De Beneden Donge Te 'S Gravenmoer, Waterschap
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Toegangnr.: 1141 INLEIDING WATERSCHAP DE DONGESTROOM Waterschap de Dongestroom werd opgericht in 1976 en omvat het gebied van het Oude Maasje en het stroomgebied van de rivier de Donge. Het waterschap is gelegen in de gemeenten Alphen en Riel, Baarle-Nassau, Dongen, Geertruidenberg, Goirle, Gilze-Rijen, 's Gravenmoer, Loon op Zand, Oosterhout, Raamsdonk, Sprang-Capelle, Tilburg, Waalwijk en Waspik. De oppervlakte van het waterschap bedraagt 31.300 ha. Honderd jaar geleden waren er in Brabant meer dan 250 waterschappen. Dit is meer dan nu in heel Nederland. In 1940 waren er ongeveer 200 en per 1 januari 1985 zijn er minder dan 40 waterschappen en hoogheemraden in Noord-Brabant. Voor wat betreft het gebied van het Oude Maasje en het stroomgebied van de rivier de Donge is de concentratie van waterschappen vooral na 1939 versneld op gang gekomen. Het provinciaal bestuur in Noord-Brabant besloot hiertoe om een tweetal redenen: Een groot waterschap kan meer bestuurskracht opbrengen dan een klein waterschap en het kan (vooral technisch) beter inspelen op het toenemend aantal waterstaatkundige problemen. Door de uitvoering van ruilverkavelingen en plannen tot watervrijmaking zijn grotere waterstaatkundige eenheden ontstaan. Wanneer er in het ene gebied waterschapswerken worden uitgevoerd, is dit vaak van invloed op de afwatering van een ander gebied. Voor het gebied van waterschap De Dongestroom geldt dat we te maken hebben met een hoog- en een laaggelegen gebied. De afwatering in het hoger gelegen gebied hangt nauw samen met de hoeveelheid water in het lage gebied. EEN STUKJE GESCHIEDENIS Op de kaarten 1 en 2 is de begrenzing van de voormalige polders en waterschappen in het gebied van waterschap De Dongestroom in beeld gebracht. Dat de oudste waterschappen alleen in het noordelijk gedeelte liggen is niet zo verwonderlijk. Deze gronden zijn veel lager gelegen en de waterstaatkundige toestand in het gebied van het Oude Maasje en het voormalig waterschap De Beneden Donge is van oudsher zeer slecht geweest. Bij stormvloeden liepen de polders geheel of gedeeltelijk onder water en als gevolg van gestremde lozing trad er dan ook nog wateroverlast op vanuit de hoger gelegen gebieden. Sint Elisabethvloed Berucht is de stormvloed uit 1421, beter bekend als de Sint Elisabethsvloed. Hierdoor werd in één slag een einde gemaakt aan het enorme waterschapsgebied van de Grote- of Zuidhollandse Waard en ontstond tegelijkertijd de Biesbosch. In 1421 was de Zuidhollandse Waard een van de grootste en vruchtbaarste polders in het toenmalige Holland. Het poldergebied werd bestuurd door een hoogheemraadschap en viel onder het gezag van de graven van Holland. De belangrijkste oorzaak van deze stormvloedramp is het politiek getwist tussen de Hoeken en de Kabeljauwen. In de strijd om de macht tussen Jacoba van Beieren en haar oom Jan van Beieren is het onderhoud van de dijken van de Zuidhollandse Waard flink verwaarloosd. De gevolgen van de dijkbreuk waren in ieder geval ontzettend. Een groot aantal dorpen werd overspoeld en bijna 43.000 hectaren polderland verdween in de golven. Honderden mensen en een zeer groot aantal dieren kwamen om. de Grote- of Zuidhollandse Waard had opgehouden te bestaan. Herstel Al vrij kort na de Sint Elisabethsvloed wilde men grote stukken grond opnieuw gaan indijken. Die poging is echter op niets uitgelopen, omdat de instanties die hierover moesten beslissen te lang bleven praten. Er ging veel kostbare tijd verloren en ondertussen kon de binnendringende zee haar verwoestende werk doen. De Zuidhollandse Waard zou nooit meer boven water komen. In de 2de helft van de 15de eeuw werd begonnen met de aanleg van een waterkerende dijk in de richting oost-west tussen Besoyen en Raamsdonk. Langs deze winterdijk ontstond een langgerekte bebouwing die bekend werd onder de naam "De Langstraat". De polders die in dit gebied ontstonden noemde men de "Langstraatpolders". Ook de laaggelegen Dongelanden werden in de Loop der eeuwen stukje bij beetje omkaad of bedijkt en weer bewoond. De slechte waterstaatkundige toestand Toegangnr.: 1141 in het gebied van het Oude Maasje en de Beneden Donge bleef echter tot in de 20ste eeuw grote problemen opleveren. Wat was namelijk het geval? Tot de afsluiting van het Haringsvliet en het Volkerak stond dit gebied onder invloed van de getijbeweging op zee en van de oppervlaktewaterafvoer van de Rijn en de Maas. De buitenpolders in het Beneden-Dongegebied en het gebied van het Oude Maasje fungeerden als bergboezem. In dit gebied dienden de waterkeringen lager te worden gehouden (max. 2.50 m. + N.A.P.) dan elders in het rivierengebied, wat tot gevolg had dat er iedere winter opnieuw dijkdoorbraken en overstromingen plaatsvonden. Bij zo'n teveel aan water in de Langstraatse buitenpolders kon het overtollige water in de binnenpolders niet worden geloosd, zodat ook het land achter de dijken onder water kwam te staan. Na de afsluiting van het Haringvliet in 1970 als onderdeel van de Deltawerken, kon eindelijk begonnen worden met de uitvoering van de zogeheten watervrijmaking van het gebied van de Beneden-Donge en het Oude Maasje. Deze plannen worden tegelijkertijd uitgevoerd met de ruilverkaveling "Zuiderafwateringskanaal-Beneden Donge". Het hoger gelegen zuidelijk gebied heeft thans na uitgebreide verbeteringswerkzaamheden en enkele ruilverkavelingen een eigentijdse infrastructuur. Uiteindelijk moeten al deze waterstaatkundige werken een eind maken aan vijf en een halve eeuw overstromingen en wateroverlast. In die eeuwen heeft de mens de strijd met het water aangebonden, zijn waterschappen gekomen en gegaan en zijn er kaden en dijken aangelegd, sluizen en gemalen gebouwd en afvoerkanalen gegraven. De zorg om droge voeten en bouwgrond is in al die tijd alleen maar groter geworden. VOORGANGERS VAN WATERSCHAP DE DONGESTROOM POLDERS EN WATERSCHAPPEN IN HET GEBIED VAN HET OUDE MAASJE In de 20ste eeuw werden verschillende plannen ontworpen ter verbetering van de waterstaatkundige toestand van de polders in het gebied van het Oude Maasje. Die plannen vonden geen doorgang, doordat er bezwaren waren van: - De grondbezitters in de hooipolders, omdat de vloedwerking dan zou uitblijven. - De schippers, omdat zonder de vloedwerking de Langstraatse havens niet bereikbaar zouden zijn. - De industrie, die vreesde dat waterverversing ten behoeve van de Waalwijkse leerlooierijen te kost- baar zou worden. Tenslotte werd in de jaren 1880 - 1900 de Bergsche Maas tussen Heusden en Keizersveer gegraven om het water in het bovengebied sneller naar zee te kunnen afvoeren. De uitvoering van deze Maasmondwerken bracht echter voor het gebied rond het Oude Maasje eerder een verslechtering dan een verbetering van de waterstaatkundige toestand met zich mee. Om deze problemen weg te nemen werd rond 1900 door het Rijk het Zuiderafwateringskanaal gegraven. Dit kanaal vangt aan bij de winterdijk, nabij de grensscheiding tussen de gemeenten Waalwijk en Sprang-Capelle en loopt zo westwaarts door Waspik om bij het Keizersveer uit te monden in het Oude Maasje. Daar is naast de uitwateringssluis een schepradstoomgemaal gebouwd, waarmee het kanaal bij hoge waterstand op peil wordt gehouden. Het beheer van het Zuiderafwateringskanaal met bijbehorende kunstwerken en het stoomgemaal berustte bij Rijkswaterstaat. Met het malen werd slechts aangevangen wanneer de Maas bij Grave een bepaalde stand had bereikt en natuurlijke lozing niet meer mogelijk was. Rijkswaterstaat moest namelijk bij de maling rekening houden met de belangen van een veel groter gebied. Rijkswaterstaat bood wel exctra hulp, maar dat haalde niets uit. Bij hoge waterstanden op het Oude Maasje kon het st Ondanks de reeds genomen maatregelen bleef de gebrekkige waterafvoer overlast bezorgen in de Langstraat. Rijkswaterstaat bood wel extra hulp, maar dat haalde niets uit. Bij hoge waterstanden op het Oude Maasje kon het stoomgemaal geen water lozen vanwege de te hoge opvoerhoogte. Waterschap Het Zuiderafwateringskanaal Om aan deze onhoudbare toestand een einde te maken hebben een aantal besprekingen tussen de waterschappen in het gebied en Rijkswaterstaat plaatsgevonden. Rijkswaterstaat bleef zich evenwel beperken tot het wegwerken van overtollig water. Wilde de streek meer dan moest men trachten samen een nieuw waterschap op te richten dat het hele gebied van het Toegangnr.: 1141 Zuiderafwateringskanaal zou omvatten. Dit nieuwe waterschap zou dan het gemaal te Keizersveer en het beheer en onderhoud van het Zuiderafwateringskanaal moeten overnemen. In 1925 werd het waterschap Het Zuiderafwateringskanaal opgericht. Het was een overkoepelend waterschap met als belangrijkste taak het verbeteren van de waterafvoer in zijn gebied. Het voorlopig bestuur sprak reeds in de eerste vergaderingen over de dringende noodzaak om verbetering te krijgen in de waterstaatkundige toestand van het betrokken gebied, wat volgens haar alleen bereikt kon worden indien het Zuiderstoomgemaal, het Zuiderafwateringskanaal en het Overdiepse stoomgemaal van het Rijk zouden worden overgenomen. Bij Wet van 30 november 1934 werd het gemaal te Keizersveer, het Zuiderafwateringsbeheer en onderhoud overgedragen aan het waterschap het Zuiderafwateringskanaal tegen een afkoopsom van f264.000,00. Het schepradstoomgemaal te Keizersveer werd omgebouwd tot een electrisch gemaal. Tevens werd een begin gemaakt met het verhogen en verzwaren van de kaden langs het Oude Maasje. Van 1928 tot 1953 fungeerde het waterschap Het Zuiderafwateringskanaal, waarvan de secretarie in Waspik was gevestigd, als overkoepelend orgaan voor een 12-tal