9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 303

VROUWEN IN DE VLAAMSE AVANT-GARDE ANARCHISME IN HET LITERAIRE VELD VAN HET FIN DE SIECLE*

Liselotte VANDENBUSSCHE

Abstract – Avant-garde periodicals in late nineteenth-century America, Great Britain, France and the Netherlands, often show a heightened interest in and a larger number of female contributors. This article offers an overview of the participation of women in Flemish avant-garde periodicals during the fin the siècle. It includes a focus on the contri- butions of Jacques Mesnil, a confirmed believer in anarchism and free love who published his work in the Flemish avant-garde reviews Van Nu en Straks and Ontwaking. The cen- tral question is to what extent anarchist ideas affected the opportunities of women writers to publish in the avant-garde press.

Het literaire leven is een strijd. Zo typeert Pierre Bourdieu het literaire veld (Bourdieu 1971). Het is een stille strijd waarin alles draait om artistieke legi- timiteit en waarin ongeschreven wetten het verloop bepalen. Deelnemers scherpen de pennen, zoeken steun bij prestigieuze bondgenoten of stippe- len alternatieve strategieën uit om een positie te bezetten. In het autonome literaire veld, dat in Vlaanderen aan het eind van de negentiende eeuw vorm krijgt, treden weinig vrouwen naar voren. Er lijken seksespecifieke mecha- nismen in het spel te zijn die de deelname van vrouwen aan de avant-garde beïnvloeden. Vrouwen begeven zich minder vaak in de literaire machtsstrijd, publiceren minder in avant-gardistische tijdschriften en oefenen ook een kleinere invloed uit op de artistieke frontlinie (Van Boven 1992). Maar daarmee is het verhaal niet uit. Wat in een aantal avant-gardistische tijdschriften die rond 1900 verschijnen, in het oog springt, is een verband tussen de aandacht voor genderverhoudingen onder invloed van het anar- chisme en een grotere deelname van vrouwen. Bondgenootschappen zijn in anarchistisch gezinde periodieken vaak niet exclusief mannelijk en de gehul- digde standpunten lijken voor vrouwen een stimulans om de literaire arena te betreden. Enkele studies uit Europa en de Verenigde Staten die hierna

* Ik wil hierbij prof. dr. M. Demoor, prof. dr. A.M. Musschoot, dr. H. Vandevoorde, V. Neyt, W. Resseler en C. Martens bedanken voor hun opmerkingen en suggesties bij voor- gaande versies. Het artikel kwam tot stand in het kader van het BOF-onderzoeksproject ‘Vrou- wen en journalistiek, een cultuur-historisch project (de liberale pers), 1890-1940’, met als promotor prof. dr. M. Demoor en als co-promotor prof. dr. A.M. Musschoot.

Spiegel der Letteren 48 (3), 303-330. doi: 10.2143/SDL.48.3.2020213 © 2006 by Spiegel der Letteren. All rights reserved. 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 304

304 LISELOTTE VANDENBUSSCHE

worden belicht, benadrukken de correlatie tussen de anarchistische gezind- heid van progressieve tijdschriften en de deelname van vrouwen daaraan. In Vlaanderen is zowel in literaire als in niet-literaire tijdschriften een ver- gelijkbaar patroon te zien. In de niet-literaire periodieke pers creëert een vrouw als Emilie Claeys voor zichzelf een positie aan het hoofd van het voor- uitstrevende tijdschrift De Vrouw. Ze werkt zich in de kijker met een radi- caal socialistische visie op seksualiteit, die enige raakpunten vertoont met anarchistische standpunten. In de literaire avant-gardistische tijdschriften uit het fin de siècle nemen vrouwen een minder centrale plaats in. De anarchis- tische inspiratie is er wel prominent aanwezig, zowel in publicaties van man- nen als in het werk van enkele vrouwen. In dit artikel wil ik nagaan hoe de gesignaleerde correlatie zich manifesteert in de Vlaamse avant-gardistische tijd- schriften uit het fin de siècle. De aard en de omvang van de participatie van Vlaamse vrouwen wordt vergeleken met de situatie in het buitenland, de aanzet in het gepropageerde gedachtegoed wordt toegelicht en de mogelijke invloed van het anarchisme op de deelname van vrouwen aan de literaire voorhoede wordt in het licht van andere factoren beoordeeld.

Vrouwen in Vlaamse avant-gardistische tijdschriften

De literaire avant-garde die in dit artikel wordt belicht, omvat de tijdschrif- ten die verschenen zijn in de decennia rond 1900. Het is een periode die wordt gekarakteriseerd door een renouveau van de Vlaamse letterkunde waar- voor de oprichting van Van Nu en Straks1 in 1893 symbool staat. De fasci- natie voor het anarchisme kreeg in de eerste reeks van Van Nu en Straks voornamelijk gestalte in de figuur van .2 In de nieuwe reeks werd ze onder meer uitgedragen door Jacques Mesnil, Ferdinand Domela Nieuwenhuis en Christiaan Cornelissen (Vandevoorde 1999).3 In dit

1 Van Nu en Straks (Reeks 1: 1893-1894, Nieuwe Reeks: 1896-1901): literair avant-gar- detijdschrift onder redactie van E. de Bom, C. Buysse, P. van Langendonck en A. Vermeylen. Het was van groot belang voor de heropleving van de Vlaamse letteren. 2 August Vermeylen (1872-1945) studeerde geschiedenis aan de Vrije Universiteit van Brussel en promoveerde er in 1894. Hij studeerde verder in Berlijn en Wenen en was de mede- stichter van onder andere Van Nu en Straks en het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907). Hij werd hoogleraar in de kunstgeschiedenis in 1901. 3 Jacques Mesnil, pseudoniem van Jacques Dwelshauvers (Brussel, 1872 – Montmaur-en- Diois (Frankrijk) 1940), was anarchist, schrijver en kunsthistoricus. Hij studeerde kunstwe- tenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel en geneeskunde aan de universiteiten van Firenze en . Hij werkte mee aan tal van kranten en tijdschriften. Zie: Lavalleye 1967, 596-605. Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) werd geboren uit een welstellende lutheraanse predikantenfamilie van Deense afkomst. Hij was aanvankelijk zelf ook predikant, maar verliet de kerk in 1879 om zich volledig aan de socialistische beweging te wijden (Moulaert 1981, 173). 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 305

VROUWEN IN DE VLAAMSE AVANT-GARDE 305

artikel krijgen naast tijdschriften als Iris en De Tijdgeest de anarchistische periodieken Ontwaking en Onze Vlagge bijzondere aandacht.4 Die laatste zijn twee meer radicale tijdschriften die duidelijk onder de invloed van Van Nu en Straks stonden. Aan Van Nu en Straks zelf en het libertaire Alvoorder (1900-1901) namen geen vrouwen deel. In 1891 was er wel overwogen om Hélène Swarth aan (De) Vrije Kunst, de virtuele voorganger van Van Nu en Straks, te laten mee- werken.5 Enige jaren later werd ook de eenakter Opleving van de Neder- landse Josine Mees ter publicatie in overweging genomen (Van Dijck e.a. 1988, 205). Bijdragen van hen zijn echter nooit gepubliceerd. Enkele pogin- gen die van buitenaf werden ondernomen om het werk van vrouwen gepu- bliceerd te krijgen, bleken evenmin succesvol. Twee voorbeelden hiervan zijn inmiddels bekend. In 1896 was het de Nederlandse Johanna Diepenhorst- van Lockhorst die de redactie enkele gedichten aanbood.6 In 1901 probeerde de Gentse professor Julius MacLeod (1857-1919), die meewerkte aan Van Nu en Straks, De Tijdgeest en Ontwaking, in een brief aan August Vermeylen een plaatsje te bemachtigen voor een vertaling van zijn echtgenote Fanny

Christiaan Cornelissen (1864-1943): onderwijzer, was aanvankelijk actief in de stem- rechtbeweging, maar ging zich in de jaren negentig libertair-communist en syndicalist noemen (ibid.). 4 Iris. Vrij, Algemeen Nederlandsch Maandschrift voor Literatuur, Kunst, Sociologie en Wijs- begeerte (1908): tijdschrift onder leiding van G. Ceunis, dat gekant was tegen verburgerlijking, epigonisme en middelmatigheid. In de redactie zetelden E. Claus, E. Durkheim, G. Papens, G. Ceunis, R. de Cneudt en J. Lefèvre. De Tijdgeest. Maandblad voor Algemeene Ontwikkeling (1910-1912) werd uitgegeven door Jef Hinderdael en stelde zich tot doel wijsgerige, wetenschappelijke en godsdienstige vraag- stukken te verspreiden en te populariseren. Christenanarchisten als Lod. van Mierop en Felix Ortt publiceren regelmatig in het blad en Tolstoj wordt als inspirator aangehaald. Ontwaking (1896; 1901-1910): anarchistisch tijdschrift voor kunsten, wetenschappen en sociologie, in 1896 door Victor Resseler in Antwerpen opgericht. Onze Vlagge (1897-1899) werd door dezelfde redactie uitgegeven wanneer de uitgave van Ontwaking werd gestaakt. 5 Hélène Swarth (Amsterdam, 1859 – Velp, 1941) was een Nederlandse dichteres die van 1865 tot 1884 in Brussel woonde (Hélène Swarth aan F.J. van den Branden, 24 mei 1890, AMVC-Letterenhuis S995, nr. 57376/25). Ze genoot haar literaire opleiding in Brusselse krin- gen en speelde een niet onbelangrijke rol in het Vlaamse literaire veld door haar deelname aan tijdschriften als het Nederlandsch Museum (1874-1894), De Toekomst (1857-1898), De Vlaam- sche School (1855-1901), Jong Vlaanderen (1881-1882) en de Nederlandsche Dicht- en Kunst- halle (1878-1897), waaraan ze tot 1889 medewerkster was. Ze werd krachtig gesteund door J.M. Dautzenberg, Pol de Mont en Emmanuel de Bom (zie onder meer Rutten e.a. 1988, 27-28). 6 Johanna Diepenhorst-van Lockhorst aan de redactie van Van Nu en Straks, 25 februari 1896. AMVC-Letterenhuis D439, nr. 18208/5. Johanna Diepenhorst-van Lockhorst was een Nederlandse schrijfster die poëzie en kritische bijdragen publiceerde in het Nederlandsch Museum, De Vlaamsche Kunstbode (1871-1913) en het Tijdschrift van het Willemsfonds (1896- 1905). Vanuit Wiesbaden werkte ze mee aan het toneeltijdschrift Lucifer (1901-1914). 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 306

306 LISELOTTE VANDENBUSSCHE

Maertens, beter bekend als Fanny Lava.7 Maertens had Robert Ely’s inleiding bij Kropotkins Autobiography of a Revolutionist vertaald. De vertaling is net als de gedichten van Van Lockhorst niet in het tijdschrift verschenen. Het gebrek aan vrouwen in Van Nu en Straks heeft velerlei redenen en kan niet op conto van een bewuste onwelwillendheid worden geschreven. Hoe- wel over vrouwen vaak meewarig of neerbuigend werd gesproken, werd Hélène Swarth door Vermeylen ‘een echte kunstenaar’ genoemd. Ook Emma- nuel de Bom en Prosper van Langendonck hebben Swarth steeds met vuur verdedigd (De Bom 1889).8 De artistieke capaciteiten van andere vrouwen kwamen eveneens aan bod, hoewel hun aanleg zelden als basis voor een vol- waardig kunstenaarsschap werd gezien (Van Dijck e.a. 1988, 58, 86-87, 294 en 431). Het is uiteraard een goed recht van een redactie om geen publica- ties van vrouwen op te nemen, maar het is interessant om de mogelijke rede- nen en achterliggende mechanismen daarvan te belichten. Na een tijdperk waarin de gezamenlijke opbouw van de natie voorop was gesteld en litera- tuur grotendeels een utilitaire functie had, brak een periode aan waarin de autonomie van de literatuur en de persoonlijke visie van de artiest in de verf werden gezet. Tot de jaren tachtig van de negentiende eeuw werd de rol van de schrijvende vrouw als maatschappelijke moeder nog vrijwel unaniem onderschreven. Pas vanaf de laatste decennia van de negentiende eeuw kwam er een kunstenaarsideaal in voege waarbij een behoorlijke dosis durf en inzicht in het literaire functioneren was vereist (vergelijk Vandenbussche 2006). Door een gebrek aan een grondige scholing en nauwe socio-culturele ban- den met de kern van een redactie was het openlijk streven naar artistieke dis- tinctie voor vrouwen heel wat gewaagder (Couttenier 2001; Reymenants 2005, 143-144). Enkel Hélène Swarth beklemtoonde expliciet haar streven naar literaire vernieuwing en maakte in recensies haar poëticale opvattingen openbaar.9 Van Nu en Straks stond echter voor een specifiek cultureel en

7 Julius MacLeod aan August Vermeylen, AMVC-Letterenhuis, M1505, nr. 117701/26, 21 juni 1901. Met dank aan H. Vandevoorde voor het signaleren van de brief. Hélène Maertens (Meulebeke, 1858 – Gent, 1938) was de dochter van Jan Baptiste Maertens. Haar moeder hertrouwde met Felix Lava waardoor zij ook bekend is als Fanny Lava. Ze was goed bevriend met Nica Fredericq, een zus van Paul Fredericq, met Emiel Claus, Virginie Loveling, Anna de Weert en Dina Logeman-van der Willigen. Ze publiceerde sporadisch in het Neder- landsch Museum, Tijdschrift van het Willemsfonds, Het Volksbelang, Het Vaderland en De Gazette van Gent. In 1904 publiceerde ze de vertaling van Kropotkins Mutual Aid en in 1907 de ver- taling van diens Ideals and realities in Russian literature. 8 Prosper van Langendonck las en besprak vanaf 1885 gedichten van Swarth in het kunst- genootschap De Distel en verdedigde haar tegen de literaire aanvallen (Rutten e.a. 1988, 33 en 36). Over De Distel zie ook Draye 2004. 9 Hélène Swarth, ‘Caïn in de poëzie’, in: Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle, 10 (1888), 119-130; Id., ‘Nieuwe Dichtbundels’, in: Ibid., 179-194; Id., ‘Bloemen en bladeren. Gedichten 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 307

VROUWEN IN DE VLAAMSE AVANT-GARDE 307

poëticaal project waaraan het werk van de toen publicerende vrouwen niet geheel voldeed. Dat het ideaal ook gendergevoelige connotaties had, blijkt uit het specifieke mannelijkheidsideaal dat door de redactie werd gehuldigd (De Smaele 2005). Het had niet alleen mogelijke repercussies voor vrouwen maar belangde ook mannen aan. Dat blijkt onder meer uit het verwijt van Alfred Hegenscheidt aan het adres van Pol de Mont, waarin hij hem toewerpt: ‘Word zelf eerst man, en zing dan wat ge zijt’. De Mont wordt de rug toe- gekeerd en Prosper van Langendonck wordt diens ‘plaatsvervanger als woord- voerder van het meer “mannelijke”, maar ook voor een deel “decadente” fin- de-siècle modernisme, dat Van Nu en Straks had aangekleefd’ (Rutten e.a. 1988, 25). Hieruit blijkt dat steeds de wisselwerking tussen een poëticale ver- nieuwing en de vereiste artistieke houding in overweging moet worden geno- men. Aan de tijdschriften Onze Vlagge, Ontwaking en Iris, die in navolging van Van Nu en Straks literatuur met sociologie verbonden, nemen heel wat vrou- wen deel, hoewel de oogst in vergelijking met het buitenland niet zeer groot uitvalt. In Onze Vlagge (1897-1899), het Antwerpse tijdschrift dat door Vic- tor Resseler werd geleid, krijgt diens toekomstige vrouw Fanny Delvaux in 1899 de ruimte om een sonnet te publiceren.10 Het sonnet, dat verschijnt onder haar pseudoniem Siska van Daelen (Van Daelen 1899), blijft niet onopgemerkt: Karel van de Woestijne zou hierover in een brief aan zijn vriend Victor de Meijere met goedkeuring spreken. Haar publicatie had haar zelfs een plaatsje kunnen opleveren in zijn bibliofiele tijdschrift Werk, waar- van uiteindelijk slechts één aflevering is verschenen. Het bleef ook onder voorbehoud, aangezien Van de Woestijne schrijft: ‘En dan had ik nog gedacht, als we dan nog niet genoeg hadden [sic], aan die Siska die daar in

van Hilda Ram’, in: Ibid., 233-242; Id., ‘J. Winkler Prins’, in: Ibid., 477-489; Id., ‘Keizer Karel en het Rijk der Nederlanden, in Middeleeuwse versbouw, door Julius de Geyter’, in: Ibid., 11 (1888-1889), 211-220; Id., ‘Verhuizen, een Landgedicht in drie Zangen door Hilda Ram, in: Ibid., 266-268; Id., ‘Licht en schaduw. Gedichten van Leonard Buyst’, in: Ibid., 309-313; Id., ‘Al de gedichten van Albrecht Rodenbach’, in: Ibid., 358-364; Id., ‘Kaf en Koorn, verzameld uit CXXVIII dichtaren door K.H. de Quéker’, in: Ibid., 442-449; Id., ‘Adolf van Gelre, drama in vijf bedrijven door Marcellus Emants’, in: Ibid., 482-489; Id., ‘De gedichten van Hilda Ram’, in: Nederlandsch Museum, 16 (1890), 270-284. 10 Victor Resseler (1877-1955), alias Segher Rabauw, gaf de anarchistische tijdschriften Ontwaking (1896; 1901-1910) en Onze Vlagge (1897-1899) uit. Hij stichtte in 1906 de druk- kerij ’t Kersouwken, gaf later ook De Week (1909-1912) uit, en trad in 1912 toe tot de Libe- rale Volkspartij. Hij werkte mee aan Het Laatste Nieuws, De Nieuwe Gazet en het Nederlandse Algemeen Handelsblad (bron: Archief van de familie Resseler). Fanny Delvaux, alias Siska van Daelen (1879-1944), studeerde aan de normaalschool van Brugge en was onderwijzeres in het lager onderwijs. Ze gaf lezingen en publiceerde poëzie, liederen en een boekbespreking in Onze Vlagge, Ontwaking, Vlaams Leven en in de bundels Lentevoozen (1911) en Uit dagen van nood (1921) (bron: Archief van de familie Resseler). 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 308

308 LISELOTTE VANDENBUSSCHE

‘Onze Vlagge’ meewerkt’.11 Twee decennia later is hij niet meer onverdeeld positief over haar gedichten, maar schrijft hij niettemin: ‘Zij verkrijgen ech- ter mededeelzaamheid zoodra zij het sociaal terrein betreden, en vermogen dan waarlijk indruk te maken’ (Van de Woestijne 1913). Onze Vlagge bleef slechts één lange jaargang overeind, maar in zijn opvol- ger Ontwaking, die vanaf 1901 opnieuw verscheen, brengt Van Daelen haar werk weer voor het voetlicht. Tijdens de eerste jaren, voor het eerst in 1902, publiceert ze poëzie met nu eens een mystieke, dan weer een pant- heïstische inslag, waarmee ze getuigt van een thematiek die de toenmalige (vaak anarchistisch gezinde) symbolisten eveneens kenmerkte. Tot 1909 publiceert ze vrijwel in elk nummer een aantal verzen. De mystieke gedich- ten uit haar beginperiode maken plaats voor lofdichten op de natuur en lie- deren waarin vrijheid en opstandigheid worden gehuldigd.12 Van Daelen schrijft een ode aan de anarchistisch gezinde en bevriende avant-garde- schrijver Georges Eekhoud13 en doet een oproep tot steun voor de terdood- veroordeelde Vlaming Edward Joris.14 Vanaf 1905 publiceert ze een reeks in memoriams voor bekende anarchisten. De Franse anarchist Elisée Reclus, die een blijvende indruk had gemaakt op Jacques Mesnil en andere Van Nu en Straksers, is het onderwerp van een lofdicht waarin Van Daelen zijn inzet voor de goede zaak en onuitputbaar enthousiasme bewondert.15 Ze schrijft verder over het lot van de Russische sociaal-revolutionair Marie Spiridowna16

11 Karel van de Woestijne aan Victor de Meijere, 9 juni 1899, AMVC-Letterenhuis W803/B, DB20 en R106. Met dank aan H. Vandevoorde voor het bezorgen van de brief. 12 ‘Aan eenen dichter’ (Ontwaking, 5 [1904], 46 en 77-78), ‘Klokkenlied’ (Ontwaking, 8 [1907], 272) en ‘Liederen van Oproer’ (Ontwaking, 8 [1907], 402). 13 Georges Eekhoud (Antwerpen, 1854 – Schaarbeek, 1927) was een Franstalige, flaming- ante, anarchistische schrijver en medestichter van La Jeune Belgique. Hij was gedurende twin- tig jaar medewerker van Mercure de France en publiceerde verder in L’Etoile Belge. Eekhoud was redacteur van Ontwaking en vriend des huizes bij de familie Resseler-Delvaux (meer in Lucien 1999). 14 Siska van Daelen, ‘Donkere dag (Bij de terdoodveroordeling van een vriend)’; ze publi- ceerde ook een gedicht bij zijn terugkomst in 1907, ‘Verzen voor Edward Joris: Weerzien’ en ‘Goed Heil!’, in: Ontwaking, 8 (1907), 7-8; Edward Joris (1879-1957) was een tijd corres- pondent voor Ontwaking, vanuit Istanboel onder het pseudoniem Edward Greene, en werd er in 1905 ter dood veroordeeld als medeplichtige bij een bomaanslag op de Turkse sultan Abdul Hamid; na acties voor zijn vrijlating keerde hij in 1907 terug. 15 Siska van Daelen, ‘Een heuglijke Dag (In Memoriam Elisée Reclus)’, in: Ontwaking, 6 (1905), 296-297. Jean-Jacques Elisée Reclus (1830-1905) was een befaamd geograaf en mili- tant anarchist die een grote invloed uitoefende op de jongere generatie, o.a. op Van Nu en Straks; hij werd in 1892 uitgenodigd om hoogleraar te worden aan de Vrije Universiteit van Brussel, maar dit werd afgeblazen door zijn anarchistische sympathieën; hij werd hierop mede- stichter van de Université Nouvelle (zie: Hegenscheidt-Heyman 1977, 275). 16 Siska van Daelen, ‘Voor Marie Spiridowna’, in: Ontwaking, 7 (1906), 168. 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 309

VROUWEN IN DE VLAAMSE AVANT-GARDE 309

en wijdt een gedicht aan de Nederlandse anarchist Ferdinand Domela Nieuwenhuis.17 Naast dergelijke lofdichten verschijnt nog een aanklacht tegen de uitbui- ting in de sector van de katoennijverheid.18 Van Daelen publiceert ook nog een vertaling van het gedicht ‘Anarchie’ van de Schots-Duitse John Henry Mackay (1864-1933), waarin die zijn levensvisie als anarchist verwoordde.19 Behalve literair werk recenseert ze ten slotte een biografie over de Amerikaanse dichter Walt Whitman,20 die de goedkeuring van Vermeylen en andere Van Nu en Straksers wegdroeg en bekend staat om zijn contacten met negen- tiende-eeuwse hervormingsgezinde vrouwen (Ceniza 1998). Andere vrou- wen die in Ontwaking een forum krijgen om hun poëzie en proza te publi- ceren, zijn de minder bekende Nederlandse schrijfsters Johanna Steketee, Pauline Lantinga, Anna van Gogh-Kaulbach en Marie Gijsen. Een zekere sympathie, zo men wil fascinatie, voor het anarchisme zien we ook bij Fanny Mac Leod-Maertens (Lava). Van haar vertaling van Kropotkins Mutual Aid verschijnen in het tijdschrift Vlaanderen21 en in Ontwaking (1903, 246-247) enkele lovende recensies. De poging van haar echtgenoot om haar vertaling van Robert Ely’s inleiding van Kropotkins Autobiography of a Revolutionist in Van Nu en Straks gepubliceerd te krijgen, werd hierbo- ven al vermeld. Wat we verder nog over de zaak vernemen, is dat Lava wei- gerde haar naam kenbaar te maken en vasthield aan een strikte anonimiteit. In dezelfde brief lezen we: ‘zij verlangt te teekenen X, of in ’t geheel niet’. Lava lijkt bescheidenheid voorop te stellen en getuigt van de disease to ple- ase die een vorige generatie schrijfsters geen windeieren had gelegd. Toch blijkt uit Ontwaking dat haar wens misschien niet zo ongewoon zal zijn beschouwd. Over Julius MacLeod wordt in dat verband geschreven: Het feit dat hij niet is teruggedeinsd om zijn naam te verbinden, in deze kwestie, aan dien van Kropotkin, doet ons met méer verlangen dan te voren uitzien naar het verschijnen van Mac Leod’s boek over natuurkunde der maatschappijen’ (mijn cursivering, LV) (Ontwaking, 4 [1903], 246-247).

17 Siska van Daelen, ‘De oude Strijder (voor F. Domela Nieuwenhuis)’, in: Ibid., 452-453. Ze publiceerde ook ‘Een lied van oproer. Verhaeren vrij nagezongen ter eere van F. Domela Nieuwenhuis’ in het Gedenkboek opgedragen aan F. Domela Nieuwenhuis (Amsterdam 1904). Met dank aan C. Martens voor de vondst. 18 Siska van Daelen, ‘Liedjes van Opstand, De Wevers van Heinrich Heine’, in: Ibid., 270- 271. 19 Siska van Daelen, ‘Anarchie (John Henry Mackay)’, in: Ibid., 271. 20 Siska van Daelen, ‘Levensbeschrijving’, in: Ontwaking, 10 (1909), 101-104. 21 P. Hamelius in: Vlaanderen (1904), 478-486: ‘Met het vertalen van zulk een werk in het Nederlandsch, heeft mevr. Mac-Leod ons Vlaamsch geestesleven verrijkt. Het wanbegrip, dat de wetenschap tot harteloosheid zou stemmen, wordt er immers door bestreden, en nieuwe feiten en denkwijzen worden er toegankelijk gemaakt voor wie ze elders niet zou kunnen vinden’ (486). 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 310

310 LISELOTTE VANDENBUSSCHE

Haar gemoedelijke en vriendschappelijke correspondentie tijdens de Eerste Wereldoorlog met Sophie Kropotkin, de vrouw van Peter Kropotkin, wijst erop dat zij ook daadwerkelijk contact heeft gehad met enkele boegbeelden uit het Russische anarchisme.22 In welke mate zij rond 1900 zelf getuigde van een anarchistische instelling is niet bekend, maar van een militante hou- ding kan in elk geval geen gewag worden gemaakt. In het tijdschrift Iris zijn er bijdragen van Marie Metz-Koning gepubli- ceerd en staan ook enkele vrouwen bij de medewerkers vermeld: de Britse kunstenares Eleanor Mabel Elwes (1878-1950), die zou trouwen met de Gentse anarchistisch gezinde socialist George Sarton (1884-1956), en de Nederlandse schrijfsters Cécile de Jong van Beek en Donk, Marie Metz- Koning, Top van Rhijn-Naeff en Annie Salomons. Hoofdredacteur Gérard Ceunis behoorde net als George Sarton, Raymond Limbosch en hun latere echtgenotes, Mabel Elwes en Céline Dangotte, tot de Gentse fusie van de anarchistisch gezinde groep Reiner Leven met de feministisch gezinde literair- artistieke kring Les Courageuses (De Weerdt 2000, 4-6). Het vrije huwelijk en een grondige seksuele voorlichting werden er met geestdrift gepromoot. Andere schrijvers die in Iris als medewerkers worden genoemd, zijn utopist Frederik van Eeden en anarchist Felix Ortt, naast Belgische schrijvers zoals Georges Eekhoud en Camille Lemonnier. Ook in het gefusioneerde Ontwaking & Nieuw Leven (1910) staan Eline Mare, Siska van Daelen en Annie Salomons als medewerkers vermeld, hoe- wel er in het tijdschrift geen bijdragen van hen zijn opgenomen. Het vroeg- tijdige einde van zowel Iris als Ontwaking & Nieuw Leven ligt daar waar- schijnlijk aan de basis van. In het pluralistische De Tijdgeest (1910-1912), waaraan Julius MacLeod en christenanarchisten als Lodewijk van Mierop en Felix Ortt meewerken, is een bijdrage over het huwelijk van Louise F.G. Joret gepubliceerd en zijn er bijdragen over vrouwenhandel en -stemrecht van de Nederlandse Titia van der Tuuk opgenomen. Er wordt geregeld aandacht besteed aan de erfenis van Tolstoj en het seksevraagstuk. Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat er in Vlaanderen een zekere cor- relatie bestond tussen het anarchistische gedachtegoed in het fin de siècle en de deelname van vrouwen aan de literaire voorhoede. In andere periodieken die in het kielzog van Van Nu en Straks verschenen en de anarchistische inspiratie achter zich lieten, is de oogst opvallend kleiner. Caecilia Ameye publiceerde twee gedichten in het ethisch en sociaal geëngageerde tijdschrift

22 Brieven van Sophie Kropotkin aan Fanny MacLeod, 3 december 1914; 3 juni 1915; 28 december 1915 en 28 oktober 1916 worden bewaard in de universiteitsbibliotheek van Uppsala. 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 311

VROUWEN IN DE VLAAMSE AVANT-GARDE 311

Vlaanderen,23 en Julie Ingenhoes-Geeraerd publiceerde onder haar pseudo- niem Eline Mare een novelle.24 In De Boomgaard25 zijn er alleen gedichten van de Nederlandse vrouwen Annie Salomons, Hélène Swarth, Mien Ver- meulen-Duinker en S.G. Reddingius-van Harlingen opgenomen. In Het Weekschrift voor Vlaanderen (1902) zijn geen bijdragen van vrouwen te vinden. De deelname van Vlaamse vrouwen aan avant-gardistische tijdschriften vertoont zowel kwantitatief als kwalitatief enkele bijzonderheden. Niet alleen ten opzichte van de deelname van mannen in die bladen, maar ook in ver- gelijking met het aandeel van vrouwen in buitenlandse periodieken. Net als in het buitenland kan er in de genoemde tijdschriften een aanzienlijk aan- tal bijdragen op naam van een vrouw worden geschreven en er staan ook schrijfsters bij de medewerkers vermeld. Toch zaten er in Vlaanderen geen vrouwen officieel in de redactie van een anarchistisch gezind literair voor- hoedeorgaan. Wel was Fanny Delvaux waarschijnlijk nauwer betrokken bij Ontwaking dan tot dusver werd gedacht. Dat blijkt uit een brief van haar man Victor Resseler, waarin hij aan Jan Eelen laat weten dat hij noch zijn vrouw hun medewerking konden beloven aan diens tijdschrift, vermoedelijk De Vrije Tribune:26 Al onzen beschikbaren tijd wordt in beslag genomen door het blad dat ik zelf stichtte en waaraan, tot heden, geen enkele kracht kan onttrokken wor- den, zonder het te schaden. Waarom onzen naam – dien van Siska en den mijnen – op een prospectus zetten als er – zonder bezondere voorvallen – niets van onze hand in ’t blad zou komen. […] ’t Spijt me, Jan, vooral ter wille van onzer reeds oude vriendschap, maar in deze kan ik, noch mijne vrouw, u hier van dienst zijn.27

23 Vlaanderen (1903-1907): cultureel tijdschrift dat na de doorbraak en het verdwijnen van Van Nu en Straks het werk op ruimere, eclectische basis voortzette. De redactie bestond uit S. Streuvels, H. Teirlinck, E. de Bom, A. Vermeylen, A. Hegenscheidt en Pr. van Langendonck. Later traden ook K. van de Woestijne, V. de Meijere en L. de Raet tot de redac- tie toe. 24 Caecilia Ameye, ‘Uit de natuur’, in: Vlaanderen, 2 (1904), 310-311; Id., ‘Iets! – Niets!’, in: Ibid., 312-313; El. Mare, ‘De stoelkeszetster’, in: Ibid., 5 (1907), 551-566. 25 De Boomgaard (1909/10-1911): vrijzinnig tijdschrift voor literatuur en kunst waarin het élan van Van Nu en Straks doorwerkte. Men zette zich af tegen realisme en regionale lite- ratuur en verdedigde decadentisme en dilettantisme. Onder redactie van A. de Ridder, E. van Offel, H. van Walden, G. van Hecke, G. van Roosbroeck en P. Kenis. 26 De Vrije Tribune (1903-1907): Vlaams-Nederlands tijdschrift gewijd aan literatuur, kunst en wetenschap onder leiding van Jan Eelen. Er is belangstelling voor socialisme en anarchisme. Naast Siska van Daelen werkt ook Johanna Steketee mee en er wordt behoorlijk wat aandacht besteed aan vrouwenrechten en seksualiteit. 27 Victor Resseler aan Jan Eelen, 9 november 1902. AMVC-Letterenhuis R394. 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 312

312 LISELOTTE VANDENBUSSCHE

Van Daelen zou in 1903 en 1904 toch telkens twee bijdragen leveren aan het tijdschrift. Dat het tijdschrift ook het anarchisme van Tolstoj, het socia- lisme, de Rein Leven-beweging en het feminisme een warm hart toedroeg, lijkt het gesignaleerde verband nogmaals te bevestigen. Hoewel het anarchistische gedachtegoed in hun literaire productie is ver- werkt, valt het verder op dat de Vlaamse schrijfsters zich niet inlaten met anar- chistische analyses van seksualiteit en mogelijke toekomstperspectieven voor vrouwen. In de hierboven besproken avant-gardistische en literair-sociologi- sche tijdschriften verwoorden zij hun anarchistische inspiratie vooral in lite- rair werk met een maatschappelijke dimensie of in lofbetuigingen aan grote persoonlijkheden of medestrijders. Hun eigen ervaringen worden niet aan- gekaart en op het vrouwenvraagstuk wordt niet ingegaan. Ze schrijven niet over de onderdrukkende psychologische machtsrelaties waar zij in de ogen van veel anarchisten het slachtoffer van zijn, maar laten hun sympathie voor de anarchistische beweging blijken in verzen, recensies en vertalingen, die ze naast niet-anarchistisch werk publiceren. De genres die ze beoefenden, blij- ven met andere woorden nog steeds te situeren op het domein waarop vrou- wen zich van oudsher begaven, wat echter geen devaluatie inhoudt van hun bijdrage aan de periodieken. Voor ik dieper inga op enkele factoren die naast het anarchisme een moge- lijke rol speelden bij hun deelname, wil ik de relatie belichten tussen het anar- chistische gedachtegoed en de kansen die het aan vrouwen bood. Vond het anarchisme rond 1900 een vruchtbare voedingsbodem in Vlaanderen en was het wel zo vrouwvriendelijk als op het eerste gezicht kan worden aangenomen?

Anarchisme in Vlaanderen

Het anarchisme dat tijdens de negentiende eeuw in Vlaanderen opgang maakte, kende ruw geschetst twee vormen (Arvon e.a. 2000, 115 e.v.; Moulaert 1995). Bij beide stonden vrijheid en sociale rechtvaardigheid op het voorplan en waren de afkeer voor het centrale staatsgezag, de haat tegenover het kapitalisme en de afschuw voor de moraliserende Kerk aanwezig. De invulling van die gemeenschappelijke credo’s leidde echter tot uiteenlopende resultaten. De eerste gedaante waarin het anarchistische ideeëngoed zich manifes- teerde, was een actief anarchisme dat rond 1870 een hoogtepunt bereikte bij werklieden en militanten, die vóór alles probeerden om de arbeidersklasse van haar juk te bevrijden.28 Bij dit ‘anarchisme van de basis’, dat zich vooral

28 Altena noemt dit een ‘libertair socialisme’: ‘geen anarchisme pur sang, maar een anti- autoritair socialisme dat van onderop een collectivistische organisatie van de maatschappij nastreefde’ (Arvon e.a., 116). Zie ook Oukhow 1978. 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 313

VROUWEN IN DE VLAAMSE AVANT-GARDE 313

richtte op sociale ongelijkheid en klassenstrijd, werden arbeidsters geleide- lijk aan betrokken. Enkele vrouwen zoals Hubertine Ruwette en Marie Mineur lieten als afgevaardigde van een vrouwensectie hun stem horen tij- dens de Eerste Internationale Arbeidersvereniging (De Weerdt 1980, 91-92). Of zij ook werkelijk getuigden van een specifiek anarchistisch engagement is daarmee echter niet gezegd: binnen de Eerste Nationale groeide er immers een tegenstelling tussen autoritaire marxisten en anti-autoritaire anarchisten. Het vrouwenvraagstuk bleef tijdens de eerste fase van het anarchisme ook gro- tendeels op de achtergrond (Peiren 1999).29 De tweede gedaante van het anarchisme, die haar stempel drukte op de literair avant-gardistische tijdschriften van het fin de siècle, was het intellec- tuele of esthetisch-literaire anarchisme. Het kende in België zijn hoogtepunt in het midden van de jaren 1890 en had een vrijwel exclusief burgerlijke ach- tergrond (Moulaert 1981, 124-148).30 Jacques Mesnil is hiervan één van de belangrijkste vertegenwoordigers en zijn betekenis voor Van Nu en Straks kan moeilijk worden overschat (Musschoot 1982, 29). Zijn inbreng zorgde ervoor dat het intellectuele of literaire anarchisme geen efemeer fenomeen bleef maar tot de eerste decennia van de twintigste eeuw zou doorleven (Moulaert 1986, 167-168). Ook in het intellectuele anarchisme namen vrou- wen een bescheiden aandeel voor hun rekening. In Vlaanderen vinden we in tegenstelling tot de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk geen anarcho-feministes, wat gelinkt moet worden aan het gematigde karakter van het Vlaamse feminisme en het ‘verschildenken’ dat rond de eeuwwisse- ling opnieuw in voege was (De Smaele 1998). Als we kijken naar de werken die de kiemen bevatten van een anarchisti- sche theorievorming komen Proudhon, Bakoenin en Kropotkin in het vizier. Dat het vrouwenvraagstuk op de achtergrond was gebleven tijdens de eerste opstoot van het anarchisme, verbaast ons niet als we één van de vroege den- kers van het anarchisme in gedachten houden. Pierre-Joseph Proudhon (1809- 1865), gedoodverfde grondlegger van het anarchisme en notoir anti-feminist, gaf alvast niet de aanzet om het maatschappelijke klimaat vrouwvriendelij- ker te maken. Hij zag weliswaar elke heerschappij van mensen over mensen als een onrechtmatige onderdrukking, maar wou, zo schreef hij, vrouwen nog liever achter slot en grendel zien dan geëmancipeerd (Lohschelder 2000, 20-21). Het huwelijk was heilig, het gezin stond garant voor zedelijkheid en

29 Bert Altena schrijft dat het vroege Nederlandse anarchisme geïnspireerd werd door het Belgische, maar dat één van de twee wijzigingen die het doorvoerde, het expliciet ijveren voor gelijke rechten voor vrouwen was (Arvon e.a. 2000, 119). 30 Moulaert omschrijft het als ‘een anarchisme dat uitging van intellektuelen en vooral op “teoretisch”, op “ideëel” vlak van belang was, niet het minst door zijn inwerking op intellek- tuele en artistieke milieus’ (Moulaert 1981, 124). 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 314

314 LISELOTTE VANDENBUSSCHE

het huishouden was het koninkrijk der vrouw. Enkel de man was verant- woordelijk voor het maatschappelijke domein en mocht in een aanzienlijk aantal welomschreven gevallen zijn vrouw het leven ontnemen. Het moet in dit verband wel worden benadrukt dat Proudhon zijn visie niet zonder kri- tiek verkondigde. Anarchisten als William Godwin (1756-1836) en Joseph Déjacque (1822-1861), die eveneens tot de vroege denkers behoren, nuan- ceren het misogyne beeld of tekenden protest aan. Michail Bakoenin (1814-1876), die net als op zoveel andere anarchisten ook op Elisée Reclus een grote indruk zou nalaten, liet een heel andere visie horen dan Proudhon. In zijn utopie bepleitte hij de gelijkstelling van man en vrouw en eiste hij de afschaffing van het burgerlijke huwelijk. ‘Vrije liefde’, een samenlevingsvorm op basis van vrijwilligheid en wederzijdse verant- woording, moest hiervoor in de plaats komen. Jacques Mesnil bleek net als Elisée Reclus gewonnen voor het vrije huwelijk en verspreidde zijn visie via Van Nu en Straks en Ontwaking. In het vervolg van dit artikel kom ik daar uitgebreid op terug. Bakoenin streefde naar eigen zeggen de volledige eman- cipatie van vrouwen na en wees de opvoeding van kinderen toe aan de maat- schappij. Zijn visie impliceerde voor vrouwen vrijheden en mogelijkheden die vroeger nauwelijks denkbaar waren, maar in de praktijk ook niet zou- den voorkomen (Lohschelder 2000, 26-27). Bij Peter Kropotkin (1842-1921) was er eveneens een vooruitgang ten opzichte van Proudhon te bespeuren, hoewel ook hij nog steeds het tradi- tionele rollenpatroon onderschreef. Vrouwen kregen langzamerhand toegang tot het maatschappelijke leven door een verlichting van de huishoudelijke arbeid via collectieve voorzieningen. Kropotkin en Bakoenin formuleerden in theorie de eis om de vrouwenemancipatie te versnellen, hoewel zij er niet in slaagden om hun voorstellen consequent door te denken en de geslachts- specifieke toewijzing van het openbare en privé-domein volledig te door- breken (Lohschelder 2000, 32-35). Dat aan het einde van de negentiende eeuw het aandeel van Vlaamse vrouwen in het intellectuele anarchisme bescheiden bleef en er zich in tegen- stelling tot het buitenland geen anarcho-feministes manifesteerden, wekt enigszins verbazing. Er ging immers opnieuw aandacht uit naar het speci- fieke lot van vrouwen onder het juk van het kapitalisme, zoals dat ook tij- dens de beginjaren van België het geval was geweest. Anarchisten van de generatie van Elisée Reclus en Jacques Mesnil, die een forum kregen in Frans- talige literair-progressieve tijdschriften zoals La Société Nouvelle en het Franse strijdblad Les Temps Nouveaux, voeren uit tegen het burgerlijke huwelijk, ijverden voor meer respect en ontplooiingsmogelijkheden voor vrouwen en droegen dat ook uit in de praktijk. Naast grondleggers als Bakoenin en 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 315

VROUWEN IN DE VLAAMSE AVANT-GARDE 315

Kropotkin, en Nederlandse anarchisten als Domela Nieuwenhuis en Chris- tiaan Cornelissen, kregen de Amerikaanse Emma Goldman, de Brit Edward Carpenter en ook de Franse anarchisten Charles Albert, Madeleine Vernet, Elie Reclus en Jean Grave heel wat aandacht in Van Nu en Straks en Ont- waking. Zij richtten hun pijlen eveneens op de kwalen van het burgerlijke huwelijk en zetten zich in tegenstelling tot Proudhon en diens aanhangers, expliciet in voor meer bewegings- en beslissingsvrijheid voor vrouwen.31 Albert, Grave, Goldman en Carpenter deelden met Mesnil de visie dat het burgerlijke huwelijk niet op liefde was gebaseerd en in de eerste plaats werd gesloten uit economische overwegingen. De winst was volgens hen echter bij- zonder klein: vrouwen betaalden met hun naam, vrijheid en zelfrespect (Goldman 1966, 56). De huwelijksband zelf schiep een onmiskenbare onge- lijkheid en onderwierp vrouwen aan hun man. Vrouwen werden immers net als hun latere kinderen eigendom van hun echtgenoot. Een vrouw was haar man gehoorzaamheid verschuldigd, mocht over het gemeenschappelijke bezit zonder zijn toestemming geen beslissingen nemen, noch de ouderlijke macht uitoefenen over hun kinderen. Jean Grave beklemtoonde expliciet de macht van het patriarchaat, wanneer hij schreef: ‘Er zijn menschen die dat alles aannemen, maar beweren dat het huwelijk in de tegenwoordige maatschap- pij een waarborg voor de vrouw is. Dwaling. De man maakt de wetten, hij verzuimde niet om dat in zijn eigen voordeel te doen’ (Grave 1895, 379).32 Stemmen die het recht op eigen keuzes bepleitten en de deelname van vrouwen aan het openbare leven onderschreven, waren legio binnen het anar- chisme. Bovengenoemde anarchisten wilden voor zichzelf en voor anderen de mogelijkheid tot onafhankelijke en betekenisvolle levens creëren. Ze streef- den naar een geherstructureerde en egalitaire maatschappij, waarin op elk domein met de onderdrukking van de persoonlijke verlangens komaf was gemaakt. Wat het intellectueel anarchisme beoogde, was een onbelemmerde morele, intellectuele en artistieke ontwikkeling in dienst van een grondige culturele emancipatie. Een thema als seksualiteit werd niet uit de weg gegaan en Jacques Mesnil hield er een opmerkelijk pleidooi voor het vrije huwelijk, waarmee hij het debat over vrouwenrechten opnieuw aanzwengelde.

31 Simmons schrijft dat ondanks de uiteenlopende strategieën, organisatievormen en plei- dooien van anarchisten, bohémiens en feministen, hun coherentie onder meer gevormd wordt door een kritiek op het bourgeois huwelijk en de voorgeschreven gedragsregels die ermee samenhangen (Simmons 2003, 170). 32 Jean Grave (1854-1939), was een Franse anarchist, oorspronkelijk socialistisch; hij was bevriend met Elisée Reclus en aanhanger van Kropotkin. Hij schreef La société mourante et l’anarchie (1892) waarvoor hij twee jaar gevangenisstraf opliep; hij was tevens de hoofdredac- teur van het anarchistische strijdblad Les Temps Nouveaux. 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 316

316 LISELOTTE VANDENBUSSCHE

Wat duidelijk wordt bij een doorlichting van de avant-gardistische niche van het literaire veld, is dat de tijdschriften Van Nu en Straks, Onze Vlagge, Ont- waking, Iris en De Tijdgeest de drang naar literaire vernieuwing met de aandacht voor sociologische en anarchistisch geïnspireerde thema’s verenigden.33 Naast niet-literaire anarchistische bijdragen zien we in de besproken avant-gardisti- sche tijdschriften dan ook aandacht voor feministisch gezinde auteurs zoals Camille Lemonnier, Walt Whitman, William Morris of Neel Doff, en auteurs die hun visie op homoseksualiteit verdedigen, zoals Georges Eekhoud, L.S.A.M. von Römer of Jacob Israël de Haan. Ze geven blijk van een nieuw bewustzijn waarin men een einde wil stellen aan het sociaal conformisme en de taboes van de maatschappelijke orde. Individuele verantwoordelijkheidszin wordt er als hoogste goed beschouwd. Ook andere schrijvers zoals Charles Albert, Karel Federn en Koos Habbema vinden tijdens het eerste decennium van de twin- tigste eeuw in Ontwaking een forum waar ze hun anarchistische visie op het huwelijk en op prostitutie in fictie en non-fictie kunnen verdedigen. In navolging van tal van anderen stelt Bourdieu dat er ‘een affiniteit bestaat tussen de vertegenwoordigers van de jonge poëzie (die eerder decadent dan sym- bolistisch waren) en de anarchisten, door wie zij werden aangemoedigd in hun strijd tegen regels en meesters, tegen de markt en de commerciële literatuur’ (Bourdieu 1994, 454). Ook in de Vlaamse avant-garde was de ‘droom van een verzoening van het politieke avantgardisme met het avantgardisme op gebied van kunst en levenskunst, in een soort summa van alle revoluties – sociaal, seksueel, artistiek’ aanwezig (Bourdieu 1994, 456). We kunnen stellen dat er in het anarchistische gedachtegoed dat in de Vlaamse avant-gardistische tijd- schriften werd gepropageerd een voorzichtige aanzet te vinden is om vrouwen een grotere bewegingsvrijheid te verlenen. Harde bewijzen zoals correspon- dentie of egodocumenten, die een ontegensprekelijke invloed van het anar- chisme op hun praktijk zouden kunnen aantonen, ontbreken vooralsnog. Een zijdelingse getuigenis dat vrouwen uit de kring van Victor Resseler in het anarchisme wel degelijk een motivatie vonden voor hun openbare optre- den, vinden we bij Ger Schmook. In zijn autobiografische Stap voor stap op

33 Ook Nederlandse periodieken als De Kroniek van P.L. Tak, Het Tweemaandelijksch Tijd- schrift van Albert Verwey en De Nieuwe Tijd van Frank van der Goes zullen getuigen van een sociaal-politiek engagement, doordat in tegenstelling tot De Nieuwe Gids het individualisme met een maatschappelijk streven wordt verbonden (Bank e.a. 2000). Anarchistisch geïnspireerd zijn de genoemde bladen echter niet. De Nieuwe Tijd wordt door Bank en Van Buuren gety- peerd als ‘een blad dat, naast De Kroniek en Het Tweemaandelijksch Tijdschrift, het bezielend vuur van het cultureel-literaire gebied over deed slaan naar sociaal-politiek gebied’ (p. 442). Aan het blad werkten onder meer Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst mee. Die laat- ste was net als de libertair gezinde Frederik van Eeden sterk beïnvloed door de filosoof-anar- chist Leo Tolstoj (p. 465 e.v.), hoewel zij zelf geen anarchiste kan worden genoemd. 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 317

VROUWEN IN DE VLAAMSE AVANT-GARDE 317

kronkelwegen schrijft hij, na een verantwoording van zijn burgerlijke huwelijk, over enkele vrouwen uit zijn vriendenkring, met name Jeanne Cnops en Irma Lambrechts. Beide sterke figuren behoorden tot de geëmancipeerde vrouwen van de tijd (met o.a. de dames Picard, handelaars in kant, Van Puymbrouck-Resseler [Jeanne Resseler, de zus van Victor Resseler, LV], Verhulst, Mortelmans, Matthys, Martens, de zusters Dens), allen onderwijzeressen (Schmook 1976, 156). Het waren de vrouwen die de vrouwengroep van het ‘Vlaamsche Front’ en de bestuurraad van een bibliotheek voor de jeugd zouden vormen. De boeken voor de bibliotheek werden aangeleverd door de Nederlandsche Boekhandel en door ’t Kersouwken, de drukkerij anex boekhandel van Victor Resseler en Fanny Delvaux, waar de echtgenote van Edward Joris ‘door de oud-anarchisten Resseler, Baekelmans, Van Puymbrouck en ttq. als gérante was geïnstalleerd’. Schmook vraagt in dat verband: ‘Waren zij allen samen geen restanten en navolgers van Alvoorder en Ontwaking en kom- mune-entoesiasten van de Kalmthoutse ‘Cambuse’, zaliger gedachtenis?’. Hij voegt eraan toe: de ‘als ‘sufragetten’ bespotte dames […] koketteerden met waaghalzerige begrippen dicht bij het anarchisme van Kropotkine [sic], Bakoenin aan- leunend. De vrije liefde kende onder hen niet te veel adepten, maar er waren wel overtuigde belijders. Zij wisten wie Hegel was, anderzijds wat de beruchte Prof. Boland voorstond. Thoreau (Walden)-Whitman troffen in hen adepten aan (Schmook 1976, 157). Tot dusver wijzen de publicaties van de bovenvermelde vrouwen, het anar- chistische gedachtegoed als geheel en enkele aanwijzingen over een mogelijke fascinatie voor het anarchisme in de richting van een positief antwoord. Ter aanvulling wil ik nog twee elementen belichten die de these van de stimu- lans van het anarchistische ideeëngoed ondersteunen. Aan de ene kant is er de mogelijke analogie met de situatie in het buitenland en Wallonië en met het klimaat van het prille België; aan de andere kant zijn er aan het eind van de negentiende eeuw de expliciete inspanningen van Jacques Mesnil om het anarchistische pleidooi in de praktijk om te zetten.

Vrouwen in de politieke en literaire avant-garde wereldwijd

Zowel in het buitenland, in Franstalig België, als in het vroege België zien we dat vrouwen hun stem laten horen in literair avant-gardistische en 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 318

318 LISELOTTE VANDENBUSSCHE

socio-politieke tijdschriften, waarin een anarchistische visie op seksualiteit, geboortebeperking of het vrije huwelijk wordt verdedigd. Margaret Marsh wijst in haar studie van Amerikaanse anarchistes tussen 1870 en 1920 expliciet op die correlatie bij haar bespreking van het anarchistische tijd- schrift Liberty, waaraan vrouwen als Sarah Elizabeth Holmes, Florence Finch Kelly en Gertrude B. Kelly vanaf 1881 hun bijdragen leveren.34 Ze vermeldt verder Emma Goldmans belangwekkende Mother Earth, waar- aan ook Edward Carpenter meewerkte, Lois Waisbrookers deelname aan Lucifer en Clothed with the Sun, en Margaret Anderson met haar libertaire The Little Review (Marsh 1982, 120 en 105; zie ook Simmons 2003). Daarnaast wijst Sheila Rowbotham in de Verenigde Staten nog op Susan B. Anthony en Elizabeth Cady Stanton, die in 1868 in New York met het tijdschrift The Revolutionist op de voorgrond traden (Rowbotham 1972, 79). Voltairine de Cleyre en Angela Heywood vervolledigen ten slotte de lijst van anarchistische publicistes uit de Verenigde Staten. Laatstgenoemde publiceerde haar radicale ideeën in het blad The Word van haar man Ezra Heywood, met wie ze een vrij huwelijk was aangegaan. Ook in Europese landen blijkt dat een anarchistisch klimaat waarin ruimte is voor discussies over seksualiteit, meer dan eens de impuls vormt voor vrouwen om hun werk, fictie of non-fictie, in avant-gardistische tijdschriften voor het voetlicht te brengen. Judith Greenway wijst in Groot-Brittannië op Charlotte Wilson, uitgever en redacteur van de Londense anarchistische krant Freedom, Aphra Wilson, medewerkster aan The Free Review, en Rose Witcop, publiciste in The Freewoman (Greenway 2003). Simmons vermeldt Zora Neale Hurston die haar kortverhalen publiceerde in het avant-gardistische tijdschrift Messenger (Simmons 2003, 183). Britse schrijfsters die verder een prominente plaats in dit overzicht verdienen, zijn de zussen Helen en Olivia Rossetti, de nichtjes van Dante Gabriel Rossetti. Zij waren co-redacteurs van het anarchistische blad The Torch, waarin ook Kropotkin, Malatesta en Michel schreven, en publiceerden onder het pseudoniem Isabel Meredith A Girl among the Anarchists over hun ervaringen op dat vlak (Meredith 1992 [1903]).35 In Frankrijk is er de libertaire journaliste Séverine, die antimilitaristische, antiparlementaire en sociaal bewogen artikels schreef in Le Cri du Peuple, Le

34 ‘There was a relationship between the acquisition of other contributors (besides Tucker and a few close friends) at mid-decade, especially several women, and the heightened interest in sexuality’ (Marsh 1982, 77) en ‘In the nineties, when Liberty had become far less interes- ted in sexuality and had lost most of its women contributors, the principal women writers were Lillian Harman and Miriam Daniell’ (Marsh 1982, 78). Liberty (1881) was een individualis- tisch anarchistisch tijdschrift, gesticht en geleid door Benjamin F. Tucker. 35 Met dank aan C. Martens voor het signaleren van de publicatie. 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 319

VROUWEN IN DE VLAAMSE AVANT-GARDE 319

Gaulois, L’Echo de en andere periodieken.36 Ook Madeleine Pelletier, die in anarchistische en libertaire bladen publiceerde maar ook in 1908 haar eigen blad La Suffragiste oprichtte, schreef over het recht op abortus en op seksueel genot en pleitte voor de afschaffing van het gezin.37 Andere vrou- wen die zich in Franse anarchistische tijdschriften op de voorgrond begaven, zijn Anna Mahé – ‘vrij gehuwd’ met Emile Armand – en Rirette Maitrejean. Samen met Henriette Roussel en Louise Kronner publiceerden zij aan het begin van de twintigste eeuw in het tijdschrift L’Anarchie; Nelly Roussel schreef voor Le Libertaire (Dhavernas 1983). Louise Michel, ook bekend als ‘La Vierge Rouge’, werd fel gesteund door de ‘decadente’ schrijvers van het symbolisme, al was het vooral om haar engagement en niet zozeer om haar literaire werk. Verlaine publiceert in Le Décadent een ‘Ballade ter ere van Louise Michel’, terwijl Tailhade aan haar een studie wijdt (Bourdieu 1994, 456). Naast haar maatschappijkritisch werk publiceert Louise Michel poë- zie in het avant-gardistische Le Scapin en educatief proza in La Révolution Cosmopolite; ze wordt ook vermeld als medewerkster van het literaire tijd- schrift La Décadence (Shryock 2000). In Nederland is het anarchistische blad De Vrije Socialist van Ferdinand Domela Nieuwenhuis het kanaal bij uitstek waarin artikels over het vrou- wenvraagstuk en vrije liefde worden gepubliceerd (Poldervaart 2000, 10).38 Volgens A.L. Constandse is de invloed van Domela Nieuwenhuis niet te onderschatten wat de introductie van een nieuwe seksuele moraal en de gelijk- waardigheid van man en vrouw betreft (Constandse 1978). In andere bladen is de inspiratie niet anarchistisch van allooi, maar vertonen de ideeën enige raakpunten. P.L. Tak, Frank van der Goes, Frederik van Eeden en Albert Ver- wey – van wie de laatste twee ook hun medewerking hadden verleend aan Van Nu en Straks (Musschoot 1982, 17) – spraken zich uit voor een utopi- sche vorm van het socialisme. Van der Goes had voor zijn marxistische blad De Nieuwe Tijd ook Henriëtte Roland Holst als redacteur aangetrokken (Bank e.a. 2000, 442.). Daarnaast waren er vrouwen die hun medewerking verleenden aan progressieve publicaties zoals Onze Roeping en Evolutie, die

36 Séverine (Parijs, 1855-1929) is het pseudoniem van Caroline Rémy, een befaamde jour- naliste en feministe die al vroeg onomwonden stelling nam in kwesties als recht op abortus, de economische gelijkheid tussen man en vrouw en de Dreyfus-affaire. Over haar zie Le Gar- rec 1982 of Séverine 1996. 37 Madeleine Pelletier (1874-1939) was een Franse dokter en feministe. Ze was tijdelijk lid van de socialistische partij, stichtte het tijdschrift La Suffragiste, maar werkte ook mee aan andere libertaire tijdschriften (zie Poldervaart 2000). 38 Poldervaart wijst erop dat alle artikels over het vrouwenvraagstuk opvallend afwezig zijn in een compilatie uit vijfentwintig jaar Recht voor Allen en De Vrije Socialist, die in 1904 samengesteld werd door Ferdinand Domela Nieuwenhuis. 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 320

320 LISELOTTE VANDENBUSSCHE

ruimte maakten voor verhalen en gedichten, en het vooruitstrevende actie- blad De Proletarische Vrouw.39 Sinds het ontstaan van België waren er tal van tijdschriften en kranten, die onder invloed van utopisch socialisten Claude-Henry de Saint-Simon (1760-1825) en later Charles Fourier (1772-1837), aandacht schonken aan het vrouwenvraagstuk (Moors 1999). Hoewel ze in geen geval tot het anar- chisme behoorden, betrokken kranten als Le Patriote Belge, Le Débat social, De Broedermin, Artevelde, De Burger-Demokraet en La Nation de factor sekse in hun besprekingen van politieke en juridische onderdrukkingsmechanis- men. Ze trokken ook ten strijde tegen het machtsmisbruik binnen het huwe- lijk. Ook een aantal vrouwen manifesteerde zich in die tijd in een progres- sief blad zoals Le Débat Social, of richtte zelf een tijdschrift op, zoals Zoé de Gamond met Le Nouveau Monde, Mary Jolly met het satirische Sancho en Caroline Popp-Boussart met haar Journal de Bruges. Een halve eeuw later, in 1884, werd in Brussel door Fernand Brouez het literair-sociologische tijdschrift La Société Nouvelle gesticht.40 De eerste reeks van het blad was collinsistisch van aard, met sympathie en aandacht voor het anarchisme; de tweede reeks was voluit anarchistisch. La Société Nouvelle publiceerde anarchistisch gezinde stukken over seksualiteit en de positie en rechten van vrouwen. Samen met L’Art Moderne en Le Peuple was het blad bovendien één van de progressieve publicaties waarin naturalistisch werk met niet-stereotiepe vrouwbeelden werd verdedigd (Van den Dungen 1996, 82). Er werd eveneens met een zekere regelmaat ingegaan op de literaire pro- ductie van vrouwen in het buitenland. Vrouwen kwamen er ook zelf aan het woord, met name mevrouw Hudry-Menos en mevrouw Jean Mallech (Van den Dungen 1999, 149). Ook Alexandra David-Néel, die kon reke- nen op de steun van Elisée Reclus, publiceerde in het blad.41 La Société Nouvelle bood ten slotte ook een forum voor het onconventionele werk van Neel Doff, de echtgenote van Brouez, die haar trilogie Jours de famine

39 Onze Roeping, Orgaan voor de Nederlandsche vrouw (Delft, 1870-1873), Evolutie, Week- blad voor vrouwen (Amsterdam, 1893-1926), en De Proletarische Vrouw, Blad voor arbeidsters en arbeidersvrouwen, Orgaan van den Bond van Sociaal Democratische Vrouwen-propagan- daclubs in Nederland (1905-1940). 40 La Société Nouvelle. Revue Internationale. Sociologie, Arts, Science, Lettres (1884-1897 en 1907-1914): kosmopolitisch tijdschrift met een algemene vernieuwingsdrang en een sterk sociaal engagement; nam hoogstaande bijdragen op van de grote namen uit het internatio- nale anarchisme en het kruim van de Frans-Belgische avant-garde (zie Hegenscheidt-Heyman 1977, 299). 41 Opnieuw dank aan C. Martens voor de verwijzing naar deze libertaire feministe en haar contacten met Elisée Reclus. Reclus trad op als haar impressario en schreef ook het voorwoord van haar werk Pour la Vie, dat in 1898 verscheen (David-Néel 2003). 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 321

VROUWEN IN DE VLAAMSE AVANT-GARDE 321

et détresse, Keetje en Keetje Trottin echter bekocht met een plaats in de lite- raire marge en een twijfelachtige maatschappelijke status (Van den Dungen 1996, 112-113).42

Jacques Mesnil: anarchistische zegsman in de Vlaamse avant-garde

Het anarchisme dat door Van Nu en Straks en later ook Ontwaking en Onze Vlagge werd binnengehaald, stond duidelijk onder invloed van het Brusselse tijdschrift La Société Nouvelle (Moulaert 1981, 124-126). Jacques Mesnil vormde volgens Moulaert ‘een levende band tussen dit tijdschrift [Van Nu en Straks] en de Vlaamse avant-garde enerzijds, en het Franstalig anarchis- tisch milieu rond La Société Nouvelle en Elisée Reclus anderzijds’ (Moulaert 1981, 129). Mesnil had als anarchist niet het minste vertrouwen in het par- lement en voegde ook zelf de daad bij het woord. In 1897 ging hij met Clara Koettlitz43 een vrije verbintenis aan en hoopte hij door zijn persoonlijke ‘propaganda van de daad’ – in de vredelievende betekenis – op een groot aan- tal volgelingen. Mesnil trad hiermee in de voetsporen van Elisée Reclus, die in de jaren 1870 tweemaal een vrij huwelijk was aangegaan, en volgde ook het voorbeeld van diens dochters, die in 1882 elk in een vrije verbintenis waren getreden (Leunis e.a. 1986, 143). Mesnils vooruitstrevende opinie en bijhorende daad vormden enige jaren later één van de breekpunten waarop zijn jarenlange vriendschap met Van Nu en Straks-voorman August Vermey- len zou stuklopen.44 Tijdens zijn verblijf in Bologna tussen 1892 en 1897 had Mesnil zich de ideeën van Kropotkin eigen gemaakt. Hij schreef er ook de artikels die vanaf 1895 in La Société Nouvelle, Van Nu en Straks en Ontwaking zouden ver- schijnen (Moulaert 1981, 130). Ze omvatten een alom geprezen uiteenzet- ting over de anarchistische beweging (Mesnil 1895 en 1896) en worden

42 De moeilijkheden waarmee vrouwen geconfronteerd worden wanneer ze de platgetre- den paden verlaten en zich met atypisch werk in de avant-garde begeven, blijken uit het voor- beeld van Neel Doff, en worden ook behandeld in Van den Dungen 1999, 151-152. 43 Clara Koet(t)litz (Elsene, 1875 – Bonneval (Frankrijk), 1939): Clara Koettlitz stamde af uit de Brusselse, liberaal-doctrinaire bourgeoisie, maar evolueerde later naar een libertaire gezindheid. Ze studeerde aan de Vrije Universiteit Brussel. Net als Mesnil was zij gewonnen voor de ideeën van Elisée Reclus, wiens kinderen ze had helpen opvoeden. Ze nam met Mes- nil deel aan diverse anarchistische bijeenkomsten. 44 Er lagen een drietal zaken aan de breuk met Vermeylen ten grondslag: de ruzie over Mesnils novelle Wellust, de evolutie van Vermeylen in de richting van de sociaal-democratie en Vermeylens visie op Mesnils relatie met Klara Koettlitz. Meer hierover in Vandenbussche 2005. 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 322

322 LISELOTTE VANDENBUSSCHE

gevolgd door een controversiële artikelenreeks over seksualiteit en het vrije huwelijk (Mesnil 1900, 1901, 1903 en 1905). Met die artikelen zwengelde hij in Vlaanderen het debat over de posities van vrouwen in de (burgerlijke) maatschappij aan. Hij hield een pleidooi voor de vrijheid die vrouwen toe- kwam, voor de zelfstandigheid waarop zij door scholing en arbeid recht had- den en de waardering die hen tot dan toe vaak was ontzegd. De reeks arti- kelen in die tijdschriften vormen de enige publicaties van Mesnil over dit onderwerp, maar verwoorden de kern van zijn overtuiging waaraan hij zijn hele leven bleef vasthouden. Met zijn pleidooi voor het vrije huwelijk schreef Mesnil zich in een tra- ditie in die kan bogen op een lange voorgeschiedenis (zie Poldervaart 2000). Mesnil verspreidde in progressief-literaire middens in Vlaanderen ideeën die sinds het begin van de negentiende eeuw geleidelijk aan de kop op staken en die – aangevuld met nieuwe inzichten van onder meer Carpenter – in het buitenland en in Wallonië sterk opgang maakten. Vrije liefde stond telkens symbool (maar uiteraard niet garant) voor het einde van de juridische, eco- nomische en maatschappelijke onderdrukking van vrouwen en het begin van een heilzaam evenwicht tussen de seksen. Mesnil schoof de oplossing van het vrouwenvraagstuk evenwel door naar de toekomst en stelde dat elk domein van het leven eerst grondig moest worden hervormd. Vóór alles was er een vrije maatschappij nodig, ‘samengesteld uit individuën, die meester over zich- zelf kunnen zijn, en oprechte, standvastige verbindingen kunnen aangaan’ (Mesnil 1900, 269). Het vrije huwelijk was hiervoor de eerste stap: hij ver- onderstelde dat kinderen in een vrij huwelijk een betere opvoeding en meer kansen tot een volledige ontplooiing zouden krijgen, en – vermoedelijk doelt hij hiermee niet enkel op jongens – zelf in opstand zouden komen om onrecht en gebreken aan te klagen. De bezwaren die Jacques Mesnil in de avant-gardistische tijdschriften Van Nu en Straks en Ontwaking tegenover het wettelijke huwelijk uitte, blijken voornamelijk geïnspireerd te zijn door zijn kritiek op de kapitalistische staat. Mesnil beschreef het huwelijk onder auspiciën van de staat als een schim van wat het ooit was: een vorm van eigendomsbeheer waaronder vrouwen het meest te lijden hadden. Ofwel werd het huwelijk gesloten uit financiële ademnood, ofwel met het doel het privé-eigendom te vergroten en het erf- goed te verzekeren. Meisjes werden door de ouders onwetend en onweerbaar gehouden om hen zonder tegenstand of ervaring aan de uitverkorenen te kunnen aanbieden. Het onderwijs leerde hen enkel zaken die mannen behaag- den en bracht hen geen diepgaande kennis bij. Een en ander zorgde ervoor dat man en vrouw in het huwelijk traden zonder enige voorgaande kennis van elkaar. Mesnil pleitte in zijn publicaties herhaaldelijk voor coëducatie, 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 323

VROUWEN IN DE VLAAMSE AVANT-GARDE 323

een grondige seksuele voorlichting en een lange experimenteerfase, met het doel de toenmalige verstandshuwelijken te vermijden en de keuzevrijheid en onafhankelijkheid van vrouwen te vrijwaren. Mesnil sprak zich expliciet uit tegen de liberale feministische beweging en schreef zich daarmee in in de sekse-ideologie die rond de eeuwwisseling in ‘progressieve’ kringen ingang vond. In het discours van liberale progressis- ten, socialisten en sociaal-democraten uit de late negentiende eeuw was een paradigmaverschuiving merkbaar waarbij het sekseverschil opnieuw als inde- lingscriterium bij uitstek gold (De Smaele 1998). Binnen de vrouwenbewe- ging was een vergelijkbare verschuiving te zien (Van Molle e.a. 1998, 33-34). Mesnil vond het onnodig om alle vrouwen toegang te verlenen tot vrije beroepen, aangezien die niet verenigbaar waren met hun lichamelijke natuur en hun rol als moeder. Niettemin vond hij dat vrouwen niet per definitie van de arbeidsmarkt moesten worden geweerd en wou hij de keuze waarborgen tussen trouwen of ongehuwd samenwonen en tussen het moederschap of een maatschappelijke rol. Zijn toepassing van het anarchistische ideeëngoed op de toenmalige situ- atie van vrouwen zoals geformuleerd in Van Nu en Straks en Ontwaking kan dus feministisch worden genoemd. Wat in zijn pleidooi centraal staat, is de overtuiging dat er definitief komaf moet worden gemaakt met de ongelijk- waardigheid waar vrouwen op tal van vlakken de dupe van waren. Hij for- muleerde zijn protest vanuit de overtuiging dat de samenleving kon worden hervormd tot een vrijere maatschappij zonder belemmering van de indivi- duele ontplooiing en droeg dit ook door zijn persoonlijke keuzes uit. Zijn anarchistische vrijheidsideaal vormde de basis voor een feminisme dat zich afzette tegen het oudere liberaal geïnspireerde ideaal van juridische en poli- tieke gelijkheid, aangezien dat niet strookte met zijn anarchistische a-poli- tieke en anti-autoritaire principes. Mesnil pleitte voor een toegenomen zelf- bewustzijn en een fundamentele bezinning op de verhouding tussen de seksen. De visie die in het anarchistische kader werd verwoord kan tot een ontvankelijker klimaat voor vrouwen hebben geleid, waarin enkele hard- nekkige vooroordelen over vrouwelijke capaciteiten en de hun toegemeten bewegingsvrijheid gedeeltelijk onderuit werden gehaald.

Is het anarchisme zaligmakend?

In niet-literaire voorhoedeorganen valt de wisselwerking tussen een radicaal emancipatorisch ideeëngoed en de deelname van vrouwen niet te ontkennen. Een mogelijke invloed van het anarchistische gedachtegoed op de deelname 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 324

324 LISELOTTE VANDENBUSSCHE

van vrouwen aan de literaire avant-garde is daardoor evenmin onaanneme- lijk. Ook in Vlaanderen was het discours dat rond de eeuwwisseling in de bovenvermelde anarchistisch-literaire tijdschriften naar voren kwam, al in een ander domein van het culturele productieveld opgedoken. We vinden gelijksoortige standpunten terug in socialistische tijdschriften zoals De Vrouw, onder redactie van de Nederlandse Nellie van Kol en de Vlaamse Emilie Claeys (1855-1943),45 en De Stem der vrouw.46 Emilie Claeys zette de theorieën van August Bebel om in de praktijk door als ongehuwde moeder samen te wonen met een getrouwde man en verdedigde haar opvattingen in haar journalistieke werk. Ze pleitte net als Mesnil en andere anarchisten voor coëducatie om vrouwen te onttrekken aan de dubbele moraal van het kapitalisme en sprak zich uit voor het vrije huwelijk. Ze voer in even scherpe termen uit tegen de rechteloosheid van vrouwen binnen het huwelijk en de misogyne houding tegenover arbeidsters en was een fervent voorstander van het stemrecht voor vrouwen.47 Aangezien Van Kol en Claeys zich niet met de conservatievere aspecten van de socialistische doctrine akkoord verklaarden en stellingen verdedigden die raakpunten vertonen met anarchistische stellingnames, kan dat de cor- relatie tussen de progressieve visie van het anarchisme en de deelname van vrouwen aan de periodieke pers enigszins bevestigen. Het gegeven illustreert echter ook ten volle dat niet enkel het anarchisme een ontvankelijk klimaat voor de deelname van vrouwen aan progressieve tijdschriften zal hebben geboden. De anarchistische inspiratie loopt immers parallel met andere ide- ologische stromingen waarin een pleidooi werd gehouden voor een grotere gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Ook in Nederland kreeg die kwestie heel wat belangstelling, onder meer naar aanleiding van de emanci- patorische en utopische roman Hilda van Suylenburg (1897) van Cécile de Jong van Beek en Donk (Braun 2000). De toegenomen publicatiemogelijk- heden voor vrouwen in progressieve milieus wijzen op een enigszins veran- derende mentaliteit en (tijdelijk) lager wordende drempel, waaraan de liber- taire ideologie haar steentje in elk geval heeft bijgedragen. Hoewel er een correlatie te zien is tussen de libertaire strekking van een aantal literaire tijdschriften en de deelname van vrouwen hieraan, is er geen

45 De Vrouw. Socialistisch Maandblad onder redactie van Emilie Claeys en Nellie van Kol (1893-1900). In Nederland na 1900 voortgezet onder dezelfde titel, in Vlaanderen vervulde De Stem der Vrouw een soortgelijke rol zonder echt de opvolger te zijn. 46 De Stem der Vrouw. Maandblad gewijd aan de ontwikkeling en organisatie der vrouwen. Uitgegeven door de Vrouwenvereeniging van Gent. Antwerpen 1903-1968. 47 Over Emilie Claeys, zie onder meer Van Praag 1964 en 1978, Van den Dungen 1993a en 1993b. 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 325

VROUWEN IN DE VLAAMSE AVANT-GARDE 325

waterdicht verband tussen de anarchistische gezindheid en de kansen die vrouwen in het artistieke leven konden grijpen. Het anarchisme verschafte wel degelijk aanknopingspunten waaraan vrouwen een zekere legitimiteit konden ontlenen, maar er waren uiteraard ook grenzen aan dat potentieel. Veel anarchisten pleitten voor een meer respectvolle behandeling en een vol- ledige ontplooiing voor vrouwen, maar zagen in het moederschap nog de ultieme zaligmakende bestemming. Ze gingen er vanuit dat vrouwenbevrij- ding automatisch zou worden bereikt in een bevrijde gemeenschap, waardoor hun anarchisme soms beperkt bleef tot een vage heilsverwachting. Behalve onder meer Edward Carpenter en Jean Grave, en in mindere mate Mesnil, negeerden anarchisten vaak de geslachtsspecifieke onderdrukkingsmechanis- men die werkzaam waren in de burgerlijke én de gedroomde libertaire maat- schappij. Niet te vergeten is ten slotte dat de meest productieve schrijfster, Fanny Delvaux, de vrouw was van de hoofdredacteur Victor Resseler. Vooral hij, die weliswaar sterk beïnvloed was door het anarchistische gedachtegoed en dweepte met Mesnil, Reclus, Bakoenin en Stirner (Vandevoorde 1999, 8), zal haar de nodige kansen hebben geboden. Delvaux kwam via haar echtge- noot bovendien in contact met een keur aan anarchisten en avant-gardisten, onder wie Kropotkin, Reclus, Eekhoud en Mesnil. Het sociale kapitaal dat zij via het anarchisme verwierf, heeft misschien meer dan de invloed van het anarchistische ideeëngoed haar deelname aan de avant-garde en haar mede- werking aan Ontwaking bepaald. Ook Fanny Mac-Leod Maertens kreeg via haar man een opstapje waardoor haar werk in progressieve tijdschriften werd gerecenseerd, en ook Neel Doff publiceerde haar werk via haar man Fer- nand Brouez. Mesnil en companen mochten dan wel het vrije huwelijk bepleiten, een klassiek en wettelijk huwelijk kon in realiteit soms ook min- der nefast blijken dan werd gesteld. Zoals Margaret Marsh schrijft, zijn anarchisten erin geslaagd om de gang- bare normen in een bepaalde mate te overschrijden door een ontwerp te creëren van een wereld waarin meer bevredigende en betekenisvolle sociale rollen voor vrouwen waren weggelegd (Marsh 1982, 173). Dat impliceert niet dat de vrouwelijke participatie aan avant-gardistische tijdschriften niet lan- ger uitzonderlijk bleef. Hun deelname zorgde er evenmin voor dat de weg probleemloos werd vrijgemaakt voor andere vrouwen die zich in de voorhoede wilden bewegen. De droom van een onbevooroordeelde maatschappij die in diverse anarchistische tijdschriften werd verwoord, bleek niet voldoende voor een grondige mentaliteitswijziging of een hertekening van het literaire veld, net zo min als die enkele vrouwelijke auteurs die zich bij een literaire avant- garde aansloten. In de hierboven besproken gevallen kunnen we dan ook 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 326

326 LISELOTTE VANDENBUSSCHE

gewag maken van een gedeeltelijke invloed van het anarchisme op de parti- cipatie van vrouwen aan de literaire voorhoede. Het gesignaleerde patroon dat wereldwijd in literaire en sociologische periodieken opdook, is met andere woorden niet te veralgemenen tot een concrete drempelverlaging voor de participatie van vrouwen aan de literaire avant-garde. Het valt echter even- min te ontkennen dat tal van anarchistische redacteurs vrouwen niet langer uitsluitend aan de haard wilden zien en dat ook enkele vrouwen die kansen met beide handen grepen.

Literatuur

ALBERT 1898 C. Albert, L’Amour Libre. Parijs, 1898. ARVON e.a. 2000 H. Arvon, I. Mertens & B. Altena, Het anarchisme. Anarchisme in België en Nederland 1885-2000. ’s Hertogenbosch, 2000. BANK e.a. 2000 J. Bank & M. van Buuren, ‘Utopisten en socialisten’, in: J. Bank & M. van Buuren (ed.), 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur. Den Haag, 2000, 439-483. BOENDERS e.a. 1978 F. Boenders e.a. (ed.), De volle vrijheid. Ideologie en geschiedenis van het anar- chisme. Brussel e.a., 1978. DE BOM 1889 Em. K. de Bom, ‘Hélène Swarth’, in: De Vlaamsche School, 35 (1889), 79-83 en 100-105. DE BONT e.a. 2005 R. de Bont, G. Reymenants & H. Vandevoorde (ed.), Niet onder één vlag. Van Nu en Straks en de paradoxen van het fin de siècle. Gent, 2005. BOURDIEU 1971 P. Bourdieu, ‘Le Marché des Biens Symboliques’, in: L’Année Sociologique, 22 (1971), 49-126. BOURDIEU 1994 P. Bourdieu, De regels van de kunst. Wording en structuur van het literaire veld. Amsterdam, 1994. VAN BOVEN 1992 E. van Boven, Een hoofdstuk apart. ‘Vrouwenromans’ in de literaire kritiek 1898- 1930. Amsterdam, 1992. BRAUN 2000 M. Braun, ‘Vrouwenleven’, in: J. Bank & M. van Buuren (ed.), 1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur. Den Haag, 2000, 503-521. CARPENTER 1895 E. Carpenter, ‘Le sexe et l’Amour et leur place dans une société libre’, in: La Société Nouvelle, 2 (1895), 145-156. CARPENTER 1896a E. Carpenter, ‘Le mariage dans une société libre’, in: La Société Nouvelle, 1 (1896), 579-600. 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 327

VROUWEN IN DE VLAAMSE AVANT-GARDE 327

CARPENTER 1896b E. Carpenter, ‘La femme et sa place dans une société libre’, in: La Société Nou- velle, 1 (1896), 731-751. CENIZA 1998 S. Ceniza, Walt Whitman and 19th-Century Women Reformers. Tuscaloosa, 1998. CONSTANDSE 1978 A.L. Constandse, ‘F. Domela Nieuwenhuis en het anarchisme in Nederland’, in: F. Boenders e.a., De volle vrijheid. Brussel, 1976, 15-138. COUTTENIER 2001 P. Couttenier, ‘Women writing in 19th-century Flanders’, in: S. van Dijk, L. van Gemert & S. Ottway (ed.), Writing the History of Women’s Writing. Toward an International Approach. Amsterdam, 2001, 21-27. VAN DAELEN 1899 S. van Daelen, ‘Verzen’, in: Onze Vlagge, 1 (1899), 19-20 en 286-288. DAVID-NÉEL 2003 A. David-Néel, ‘Pour la Vie’, in: Id., Féministe et Libertaire. Ecrits de jeunesse. Sens, 2003. DHAVERNAS 1982 M.-J. Dhavernas, ‘Anarchisme et féminisme à la Belle Epoque’, in: La Revue D’en Face, 3 (1982), 49-62. DHAVERNAS 1983 M.-J. Dhavernas, ‘Anarchisme et féminisme à la Belle Epoque’, in: La Revue D’en Face, 13 (1983), 61-68. VAN DIJCK e.a. 1988 L. van Dijck, P. Lissens & T. Saldien (ed.), Het ontstaan van Van Nu en Straks. Een brieveneditie II. Annotaties. Antwerpen, 1988. DRAYE 2004 G. Draye, Smartelijk te handelen: een politiek-culturele biografie van het Brusselse kunstgenootschap De Distel 1881-1928. Brussel, 2004. VAN DEN DUNGEN 1993a P. van den Dungen, ‘Les divisions du féminisme belge avant 1914’, in: Sextant, 1 (1993), 23-37. VAN DEN DUNGEN 1993b P. van den Dungen, ‘Emilie Claeys: une féministe socialiste’, in: Cahiers Marxis- tes, 191 (1993), 63-70. VAN DEN DUNGEN 1996 P. van den Dungen, ‘L’écriture et les femmes en Belgique au tournant du siè- cle’, in: Sextant, 6 (1996), 81-113. VAN DEN DUNGEN 1999 P. van den Dungen, ‘Un milieu de femmes de lettres francophones au tournant du XXe siècle’, in: Sextant, 11 (1999), 135-166. LE GARREC 1982 E. le Garrec, Séverine, une rebelle (1885-1929). Parijs, 1982. GOLDMAN 1966 E. Goldman, Drie essays: vaderlandsliefde; minderheid tegenover meerderheid; huwelijk en liefde. Rotterdam, 1966. GRAVE 1895 J. Grave, De toekomstmaatschappij. Amsterdam, 1895. 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 328

328 LISELOTTE VANDENBUSSCHE

GREENWAY 2003 J. Greenway, ‘“Together we will make a new world”: Sexual and Political Uto- pianism’ (conferentie “Past and Present of Radical Sexual Politics”, Amsterdam, 3-4 oktober 2003 [ongepubliceerd]). HEGENSCHEIDT-HEYMAN 1977 M. Hegenscheidt-Heyman, Leven met een schrijver: biografie van Alfred Hegen- scheidt volgens de memoires van Madeleine Hegenscheidt-Heyman en met editie van onuitgegeven documenten. Met inleiding, aantekeningen, bijlagen en biblio- grafie door Raymond Vervliet. Antwerpen, 1977. LAVALLEYE 1967 J. Lavalleye, ‘Mesnil, Jean-Jacques’, in: Nationaal Biografisch Woordenboek. Brus- sel, 1967, kol. 596-605. LEUNIS e.a. 1986 E. Leunis & J.-M. Neyts, ‘La formation de la pensée anarchiste d’Elisée Reclus’, in: Colloque Elisée Reclus. Revue belge de Géographie, 110 (1986), 139-151. LOHSCHELDER 2000 S. Lohschelder, Anarchafeminismus: Auf den Spuren einer Utopie. Münster, 2000. LUCIEN 1999 M. Lucien, Eekhoud le rauque. Parijs, 1999. MARSH 1982 M.S. Marsh, Anarchist Women, 1870-1920. Philadelphia, 1982. MEREDITH 1992 [1903] I. Meredith, A Girl among the Anarchists, with an introduction by Jennifer Shad- dock. Lincoln e.a., 1992. MESNIL 1895 J. Mesnil, ‘Le mouvement anarchiste’, in: La Société Nouvelle, 11 (1895). MESNIL 1896 J. Mesnil, ‘De anarchistische beweging’, in: Van Nu en Straks, N.R., 1 (1896), 3, 4 & 5/6. MESNIL 1900 J. Mesnil, ‘Het vrij Huwelijk’, in: Van Nu en Straks, N.R., 4 (1900), 5-6, 266- 290. MESNIL 1901 J. Mesnil, ‘Het vrij Huwelijk’, in: Van Nu en Straks, N.R., 5 (1901), 1, 25-42. MESNIL 1903 J. Mesnil, ‘Over het vrij Huwelijk’, in: Ontwaking, 3 (1903), 7-8, 193-206. MESNIL 1905 J. Mesnil, ‘Over de Practijk van het Vrij- Huwelijk’, in: Ontwaking, 5 (1905), 2, 41-49. VAN MOLLE e.a. 1998 L. van Molle & E. Gubin (ed.), Vrouw en Politiek in België. Tielt, 1998. MOORS 1999 H. Moors, ‘De drempels van de droom. Vrouwen, vrouwelijkheid en socia- lisme, 1830-1870’, in: D. de Weerdt, Begeerte heeft ons aangeraakt. Socialisten, sekse en seksualiteit. Gent, 1999, 17-57. MOULAERT 1981 J. Moulaert, De vervloekte staat. Anarchisme in Frankrijk, Nederland en België, 1890-1914. Berchem e.a., 1981. 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 329

VROUWEN IN DE VLAAMSE AVANT-GARDE 329

MOULAERT 1986 J. Moulaert, ‘Reclus et l’anarchisme en Belgique’, in: Colloque Elisée Reclus. Revue belge de Géographie, 110 (1986), 155-172. MOULAERT 1995 J. Moulaert, Rood en zwart: de anarchistische beweging in België, 1880-1914. Leu- ven, 1995. MUSSCHOOT 1982 A.M. Musschoot, Van Nu en Straks 1893-1901. Een vrij voorhoedeorgaan gewijd aan de kunst van Nu, nieuwsgierig naar de kunst-nog-in-wording – die van Straks. Bloemlezing ingeleid en toegelicht door Anne Marie Musschoot met een woord vooraf van prof. Dr. A. van Elslander. ’s Gravenhage, 1982. OUKHOW 1978 M. Oukhow, ‘Het anarchisme in België’, in: F. Boenders e.a. (ed.), De volle vrij- heid. Ideologie en geschiedenis van het anarchisme. Brussel e.a., 1978. PEIREN 1999 L. Peiren, ‘Socialisme en vrouwen(beweging) in de tweede helft van de negen- tiende eeuw’, in: De Weerdt 1999, 59-78. POLDERVAART 2000 S. Poldervaart, ‘The Recurring Movements of ‘Free Love’’ (workshop ‘Free Love and the Labour Movement’ in the series ‘Socialism and Sexuality’, Amsterdam, 6 oktober 2000 [ongepubliceerd]). VAN PRAAG 1964 P. van Praag, ‘Emilie Claeys’, in: Nationaal Biografisch Woordenboek. Brussel, 1964, kol. 157-160. VAN PRAAG 1978 P. van Praag, ‘Emilie Claeys, 1855-1943’, in: Tijdschrift voor Sociale Geschiede- nis, 4 (1978), 11, 177-197 REYMENANTS 2005 G. Reymenants, Vrouweninvloed in het literaire veld. De medewerking van vrou- wen aan katholieke Vlaamse tijdschriften, weekbladen en kranten 1900-1940. Gent, onuitgegeven proefschrift geschiedenis, 2005. In voorbereiding voor KADOC-studies (Leuven: Universitaire Pers). ROWBOTHAM 1972 S. Rowbotham, Women, Resistance and Revolution. Londen, 1972. RUTTEN e.a. 1988 M. Rutten & J. Weisgerber, Van ‘Arm Vlaanderen’ tot ‘De voorstad groeit’. De opbloei van de Vlaamse literatuur van Teirlick-Stijns tot L.P. Boon. Antwerpen, 1988. SCHMOOK 1976 G. Schmook, Stap voor stap op kronkelwegen. Gedenkschriften. Antwerpen e.a., 1976. SÉVERINE z.j. 1996 ‘Séverine. Journaliste en feministe’ (vertaald uit het Frans door Dick Gevers & Bart Schellekens). Anarchistische Teksten nr. 7. Amsterdam, 1996. SHRYOCK 2000 R. Shryock, ‘Anarchism at the Dawn of the Symbolist Movement’, in: French Forum, 25 (2000), 3, 291-307. SIMMONS 2003 C. Simmons, ‘Women’s Power in Sex Radical Challenges to Marriage in the Early- Twentieth-Century United States’, in: Feminist Studies, 29 (2003), 1, 168-199. 9929-07_SDL_2006-3_03 13-03-2007 11:55 Pagina 330

330 LISELOTTE VANDENBUSSCHE

DE SMAELE 1998 H. de Smaele, ‘Het Belgische politieke discours en de ‘eigenheid’ van de vrouw aan het einde van de negentiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Genderstudies, 1 (1998), 4, 27-38. DE SMAELE 2005 H. de Smaele, ‘De onmachtigen. Mannelijkheid en de idealen van de literaire avant-garde in Vlaanderen’, in: R. de Bont, G. Reymenants & H. Vandevoorde (ed.), Niet onder één vlag. Van Nu en Straks en de paradoxen van het fin de siècle. Gent, 2005, 181-194. VANDENBUSSCHE 2006. L. Vandenbussche, Het veld der verbeelding. Het aandeel en de receptie van niet- confessionele publicistes in Vlaamse, literaire en algemeen-culturele tijdschriften, 1870-1914. Gent, onuitgegeven proefschrift Germaanse talen, 2006. In voor- bereiding voor de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letter- kunde. VANDENBUSSCHE 2005 L. Vandenbussche, ‘Van Nu en Straks en de Vrije Liefde. Huwelijk en seksuali- teit bij Jacques Mesnil en August Vermeylen’, in: R. de Bont, G. Reymenants & H. Vandevoorde (ed.), Niet onder één vlag. Van Nu en Straks en de paradoxen van het fin de siècle. Gent 2005, 211-231. VANDEVOORDE 1999 H. Vandevoorde, ‘Een aristo-anarchist. Karel van de Woestijne en het anar- chisme’, in: Brood en Rozen. Tijdschrift voor de geschiedenis van sociale bewegin- gen, 4 (1999), 4, 7-27. VERVLIET 1982 R. Vervliet, De literaire manifesten van het fin de siècle in de zuidnederlandse periodieken. 1878-1914, 2 dln. Gent, 1982. DE WEERDT 1980 D. de Weerdt, En de vrouwen? Vrouw, vrouwenbeweging en feminisme in België (1830-1960). Gent, 1980. DE WEERDT 1999 D. de Weerdt, Begeerte heeft ons aangeraakt. Socialisten, sekse en seksualiteit. Gent, 1999. VAN DE WOESTIJNE 1913 K. van de Woestijne, ‘Siska van Daelen, H. van Tichelen, Van Langendonck, De Clercq, Gijssels’, in: De Groene Amsterdammer, 24 augustus 1913, overge- nomen in: K. van de Woestijne, Verzameld Werk, 5. Brussel, 1950, 246-255.