Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 25 bron Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 25. E.J. Brill, Leiden 1906 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_tij003190601_01/colofon.htm © 2009 dbnl 1 Brokstukken van middeleeuwsche meerstemmige liederen. Geruimen tijd geleden vestigde de heer J.D.C. van Dokkum, toenmaals amanuensis aan de Universiteits-Bibliotheek alhier, mijne aandacht op eenige door hem in zekere oude banden dier boekerij opgemerkte perkamenten schutbladen, die middeleeuwsche muziek met ten deele Nederlandschen tekst schenen te behelzen. Nadat deze op mijn verzoek voorzichtig losgeweekt1), uit den band gelicht en schoongemaakt waren, hadden wij - na verwijdering van anderhalf blad met Latijnschen tekst in ander, ouder letter- en notenschrift op vierlijnige balken, dat kennelijk tot een anderen bundel behoorde - vijf dubbele en enkele bladen (folia) en één brokje perkament voor ons, die blijkens het gelijke formaat (groot 4o, onafgesneden hoog c. 32, breed c. 24 cm.) en letter- en notenschrift (op elke bladzijde 11 of 12 vijflijnige balken met ruitvormige en vierkante, zwarte, zelden roode noten, en gewone, regelmatige Gothische letters daaronder) deel van één en hetzelfde boek hebben uitgemaakt. Uit de oude folieering van blad 12) met 17 en 26 valt alleen nog op te maken, dat deze bladen hetzij de buitenste van een quinternio geweest zijn, hetzij tot een sexternio behoord hebben; een quaternio kan 't niet geweest zijn. Dat het handschrift zekeren omvang heeft gehad laat zich ook uit den veelsoortigen inhoud gissen. Blad 1 heeft als schutblad geplakt gezeten achter in het 1) Waarbij sommige bijzonder stevig vastgelijmde gedeelten, gelukkig niet van de voor ons belangrijke bladen 2 en 4, de letters en noten duidelijker op de houten banden in spiegelschrift afgedrukt lieten dan zelf op het perkament behielden. 2) Deze nummering van mij is natuurlijk willekeurig, daar de volgorde alleen uit de oude folieering, waarvan 't bovengenoemde 't eenig overblijfsel is, zou kunnen blijken. Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 25 2 eerste deel van: J. Bertachini Repertorium utriusque juris. Venet. 1503-1508 (in de Univ.-Bibl. gemerkt: Jus posit. et interpr., fol. 54); 2 vóór in, 3 en 41) achter in het derde deel van genoemd werk; 5 achter in het tweede, 6 vóór in het vierde deel van: Hugonis a S. Caro Postillae in Bibliam. Basil. 1504 (thans gemerkt: 106 C 2 en 4). Deze beide werken zijn, volgens mededeeling van den heer J.F. van Someren, Directeur der Universiteits-Bibliotheek, afkomstig uit de boekerij van Everard van de Poll2), advocaat der Staten van Utrecht, die bij zijn dood in 1602 al zijne boeken en handschriften vermaakt heeft aan de in 1582 uit de kloosters bijeen-, en in de Janskerk ondergebrachte Stadsboekerij, de kern der hedendaagsche Universiteits-Bibliotheek3). Laat ik hier aanstonds bij voegen, dat een stelselmatig onderzoek, later door den heer Van Dokkum - wien ik bij dezen nogmaals gaarne mijn welgemeenden dank breng voor de door hem gedane moeite - en mij ingesteld in al de uit dezelfde boekerij afkomstige4) folio- en kwarto-banden (de talrijke octavo's zouden hoogstwaarschijnlijk niets opgeleverd hebben), in de hoop wellicht meer perkamenten bladen van gelijke herkomst en soortgelijken inhoud, door denzelden binder voor hetzelfde doel misbruikt, te vinden, ons inderdaad in nog één foliant eenige overblijfselen van een ander muziekboek heeft doen ontdekken, waarover nader (zie beneden, blz. 8). Om met de eerste vondst te beginnen, de boven beschreven bladen bevatten het volgende: 1) Dit laatste brokje uitgeknipt om te dienen als bedekking van een opengebleven hoekje van den houten folio-band. 2) Zich naar den stijl zijns tijds noemende en schrijvende Everardus Pollio (zie b.v. de inschriften in de hss., genoemd in het tweede register achter den Catal. codd. mss. Bibl. Univ. Rheno-Traj.), als ware hij een nazaat van den Romeinschen staatsman en redenaar Asinius Pollio, den stichter der eerste openbare boekerij te Rome! 3) Zie Ph.W. van Heusde's voorrede tot den Bibl. Rheno-Traj. Catal. (1835), f. II. 4) In den Bibl. Traject. Catal. (1608) zijn de talrijke door Hub. van Buchell en E. van de Poll geschonken boeken alle vooraan met B of P gemerkt. Vele dier boeken zijn echter nu sinds lang verdwenen: in vorige eeuwen zoekgeraakt of opgeruimd! Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 25 3 1. Een dubbel blad (één zoogen. arcus, twee folia), beide helften van onderen, de voorste buitendien rechts afgesneden, bovenaan midden op den bovenrand der recto-bladzijden met roode middeleeuwsch-Arabische cijfers gemerkt: .17. en .26.; bevattende den Latijnschen tekst van het door het koor, na des priesters intonatie (‘Gloria in excelsis Deo’) meerstemmig gezongen gedeelte van de Gloria uit de mis (‘Et in terra pax hominibus etc.’), onder de muziek in zwart en rood ruitvormig notenschrift op elf vijflijnige balken: Tenor en Contratenor. 2. Een dubbel blad, beide helften van boven, de voorste buitendien rechts afgesneden; bevattende: (aro) den Latijnschen tekst, onder de muziek, eener bekende antiphoon (‘Ave Yesse, stirps regalis, castitatis lilium’), voorts een Nederlandsch lied, waarvan de tekst achter het slot der noten tusschen de lijnen van den voorlaatsten en den laatsten (twaalfden) notenbalk geschreven is (zie beneden, I); (avo) een Nederlandsch lied, met den tekst onder de muziek geschreven (zie beneden, VI), dat doorloopt tot midden op bro, waarop verder muziek zonder tekst (‘Tenor’); (bvo) den Latijnschen tekst, onder de muziek, van eene Latijnsche hymne, naar 't schijnt ter eere van Ste. Barbara, eindelijk een Nederlandsch lied, met den tekst onder de muziek (zie beneden, II). 3. Een dubbel blad, beide helften van boven, de voorste buitendien rechts afgesneden; bevattende: (aro) den Latijnschen tekst van de Gloria onder de muziek, als boven (zie bij 1: ‘Et in terra pax etc.’), voorts den tekst van een Fransch lied onder de muziek, met Tenor en Contratenor er achter; (avo, bro en bvo) Latijnschen tekst (wederom de Gloria, met nog een ander stuk) onder de muziek, beide ten deele uitgewischt en moeilijk leesbaar. 4. Een klein stukje, hg. 11½, br. 10½ cm., van het bovengedeelte van een blad, alleen aan den bovenrand onafgesneden; bevattende aan weerszijden brokjes van den tekst van twee Nederlandsche liederen onder de muziek (zie beneden, III en IV). Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 25 4 5. Een enkel, geheel onafgesneden blad, bevattende aan weerszijden zoogoed als geheel uitgewischt letter- en notenschrift (denkelijk een Latijnschen, liturgischen tekst). 6. Een dubbel blad, beide helften van onderen, de voorste buitendien rechts afgesneden, in denzelfden toestand als 5, al is de Latijnsche tekst (van het Credo uit de mis) en ook de muziek hier en daar nog leesbaar. Deze fragmenten vormen het droevig, maar kostbaar overschot van een middeleeuwsch meerstemmig muziekboek, door een boekbinder, waarschijnlijk in de 16de eeuw, meedoogenloos ‘met de schaar en den lijmpot’ mishandeld en misbruikt om er de banden mede te bekleeden van een paar juridische en theologische repertoria1), die wij thans van harte gaarne zouden ruilen tegen de zoo smadelijk verminkte wereldlijke liedekens en wijzen uit de 15de of zelfs uit de 14de eeuw. Zóó oud durf ik ze achten op grond van de volgende overwegingen. Vooreerst werd mijne meening, dat het letterschrift eer uit de eerste dan uit de tweede helft der 15de eeuw is, bevestigd door mijn vriend De Vreese, thans wellicht den meest ervaren kenner van Nederlandsche handschriften. Hij wees mij op eene min of meer op onze hedendaagsche v gelijkende soort van r, die hier herhaaldelijk voorkomt, doch die volgens hem omstreeks 1480, ja omstreeks 1460 reeds buitengewoon zeldzaam is; o.a. op grond hiervan acht hij het handschrift omstreeks 1440 geschreven. Is het handschrift zóó oud, dan zijn tekst en muziek (der Dietsche stukken) allicht een halve eeuw ouder. En met dien tijd, het einde der 14de eeuw derhalve, strookt ook het algemeen karakter van inhoud en van taal, dat zeker 't meest doet denken aan verschillende stukken uit den bundel ‘Oudvlaemsche Liederen en andere Gedichten der XIVe en XVe eeuwen’, waarvan het handschrift (gedeeltelijk in strijd met den titel) door den uitgever Carton nog tot het einde der 14de eeuw wordt gebracht. 1) Zie verder beneden, blz. 9. Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 25 5 Inhoud en taal der Dietsche stukken, enkele plaatsnamen, alsmede de bijeenvoeging van Fransche en Nederlandsche liederen, schijnen ook bepaaldelijk naar Vlaanderen, als land van herkomst, te wijzen; zie verder beneden, de aanteekeningen bij I, II en VI. Die inhoud lijkt op 't eerste gezicht een zonderling mengelmoes van kerkelijke en wereldlijke teksten en muziek, dat met onze hedendaagsche, vooral met de Protestantsche denkwijze kwalijk in overeenstemming te brengen is, maar wel strookt met die der Katholieke middeleeuwen, toen, ondanks de schijnbaar strenge scheiding der geheele wereld in een geestelijk en een wereldlijk gebied, toch in kerk, literatuur en kunst het dagelijksch leven telkens, en dat zonder aanstoot te geven, binnendrong in het gewijde. Hoe 't zij, onze bevreemding over deze vermenging behoort te wijken voor eene poging tot begrijpen, wanneer men van een deskundige verneemt, dat zij in de middeleeuwen in de muziek niets vreemds was. De heer Florimond van Duyse te Gent, de beste kenner van ons middeleeuwsch lied, tot wien ik mij om voorlichting gewend heb, - immers zonder althans eenig begrip van de muziek is een lied niet wel te verstaan - was zoo vriendelijk mij, na onderzoek der fragmenten, daaromtrent, het volgende te berichten, dat ik hier, op zijn gezag en grootendeels met zijne eigene woorden, erkentelijk mededeel. Deze fragmenten hebben kennelijk deel uitgemaakt van een meerstemmig muziekboek, en wel, in weerwil van de wereldlijke Nederlandsche en Fransche teksten, van een geestelijk muziekboek. Zij behooren tot de contrapuntiek der ‘déchanteurs’ (discantores), welke kunst, in de 12de en 13de eeuw in Frankrijk geboren, zich ook in de Nederlanden verspreidde en tot in de 15de eeuw standhield.