 2: Maaike interview Joe FM K= Kris Wauters M= Maaike Cafmeyer

0.1 K Maaike, jij hebt als ik het goed begrepen heb, speciale herinneringen aan een optreden van Metallica. 5.5 5.7 M Ja, ik ben absoluut geen fan, nee ‘k gaat anders zeggen. Ik was absoluut geen fan van Metallica. Ik had al m'n spulletjes al deskundig bij elkaar geroefeld, mijn rugzakske zat alweer schoon dicht geknoopt, ik was helemaal klaar om naar huis te vertrekken want ik dacht joenges dieje laatste groep, ja, pff. 28.4 28.4 K Da gaat ier niks zijn. 29.4 29.4 M Da gaat ier niks zijn. Da is niets voor mij. Op et moment da ik mijn kabatjen over mijn schouder trok, zag ik twee enorme doodskoppen naar beneden fladderen naast et podium en ‘k moe zeggen da was pff da sloeg nogal aan. En ik dacht misschien moek toch gewoon efkes…52.4 52.4 K Geef et een kans. 53.3 53.5 M Geef et een kans, geef et gewoon een kans. En toen kwam James… Hetfield. 60.6 60.6 K Uhu. 61.2 61.4 M En ik eb nog nooit zo ne seks van et podium zien stralen! Stralen, da is gewoon geen stralen nie meer, da is, da da ik, ik kan het gewoon niet omschrijven. Beestachtig! Bovendien haha ben ik haha… 81.4 81.4 K Rustig, altijd rustig blijven. 82.5

129

82.7 M Haha ik vin da… nog altijd dat da kan. Ik ben e hele week nie meer in staat geweest om mijn hoofd omhoog te heffen. Ik eb zodaniglijk geheadbangd. 94.7 94.7 K Haha. 96.1 96.0 M Haha ik heb een totale verstuiking aan mijnen nek opgelopen. 100.4 100.1 K Haha. 100.5 100.8 M Ik kon nie meer, da was zoveel pijn en da s nog altijd één van de beste optredens die ik ooit heb gezien. Ik heb zelfs een cd gekocht. ‘t Is maar bij die ene gebleven, maar ik was flabbergasted. 117.2 117.4 K Ja dat geloof ik graag, geloof ik graag. Beste vrienden, luisteraars van Joe, hou u vast aan de takken van de bomen, hier is 'Enter Sandman'. 124.5

130

Limburg

Stijn Meuris

Fragment 1: Stijn Meuris in De Afspraak B= Bart Schols S= Stijn Meuris

0 B Ik wil es weten wat je ervan gaat maken hé want want wat me nu wel opvalt in elk interview en op tv of in de krant of in Knack Focus vandaag nog, zeg je ik heb het een beetje gehad met de grapjes van Michael van Peel en co. Dit is niet scherp genoeg. 13.4 13.5 S Ik eb het er nie mee gehad. Voor alle duidelijkheid… Ja ik vind et heel pretentieus. Ik bedoel daarmee, et is mij iets te lief. En doe da als we Noorwegen geworden zijn. Als alles ongelofelijk goed gaat en w’ebben 300 miljard over op de begroting en alles is top, dan vin ik da je dat soort gezelligheid mag etaleren. Wij zitten ier in een, ik wee nie hoe ik et moe noemen, een soort van politiek rampgebied. En dan vin ek et heel vreemd dat onze mensen die op een podium staan daar verder niks mee doen. Ik ben echt klaar met de obligate grapjes. En dan wordt er een politicus getoond en die zitten dan ook in de zaal en die vindt dat te gek en dad is bijna een knipoog en dan zien we elkaar straks bij de cava. Daar was ik helemaal klaar mee. W’ebben nu nood aan iemand die gewoon zegt 'Hoe was dit jaar man?'. 64.8 15.9 B ... het lijkt een beetje pretentieus? Je noemt dat zelfs aanschurken tegen de macht. Dat zie ik Van Peel nu bijvoorbeeld toch niet doen hoor. 68. 69.2 S Jawel.69.5 69.5 B Ja? 69.9 70.1 S Ma da s veel subtieler. En voor alle duidelijkheid, respect voor wat die mensen doen. Wie ben ik als debutant? Als oude nieuwkomer. 76.0 76.3 B En op welke manier ga jij het scherper doen dan? 78.4 78.5 S Door dingen gewoon te zeggen en het vreemde n is... 80.7 80.7 B Geef es een voorbeeld. 81.1 81.3 S Toch kan er mee gelachen worden. 81.8 81.9 B Geef es een voorbeeld. 83.9 84.7 S Dingen, ja ik ga echt nu niet vertellen waar et hele verhaal over gaat want het, de onderliggende story, ‘t is 90 minuten storytelling, ‘t is fictie, maar ‘t is heel duidelijk dit jaar. Ik noem namen, ik noem feiten, anekdotes, noem maar op. Dingen die je soms in de krant gelezen ebt, maar soms ook niet. En connecties leggen, waarom ebben we toen dat meegemaakt, is er toen dit gebeurd en vervolgens dit en hoe komt da wij da allemaal nie meer zien? Hoe komt da wij de onderlinge structuur nie zien in een tijdvak waar iedereen geacht wordt goed geïnformeerd te zijn? W’ebben nog nooit zoveel info gehad. 116.2 116.4 B Wat doe je eigenlijk want ik lees dingen over Johan Van Overtveld die nogal plastisch wordt voorgesteld? Wa doe je dermee? 121.3

131

122.3 S Et, da kan ik nu nie zeggen. Maar hij speelt honderd minuten, hij speelt honderd minuten lang een hoofdrol. 127.2 127.2 B Honderd minuten lang? 127.6 127.8 S Ja. 128.2

Fragment 2: Stijn Meuris De Tuut van Tegenwoordig S= Stijn Meuris

0 S Hallo! Ik ben Stijn Meuris. Tja, al een kwarteeuw, da betekent 25 jaar, ik schrik er zelf van, zanger en frontman van Noordkaap, in de jaren '90 Monza, en nu van Meuris al een paar jaar. En met heel veel plezier en zeer veel overgave en energie maken wij muziek. Dat heeft één klein nadeel heb ik gemerkt: gehoorverlies. Ge zou et een gedeeltelijke doofheid kunnen noemen. En helaas double whammy, ook tinnitus, de zogenaamde ruis. Wij noemen da de muzikantenziekte. Tinnitus wil zeggen da ge permanent, ieder moment van de dag en de nacht een soort ruis hoort. In mijn geval iz dat de klank van de zee. Dus da valt eigenlijk nog mee want ik ken muzikanten die nen anderen tinnitus hebben en die horen bijvoorbeeld voortdurend nen feedback van een gitaar of allerlei rare stemmekes. Dan denken ze wel es das nen gekken artiest, da klopt wel. Neen, da s een heel pijnlijk verschijnsel. ‘t Is nie pijnlijk maar ‘t is gewoon vervelend. Ik vin dat er twee manieren zijn om om te gaan met uw tinnitus. Eén is heel simpel: tinnitus is uwen grootsten vijand. Ge wordt er knettergek van, het verstoort u leven, u sociaal zijn enzoverder. Of tinnitus is uwen besten vriend. Zo bekijk ik em. Tinnitus is mijnen besten vriend. Hij is altijd bij mij ook als ik et niet wil, elaas. Maar goed, al bij al toch een jammerlijke zaak. Ik wou da we twintig, vijfentwintig jaar geleden der meer van hadden geweten. Da we bijvoorbeeld gehoorbescherming hadden gedragen op repetities of op podium eventueel, ma da s nie et geval. Ik ben wel veel gevoeliger geworden voor lawaai. Als we repeteren, da s redelijk stevig, dad is uren aan een stuk, dan voel ik wel na een uur, anderhalf uur da ik er efkes uit moet twintig minuten. En dat schijnt een hele goeie methode te zijn. Lawaai kunde eigenlijk maar efkes verdragen. Is ook nie zo heel schadelijk als je er maar een uurke in staat en dan moede der een tijd uit. Helaas jullie daar, jonkies, jong volk, jullie gaan nachtenlang naar een discotheek, jullie gaan vier dagen lang naar een festival waar vroeger af en toe nog eens niks te horen was tussen twee groepen in, waar nu permanent muziek is tot in de late uurtjes. Da heb ik gelukkig nie meegemaakt in mijn jeugd. Dus klein woordje van waarschuwing van een ouwe nonkel uit de muziekgeschiedenis: probeer te doseren, probeer niet permanent u eigen bloot te stellen aan lawaai en let verrekte goed op met die kleine akelige, witte koptelefonnekes van uwen smartphone. 158.5

Marcel Vanthilt

Fragment 1: interview Vakmansklap I= Interviewer M= Marcel Vanthilt

0 I Hoe makkelijk is da voor jou me jouw beroemdheid om nog.. Krijg je soms nie enkel mensen die kicken op het feit van jij komt op tv, mensen kennen je? 9.7 9.9 M Ja ma dan ga ‘k weg. Alé als het binnen ‘t halfuur nie over iets anders gaat dan over mij, dan ben ik weg. Omda, dad is nie interessant want dan beginnen die "Seg, en oe was da toen, toen als Arno wegging me zijnen plastieken zak in uwen talkshow". Man, dad is bikan tien jaar

132

geleden, dad eeft ongeveer zeven seconden geduurd. Et is echt nie et belangrijkste in mijn leven oor Arno die me zijnen plastieken zak wegloopt van een tv-set. En K3, alé ik weet alle thema's die gaan komen, en Eurosong is ook nog altijd iets da zo op ne slechten moment... Dad is verdomme, oe lang is da, dad is bijna bijna twintig jaar, dad is achttien jaar geleden. ‘t Begin van K3 dat is 1998 ofzoiets. 47.6 47.8 I Wa ik daar goe aan vond was et feit da je wel heel stout was. Ma k bedoel ook, goed stout in de zin van als Spring kwam auditeren van ja ik heb et wel gehad, spring es onder een trein. Zou da, zou da nu nog kunnen denk je? 61.4 61.6 M Da vraag ik mij af ja. Want dad eb ik nog altijd even erg ja, omda... Ik vind muziek belangrijk en bij zo'n wedstrijd horen der heel veel ja gefabriceerde deuntjes. 73.0 73.3 I Ma hoe zit jij daar dan in zo'n studio? Zit jij daar dan van ik weet dak nu betaald wordt om stout te zijn of zit jij daar van ik weet dak nu betaald wordt om ier jurylid te zijn en degelijke commentaar te geven. 82.6 82.9 M Dad is gegroeid. Ik heb dan zo één of twee keer echt es gezegd wad ik er van dacht, zonder zo heel rechtstreeks beledigend te zijn, maar een beetje en floers met wat, taalspielerei. En dad ad dan direct impact van 'woow'. 'S anderdaags morgens of de maandagochtend frontpagina nieuws, wad eeft em nu gezegd en da waz dan natuurlijk vanuit de VRT, dit moeten we vooral nog doen dus laat u vooral gaan é, der werd nooit gezegd ‘oe harder, oe vettiger, oe prettiger’, da hadden ze me nooit gezegd. Ma zo van ‘en zeg maar goed wat ge denkt é man’. Da vonden ze geweldig goed. 114.9

Fragment 2: Marcel Vanthilt Die Huis E= Eric Goens M= Marcel Vanthilt

0 E Zeg en zal ik de sfeer meteen verpesten? Zebben mij gezegd als ge Marcel meteen kwaad wilt maken, zegt em dat em zestig wordt. 6.2 6.3 M Ah ja ja ja, enfin. Ik had da wel horen aankomen denk ik. ‘k Heb tijd gehad in ‘t vliegtuig om te denken van waar gaat diejen mens et in godsnaam over hebben. Zou mijn verjaardag passeren? Ja ge kunt da nie ontkennen é. ‘t Is dit jaar en nie volgend jaar é. 18.7 18.9 E Ik dacht ik begin maar met et pijnlijkste eerst 21.2 21.2 M Ja. God ja. 23.4 23.4 E Je wil geen zestig worden é. 25.2 27.6 M Het punt is, ik heb nu net zitten denken van ge ebt nog veel tijd en ge bent me van alles bezig. Voor mij is ‘t nog altijd precies of et morgen gaat beginnen. Het is zo van ja ma ik wil da nog doen en ik wil dit nog doen. ‘t Is zo ja. ‘t Begint nog allemaal. 43.6 47.5 stem Marcel Vanthilt. Van Arbeidadelt, van Eurosong, van Villa Vanthilt, van bijna veertig jaar televisie. En toch hij was er bijna niet geweest, die dag in Wellington. 58.6 59.5 E En marcheert et allemaal weer? 61.6 61.7 M Ja, ik moet terug gaan want ik kan mijn hand nie meer plooien. Ofwel is da...66.1 66.8 E En gewoon stoemweg van de trap gevallen. 69.3 69.3 M Echt. Mijnen eersten voet miszet en ik denk 'goh, ja!'. En ik zet mijnen tweeden voet ook en ik ben gewoon weg. Ma ik ben veruist en dad is nen elen stijlen houten trap. Vier meter naar benejen en ik slaag mijn hand om te pakken en da deed al pijn dus die was al gebroken. En dan benne ‘k ik beginnen tollen, ‘k heb ier nog zo alé een gezwel en ier ad ik een gezwel van zo ‘paf paf paf’. En ik ben dan beneden aan de trapleuning me mijn borst, me mijnen arm zo tegen die trapleuning terecht gekomen en dad eeft dus vier ribben gebroken en mijn long ingeklapt.

133

En dan ben ik vooruit gevallen me mijn kop tegen een ijzeren kist die daar stond dus ier een gat en eb ik daar een uur gelegen in een plas bloed. 112.8 113.0 E Bewusteloos? 113.6 114.5 M Ik ad zo veel pijn dad ik nie op kon en mijnen telefoon lag natuurlijk boven. Ik ad gewoon mijnen nek kunnen breken. ‘t Is zo, ja. Der gaan grote dingen gebeuren me mij, ik voel et! ‘k Zeg et, nu gadet pas beginnen! 135.5

134

Brabant

Adriaan Van den Hoof

Fragment 1: Adriaan Van den Hoof Ideale Wereld OJ= Otto-Jan Ham S= Sven de Leijer A= Adriaan Van den Hoof

0 OJ Jij hebt een broer die in de reclame zit? 1.2 1.2 A Ja en mijn andere broer werkt ook bij mijn broer ja.4.2 4.2 OJ Ah ja, dus het gaat heel veel over reclame bij jullie? 7.3 7.3 A Nee, het gaat nie veel over reclame. 8.6 8.6 OJ Iz dad ook zo'n boef? 9.9 10.3 A Nee da zijn geen boeven. Da zijn kerels die eigenlijk ook vooral voor Canvas en zo werken bijvoorbeeld.13.7 13.7 OJ Ja dan zeggen ze ook vaak da je fantastische programma's te zien krijgt! 17.0 17.0 A Inderdaad! Voilà ik was net ‘t zelfde aan ‘t denken! Nee nee, die kerels die zijn daar op een zeer.. ik noem et een artistieke manier, mee bezig. En heel, die maken echt, echt straffe dingen ook vin ik.27.5 27.5 OJ En zou jij reclame doen? 29.5 30.2 A Z’ebben mij een paar weken geleden wel gevraagd om voor een, één of ander biermerk zo filmpjes te maken over streekbieren. Ik drink al dertien jaar geen bier meer. Dus da s heel speciaal om dan te gaan zeggen 'Mmm heerlijk, bier'.44.2 44.4 OJ Ah ja. 44.5 44.5 A Ma da s zoals George Clooney reclame voor koffie maakt en geen koffie drinkt. 45.9 45.9 OJ Is dad echt? 46.3 46.3 A Ja. 49.1 49.2 OJ Die drinkt geen koffie?! 50.0 50.2 A Nee die drinkt geen koffie! Da s gewoon, die boys die gaan echt me zakken geld lopen terwijl… 54.2 54.8 OJ Ma ja waar ligt dan de grens? Stel, morgen belt die tandpasta dude en die zegt van Adriaan ik heb een tandpasta die zogenaamd wittere tanden oplevert, dad is nie zo, ma kgeef je wel zestig miljard. 66.4 66.4 A Zestig miljard?! 67.0 67.0 OJ Da s misschien een overdreven hoog... 68.9 69.2 A Nu snap ik waarom uw kinderen geen notie van geld ebben ook! 72.5 72.7 OJ Nee nee, 1 miljard. Nee da s ook veel. Een miljoen! 75.2 75.4 A Nee eigenlijk nie! 76.3 76.3 OJ Een miljoen! 76.6 76.9 A Nee, nee, nee! Da interesseert mij op zich nie. 79.5 80.0 OJ Twee, vijf miljoen? 82.2 82.2 A Ik was een tijdje geleden in Japan en ge kent et veraal van lost in translation, da Bill Murray reclame voor whisky maakt. En inderdaad in Japan angen gigantische reclames me allemaal acteurs die denk ik zo in t geheim in Japan reclame maken want zogezegd weet niemand da. Da zou ik misschien nog wel doen! Ma dan zo voor iets waar da ge zelf van zegt, da ge in de reclame zelf ook moogt zeggen 'et marcheert nie, ma koop et maar'. 103.2

135

103.4 S Ma tis toch lekkere rijst! 105.8 106.8 OJ Dus in Japan, daar ben je beschikbaar om daar reclame.. 108.9 109.0 A Ja ja sowieso. Of ik ben op zoek naar nen nieuwen auto! Dus als er iemand, nen auto…denkt van ik pas bij et merk, mag altijd bellen. 118.5 118.5 OJ En dan ga je zo met zo'n wapperend haar, door zo van die veel te verlaten wegjes rijden. 123.9 123.9 A Ja, ja.124.5 124.5 S Goe da gij binnen drie weken waarschijnlijk me zo nen Aiksan door t stad rijdt! 129.3

Fragment 2: Adriaan Van den Hoof interview A= Adriaan Van den Hoof I= Interviewer

0 A (intro ‘Sorry voor alles’) Wat als uw vrienden en uw familie deel uitmaakten van een complot dat alleen rond u draaide? 5.7

7.5 A Wa mogen we verwachten? Namelijk om et kort uit te leggen, w’ebben gedurende een half jaar, heeft een team iemand gevolgd, een onbekende Vlaming, zonder dat die persoon da wist. Maar iedereen derrond wel. Dus familie, vrienden, kennissen,... Iedereen zat mee in et complot. En die mensen worden dan de studio ingelokt eigenlijk en ik stel vragen over de afgelopen maand waar ze soms iets van weten en soms ook helemaal niet. 36.5 36.8 I En wa zijn dan de reacties? 38.9 39.2 A Meestal vallen de mensen nogal uit de lucht en zeggen die ook wel ‘ik von et al een rare maand, de afgelopen maand’. 46.0 46.0 fragment ‘Sorry voor alles’ 49.9 50.1 I Jullie ebben echt heel wat uitgestoken, kga nog geen voorbeelden noemen ma ja die mensen zijn waarschijnlijk ongelooflijk verrast. Is er van iemand die hier op het moment zegt ah ik verkoop die gewoon een lap ofzo, zijn er zo'n dingen gebeurd? 61.4 61.6 A Nee der is geen geweld gebruikt door de mensen die ier binnenkomen omda ze denk ik zo bouche bée zijn en van de kaart zijn en omda ze geconfronteerd worden met al un vrienden en familie. Ze voelen zich dan wel op hun gemak en ik probeer ze ook, dad is mijn taak eigenlijk. Want het is een geweldig team dat da programma eeft gemaakt en mijn taak was eigenlijk om de mensen te ontvangen, te presenteren en vooral te zorgen dat die mensen op hun gemak waren als ze ier waren. En dad is gelukt denk ik. 85.3 85.4 I Die mensen, die ebben jullie natuurlijk wekenlang gevolgd. Jullie hebben die heel wa gelapt. Hoe zou je zelf reageren moesten je familie en je vrienden dit doen? 92.3 92.6 A De ploeg eeft mij helen tijd wijs gemaakt da ze mij ook aan t volgen waren dus ik eb gedurende vijf maanden wel in een soort staat van extreme paranoia geleefd, maar ik zou da direct door ebben. 102.6 102.6 I En waarom? 103.4 103.6 A Da weet ik nie. Omda, der gebeuren rare dingen in mijn leven, maar de dingen die wij gedaan ebben met onze kandidaten, daar zou ik direct van denken van nee dit klopt gewoon nie. 114.3

Jonas Van Geel

J= Jonas Van Geel L= Lieven Van Gils T= Toby Alderweirelt

136

0 J Een film, Bad Trip, heet die. 2.8 2.9 L Ja. 3.3 3.4 J En het gaat over 4 losers zal ik ze maar noemen die op één week tijd plots 16 kilo cocaïne moeten verkopen 15.9 16.1 L Ja. En... 17.6 17.8 J Zoals we dat wel herkennen toch! 19.9 20.1 L Uiteraard! Uit het leven gegrepen! 21.6 21.8 J Ja uit et leven gegrepen! 23.3 23.6 T The war on drugs! 24.4 24.7 L Ja ja ja.. Met die gasten op de set is, zijn die draaidagen dolle pret verzekerd. Dat kan niet anders. 31.7 31.9 J Da zijn vooral lange draaidagen. 33.3 33.3 L Ja? 33.4 33.4 J Ik denk dad et een hele vermoeiende film voor de ploeg was. 35.8 35.9 L Waarom? 36.3 36.3 J Ja, bij ons was er nie echt een verschil tussen actie en cut. Dus het bleef bij ons vaak doorlopen doordat er soms echt mensen wanhopig werden en riepen 'stop alstublieft!'. 50.5 50.9 L Dus je speelde je personage van de loser verder ook al. 54.6 54.9 J Ja daar moest ik nie zoveel voor spelen maar euh ik zal em maar zelf binnenkoppen, hé Toby! 60.6 (gelach) 61.6 J Maar euh ma ja nee, we bleven elen tijd.. Ik ad, me Ben eb ik al eel veel gewerkt, me Gene ook. Ja en der is iets ontstaan op de set waardoor da wij n beetje klein kinderen worden. 72.8 72.9 L Ik kan et mij voorstellen. Ben je benieuwd naar die film? Kun je in Londen naar zulke films, kun je in Londen niet meer gaan kijken natuurlijk. 79.0 79.5 T Nee ma ik ben wel zelf persoonlijk wel fan van Vlaamse televisie. Zeker Vlaamse series, Vlaamse films ook en ik kijk er wel naar uit om die topcast .. 89.7 89.9 L Topcast haha. We gaan nog naar een fragmentje kijken. 92.8 92.8 J Ja.

Fragment 2: Jonas Van Geel interview J= Jonas Van Geel

0 J Samenwerken me Frank was eigenlijk zo fijn. Ij had er al meer mee gewerkt, ikke nie. En de vraag kwam bij 14-18, wilde met uwen beste vriend in et leven dit spelen als beste vrienden in 14-18 en dan werd de vraag herhaald maar dan als twee broers in dit nieuwe project 40-45. En dan waz da eigenlijk heel snel beslist van dit gaan we terug doen. 23.8

24.2 J Dad iz een uitdaging die voelt voor mij minder, minder nieuw aan omda de grootste uitdaging was vooral bij 14-18 daar namelijk hoe gawe da doen. Ma we ebben eigenlijk daar gezien dad et mogelijk is. Dad et groots kan zijn en toch klein. En ‘k denk da we daardoor ook stellen van dit voelt nie meer als een nieuwe uitdaging aan. ‘k Denk dad et vooral voor Studio 100 zelf is want zij zetten de uitdaging nog verder, ze zetten de lat nog hoger. Dit zal nog grootser zijn. Dit is vooral hun uitdaging. ‘k Denk dat vooral bij ons terug de uitdaging zal zijn over oe da we die twee broers, ja oe da toch, ja dat da toch menselijk wordt. Dat da toch klein wordt ten opzichte van de grootsheid van het verhaal en dat da toch gaat over ja broers, broederliefde,

137

over liefde tout court, maar ook over zwart-wit, over wie kiest wat, wa doet da me broers, wat doet da met de liefde langs de andere kant. Alé ‘k denk dat da, ‘k denk dat da vooral voor ons een uitdaging zal zijn. 85.4

138

Bijlage II – Transcripties interviews uitspraakambassadeurs

Transcriptie interview Stijn Meuris

I= Interviewer S=Stijn Meuris

20.3 I Ik wil je alvast bedanken om aan het onderzoek van mijn masterscriptie mee te werken. 32.3 32.3 S Ik hoop dat ik u een beetje kan helpen. 34.9 34.9 I Ja, natuurlijk! Wel, in mijn masterproef onderzoek ik een taalkundig artikel waarin u één van de uitspraakiconen van de provincie Limburg bent. 48.8 48.8 S Alé jong. 50.0 50.0 I Ja u wordt voorgesteld als één van de uitspraakambassadeurs van wie het taalgebruik een haalbare norm is in plaats van de standaardtaal die voor veel mensen onhaalbaar is. 66.6 68.5 S Ja. Ik vraag me af waar ik die eer aan verdiend heb. Maar ja, oké prima. En wat is uw vraag Ans? 79.2 79.5 I Ja, wat vindt u daar eigenlijk zelf van? 84.6 87.6 S Wel ik denk dat ik iemand ben die probeert, maar zonder te veel moeite te doen, die probeert een soort AN - en ik weet zelfs niet of die term nog actueel is - maar ik probeer mij verstaanbaar uit te drukken. En uiteraard zullen daar Limburgse accenten in zitten want ik ben oorspronkelijk van Overpelt, dat is Noord-Limburg. Ik woon al heel lang in Hasselt, in het centrum van de provincie, maar ongetwijfeld zullen daar ook wel klanken in zitten die verwijzen naar mijn geboortestreek. Los daarvan, doe ik wel moeite om dat in het Algemeen Nederlands te doen. Ik ben altijd schrijver geweest, journalist geweest, dus het leek me maar logisch dat ik mij uitdruk in het Nederlands, natuurlijk het Standaardnederlands. Nu zeg jij, het is een taal die voor velen onhaalbaar is. 153.9 153.9 I Ja. 154.7 155.2 S Dat is jammer. Ik ben grote fan van het Nederlands, sowieso. En liefst van het Nederlands dat zo dicht mogelijk bij de standaardtaal ligt. Maar goed, dat is natuurlijk in een heel regionale context. Bepaalde regio's gaan daar iets toleranter mee om dan anderen. Antwerpen is ergens bevoordeeld en bepaalde regio's in West-Vlaanderen ook. Het Antwerps en West-Vlaams kan er veelzijdiger in doorsijpelen dan dat bijvoorbeeld in het Limburgs het geval is. Dat is een beetje mijn positie. Ik flirt helemaal niet met mijn linguïstische afkomst, maar ik weet niet in hoeverre u vertrouwd bent met de precieze kenmerken van het noord-Limburgs die toch nog snel afwijkt van de rest van de provincie. 217.0 217.1 I Ja inderdaad. Ik ben zelf afkomstig van West-Vlaanderen... 222.4 222.4 S Ja dat hoorde ik. 223.9 224.4 I Ja ik kom dus zelf niet veel in contact met het Limburgs. Dus u let eigenlijk wel op uw taalgebruik? 235.1 236.5 S Goh. Ja, maar uiteraard... Ik zal ongetwijfeld bepaalde woorden of klanken gebruiken die mijzelf niet zo opvallen, maar anderen wel opvallen. Dat is wel een typisch verschijnsel denk

139

ik. Ik bedoel, jijzelf denkt dat je eigenlijk standaardtaal spreekt, maar dat wil zeggen dat er toch nog bepaalde afwijkingen zijn. Ze vallen me eigenlijk pas op als ik iemand anders hoor spreken. Bijvoorbeeld, ik hoorde daarnet toevallig in een radio-interview samen met Jonathan Holslag, een professor internationaal recht, en dat is ook een Limburger. Ik weet niet of hij nu nog in de provincie woont. Maar ik hoor heel goed 'Aja natuurlijk dat is een Limburger'. Ik merk dat bijvoorbeeld aan bepaalde klanken. Het valt me ook altijd zelf op. Maar ik denk niet dat ik veel dialectwoorden gebruik. Dat denk ik niet. Ik denk dat het meer in het klankenspectrum zit. 309.0 309.0 I Ja, bepaalde klanken of accenten. 311.6 311.9 S Uiteraard. Noord-Limburgers hebben het specifiek moeilijk met de uitspraak van de 'a', de 'a'- klank. Die ligt daar heel moeilijk. Ja, daar zit een bepaalde 'o' bij dus het is eigenlijk 'oa', nu overdrijf ik, maar het begint een beetje op het Deens te lijken. En zo zijn er ongetwijfeld nog. Maar ik ben geen linguïst, ik kan het niet heel goed duiden denk ik. 345.4 346.3 I Past u uw taalgebruik aan in verschillende contexten? Is er bijvoorbeeld een verschil in uw taalgebruik op tv of bijvoorbeeld thuis? 355.9 358.4 S Euh... Ja, maar minimaal. Hoe ik thuis spreek tegen mijn vriendin die ook Limburgs is maar weliswaar van het zuiden van de provincie, dat scheelt maar 70 à 80 kilometer maar dat is een wereld van verschil op linguïstisch vlak. Wij spreken denk ik voor 80, 90 procent standaardtaal. Ja, toch wel. Ik kan het me eerlijk gezegd ook niet anders inbeelden. Ik kan het me niet anders inbeelden. Ik denk niet dat ik mensen ken die thuis plotseling overschakelen op het dialect. Ik bedoel mensen van mijn leeftijd of jonger dan mij. Dan moeten ze al ouder zijn die dat doen. Mijn moeder bijvoorbeeld die doet wel. Dat is heel fel. Die denkt van zichzelf dat ze AN spreekt, maar dat is niet het geval. 413.4 413.7 I Oké. Denkt u dan zelf dat u eerder een soort taalgebruik hanteert dat meer aansluit richting standaardtaal of tussentaal? 425.5 425.8 S Neen, standaardtaal. Ik moet eerlijk zeggen, u spreekt met een bepaalde academische kennis over die termen. Maar ik weet bijvoorbeeld niet wat tussentaal is. Ik vermoed dat dat een mengeling is van standaardtaal met lokale dialectelementen. Als je dat als norm hanteert, dan spreken we allemaal tussentaal. 453.6 453.9 I Ja inderdaad. Dat is eigenlijk ook wat ik onderzoek. Er wordt voorgesteld dat het VRT- Nederlands, dus het taalgebruik op het journaal, een onhaalbare norm is. 468.9 468.9 S Goh een onhaalbare norm. Onhaalbaar, waarom? Dat is helemaal niet onhaalbaar. Maar ik bedoel, het zou kunnen dat bijna niemand op die manier spreekt, dat zou kunnen. Maar... onhaalbaar vind ik een brutale term. Dat is helemaal niet onhaalbaar. In principe worden wij dagelijks geconfronteerd met die standaardnorm. Niet alleen in het journaal, maar ook in geschreven taal. Het Nederlands in de kranten, tijdschriften en op het internet, is denk ik voor een groot deel standaardtaal. Dus in principe zou het wel haalbaar moeten zijn. Uiteraard begint alles met opleiding. Het zou kunnen, ik ben al lang geen scholier meer, het zou kunnen dat daar stilaan de lijn versoepeld is. Vermoed ik. En dat sijpelt natuurlijk door in de komende generaties. Na verloop van een paar decennia krijg je wel een felle afwijking van de standaardtaal omdat het gewoon op school al niet meer zo streng wordt beoordeeld. Dus ik

140

kom wel nog uit, ja ik ben 53, ik kom wel nog uit de tijd dat er in het lager en het middelbaar onderwijs in de standaardtaal werd les gegeven. Maar ik stel de vraag andersom hé, het gesprek dat wij nu aan het voeren zijn, waar zou u dat situeren? 560.0 560.3 I Voor mij is dat eigenlijk ergens tussen tussentaal en standaardtaal. 566.2 566.5 S Ja, oké. Want waar zit dan het element tussentaal nog? In de klanken misschien? 575.0 575.4 I Ja inderdaad klanken. Omdat je altijd een bepaald accent blijft horen. In de opleiding wordt eigenlijk vermeld dat het VRT-Nederlands, dus het Nederlands van een journaal, dat dat accentloos is. 593.4 593.9 S Niet het VTM-nieuws dan? 596.3 597.2 I Ja, eigenlijk ook wel. Er wordt altijd gezegd dat het taalgebruik in het journaal accentloos moet zijn. 605.8 606.1 S Ja een Belgische variant op het BBC-Engels?609.2 609.6 I Ja inderdaad. 610.8 611.1 S Oké dat snap ik. Maar ja die tussentaal, ik denk niet dat ik in ons gesprek dat nu ongeveer een kwartier duurt, dat ik daar al ergens een dialectwoord heb laten vallen. 622.5 623.6 I Inderdaad. 624.7 625.7 S Maar het kan zijn dat er bepaalde, hoe moet ik het zeggen, klanken of klinkers vooral, dat die refereren naar afkomst en regio, maar ik in woordgebruik, in een gesprek dat ik met mensen heb of in een interview of in iets anders met muzikanten waarmee ik speel of noem maar op, die van alle kanten komen in Vlaanderen, dan denk ik niet dat vaak een dialectwoord gebruik. 652.9 653.2 I Nee dat is waar. En hoe ziet u de taalsituatie in Vlaanderen verder evolueren? 663.7 665.7 S Wat het Nederlands betreft niet zo goed. Ik hoef maar Facebook of andere sociale media te checken. Natuurlijk als vijftiger heb ik heel weinig voeling met wat een 18-jarige op dit moment zegt en schrijft. Maar als ik het dan eens tegenkom, dan valt me wel op hoe slordig het is. Het is niet zozeer regionaal slordig, maar vooral in woordkennis, in repertoirekennis. Iemand zou bijvoorbeeld eens een academische meting moeten doen van het aantal woorden dat iemand van 18 op dit moment nog kent. En ik denk dat dat fel geminderd is ten opzicht van vroeger. Maar uiteraard is het Engels daar een grote parameter in. En zelfs daar, ja nu raak ik een gevoelig punt aan, ik heb het vooral met schrijven. Dat is mijn vakgebied. Dat is gigantisch achteruit gegaan. Letterlijk gigantisch. En nu ook met sociale media, dat is een soort onderbuik van de taal, maar dat sijpelt gaandeweg ook door in de ietwat meer officiëlere geschriften. En bijvoorbeeld in de journalistiek. Ik ben absoluut mediafanaat, ik lees ook heel veel kranten en tijdschriften, en daar zie je nu werkelijk voor het eerst de verschuiving in de generaties. En dan ja, dat gaat niet enkel over spelling of dt-fouten of noem maar op, maar een soort algemene malaise. Er is een soort slordigheid die verder gaat dan het puur grammaticale maar die zich ook vertaalt in iets goed kunnen uiten. Een verhaal vertellen, opbouwen, bijzaken van hoofdzaken onderscheiden, dat soort dingen. Dat valt me geweldig op in de media hoe dat de afgelopen 5 à 10 jaar is verschoven. Dat vind ik jammer. Ik vind ook dat taal een heel levendig gegeven is, heel flexibel, heel veranderlijk. Uiteraard, daar heb ik respect voor en dat moet ook zo. Ik bedoel, ik zou niet graag het Nederlands spreken dat we in de jaren vijftig in Nederland

141

spraken. Dat snap ik wel dat dat onderhevig is aan evoluties. Maar dit is geen constructieve evolutie en dat vind ik dan wel jammer. Ik ben wel streng op dat vlak. Je zou het misschien van mij niet zeggen maar ik ben nogal gehecht een heel correct gebruik van het Nederlands, wat ik een heel mooie taal vind. 857.0 857.8 I Ja dat begrijp ik. Vindt u dat dan qua gesproken taal ook? 862.5 863.8 S Ja eigenlijk wel. Daar valt het minder op omdat natuurlijk een gesprek of een monoloog, is per definitie plooibaar en flexibeler. Ik bedoel, zinnen hoeven niet per se afgerond te worden. De opbouw van gedachten kan eventueel wat warriger verlopen in een gesprek. Dat is ook minder erg. Daardoor is het ook een gesprek en geen geschreven neerslag van een idee. Dus ik vind geschreven taal belangrijker dan in een gesprek. Maar het valt inderdaad wel op dat wanneer jonge mensen spreken, niet allemaal uiteraard, dan valt het heel fel op dat het warrig is qua gedachtegang. Dat is een heel moeilijk punt. Het valt heel fel op dat het warrig is. Je krijg er een beetje het kip of het ei gevoel van hé, oorzaak en gevolg. Ligt het aan de gedachten die warrig zijn of ligt het aan de linguïstische uiting van die gedachten. Dat vind ik een heel moeilijke.. dat onderscheid is niet zo gemakkelijk. Maar ook daar valt het me op. Heel kort ook vaak. Bijvoorbeeld wat me opvalt, dat is een heel klein detail, is hoe dat werkwoorden aan het verdwijnen zijn. En dan bedoel ik echt het werkwoord. Iemand van 17, 18, die een antwoord geeft op een vraag gebruikt opvallend minder een werkwoord. Die zegt gewoon, bijvoorbeeld 'Hoe heet de eerste astronaut op de maan?'. Dan zal die vroeger antwoorden 'Die heette Neil Armstrong', terwijl nu zegt iemand 'Armstrong'. Snapt u? 976.8 976.8 I Ja dat begrijp ik. 978.4 978.6 S Korter en minder. Uiteraard mag dat, maar het wijst wel op iets. Het creëert stilaan een linguïstische luiheid en dat vind ik wel heel jammer. Want in een volgende etappe kom je dat ook tegen in de geschriften. Dat merk ik nu al in de journalistiek hoe dat bijvoorbeeld bijzinnen of tussenzinnen of een ietwat langere zinsconstructie wordt vermeden. Die wordt enorm vermeden in de pers. Dat moeten drie korte zinnetjes worden in plaats van die lange zin. Dat vind ik jammer want daar kan je nu net absolute finesse en nauwkeurigheid in kwijt. En dat zijn we een beetje aan het verliezen merk ik. 1033.5 1034.9 I Uhu. Kunt u zich vinden in de zogenaamde verloedering van standaardtaal? In de media wordt er bijvoorbeeld vaak geschreven over tussentaal die overal verschijnt op plaatsen waar vroeger standaardtaal werd gesproken. 1052.9 1052.9 S Verloedering vind ik veel te brutaal. Verloedering, ja ik weet dat het vaak gebruikt wordt als het over taal gaat. Maar ik vind verloedering een foute term. Het is eerder een evolutie. Die evolutie kan je negatief vinden of positief. Maar het is een evolutie. Het is geen geheim, er is geen complot. Er is niemand die één keer in de maand samenkomt om te bespreken hoe we de taal verder gaan verloederen. Zo werkt het niet. Het is een dynamisch gegeven dat natuurlijk van onderuit komt. Dus verloedering vind ik een te actieve term in dit geval. Maar het is wel waar dat er een linguïstische luiheid optreedt. Die zie ik wel, die zie ik goed en dat vind ik dus ook jammer. 1108.6 1109.0 I Oké, ik denk dat dit het ongeveer was. 1113.3 1113.7 S Oké. Wie heb je trouwens voor andere provincies? 1117.5

142

1117.5 I In West-Vlaanderen Wannes Cappelle en Maaike Cafmeyer, in Oost-Vlaanderen Jurgen Delnaet en Anemone Valcke, in Antwerpen Veerle Baetens en Matthias Schoenaerts, in Limburg u en Marcel Vanthilt. In Brabant, ...1139.3 1139.5 S Marcel Vanthilt dat is een interessant gegeven want vreemd genoeg, hij is een Limburger uiteraard, een fijne man, doe hem veel groeten als je hem aan de lijn zou hebben. Maar hij is natuurlijk al heel lang woonachtig in Brussel en Antwerpen. 1157.7 1157.8 I Inderdaad. 1158.4 1158.6 S En Londen niet te vergeten, hij heeft heel lang in Londen gewoond. Hij is een interessant geval. Ik denk dat Limburgers hem linguïstisch niet meer als een Limburger beschouwen. Ik weet niet of hij zichzelf nog taalkundig een Limburger vindt. 1178.4 1178.9 I Het is inderdaad opvallend dat hij wordt voorgesteld als uitspraakambassadeur van Limburg terwijl hij al zo lang niet meer in Limburg woont. 1189.8 1190.0 S Ja ik vind dat een vreemde keuze. 1191.3 1191.3 I Inderdaad, dat komt ook aan bod in mijn onderzoek. 1194.7 1195.6 S Oké goed. Maar ik weet niet... Ja ik ben natuurlijk een echte Limburger hé. Ik woon hier ook al heel mijn leven en ik ben wereldtoerist en ik ben zeer mobiel in alles wat ik doe, maar ik woon hier wel al lang. Ik hou van deze streek en van de mensen in die streek en ook van de taal, die trouwens zeer divers is. Dat is iets waar ik me soms aan erger in het Limburgs, ik denk dat wij, maar daarvoor ken ik er niet genoeg van, maar ik denk dat Limburg de provincie is met de grootste diversiteit aan tonen en sferen. Voor het Limburgs wordt in de media vaak gerefereerd, onbewust, naar het Maasland of ook het centrum Limburgs. Maar vooral het Maasland. Als iemand komediegewijs een Limburger nadoet, dan valt het heel snel op dat dat een heel beperkte regio is die ze dan proberen te imiteren. Het verschil tussen noord en zuid, west en oost is gigantisch op linguïstisch vlak! Ik ben zelf dus van het noorden, van Overpelt, en dat is een veel brutalere, hardere taal dan de rest. Het fameuze harmonische, gezongen Limburgs dat is daar bijna niet van toepassing. Dat is helemaal anders. Ik weet niet of ik een ambassadeur ben, misschien wel van de provincie zelf, maar misschien niet zozeer van de taal. Als ik even een laatste vraag mag stellen, waar valt het u op?1305.4 1305.7 I Hoe bedoelt u? 1306.4 1306.6 S Ja, dat ik van deze kant ben.1308.9 1309.1 I Ik merk dat bijvoorbeeld vooral in de toon. 1319.5 1320.1 S Ja. 1321.0 1321.2 I Het is misschien moeilijk om ... Ja u wist ook meteen van mij dat ik van West-Vlaanderen afkomstig ben. 1324.9 1325.2 S Ja. Ik kan niet precies zeggen van waar. Ik zou denken, het is een gok, Waregem of ? 1341.8 1341.8 I Ja ongeveer, dichter bij Roeselare. 1344.0 1344.6 S Ja iets noordelijker dus. Maar ja zeker niet Oostende of Brugge. Dat hoor ik direct. Het is zeer regionaal natuurlijk. Uw namen liggen vast natuurlijk, maar als je het dan echt over een vertegenwoordiger hebt,die iedereen kent en die vaak op tv komt, dan denk ik eerder aan een Noël Slangen. Die vertegenwoordigt wat mij betreft een modern Limburgs. 1380.9

143

1381.1 I Inderdaad. Daar kan ik me zeker in vinden. 1382.7 1383.9 S Oké. Ik hoop dat u er iets aan had. 1386.3 1386.6 I Natuurlijk! Ik vond het een tof gesprek en ik wil u dan ook heel erg bedanken voor uw medewerking!1393.8 1394.0 S Dat is graag gedaan. Dankjewel hé, tot ziens en veel succes ermee!1395.9 1395.9 I Dankjewel! 1397.2

144

Transcriptie interview Marcel Vanthilt

I= Interviewer M= Marcel Vanthilt

9.6 I Goeiemorgen! Ik wil u alvast heel erg bedanken om mee te werken aan mijn onderzoek. Concreet onderzoek ik in mijn masterproef een taalkundig artikel waarin u als één van de uitspraakiconen van de provincie Limburg wordt voorgesteld. U bent één van de uitspraakambassadeurs van de provincie Limburg, van wie het taalgebruik een haalbare norm is voor gewone mensen in plaats de standaardtaal die op het journaal te horen is. 46.6 47.2 M Oké. Dankjewel! Haha.50.9 50.9 I Wat vindt u daar zelf van? 52.3 52.8 M Ja geweldig! 56.3 57.6 I Voelt u zich vereerd? 60.5 62.5 M Ja natuurlijk omdat... Ik heb eigenlijk een grondige hekel aan een soort van tussentaal. Die op de radio en in de reclameboodschappen toch regelmatig gebruikt wordt. Dingen zoals 'oe kan da dees' en dat soort dingen. Dan stel ik me zelf daar vragen bij van hoe kan dat nu. 165.9 165.9 I Ja, ja. Taal en taalgebruik is dus wel iets dat u bezig houdt? 170.3 170.6 M Ja natuurlijk. Bijna in alles é. Ik wil zeggen, ik verdien al jaren mijn kost door dingen te doen op radio en televisie. En dat is voornamelijk door middel van te spreken haha. Dat is allemaal taal natuurlijk. En daarnaast, of zeker even belangrijk, maak ik liedjesteksten. Dat is allemaal taal. Dat is spelen met woorden. Ik denk over taal als een oneindige legodoos. Je kan blijven uit diezelfde blokjes andere uitspraken vormen. Ik vind dat echt geweldig. Echt fantastisch. 213.9 214.6 I Past u uw taalgebruik aan in verschillende contexten? Is er bijvoorbeeld een verschil tussen hoe u thuis praat en hoe u op radio of tv praat? 225.0 225.3 M Euhm... Niet echt veel nee. Dat komt eigenlijk... Ja ik heb dat eigenlijk aan mijn vader te danken. Want mijn moeder was een Hasseltse, uit Hasselt, en die sprak echt plat Hasselts. Dat is heel specifiek Limburgs. En ik was dat blijkbaar ook al aan het doen. Ik begon te spreken zoals haar en mijn pa heeft er echt een punt van gemaakt van 'dit gaat niet gebeuren, die jongen gaat Algemeen Nederlands spreken en geen Hasselts'. Dus ik heb eigenlijk, hoewel ik uit Zuid- Limburg afkomstig ben, een ... Ja ik ben eigenlijk niet in het dialect opgevoed. 270.6 270.9 I Nee.271.4 271.4 M En Leopoldsburg waar ik vandaan kom, daar spreken ze al geen Limburgs meer. Daar spreken ze Kempisch. Een soort taalgebruik van Tom Boonen zo, zoals in Paal en Mol. Dat herken ik wel, daar neigt het wel naar. Als ik dan een soort van accent heb, dan is het meer Kempisch, zo 'wille hebbe', 'wille', dat is zo plat. Eerder Tom Boonen spreekt zo. En Natalia! Natalia komt wel niet uit Limburg, maar ja. 302.3 303.4 I Uhu haha. Definieert u zichzelf dan nog taalkundig als een Limburger? 307.4 310.4 M Hmm.. Qua dialect niet denk ik. Helemaal niet. Omdat.. Ik kom uit de omgeving van Leopoldsburg. Daar spreekt men hoewel het in Limburg ligt, Kempisch. En één dorp verder, in Limburg is dat zo, dus je gaat naar een andere dorpskern en daar spreken ze anders. In Herselt daar spreken ze Limburgs, en in Lommel ook. Maar in Leopoldsburg niet. Dus ik voel mij taalkundig helemaal geen Limburger, maar eerder een Kempenaar eigenlijk. 346.0

145

346.5 I Vindt u van uzelf dat u echt streeft naar standaardtaal? 351.5 353.2 M Dat weet ik niet. Maar ik denk dat wel. Dat is ook omdat ik...Ik heb ook veel stukken geschreven voor Humo en Panorama. Ik heb ook een boek geschreven over mijn pa. Als je zo lang met een boek bezig bent dan zit je met je neus niet alleen voortdurend tussen dat verhaal, maar je bent ook constant bezig met de spelling van een woord. Hoeveel synoniemen zijn daarvoor? Dan ben je wel heel erg intens met taal bezig. En dan merk je.. dan je ga je ook wel een beetje leven naar die standaardtaal. Dus ik denk van wel ja. 400.8 402.0 I Uhu ja. Tegenwoordig zijn er in Vlaanderen af en toe wel discussies over waar het nu precies naartoe gaat met de standaardtaal. Er verschijnen soms artikels die een erg negatief perspectief hebben over de toekomst. Wat denk jij daarover? Hoe ziet de toekomst, qua taal in Vlaanderen, er volgens jou uit? 423.0 424.0 M Ja... Ik bekijk dat niet negatief. Ik bedoel, de wereld evolueert. De laatste 25 jaar of laat ons zeggen, de laatste 100 jaar, als je dat bekijkt 100 jaar geleden dan sprak iedereen ofwel was er standaardtaal ofwel een totaal andere taal. Het Nederlands stond bekend als schools en de echte talen waren de dialecten. Dus je komt van een hele andere wereld op 100 jaar tijd. Dat is al geëvolueerd naar een soort Vlaams, de Vlaamse strijd en de Vlaamse strijders. Maar dan heb je na de oorlog een hele grote invloed van het Engels en dat is ook in onze taal geslopen en dat is ook niet tegen te houden. Je hebt natuurlijk iets wat steden, en eigenlijk bijna overal in West-Europa, heb je nog heel wat andere invloeden. In het Limburgs bijvoorbeeld, alle soorten nationaliteiten mengen zich nu in het westen en dat is gewoon een evolutie. Dat ga ik me ook niet aantrekken. Maar het is natuurlijk... Het is in elk geval niet tegen te houden. Maar wat ik wel kan zeggen, je kan je wel aan een woordenboek of een aantal afspraken houden. Ja. Puur esthetisch al! Haha. Maar ik denk als je een woord, weet ik veel, kakofonie. Ja dat schrijven we zo, laten we dat gewoon afspreken. Zo moeilijk is dat eigenlijk niet. Dat is dan helemaal niet dwingend. Want er zijn nog altijd rare regels zoals dt-regels. Eigenlijk belachelijk. Je hoort een 't' maar je moet een 'dt' schrijven. Je kan daar ver in gaan. Dat hebben ze in de jaren '70 ook even geprobeerd, bijvoorbeeld het fonetisch Nederlands. 555.8 556.1 I Ja uhu. 556.5 556.8 M Daar gingen ze wel te ver in. Maar ik denk gewoon dat je die basis eigenlijk niet moet veranderen. Het Engels is ook niet veranderd. Het veranderen van een taal, ik blijf erbij dat is een heel rare gewoonte, het is nu alweer van '94 geleden of zoiets zeker, dat ze nog eens de taalregels hebben aangepast. Maar eigenlijk ja, die regels moet je niet meer aanpassen. Je mag er nieuwe woorden of nieuwe manieren van uitspreken aan toevoegen. Bijvoorbeeld 'A moeder' dat komt uit Antwerpen, Marokkaanse, Berberse invloed. Dat een scheldwoord zoals 'u moeder is een hoer', 'a moeder' is, dat komt daarvan. Dat leeft gewoon in de taal. Dat betekent ook dat dat gewoon zo aanvaard wordt. Echt negatief zie ik de toekomst niet in. Ik denk ja dat evolueert gewoon. 617.1 617.4 I Uhu. Bent u dan strenger ten opzichte van de geschreven taal dan de gesproken taal? 622.6 623.9 M Neen. Bij mijn eigen kinderen is dat echt, dat is geen kwestie van verbetering, maar ik zeg dat wel. Ze zijn daar gelukkig ook wel vatbaar voor. Die zijn ook allebei, in het spreken zeker, in het schrijven al een stuk beter dan de kinderen van de sms-generatie. En de verkorte berichten en de woorden die geen woorden zijn maar gewoon drie lettertjes. Ja dat is ook evolutie. 658.3

146

658.5 I Ja inderdaad. Bent u ermee akkoord dat het perfecte Nederlands dat in journaals wordt gesproken, onhaalbaar is voor gewone mensen?670.2 671.3 M Hmm... Neen, dat is niet onhaalbaar. Ik vind dat niet nee. 674.9 675.9 I En waarom precies? 678.7 681.5 M Ja dat is gewoon oefening. Ik denk als je dat wil doen, dan gaat dat. Het punt is eigenlijk van, wat wil je bereiken? Het is toch leuk dat je in een klein land woont, alé het gaat hier eigenlijk over een half land namelijk Vlaanderen, dat je elkaar begrijpt. Als iedereen zijn eigen dialect in de puurste vorm spreekt, dan begrijpt niemand elkaar. Dan begrijpt een Limburger een West- Vlaming niet. Dan is het leuk om een algemene taal te hebben waardoor beide partijen elkaar verstaan en zo kunnen ze communiceren. Moet dat zo afgebakend of afgeborsteld zijn... Het geeft wel standing. Ik vind dat... Ja waar moet je dan de lijn trekken. Ik denk dat als je in een soort van openbare functie zit dat je dan eigenlijk wel een beetje verplicht bent dat je spreekt in een verstaanbaar, soort van Algemeen Nederlands. Ja wat zijn openbare functies, onder andere iemand die het nieuws voorleest, een minister. En daar ben ik toch wel een beetje woest op Franstalige ministers die nog altijd geen woord Nederlands spreken of heel slecht. Buiten dan Didier Reinders of Charles Michel, die kunnen dat tegenwoordig. Maar over het algemeen is dat jammer dat dat nog kan. Ik vind dat die mensen, die Franstalige ministers die moeten echt meteen op een taalcursus, die moeten een volledige bevolking vertegenwoordigen, zij moeten te verstaan zijn. Dus op radio en televisie zeker bij openbare functies. Een dokter, een notaris, iemand die de bevolking moet dienen, die moet verstaanbaar zijn. Anders denken de mensen, wat een idioot is dat, ik begrijp die niet. Politieagenten bijvoorbeeld, of het leger. Ik vind dat je dat daar wel kunt verlangen. Iemand die een functie heeft en de gemeenschap dient, het moet verstaanbaar zijn voor heel de gemeenschap en dat zal wel in een soort van Algemeen Nederlands zijn, maar niet in een dialect want dan ben je niet meer verstaanbaar. Dus voor de nieuwslezers vind ik dat goed want niemand is verplicht om nieuwslezer te worden! 822.7 822.7 I Ja inderdaad! 825.3 826.2 M Ja. Ik vind dat wel aangenaam dat mensen duidelijk praten. Ik kijk ook wel naar de Nederlandse televisie en ik erger er mij daar dood aan. Dat ja, de articulatie is echt, bij ons soms ook op televisie, barslecht dat je de woorden zelfs niet herkent! Een soort van ja, iemand heeft appelmoes in zijn mond gestoken en die babbelt dan maar een beetje in de ronde zo. Alé ja. Enfin, maar misschien ben ik een purist. Maar ik denk, als je het niet doet, wat krijg je dan, een soort van algemene puree. 860.3 860.4 I Uhu. Denkt u dat tussentaal in de toekomst meer terrein kan veroveren op radio of televisie? 867.1 867.6 M Wat? 868.2 868.4 I Tussentaal…869.2 869.8 M Ja ik denk dat wel ja. Absoluut. 875.0 875.3 I En merkt u dat vandaag al? 876.0 877.4 M Ja dat is al heel vaak zo vind ik. Ik vind bijvoorbeeld Jeroen Meus. Ik vond dat hij in het begin heel erg sprak. En dat die dat ook deed, en dat vind ik dan gewoon niet tof, om gezelligheid te creëren. Bijvoorbeeld 'een bekke boter', 'een bekke' ja dat bestaat niet he. 'Een bekke' dat is uw bekken dat zijn uw heupen. Dat soort dingen. Je moet daar niet te... Mij stoort dat. 919.1

147

919.3 I Ja oké. Ja, ik heb al mijn vragen gesteld. 924.6 925.0 M In reclame merk je dat ook wel vaak. Daar krijg je bijvoorbeeld ook vaak clips waarin ze een stukje theater of een sketch spelen en dan is dat grappig omdat dat in het Kempisch is of in het Brabants of West-Vlaams. Dat kan wel denk ik. Maar op het einde van die boodschap is er dan toch nog één punchline, een hoofdslogan die gewoon in het algemeen begrijpelijk Nederlands is, bijvoorbeeld 'Koop zoveel mogelijk van onze producten want dan worden we rijk!'. Dat zal dan meestal heel verstaanbaar zijn. 966.9 967.5 I Ja, ja. Ik had eergisteren Stijn Meuris aan de lijn omdat hij als de andere uitspraakambassadeur van de provincie Limburg wordt voorgesteld en ik moest u veel groetjes doen van hem. 980.2 980.2 M Ah voilà dat is goed. Doe hem veel groetjes terug, maar nu zal je hem niet meer bellen hé natuurlijk. 983.3 983.5 I Nee haha inderdaad ik zal hem niet meer bellen. Wel, alvast heel erg bedankt dat ik u mocht interviewen.993.0 992.9 M Ja ik vind het wel een heel mooi onderwerp. Dat is wel iets waar ik graag over spreek natuurlijk. Oké. Alvast veel succes ermee! 1000.9 1001.4 I Dankjewel en tot ziens! 1004.4

148

Transcriptie interview Jurgen Delnaet

I= Interviewer J= Jurgen Delnaet

4.2 I Goeiemiddag. Heeft u wat tijd om enkele vragen voor mijn masterproef te beantwoorden? 13.3 13.5 J Jazeker, doe maar!14.6 14.8 I Oké super. Dus in een taalkundig artikel wordt u als één van de uitspraakiconen van de provincie Oost-Vlaanderen wordt voorgesteld. Het gaat er dus eigenlijk om dat uw uitspraak een haalbare norm vormt voor gewone mensen, in plaats van de standaardtaal, de taal die in het journaal wordt gesproken en voor veel mensen onhaalbaar is. 43.4 43.8 J Ja. Dat is wel interessant, ik wil dat artikel ook ooit wel eens lezen want ik ben wel wat verbaasd. 51.2 51.4 I Ja. Wat vindt u daarvan? Voelt u zich vereerd? 56.2 56.5 J Ja dat is prettig natuurlijk. Alé ik bedoel het is ook beangstigend als je als norm wordt genoemd en gehanteerd. Ik kan alleen maar zeggen dat ik mij bewust ben van hoe ik spreek. Ik heb uw vragenlijstje nog eens overlopen en ik ben mij zeer bewust van hoe ik spreek. In het openbaar, ik bedoel eigenlijk altijd, constant, maar zeker in het openbaar nog meer. In een interviewcontext of als er mensen meeluisteren, in het geval van.... Hoe ben jij dit gesprek nu aan het registreren? Kan je alles bijhouden? 93.7 93.9 I Ja, ja. Ik neem alles op met een dictafoon. 98.8 99.2 J Ah ja goed. Als ik natuurlijk op scène sta of in een film, dan is het gemakkelijk want ik heb een script of een scenario waarin ook vaak iets van toon of regio geformuleerd staat. Er zijn afspraken over en dat is dan duidelijk. Maar als je geïnterviewd wordt, dan verschijn je daar als jezelf en dan is het aan u om daar een lijn in te trekken of niet. Dus ik ben me er altijd ten zeerste van bewust en ik probeer er ook aan te werken. Ik ben daar nog niet helemaal tevreden over dus ik ben nog op zoek of nog onderweg wat dat betreft. Dus het is zeker al een, hoe moet ik het zeggen, al een mooie pluim ofzo om ... het is ook dubbelzinnig natuurlijk. Als haalbare norm, dat betekent dan toch... Ik vind dat wat in het journaal wordt gesproken, ik vind dat dat nogal meevalt. Daar zit ook heel wat variatie in. Er is natuurlijk qua puur technisch woordgebruik, neutraal, de grondstoffen, daar zijn afspraken over. Dat weet ik. Bij de VRT is er nog steeds 'de taalmens' of hoe heet die persoon in die functie. Die ziet erop toe dat de juiste woorden worden gebruikt, maar dan vind ik dat er wel nog wat variatie bestaat in uitspraak, zeker bij nieuwslezers. Ik kijk elke dag naar het journaal op tv, en ook op de radio pik ik af en toe een uitzending mee en dan hoor je toch wel een persoonlijkheid ofzo. Dus enfin, wat dat betreft weet ik niet of het onhaalbaar is of niet. Ja het is wel leuk...201.9 201.9 I Het is eigenlijk zo dat het taalgebruik in het journaal vooral in spontane contexten praktisch onhaalbaar is. 209.6

149

209.6 J Ja. Dat is inderdaad zo. Dat is niet alleen in het journaal, dat is bij iedereen. Daarom dat ik daarnet ook zei als ik een script heb of een uitgeschreven dialoog heb, dan is het gemakkelijk om een bepaalde hoge standaard te hanteren. Dat het taalgebruik neutraal moet zijn, dat het niet gaat over een personage die dan duidelijk uit een bepaalde regio afkomstig is. En voor de rest is dat heel veel oefenen als je dat in een neutrale context moet gaan gebruiken. 243.0 243.2 I Vindt u zelf dat u perfect standaardtaal spreek of? 250.9 250.9 J Nee. Ik probeer dat wel na te streven, ik streef dat nog steeds na. Maar het lukt niet, het lukt me nog steeds niet. Ik moet nog meer oefenen. Haha. 259.5 260.0 I Haha. Merk je dan zelf ook echt een groot verschil met in inlezen van scripts of het spelen van een scène? 265.7 266.1 J Ja het is wat ik daarnet zei, het hangt er echt van af. Wat voor situatie, welk soort personage, ... Ik heb al dingen gedaan waarbij ik mijn oorsprong mocht laten doorschemeren. Ik moet daarbij mijn eigen afkomst, mijn Oost-Vlaamse regionale gevarieerdheid tonen. Andere toneelstukken of rollen moesten heel erg neutraal zijn. Daar zit toch een verschil in ja. En ik moet eerlijk toegeven, het laatste grote ding dat ik voor tv gedaan heb dat was de tv-reeks 'Amigo's'. Daar mocht het hoorbaar zijn. Die reeks speelt zich af in Gent en in ruimere context in Oost-Vlaanderen. Dus ik mocht het laten doorschemeren, maar ook niet te erg. We hebben daar genoeg over gediscussieerd met de scenaristen, genoeg lezingen over gedaan over hoe ver we mogen gaan in het Gents. Anderzijds heb ik ook een hele tijd geleden Gents volkstoneel gespeeld. Dat mocht dan weer veel verder gaan. Dus ook daar zijn gradaties in. Ook al ben ik zelf van Oost-Vlaanderen, om nu die twee voorbeelden te nemen, ‘Amigo's’ enerzijds en het Gents volkstoneel anderzijds, dat was allebei een kwestie van studeren om het er op de juiste manier uit te krijgen. Dat is ook nog iets anders. Je zou er eens met een neuroloog over moeten spreken, hoe dat dat precies zit in het hoofd ofzo want het is niet omdat iemand... Vermoedelijk heeft het er bij mij ook mee te maken, ook al ben ik opgegroeid in Oost- Vlaanderen, in Gent meer bepaald, ik heb thuis nooit het Gents meegekregen. Ik heb dat altijd wel gehoord op familiefeesten en ik ging al vroeg met mijn ouders gaan kijken naar het toneel en dat was dan vaak in het Gents. Maar thuis werd er altijd een soort van neutrale tussentaal gesproken, dus het heeft misschien ook daar mee te maken. 391.0 391.4 I Ja, interessant. 392.0 392.0 J Jazeker, ja. 393.3 393.8 I Is er ook een verschil in uw taalgebruik thuis of bij vrienden? Merkt u dan dat u overschakelt naar een meer tussentalig taalgebruik? 400.9 401.5 J Thuis proberen we ook in verband met de kinderen, ondertussen zijn ze op de leeftijd dat ze zelf een onderscheid kunnen maken, maar tot op 2 jaar terug hebben we zeker zo neutraal, zo standaardtalig mogelijk proberen te spreken tegenover onze kinderen. Bij vrienden hangt het er echt van af in welke context. Mijn vrouw zegt soms, ik kom ook vaak in Gent, we wonen in Antwerpen maar ik kom ook nog vaak in Gent, dat ik mij aanpas en daar zal wel iets van waar zijn. Maar het hangt af van de context. Ik heb hier in Antwerpen de acteursopleiding gevolgd en die Antwerpse context dat zal je ook horen als ik hier in Antwerpen een half uur op een terras zit tussen allemaal Antwerpse vrienden. Ja je neemt wel klanken over van anderen.456.5

150

456.5 I Ja uhu. 457.0 457.2 J Ik pas mij wel snel aan, maar ja dat heeft misschien ook meer met mezelf te maken. Ik link dat altijd aan de reden waarom ik toneel speel en dat is ook het willen voortvertellen van hoe mensen zijn en één van die dingen is het assimileren. Soms kan dat vijandig overkomen als je iemand gaat zitten... Ja er is nog een verschil tussen assimileren en imiteren, maar die drang is er altijd om als er iemand tegenover mij zit, om die te assimileren. Dat gaat vrij snel. Op gebied van taal is dat geen volledige taalkennis, maar ik ga me wel snel aanpassen. Noem het dan een beroepsafwijking of een deel van het ambacht om heel snel iets op te pikken. Dus ja, dat verandert, maar misschien ook gelinkt aan mijn acteurswezen. Die neiging om voort te vertellen, om verhaaltjes te vertellen van alles. 523.0 523.7 I Oké ja. Tegenwoordig zijn er in Vlaanderen af en toe wel eens discussies in de media waar het nu precies naartoe gaat met de standaardtaal. Want vindt u daarvan dat er vaak wordt geklaagd in media dat tussentaal overal verschijnt? 543.1 543.4 J Ja, eerlijk gezegd weet ik het niet meer. Ik vind het ook moeilijk om daar kort en bondig een opinie op te formuleren. Het is ook iets waar studiedagen over bestaan en bijvoorbeeld jij doet er een onderzoek naar. Haha. 561.4 561.4 I Haha ja inderdaad. 561.9 562.0 J Dat is allemaal bewijs van dat het een zeer breed en diep veld is. Ik heb geen last van verloedering ofzo, ik heb geen last van de opinie 'oei het is hier aan het verloederen'. Ik zie dat ook bij mijn kinderen. Het grappige is, onze twee kinderen hebben ons in een quiz een aantal termen van wat zij hun taal noemen, voorgeschoteld. Ja ik verstond er niets van. Ik vind het alleen maar goed. Dat is ook niet iets van nu, dat is iets van alle tijden. Ik heb hier een paar etymologische woordenboeken staan, nog steeds op papier jaja! Op mijn boekenplank. Haha. Het fascineert me ook mateloos waar een woord vandaan komt. Het is niet allemaal mooi zuiver, wetenschappelijk of letterlijk uit die taal vertaalt en dan naar daar en naar daar. Alles wordt geschaafd en gepolierd door mensen. Taal is iets van de mensen, dat moet leven. Waar ik wel wil voor pleiten, is dat als je beroepshalve taal hanteert, vind ik wil dat je het moet kunnen. Vandaar dat ik ook in het begin van ons gesprek het erover had dat ik nog veel moest oefenen. Ik vind dat voor mezelf een erezaak. Ook daar zijn duizenden verschillende opinies over. Ik vind taal één van de belangrijkste onderdelen van het wezen van een acteur, van het vak van acteur. Dan vind ik ook dat je dat perfect moet kunnen. Ik heb soms vragen bij spelers die voor het gemak kiezen voor de tussentaal. Natuurlijk, ook daar is weer heel veel nuance nodig want een bepaald accent, ik zal het maar accent noemen hoewel ik niet hou van dat woord – ik vind regionale gevarieerdheid een mooiere uitdrukking – dat wordt soms ook gevraagd van de speler omdat dat deel uitmaakt van zijn merk. Er zijn nu eenmaal spelers die als merk bepaalde uitspraken hebben. Ik heb gekozen om dat minder naar voren te laten komen. Dat speelt soms wel in mijn nadeel want ze kunnen moeilijk op mij een etiket plakken. Er zijn spelers waar je sneller een etiket op kunt plakken. Onder andere omwille van een stereotiepe uitspraak. Een bepaald persoon bijvoorbeeld, of ze spelen nu in Limburg of in West-Vlaanderen, ze zullen altijd Oost-Vlaams spreken of Antwerps of wat dan ook. Dat is ook perfect hun goed recht. Maar mijn opinie, het gaat echt over mijn opinie of standpunt, mening,

151

het vinden van iets. Ik vind van mezelf dat ik het moet kunnen ofzo. Als ik ervoor kies om in het Gents te spelen dan doe ik dat omdat ik ook weet hoe die zin klinkt in Standaardnederlands. Het zal nooit een zwaktepunt zijn in mijn geval. 741.0 741.1 I Ja. 741.4 741.5 J Maar dat is mijn afwijking. Dat is even goed een afwijking als een keuze. Het is een soort van perfectionisme. Misschien geef ik dat ooit op, wie weet. Haha. 754.5 754.6 I We zullen zien haha. Denkt u dat tussentaal meer terrein kan veroveren in de media in de toekomst? 761.7 762.5 J Geen idee. Ik heb het gevoel dat dat al behoorlijk ingeburgerd is. Ik hoor heel veel dingen die niet kloppen met de standaardtaal. Niet kloppen met de standaardtaal betekent ze zijn niet neergeschreven dus het kan zijn dat sommige dingen op den duur aanvaard worden. Elk jaar komen er ook nieuwe woorden bij in de dikke Van Dale. Dus ik weet dat niet. Als er genoeg mensen bepaalde formuleringen of constructies gaan gebruiken, waarom niet? Het is ook een verrijking. Al die woorden die, om nu terug te grijpen naar de anekdote van mijn kinderen, heel veel van die woorden, als ik daar dan eventjes over nadenk en ik luister naar die klanken, dan is dat ook exotisch ofzo. Dat is geen Vlaamse verbastering. Ik woon hier in het centrum van Antwerpen, het is een soort van snijpunt. Hier woont een heel grote Marokkaanse gemeenschap, er wonen heel veel Oostblokkers, ik zit hier aan de rand van het Joodse kwartier. Het is onvermijdelijk dat dat ook een invloed heeft op de taal. Zolang dat de mensen er zijn en zich gaan verplaatsen, pakken ze hun taal mee. Wat is dat op den duur een tussentaal? Ik snap het woord theoretisch. Maar ik denk dat de taal... misschien verdwijnt wel het woordje tussentaal. Misschien wordt het gewoon taal. Ik weet het niet. 867.6 867.6 I Uhu inderdaad. Dat is mogelijk natuurlijk. Vindt u een gestandaardiseerde geschreven taal belangrijker dan een gestandaardiseerde gesproken taal? 878.2 879.1 J Hmm. Of ik dat belangrijker vind, ja misschien wel. In geschreven taal is het misschien toch wel belangrijker om neutraler te zijn. Mja. Het heeft ook te maken met de snelheid. Mensen maken sneller een interpretatie, verbinden sneller een bepaalde emotie aan iets wat ze lezen en misschien dat een geschreven standaardtaal dat dat wel kan helpen om die emotionaliteit eruit te halen. Anderzijds ben ik in dagelijkse context aan het denken. Het zijn ook allemaal keuzes. Ik ben nu in dagelijkse context aan het denken. Ik ben geen schilder dus het is heel moeilijk... Ja bijvoorbeeld, vindt een schilder het belangrijk dat er een internationaal gestandaardiseerde kleurenkaart is, ja natuurlijk is dat belangrijk omdat je moet weten waarover je spreekt. Taal zelf... Ik vind dat wel belangrijk. Ik krijg bijvoorbeeld nog altijd kippenvel als ik spellingsfouten zie. Voor mij is dat belangrijk, voor iemand anders dan weer niet. Ik zie nog altijd typfouten, ik zie nog altijd spellingfouten in teksten. Ik vind dat belangrijk, maar iemand anders ziet die spellingfout niet en waarom zou die mens dan dommer zijn? Het heeft te maken met prioriteit. Ik vind dat belangrijk omdat ik daar mee bezig ben. Ik denk dat een auteur, een schrijver dat ook belangrijk vindt. Een journalist zou dat ook belangrijk moeten vinden. Dat is zijn tool. Je kan niet zeggen, ik ben schrijver en dan eigenlijk uw tool niet kennen. Ja bijvoorbeeld een kapper heeft twintig scharen maar weet eigenlijk niet waarvoor ze dienen. Misschien moet er wel een gestandaardiseerde schrijftaal zijn als basis. Al was het maar om te weten waar een

152

woord ooit vandaan komt ofzo. Ik vond het ook zeer behulpzaam dat ik Latijnse ooit heb gedaan in de middelbare school. Ik draag daar nog altijd de vruchten van omdat dat een soort van basis is voor heel veel talen. Als ik zelf in contact kom met vreemde talen die ik nog nooit gehoord heb, ga ik automatisch zonder dat ik daar hoef over na te denken op zoek naar herkenbare dingen. En heel vaak vind ik Latijnse referenties of stammen of wat dan ook van woorden. En dat is omdat er nu eenmaal eensgezindheid is over die grammatica. Het is natuurlijk een dode taal, dat is gemakkelijker. Maar ja dat helpt wel. Dus misschien vind ik dat toch belangrijk. 1066.7 1066.7 I Uhu oké. 1067.0 1067.7 J Amai zo'n lang antwoord haha. Je moet op tijd stop zeggen é.1072.1 1072.2 I Nee haha het is oké. Stoort u zich soms aan taalgebruik dat op radio en tv te horen is? 1079.8 1080.3 J Ik stoor mij aan dingen als ik een vermoeden heb van hoogmoed of zoiets. Ik was recent op de opening van de tentoonstelling van Anne-Mie Van Kerckhoven, de beeldende kunstenares, je hebt er misschien over gehoord, die heeft een overzichtstentoonstelling gekregen hier in het MHKA, het museum voor hedendaagse kunst in Antwerpen. Dat is een Antwerpse kunstenares en die spreekt een enorm sappig Nederlands waar men duidelijk een Antwerpse invloed in herkent. Dat is die vrouw haar persoonlijkheid, dan erger ik mij daar niet aan. Waar ik mij aan erger is het omdat er hoogmoed bij komt. Maar zij kan niet anders dan zo spreken. Net hetzelfde met sommige schrijvers. Maar als er mensen modieus slecht Nederlands praten, dan erger ik mij eraan. Modieusiteit vind ik toch altijd een beetje naar hoogmoed ruiken. Zo van 'ik kan da en ik doe da', dan houd ik er niet van. 1153.5 1154.1 I Ja oké. Kan voor u een bepaald accent, bijvoorbeeld in een talkshow op tv? 1160.6 1161.4 J Ja. Als dat te maken heeft met die persoon, als dat een deel uitmaakt van die persoon zijn wezen, dan ja. Als het bij de presentator is vind ik het moeilijker. Ik heb ooit eens een halve aflevering gezien van iets dat gepresenteerd werd door Natalia, een heerlijke vrouw, ik heb daar geen probleem mee als ik die bezig hoor in interviews. Maar vreemd genoeg, zij presenteerde dat ding en ik heb mij blauw geërgerd aan haar accent. Dat is gek é, om dat dat dan te maken heeft met die situatie. Ik kon dat dan niet verdragen in die situatie als presentatrice. Terwijl als ik haar in interviews bezig hoor, dan vind ik haar fantastisch. Dus ja... 1202.5 1202.5 I Ja. Interessant. U woont dus al een tijdje in Antwerpen. Definieert u zichzelf taalkundig nog als een Oost-Vlaming?1210.7 1211.8 J Ja. Ik ben voor altijd Gentenaar. Het is iets filosofisch, genetisch misschien. Haha. Trouwens wat is de echte Oost-Vlaming, de echte Antwerpenaar in deze tijd .... Wacht eventjes, er komt hier iemand mijn bureau binnen… 1229.5 1238.5 J Ik vind het moeilijk te zeggen of ik een Oost-Vlaming ben of Antwerpenaar. Ja ik ben een Oost- Vlaming, maar ik ben gewoon een burger. Een wereldburger, dan ben ik een Belg en dan ben ik een Gentenaar. Dat is meer een persoonlijkheid dan echt een afkomst of zoiets.1263.3 1263.3 I Ja, ja. 1263.8 1264.3 J Ik vind het ook in deze tijd van migratie en constant nieuwe mensen die toekomen, vind ik het heel moeilijk om te zeggen 'ik ben een Gentenaar', ja omdat ik daar ooit geboren ben en dat

153

dat iets is waar ik me goed en thuis bij voel. Maar ik hoef daar niet te wonen. Ik ben twintig jaar geleden naar hier verhuisd en ik kom nog geregeld in Gent. Ik heb bijvoorbeeld niet de neiging om daar te gaan wonen. Ik heb niet zoiets van 'oh ja, als ik met pensioen ga of als ik genoeg geld verzameld heb, dan koop ik iets in Gent', die neiging heb ik niet. Dat is daar goed geweest en ik krijg nog steeds warme gevoelens als ik daar kom, maar ik hoef daar niet te wonen. Ik ben geen Antwerpenaar. Om een echte Antwerpenaar te vinden, ja waar vind je die? Ik denk in de wachtzaal van het ziekenhuis ofzo als ze plus 60 of 70 zijn of hier achter de hoek in Oud-Berchem. Mijn vrienden zijn Antwerpenaren omdat ze hier geboren zijn en ook niet... Als mijn zoon zich eventjes concentreert spreekt die een uur Gents omdat hij dat herkent en ook omdat hij al een beetje dat gevoel heeft. Het is moeilijk om dat te zeggen. 1348.8 1348.8 I Uhu oké. Ja, ik denk dat dit het ongeveer was. 1351.2 1351.4 J Oké, goed zo. Dat artikel, stuur je me dat eens door of de link? 1357.8 1359.3 I Oké, ik wil het gerust eens inscannen en doorsturen. 1363.7 1364.4 J Ja oké, fijn. Dat is goed. En de bron ook als je wilt? Waar is dat verschenen? 1372.4 1372.4 I Dat is verschenen in een boek dat verschillende recente taalkundige artikels heeft verzameld. Het is een boek uit 2017 en de artikels werden geschreven door Vlaamse en Nederlandse taalkundigen. Het boek heet 'De vele gezichten van het Nederlands in Vlaanderen' en het laatste artikel, in de epiloog, daar wordt er een pleidooi gevormd voor een nieuwe standaardtaaldynamiek. Er wordt voorgesteld om van het onhaalbare virtuele VRT-Nederlands af te stappen en voor gewone mensen een soort taalgebruik voor te stellen aan de hand van tien uitspraakiconen die wel een taalgebruik zouden hebben die haal- en imiteerbaar zou zijn.1413.3 1414.0 J Alé amai. En wie heeft dat geschreven?1417.1 1417.6 I Ja het artikel is geschreven door Stefan Grondelaers, Steven Delarue en Gert De Sutter. 1436.4 1436.6 J Geweldig. Die ken ik niet. 1440.0 1441.0 I Haha, dat is normaal. Het zijn taalkundigen. Oké. Dankjewel voor uw medewerking! 1447.0 1447.0 J Ja met plezier! En veel succes! Als er iets onduidelijk is of je wilt nog extra of uw cassetje is vol, je hebt mijn gegevens é. 1460.1 1460.4 I Oké super, dankjewel! 1464.5

154

Bijlage III – USB-stick

Bij de papieren versies van deze masterproef wordt één USB-stick afgegeven met daarop de audiofragmenten die we orthografisch transcribeerden, de tien diepte-interviews met de West-Vlaamse jongeren en de interviews met uitspraakambassadeurs Stijn Meuris, Jurgen Delnaet en Marcel Vanthilt. Hierbij merken we op dat het interview met Stijn Meuris is door technische storing moeilijker te verstaan is.

155