MN0B201.248 Dit Proefschrift Met Stellingen Van FRITS SONNEVELD, Landbouwkundig Ingenieur, Geboren Te Amsterdam, 19 Mei 1927, Is Goedgekeurd Door De Promotor Dr
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
BODEMKARTERING EN DAAROP AFGESTEMDE LANDBOUWKUNDIGE ONDERZOEKINGEN IN HET LAND VAN HEUSDEN EN ALTENA SOIL SURVEY AND ATTUNED AGRICULTURAL INVESTIGATIONS IN THE LAND VAN HEUSDEN EN ALTENA F. SON NEVE Lr B'L'lt*tho«fc k«ndbo IVY • V A MN0B201.248 Dit proefschrift met stellingen van FRITS SONNEVELD, landbouwkundig ingenieur, geboren te Amsterdam, 19 Mei 1927, is goedgekeurd door de promotor dr. ir. c. H. EDELMAN, hoogleeraar in de bodemkunde. De Rector Magnificus der Landbouwhogeschool, Wageningen, 20 maart 1958. w. DE JONG BODEMKARTERING EN DAAROP AFGESTEMDE LANDBOUWKUNDIGE ONDERZOEKINGEN IN HET LAND VAN HEUSDEN EN ALTENA SOIL SUR VEY AND ATTUNED AGRICVLTURAL INVESTIGATIONS IN HET LAND VAN HEUSDEN EN ALTENA PROEFSCHRIFT TERVERKRUGINGVANDEGRAAD VAN DOCTOR IN DE LANDBOUWKUNDE OPGEZAGVANDERECTORMAGNIFICUSIR. W. DEJONG, HOOGLEERAARINDE VE ETE E LTWETE N SC HAP, TEVERDEDIGENTEGENDEBEDENKINGEN VANEENCOMMISSIEUITDESENAAT VANDELANDBOUWHOGESCHOOLTEWAGENINGEN OPVRUDAG, II JULI 1938TE 16UUR DOOR FRITS SONNEVELD STAATSDRUKKERISDRUKKERIJ SUafnV.SSfnl'\S I UUI ITTG EV E RIJ BE D RIJ F •S-GRAVENHAGE Aon mijn Vrouw mijn Moeder de nagedachtenis vanmijn Vader STELLINGEN Bij bedrijven in de zeekleigebieden, overwegend gelegen op de lichtste gronden van deze gebieden, is de vruchtwisseling meestal toch afgestemd op de zwaardere gronden, terwijl een vruchtwisse- lingstelsel, als gebruikelijk voor goede zandgronden, beter op zijn plaats zou zijn. II Uitgaande van sociaal-economische overwegingen op langere ter- mijn verdient ruilverkaveling door middel van onteigening de voor- keur boven ruilverkaveling volgens de wet. Ill Het nastreven van een ver doorgevoerde perfectionering bij ruil verkaveling leidt tot een niet te verantwoorden onrendabele ver- hoging van de kosten. IV Voor gronden met een behoorlijk waterbergend vermogen zijn de drainagecriteria te scherp gesteld. Kunstmatige beregening van droogtegevoelige landbouwgronden met schoon water kan in Nederland slechts rendabel zijn bij een arbeidssurplus en/of een overschot aan bedrijfsruimte op het be- drijf. VI Ook op het „Oude land" kan beoordeling van de doorlatendheid van de bodem op voldoend betrouwbare wijze geschieden op grond van profielkenmerken. VII Bij drainage van slecht doorlatende gronden isprimai r de stroming van water door de bouwvoor naar de drainsleuven van belang voor de ontwatering. VIII Gunstige resultaten van grondverbeteringsmaatregelen zijn veelal uitsluitend toe te schrijven aan de psychologische invloed van deze maatregelen op de boer. In de meeste gevallen is het zeer moeilijk of onmogelijk de nood- zaak van grondverbetering af te lezen van bodemkaarten, zoals deze volgens de algemeen gebruikelijke methoden worden vervaar- digd, ondanks hun vaak ver gaande detaillering. In vele minder ontwikkelde gebieden is op chernosemgronden in eerste instantie meer te verwachten van verbetering van zuiver landbouwkundige maatregelen dan van grootscheepse aanleg van irrigatiewerken. XI Diepe ontwatering van komgronden is bij gebruik als grasland niet noodzakelijk. Een beter resultaat wordt bereikt door een goede en zorgvuldig in stand gehouden oppervlakkige detailontwatering. XII Bij bodemkartering voor landbouwkundige doeleintofmOet detail lering naar landbouwkundig onbelangrijke kenm^keyzoveel mo- gelijk worden vermeden. Verschillen in profielfcbjprw, waarvan de landbouwkundige betekenis nog niet kan women beoordeeld, moeten echter, kwantitatief geformuleerd, bij de kartering worden betrokken. XIII Het is niet rendabel te trachten het K-HCl-cijfer van kalifixerende akkerbouwgronden op te voeren. F. SONNEVELD, 1958 INHOUD WOORD VOORAF Biz. INLEIDINO 1 1. Algemeen 1 2. Doel van en werkwijze bij het onderzoek 1 3. Overzicht van de bodemgesteldheid 4 4. Samenvatting/ Summary 5 I. BODEMKUNDIGE EN WATERSTAATKUNDIGE ONTWIKKELINGSGESCHIEDENIS ... 7 1. De situatie in de Romeinse tijd . ." 7 1.1. Het verloop van de rivieren 7 1.2. Het verloop van de zuidelijke Romeinse route op de Peutinger kaart 10 2. De periode v66r de St. Elizabethsvloed 13 3. De St. Elizabethsvloed en de daarop gevolgde ontwikkeling van dewater - staatkundige toestand 16 4. Het sedimentatieproces 19 5. De dorpspolders -. 29 6. SamenvattingI Summary. :'- . .''-.". J :'• .:•. '. ."'.*•; . V ...... 31 II. BESCHRIJVING VAN DE BODEMGESTELDHEID 33 1. Algemeen 33 2. Bodemkundige indeling 33 3. Indeling van de gronden in bodemkundige landschappen 34 4. Indeling van de gronden in bodemreeksen en bodemtypen 35 4.1. Indeling van de rivierkleigronden 35 4.2. Indeling van de estuariumgronden 40 4.3. Bijzondere onderscheidingen 45 5. Samenvatting/ Summary 46 III. BESCHRIJVING VAN ENKELE ASPECTEN VAN DE BODEMGESTELDHEID IN DE VER- SCHILLENDE LANDSCHAPPEN 49 1. Het rivierkleilandschap 49 1.1. Algemeen 49 1.2. De stroomruggronden 50 1.3. De komkleigronden 52 1.4. De donken 53 1.5. De overslaggronden 54 Dit proefschrift verschijnt tevens als No. 64.4 in de recks Verslagen van Landbouwkundige Onderzoekingen. VI Biz. 2. Het estuariumlandschap 56 2.1. Het zuidwestelijk gebied 56 2.2. Het inbraakgebied 57 2.3. Het gebied ten oosten van de Kornse dijk 57 3. Samenvatting/ Summary 57 IV. DE GRANULAIRE SAMENSTELLING VAN DE VERSCHILLENDE AFZETTTNGEN .... 60 1. Algemeen 60 2. Vergelijking van de gronden in het Land van Heusden en Altena .... 60 2.1. „Bugo"-onderzoek • 60 2.2. „Ugo"-onderzoek 67 2.3. Vergelijking tussen rivierklei- en estuariumafzettingen in driehoeks- grafieken 68 3. Vergelijking met alluviale afzettingen uit enkele andere gebieden .... 70 3.1. Algemeen 70 3.2. De verhouding tussen de fracties < 2 mu en 2- 16m u 70 3.3. Defractie van 16-50 mu 72 3.4. De fractie van 50- 75 mu 72 3.5. De fractie van 75- 105m u _ 72 3.6. De fracties > 105m u 72 3.7. Resume 73 4. Samenvatting/ Summary 73 V. DE STRUCTUUR VAN ENKELE BODEMTYPEN IN VERBAND METD EGRONDBEWERKIN G 76 1. Algemeen 76 2. Zware humeuze komkleigrond 76 3. Zeer zware stroomruggronden op komkleigrond 79 3.1. Algemeen 79 3.2. Geploegd in de herfst 80 3.3. Niet geploegd in de herfst 81 3.4. Verslemping in de winter 85 4. Estuariumgronden met meer dan 20% lutu m 86 4.1. Algemeen 86 4.2. Vergelijking met rivierklei 86 4.3. Vergelijking tussen land, geploegd in het voorjaar en land, geploegd in het najaar 87 VII Biz. 5. Fijnzandige estuariumgronden met ca. 15% lutum 89 6. De structuur en het opdrogingsproces van de estuariumgronden in het voorjaar in verband met ontwateringsdiepte en opbouw van het bodem- profiel . 92 6.1. De invloed van slechte ontwatering in de herfst 92 6.2. De opdroging in het voorjaar 92 7. Samenvatting/ Summary 98 VI. DE LANDBOUWKUNDIGEWAARDERIN G VAN DEVERSCHILLEND E BODEMTYPEN . 100 1. Inleiding 100 2. Defijnzandige estuariumgronde n 100 2.1. Het verschil in produktiviteit tussen de lichteree nzwaarder egronde n 100 2.2. Structuur- en ziektegevoeligheid bij de lichtere gronden 101 2.3. De zwaardere gronden en de invloed van de fijnzandige ondergrond 101 2.4. De invloed van een slechte ontwatering . *. 101 2.5. De invloed van de rivierkleiondergrond bij matig dikke estuarium gronden 102 2.6. De estuariumgronden met een dek dunner dan 50c m 102 2.7. De bewerkbaarheid . 102 3. De grofzandige estuariumgronden 102 3.1. De plaatgronden 102 3.2. Mogelijkheden voor de tuinbouw 103 3.3. De structuur 103 3.4. De overgang naar hetfijnzandige estuariumgebie d 104 4. De rivierkleigronden 104 4.1. De stroomruggronden 104 4.2. De komkleigronden 105 4.3. De stroomruggronden op komklei 105 4.4. De komkleigronden op stroomruggrond 106 4.5. De stroomruggronden met storende lagen 106 4.6. De overslaggronden 107 • 5. Vergelijking tussen de stroomrug- en de estuariumgronden 109 5.1. Produktiviteit van de beste gronden 109 5.2. Gewassenkeuze en bewerkbaarheid 109 5.3. De inbraakgronden in vergelijking met de stroomruggronden. ... 109 VIII Biz. 6. Landbouwkundige waarderingstabel voor gebruik als bouwland. .... 110 7. Samenvatting/ Summary 114 VII. SAMENVATTING VAN DE BODEMKUNDICE GEGEVENS IN EEN TABEL 118 1. Algemeen 118 2. De opbouw van het profiel 118 3. Het kalkgehalte 119 4. De diepten van de permanente reductie 119 5. Destructuur 119 6. De bewerkbaarheid 120 7. De geschiktheid voor de teelt van akkerbouwgewassen 120 8. De oogstzekerheid 121 9. Samenvatting /Summary. 122 VIII. BODEMKUNDIGE BESCHRIJVING VAN EEN AANTAL PROFIELEN 123 1. Algemeen ..'...' 123 2. Profielen beschreven in profielkuilen 124 . 3. Profielbeschrijvingen aan de hand van boringen met de steekboor .... 134 4. Opmerkingen over de kleur van enkele bodemtypen 139 t 4.1. Het kleurverloop bij komkleigronden en komkleigronden op veen . 139 4.2. Het kleurverloop bij de estuariumgronden 139 4.3. Het verband tussen de kleurhelderheid en het humusgehalte bij de estuariumgronden 141 5. Samenvatting/ Summary 141 IX. HET KALKGEHALTE VAN DE GROND . 142 1. Algemeen 142 2. Indelingkalk 142 3. Beschouwing van het kaartbeeld 142 3.1. Het gebied ten oosten van de Kornse dijk 142 3.2. Het gebied ten westen van de Kornse dijk 144 4. Samenvatting/ Summary 144 X. DE DIEPTE VAN DE PERMANENTE REDUCTIE 146 1. Algemeen 146 2. Indeling 146 IX Biz. 3. Beschouwing van het kaartbeeld 146 3.1. Het gebied ten oosten van de Kornse dijk 146 3.2. Het gebied ten westen van de Kornse dijk 147 3.3. Veranderingen in de diepten van de permanente reductie 147 3.4. Het v66rkomen van reductieverschijnselen in de bouwvoor 148 4. Samenvatting/ Summary 148 XI. DE DETAILKARTERrNG BH GENDEREN 149 1. Inleiding 149 2. De indeling van de gronden 149 2.1. De bodemreeksen 149 2.2. De bodemtypen 149 3. De opbouw van het gebied 152 3.1. De ontwikkelingsfasen 152 3.2. De datering van de afzettingsperioden 153 4. Samenvatting/ Summary 154 XII. HET ONDERZOEK VAN DE ONDERGROND 156 1. De opbouw van de ondergrond 156 1.1. Inleiding , 156 1.2. De dwarsprofielen 156 1.3. De opeenvolgende fasen in het sedimentatieproces 156 2. Het palynologisch onderzoek 162 3. De ligging van de bovenzijde van het veen 163 3.1. Algemeen 163 3.2. De oorspronkelijke hoogteligging van het veen 163 3.3. De inklinking 164 4. Samenvatting/ Summary 166 XIII. HET VERBAND TUSSEN EEN AANTAL AFZONDERLUKE EIGENSCHAPPEN VAN DE BODEM 168 1. Inleiding 168 2.