Onderwijs En Onderzoek in Logica En Wetenschapsfilosofie
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Onderwijs en onderzoek in logica en wetenschapsfilosofie P. van Ulsen 7 november 2017 Inhoudsopgave 1 Wiskunde-onderwijs 5 1.1 Beschavingswerk — Beths drijfveer tot onderwijs . 5 1.2 Leerproces . 13 1.2.1 Onderwijsverstrekkers. 13 1.2.2 Hoofdlijnen . 16 1.2.3 Wiskundige fasen . 19 1.2.4 Verdere leerfactoren . 26 1.3 Commissies en organisaties . 36 1.4 Evaluatie. 39 2 Filosofie-onderwijs 39 2.1 Academische wijsbegeerte eind 19e, begin 20e eeuw . 39 2.2 Is filosofie wel wetenschap? . 42 2.3 Het scheiden van het kaf van het koren . 46 3 Beth als hoogleraar 50 3.1 Oorlogstijd: Beth, Pos en Dijksterhuis . 50 3.2 Beths benoeming . 55 3.2.1 Beths onderwijs . 59 3.2.2 Studium generale. 61 4 Centrale Interfaculteit 62 4.1 Het voorspel . 62 4.2 Hoe Beth de wijsgeren in het gareel bracht . 67 4.3 Hernieuwd Academisch Statuut . 70 4.4 Opvolgingsperikelen in Amsterdam . 74 4.5 Het einde van de Centrale Interfaculteit . 77 1 5 De Amsterdamse Wiskunde Afdeling 79 5.1 Wiskunde in verandering . 79 5.1.1 Tweedracht binnen Amsterdam . 79 5.1.2 Herinrichting Amsterdamse wiskundestudie. 90 5.2 Beths Instituut voor Grondslagenonderzoek . 91 5.2.1 Opzet van een eigen instituut. 91 5.2.2 Beths insituut in werking. 93 5.2.3 E.W. Beth: evaluatie. 97 6 Euratom-contract 98 6.1 Ambtelijke beslommeringen . 100 6.1.1 De contracten . 104 6.2 Doelstellingen en onderzoek . 108 6.2.1 Euratoms doelstellingen . 108 6.2.2 Beths onderzoeksprogramma . 109 6.2.3 Eerste contract . 114 6.2.4 Tweede contract . 129 6.2.5 Derde contract . 136 6.2.6 Personeel en kosten . 138 6.2.7 Evaluatie . 139 7 Beths buitenlandse contacten 141 7.1 Beth als netwerker . 141 7.2 Beths bezoeken aan de Verenigde Staten . 155 7.2.1 Berkeley . 155 7.2.2 Tarski’s tegenbezoeken . 158 7.2.3 Johns Hopkins . 160 8 Supplementen 167 8.1 Namen . 167 8.2 Promovendi . 170 8.2.1 Dissertaties bij Beth. 170 8.2.2 Dissertaties bij Brouwer. 171 8.2.3 Dissertaties bij Heyting. 171 Referenties 172 Inleiding In de eerste vijftig jaren van de vorige eeuw ontwikkelde zich ook in Nederland be- langstelling en onderzoek op het gebied van methodologie en wetenschapsfilosofie van de (exacte) wetenschappen. De belangstelling hiervoor was grotendeels nog vrijblij- vend. Na de Tweede Wereldoorlog institutionaliseerde en professionaliseerde zich dit: op universiteiten werd hier plaats voor verschaft binnen diverse vakken. Met de benoe- mingen aan universiteiten bracht dit twee zaken met zich mee: men moest onderzoek plegen en onderwijs gaan geven, maar dan niet meer op de vooroorlogsche vrijblij- vende wijze. Hoe vond deze invulling plaats? Dit hing af per vakgebieden: de meeste 2 vakgebieden hadden wel mensen in dienst, die zich bezighielden met de grondslagen, methodologie en filosofie van zo een vakgebied —denk aan rechten, theologie, taal- wetenschap. De volle omvang viel te bespeuren bij filosofie en delen van de exacte wetenschappen, maar probleemloos verliep dit niet. En juist in deze combinaties zijn wij hier ge¨ınteresseerd. Onderwijs. Dit brengt ons direct weer terug bij onderzoek en onderwijs. De beoefe- naren van de grondslagen en logica waren vooral afkomstig uit de exacte vakken, en in het bijzonder de wiskunde. Wij denken in dit verband aan E.W. Beth en A. Heyting. Al voor WWII waren hadden deze twee belangstelling voor grondslagen en filosofie; hierin was Beth breder georienteerd¨ dan Heyting. Beiden waren begonnen met een leraarschap in de wiskunde voor het middelbaar onderwijs. Na WWII verkreeg E.W. Beth een benoeming als hoogleraar voor voor logica en haar geschiedenis en de filo- sofie der exacte wetenschappen in een soort tussenpositie bij diverse faculteiten, en A. Heyting een benoeming als hoogleraar voor algebra, meetkunde en wijsbegeerte der wiskunde bij Wis- en natuurkunde. Door hun achtergrond hadden Beth en Heyting be- langstelling voor onderwijs zoals te geven voor wiskunde. Deze achtergrond speelde na hun benoeming nog steeds mee. In hun geval, en dit was het zeker bij Beth, speelde daarbij belangstelling voor leren mee. Vooral bij Beth werd hierbij een basis gebruikt, die ten dele berustte op opvattingen binnen de grondslagen van de wiskunde —deels ook een filosofische achtergrond. Al door zijn tweede studie, filosofie annex psychologie, had Beth de gelegenheid gekregen om zich extra te verdiepen in waarneming, verwerking van waarnemingen, leren en dit vervolgens te combineren met de vakdidactiek voor wiskunde. Dit kwam al tot uiting in zijn dissertatie. De hierdoor opgedane kennis zou gedurende zijn gehele leven van belang blijken te zijn, ook voor zijn academische bezigheden. Omdat het geven van onderwijs hier een rol speelt, zal op de positie binnen de didactiek van Beth en Heyting in de eerste sectie worden ingegaan. Filosofie. Tot aan de benoeming van E.W. Beth aan de Universiteit van Amsterdam in 1946 had men in Nederland weinig ruimte aan de universiteiten voor onderwijs in de logica, de filosofie van de exacte wetenschappen, algemene wetenschapsleer en een meer algemene daaraan gemodelleerde ‘wetenschappelijke’ filosofie. Het bestuderen van deze wetenschapsgebieden vond wel in Nederland, ook op universiteiten, plaats, maar niet officieel ingebed in een welomschreven leeropdracht. Veel verliep in het ka- der van diverse genootschappen en de door hen uitgegeven tijdschriften en bijeenkom- sten. Vanaf 1946 kwam hierin verandering door Beths aanstelling. Langzamerhand volgden ook andere universiteiten. Er was ook weerstand hiertegen. Deze culmineerde bij veranderingen binnen het academische bestel van na de oorlog. Het waren vooral de literair-historisch ingestelde filosofen, die niet erg gelukkig waren met dergelijke ingrepen. Beth zou gedurende deze gehele periode een rol als voorman van de te- genovergestelde partij spelen. Hij probeerde niet alleen methodologie ingang te laten vinden, maar ook de interactie tussen diverse wetenschapsgebieden uit te breiden. Zijn grote kans kreeg hij bij de voorbereiding tot en instelling van de centrale interfacultei- ten aan de Nederlandse universiteiten. Beths bezigheden op dit terrein zullen derhalve een leidraad vormen in deze sectie. Voor het begrip van Beths bezigheden met betrekking tot de Nederlandse academi- 3 sche filosofie is het voor het betere begrip van belang om vanuit een verder verleden de hoofdlijnen voor de ontwikkeling van de academische filosofie te geven. Het valt op dat WWII een belangrijk breekpunt vormt: na WWII wenst men, net als bij zoveel an- dere vakken, te komen tot een nieuwe opzet voor filosofie binnen de universiteit. Deze vernieuwing in het onderwijs en onderzoek had Beth derhalve mee bij zijn pogingen om logica, wetenschapsfilosofie en wetenschappelijke filosofie in te brengen. Men kan derhalve spreken over de periode voor, tijdens en na de onderwijsvernieuwingen. In het geval van Beth zal het dus vooral gaan om ‘tijdens’. Om het nodige begrip hiertoe te verkrijgen zal er eerst toe worden overgegaan om summier aandacht te schenken aan de periode vanaf 1800 tot WWII. Men ontkomt er daarbij niet aan om ook aandacht te schenken aan wat men onder op de universiteit te onderwijzen filosofie verstond. Daarna kan men beginnen met de vernieuwingen. Enkele trefwoorden, die men in deze sectie kan tegenkomen zijn: logica, metho- dologie, wetenschapsfilosofie en wetenschappelijke filosofie. Met logica wordt hier de huidige, mathematische logica bedoeld. Met methodologie sec bedoelde Beth een methodologie zonder de mogelijkheid tot een wijsgerige verdieping. Onder weten- schapsfilosofie een methodologie met een wijsgerige verdieping. En tenslotte weten- schappelijke filosofie als filosofie die beoefend wordt met de eisen, die men verder ook aan de andere wetenschappen stelt. Deze verschillen zijn nog steeds actueel, ook bij de vormgeving van wetenschappelijke organisaties. Men kan hiertoe verwijzen naar de discussie in Hodges (2012) i.v.m. het voortbestaan van de DLMPS.1 Daar gaat het o.a. over de naam van de DLMPS, en in het bijzonder over de M van ‘Methodology’ en de PS van ‘Philosophy of Science’. Wat valt onder het een, wat valt er onder het an- der, verschillen ze wel van elkaar? Scientific Philosophy blijft bij hem als term buiten beschouwing, maar wordt indirect ten dele behandeld. Wiskunde. Na de oorlog kreeg in Nederland de universitaire wiskunde met een ont- wikkeling te maken, die verschilde van de wijze, waarop dit vak vo´or´ de oorlog be- dreven werd. Naast de zuivere wiskunde kwam nu in sterkere mate dan voorheen de toegepaste wiskunde op. In deze lijn lag het stichten van het Mathematisch Centrum en de uitbreiding van vakken, zoals die gegeven werden binnen het Mathematisch Insti- tuut aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Heyting had na de oorlog, en bij de pensionering van Brouwer in 1951, in sterkere mate dan Beth te maken met de Amsterdamse universitaire wiskunde. Hij was ook enige tijd directeur van het Mathe- matisch Instituut. Niet onvermeld kan blijven dat hij ook, zij het voor een korte wijle, de directie van Beths Instituut voor Grondslagenonderzoek op zich heeft genoemen. Zowel van filosofische alsook van wiskundige en natuurkundige kant had Beth met tegenstand te maken in verband met het door hem te ontwikkelen vakgebied. Onder- meer om de positie van zijn vak veilig te stellen zette hij zijn Instituut voor Grondsla- genonderzoek en Philosophie der Exacte Wetenschappen op. Hierdoor werd het ook gemakkelijker om mensen uit te nodigen en een netwerk van bevriende geleerden op te bouwen. Met het Instituut voor Grondslagenonderzoek hangen derhalve nog twee hoofdstukken samen. Het ene is het d.m.v. dit instituut afgesloten contract met Eu- ratom. Het andere omhelst Beths buitenlandse netwerken en de perioden dat hij in de VS werkzaam was. 1Division of Logic, Methodology and Philosophy of Science. 4 Euratom-project. Er wordt hier uitvoerig ingegaan op Beths contract met Euratom. Dit was voor Nederland de eerste keer dat er gerelateerd aan logica en de daarom heen hangende kengebieden een over een aantal jaren heen lopend contract voor on- derzoekswerk met een aantal projectmedewerkers werd afgesloten.