Stichting Voor Bodemkartering Wageningen
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
1344,2 STICHTING VOOR BODEMKARTERING WAGENINGEN DE BODEMGESTELDHEID VAN HET RUILVERKA VELINGSGEBIED WIJMBRITSERADEEL Deel I 1 STI BO KA Stichting voor Bodemkartering Rapport nr. 1344 Postbus 98 Project nr. 61.1628 6700 AB WAGENINGEN Tel. 08370-19100 DE BODEMGESTELDHEID VAN HET RUILVERKAVELINGSGEBIED WIJMBRITSERADEEL Deel I E. van Dodewaard G. Rutten CENTRALE U000 0035 9576 ISBN 90 327 0007 3 Wageningen, oktober 1978 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm en op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Stichting voor Bodemkartering en de instantie die de opdracht tot het onderzoek heeft gegeven. INHOUD DEEL I Biz. WOORD VOORAF 5 SAMENVATTING 6 1. INLEIDING 8 1.1 Ligging en oppervlakte 8 1.2 Werkwijze 8 1.3 Rapport en kaarten 8 1.4 Gebruik van de kaarten 9 2. BESCHRIJVING VAN HET GEBIED 10 2.1 Het landschap 10 2.2 De ontstaanswijze 11 2.2.1 De voorkomende sedimenten 11 2.2.2 De geologische opbouw 11 3. DE BODEMKAART, SCHAAL 1 : 25 000 (bijlage 1) l4 3.1 Legenda en wijze van indeling 14 3.2 Soorten onderscheidingen 14 3.3 De hoofdklassen der gronden 14 3.4 De kleigronden 14 3.4.1 Nesvaaggronden 16 3.4.2 Drechtvaaggronden 17 3.4.3 Poldervaaggronden 18 3.5 De veengronden 23 3.5.1 Waardveengronden 2 3 3.5.2 Vlierveengronden 25 3.6 Overige gronden 25 3.6.1 Moerpodzolgronden 25 3.6.2 Moerpodzolgronden met een kleidek 26 3.6.3 Veldpodzolgronden 26 3.6.4 Terpgronden 26 3.7 Toevoegingen 27 3.8 Overige onderscheidingen 28 4. DE GRONDWATERTRAPPENKAART, SCHAAL 1 ; 25 000 (bijlage 2) 29 4.1 Inleiding 29 4.2 De indeling 29 4.3 Beschrijving van de voorkomende grondwatertrappen 29 5. DE ONDERGRONDKAART, SCHAAL 1 ; 25 000 (bijlage 4) 32 5.1 Inleiding 32 5.2 Opzet van de legenda 32 6. DE DOORLATENDHEIDSKAART, SCHAAL 1 : 25 000 (bijlage 5) 33 6.1 Inleiding 33 6.2 Metingen volgens de boorgatenmethode 33 6.3 Beschrijving van de doorlatendheidskaart 33 - 3 Biz. 7. DE MAAIVELDLIGGINGSKAART, SCHAAL 1 : 10 000 (bijlage 6) 35 7.1 Inleiding 35 7.2 De onderscheidingen 35 8. DE BOORPUNTENKAART, SCHAAL 1 : 25 000 (bijlage 7) 37 9. LITERATUUR 38 INHOUD DEEL II Aanhangsels 1. Profielschetsen van de eenheden op de bodemkaart ^1 2. De oppervlakteverdeling van de legenda-eenheden per 69 grondwatertrap en per toevoeging 3. Het verzamelen en verwerken van grondwaterstandsgegevens 70 4,. Het grondmonsteronderzoek 73 5. Het aantal boringen per veldkaart lb 6. Vergelijking van de codering der eenheden op de bodemkaart 75 met die van de legenda van de Bodemkaart van Nederland, schaal 1 : 50 000 7. Woordenlijst 76 Lijst van bijlagen, afbeeldingen en tabellen 1. Bodemkaart, schaal 1 : 25 000 2. Grondwatertrappenkaart, schaal 1 : 25 000 3. Schematische doorsneden 4. Ondergrondkaart, schaal 1 : 25 000 5. Doorlatendheidskaart, schaal 1 : 25 000 6. Maaiveldliggingskaart, schaal 1 : 10 000') 7. Boorpuntenkaart, schaal 1 : 25 000') 8. Boorregister') ') alleen aan opdrachtgever verstrekt. Afbeeldingen in deel I 1. Situatiekaart, schaal 1 : 50 000 8 2. Bedijkingen in de loop der eeuwen 11 3. Plaatsen en nummering van de doorlatendheidsmetingen 33 Afbeeldingen in deel II k. Situatie en nummering van de grondwaterstandsbuizen 70 5. Spreidingsdiagram; buis 144-52' tegen 144-32 70 6. Bemonsteringsplaatsen 73 Tabellen in deel I 1. Stratigrafisch overzicht 11 2. Indelingscriteria en code-opzet voor de kleigronden 16 3. Indelingscriteria en code-opzet voor de veengronden 23 4. Vergelijking van de geschatte en gemeten K-waarden 33 Tabellen in deel II 5. Gemeten grondwaterstanden in cm - mv. 70 Gemiddeld hoogste en gemiddeld laagste grondwaterstanden in buizen, berekend door correlatie met de standen in een langjarig opgenomen buis Analyse-uitslagen van de grondmonsters - 5 - WOORD VOORAF In opdracht van de Landinrichtingsdienst te Utrecht is in de periode april 1977 - maart 1978 een bodemkundig onderzoek uitgevoerd in het toekomstige ruilverkavelingsgebied Wijmbritseradeel. Het onderzoek werd verricht door Ing. G. van der Veen, Ing. E. Kiestra en E. van Dodewaard, die tevens de dagelijkse leiding had. De coördinatie en de wetenschappelijke begeleiding berustten resp. bij G. Rutten en Ir. J. Stolp. De algehele leiding had Ing. H.J.M. Zegers. De Stichting voor Bodemkartering is erkentelijk voor de van verschillende zijden ontvangen medewerking bij de uitvoering van het onderzoek. De Directeur, Ir. R.P.H.P. van der Schans. - 6 - SAMENVATTING Het toekomstige ruilverkavelingsgebied Wijmbritseradeel ligt in de driehoek Bolsward-Heegermeer-Sneek en beslaat een oppervlakte van ruim 9100 ha, waarvan 640 ha uit meren bestaat. Tijdens het bodemkundige onderzoek, dat uitgevoerd werd in de periode april 1977 - maart 1978 werd gemiddeld één boring per 3 à 4 ha verricht tot een diepte van 1,50 m - mv. In de drechtvaaggronden en veengronden is tevens de zanddiepte bepaald tot 3 m - mv. Van de meeste boringen zijn profielbeschrijvingen gemaakt en opge nomen in een boorregister. De resultaten van het onderzoek zijn, behalve in het rapport, ook weergegeven op een aantal kaarten (bijlagen 1 t/m 7). Deze bijlagen worden hieronder in het kort beschreven. De bodemkaart, schaal 1 ; 25 000, (bijl. 1) De bodemkaart geeft de bodemgesteldheid weer. Uit het kaartbeeld is tevens de landschappelijke opbouw van het gebied af te leiden; nl. het kleilandschap dat het noordelijk deel en het veenlandschap dat het zuide lijk deel van het gebied beslaat.- Het kleilandschap wordt verdeeld in: a het gebied van de voormalige Middelzee, ook wel "nieuwland" genoemd en b het knipkleilandschap of "oud land". Het belangrijkste verschil tussen deze twee gebieden is dat er op het "oud land" grotere en kleinere terpen voorkomen, terwijl deze in het jongere Middelzeegebied ontbreken. De Middelzee heeft echter een betere ontsluiting en verkaveling dan de rest van het kleilandschap. Het kleigebied gaat in zuidelijke richting geleidelijk aan over in het veenlandschap. Dit heeft in het ruilverkavelingsgebied de slechtste verkaveling en ontsluiting, enkele polders zijn alleen per boot bereik baar. Zowel klei- als veengronden hebben echter één ding gemeen nl. het bodemgebruik, dat overal grasland is. Binnen de genoemde grondsoorten klei en veen zijn 28 legenda-eenheden en 5 toevoegingen onderscheiden. De grootste oppervlakte, nl. 70% (5900 ha) bestaat uit gronden met, vanaf het maaiveld, minstens 4o cm zeeklei. Al deze klei- en klei-op- veengronden behoren tot de vaaggrondei, hetgeen hier wil zeggen: het zijn gronden zonder een duidelijke donkere bovengrond. In de kleivaaggronden is onderscheid gemaakt tussen: a Nesvaaggronden; deze hebben een, tussen 40 en 80 cm - mv. beginnende slappe, niet-gerijpte ondergrond. Ze beslaan slechts een oppervlakte van 100 ha, voorkomende in lager gelegen geulen en in afgegraven per celen. Door de slechte ontwatering zijn het alle natte gronden. Het zijn zware kleigronden die naar kalkverloop en het al dan niet voor komen van knipverschijnselen in 3 legenda-eenheden zijn onderverdeeld, b Drechtvaa_ggronden ; bij deze klei-op-veengronden begint de veenondergrond tussen 40 en 80 cm - mv. Behalve in een grote oppervlakte ten westen van IJlst komen deze gronden ook nog voor bij Oudega en bij Blauwhuis. Het meer dan 1 meter dikke veenpakket bestaat uit vrij goed doorlatend zeg- geveen of uit slecht doorlatend veenmosveen. Het kleidek bestaat overal uit zware klei met een verschillend kalkver loop en al dan niet met knipverschijnselen direkt onder de bovengrond. Er zijn drie legenda-eenheden onderscheiden. £ De_p£ldervaaggronden zijn de meest voorkomende gronden in het gebied (J+800 ha = 56,7%). Men treft ze aan in de Middelzee en verder verspreid in het knipklei- gebied. Naar verschillen in textuur, aard van de klei, profiel- en kalkverloop zijn de poldervaaggronden ingedeeld in 13 legenda-eenheden. De dikte van het kleipakket varieert in deze gronden van 80 tot meer „ dan 150 cm. - 7 - De veengronden beslaan een oppervlakte van 2061 ha = 2k,2%. Ze bestaan tussen 0 en 80 cm - mv. voor meer dan de helft van die dikte uit moerig materiaal. Dit materiaal bestaat hoofdzakelijk uit veenmosveen, waarvan het bovenste deel vaak spalterig is. Naar het al of niet voorkomen van een kleidek op het veen en naar de aard van de ondergrond (veensoort, zand met of zonder humuspodzol) zijn er binnen de veengronden 5 legenda-eenheden onderscheiden. Behalve de beschreven klei- en veengronden komen er nog voor moer- joodzolgronden: zandgronden met daarin een dunne (< 40 cm) veentussenlaag; veMp°dZ£igronden: zandgronden met een humuspodzol-B-horizont, en terp- gronden: gronden op oude bewoningsplaatsen. Profielkenmerken die wel belangrijk zijn, maar niet als indelings criterium gehanteerd konden worden zijn als toevoegingen op de bodemkaart aangegeven. De grondwatertrappenkaart, schaal 1 : 25 000, (bijl. 2). Op deze kaart is in 6 klassen het grondwaterstandsverloop weergegeven. De indeling hiervan in grondwatertrappen berust op waarnemingen van pro fiel- en veldkenmerken, daarbij gesteund door in buizen gemeten grondwater standen. Ruim 90% van de gronden in dit gebied heeft grondwatertrap II, III of V. De gemiddeld hoogste grondwaterstanden komen dan voor ondieper dan 40 cm - mv. de laagste standen liggen tussen 50 en 80, 80 en 120, resp. dieper dan 120 cm - mv. De wat drogere gronden (Gt V35 en VI) beslaan slechts een op pervlakte van 275 ha. In dit gebied worden slootwaterstanden min of meer beheerst door middel van gemalen en stuwtjes. De ondergrondkaart, schaal 1 : 25 000, (bijl. ^). Deze kaart geeft informatie over het materiaal dat zich tussen 80 en 120 cm en tussen 120 en 150 cm - mv. bevindt. Ook is, in de veengronden, de dieper dan 150 cm - mv. voorkomende zandondergrond in een drietal klas sen weergegeven. De doorlatendheidskaart, schaal 1 : 25 000, (bijl. 5). Op deze kaart zijn de doorlatendheid van de ondergrond en de aard en textuur van de hierbij betrokken lagen per boorpunt aangegeven.