<<

' Vr:r'jonschot

NATUUR EN LANDSCHAP IN RODEN-

P^ natuurmonumenten Noordereinde 60, 1243J J 's-Graveland.Telefoo n 035-62004 Pi NATUUR ENLANDSCHA P INRODEN-NOR G - Eenbli k opd e toekomst-

Ir.J .Gorte r

's-Graveland, februari, 1988 Vereniging totBehou d van Natuurmonumenten inNederlan d INHOUDSOPGAVE pag_, VOORWOORD 1 SAMENVATTING 2 1. INLEIDING 3 2. BELEIDSKADER 5 2.1 Inleiding 5 2.2 Het Structuurschema natuur- en landschapsbehoud 5 2.3 Het Streekplan Noord- 7 3. BOUWSTENEN VOOR EEN VISIE OP DE ONTWIKKELING VAN NATUUR EN LANDSCHAP 10 3.1 Inleiding 10 3.2 Hydrologie 10 3.3 Gradiënten 19 3.3.1 Algemeen 19 3.3.2 Macrogradiënten 19 3.3.3 Microgradiënten 21 3.4 Ecologische infrastructuur 24 3.4.1 Inleiding 24 3.4.2 Amfibieën en reptielen 25 3.4.3 Bosvogels 29 3.4.4 Overige indicatorsoorten 32 3.4.5 Conclusies 39

4. LANDBOUW, NATUUR EN LANDSCHAP 41 4.1 Doelstellingen vanuit natuur, landschap en cultuurhistorie 41 4.2 Doelstellingen vanuit de landbouw 45 4.3 Natuur en landbouw: afstemming 45 4.4 Oplossingsrichting 46

5.VISI E OP DE ONTWIKKELING VAN NATUUR, LANDBOUW EN LANDSCHAP 53 5.1 Algemeen 53 5.2 Het gebied rond 55 5.2.1 De Tempelstukken 57 5.2.2 De hooilanden 58 5.2.3 Norgeres en Landgoed Tonckens 58 5.2.4 De bossen 60 5.2.5 De bovenlopen 60 5.3 Hazematen-Achterste Stukken-Broeklanden 61 5.4 Het potkleigebied rond Roden 63 5.4.1 Bossen en beplantingsstroken 63 5.4.2 Polder Zuidermaden en Natuurschoon/ Toutenburgersingel/Maatlanden 66 5.5 Het Leekstermeergebied 66 5.6 Realisatie 70

6. VOORSTELLEN VOOR NADER TE VERRICHTEN NATUURTECHNISCH ONDERZOEK 71 6.1 Algemeen 71 6.2 Hydrologisch onderzoek 71 6.3 Overig onderzoek 73 ßaa- LITERATUUR 74

BIJLAGEN I Aanbevelingen per deelgebied uithe t NWC-advies enhe t Advies landschapsbouw II Verslag gesprek metE .va nWijland , landinrichtingsdienst IIIKwantitatiev e gegevens over effecten van oppervlakte en isolatieui td e literatuur IV Algemeneprincipe s voorhe t ontwerpen en dimensioneren van beplantingsstroken

KAARTBIJLAGEN I Gewenste ecologische hoofdstructuur II Inrichtingsschets potkleigebied

IB5/NA/JG/GB/WvB/2.88 VOORWOORD

Het voor u liggende rapport isgeschreve n inopdrach t vand e Vereniging totBehou d vanNatuurmonumente n inNederland . Bijdez e wil ik iedereendanke n dieheef tbijgedrage n aand e totstandkoming vandi t rapport,me tname : Harry Berg,Joa n Hofman,Arje n vanHarten ,Der k deGroot , Agnes vand eVijver ,Quiri n Smeele,Be n Helming,Ja n van Dalen,Har m Piek,Klaa sVoetberg ,Ja n Bosch enFran s Blanckenborg.

's-Graveland, december 1987 JanGorte r -2-

SAMENVATTING

Doel vandi t rapport iso m richtingen aan tegeve n voord e ontwikkeling vannatuu r en landschap inhe tkade r vanhe t landinrichtingsproject Roden-Norg,e nwe l zodanig dat eroo k voor de landbouw end e recreatie ontwikkelingsmogelijkheden zijnteneind e de realiseringskansen vanhe t project te vergroten. Tedie n einde isstudi e verricht naar dehydrologisch e en bodemkundige situatie alsbasi s voorhe t aangeven van kansrijke gebieden voor natuurontwikkeling ennaa r de verbreidingsmogelijkheden voor eenaanta l diersoorten (t.b.v. een functionele ecologische infrastructuur).D e aanbevelingen diehierui t naar vorenkome n zijn tesamen met deaanbevelin ­ genui the tNWC-advie se nhe t Advies landschapsbouw verwerkt totdoelstellinge n voor deontwikkelin g vannatuu r en landschap.Dez edoelstellinge n leveren inhoofdstu k 4 incom ­ binatie met landbouwkundige doelstellingen eenoplossings ­ richting gebaseerd opee ngoed e onderlinge afstemming vanme t name natuurfuncties en landbouwkundige functies vanhe t gebied. Dit resulteert inhoofdstu k 5 inee npla n met een aantal uit­ werkingen voor deelgebieden. Inhe tpla n wordt een aantal grotere gebiedenbegrens d die mede doorhu nhydrologisch e kenmerken kansrijk zijn voor natuurontwikkeling.Daarnaas t wordt voorgesteld om inhe t overige gebied eenpatroo n vankleiner e natuur-e n landschap­ elementen tehandhave n danwe laa n tebrengen ,gerich t op vergroting vand eherkenbaarhei d vand edivers e deelgebieden eno pee n ecologisch gezond functionerend landschapssysteem. -3-

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

Voor degemeente n Roden enNor g isee nherinrichtingsprojec t gestart.D ebi jd eplanvoorbereidinge n gebruikelijkevie r sectoradviezen zijn inmiddels uitgekomen:he t Landbouw­ structuuradvies,he t advies Openluchtrecreatie,he t advies landschapsbouw enhe t adviesNatuur ,Landschap -e nCultuur ­ historie (hetNWC-advies) . Deze adviezen geven,el k vanuit deeige n invalshoek,global e lijnen aanvoo r de toekomstige gebiedsontwikkeling. Vanuit departiculier e natuurbescherming bestaat debehoeft e om inee nvroe g stadium metmee r uitgewerkte ideeën tekome n voord ewenselijk e ontwikkelingsrichting vannatuu r enland ­ schap.Daarto e werd reeds in 1984ee nNot a uitgebracht: "Roden-Norg,d eontwikkelin g vaneenGrot eLandschapseenheid" . Dit rapport vormtéénnader e uitwerking vand egenoemd enota . Een eerstedoe l vandi t rapport iso m niet alleen inconser ­ verende zinprioriteite n vast testellen ,maa r ooko m constructief mee tedenke n over de mogelijke ontwikkeling van nieuwenatuurwaarden .Landinrichtin g blijkt ind epraktij k nog nog weinig alsgelegenhei d teworde nbenu t omgerich t nieuwe natuurwaarden toet evoegen .Di t is jammer,voora l omdat veel landschappen vóórd e landinrichting wordengeken ­ merkt door oudeecologisch e envisueel-ruimtelijk e structuren die inee nbepaal d degradatiestadium verkeren.Ee n land­ inrichting kanbijdrage n aanhe tbenodigd eherste l of aand e gewenste ontwikkeling. Uithe t feitda t vele ruilverkavelingen stroomversnellingen vormden ind eafbraa k vanoud e landschappelijke enecolo ­ gische structurenka n wordengeconcludeer d dathe t zinvol is omoo k vanuit natuur en landschap mee tedenke n metd e ont­ wikkelingen teneinde deze inee n meer gewenste richting te leiden. Een tweede doel vandi t rapport iso md e aanbevelingen en planvoorstellen uithe tNWC-advie s enhe t Advies landschaps­ bouw inéé nvisi e samen tebrenge n ennade r uit tewerken . Daarbijzij nm.n .dri e ingangen voor natuurontwikkeling toegevoegd: - hydrologie -kansrijk e abiotische gradiënten (t.g.v.hydrologie , bodemopbouw). - ecologische infrastructuur Vooruitlopend opd eplanvormin g door de Landinrichtings Commissie wordt ind eplanvoorstelle n zoveel mogelijk rekening gehouden methe tLandbouwstructuuradvies .Hierbi j wordt geprobeerd omme t name landbouw ennatuu r zodanig ten opzichte vanelkaa r teordene n dat waar mogelijk eenposi ­ tievebeïnvloedin g plaatsvindt c.q. negatieve invloedenwor ­ denvermeden . Het rapport isal svolg t opgebouwd: Hoofdstuk 2geef t een samenvatting vanhe t nationaal enpro - -4-

vinciaalbeleidskade r voor dit landinrichtingsgebied. Inhoofdstu k 3worde n een aantal landschapsecologische samenhangen geanalyseerd aand ehan d vanhydrologisch e relaties,bodempatrone n (gradiënten)e nbiotisch e relaties (ecologische infrastructuur).Hierui t wordenaanknopings ­ punten voor natuurontwikkeling afgeleid. Inhoofdstu k 4worde n opgron d vannationaa l en provinciaal beleid,alsmed e opgron d vand e aanknopingspunten vanuit dit rapport end ebeleidslijne n zoalsneergeleg d ind e deeladviezen,sectoral e wensen voor natuur en landschap geformuleerd.Dez e wordengeconfronteer d metd e land­ bouwkundige wensen,resulteren d inee n oplossingsrichting. Hoofdstuk 5beva the tplan ,uitgewerk t voor een aantal deelgebieden. Hoofdstuk 6beva t aanbevelingen voor nader onderzoek. Voor eenbeschrijvin g vanhe thuidig e landschap wordt (ter voorkoming vandubbe lwerk )verweze n naarhe tNWC-advie se n het Advies landschapsbouw. -5-

HOOFDSTUK 2 BELEIDSKADER

2.1 INLEIDING Richtinggevend voor deplanvormin g voor de landinrichting Roden-Norg zijn volgenshe t Structuurschema Landinrichting o.a.he t Structuurschema Natuur-e nLandschapsbehou d (SNLB), het Streekplan end edeeladvieze n (zie Structuurschema Landinrichting,Dee lD ,blz . 61).Daarva n vormenhe t SNLBe n het Streekplanhe t ruimerekade r dat indi thoofdstu kbespro ­ ken wordt.D edeeladvieze n geven inhoudelijk een invulling aanda tkader .Dez e zullen inhoofdstu k 4besproke n worden. Het gaat indi thoofdstu k niet zozeer omhe t opsommen vand e belangrijkstedoelstellinge n uithe t SNLB enhe t Streekplan (daarvoor wordt verwezen naarhe tNWC-advie s enhe tAdvie s landschapsbouw),maa r vooralo md e interpretatie.

2.2 HETSTRUCTUURSCHEM A NATUUR-E N LANDSCHAPSBEHOUD (INTERPRETATIE) Inhe t structuurschemaNatuur -e nLandschapsbehou d (SNLB) wordthe t door derijksoverhei d vastgestelde beleid omschre­ ven. Het gebied rond Roden enNor g wordt inhe t SNLB o.a. aangeduid als Grote Landschaps Eenheid (GLE). Het GLE-beleid isgerich t opd e instandhouding vanhe talge ­ helekarakte r end e samenhangen tussend eruimtelijk eeenhe ­ dene nhe tbehou d vand e ecologische,cultuurhistorisch e en landschappelijkewaarde n vandi e ruimtelijke eenhedenafzon ­ derlijk.He t is zinvolo mme t name aandez e beleidscategorie aandacht tebestede n omdatblijk t dathe t GLE-beleid zich leent voor meerdere interpretaties:d e beleidsconsequenties zijnonduidelij k (Huisman enScheepstra , 1986).

Zosignalere n Huisman enScheepstr a vier verschillende stra­ tegieën om inhoud tegeve n aanhe t GLE-beleid,waarva nme t named e volgende twee ind epraktij k inmiddels veelvuldig worden gevolgd: - Erka ngestalt e wordengegeve n aanhe t GLE-beleid middels het toekennen vanprioriteite n aandoelstellinge n t.a.v. natuur-e n landschapsbehoud tenkost e van landbouwkundige doeleinden.Dez e wordengerealiseer d door een laag inrichtingsniveau tesamenme t de toepassing vand e Relatienota voor een uitgebreid gebied.Dez e visie spreekt vaak uitNWC-adviezen . -Daarnaas t kan aanhe t GLE-beleid gestalte worden gegeven middelshe t toekennen vanee n evenredig belang van doel­ stellingen t.a.v.natuur -e n landschapsbehoud en landbouw. Deze worden gerealiseerd door eenhoo g inrichtingsniveau tesamen met eenveela lbeperkt e Relatienotatoepassing.Dez e visie spreekt vaak uitd eAdvieze n landschapsbouw end e Landbouwstructuuradviezen. Deze tweebovengenoemd e strategieën komen vaak tegenover elkaar testaan .Oo k inRoden-Nor g kan zulksgebeuren .Da t -6- brengthe t gevaar met zichme e dathe tbegri p GLEee n "cover-begrip" wordt:ee nbegri p dat door elke belanghebbende partijword t aangehaald omd eeige n oude argumenten kracht bijt e zetten.Daarme e wordt echter voorbijgegaanaa nd e eigen specifieke doelstellingen vanhe t GLE-beleid.Centraa l indez edoelstellinge n staat immershe tbegri p samenhang,to t uiting komend ind e aandacht voor: - landschapsecologische relaties (hydrologische enbiogeogra - fischeprocessen) ; - cultuurhistorische envisueel-ruimtelijk e samenhangen (karakteristieke verschillen tussend e aanwezige landschapstypen). Ook zijn inhe t gebied andereprioriteitscategorië nva nhe t SNLB vanbelan g teweten :d eGrot eEenhei d Natuur (G.E.N) Fochteloërveen,d eBeekdale n end eGanzen - enWeidevogel - gebieden. VanuitNatuurmonumente n bezienkunne n de volgende conclusies worden getrokken uithe t vastgestelde rijksbeleid: - Ind eplanvormin g moet metnam e aandez e samenhangenaan ­ dacht wordenbesteed .D e instrumenten moetenda n vervolgens ophe tbehou d vandez e samenhangen worden gericht.Di t zal onvermijdelijk totee nander e strategie leidenda nd e twee bovenbeschreve n Strategien.I ndez e stategie wordtme t allebelange n rekening gehouden.D e volgende kenmerken maken erdee l vanuit . -D eplanvormin g zalee nge'integreerd e aanpak dienen teheb ­ ben.Naas t doelstellingen voor natuur-e n landschap zal aandachtbestee d dienen teworde n aan landbouwkundige doelstellingen,vanui the t gezichtspunt dathe t onmogelijk iso mecologisch e visueel-ruimtelijke en cultuurhistorische samenhangen tebehoude n alsd eoplossinge n niet voor alle sectoren acceptabel zijn,m.a.w .al s eenbijbehorend e func­ tionele invulling ontbreekt. - HetGLE-belei d zal zichderhalv e niet ind e eersteplaat s dienen tekenmerke n doorhe t tegenhouden van ingan g zijnde ontwikkelingen,maa r doorhe t zorgvuldig sturendaarvan .E r zijnbinne nbepaald e randvoorwaarden ontwikkelingenmoge ­ lijk. - Het GLE-beleid zaloo k watbetref t natuur-e n landschap aangegrepen dienen teworde n omgerich t bepaalde land­ schapsecologische ecologische envisueel-ruimtelijk e samenhangen teherstellen ,t e versterken of toe tevoegen . Dedoelstellin g "behoud vanbestaand e waarden"blijk t ind e praktijk veelalnie tkrachti g genoeg om een versnelde afbraak vanhe t oude cultuurlandschap tegen tegaan . - Eennader e uitwerking vanhe t GLE-beleid zal inhe t kleinschalig landschap van Roden-Norg inhoudelijk nietkun ­ nen resulteren inee n te sterke scheiding van functies.D e waarden end e samenhangen inhe t gebied zijndaarvoo r te zeer verbonden metd egrot e mate van ruimtelijkever ­ wevenheid van landbouw ennatuur . Bijgevolg zald e natuurbescherming zichnie t alleendiene n teconcentrere n op reservaatsgebieden, maar veeleer opee n gebiedsdekkend plan waarbij inel k deelgebied waarden hersteld,behoude n of versterkt worden.Ee nuitgebalan - ceerde integratie van functies,gerich t op specifiek te ontwikkelen natuurwaarden, isdaarbi jbelangrijk . Randvoorwaarde lijkt thans reeds temoete n zijnda the t inrichtingsniveau niet tehoo g kanzijn . -Wa t betreft dewerkwijz e ishe t ind e eersteplaat swen ­ selijk omd e landbouwkundige ontwikkelingen te laten sporen metd eontwikkelin g vannatuur -e n landschap.Daarbi jzij n devolgend e twee ingangendenkaa r: .He t inventariseren van landbouwkundige wensen.Vanui t de GLE-gedachte dient dannie t teworde n uitgegaan vanalge ­ mene landbouwkundige normen,maa r van individuele wensen opbedrijfsnivea u teneinde landbouwkundig niet zwaarder int egrijpe n dan strict noodzakelijk is.He t onderzoek o.l.v.Hajem a ishiero p gericht enverdien t op enigerlei wijze een uitbreiding.Di t kan leiden tot kleinschalige creatieve oplossingen.D evormin g van relatienotagebieden verdient daarnaast aandacht. . Het inventariseren vanwense n vanuit natuur-e n landschap enhe t aangeven van wenselijke ontwikkelingsrichtingen in samenhang met landbouwkundige ontwikkeling.Di t rapport isbedoel d als eenaanze thiertoe .

2.3 HET STREEKPLAN NOORD-DRENTHE (INTERPRETATIE) Het Streekplan Noord-Drenthe omvathe t recent vastgestelde provinciale beleid.D e streekplancategorieën voorhe t buitengebied (zie fig.1 )geve n globaal aan inhoeverr e natuur- en landschapsdoelstellingen boven-,neven -o f ondergeschikt zijnaa n landbouwkundige doelstellingen. Gesteld wordt inhe t Streekplan dathe tNatuurbehouds - instrumentarium vooral (maar niet alleen) zalworde n ingezet ind e categorie 3gebiede n (agrarisch gebied methog e land­ schappelijke en natuurwetenschappelijke waarde).

Wat opvalt isda the t Streekplan sterk behoudsgericht iswaa r het gaat over natuurwaarden.He t lijkt echter welmogelij k om ook nieuwe ontwikkeling van landschaps-e nnatuurwaarde n mid­ dels landschapsbouw resp.natuurtechnisch e milieubouw te relateren aanhe t Streekplan.All e categorieën biedendaa r ruimtevoor . De taakstelling voor natuur-e n landschapsbouw zalhaas t wel zeker vergroot dienen teworden ,wille nd enegatiev eecolo ­ gische effecten vanplaatselijk e agrarische intensivering gecompenseerd worden.Di t geldt met name voor de categorieën 2A, 2Be n 3. Ind euitwerkin g vandeelgebiede n (hoofdstuk 7) zalhieraa n nader inhoud wordengegeven . Inhe t Streekplan isgee n ofonvoldoend e aandacht geschonken aan landschapsecologische relaties (bv.grondwaterstromingen) . Hierdoor ontstaan opvee lplaatse n tegenstrijdigerichtlijnen . Enerzijds mogen ind ebeekdale n denatuurwetenschappelijk e waarden niet worden aangetast,anderzijd s kand e inrichting vanaangrenzend e gebieden (o.a.he tplatea u vanLangelo )wor ­ denaangepas t aand e eisen vand e landbouw,me t inbegripva n dewaterhuishouding . Het zalduidelij k zijnda t dezericht ­ lijnen tengevolg e vand ebestaand e grondwaterstromingen niet samengaan. RODEN-NORG STREEKPLAN NOORD-DRENTHE198 6

033213 Agransch gebed M

| >r/t '; "]Agrarisc h gebied met landschappelijke waarde ( 2A )

ËSSSoSl Agrarisch gebied met landschappetijK e waarde I 2B )

Agwnsth gebied met hoge landschappelijke en natuurweten petijke waarde ( UIBo s (net meervoudige tunkt«, bos met accent opnatuur , en natuurgebied

Fig.1 .Streekplankaar t (Uit:Landbouwstructuu r advies Roden-Norg 1987) -9-

Plaatselijk zijnvoo rhe tbehou d vand e natuurwaarden vanhe t beekdalsysteem randvoorwaarden nodig metbetrekkin g totd e bemesting vanbovenstroom s gelegen gebieden (o.a.Evert se n DeVrie s 1986;Va n Zadelhoff 1986). Inhoofdstu k 4word t opkaar t aangegeven waar dithe t geval is (fig.26) . Niet alleendoo r een laag inrichtingsniveau zal recht kunnen worden gedaan aangenoemd ehydrologisch e randvoorwaarden, maar ook door eenpassen d beheer,d.w.z .ee naanpassin g van het grondgebruik.D e inrichting kan ookhiervoo r eenkade r bieden. -10-

HOOFDSTUK 3BOUWSTENE NVOO RD EONTWIKKELIN G VANNATUU RE N LANDSCHAP

3.1 INLEIDING Opgron d vand edoelstellinge n uithe t Structuurschema Natuur-e nLandschapsbehou d kangeconcludeer d worden dat met namegrot eaandach tbestee d dient teworde n aanhe tbehoud , herstel enontwikkelin g vanbelangrijk e landschapsecologische relaties,temee r daar inhe t Streekplan eenbelei d dathiero p gericht isno g niet uitgewerkt is. Dithoofdstu k isero pgerich t omd ebelangrijkst elandschaps ­ ecologische relaties te inventariseren,alsmed e de mogelijk­ heden voor natuurbehoud enontwikkelin g die daaruit voortkomen.Geïnventariseer d engeïnterpreteer d worden achtereenvolgens "hydrologische relaties" (alsbasi s voord e voorkomende levensgemeenschappen),"gradiënten " (alsextr a soortenrijke zones inhe t landschap)e n "ecologische infrastructuur" (als ingango m tot eengewenst e configuratie vanecotope n te komen).

3. 2 HYDROLOGIE Inee ngroo t deelva nhe t gebied Roden-Norg wordend enatuur ­ waardenbepaal d doord ehydrologisch e situatie.Da t geldt voornamelijk voor denatt e lagedele nva nhe t gebied (het Leekstermeergebied end ebovenstrooms e beekdalen)alsmed e voordi edele n waar ondoorlatendebodemlage n dicht onderhe t oppervlak komen (metnam ehe tpotkleigebie d rond Roden enhe t keileemgebied rond Norg). Een recent uitgevoerd ecohydrologisch onderzoek geeft inzicht ind ehydrologisch e beïnvloeding van vegetaties (Evertse nD eVries , 1986). Hieruit kunnen aanknopingspunten voor natuurontwikkeling wordenafgeleid . Inhe t rapport zelf gebeurt dat slechts zeer tendele . -Ui the t onderzoek blijkt datd e soortenrijkdomva nd e laaggelegen graslandvegetaties alsmede vand e sloot-e n oevervegetaties insterk emat e afhankelijk zijn vankwel . Hetkwelwate r blijkt vanple k totple k van een anderekwa ­ liteit (chemische samenstelling)t e zijn,a l naar gelang de verblijftijd ind egrond . - Eenaanta lgebiedsdele n staanonde r invloed van metkal k (calciumbicarbonaat)verrijk t kwelwater uitdiep ewater ­ voerende lagen (zie fig.2) .He tbetref t hier (nog)schoo n water uithe t regionalehydrologisch e systeem,da t met name ind e middenloop naarbove nkomt .D euniek e schraalland complexen vand eHazemate n zijno.a .afhankelij k vandez e stromingen.Vaa k ontstaan ind edoo r diepkwelwate r be'invloedegebiede n zeerkleinschalig e overgangen tussen vanondere nkomen dkalkrij k kwelwater enva nbove nkomen d zuur regenwater hetgeend e soortenrijkdomva nd e vegetaties indez e gebiedenno g aanmerkelijk kanvergrote n (Grootjans 1986). -11-

Stromingsrichting grondwater uit het regionale systeem Stromingsrichting grondwater uit het subregionale systeem (benadering) Stromingsrichting grondwater uit het lokale systeem (benadering)t Belnvloedingsgebied grondwater uit het regionale systeem Belnvloedingsgebied grondwater uit het subregionale systeem Belnvloedingsgebied grondwater uit locale systemen Fig. 2. Globale invloedsgebieden van locale, subregionale en regionale kwelwatersystemen (naar Everts en De Vries, 1986) -12-

Vaakkome nbinne n dezedoo r regionalekwe lbeïnvloed e gebieden en langsd e randenhierva n gebiedsdelen voor die door meer lokalekwelstrominge nworde nbeïnvloed ,waardoo r dediversitei t aanvegetatietype n toeka n nemen (alshe t onvervuilde kwelstromen betreft).Di t iso.a .he t geval in het natuurgebied deHazemate n (Grootjans 1986). - Eenaanta l andere vegetaties staanonde r invloed van toestromend kwelwater uitmee r aangrenzende gebieden (het subregionale systeem), met eenmiddellang e verblijftijd in degrond ,enigszin s verrijkt metkalk .He tbetref thie r metnam e debeekdale n enbeekdalrande n rondhe tplatea u van .Vanweg ed e relatiefkort e verblijftijd kandi t water landbouwkundig wordenbeïnvloe d doorbemestin g inhe t inzijgingsgebied (hetplatea u van Langelo).Dez ever ­ vuiling,di e inhe t reservaat deBroeklande n overigens al isvastgesteld , zorgt ervoor dat devoo r dit watertypeken ­ merkende natuurwaarden onder druk komen testaan .He tgaa t hier om intussen vrijwelverdwene nblauwgrasland-achtig e en heischrale vegetatietypen (resp.Junco-molinio ne nViolio n caninae). -D e laatste categoriekwelgebiede n staat onder invloed van zeer lokale,zur eoppervlakkig e kwelstromen met eenregen ­ water karakter.Dez egebiede n zijn zeer gevoelig voorver ­ vuiling inhe t nabijgelege n inzijgingsgebied.Di t geldt o.a.voo r dekwelgebiede n langsd e rugEen-Steenbergen ,d e bovenloopjes vand e Slokkert enhe tOostervoots e diep,e n delenva nhe t Leekstermeergebied.Doo r het grillige karakter van lokale stromingen zijn ze inee n aantal gevallen moeilijk vast testellen .Di t geldtbv .voo rd e situatie inhe t potkleigebied enhe t Leekstermeergebied, waar deze stromingenbepaal d wordendoo rhe t zeer grillige patroon vand eondoorlatend e lagen ondiep ind e ondergrond. Waar depotkle i plaatselijk ooit isweggeërodeer d kan zelfs sprake zijnva n "kwelvensters"waardoo r zeer plaatselijk kwel uithe t regionale systeem aand eoppervlakt ekomt . De meestwaardevoll e vegetaties worden aangetroffen in gebiedendi eworde nbeïnvloe d door kwelui the t regionale en subregionale systeem end eovergange n daartussen.He tgaa t hier behalve omd e eerder genoemdeblauwgraslande n en heischrale vegetaties ook omdotterbloemhooilanden ,vegeta ­ ties vangrot e enklein e zeggesoorten,eventuee l verrijkt met eenaanta l soorten vanhe tknopbiesverbond . Ook sloot-e n oevervegetaties kunnen totdez e typenbehoren .D ekwelwater ­ invloed zal zich inhe t laatstegeva lgoe d ind e vegetatie kunnen manifesteren als zichverlandingsstadi akunne n ont­ wikkelen. Ind e interpretatie vanhe t onderzoek (fig.3 )zij nal s kansrijke gebieden voor schraallandontwikkeling aangegeven: - gebieden onder invloed van schoonkwelwate r uithe t regionale systeem (deHooilanden ,dele n vand eEener -e n Langeloërstukken,d eAchterst e Stukken end eHazematen ,e n delen vanhe t Leekstermeergebied, corresponderend met landschapseenheden 2D,3 Awest ,3B ,5 Be nui the t ecohydro- logisch onderzoek (zie fig.4) .Omda the tkwelwate r uithe t regionalehydrologisch e systeem (nog)schoo n is,zij nd e -13-

kernenva nd egebiede n waar dit typekwelwate r dagzoomti n principe gevrijwaard vanvervuil d grondwater.He tdichter ­ bijgelege n inzijgingsgebiedheef thie r geen invloedop . - gebieden onder invloed vankwelwate r uithe t subregionale systeem enovergange n naar de algenoemd e gebieden. Hieronder valt een ring vanbeekdalgronde n rondhe t plateau vanLangelo :Peestermaden ,Tempelstukken ,d e beekdalrand bijd eEener -e nLangeloërstukke n end eBroeklanden , corresponderend met landschapseenheden 2A,6A , 3Aoost , 2C zuid,e n 2Bui the t ecohydrologisch onderzoek (zie fig.4) .Me t namedez e gronden zijngevoeli g voorver ­ vuiling vankwelwaterstrome n inhe t inzijgingsgebied.Dez e potentieel endeel s actueel waardevolle beekdalsituaties dienenva n schoonkwelwate r verzekerd te zijn.Di thoud t in dat ook de inzijgingsgebiedenbescherm d moetenworden . Daartoe zijnd ebetreffend e inzijgingsgebieden voorzover mogelijk envoorzove r het lokale en subregionale systemen betreft in fig.3 weergegeve n (legenda eenheidB) . - Overige gebieden met "kwelafhankelijkewaarden" .Hoewe ld e potenties vandez e gebieden voor soortenrijke vegetaties minderhoo g zijn,verdiene n dezegebiede n de aandacht:d e waarden die er momenteel tevinde n zijn,zij n afhankelijk vand e samenstelling vanhe t toestromend grondwater.He t is uitdie nhoofd e belangrijk om verdergaande ontwaterings- maatregelen indez e gebieden end eernaas t gelegen gebieden tevoorkomen .T e meer isdi tbelangrij k om eencompartimen ­ tering vanhe tbeekda l ingedeelte n methoofdfuncti e 'landbouw'e ngedeelte n methoofdfuncti e 'natuur't e voorkomen. Zowelui t landschapsvisuele als uit landschap- secologische motieven ishe t gewenst omd ebeekdale nal s een samenhangend systeem tebehandele n (legenda eenheidC) .

De interpretatie gaat ervan uit dat inall e aangegeven kans­ rijke gebieden onbemestegraslande n zullen worden ontwikkeld. Dit zalechte r geziend e mogelijkhedenva nd e relatienota niet steedshe t gevalkunne n zijn.I nda t geval moet een prioriteitstelling wordenaangelegd .Dez e zoue r alsvolg t uitkunne n zien: 1.D eomgevin g vand eHazematen ,d eBroeklande n end e Achterste Stukken vanwege deevident ehuidig e zeerhog e waarden. 2.He toostelijk e deel vand epolde r (landschapseenheid 5B).Di t gebied onderscheidt zichva n het meer westelijk gelegen gebied (landschapseenheid 6A) doorhe t vóórkomen vankalkrijk ekwe l uithe t regionale systeem.Enkel e schraallandfragmenten tonen terplekk eee n deel vand epotentie saan . -it-

FIG.3. INTERPRETATIE ECOHYDROLOGISCH ONDERZOEK mi Kansrijke gebieden voor schraallandontwikkeling WÊÉ Te beschermen inzijgingsgebied ?? ? Inzijgingsgebied onduidelijk fvr^ Overige gebieden met kwel- afhankelijke waarden -15-

— . — BLOKGRENS —— — —— ONOERZOEKSGRENS

d-7-~~Z SITUATIC DOORSNEDEN

LANOSEHAPSGRENS

KOOE TYPERING ITOPONICMENI

IA BOVENLOOP 20NOER KWELINOlKATlE INIJMAOE . ZUIOVEIOE . ZANOVOORT INORGI 19 BOVENLOOP VAN HOLPIJP {TUSSCHEN6RUGGENI IC BOVENLOOP VAN OUZENCKWBffONTElNKRUlO IPEEST NOORO -2UIOI

2AN0ORU MOOENLOOP VAN VELDRUS EN OUIZENOKNOOPfONTEINKRUlO INIJLANOSEWEGI 2A2UIO MOOENLOOP VAN VELORUS tPEESTIR WEHANOfNI 78 MIOOENLOOP VAN LIESGRAS ITÉHPELSTUKKE N OC SLOKKER! I

JE ZUIO MOOENLOOP VAN MOERASZEÜGÉ EN DmZENOKNOOTWONTEINKRUlO (PEESTEW1AOEN zcNOono MOOENUWP VAN MOERASZIGGE IROEGHOORNI 20 MOOENLOOP VAN HOEBASZBSOr EN UESGRAS ITUSSCHENBRUGGEN• HOOILANOENI

JA OOST MOOENLOOP VAN KLEINE WATEREPPC EN OUIZENOKNOOPfONTEINKRUlO ILANGELOSCHE STUKKEN - 9R0EKLAN0EN I M WEST MOOENLOOP VAN KLEINE WATEREPPE EN BRONKRUIO IEENERSTUKKEN I ig MOOENLOOP VAN AODERWORTEL NOORDSE ZEGGE EN VELDRUS (ACHTERSTE STUKKEN- HAZEMATENI K MIOOENLOOP 20NOER KWELINOIKATIE ISTERRENBOSCHI

ut OVERGANG MOOENLOOP BENEDENLOOP VAN 8LAAS2EGCE I0E WEEMORSTI

SA BENEDENLOOP VAN NOOROSE 2EGGE I2UOERMA0EI SB BENEDENLOOP VAN LOSIENG (HET \*Ai - VOGELTJESLANO I SC BENEDENLOOP VAN HATERGRAS IPOLOER HATSIOOT ROOERWOLOE I 50 BENESENLUur VAN HOLPIJP SNAVEL2EGGE EN WATERVIOIIER IOE MJSTEROPOT . LEEKSTERMEER-OOSTZIJOEI SE ZTEKlEKitBtO inATSLOOTI

tA BENEDENLOOP VAN HOLPIJP EN KLEINE »TEREPPE CSANOEBUUR. MOQELVENNE« I IS BENEDENLOOP ZONOER KWEUNOIKATIE IOE BOLMfR T l

TOOS T POTK1ECEMO VANHOLPIJ P EN.ZWANEBLOE H IOMGEVING ROOERWOLOE I 7 WEST POTKLEIGESCO VANHOLPIJ P IJARRENS . NIE TAPI Fig. 4.Landschapsecologisch ekaar t op vegetatiekundige grondslag.Uit :Evert s enD eVries ,198 6 -16-

3.D eLangeloerstukken ,d eEenerstukken ,d eHoo ilanden ,d e Tempelstukken,D e Peestermadene nd ewestelijk e delenva n depolde r Matsloot-Roderwolde.He t isme td ehuidig egege ­ vens m.i niet goed mogelijk omhieri n nog onderscheid aan tebrenge n ingebiede n met meer of minder potenties.We l kunnen enkele onzekerheden enbeperkinge n wordenaangege ­ ven. Depotentie s vand e Peestermaden end e Tempelstukken dienen nader ontwikkeld teworden .D ekwelintensitei t van water uitdiep e watervoerende lagen lijkt aldaar nog gering. Depeilbuismetinge n ind ePeestermade n wijzen echter reeds opkwe l uithe t diepegrondwater .Nade r hydrologisch onderzoek isnodi g om tebepale n ofhe t mogelijk iso m m.b.v.peilverhogin g kwelvanui the tdiep e watervoerend pakket weer ind epercele n terug tekrijgen .N u treedt een dergelijke kwel ind eTempelstukke n alleen nog maaraan ­ toonbaar ind e slotenop . Debegrenzin g vand e tebescherme n inzijgingsgebieden isi n eenaanta l gevallen niet of slecht aan tegeven .Di t geldt in de eersteplaat s voorhe t gebied rondhe t Leekstermeer.D e hier optredendekwelstrominge n zijn zeer complex en lokaal kunnengrot everschille n inkwalitei t enkwantitei t vanhe t toestromend grondwater vóórkomen vanwege o.a.d e grillige potkleipatronen ind ebodem .Di t impliceert dat naderhydro ­ logischonderzoe k noodzakelijk iso maa n tekunne n geven welke inzijgingsgebiedenva n invloed zijno pd e teont ­ wikkelen schraallandgebieden.Wannee r onderzoek uitwijst dat de ligging vand e reservaten geengoed eperspectieve nbiedt , dienen er mogelijkhedengecre'ér dt eworde no md e lokatie te veranderen ofd eva nbelan g zijnde inzijgingsgebiedenalsno g effectief tebeschermen . Ind e tweedeplaat s isd e ligging vanhe t lokale ensubregional e voedingsgebied vand e Tempelstukken nog onvoldoende duidelijk.O p fig.3 i so p grond vand ebeschikbar e gegevens "deFledders "al s voorlopig voedingsgebied aangegeven.D ebegrenzin g hiervan isechte r nog vrijarbitrair .Oo khiervoo r isnade rhydrologisc h onder­ zoek noodzakelijk.D e voedingsgebieden vand e Peestermaden en vand eLangeloë r Stukken end eBroeklande n zijnbetrekkelij k nauwkeurig tebegrenzen .

Eenbelangrij k instrument omgebiede n voor schraallandont- wikkeling veilig te stellen isd e relatienota. Ms wed e interpretatie vanhe t ecohydrologisch onderzoek vergelijken metd e relatienotabegrenzing uitd evoorrangsin ­ ventarisatie (fig.5 )da n valt opda t debelangrijkst ege ­ bieden voor schraal-landontwikkeling binnen diebegrenzin g zijnopgenomen ,e nda t alle inzijgingsgebiedendaaro pontbre ­ ken.Da thoef t inprincip e niet erg te zijnwan t deze gebieden zouden ook opee nander e manier tebescherme n zijn (bv.doo rbebossin g inhe tkade r vanhe tlandschapsplan) . Er ontstaat echter wel eenrisic oda t alle relatienotagronden "opgaan "aa nd e laaggelegen gronden enda t andere middelen tekor t schieten omd ebenodigd e inzijgingsgebiedeno pd e hogere gronden effectief tebeschermen .D e natuurbescherming kan zichnie t tevreden stellen metbezittinge n die -ho ehoo g -17- dehuidig e waarden ook zijn - ind ehydrologisch e smeltkroes vanhe t gebied liggen.He t isdu sva ngroo tbelan g om ali n een zeer vroeg stadium opd egeschetst e samenhangen tewijze n endaa r claims aan teontlenen .Afgaand e opd epriori ­ teitsstelling kan opdez eplaat s algestel d wordenda t bescherming vanhe t noordelijk deel vanhe t plateau van Langeloabsoluu t noodzakelijk is. -18- -19-

3.3 GRADIENTEN 3.3.1 Algemeen Eengradiën t isee ngeleidelijk e overgang tussen uitersten (bv.klei-zand ,hoog-laag , zoet-zout,droog-nat) ,di e ontstaan isal sproduc t van zelfordening (Schroevers, 1982). Zeer veeldier -e nplantesoorte nblijke n nauwe relaties te vertonen metgradiëntsituatie s (Baaijens, 1986). Ook in Roden-Norg blijkt de verspreiding van veel soorten terugt e voeren te zijno pd e aanwezigheid vangradiënten .Evert se n deVrie s (1986)hebbe n aangetoond dathe t voorkomen vanvel e vegetaties enplantesoorte n inRoden-Nor g gerelateerd isaa n hydrologische gradiëntsituaties.Waarschijnlij k geldtdi too k voor veeldiersoorten . Dehuidig e natuurbehoudsstrategie is ineerst e instantieo p behoud vanbestaand e waardengericht .D e concepten "kansrijke gradiënten" (enoo k "ecologische infrastructuur")vestige n echter ook de nadruk opherste l enontwikkelin g vannatuur ­ waarden.Daarme e vormen zebelangrijk e concepten voor een toekomstvisie.A lnaa r gelanghe t schaalniveau kunnenmacro - enmicro-gradiënte n onderscheidenworden . 3.3.2 Macrogradiënten

Debelangrijkst e macrogradiënten worden,afgaand e op Baaijens (1986), gevormd door deovergange n vand ebeekdale n naar dehoger e gronden (zie fig.6) .E r issprak eva n verschillende overgangen: - overgang zand-klei en zand-veen -overgange nhoog-laa g - overgangen tussen inzijging enkwe l en tussen jonge ongerijpte kwel enoud egerijpte ,mineraalrijk ekwel . Opd emeest eplaatse n langsd ebeekdalrande n vallen deze overgangen samen,waardoo r dewaard eno g aanzienlijk wordt vergroot. Debelangrijkst evoorwaard e voorhe tbehou d vandez egra ­ diënten ishe tbehou d resp.he therste lva nd e uitersten aan weerszijden ervan. Uitersten als "hoog-laag"e n "zand-klei"kunne n zonder veel problemenbehoude nblijven .Ander s ligtdi t metvoedselarm e kernen en schonekwelstromen .Me t named ehoge r gelegenvoed - selarmeregronde ndi ehydrologisc h van invloed zijno pd e lagere gronden zijnvrijwe l zonder uitzondering landbouw­ gebiedenwaa r volgenshe t StreekplanNoord-Drenth e cultuur­ technische ingrepenplaat s zouden mogen vinden.He t Structuurschema Natuur-e nLandschapsbehou d hanteerthie r randvoorwaarden.Ui thoofd e vangradiëntontwikkelin g én bescherming vand ehuidig e "benedenstroomse" waarden, ishe t noodzakelijk omplaatselij k weer voor voedselarme onbemeste kernen te zorgen.Gezie nd e landbouwkundige belangen indez e gebieden zaldi tnie tgemakkelij k zijn. •20-

•— Kansrijke gradiënt >••— Kansrijke gradiënt,slecht s locaal aanwezig I^ïr]Prioriteitsgebiede n t.b.v. gradientontwikkeling O 2km

Fig.6 . Kansrijke ecologische gradiënten Naar: Baaijens 1986 -21-

Alse r eenkeu s gemaakt moet worden,kunne nhe tbest e gronden wordengekoze n voor gradiëntontwikkeling dieaansluite n bij de ind e vorige paragraaf genoemde kansrijke beekdalgedeelten voor schraallandontwikkeling,alsmed ebi jd edaarvoo r te beschermen inzijgingsgebieden. Hetplatea u vanLangel obied t o.i.hiervoor ,mee r nogda nhe t Leekstermeergebied, gunstige voorwaarden:He t grootste deel ervan isno g alsvoedselarm e kern tebetitelen ,e rkunne n door uitbreiding daarvan zeer waardevolle envoo r Drenthe karakteristieke levensgemeenschappen gecreëerd worden.He t gaathie r om enkeledele nva nhe tplatea u vanLangel odi ed e hoofdfunctie natuur zouden moetenkrijge n (fig.6) : - Norg-Peestermaden -Norg-Broeklande n - -Tempelstukken Het resultaathierva nka n zijnda t de plantengemeenschappen zoals zevroege r voorkwamen (fig.7 )wee r ontwikkeld kunnen wordenui td ehuidig e situatie (fig.8) .Typisch e gradiënt­ gemeenschappen, zoals zeo pd ebeekdalran d weer kunnen ontstaan, zijnd ea leerde r genoemdeblauwgraslande ne n heischrale vegetaties en eenaanta l afzonderlijke soortendi e aanee ndergelijk e gradiënt gebonden zijn. 3.3.3 Microgradiënten Afzonderlijkemicrogradiënte n zijn tekleinschali g ome r inrichtingsmaatregelen opa f tekunne n stemmen.Anders ligt het met concentraties van microgradiënten:microgradiëntrijk e gebieden. Als microgradiëntrijkegebiede n methog e potenties zijndi e gebieden tebeschouwe n waar ondoorlatende potkleilagen (eni n mindere mate ook keileemlagen)ondie p inhe tprofie lvoor ­ komen.Dez e gebieden zijngradiëntrij k omdat de potkleilagen inhe t gebied rond Roden zeer grillige patronen vertonen (Everts enD eVrie s 1986)di eplaatselij k ook inhydrolo ­ gischopzich t gradiënten opleveren (wélresp .géé n kwel). Ook dedikt e end ehoogteliggin g inhe t profiel variëren sterk. Figuur 9geef t eenoverzich t vand eaanwezighei d vanpotkle i ondiep ind eondergron d volgens gegevens vand e RijksGeolo ­ gischeDiens t end eStiboka .D egradiëntenrijkdo m indez e gebiedenkom t momenteel tot uiting ind e verschillende bosjes die er liggen.Me t namehe t "Lieverder Bos",d e "Kleibos"e n bospercelenbi j "DeMaatlanden "herberge n zeer soortenrijke vegetaties.He t verdient aanbeveling om nieuwebosse ne n wellicht ookbeplantingsstroke n indez e gebieden tereali ­ seren.D egradiënte n kunnendaarnaas t ook tot ontwikkeling wordengebrach tbi jee no pverschralin g gericht hooiland beheer of eenextensie fbeweidingsregime . Momenteel zijndergelijk e kruidenrijke graslanden tengevolg e vand ebemestin g nog slechts spaarzaam aanwezig. beeloctalcijzse^éina- to to I Belangrijkstevegetatie-eenheden : a.Drog e envochtig eheid e (Genisto- Callunio n enEricio ntetralicis) . b.Stuifzande n (Spergulo- Corynephorio n enDicran o -Juniperetum) . c.Heischraa l grasland (Violion caninae). Houtwal (Quercionrobori-petrea e enLonicer o -Rubio nsylvatici; . Oude esme trogg e (Arnoseridion). Vochtige struwelen (Salicion cinereae). . B. Uitgegravenhoogvee nme t secundaire veengroei (Oxycocco -Sphagnete a enScheuchzerietea; . h.Eikenhakhou t (Vaccinio -Quercion) . i.Markebo s (Violo- Quercion) . j. Houtwal (Rubion subatlanticum). „„ .^.nrtoimnin» k.Vochti gweilan d (»Koeweiden» ) (Violioncaninae , Junco- Molinion .e nCaricio n daval^gj 1.Kwelsloo t (Callitricho -Batrachio n enParvopotamion) . -,-,>«. T,,^« m.Na thooilan d metkwel.(Calthion,Caricio ncurto-nigrae ,Caricio ndavallianae ,Junc o- Molinion enFilipendulion ) n.Beekoevervegetatie s (Filipendulion enArtemisietea) , o.Beekvegetatie s (Potametea enGlyceri o -Sparganion) . Fig.7. Vegetatie-zonering langs de middenloop van de beekdalen bij Norg 18e en 19e eeuw

im

nieuwe leicUr» Belangrijkste vegetatie-eenheden. a.Aardappelakker(Chenopodietea) . b.Houtwal (Vaccinio- Quercio n enEpilobio nangustifoliae) . c.Stuifzandbebossingme tGrov ede n (Leucobryo - Pinetum). d.Kunstweideo poud e es (Poo- Lolietura) . e.Geeutrofieerd veentje (Juncetum effusi). f.Doorgeschoteneikenhakhou t (Vaccinio -Quercion) . g.OudHulst-Eikenbo s (Violo- Quercetu m ilicitosum). h.Houtwallang swe g (Violo- Quercio n enAegopodio n podograriae). i.Maisakker (zondervegetatie) . j.Kwelsloot (Callitricho -Batrachion) . k.Bemestweilan d (Poo- Lolietum.Loli o- Cynosuretu m enRumic i- Alopecuretu m genicula­ l.Oudebeekloo p (Glycerio -Sparganion ) te. ffi'Landschappelijkebeplanting . Fig.8 . Vegetatie-zonering langs de middenloop van de beekdalen bij Norg 1980 -23-

I ]Gebiede n metpotkle i op0- 1m diepte (Bron: I Irijksgeologisch e Dienst) p";" jGebiede n metpotkle i op0, 4- 1,2m diepte Ider Ma tsloot - Roderwo /de f- —•'(Bron : Stiboka 1:10.000 Bodemkarterin g) Overlapping vorige twee legenda-eenheden

Fig. 9. Patroon vanondie p voorkomende potkleilagen -24-

3.4 ECOLOGISCHE INFRASTRUCTUUR 3.4.1 Inleiding De inrichting vanhe t landschap is (naasthe tbeheer )bepa ­ lend voorhe t alo f niet voorkomen vanvee ldiere n enplan ­ ten.Dez ehypothes e werd al in 1967 ingegeven door de eilandtheorie van McArthu r enWilso n en later bekrachtigd door o.a.d eVestigingshypothes e vanDe nBoer . Inmiddels is veelonderzoe k verricht waaruit inderdaad blijkt dat met name deoppervlakt e end e isolatie van (deel-)biotopen voor een groot aantal soortenbepalen d zijn voor het voorkomen ervan inverban d metprocesse n vandispersie , leidend totkolonisa ­ tieenerzijd s en uitsterving anderzijds. Met andere woorden:doo r het sturen invorm ,afmeting , loka- tiee nonderling e ligging van natuur-e n landschapselementen kand e soortenrijkdom end e soortensamenstelling vanee n gebied be'invloedworden . Het streven naar eengoed eo f effectieve ecologische infrastructuurka n vertaald worden inhe t optimaliseren van de ruimtelijke ordening vannatuu r en landschap voord e in onderhavige streek centraal gestelde soorten ensoortengroe - pen.D eonderstreept e toevoeging isessentiee l omdat effecten vanoppervlakt e en isolatie voor elke soort inprincip e anders zijn:Elk e soort stelt specifieke eisen aand e ruim­ telijke opbouw vanhe t landschap. Een optimale ecologische infrastructuur voorbv . roofvogels zalee nande r landschap opleveren dan een ecologische infrastructuur voor amfibieën.Ee n effectieve ecologische infrastructuur voorbv .weidevogel s laat zich zelfs inéé n gebied niet verenigen met een ecologische infrastructuur voor bosvogels.He t gaat erdu snie t omo m alles met alles tever ­ binden maar omgerich t de (ruimtelijke) levensomstandigheden vanbepaald e organismen ofgroepe n organismen teverbeteren . Door middel vankeuze s ind eplanvormin g zullend e verschillende ecologische infrastructureno p elkaar afgestemd dienen teworden . Het ligthe t meest voor dehan d omd egewenst e ecologische infrastructuren terichte n opvoo r Roden-Norg waardevolle soorten (groepen)waarva nbeken d isda t ze fragmentatie- gevoelig zijn,da n welee n slecht verbreidingsvermogenheb ­ ben.Dergelijk e soorten zijn indicatief voor eenbepaald e ecologische kwaliteit vanhe t gebied.Voo r Roden-Norg betreft dit o.a.d e volgende diergroepen:bosvogels ,amfibieën ,rep ­ tielen,dagvlinders ,grot e enkleiner e zoogdieren en loop- kevers.Voo r een aantal vandez e diergroepen wordt indi t rapport nagegaan opwelk e manier deverbreidin g vandez e soortenbevorder d kan worden.He tbetref thie r soortenwaar ­ vanvee l literatuurgegevens bekend zijnove r deeise nt.a.v . een ecologische infrastructuur.He tbehou d vand e samenhangen inhe t landschap van Roden-Norg betekent indi t gevalda td e inrichting afgestemd zalmoete nworde n opd eva noudshe rhie r voorkomende diersoorten. -25-

3.4.2 Amfibieën en reptielen Het gebied vanRoden-Nor g is invergelijkin g met anderedele n vanDrenth e (enzelf s vangehee lNederlan d1 )zee r rijk aan amfibieëne n reptielen.Va nd e 14i nNederlan d voorkomende soortenamfibieë nkome n er 8i nRoden-Nor g voor: Alpenwatersalamander,klein e watersalamander,gewon epad , rugstreeppad,heikikker ,bruin ekikke r end e middelste en grote groenekikker . Van de 7i nNederlan d voorkomende reptielen komen er 6i n Roden-Norg voor:Hazelworm , zandhagedis,levendbarend ehage ­ dis, gladde slang,ringslan g enadde r (SBB, 1984). Vand e meeste soorten lopend epopulatie s landelijk gezien in aantal terug.D ebelangrijkst eoorzaa k hiervoor isd eaan ­ tasting,verdwijnin g en fragmentatie vangeschikt ebiotope n en/of deelbiotopen.Voora lhe t verdwijnen van geschikte voortplantingsbiotopen zoalspoele n endobben ,bedreige nhe t voortbestaan vanvel epopulaties .To t de ernstig bedreigde soortenbehore n deheikikker ,d ehazelworm , de zandhagedis en degladd e slang. "Gewoon"bedreig d zijn adder,ringslang , levendbarendehagedi s end ealpenwatersalamande r (Bergmanse n Zuiderwijk 1985). Verlies vanamfibieë n enreptielensoorte n betekent verlies vanwaardevoll e en interessante schakels vanhe t ecologisch systeem.Doo rhu nhog eplaat s ind evoedselkete n zouhu n verdwijnen dus tevensd edynamie k vanpopulatie s van andere soortenbeïnvloeden .Middel s inrichting enbehee r kan rekening gehouden worden met zowelbiotoopeise n vane n verbreidingsmogelijkhedenvoo r amfibieën en reptielen. Daan e.a. (1984)noeme n m.n.d evolgend e aandachtspunten: 1.d ebetekeni s van landschappelijkeelemente n als leefgebied énal s verbindingswegen of "springplanken" tussengrotere , geschiktebiotopen . 2.he t risico,da t verkleining vanhe t leefgebied,me tnam e bijreptielsoorten ,d e levensvatbaarheid vanpopulatie s sterk kanverminderen . 3.d e effecten vanontwateringswerken . 4.he tbehou d van (micro)reliëf inhe t landschap. 5.he tbehou d van rust,voora l ind evoo r reptielen belangrijke gebieden. 6.he t treffen vanvoorzieninge n inverban d metd e jaarlijkse migratie vanverschillend e soorten amfibieën naard e voortplantingsplaatsen. Figuur 10geef t eenoverzich t vand ebiotoopeisen ,eise n t.a.v.verbreiding ,d ehuidig e plaats vanvoorkome n end e daaruit volgende aanbevelingen voorbehou d voor zoverhe t inrichtingsaspectenbetreft .

-26- PLAATSVA U VOORKOMEN M1NIMUMARJLAAL VERPLAATSING/ISOLATIE AANBEVELINGEN t.b.v. SOORT BIOTOOP/DEELBIOTOPEN VOORTBESTAAN ENMIGRATI E Alpenvater- Alle typenwateren ,o p»andig e Zeven vand each t Drentsevind ­ 0.5 ka* {Vande n Relatief goedeMigrant , Verbeteringe n herstelva n Salamander leemgrond,waarschijnlij k gebonden plaatsen rondAssen ,waarva n Berg enSari « 1985) veel verkeersslacht­ dobben.Herste l enaanle g aanboe ,oo k insandafqravingen , ëin inRoden-Nor g inhe t heide- offers (Bergmanse n van«e nverbinden d netwerk tuinen,parke ne n langespoor ­ coetplex v»n Hui« terHeid e Zuiderwijk (1986) vanberme n« nhoutsingels , dijken. (voor 1982). liefst «anwaterlope no f greopeiagekoppeld .

Kleine Onbeschaduvd,nie t te»uu rwate r Verscheideneplaatse n inhe t j Waarschijnlijk nieti n Verbetering enherste lva n water- •et veele ngevarieerd evegetatie . •iddene n zuidoostenva nRoden - •taat»ee rda nenkel e dobben «npoele n alsmede salasiender Ook inbosje« , «truweele nrtugte s Norg.Lleverena ediepje .Steen ­ honderden neterst e eenverbinden d netwerkva n Laagveen,weidegebieden .Vee l in bergerea-noord (dobben),Lange - overbruggen (Vose,a . benen enhoutsingel sI n Calthion Fhragmitione nPilipen - lolrduinen (dobben).Zuidveld e 1982). hetAnkehaarvel d enhe t dulionvegetatie« . (ven).Rui ste rHeid ee nNatuur ­ Zeyerveen. schoon.

Gewonepa d Voorkeur voor kleinschalige n Algemeen verspreid.Nie t inhe t Waarschijnlijk nieti n Verbetering kwaliteitklei ­ gedifferentieerd ingericht land. Fochteloërveen. ? staat onmee r danenkel e nelandschapselementen . Invee lverschillend e«cotypen . kilometers teoverbruggen . Niet indichtbegroei d water. Veelverkeersslachtoffer s (Vose.a . 1982) Rug«treep- Combinatie van plaatselijk onbe­ Rond .Wellich t speci­ Behoud enversterkin g van pad groeide stukken grond net lage fiek langsd edij k vand e •' dewater -e noevervegeta ­ vochtige terreinen metrij k Rodervaart. ? ties inhe tLeekstermeer - begroeid water. Invel evegetatie - gebied. typen.Vee l indrog e totvochtig e heide op zandgrond.

1 Bescherming envergrotin g Heikikke r Schraalgraslanden, veentjes,pet ­ Verspreid overhe t helegebie d 0,5 km (Vande n . '' vanhe t areaalvochtig e gaten.Oo k inheide n enbosne n inheid ee nveenrestanten : Berg enSan s 1985) schraallanden,heid ee n gevoelig voor verzuring. Lxeverensediepje ,Steenberger - veenterreinen.Beschermin g veld,Esmeer/Norgerpetgaten , dobben envennen .Aanle g plateau vanLangelo . hei (-schrale)corridor» . Bruine Invee l soorten ecotopen.Ondiep , Opvel e plaatsen, verspreid over Bescherming, herstele n •> '• kikker nik begroeid, niet te zuurope n alle terreintypen vanRoden-Norg . ontwikkeling vanee n net- water noodzakelijk. werx vanmatt evoort ­ plantingsbiotopen .

Middelste Kleine vaak geïsoleerde,rij k Csmeer. •> Bescherming van nattevee n groene begroeide zonnige,stilstaand e en heiderestanten, poelen kikker wateren inbebost ezandig e endobben . poeikikker streken.

•> Bescherming van schoon Meerkikker Groot,ope nwate r enwaterrijk e VÓÓr 1982 inhe t Leekstermeer- water,ontwikkelin g van gebieden (laagveen polders)me t gebied en ind eHazematen - schone sloot-e noever ­ schoon envoldoend e diepe n Broeklanden. vegetaties ind ebeekdale n floristisch rijk oppervlaktewater. enhe t -eekster-eergebicd. Hazeivorm Enigszins vochtige dichtbegroeide Veenhuizei.(heideterrei n Bok- 1km * (Vande nBer g Instaa t ommax . 1k mt e Vergroting enverbindin g gebieden (bosranden,bossen , sloot).VóÖ r 1982 inMensingh e en Sans 19851 overbruggen (Vose.a .1982 ) vanbos -e nheideterreine n heidevelden, houtwallen, bermen). en ind ebosse n rondNor g 0,1-4 ha (Jansen opd e rug Een-Steenbergen, (Schilleveen). 1985) rond hetBokslootgebie d en ophe t plateau van Langelo.

Zandhagedis Duinen,drog e heidevelden (o.a. Vóór 1982 inhe t Bunnervçene n Minimale oppervlakte Instaa t ommax . 1k mt e Vergroting enaanpassin g tenbehoev e van losdroo g bij Peest (vondstbetwijfeld) . geschikt biotoop 5h « ovesbruggen (Vose.a . 1982). Zuurscheduine n enNegen - substraat en zuidhelling)Oo k (Soulé 1980) Instaa t omee n terrein bergen aanbiotoopeise n houtwallen enhegge n (Pollarde.a . Homerange:0.1- 8 ha minderda n 5k mva nee n zandhaqedis (Wijnands 1982). 1977). (jansen1985 ) groot bos-o fheidegebie d (brongebied ) tebereike n (Moore 1962). Levend- Hoogveen-e n heiderestanten,nabi j Verspreid inbos -e nheideter ­ Instaa t om terreineno p Vergroten en verbindenva n Minimaleoppervlakt e heideterreinen eni n barende ziendebosranden ,wegbermen , reinen over het hele gebied. geschikt biotoop 5 hi 25k m afstand vanbrongebie d hagedis greppels,houtwalle n enhegqen . Twee vindplaatsen ten noorden tebevolke n (Moore 1962). mindere mate bos-e nhout ­ (Soulé 1980). wallen. van Roden. Homerange::0,1-2 5h < Instaa t ommax . 1k mt e (Jansen 1985) overbruggen (Vose.a . 1982). Steekt regelmatigwege n over (Jansen 1985).

'.laddeslan g Heidevelden en ontwaterdehoog - Föchteloerveen,vóó r 1982 i n Homerange:enkel e ? Vergroten vanhe t areaal venen met droge envochtig e hetBunnerveen . 10-tallenh a (boomheide inhe t Fochte­ delen. geschikt gebied. loërveen.creëre n van Naaldbossen metheideachtig r 20h aMabeLi s 1987) verbindingen naar naburige onderqroei bos-e n heidegebieden.

Adder Veen-e n heideterreinen,ruigtes , Fochteloërveen,Bunnerveen ,vóó r •> Vergroten enverbinde n van half open boso p veene nzand ­ 1982 inheideterreine n bij veenheide-e nruigte - grond, veel inpijpestrootj*s - Mensinghe enAmerika . biotopen inhe tgehel e vegetatie. heide-ontginningsgebied. Rinqslang Complexen vancultuurland ,hout ­ Fochteloërveen (vloeivelden), Homerange: enkel e Legt vaak groteafstande n af Ontwikkeling vanee nstel ­ wallen,bosjes ,heidevelden , Huis terHeide ,Tempelstukken , kmJ geschikt afwis­ (Daane.a . 1984). Instaa to m selva n schone, rijkbe ­ moerasjes, plasjeso pzan dt- n Veenhuizen (Bokslootï. selengebie d zonder terreinen vanmeerder e kmt e groeidewaterlope n met veengrond.Jong ediere naa n barrières (RIN1983 ) overbrugqen (Vos 1982). beschuttendebeplantin g in water gebonden.Land ­ 50-350h a (Jansen Gebruikt o.a.slote ne n het gebied tussenhe t goedachtige situaties. 1985) vaarten alscor rido r (Jansen Fochteloërveen end e 1985). Eenerstukken. Reptielen Vegetatiesme t eengrot eafwisse ­ ling inpatroo n enstructuur . > 10h a (Mabelis Liefst smallemaai -e nplag - Overgangen droog/nat enbos-heide . 1987) strokenme to md e2 5m ee n onderbreking vanenkel em . lengte (Mabelis 1987) Hagedissen 5h a (Soulé 1985) Amfibiën Boskikker enpadde n Kikkerse npadden .Nie ti n 10m 3-l ha Homerange staat omgroter e afstanden (Jansen 1985) danenkel e km teoverbrugge n tussen twee geschiktebiotopen . Salamanders overbruggen niet meerda n enkelehonderde n meters (Vose.a . 1982). Steken vaakwege nove r (Jansen 1985).

Fig .10- Overzicht van biotoopeisen, eisen t, a.v verbreiding, plaats van voorkomen en aanbevelingen voor behoud. -27-

Isolatie-aspecten lijken opgron d vand e literatuurgegevens voor amfibieën relatief belangrijk te zijn,wellich t doorhu n gebondenheid aanwater .Reptiele n lijkendaarentege n als groepkwetsbaarde r te zijnvoo r verkleining en fragmentatie vanhu nbiotopen .Da tblijk t overigens ook wel uithe t voorkomen.Veela lkome n zeallee n voor ind egroter eheid ee n veenrestanten:me tnam ehe t Fochteloërveen,Boksloot , Bunnerveen, ZuurscheDuinen ,Negenberge n enSch iHevee n zijn belangrijk . Inhe tkade r vanversterkin g vand e ecologische infrastruc­ tuur t.b.v.amfibieë n zijn inhe t algemeend e volgende maatregelen vanbelang : -bescherming ,verbeterin g ennieuw e aanleg vanpoele ne n dobben, zowelkwalitatie f alskwantitatief .Voo r depoele n endobbe n is inmiddels eenherstelpla n verschenen (Grotenhuis 1986)waari nd.m.v .nieuw e aanleg vanpoelen , meer samenhang inhe tbestaand e systeem vannatt e ecotypen wordt gebracht. Geziend eklein ehome-rang e vanvee l amfibieën wordt wel eenwenselijk e poelendichtheid gehanteerd van 6à 7poele n per km^ (v.d.Ber g enSaris , 1985).Dez e dichtheid zoui n reservaatsgebieden gerealiseerd kunnen worden. - vergroting vanhe t areaalvochtig e schrale graslanden met rijkbegroeid e sloten ind ebeekdale n enhe t Leekstermeer- gebied. -Behou d ennieuw e aanleg vanhoutwalstructure n ind ebuur t vangoed e amfibieënwateren,mit spassen d ind e landschap­ pelijke structuur. Versterking vand e ecologische infrastructurent.b.v .rep ­ tielen, zou zich indi t gebied metnam e opd eveen -e n heiderestanten moeten richten.Dez egaa ndoo r eutrofiëring en verbossing nog steeds inkwalitei t achteruit.Reptiele nwor ­ denhierbi jal s indicatorsoorten voor eenhoogwaardi g heide­ ecosysteem gezien. Maatregelen voor reptielenhebbe n automatisch positieve gevolgen voor andere aanheid egebonde n soorten waaronder heidevogels,ee naanta l loopkever-e nvlindersoorte n en andere insekten.I nvee lheiderestante n zijna lgee nrep ­ tielen meer tevinden .He t isdaaro m gewenst om eenaanta ln u nog vrijgrot eheideterreine n verder tevergroten , liefst tot meer dan 20ha ,teneind e een functioneren alskerngebie d met levenskrachtige populaties mogelijk temaken ,oo k voor fragmentatie gevoelige soorten alsgladd e slang,adde r en hazelworm.Voorgestel d wordt omd egrootste ,n u meestwaar ­ devolleheideterreine n tevergrote n (zie fig.11) :He t Fochteloërveen,Hui s terHeide ,d eFledders ,Ankehaarveld , Mandeveld,Bongeveen ,Schilleveen ,Boksloo t en Zuursche Duinen.O mdez egebiede n alskerngebie d voorhu nomgevin g te kunnen laten functioneren,moete ndaarnaas t heideachtige corridors worden aangelegd enontwikkeld .Koppelin g metee n waterloop,ee ngreppe l en/of met opgaandebeplantin g kand e betekenis vandergelijk e elementen zowelal shabita t als verbreidingsbaan voor veel soortenaanmerkin g vergroten. -28- bestaande heide-e nveenterreine n (tebehouden ) :SiW9 wenselijke uitbreidingen van kerngebieden wenselijkeheide(-schrale)corridor s 2k m

Fig.il . Gewenste ecologische structuur t.b.v. reptielen en -29-

Vooralhe t Fochteloërveen kan naar verwachting d.m.v. inrichtingsmaatregelen inbovenbedoeld e zinbete r gaan func­ tioneren als "uitstralingsgebied".Vandaa r dat vandaarui t eendrieta l verbindingen wordt voorgesteld. De stroken moeten voldoendebree d zijn i.v.m.weerbaarhei d tegen factoren alsmestinwaa i e.d. Gedacht moet wordenaa n dezelfde afmetingen alsdi edoo rhe t RINworde ngegeve nvoo r beplantingsstroken: 20-30m bree d (RIN 1985) (zieoo k Bijlage IIIe nIV) . 3.4.3 Bosvogels Aanbosvogel s isd e laatste jarenvee londerzoe k gedaan waaruitblijk t datd eruimtelijk e configuratie vanopgaand e beplantingselementen sterkbepalen d isvoo rhe t voorkomen van veel soorten,me t anderewoorden :Oppervlakte , isolatiee n verbindingbeïnvloede nhe t aantal soortenbosvogels ,waarbi j elke soort weer verschillend is ind e mate waarin beïnvloeding door deze factorenoptreedt . Effecten_van_oppervlakte Deoppervlakt e vanee nbo s wordt welal sbelangrijkst e factor gezien voorhe t voorkomen vanbosvogels . Metd eoppervlakt e aanopgaan d bos stijgthe t soortenaantal (zie fig.12) ,e nwe l inmi no f meer voorspelbare volgorde. Figuur 12geef t vrijnauwkeuri g aanhoevee l soortenbosvogel s bijee nbepaald e oppervlakte kunnen worden verwacht,ongeach t de ligging end ehabitatkwalitei t vanhe tbosje .To t 10h a neemthe t soortenaantal sneltoe ,daarbove n nog slechts langzaam:e r isee ngrot everanderin g vanoppervlakt e nodig omd e soortenrijkdomno g verder te laten toenemen.Dez e 10h a valt te zienal s eenminimumareaa lvoo r een vrijcomplet e boszangvogelgemeenschap.Dez e maat van 10-15h a wordt bij meerdere auteurs teruggevonden.D eweinig e soortendi ebi j eengroter ebosoppervlakt everwach t kunnen worden,behore n echter vaak wel totd e zeldzame soorten (m.n.roofvogel s en vogels vannaaldbossen) .Oo k wordt eenoppervlakt e van 5h a welgenoem d als maatwaarbi jd e meeste kruid-e n struikbroeders alwe l aanwezig zijn.He t gemiddeld aantal soorten ligt dan (fig.12 )a lbi j 23.Te r vergelijking:bi j eenoppervlakt e van 40h a ligthe t gemiddelde soortenaantal op± 32.Ee noppervlakt e van 50-100h a geldt welal s minimum­ areaal voor eencomplet ebosvogelgemeenscha p (ziebijlag e III).

Effecten van isolatie Isolatieheef t eenaantoonbar e invloed ophe t aantal soorten vogels vanoud e loofbossen (groenespecht ,glanskop , boomklever,bont e vliegervanger,wielewaal ,staartmees ,tor ­ telduif,winterkoning , roodborst,boomkruiper ,grot ebont e specht).Ui t onderzoek vanhe t Rijksinstituut vanNatuur ­ beheer blijkt datd evolgend e factorenbepalen d kunnen zijn voorhe t aantalbroedvogelsoorte n van eenbo s (Opdam, 1986): -30-

• • • 30- • • • •• • • t m " "• • • vi • • • •-"• • • • • • ^~r• •^^~~~^» 2 2 • • • • ^3 • 2 • •»•2 • • • »2 • pt • »--^ * • ? •• 2 2»«^2 • M• •••••• • • • > •• • 2 Mi • 2 • • V) •2/23 22 •«4*3e22« • • • 20- «6338» 3 • • • 5 22382* • c •3»Ä23 • • 4-V> ••M2« • 23Ïp2» •• » 8 ß*2» __ 10- P • «J •M ƒ• cIQ • < • • 0- 1 1 1 I 1 " 'T - 1 H 10.0 20.0 30.0 40.0 Oppervlakte (ha) Kromlijnig verband tussen het totaal aantal soorten (y-as) en de oppervlakte van een bosje (x-as).

S=14

S= 1 2

S=10

S=8

S= 6 I**"" I 1 ' 5 25 100 Dichtheid houtwallen (m/ha) Isolijnen metee ngelij k aantalsoorte n bosvogels(S )voo relk ecombinati e vanisolati ee nopper ­ vlakte. Lijnen zijn berekend uitd e regressievergelijking Fig.12. en 13. Uit: Opdam 1986. -31-

- dekortst e afstand tot eenbosgebie d van >2 0ha . (Groene specht,glanskop ,boomklever ,staartmee se n tortelduif). Dat wil zeggenda tho e dichter eennieu wbosj ebi jee n grootbosgebie d gelegen is,ho ehoge rhe t soortenaantal zal zijn.Bosje sbinne n een straal van 8k m vanee n zeer groot bosgebied zullen eenhoge r soortenaantal bevatten dan verder vandi tbosgebie d afgelegenbosjes . -he t aantalbosse n van >5 h abinne n een straalva n 3k m (groene specht,glanskop ,boomklever ,wielewaal) . - dehoeveelhei d bosbinne n een straal van 1-5 km vanee n bos (voor alle genoemde soortenbehalv e winterkoning en grotebont e specht). - deaanwezighei d van lanen. - dedichthei d vanbomenrije n enhoutwalle n (groenespecht , wielewaal en tortelduif).Hoewe ld edichthei d vandez e ele­ menten statistisch niet vanaantoonbar e invloedblee k (wellicht vanwege de slechtehabitatkwaliteit! ) kwamwe l eenpositie f verband naar voren tussen de soortenrijkdome n dedichthei d vanhoutwallen . Indien menhe t aantal soortenbosvogel s wil vergroten, ishe t relatief makkelijker omd ebosoppervlakt e tevergrote n dand e dichtheid aanhoutwalle n (zie fig.13) :O méé n soort erbijt e krijgenka n metkieze n uitvergrotin g vanhe t bosoppervlak meti 5 h a tegen eenopvoerin g vand edichthei d aanhout ­ wallen met ± 35m/ha . Hoeweldez egegeven s gebaseerd zijno ponderzoe k inander e delen vanhe t land enhe tbeken d isda t degegeven spe r landsdeel verschillen (inDrenth e ontbreken bv.ee naanta l soortenva nopgaand e loofbossen,o f zijne r (nog)schaars , (Opdam 1986), mag verwacht wordenda td egrot e lijnengelij k blijven. Toegassing Evenals voor reptielen lijkt voorbosvogel s een tweesporen beleid zinvol. - Het zorgen voor gebieden vanvoldoend e grootte:Voo r bos­ vogels moetend ebelangrijkst ebosgebiede n verder vergroot wordeno mhe t voorkomen van zeldzame vogels die eengroo t gebiedbehoeve n testimulere n (o.a.havik , fluiter,klein e bonte specht)alsmed ed e functie tevergrote n vanderge ­ lijkegebiede n alsbrongebie d voor andere soorten. Concreetbeteken t dit vergroting vand ebosgebiede n rond Norg,d ebosgebiede n rond deTempelstukke n end ebos - complexenva nMensingh e totEen . Bijoverig eboscomplexe nmoe t gestreefd wordennaa r complexen vanminimaa l 5h a en liefst 10-15h a inverban d met degenoemd e minimumarealen. Indiend ebosje skleine r worden,diene n ze zoveelmogelij k bijeen teliggen . - Het voorkomen van isolatie. Hiertoe dient gestreefd teworde n naar eenverbinden d net­ werk vankwalitatie f goede lijnvormige beplantingselementen Daarbijdiene n nieuwe tecreëere n lijnvormige beplantingen minimaal 10-20m bree d te zijn (zieBijlag e IIIe nIV) , zowel methe t oogo pd egroter e weerbaarheid tegend e ont­ wikkelingen ind e landbouw als methe t oog ophe t creëeren vanee nbosmilieu ,hetgee n vooral voor isolatiegevoelige -32-

soorten als spechten,boomkleve r enboomkruipe r vanbelan g is.Verwach t magworde nda tbovengenoemd e gewenste inrichtingsmaatregelen tevenspositiev e gevolgen zullen hebben voor andere aanbo s gebonden soorten (groepen), waaronder insectengroepen,slakken , roofvogels enta lva n kleine zoogdieren. 3.4.4 Overige indicatorsoorten Alsbelangrijk e indicatorsoorten kunnen nog genoemd worden roofvogels,uilen ,otter ,da s enee naanta l minder "opval­ lende" soorten,di eno g inhe t gebied voorkomen.D eaan ­ wezigheid van één vand ebovengenoemd e soorten isdoo rhu n hogeplaat s ind evoedselpyramid eee n indicatie vooree n gezond milieu waarin zichee ngrot e rijkdom aanander esoor ­ tenka nhandhaven . Deotte r

Deotte r ishie rbeschouw d als een indicatorsoort voor een gezond zoetwatermilieu vanweg dehog e eisendi ehi jstel t aan dekwalitei t van zijn milieu.Hi jstaa thoo g ind evoedsel ­ pyramide.Verwach t magworde nda t indienhe t gebied meer geschikt wordt gemaakt voor deotter ,oo k amfibieën,rep ­ tielen,enkel eklein e zoogdieren,roofvogel s enuilen ,bos - zangvogls, insekten enwaterfaun abevoordeel d worden.Ee n rijke oeverbegroeiing heeft daarnaast eenpositiev e invloed ophe t zelfreinigend vermogen vanhe t oppervlaktewater, o.a. door dewerkin g vand evegetati e alsbiologisc h water­ zuiveringssysteem (helophytenfilter). Deotterstan d isd e afgelopen decennia zeer sterk achteruit gegaan.Volgen s recente schattingen leven er nog slechts 50- 100diere n inNederland .Dez e achteruitgang ist ewijte n aanee n combinatie vanbiotoopverlie s en fragmentatie vanhe t leefmilieu (zie fig.14 ,1 5e n16) . Biotoopverbetering voor deotte r rondhe t kerngebied Leekstermeerbeteken the t verbeteren vand ekwalitei t vand e volgende functiegebieden (Ver.Da s &Boo m 1983): - eenple k vrijva noverstromingsgevaar , waar de jongenkun ­ nenworde ngeworpe n enveilig ,beschu t enongestoor d de eerste maandenkunne n wordengrootgebracht ,bijv .bo s (liefst aanhe t water), moerasjes,verlandend e petgaten, oude stroomlopen(pluimzeggevegetaties) . - eenvisrijk eplaat s om voedsel voor de jongen tever ­ zamelen. - overige delenva nhe t territorium (liefst onderling verbon­ dendoo r waterwegen metbeschuttin g biedendeoever ­ vegetaties (o.a.voo r legers). Uit eenonderzoe k aand e hand vanee nSchots eotterpopulati eblee k dat dediere n gebruik maakten vanee nnetwer k van rustplaatsen metee n onderlinge afstand van 300-1000m (Greene.a . 1984). DeGronings-Drents e populatie is zeerklein ,maa r deze lijkt stabiel (Ver.Da s& Boo m 1983).Otter s zijn recentelijk gesignaleerd rondhe t Leekstermeer, ind e Hazematen (SBB, 1984)e n inhe t Fochteloërveen (DeJong h 1987). -33-

Wil menotter sbehoude n dandiene n teneerst ehabitat ­ verbeteringen plaats tevinde n ine n rondd ehuidig e "otter kerngebieden" (indi t gevalhe t Zuidlaardermeer,he t Paterwoldsemeer,he t Leekstermeer,he t Lauwersmeer,d e Princenhofe nhe tBergumermeer/D e Leyen. Ten tweede ishe t noodzakelijk omd e vannatur eplaatsvin ­ dende uitwisseling tussend e (tekleine )deelpopulatie s van dezegebiede n tebevorderen .Hierdoo r wordend epopulatie s minder afhankelijk vanee nbeperk t leefgebied;daarnaas twor ­ den zod enegatiev e effecten van inteelt voorkomen (Ver.Da s & Boom 1983). Weliswaar leggenotter s ook zonder deplannin g vanee necologisch e infrastructuur grote afstanden afdoo r het landschap,maa rbi jgebre k aangeschikt ebiotope n ente n gevolge vanbarrière s (verkeersslachtoffers)ma g worden aangenomen dat deverbreidin g ernstigbemoeilijk t - zonie t onmogelijk gemaakt wordt (DeJong h 1987).

M «—UH

Fig.14.e n15 . Verspreiding Fig.16 . Otterherstelplan vand eotte r rond 1900resp . rond 1983.Uit :Ver .Da s Uit: ver.Da s enBoom , 1983 -34- -35-

Uitgaande vandez e eisen zoud.m.v .natuurtechnisch e milieubouw eengro fnetwer k vangeschikt ehabitat sgecreëer d kunnen worden langsee naanta ldoorgaand e hoofdwatergangen died everbindinge n vormen tussend ekerngebieden .D eoever ­ vegetaties zullen minstens 5m bree d moeten zijn (Ver.Da s& Boom 1983). Hetbetref thie r (zie fig.17) :He t Peizerdiep, Het GroteDie p tot enme td eTempelstukken ,d e Matsloot,d e oevers vanhe t Leekstermeer,Munnikesloot-Zuidwending ,he t Lettelberterdiep,d eGouw ,he t Eelderdiep end eBolmerts e Gouwe. Het isgewens t omt.b.v .d eoeverbegroeiin g piasbermen aant e leggen zodat zichverlandingsstadi a kunnenontwikkelen . Daarnaast kunnen openkel e strategische en rustige plekken bosjes aanhe t water wordengelokaliseer d zodanigda t beschutte plekken niet meer dan 500m va n elkaar liggen (Havinga 1986). Bijd e lokatie zalrekenin g moeten worden gehouden metd edoo r weidevogels gewenste openheid.Di tbete ­ kent dat inhe t algemeen eerder naar ruige oeverbegroeiing dannaa rbo s moetworde n gestreefd. De in figuur 17aangegeve nbarrière s wordengevorm d door snelwegen enbebouwingsconcentraties :plekke nwaa r otters nietgraa gkomen ,maa r die zenoodgedwonge n moetenpassere n omander epopulatie s tebereiken . Dezeplekke n moetendoo r natuurontwikkeling extraaantrekke ­ lijk gemaakt worden.T edenke n valt aan een ruigeoever ­ begroeiing incombinati e methog e gevarieerde begroeiing (bosjes)waardoo r deple k voor deotte r aantrekkelijk wordt (Prov.Z.H. , 1986) Hoofdwatergangen hebbenhe t voordeelda t er meestal ruimte is voor natuurontwikkeling langsd eoever s enda t zeverbin ­ dingen vormen over grote afstanden.Ee nnadee l isd e relatief matige waterkwaliteit.Naas t dezehoofdwatergange n ishe t gewenst om ingebiede n met relatief schoonwate r (zoals ind e polder Matsloot-Roderwolde het geval is)ee n fijnmaziger systeem vanklein e watergangen aan tepasse n aand ebiotoop - eisen vand eotter .Gezoch t moet worden naar eennetwer k van watergangen zodanigdat : - zoveelmogelij k vanbestaand e watergangen gebruik wordt gemaakt; - zewaa r mogelijk aansluiten opbosje s end e "hoofdstructuur-watergangen"; - er zoweini g mogelijk onderbrekingen of verspringingen optreden,di t laatste methe t oog opd eaccentuerin g van het opstrekkendekarakte r vand e verkaveling; -bebouwingselemente n enwege n zoveel mogelijk worden vermeden; - schoonwate r zoveelmogelij k kanworde nge'isoleerd . Inee n latere faseva nhe t Landinrichtingsproject isee n nadere uitwerking gewenst ind e vorm vanee n Natuurtechnische visie.Aanknopingspunte n hiervoor zijn tevinde n ind e brochure "Nederland Otterland" (Ver.Da s &Boo m 1983)e ni n het rapport "Ontwikkeling van een ecologische infrastructuur t..v. deotte r inhe t gebied tussen Zuidlaardermeer en Schildmeer" (Havinga 1986). -36-

Alsvoorbeel d vanhe t feitda td ebovenbeschreve n maatregelen ook voor genoemde andere soortengroepen positief zijn,ka nd e waterspitsmuis dienen:Dez e soort isd e laatste decennia vrij zeldzaamgeworden .Hi jkom t voor rondhe t Leekstermeer eni n debuur t vanhe t Lieverense Diepje envroege r ook ind e Tempelstukken.D ewaterspitsmui s isster k gebonden aanwater : hijword t zelden meerda n 5m va nhe t water gevangen.D e soortheef t een invergelijkin g met andere spitsmuizen, kleine en langgerektehome-rang e (VanBemme le nVoesene k 1984): gemiddeld 190m 2. Metnam e ind ebeekdale n enron dhe t Leekstermeer zou biotoopverbetering t.b.v.d ewaterspitsmui s plaats moeten vinden. Elementenhierva n zijn: - verbetering vand ewaterkwaliteit ; - ontwikkelen van een ruigeoeverbegroeiin gd.m.v . natuur­ bouw; -he t creëren van een samenhangende structuur vandeelbioto - penwaarin ,gezie nd eklein ehome-rang e geen gaten mogen vallen vanmee r dan± 100m ,o moverbruggingsprobleme n te voorkomen. deda s

Deda s ishie r beschouwd als een indicatorsoort voor een eco­ logisch gezond parkachtig landschap met een kleinschalige opbouw.Maatregele n tengunst e vand eda s zullen voor een groot aantal andere soortenpositiev e effectenhebben ;me t name voor demeest e soortenklein e zoogdieren, (bos)- zang- vogels,ee ngroo t aantal insekten,roofvogel s alsbuizer d en torenvalk enenkel e reptielen-e namfibieënsoorten . Evenals deotte r isoo kd eda s inNederlan d sterk achteruit­ gegaan.Va nee npopulati e van enige omvang issind s 1960i n Drenthe geen sprake meer.No g steeds worden echter dassen gesignaleerd.Nabi jd everlate nburch t bij Zuidvelde is onlangs eenda sdoodgereden ,evenal sbi jhe t dorpEen .Nabi j Oosterwoldeheef t zichrecentelij k een das gevestigd.He t landschap tussen Zuidvelde enRode n isda noo k aangegeven als eenpotentiee l verspreidingsgebied vand edas ,waarbi jhe t in verband metmigrati e tussen (teklei n geworden)deelpopula - ties vanbelan g wordt geacht dat dit gebied opd everbin ­ dingslijn ligt tussend edeelpopulatie s vanGaasterlan d en Midden-Drenthe (VanHerwaarde n 1987). Evenals deotte r legtd eda s vaak grote afstanden afe n onderhoudt zod e contacten met anderepopulaties .He t grote aantal verkeersslachtoffersgeef t aanda t lang niet alle dassenhu ndoe lbereiken .He t lijkt danoo k zinvolo m inhe t kader vand e landinrichting rekening tehoude n metdassen .O m de terugkeer vanee nvast epopulati e tebespoedigen ,ka n overwogen wordendasse n uit te zetten incombinati e met biotoopverbeteringsmaatregelen w.o.specifiek e voorzieningen alsdassentunnel s ind ebuur t vanburchten) . -37-

Biotoopverbeteringsmaatregelenkunne n zijn: -he t creëren vanee n samenhangend patroon van opgaande beplanting (dekking envoedsel ,geleidin g van migratie)me t name rondd eburcht ,maa r ook opbekend e migratieroutes. Beplanting dientbi jvoorkeu r niet langswege n teworde n gelokaliseerd maar (inbelangrijk e gevallen) loodrecht op dewegen ,uitmonden d bijee ndassen-tunnel . - vergroting van rust rond deburch t en ind enabijhei d van fourageergebieden. -he t creëren vanee nveilig e en zokor t mogelijke routeva n burcht naar fourageergebied. -he t stimuleren vanvoedselaanbod .Daarvoo r zijnbelangrij k (Vande nBer g enD eWid t 1983): .weilande n voor regenwormen,aardrupsen ,mestkever s etc; . akkers voorhaver ,ma'is ,graan ,muize n enloopkevers ; .bosse n enhoutwalle n voor eikels,bramen ,Amerikaans e vogelkers enander evruchten ; .boomgaarde n voor valfruit; . sloten en ruigtes voor dekking en voedsel (insekten). Met nameworme n zijnbelangrijk . Inverban d metd ebeschik ­ baarheid vanworme n moet waterstandsverlaging, scheuren van grond,schaalvergrotin g en zwaar gieren zoveel mogelijk beperkt worden (m.n. ind ebeekdalen) . Voorhe t studiegebied betekent dithe tvolgende : Het ishe t meest zinvolo md ebiotoopverbeteringsmaatregele n terichte n ophe tplatea u vanLangel o end e aangrenzende beekdalen waar deda s vanouds voorkwam. Indi tgebie d ligt tussen Zuidvelde enWesterveld e eendassenburcht .Vroege r hebben ind eomgevin g vanNor g meerdere dassenburchtengele ­ gen (SBB 1984). In figuur 18 isaangegeve n degewenst e ecologisch structuur t.b.v.d edas .D eomlijnin g vanhe t (potentiële)kerngebie d isgebaseer d opd ehabitateise n vand edas .He t landschap lijkt erbijzonde r geschikt voor te zijn.D e meest recente dassenwaarnemingen wijzen eropda t met namehe t zuidelijke gebied geschikt isvoo r dassend.w.z .he t gebied tussenNorg , Eene nVeenhuizen .Hie r zijnno g tweeburchte n aanwezig. Daarnaast zijnaangegeve n dewenselijk e verbindingen met anderekerngebiede n (deelpopulaties),o pgron d vanhabitat - eisen enhe thuidig e landschap. Demaatregele n t.b.v.verbeterin g envergrotin g vand emigra - tiemogelijkheden moeten m.n.i nd e in figuur 18aangegeve n (potentiële)kerngebiede n enmigratiezone s wordengetroffen . •3U-

Fig.18. Gewenste ecologische structuur t.b.v.d eda s -39-

Hetgaa thie r om: -he t creëren vanee naaneengeslote n patroon vanhoutwallen , bosjes enbeplantingsstroke n inhe t potentiële verspreidingsgebied. -he t stimuleren vand emigratierichtin g Haulervelde n Oosterwolde enerzijds en Zeije nanderzijds ,middel s aanleg vanee npatroo n vanopgaand ebeplanting . -he tbehou d vand ebeekdale n als fourageergebied. Peilverlaging, scheuren vangrond ,schaalvergrotin g en zwarebemestingsdru k zijnongewenst ;peilverhogin g enver ­ mindering vand ebemestingsdru k zijngewenst . - specifieke maatregelen inhe t gebied rond Zuidvelde: . Aankoop engerich tbehee r Tempelstukken; .Vergrotin g vanrus t rond deburch t nabijZuidvelde ; .Aankoo p vanklein edele nva nd eNorgere s ter verkrijging van eengroo t aaneengesloten geschikt dassenbiotoop (Norgerholt,Esgronden ,Tonckensbos ,beekdalen) ; .Dassentunnel s ind edirect e nabijheid vand eburcht . Aanknopingspunten vanee nverder euitwerkin g zijn inruim e mate ind e literatuur voorhanden, zieo.a .he t rapport "natuurtechnische mogelijkheden inlandinrichtingsprojecten , deel 3,d edas " (VanHerwaarde n 1987). 3.4.5 Conclusies Effecten vanoppervlakt e en isolatiehebbe n inhe t algemeen eenbelangrijk e invloed ophe t vóórkomen van soorten inee n gebied (o.a.Opda m 1986,Gorte r 1986 e.a.). Inverban d metd e tijdblee khe thelaa s niet meer mogelijk omaa n meer soorten aandacht tebestede n dan indez eparagraa f gedaanis . Niettemin vormend ewense n vand eonderzocht e soortennaa r verwachting eenvri jredelijk e indicatie vand ewense nt.a.v . de ruimtelijke configuratie van ecotopen.Uitgekoze n zijn namelijk vrijkritisch e soortenwaarva n debiotoopeise n bovendienbijn a alle ecotopen vanhe t gebied dekken:heide ­ enveenrestanten ,bossen ,beplantingsstroken ,water , moerassen,slote ne noevers . Ind egevalle n vand eotter ,d eda se nd e reptielen warend e plekken vanvoorkome n zoduidelijk ,da t opgron dhierva ne n de literatuurgegevens eenkaartbeel d konworde ngemaak t met kerngebieden enwenselijk e verbindingen.D eoverig ebestu ­ deerde soortengroepen waren zoheterogee n ofkwame n zowij d verspreid overhe t gebied voor,da tdi t niet zinvolwas . Het gaat inhe t algemeen omhe t creëren vanee n samenhangend netwerk vanecotope n voordez e soorten,waarbi jruimtelijk - visuele doelstellingen medebepale nho eda t vormgegeven moet worden.

Ingrot e lijnen ishe t zinvolo m voor elk ecotooptype een tweesporen-beleid tevolgen : -he tbescherme n enverde r vergroten vand e kerngebieden teneinde debelangrijk epopulatie s teversterke n end e soortenrijkdomt evergroten .Me tnam e zeldzame soortenal s gladde slang, zandhagedis,klein egroen ekikker ,havik , zwarte specht,grauw eklauwier , fluiter (ome r maar enkele tenoemen )kome n alleen maar voor ingebiede n waar een -40-

grote aaneengesloten oppervlakte vangeschikt e biotopen voorhanden is.Eise n t.a.v.he t minimumareaalkunne n aanknopingspunten geven voor degewenst e oppervlakte, het zorgen voor voldoende verbreidingsraogelijkhedendaar ­ buiten, zodatdez ekerngebiede n ook inderdaad kunnen fungeren als "brongebied" vanwaarui t organismenhe t omliggende land inkunne n trekken.Doo rhe t aanbrengen van verbindingen kunnen organismen plaatsenbereike ndi eal s leefgebied geschikt zijn,maa r waar zeniettemi n actueel niet voorkomen,o f waar zeactuee l int eklein e populaties voorkomen.I ngrot e lijnenkom t dit neer ophe t verbinden vangelijksoortig eecotopen ,voorzove r passend binnend e landschappelijke structuur.Ui t dekenni s over migratie­ gedrag kunnen lokaties enafmetinge n worden afgeleid. -41-

HOOFDSTUK 4LANDBOUW ,NATUU RE N LANDSCHAP

4.1 DOELSTELLINGEN VANUITNATUUR ,LANDSCHA P EN CULTUURHISTORIE Doelstellingen voorbehou d enontwikkelin g vannatuur -e n landschapswaarden inRoden-Nor g zijn inmee r of minder concrete vorm tehale n uithe tNWC-advie s enhe t Advies landschapsbouw alsmede de ind evorig ehoofdstukke nbeschre ­ ven aanknopingspunten. Dedeeladvieze nbevatte nbeid e eenvisi e opd e toekomst van natuur en landschap. Inhe tNWC-advie s lijktd e meeste nadruk te liggeno pbehou d vana lhe tbestaand e (m.n.oo k deklein e landschapselementen) terwijl inhe tAdvie s landschapsbouw de meeste nadruk lijkt te liggeno phe t creëren vanee n (deels nieuw)samenhangen d krachtig systeem vannatuur -e n land­ schapselementen. InBijlag e Izij nd eaanbevelinge n uitd ebeid e deeladviezen samengevat ennaas t elkaar gezet en -voo r zover mogelijk - uitgesplitst naar deelgebieden. Dedeelgebiede n zijngebaseer d opd eBASALT-verwerkings - methodeva nd eLandinrichtingsdienst .Bi jd e aanbevelingen zijn zoweld e aanbevelingen vanee nhoge r abstractie niveau inbegrepen (zgn."richtdoelen " en "uitgangspunten")al saan ­ bevelingen vanee n lager niveau ("maatregelen"). Ind ederd e kolom vand e tabel zijnvrage ngeformuleer d die ind e adviezen nietbeantwoor d worden.O pee naanta l vandez evra ­ genword t indi t rapport geprobeerd eenantwoor d tegeven . Hetblijk t dat deaanbevelinge n uitd e twee adviezen onderling niet zondermeer strijdig zijn,maa r vaak indiffe­ rent ofondersteunend , mitsd e "voorbeelduitwerkingen voor boerderijverplaatsing" uithe t Advies landschapsbouw buiten beschouwing blijven:Boerderijverplaatsin g naar debeekdal - rand strookt opgee n enkele wijze metbehou d en versterking vand e inhoofdstu k 3.2 en 3.3.beschreve n landschaps- ecologischerelaties .

Het is inprincip e echter wel mogelijk om tot eenplan - invulling tekome ndi eaa nbeid e adviezen rechtdoet. In figuur 19,2 0e n 21 zijnd edoelstellinge n voor de ont­ wikkeling vannatuur -e n landschapui t detwe e adviezen samengevoegd, zodanig dat eengebiedsdekken d beeld ontstaat. Voorhe t overzicht zijnd edoelstellinge n uitgesplitst in ecologische,visueel-ruimtelijk ee n cultuurhistorische doelstellingen.Me t named edoelstellinge n uithe tNWC-advie s moestenhie r endaa r wat "uitgebreid" worden teneinde toto p ecosysteemniveau eengebiedsdekken d beeld tekrijgen .Dez e doelstellingen vormend ebasi s voor deverder e planuitwerking indi t rapport.

N.B.Dez edoelstellinge n vormen "hoofddoelen"; zegeve nd e grote lijnaan .Uiteraar d kunnen lokaalo pgron d van aanwezige waardeno fpotentie s andere beheersdoelen gehanteerd worden.

Fig. 19. ECOLOGISCHE DOELSTELLINGEN (volgens NWC-advies en Advies landschapsbouw)

moeras- en oevergemeenschappen amfibieén I to I

zoom- en mantelgemeenschappen

bos-, zoom- en mantelgemeenschappen

vochtige bos-, zoom- on mantelgomeenschappen

hoogveengemeenachappen

droge bos-, helde-, mantel- en zoomgemeenschappen

bos- en helde gemeenschappen atuifzand- en heldegemeenschappcn \ natte bos-, mantel- »oom en natuurlijk loofbos / ] ^«"£t'!,een8-h<,ppen dorpsgroen

moeras- en oevergemeenechappen

zoom- en mantelgemeenachappen

hoogveengemeenachappen Fig. 20. CULTUURHISTORISCHE DOELSTELLINGEN (volgens NWC-advies en Advies landschapsbouw)

asssc-ÄÄsa r— behoud bodemopbouw

I behoud bodemopbouw en reliëf ^ behoud karakter en oriëntering percelering behoud cultuurhistorische elementen (Tichclterrelncn, behoud bodemopbouw en mlcrorcliëf singel, Haarveensche dijk, Turfweg) / ' -^ I ^UH nederze?tinSsst™ctuur (, Roderwolde, , Sandebuur) fokëlifk ,Jn,eUW bUi,en dC bewon>"JE^ernen indien nift strike nood behoud kleinschaligheid Fig. 21. VISUEEL RUIMTELIJKE DOELSTELLINGEN (volgens NWC-advies en Advies landschapsbouw)

I

I

versterking ontginningsrichting accentuering betrekkelijke kleinschaligheid

behoJd^ grootschalig karakter -45-

Dedoelstellinge n vanuit cultuurhistorie en landschap zijn veelal concreter dandi evanui t deecologie :d.w.z .da t ze aanknopingspunten bieden voor eenontwer p (bv. "versterking esrand begrenzing"). De ecologische doelstellingen zijn vaak vager (bv."verster ­ kingbos- ,zoom - enmantelgemeenschappen") .Hierui t blijkt niet waar ofo pwelk e manier dit zou moeten. Opgron d vand e inhoofdstu k 3bestudeerd e landschapsecologische relaties is het echter mogelijk ommee r te zeggen over degewenst e "ruimtelijke ordening" vand e teontwikkele n ecosystemen. Samenvattend levert ditd evolgend edoelstellinge nop : - ontwikkeling vanenkel egrot e schraallandcomplexeno pd e hydrologisch meestkansrijk eplekke n (zie fig. 3),inclu ­ siefbeschermin g inzijgingsgebied. - ontwikkeling vanenkel ekansrijk e gradiëntgebieden opd e rand vanhe tbeekda l (inclusiefhydrologisch e gradiëntene n bescherming inzijgingsgebied),alsmed e van gradiëntgebieden inhe t potkleigebied (fig.6 e n9) . - ontwikkeling vanee n samenhangend systeem vanecotopen ,pe r gebiedsdeel,gerich t opbepaald e ecosystemen en soorten (fig.13 ,14 ,1 6e n tekst). 4.2 DOELSTELLINGEN VANUIT DE LANDBOUW

Het landbouwstructuuradvies geeft debelangrijkst e landbouw­ kundige doelstellingen weer.Di t levert vrijalgemen ewense ­ lijkhedeno p tenaanzie n vand e gebiedsinrichting. Hoofdpunten uithe t advies zijn: -boerderijverplaatsin g naar "legegebieden " - verbetering vanhe twaterbeheersingssystee m - verbetering vand everkavelin g (oppervlakte,percentag e huiskavel,kaveldiepte ) - verbetering vand ekavelinrichtin g (egaliseren,opruime n van sloten endrog e scheidingen etc.) - verbetering vand eontsluitin g (verbreding,reconstructie , aanleg vannieuw e wegen etc.) - een landbouwkundig investeringsredement van >5% . 4.3 NATUURE NLANDBOUW :AFSTEMMIN G

Het is jammer datd e landbouwkundige doelstellingen nietpe r deelgebied zijnuitgewerkt ,omda the tdaardoo r inalgemen e zinnie t goed mogelijk iso m strijdigheden te signaleren met doelstellingen vanuit natuur en landschap:Knelpunte n blijken pas alsd eplanne n concreter worden.We l ishe t thans reeds duidelijk dat alsd egenoemd e landbouwkundige doelstellingen inall edeelgebiede n uitgewerkt worden,e rniet s meer over blijft vannatuur -e n landschapswaarden.D e planvorming dreigt opdi ewijz e ernstig testagneren .

Dedoelstellinge n vand everschillend e sectoren zullendu so p elkaar afgestemd moetenworden .Wille n natuur-e nlandschaps ­ ontwikkeling en landbouwontwikkeling een evenredigepriori ­ teitkrijge n -e nda t is inee nGLE-gebie d gewenst (C.C.C., 1982) (zie§ 2.1) -da n zald e landbouwkundige ontwikkeling onderworpen moetenworde naa n randvoorwaarden,wi le r ruimte blijven voor de meestkwetsbar e natuurwaarden. -46-

Met name zaldaarbi jbedrijfsvergrotin g en kavelconcentratie welee n instrument van landinrichting kunnen zijn,doc h diepere ontwatering enboerderijverplaatsin g dienen inhe t G.L.E.-gebied inbeginse l achterwege teworde ngelaten . Deecologisch e en landschappelijkedoelstellinge n kunneno p hunbeur t wordengetoets t aand e landbouwkundige situatie, doorbijv .minde r danvroege r denadru k te leggeno pbehou d van zeerkleinschalige -e n landbouwkundig onrendabele gebieden endoo rhe t vroegtijdig claimen van goedbegrensde deelgebieden metd ehoofdfuncti e natuur. De recreatieve sector speeltuiteraar d ook een rol,maa rvan ­ wegehe tgering e aantal teverwachte nknelpunte n metd e andere sectoren zullenw ee r indi tkade r geen verdereaan ­ dacht aanbesteden .Verweze n wordt naarhe t deeladvies Openluchtrecreatie,waarva n metd e inhoud kan wordeninge ­ stemd. 4.4 OPLOSSINGSRICHTING

Deplanne n zullen moeten resulteren inee n stabieleecolo ­ gischehoofdstructuur ,me tkwalitatie f goedebiotope n voord e kenmerkende ecosystemen ensoorte n terplaats e (zie fig.19) , eno pee ngunstig e ruimtelijke configuratie vannatuur -e n landschapselementen inverban d metbiogeografisch eprocessen , kansrijke abiotische gradiënten engrondwaterstromingen , één en ander ingepast ind ehuidig e landschappelijkeordening . Deze structuur moetbestan d zijn tegen relatief snelleveran ­ deringen ind e tijd (metnam e ind e landbouwkundige bedrijfsvoering).Di thoud t inda t de elementen vand e hoofdstructuur niet teklei n inoppervlakt e of te smalmoge n zijn.Daarnaas t zullen zeo p logische plekken inhe t landschap moeten liggen. Deze elementen zullenvervolgen s ineigendo m enbehee r moeten zijnbi jee noverhei d ofbi jee n terreinbezittende natuur­ beschermingsinstantie teneindehe t voortbestaan enee ngoe d beheer tekunne n verzekeren. Dezehoofdstructuu r zalte neerst e groterehoudbar e eenheden natuurgebied ofgebiede n metee nhoofdfuncti e natuur moeten bevatten,waarbi jhe t gunstig isal sdi eovereenkome n metd e relatienotagebieden en/of de "natteplekkenkaart " uithe t landbouwstructuuradvies.Hierdoo r kunnenhog e landbouwkundige investeringen wordenbeperkt .He tbetref thie r o.a.vee l lage gronden ind ebeekdale n enhe t Leekstermeergebied.D ehoofd ­ structuur zalte n tweedemoete n voorzien ind eopbou w vanee n verbindend netwerk vanecotope n ind eoverig e gebieden,di e in landbouwkundig opzichtbete r functioneren. Hetbelangrijkst e middel indez edeelgebiede n zallandschaps ­ bouw zijn.Binne ndi t raamwerk van landschapselementen kunnen eenaanta lgrot e aaneengeslotengebiede n landbouwkundig wor­ den ingericht.Me t namegaa the thie r omd ecategori e1 gebieden uithe t streekplan.Oo k inander e streekplan­ categorieën zijn landbouwkundige ontwikkelingen mogelijk, zij het inminde r vergaande vorm,o.a . tengevolg e vanhydrolo ­ gische randvoorwaarden,noodzakelij k voorhe tbehou d van natuurwaarden ind ebeekdale n eno pd eplateaurand . -47-

Van speciaalbelan g is inhe tkleinschalig e Roden-Norg tenslotte noghe tbelei d tenaanzie n vanhe t bestaande patroon vanklein e landschapselementen,binne nd e voorgestelde hoofdstructuur.Dez e staanonde r grote land­ bouwkundige druk.Ee nvergelijkin g vanhe t houtwallenbestand inee n tweetal deelgebieden (fig.2 2t/ m 25)zoal she t bestand in± 1950e n± 1980 illustreert dathe t landelijk beeld vanhe t verdwijnen vanhoutwalle n en beplantingsstroken ook inDrenth e waarneembaar is,zi jhe t dat de afbrokkeling vanhe t oudepatroo nbeduiden d langzamer gaatda nbijvoor ­ beeld ind eAchterhoek .Opvallen d isda t inhe tKlunderveen , sprake isva nee n sterke achteruitgang (tengevolg e vand e uitgevoerde landinrichting!),terwij l de situatie rond Roden relatief goed instan d isgebleven .Afgaand e opgegeven s uit het landschapsonderhoudsplan vand egemeent e Roden ishie r en daar zelfsee n randlengte aanwezig vanmee r dan 100m/ha . Hierbijinbegrepe n zijnechte r ook wegbeplantingen,erf - beplantingen enbeplantinge n in zeer slechte toestand. Afgaande opd e topografischekaar t van 1:25.000word td e lengte van 100m/ha ,nauwelijk s gehaald. Reëlebeperkinge n in bewerkelijkheid en randverliezen door lijnvormigebeplan ­ tingeno pd ebedrijfskave l zijn ingraslandsituatie s nog gering alsd eperceelsgroott e en-breedt e nietbenede nd e 4h a resp.15 0m ligt (deReg t 1984). Theoretisch isda nee n singeldichtheid mogelijk van ruim 100m/ha ,ee ndichthei d die zelfs ind ehuidig e situatie inhe tpotkleigebie d enoo k in andere als zeerkleinschali g teboe k staande gebieden Twijzel-Buitenpost nauwelijks wordt gehaald. Inhe t stem­ mingsrapport vand e ruilverkaveling Midden-Opsterland wordt eenperceelsgrootte -e nbreedt e van 2,25h a resp.7 5m voldoende geacht voor een redelijke landbouwkundige exploita­ tie (CCC 1985).Voo r bouwland variëren de normen voorper ­ ceelsgroottes overigens tussend e 5e nd e 15h a (deReg t 1984).Dez e getallen geven aanda t landbouwkundige motieven niethoeve n te leiden totee n verdere teruggang vanlijnvor ­ mige landschapselementen binnen devoorgesteld ehoofdstruc ­ tuur. "Behoud vanall ehoutwalle n en sloten" isbinne n een landinrichting evenminreëel . Welka n wordengeplei t voor eenextr abeleidsinspannin g in bepaalde gebieden waarhe thoutwallenpatroo n inbelangrijk e mate verantwoordelijk isvoo r de ecologische waarde vanhe t landschap alsmede voorhe t ruimtelijk beeld.Gedach t kanwor ­ denaa nhe tpotkleigebie d rond Roden en Roderwolde alsmede aanhe t patroon vandwarswalle n ind ebeekdalen .Gestreef d zoukunne n wordennaa rd eaanwezighei d vanee nbepaald e randlengtepe rh a als een tecontrolere nmaat . Dehuidig e elementen dienendaarbi jzovee lmogelij k behouden teworden , zeker als zeee nwallichaa m bezitten en zee rgoe d bijliggen.NMF-gegeven s kunnendaarbi jbehulpzaa m zijn. Deze elementen moeten inparticulie r beheer blijven,a lo f niet metbehul p vanbepaald e vergoedingen (ISP-gelden,ROL - en RAL-gelden). -48- £

K .:••><<.;

"•/••"Li*-*—I if—' —^IrP'f.-h'rt . -v W i Fig.22. Opgaandebeplantin g rond Roden 1937-1950 (Top.kaart)

^~

i' Wv^

Fig.23. Opgaandebeplantin g rond Roden 1968-1979 (Top.kaart) -49-

Fig.24. Opgaandebeplantin g ine n rond het dal vanhe tGroot e Diep1937-1950 . Bron:Top .kaar t 1:25.000 -ou—

Eenerstukken

"'- -v » •v- U •'VJ

Fig.25. Opgaande beplanting ine n rondhe t dal vanhe tGroot e Diep1968-1979 . Bron:Top .kaar t 1:25.000 -51-

Uitgaande vandez e ideeënove r landbouw ishe t mogelijk om vanuit een interpretatie vand eecohydrologisch e gegevens (fig. 3)gecombineer d metd edoelstellinge n vanuitnatuur , cultuurhistorie en landschap (fig. 19, 20e n 21)to tee n visie tekome n opd e mogelijke landbouwkundige ont­ wikkelingen.Figuu r 26geef t eenbeel d vanee n landschap waarbijzowe lvoo r natuur en landschap alsvoo r landbouw goedeontwikkelingsmogelijkhede nbestaan ,éé ne nande r op elkaar afgestemd.D ehuidig e ecohydrologische kennisbied t geenbasi so mdez ekaar t gedetailleerder uit tewerken . Hiertoe isnade r onderzoek vereist.Hoofdstu k 7beva t een voorstelhiervoor . Fig. 26. LANDBOUWONTWIKKELINGSKAART

l m to i

1. Ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw Ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw met als randvoorwaarde: 2. Behoud van een bepaalde randlengte van opgaande beplantingen (zie fig. 31. ) 3. Geen diepere ontwatering 4- Beperkingen ten aanzien van mestgift en gift van gewas­ beschermingsmiddelen. Geen ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw (veelal overeenkomend met globale relatienotagebieden ) -53-

HOOFDSTUK5 VISI EO PD EONTWIKKELIN GVA NNATUUR ,LANDBOU W EN LANDSCHAP

5.1 ALGEMEEN Devoorgaand ehoofdstukke nhebbe n duidelijk gemaaktda te ri n hetkade r vand elandinrichtin g goede mogelijkhedenbestaa n omee nvoo r alle sectoren gezond functionerend landschaps­ systeemo pt ebouwen .Di tka nme tbehul pva nhe tAdvie s landschapsbouw enhe tNWC-advie s (zie§ 4.1 )vertaal d worden ind ebeleidslij n voor natuur-e n landschapsontwikkeling zoalsweergegeve n infig .27 .Ee nmogelijk e uitwerkinghier ­ vanvorm tKaartbijlag e I"Gewenst e landschappelijkee necolo ­ gischehoofdstructuu r vanRoden-Norg" . Daarin wordt voorgesteld omd evolgend e grote eenhedenal s hoofdfunctie natuur tegeven : -D ebeekdalgedeelte n vand eTempelstukken ,Eenerstukken , Langeloërstukken,Broeklanden ,Peestermade ne nd egras ­ landen langshe tLieverens e enhe tOostervoorts e diepje, inclusief bebossing en/ofbeperkinge n tenaanzie nva n inrichting engrondgebrui k opdele nva nd ehiervoo ri n hydrologisch opzicht vanbelan g zijnde voedingsgebieden. -Dele nva nhe t Leekstermeergebied. - Enkeledele n vanhe tpotkleigebie d rond Roden. Dezegebiede n vertegenwoordigen eenbelangrij k deelva nd e uniekepotentie s vanhe tDrents ebeekdale n landschap: - bovenloopsituaties - middenloopsituaties - eenpotkleigebie d - eenlaagveen-weidegebied/benedenloopsituatie . Dezegebiede n zijngekoze no pgron d vanhu npotentie s voor natuurwaarden,di ezic hnie t latenverenige n metintensie f landbouwkundig grondgebruik.He tgaa thie r omgebiede n waar middels eenzee r extensievebegrazin g ofee nverschralen d maaibeheer,onbemest e graslandgemeenschappen kunnen worden gecreëerd. Inhe tgeva lva nhe tLeekstermeergebie d gaathe t daarnaast omhe tverbetere nva nd elevensomstandighede n voor weidevogels enganzen , inclusiefd ezogenaamd e kritische soortenal stureluur ,kemphaa ne nwatersnip . Ind eEenerstukke n zalrealiserin g vand enatuurbeschermings ­ doeleinden waarschijnlijk onder druk staan i.v.m.d eland ­ bouwkundige wensen voordi tgebied . Daarnaast wordt inhe tkade rva nd eecologisch e enlandschap ­ pelijkehoofdstructuu r ruimtegeclaim d voord eversterkin ge n deopbou wva nee necologisc h goed functionerend netwerkva n kleinere ecotopen (landschapselementen).I nhe theide -e n veenontginningslandschap zijndaari nme tnam eheidevelde ne n hei (-schrale)corridor sva nbelang . Ind ebeekdale n eni n hetpotkleigebie d gaathe tvoora lo mhe tsystee mva nbosje s enbeplantingsstroken . Ind ebeekdale n enhe t Leekstermeergebied gaathe tvoora lo mhe tsystee mva n waterlopen. c a, S +•* O at •ß ? CU oa « ^ X> to fi o «I c eu > V eu CU p-H ߣ •a co bo •| H CU eu -o Q) cd (U c c e ^ cd bo cd SS Xi a .5 -o eu •»-• C C cu I-* bO to • bô eu eu eu bo O) eo c ß ••-> K fi cu «-> S ° bo eu •i-i X eu •;* (O *-> 3 > 3 CO cd « bo bo •5 ß C CU cd CU x: ß c e CU "•3 « e X O P 'S '~ fi 5 I) ü : bO a cd eu •*•> CO O ^ 55« •O CU cd fi eu .^ Xi eu > xî «'S fi _ •«-> ^•ß bo CU "* 8. Q, C ß eu bo O cd ß fi •O fl CU 7£ ° u cd bo Q. O "-• cd •o S«' S a o, > C u 5T . eu •O iJ eu 4 br o a i w CU eu bo C •O O +-» »^ si fi °< u bo« 2 •O x: > «s O) e° co bD •<-• XI fi cd cd ca .. cd C U U eu i cd fi & cd a> u cu a) box! eu cd ** •£,• O bo •r-l ë .y 3 •s fi J « e '« C X> ^ "O u •il > Pi G C ß eu 3 cd cu bo's +-> « eu Z § ÏÏ cd co 0! fi -M 5 "O * %* 'S> U -M Pi °B +j 5-3 c1o0 Ü G f-i u G "O •»-> i - O * a>.2 fl O 3 «M cd eu cu cd cd G O "eu« C ß 5 "O cd ö ïï £ » O. > o eu ^^ > 2 •O eu 55 g 8 ß P X) O > «,S N Ol c * eu X> ^ CU bo cu "^ G ** "O 8* e£ut bo—zr • eu eu 3 3 : X -^ > 'S "O Ä «4-1 « S •M -2 co o eu > ^ »PH ligf T-l C Kl S c bp*3 • S fi bc "o •5 fi <" eu i bo .5 o bo bo 3 •ß S CU (U •si l g eu.-S O co •CTXJ eu c s -o -a b -0.5-fi« uS •a co Ô X> 2 S <" xî a c fi ßg > x> c o »So. •g "S 3? ß ho S •S fi eu w «i 'S u «'S» 2 ß eu cd O eu eu r< eu 5 eu cd ß bo-* eu •M fi s •grt bo^-s cd eu p, bo« X! bo£p C s w 'S S •*•" u •o« S .S s« cd co ß S bo 3 ço eu fi g i J§ s 11 5 X! ° o 2 5 eu bOX> cd g ß CU 'J £ß. u eu fi .. "O fi fi Mc d •O cj ß ß > CU bo eu n •*• i-° « c bo cd o bo co -O S s° eu bßß •r! cd cd •^ cd > fi eu bO> • G eu cDÄ ft >,_. bo ."A '2x1b o N fi 2 fi* •X) - E .£ eu 'C ß :CU çd -rH (J, cd 5 • SS C ß cö fi bo-S'S bß bo-j< cu eu eu cd •S 2 fi gc o X! £ "O a* .5 •** t. -O «M Q) ™3 S-Sf SX! g fi co ^bbl - : ^ -M Ä "O V .ni i :eu o eu X) cd IJS C C Ï. cu * •S'a eu +» f-" r eu eu +j «2 'S bo * c S "S 3 ^3 { > JS cd cd ^ ed eu > •O h eu jj cd cd ß o5 5- .S ™ * gK PL, & o,5 « a, «J •e"u Z >"^ O eu w c XJ 33 cd o 55 ü o ™ * ß bil I < S i K O o 2 z xi a. s 4 U] 4 a + w All 4-4 -55-

Het isd ebedoelin g dat deze wat grofmazigenetwerke nd.m.v , natuurtechnischemilieuou w zorui mgedimensioneer d worden, dat zeto t in lengte van jaren inderdaad alshoofdstructuu r kunnen fungeren,e nd ekan skrijge n omoo k inecologisc h opzicht te "rijpen".Z emoete nworde nbeheer d door een overheidsinstantie of eenparticulier e terreinbeherende natuurbeschermings instantie. Binnen eendergelijk ehoofdstructuu r dient uiteindelijk nog een fijnmaziger netwerk vanecotope n over teblijven ,i n beheer bijparticuliere n envrijwilligers .Hieronde r vallen bijvoorbeeld smallehoutwallen ,poelen ,slote n endobbe no f heiderestanten dienie t ind ehoofdstructuu r zijnopgenomen . Watbetref tpoele n enhoutwalle n gaathe t ook losva nd e hoofdstructuur,o maanle g vannieuw e elementen, zodanigda t een zoveelmogelij k samenhangend patroonontstaat . Inhe tkade r vand e landinrichting zalnie t allesbehoude n kunnen worden.He t weghalen enelder s weer aanleggen vanme t name lijnvormige landschapselementen ishie r endaa r danoo k mogelijk wanneer debestaand e elementen eenonoverkomelijk e belemmering vormenvoo r de landbouwkundigebedrijfsvoering . Het is inhe tkade r vandez e studie niet mogelijk om totee n invulling vandez e fijnmazige netwerken vanecotope nt e komen.We l stellen wevoo rhe tpoelenherstelpla n vanhe t Dobben-overleg (Grotenhuis 1986) integraalui t tevoere nal s onderdeel vand eherinrichting .Daarnaas t kanplaatselij k in reservaatsgebieden eenoptimal epoelendichthei d van 6à 7 poelen perkm ^worde n gerealiseerd. Verderop indi thoofdstu k worden een aantal randvoorwaarden geformuleerd voorhe tbehou d vanee nminimumlengt eaa nhout ­ wallen enbeplantingsstroke n inhe t vanouds kleinschalige potkleigebied rondRoden . Devolgend eparagrafe n geven uitwerkingen voor een viertal deelgebieden,di e totd e meest waardevolle vand eG.L.E . Roden-Norgbehoren . 5.2 HETGEBIE D ROND WESTERVELDE

Dit gebied vormt eenva nd emees t gaveDrents e landschappen. Eenaanta ldeellandschappe n vanhe t oude esdorpenlandschap is nogherkenbaa r aanwezig,hoewe ld e functionele samenhang tussendez edeellandschappe ne nhe t oude gebruik (inclusief bemestingsniveau) inmiddels isverdwenen .No g steeds is echter sprake vanee ngebie d met zeerhog e actuele enpoten ­ tiële natuurwaarden.Hieronde r wordt voorgesteld omee n aaneengesloten groot gebied tecreëre n waarindivers emilieu - typenkunne n wordenontwikkeld .He t gaat omd e volgende onderdelen (zie fig.28) . - Ontwikkeling vanorchideënrijk eschraallande n inD eHooi - landen tussend eEenerbru g end eBrul .Di t beekdalgedeelte ishie r meer voor geschikt dand e zuidelijk daarvan gelegen Tempelstukken,omda t deHoo ilanden ,méé r dand eTempel ­ stukkenword t gevoed doorkalkrij k gerijpt kwelwater van het calciumbicarbonaattype. -56-

te behouden bos, natuurlijk bosbeheer

t£&&3 integrale extensieve begrazing, plaatselijk struweel- en bos- vorming

maaibeheer, gericht op onbemeste schraallanden

akkeronkruidenbeheer

beheer gericht op ontwikkeling bosranden, zomen en mantels

///l beheer gericht op ont wikkeling van structuurrijke houtwallen beheer gericht op beperking mestgeving

Fig.28 . Natuurontwikkelingsplan voorhe t gebied rondWesterveld e -57-

- Ontwikkeling vand eTempelstukke n als grootschalige integralebegrazingseenheid . Zeer extensieve integrale (=jaarrond)begrazing isee nuitsteken d middelo md epoten ­ ties vandi t gebied inclusief de aanwezige gradiënten te ontwikkelen.Daarme e zoudi the t eerste voorbeeld wordeni n Nederland vanregenerati e vanee n vrijcomplee t natuurlijk bovenloopsysteem vanee nbeek .Ee ngroo t aantal natuurlijke processen zalwee r terugkunne nkere nbi jee nhog e mateva n zelfregulatie.Di t gebied zalhydrologisc h alsee nbuffe r kunnen gaan fungeren voorD eHoo ilanden .D ebetekeni s van deTempelstukke n alsvoedselgebie d vand eda s en talva n andere organismen wordthierdoo r bovendien vergroot. - Ontwikkeling vanee nbepaald e oppervlakte schrale akkers rondhe tNorgerholt .Hierme ekrijg the tNorgerhol t tevens eenbeschermin g tegenongewenst e randbelnvloeding zoalsdi e optreedt tengevolge vanhe t gebruik vand e es.Daarnaas t kand e eutrofiëring vand eaangrenzend e vennenworde nver ­ minderd.D e functie vand e esal s voedselgebied vand eda s wordt vergroot. -Beschermin g vand ebovenloopje s doorhe tTonckensbo s end e Tussenbruggen.Behou d enverbeterin g vand e ecologische kwaliteit vand ebosrande n end ehoutwalle n staathie r centraal. -Behou d enbeschermin g vand e landgoedstructuur rondd e Tonckenshoeve.Me tbehul p van landschapsbouw kand e esbegrenzing worden versterkt en tevenshe t leefgebied van deda s wordt verbeterd.Behou d enverbeterin g vandelane n enhoutwalle n staathie r centraal. -Behou d enbeschermin g vand ebestaand ebossen ,gerich t op deontwikkelin g vanee n rijk gestructureerd natuurbos. 5.2.1 De Tempelstukken Het ontbreken vanboerderije n terplaatse ,gecombineer d met het niet alt e intensievegrondgebrui k end eaanwezighei d van bossen langs eengroo t deel vand ebeekdalran d maaktda thie r eenuitgangssituati eaanwezi g iso mhe t gebied zot egaa n beherenda t allekenmerkend e milieutypen vanafhe tbeekda l toto phe tplatea u vanLangel o inclusief degradiënten ,wee r meer totuitin gkome n (zie fig.10) . Door middel vanee n integrale extensieve begrazing kunnen dezepotentie s totuitin g wordengebracht .D ebegrazin g zal zoextensie f moeten zijnda tplaatselij k bos,struwee le n ruigte opka nslaan . DeTempelstukke n biedt eennagenoe g ideale uitgangssituatie voor eengrootschalig e integralebegrazing : - een voldoende grote oppervlakte (> 200ha) . 30h a geldt wel als minimum areaal voorbegrazing ; - een evenwichtige verdeling tussenhog e gronden (winter- voedsel)e n lagegronde n (zomervoedsel); - de aanwezigheid van zowel een redelijke oppervlaktebos , alsva nee nredelijk e oppervlakte grasland; -he t minimum 'structuurareaal"d.w.z .he t areaal waarbij alle successiefasen voorkomen,variëren d vanope n stukken, stukken met opslag enbo s isminimaa l 50-100ha .Oo khier ­ voor ishe t terreingroo tgenoeg . -58-

Hethuidig e intensievebegrazingsregie m zal langzaamafge ­ bouwd moetenworde n tot eenvee l lagere intensiteit. Verwacht magworde nda t opslag aanvankelijk langs verlandende sloten zaloptreden ,late r ook opd e laaggelegen graslandper­ celen.O pde nduu r zullen ind ebosse n opd ehoger e gronden waarschijnlijk gatengaa nvallen ,hetgee n resulteert inee n langzame verplaatsing vanhe tbo s vand ehog e naar de lage gronden zodat eenenigszin s gelijke verdeling zalontstaan . Indien mogelijk ishe t gunstig omee ndee l vand ehuidig e domeinbossenaa nd e zuidwest-rand vanhe t gebied bijd e begrazing tebetrekke n teneinde inaanvan g almetee n een goede verdeling tussenhog e en lagegronden ,bo s engraslan d tehebben . Hoewel deuiteindelijk e realisatie vandez e grote eenheid natuurgebied pas ind euitvoeringsfas e vand e landinrichting Roden-Norg plaats zalkunne n vinden,ka n in feiten ua l wordenbegonne n metd eopbou w vanhe tuiteindelijk ebegra ­ zingsregiem. Watbetref t degrondwaterstan d dient,zodr ad eeigendomsver ­ werving involdoend e mate isvoortgeschreden ,naa r eenz o hoog mogelijk peil teworde ngestreefd , evenwel niet zohoo g datbegrazin g onmogelijk wordt. 5.2.2 DeHoo ilande n Dehooilande n behoren totd egebiede n waar kalkrijk water uit het regionale systeem opwelt waardoor ergoed emogelijkhede n zijnvoo rhe t ontwikkelen van schrale onbemeste hooilanden behorend tothe tdotterbloemhooilandverbond ,he t verbond van kleine zegges endaarnaas the tblauwgrasverbond ,o pplekke n waar minder gerijpt grondwater opkwelt. Hiervoor ishe t noodzakelijk omd evroeger ehog egrondwater ­ standen terug tekrijgen .Doo rhe tplaatselij k afdammenva n slootjeska ndi t gebeuren.He tverdien t echter voorkeur om ditdoo r opstuwing tebereiken ,waardoo r weer grondwaterstan­ dengecreëer d worden zoals zevroege r inhe t gebied voor­ kwamen (Coin, 1985): 'sWinter s niet lager dan 10-20cm-m.v .e n ind e zomer niet dieper dan ± 50c m -m.v .e nplaatselij k lager (20-40 cm-m.v.). Er moet indi t gebied speciaal voor worden gewaakt dat peilopzetting niet gaat leiden totdominanti e vanhe t regenwatertype overhe tdiepe-kwelwatertype . 5.2.3 Norgeres enLandgoe d Tonckens

Dit gebiedbied t goede mogelijkhedeno mee nmoza'ie kva n ecotopen met eenhog e natuurwaarde teontwikkele n gericht op devolgend e doelstellingen: - creërenva n een samenhangend extensief gebruikt gebied tussenhe tNorgerhol t enhe tTonckensbos ; -bufferin gNorgerhol t tegenongewenst e landbouwkundige randinvloeden; -bufferin gdobbe n rondhe tNorgerhol t tegend e eutofiërende werking vand ehuidig e landbouwpercelen eromheen; - uitbreiding vanhe takkeronkruidenreservaat ; - verbetering foerageermogelijkhedenva nd edas . -59-

buffering Norgerholt d.m.v. CU berkenlaantje (éénzijdig) beperking mestgeving akkeronkruidenreservaat ^1 eikenlaantje WËÈmbo se n opgaande beplanting Fig.29. Beheers-e n inrichtingsvoorstel Nnroprholt-Tonr-k^ns iaanti p -60-

Infig .2 9 isd egewenst e situatie weergegeven. Hierin opgenomen isee nvoorste l voor eenklein e uitbreiding vanhe t landgoed Tonckens met devolgend e doelstellingen: - creëren vanee ngrote rgeheel ; - creëren vanbeter egeleidingsbane n (ind e vorm vannieuw e houtwallen)t.b.v .d eda s (erbevind t zichee nburch t in hetbosj e langsd ewe g Zuidvelde-Norg; -he t versterken vand ebegrenzin g vand e esva nNorg . 5.2.4 Debosse n Debestaand ebosse ngeve nee n fraaibeel d vand e potenties vanmee r natuurlijkebosse n ind eomgeving .He tbehee r dient gericht teblijve n resp.t eworde n opee nverder e natuurlijke ontwikkeling. (Voornader e gegevens zijverweze n naarhe tN M beheersplanNorg-Westervelde ) 5.2.5 Debovenlope n Debovenlope n zijnvoora lva nbelan g vanweged eopgaand e beplanting ind evor mva ndwarswalle n en insteekwallen eni n mindere mateoo k vanwege degraslanden .Voorgestel d wordt om met name aandacht tebestede n aanbehou d enverbeterin g van deecologisch ekwalitei t vand ehoutwallen .Ee nva nd emoge ­ lijkheden inhe tkade r vand e landinrichting ishe t verbreden vand e grenswallen vanwegehu n functie ind e landschappelijke (enecologische )hoofdstructuur . -61-

5.3 HAZEMATEN -ACHTERST E STUKKEN -BROEKLANDE N Dit deelgebied wordt gevormd doorhe tbeekdalgedeelt e vanhe t Lieverensediepj eva nd eBroeklande n tot aand eHazematen .D e huidigebiologisch e en landschappelijkewaarde n vand eaan ­ wezige schraallanden zijnuitzonderlij khoo g voor zowel Drentse alsNederlands e begrippen.He t gebied staatbeken d als eenva nd e "parels vanDrenthe" .He t isnoodzakelij k om debestaand e gebieden inhe tkade r vand e landinrichting beter tebuffere n gezienhe t feitda the t oorspronkelijk schonekwelwate rhie r endaa r ind eBroeklande n enbi jd e Hazematen alverontreinig d isme t eutrofiërendestoffe n afkomstig vanhoge r gelegen landbouwgronden (Everts enD e Vries 1986). Devegetatie s vand eAchterst e Stukken zijn sterk inkwalitei t achteruitgegaan tengevolge vanont ­ wateringsmaatregele n.

Deecologisch e potenties vandi tbeekdalgedeelt e zijndermat e hoog dat ervanui t deNatuurbeschermin g dewen sbestaa t omd e bestaande reservaten uit tebreide n en samen tevoege n zodat ééngroo t natuurgebied ontstaat met een eigen optimale waterhuishouding. Eendergelij k groot gebiedheef t vergeleken metd ehuidig e restanten een zeergrot e ecologische meerwaarde envorm t bovendienbeheerstechnisc h eengoed e eenheid. Fig. 30geef t degewenst e situatie weer.I nhe t donkere gedeelte staat inprincip e onbemeste schraallandontwikkeling door middel vanee nmaaibehee r centraal,gerich t opdezelfd e ecosystemen alshe t voorgesteldebehee r vanD eHooilande n en het actuelebehee r vand eBroeklande n end eHazematen . Hetbetref thie r metnam egronde n die gevoed worden met schoonkalkrij k gerijptkwelwater .Di t geldt niet voord e zuidelijke uitloper vanhe t reservaatsgebied richting Langelo.Doo r middelva n schraallandontwikkeling indi t gebied kand ebelangrijk ehydrologisch e enbodemkundig egra ­ diënt weer totuitin g wordengebracht .O pdez e manier kand e oudeovergan g tussenkwelvegetatie s inhe t centrum vanhe t beekdal (dotterbloemhooilanden,klein e zeggenvegetaties, eventueel verrijkt met enkelekensoorte n vankalkmoeras - vegetaties)e n vegetatieshoge r opd ehellin g (hei-schrale graslanden enblauwgraslanden )herstel d worden. Deze overgangenhebbe n een zeerhog e waarde (Baaijens 1985) enkome n t.g.v.ontginninge n tot opd ebeekdalran d bijna nergens meer voor.

Insommig edele nka n een extensief bgrazingsregiem (als "naast-bestebeheersvorm" )effectie f zijnvoo rd eont ­ wikkeling vannatuurwaarde n indez egebiedsdelen .Onderzoch t zoumoete n worden inhoeverr e enonde r welke voorwaarden dit het gevalka n zijn. -62-

Ontwikkelingva nonbemest eschral ehoo ilanden , rijke sloot- enoevervegetatie s Beheergerich t opbeperkin gmestgevin g

^"^VJSiÀ^ > f Groote.Vela "y^-f*"* \ ' \

Fig.30 . Beheersvisie Hazematen-Achterste stukken-Broeklanden -63-

Centraal inhe tplanvoorste l staat daarnaast debeperkin g van de mestgift ophe tplatea u vanLangelo , zonder welkebeper ­ king schraallandontwikkeling ind e toekomst niet mogelijk zal zijn.Nade r onderzoek isvereis t naar de maximumhoogt e van demestgift .Daarnaas t moetd ewaterhuishoudin g inee naanta l gebieden dusdanig zijnda td enatuurbeheersdoele n inhe t natuurgebied niet geschaad worden.Me t andere woordenhe t waterpeil mag nietdermat e laag zijnda thierdoo r kwelstromen wordenweggetrokke n vand enatuurgebieden ,waardoo r dezehe t karakter krijgen van "regenwaterbakken".Di t laatstever ­ schijnseldoe t zich,me t alledesastreuz e gevolgen vandie n nua lplaatselij k voor ind eBroeklanden .Oo khiernaa r en naar deoptimal e waterhuishouding vanhe t toekomstige natuurgebied isnade r onderzoek nodig.D e grondwaterstanden inhe t gebied zullenaanzienlij k omhoog moeten teneinded e invloed vanhe tkwelwate r ind evegetatie s ind epercele n tot uiting te latenkomen .Daarbi jmoe t waarschijnlijk gedacht worden aangrondwaterstande n zoalsdi e zichvroege r voordeden: ind ewinte r niet lagerda n 10-20c m -m.v .e ni n de zomer nietdiepe r dan ± 50c m -m.v . (Coin, 1958)e n plaatselijk 20-40c m -m.v.zoal s inhe t reservaat de Broeklandenhe t gevalis .

5.4 HETPOTKLEIGEBIE D ROND RODEN

5.4.1 Bossen enbeplantingsstroke n Het landschappelijk karakter end eecologisch e waarden indi t deelgebied zijnmomentee l sterk afhankelijk vanhe t dichte patroon vanhoutwallen ,elzensingel s enbosjes .Omda td e doelstelling voordi t deelgebied gericht iso pherste le n behoud vandez e elementen (fig.2 1e n 27)terwij l landinrich­ tingen vaak juist tot afbraak vandez e elementen leiden, bestedenw e erhie r extraaandach t aan. Degewenst e ecologischehoofdstructuu r isvoo r ditgebie d meer indetai luitgewerk t opkaartschaa l 1:10.000 (zieKaart - bijlage II).Ontworpe n isee n stelsel vanbred ebeplantings ­ stroken incombinati e met nieuweboscomplexjes . Aand e lokatie envormgevin g liggend evolgend e overwegingen tengrondslag : - nieuwsbo s oppotkleikerne n (gradiëntrijke situaties,zi e fig.9) . -bosje s vanminimaa l ±5 h a enbi jvoorkeu r ± 15h a inver ­ band met volledigheid vanvogelgemeenschappe nva nbossen . - streven naar eenaaneengeslote n patroon omvisuee l ruim­ telijke,cultuurhistorisch e redenen en terbevorderin g van de migratiemogelijkhedenva naa nbo s enhoutwalle n gebonden dier-e nplantesoorten ; (Ditgeld t niet voor dePolde r Zuidermaden.Hie r dienthe tkenmerkend ebeel d van losse boscomplexen ind eopenhei d niet teniet teworde n gedaan door verbindendebeplantingsstroken) .Oo k inhe telzen - singelgebied wordengee nnieuw ebred e beplantingsstroken voorgesteld teneindehe t transparante karakter vanhe t huidige landschap tebehouden .E r zalda nwe lextr a moeite gedaan moetenworde no md eelzensingel s tebehoude n eni n veelgevalle n teherstellen ,me tgarantie s voorbehoud . -he t openhouden vand ebelangrijkst ebeekdalen ; -64-

-he t verdichten vand eplateaurand , met name aand enoord - zijde ; -he t versterken vand e esva nLeutingewold e enva nd eoud e Zulther-es door middel van randbeplanting; -he t uitbreiden van landgoed Terheyl met eenboscomple x zodanig dat samen methe t gebiedNatuurschoo n eengroo t aaneengesloten wandelgebied ontstaat watka n fungeren als uitloopgebied vanRode n enLeek .Di tboscomple x zal ineco ­ logische zinee ngrot e waardekunne nkrijge n door deafme ­ tingen ervan endoo rd e ligging inhe tgradiëntrijk e potkleigebied. -beplantingsstroke n bijvoorkeu r langswaterlope n en "achterkanten" vand epercele n ter vergroting vand erust ; - gewenstebreedt e 20m .Dez e maat isgebaseer d opee ndoo r het RINgegeve n norm (RIN 1985)me t alsdoe l eengroter e weerbaarheid tegennegatiev e randinvloeden enhe t ontstaan vanee nbosmilie u inhe t midden vand e strook (zieoo k Bijlage IIIe nIV) ; - aanleg vangreppels/slote n is zeer essentieel tervermeer ­ dering vand eecologisch e waarde (Kollen, 1984). Metd e vrijkomende grond kan tevens eenwallichaa mworde n gecreëerd. - opname vanbosje s en zeer fraaie enbijzonder e lijnvormige beplantingen ind ehoofdstructuur . Binnen dezehoofdstructuu r dient instreekplancategori e 2B een fijner systeem van smallebeplantingsstroke n behouden en uitgebreid teworden . Er isgekoze n omee n streeflengte inm/h a aan tegeve nvoo r de tebehouden ,t eherstelle n of tecreëre nbosrande n en beplantingsstroken.D edoelstellin g "behoud vand ehuidig e randlengte" is m.i.nie t werkbaar.Te n eerste vormtd e situatie van 1986ee nwillekeurig e fase inhe t langzamepro ­ ces vanachteruitgang . Zeker opdeelgebiedsnivea u ishe t niet logisch omva n "behoud vand ehuidig e randlengte"ui tt e gaan. Insommig edeelgebiede n is (toevallig)no g eengrot e lengte aanwezig, inander e ise r (toevallig)ne t veel weggevallen.Bovendie n geeft dehuidig e situatie aanleiding tot misverstanden. Inhe t ISP-onderhoudsplanvoo r de gemeente Roden wordt een sloot met enkele elzeno f meidoorns als restant vand e vroegere aaneengesloten beplanting nogove rd e volle lengte alsbeplantingsstroo k aangegeven.Afgaand e opd e topografischekaar t ontstaat echter alee nhee l ander (meer verbrokkeld)beeld . Het werkt m.i.bete r omva nee nrichtgeta l inm/h aaa n randlengte uit tegaan .Ho ehoge r dit getalho ekleinscha ­ liger degewenst e ruimtes.Dez e aanpak lijkt eengoe d middel omd e ontwikkelingen inhe tpatroo n vanopgaand ebeplantin g te sturen.Fig .3 1geef t daarvan eenbeeld .D egrootst ever ­ dichting wordt nagestreefd ind eoudst e ontginningsgebieden: 100m randlengt e perha . (inclusief bosranden en randenva n devoorgesteld e hoofdstructuur, maar exclusief lanen zonder ondergroei). -65- -66-

Inhe t elzensingelgebied wordt getracht omd eovergan g van eendich t net van singelsbi jRoderwold e naar een ijlerwor ­ dend net inhe t veengebied tebehoude ndoo r verschillende streeflengte (80res p 30m/ha ) Inrelatienotagebiede n kand ebestaand e opbouw gewaarborgd blijven (hoewelnieuw e aanleg van singels indi egebiede n in principe ook gunstigis) . Indien er singels ofbeplantinge n worden weggehaald dienen dit inel k geval niet elementen met eenwallichaa m tezijn , elementen die er zeer goed onderhouden bijliggen ,o felemen ­ tenme t een zeerbijzonder e vegetatie.Hierto e dient er nader onderzoek tekome n naar de interpretatie vand e waardenva n dehoutwalle n waarbijklasse n worden onderscheiden,o pgron d vangegeven s vanNMF . Watbetref the t onderhoud vandez e elementen kangestel d wor­ den,da t deperspectieve n gunstig zijngezie nhe t onlangs gemaakte landschapsbeleidsplan Roden end e ISP-e nROL-gelde n tenbehoev e vanachterstalli g resp.lopen d onderhoud. Daarnaast zoud eBergboerenregelin g eenbijdrag ekunne n leveren,wannee r het mogelijk wordt omdez e losva nd erela ­ tienota int ezetten . 5.4.2 Polder Zuidermaden en Natuurschoon/Toutenburgersingel/Maatlanden Voor dezegebiede n wordt toepassing vand e Relatienota voorgesteld methe t oog opd eontwikkelin g van kruidenrijke graslanden oppotklei ,e nverder e ontwikkeling vanbos- , mantel-e n zoomvegetaties. Nader onderzocht dient teworde n welke graslandachtige gemeenschappenhie r ontwikkeld zoudenkunne nworde ne nwel k beheer daarvoor gewenst is. Mogelijkheden zijno.a. : - beheersgebied, metbepalinge n t.a.v.bemesting ; - reservaatsgebied met eenverschralen d maaibeheer; - reservaatsgebied met eenextensiev ebegrazing . Hierka n ook aanbosuitbreidin g worden gedacht;voorstelle n hiertoe wordengedaa no pd eontwerpschet s vanhe tpotklei - gebied (Kaartbijlage II).I nd ebosse n liggen ook de grootste actuelewaarden . Ind epolde r Zuidermaden dient daarnaast nog aandacht tewor ­ dengegeve n aand eontwikkelin g vansoortenrijk e slootkanten. Deaanle g vanhoutwalle n enelzensingel s ishie r niet gewenst gezienhe tbeekdalachtig e openkarakte r vanhe t landschap, onderbroken door losseblokke nbos . 5.5 HETLEEKSTERMEERGEBIE D

Het Leekstermeergebied isbodemkundig ,hydrologisc h enecolo ­ gisch eenuiters t complexgebie d methog e natuurwaarden. Bestemming, inrichting enbehee r zullen inecologisch e zin moeten worden gericht opbehou d enontwikkelin g van schrale hooilanden (plaatselijk), soortenrijke water-e noever ­ vegetaties (o.a.voo r amfibieën)e no pweidevogel s enotters . -67-

Het isbinne nhe tkade r vandez e studie geziend ecomplexhei d vanhe t gebied niet mogelijk omgedetailleerd e voorwaarden hiervoor te formuleren endez e uit tewerke n tot eenpla n waarin dehabitateise n vand everschillend e organismengroepen onderling en tenopzicht e vanhe t landbouwkundig gebruik goed afgestemd zijn. Onduidelijk isno go pwelk e manier de landbouw zalkunne n blijven functioneren inhe t gebied.He t iswaarschijnlij kda t eendee lva nhe t gebied inextensief-landbouwkundi g gebruik zalblijven ,rekeninghouden d met weidevogels en sloot-e n oevervegetaties.(beheersgebied). Daarnaast ishe tgewens t omdoo r middel van reservaatsvorming tekome n tot eengroo t aaneengesloten schraallandcomplex met eenmaaibeheer ,alsmed e tot een reservaat voor kritische weidevogels.D egebiede n metd ehoogst epotentie s voor schraallandontwikkeling zijn inhoofdstu k 3aangegeve n in fig.3 . Nader onderzoek isechte r nodig naar de voedendegrondwater ­ stromingen voordez egebieden ,e nmaniere n waaropschraal - landgebieden opd e lange termijn (hydrologisch)veili g gesteld kunnenworden . Afgezien vand e relatienotagebieden ishe t gewenst omdoo r middel vannatuurontwikkelin g langsoever s eennetwer k van kwalitatief goedeoeverbiotope n tecreëre n ishe t gebied. Kaartbijlage Igeef t dehoofdstructuu r weer o.a.ontworpe n t.b.v.otters .Daarnaas t isee n fijnmaziger patroon langs slootoevers gewenst.Ee nvoorbeel d vanho e zo'npatroo n vorm gegeven zoukunne n worden iseveneen s aangegeven op Kaartbijlage I. Het gaathie r omhe t overdimensionerenva n sloten (beperking vanonderhoud )e nhe t creëren vanbred e langzaam oplopendeo f terrasvormige taluds,zoda t zichee n weelderige vegetatieka n ontwikkelen met meerdere verlandingsstadia (fig. 32).Hierbi j zijnno g veelverschillend eprofileringe n mogelijk alnaa r gelang deuitwerking ,gerich t opwatervegetaties ,oever ­ vegetaties,amfibieën ,bosvormin g of nattegraslandgemeen ­ schappen. -68-

Arrhenaterion

Calthion

Filipendulion

S 10 is" 10 z S 30 35"

Fig. 32.Ontwikkelin g van sloot-e noevervegetati e d.m.v. taludaanpassing. Rondomhe t Leekstermeer isherste l vand ebred e rietkraag gewenst.I nd e sfeer van inrichtingsmaatregelen ishe t tenslotte gewenst omd e waterkwaliteit teverbetere n door middel vanee ndoordach t waterbeheersingssysteem. Nader onderzoek isvereis t naar mogelijkhedeno m schoonwate r te isoleren (d.m.v.plaatselijk e afdammingen,o fbijv .ee n systeem waarbijwaterinlaa t enwateruitlaa t opdezelfd eple k plaatsvinden). Ook kand e verblijftijd van schoon water wordenverleng d door ingrepen inhe t doorspoelingssysteem (zie fig.33) . -69-

*-<-

II Dam

—Tl— Stuw

%— Inlaatpunt én lozingspunt

Fig. 33.Voorbeel d vand eombou w van een veenweidewater- beheersingssysteem tenbehoev e vand e verbetering vand ewaterkwaliteit .O pdez e wijzeword t schoon (kwel-)water geconserveerd ind edwarssloten , terwijlhe t minder schone water een langerewe g aflegt.Naar :Va nWijland , lezing studiedag "Ecologische infrastructuur",provinci e Zuid- Holland,1987 . Concreteplanvoorstelle n zijnnie t mogelijk zonder: - nader onderzoek naarhydrologisch e relaties; - nader onderzoek naar natuurtechnische mogelijkheden,me t name watbetref t de waterhuishouding; - afstemming vannatuurbeheersdoele n en landbouwdoelen en recreatiedoelen. Het is indi t gevalda noo k noodzakelijk om tekome n totee n integraaldeelpla n voorhe t Leekstermeergebied waarbijme t name aandacht aandez e zakenword tbesteed . Deo pkaartbijlag e Iaangegeve n gebieden moetenworde ngezie n als eenvoorlopig e globale aanduiding vangebiede n waarhe t beheer moet wordengerich t ophalfnatuurlijk egrasland ­ vegetaties (m.n.schraallande nbehoren d tothe t Calthion)e n weidevogels enganzen . -70-

5.6 REALISATIE Er zijnee naanta l instrumenten terbeschikkin g omd e indi t rapportbeschreve n doelstellingen te realiseren. Afhankelijk vand edoelstellinge n moeten de instrumentenwor ­ dengekozen .I ndi thoofdstu k wordt daartoe eenvoorze tgege ­ ven. - DeWe t Bodembescherming Deze wetbeva t algemene normen waarmee deprovinci e op grond vanart .9 e nart .3 3concret e gebiedenka nbegrenze n waarbinnen maatregelen wordengeconcentreerd . Hetgaa t daarbijo m regels m.b.t.mestgeving ,diepploege n engebrui k van gewasbeschermingsmiddelen. Onderzocht dient teworde no fhe t plateau vanLangel oonde r deBodembeschermingswe tka n worden gebracht,e n inhoeverr e deregelgevin g diedaarvoo r kangelde n zodanig isda td e ecologische doelstellingen ind ebeekdalgebiede n kunnen worden gehaald. Isdi t niethe t geval,da n zald e Relatienota moeten worden toegepast ind e in fig.3 aange ­ geven inzijgingsgebieden,eventuee l gecombineerd met bosaanleg inhe tkade r vanhe t landschapsplan (ziehieronder ) - De Relatienota De Relatienota zalmoete nworde n ingezet inall e gebieden waarhalfnatuurlijk egraslandvegetatie s behoudenda nwe l ontwikkeld worden (ziekaartbijlag e I),i nd egebiede nwaa r een weidevogelbeheer gevoerd zalworde n engebiede nwaa r de bemesting end egewasbeschermin g moeten worden terug­ gebracht t.b.v.he therste l van schonekwelstromen . Uitgaande vand ebehoeft e totontwikkelin g van genoemde weidevogel- engraslandgebiede n isee n totale oppervlakte van rond de 3000h a aangegeven opkaartbijlag e I. Indez e oppervlakte zijn inbegrepen degronde n die vóór depeil ­ datum vand e Relatienota door de natuurbescherming zijn verworven. De landinrichtingscommissie kanbesluite n omd en ubeschik ­ bare 2000h a uit tebreiden .Omda t ind e indi t rapport gedane voorstellenhe t accent ligto pd eontwikkelin g van onbemeste graslanden zalbi jd e relatienotatoepassing het accent moeten worden gelegd op reservaatsvorming. -71-

HOOFDSTUK 6VOORSTELLE N VOORNADE RT EVERRICHTE N NATUURTECHNISCH ONDERZOEK

6.1 ALGEMEEN Degan g van zakenbi j landinrichtingsprocedures isero p gericht dat erdoo r deLandinrichtingsdiens t eenlandschaps - ecologischbeel d wordt verschaft (inRoden-Nor g ind evor m vanhe t Ecohydrologisch onderzoek vanburea uVa nde rWa le n Langbroek). Vervolgens wordt vand enatuurbeschermin g een landschapseco- logische visieverwach t ind e vormva nwense ne npriori ­ teiten. Deze landschapsecologische visie is inmiddels aanwezig ind e vormvanhe tNWC-advies ,he t advies landschapsbouw endi trap ­ port.O pgron d vandez evisie skunne n natuurbeschermers bij deLandinrichtingsdiens t een studie aanvragen naard emoge ­ lijkhedeno mhu n wensendoo r middel van natuurtechniek gerealiseerd tekrijgen .Di t zoumoete n resulteren inee n natuurtechnische visie (mond.med.E .va nWijland ,zi e bijl.II) . We stellen voor omee nwerkgroe pNatuurtechnie k int e stellen,waari nnatuurbeschermer s participeren.Ee nderge ­ lijkewerkgroe p vand e landinrichtingsdienst zalhe tnatuur - technisch onderzoek end edaarui t voortvloeiendeplanvoor - stellengedurend e alle fasen vanhe t landinrichtingsproject moetencoördineren . Hieronder volgt eeneerst evoorste l voor nader onderzoek,da t benodigd is,voo r eengedetailleerder e natuurtechnische plan- uitwerking. 6.2 HYDROLOGISCH ONDERZOEK A.He t gebied rondhe tLeekstermeer . Erword t vanuitgegaa n dat schraallandontwikkeling met name in het oostelijk deel vanpolde r Matsloot-Roderwolde centraal zalstaan ,e n ind eoverig e delen vanhe t gebied deontwikkelin g van sloot-oever -e nmoerasvegetaties . Weidevogels zijnal sbeheersdoe l daarnaast ook zeer belangrijk. Hethydrologisc h onderzoek zal zich ind e eersteplaat s moeten richten opkwaliteit ,kwantitei t en stromingsrich­ ting vanhe t grondwater ine n rondhe t oostelijk deelva n depolde r Matsloot-Roderwolde (landschapseenheid 5B,fig . 2). Hetdoe lhierva n iso m tekome n tot eenbegrenzin g vanhe t hieropva n invloed zijndevoedingsgebied .Daarnaas t moet wordengezoch t naar eenvoo r schraallandontwikkeling opti­ maalpeilbehee r inhe t gebied. Inhe t overige gebied waar deontwikkelin g vansloot- , oever-,e nmoerasvegetatie s centraal staat moet onderzoek wordengedaa n naar deverbeterin g vand ekwalitei t vanhe t oppervlaktewater.Doe l iso mo.a .t e zoekennaa rmoge - -72-

lijkhedeno mgebiede n met schoon water te isoleren,e nd e inlaat ofdoorstroo m vanvervuil d water zoveel mogelijk te beperkeno f zoefficiën t mogelijk te latengeschiede n met het oog opd enatuurwaarden .Oo k vanuit deNW Cword t een dergelijk onderzoek ondersteund (Mond.med .M . Pelk). B.D e Peestermaden end eTempelstukken . We gaan ervan uitda t deNatuurbeschermin g indez e gebieden zalstreve n naar deontwikkelin g van soortenrijke (bloemrijke)schral e graslanden.Bi jhe tbestaand e ont­ wateringssysteem lijkt dit niet goed mogelijk.D ekwe l lijkt immers niet van invloed te zijno phe t maaiveld.He t onderzoek zouero pgerich t moeten zijno mn a tegaa no f het metbehul p vanpeilverhogin g indez e gebieden mogelijk iso m interessante natte vegetatietypen te ontwikkelen zodanig dat gradiëntstituaties ontstaan tussen vegetaties diemee r van regenwater afhankelijk zijn (inhe t centrum vand epercelen )e nvegetatie s die meer van (diep) kwelwater afhankelijk zijn (langsd e randen vand e percelen). Zowelvoo r depeestermade n als voord e Tempelstukken moetoo k onderzocht wordenwelk eplaat sd e kwelui the t regionale systeem daarbij inneemt en/ofhe t mogelijk isd e invloed vandi t typekwe l ind epercele nt e vergroten.He tka n echter zijnda t t.g.v.peilopzettin g m.n. lokale stromingenhu n invloed ind epercele nvergro ­ ten. Inda t geval zijnd eperspectieve n voor schraalland- ontwikkeling ietsminde r gunstig.He tbeheersdoe l kanda n b.v.mee r wordengerich t opd e ontwikkeling vanmoeras ­ achtige ecosystemen (moerasbos b.v.). Voor de Tempelstukken is inhe tbijzonde r vanbelan g dat wordt onderzocht óf enho ed e lokale systemen vand eFledder s en vanhe t gebied rondVeenhuize n van invloed zijn (kwantitatief enkwalitatief )o pd eontwikkelin g van schraallandwaarden ind eTempelstukke n onder de nieuwe peilbeheersing.Di t moet resulteren ind e eventuele begrenzing vanhe t tebescherme n voedingsgebied/buffer­ gebied.

C.D eHazemate n end eBroeklanden . Het onderzoek zal zich ine n rond deze gebieden moeten richten ophe t zoekennaa rhe t optimale peilbeheer t.b.v. schraallandontwikkeling. Centraal zoumoete n staanwelk e invloed ditheef t ophe t stimuleren of terugdringen vand e diepe regionalekwelstromen .Ron d deHazemate n gaathe t in eerste instantie omd e verdere ontwikkeling vanpoikilo - trofemilieus ,ron d deBroeklande n gaathe t omd e ont­ wikkeling van een schonegradiën t tussen regionalekwe le n subregionale kwel inhe tplatea u vanLangelo .He tonder ­ zoek zalaa nmoete ngeve nho ed e regionale kwelintensiteit hier verhoogd kanworden .Doo r ontwateringsmaatregelen buitenhe t reservaat isdez e waarschijnlijk afgenomen. Dehiervoo r beschreven onderzoeksdoelen zijn m.i.he t meest urgent.Nade r onderzoek naar de exactevoedings - gebieden vand ePeestermade n enva nd eBroeklande n- Langeloërstukken isva n secundair belang.Wa t tenslotte nodig is,i see nonderzoe k naar de effecten van -73-

toekomstige landbouwkundigemaatregele n ind e overige gebieden opd egeclaimd e gebieden.Di tka n echter niet omschreven wordenomda t er noggee npla n isme t land­ bouwkundige maatregelen. 6.3 Overig onderzoek A.Deelgebiedspla nLeekstermeergebied . Geziend ecomplexitei t vanhe t gebied ishe t gewensto m voor dit gebied een integraaldeelpla n temaken . Het onderzoek hiervoor zal zichme tnam e moeten richteno p dehydrologi e (ziehfdst .6.2) ,o p natuurtechnische mogelijkheden,me tnam ewa tbetref t de waterhuishouding, eno pd e mogelijkhedenvoo rd e landbouw end e ideëendi e hierover bijee naanta l institutenbestaan .Di t zalmoete n leiden tot eenafstemmin g vannatuurbeheersdoelen ,e n doelstellingen vanuit de landbouw end erecreatie ,of ,al s dit niet mogelijk ishe t opstellen van planalternatieven. Eenonderzoe k naard e landbouwkundige wenseno p bedrijfsniveaual s vervolg vanhe t onderzoek o.l.v.Hajem a kanhierto e eenbijdrag e leveren. B.Onderzoe k naar landbouwkundige wensen opbedrijfsniveau . Inhe t algemeen zalhe t genoemde onderzoek o.l.v.Hajem a met nameda nvruchte noplevere n indiendi t voorel k deelgebied wordt toegepast.W e stellendu s eengebieds - dekkend onderzoek voor metdezelfd eopzet ,i nd ehoo pda t hierdoorhe t contact enhe tbegri p tussend e verschillende belangengroepen toeneemt.W everwachte n dathe tpla nda t hieruit komt anders vankarakte r -veela l minder ingrij­ pend - zal zijnda n inhe t gevalda t uitgegaan wordt van de landinrichtingsnamen zoalsdi enormaa l gehanteerd wor­ den,e nwelk ebovendie n niet aangepast zijnaa nd e GLE-status vanhe t gebied. C.Onderzoe k naard eopze t end eperspectieve n vanextensiev e begrazingssystemen ind edivers edeelgebieden .Di t is gewenst omee nbeel d tekrijge n welkevegetatietype nver ­ wachtkunne nworde n enwelk ewaterstan d daarbijno gmoge ­ lijk is indienplaatselij k peilverhoging wordt toegepast. -74-

LITERATUUR

BaaiJens ,G.J. , 1986."Toelichtin g bijd e voorlopige gradiëntenkaart 1:25.000va nNederland " (Concept). Bemmel,A.C. ,e nL.A.C.J .Voesenek , 1984."Th ehome-rang e of Neomys fodiens inth eNetherlands" .In :Lutra ,dee l27 , nr.2 . Berg,J.J. , vande ,e nF.J.A .Saris ,1985 . "Basisstudie Gemeentelijk landschapsbeleidsplan Grathem". Werkgemeenschap landschapsecologisch Onderzoek. Berg,J.J. , enM .d eWidt ,1983 ."Vooronderzoe k beheersplan Tongelaar".L UWageningen ,Vakgroe pLandschaps ­ architectuur. Bergmans,W .e nA . Zuiderwijk, 1986."Atla s vand e Nederlandse amfibieën enreptiele n enhu nbedreiging" . KNNV. Bijlsma,R. , enH .Wessels ,1986 . "Broedvogelinventarisatie Noordwest-Drenthe".PP DDrenthe . Broekhuizen,S .e.a. , 1986."He tbelan g vanhegge nal s geleiding voor migrerende dassen".Uit :Lutr adee l29 , nr. 1,1986 . Buuren,J . van,e nB .Kempinga , 1977."Natuurbehee r omhe t Leekstermeer".R.U . . Centrale Cultuurtechnische Commissie, 1982. "Landinrichting Roden-Norg,advie s tothe t invoorbereidin g nemenva n het landsinrichtingsproject". Coin, 1958."Landbouwwaterhuishoudin gprovinci eDrenthe" . TNO,Commissi e Onderzoek Landbouwwaterhuishouding Nederland. Daan, R., e.a., 1984."Amfibieë n en reptielen inDrenthe , 1945-1983".P.P.D .Drenthe . Dalen,J . van, 1984."D egrot e landschapseenheid Roden-Norg" Milieuraad Drenthe. Dorp,D . van, 1982."D eavifaun a vanenig e landgoedbossen in het rivierengebied end e relatie met devegetatie" . RINLeersum . Everts,F.H. , enN.P.J .d eVries ,1986 . "Landschapsecologisch onderzoek Roden-Norg".Burea u vande rWa l &Langbroek . Gelderblom, L., e.a., 1985."Ecologisch e infrastructuure n landinrichting".L UWageningen ,med .nr . 78,Vakgroe p cultuurtechniek. -75-

Gorter,J. , 1987."Natuurmonumente n en ecologische infra­ structuur".Natuurmonumenten . Gorter,J . enH .Visser ,1985 ."Schelle ,ee n landgoed ind e stadsrand".L UWageningen ,Vakgroe p landschapsarchitec­ tuur. Green,J. , e.a., 1984." Aradio-trackin g survey ofotter so n a Perthshire riversystem". In:Lutra ,vol .27 ,143-144 . Grootjans,A.P. , 1986."D e invloed van ingrepen ind e waterhuishouding opd everspreidin g van moeras-e n hooilandplanten".SWNB Lrappor t IC. Grotenhuis,J.W. , 1986."Poele n endobbe n inRoden/Norg" . Drents dobben overleg. Havinga,R. , 1986."Ontwikkelin g van een ecologische infrastructuur tenbehoev e vand eotte r inhe t gebied tussen Zuidlaardermeer enSchildmeer" .Stichtin g Otterstation Nederland. Helming,B. ,e nE .va nde rBilt , 1978."Flor a en avifauna vanvij f graslandgebieden inNoord-Drenthe" . Herwaarden,G.J . van, 1987."Natuurtechnisch e mogelijkheden voor landinrichtingsprojecten,dee l 2:d eotter" . Landinrichtingsdienst med.17 0 Herwaarden,G.J . van,1987 ."Natuurtechnisch e mogelijkheden voor landinrichtingsprojecten,dee l 3:d edas" . Landinrichtingsdienst med.178 . Huisman,M.I.M .e nM.J .Scheepstra , 1986."Grot elandschaps - eenheden,ee nperspectie f voor natuur-e n landschapsbehoud?"LU ,Wageningen ,vakgroe pcultuurtech ­ niek. Jager,R.C. , 1986."Kij k opdobben ,dee l 1e n 2".R UUtrecht ,

Jansen,S. , 1985."Bossoorte n enecologsich e infrastructuur", Conceptrapport,D eDorschkamp . Kerkstra,K . enW .Overmars , 1986."Advie s landschapsbouw Lievelde".SBB . Kollen,J. , 1984."Ruimtelijk e structuur en vegetatiekundige kwaliteit vanhoutwalle n alsonderdee l vand eecolo ­ gische infrastructuurva nhe t landelijk gebied.PPD , Provincie Gelderland. Landbouweconomische instituut, 1984."Roden-Norg ,sociaal - economische verkenning vanee n landinrichtingsgebied in Drenthe".LEI-med .314 . Lutra, 1984."Otternummer ,Lutr adee l 27nr .1" . -76-

Ministerie vanLandbou w enVisserij , 1985. "Sectoradvies Openlucht-recreatie Herinrichting Roden-Norg". Ministerie vanLandbou w enVisserij , 1986. "Structuurschema Natuur-e n landschapsbehoud, deele" . Natuurmonumenten, 1985."Beheerspla n terreinen rondomNorg" . Natuurmonumenten, 1987."Beheerspla n Fochteloërveen". NatuurwetenschappelijkeCommissie , 1986. "Herinrichting Roden-Norg,advie s natuur,landscha pe n cultuurhistorie". Niezen,J . enP .Venema , 1983."Ganze n inhe t Leekstermeergebied, overwintering entrek" .SBB , Utrecht. Nooren,M.J. , 1982."Vegetatiekundig e inventarisatie van houtwallen,heggen ,e nander ebeplantingsstroke n in Nederland"; RIN-rapport82/2 . Opdam, 1986."Ecologi e vanklein e landschapselementen". Rijksinstituut voorNatuurbehee r Leersum. Os,B.L.J .van ,1986 ."Amfibieë ne n reptielen inDrenthe , 1983-1985".P.P.D .Drenthe . Proost,J. , 1986."D esloot ,waterbeheersingsmidde l en ecosysteem". LUWageningen ,Vakgroe p Cultuurtechniek, med.nr .92 . Provinciale raad voor debedrijfsontwikkelin g inDrenthe , 1986. "Landbouwstructuuradvies voorhe t land­ inrichtingsgebied Roden-Norg". ProvincieDrenthe ,1978 ,1979 , 1982."Milieukarterin g Drenthe 1974-1978,dee l I, IIe nIII" . ProvincieDrenthe , 1987."Streekpla nNoord-Drenthe ,ontwerp" . Provincie Zuid-Holland, 1986."Beleidsvisi e ecologische (infra-)structuur". Regt,A.L .de ,1984 ."Lijnvormig e landschapselementen". In:Landschap ,nr . 3, jrg.1 . Rijksinstituut voorNatuurbeheer , 1985. "Levensgemeenschappen" PudocWageningen . Schroevers,P.J. , 1982."Landschapstaai" .Pudo cWageningen . Staatsbosbeheer, 1983."Not aeigendom ,Behee r enOnderhou d vannieuw e landschapselementen inruilverkavelingen" . -77-

Staatsbosbeheer, 1984."Natuu r en landschap inRoden-Norg" . Deel 1t/ m 9. Staatsbosbeheer, 1985. "Landschapsstructuurplan Noord-Drenthe" en "Advies landschapsbouw Roden-Norg". Stortenbeker,C.W. , 1986."Ecologisch e randvoorwaarden voor hetbehou d vand eheid e als levensgemeenschap".Uit : "Boso fheide?" ,versla g vand evijfd e studiedag vand e stichting studiedagheidebehee r Ede. Vereniging Das& Boom , 1982."D everspreidin g vand eotter , LutraLutr aL. , inGroninge n enNoord-Drenthe" . Tussentijds verslag. Vereniging Das &Boom , 1983."Nederlan d Otterland".

Wijland,F .van ,1987 ."Natuurtechnie k ind e landinrichting: eenbeter e toekomst voorklein e landschapselementen?" Uit: "Natuurontwikkeling incultuurlandschap" ,N . Driessen e.a.,1987 . Wijngaarden,A .e nJ . vand e Peppel,1970 ."D eotte r in Nederland". RIN, Zeist,med .nr . 5. Zadelhof,F.J . van,1986 ."Naa r eenecohydrologisch eonder ­ bouwing vanhe t natuurbeschermingsbeleid inNederland" . Concept. BIJLAGEN BIJLAGE I AANBEVELINGEN UIT HET NWC-ADVIES EN HET ADVIES LANDSCHAPSBOUW, UITGESPLITST NAAR DEELGEBIEDEN

c e 3(1 TJ - BTJ -4 0 >• t) 0 0.C • c S * Z te — ente » « te • AI to« e i-i > « XTJ E en — • • o •o e te • 0 C «J 0X M O It 0TJ — à î > hi c a. te « te O 0 SS o • K « te —te 0 * M Sî•o n- « e rw te * p. > « S.8{ 3 £ e ja 3 te « te-* te Al S8 Q « JB 3 0 0 « tn —o Si = 9 x AI o e 9 AI AI en > * SA": . 2 A* C « te« * e A» B • -xi • U 0 «B« fi O 9 TIJ( « 0 Al « (TAI a « cr< 0 • Al 9-0 •O te e a> ce « 0£V te 3 0 « w u te 3 « • « — « « o 0 » 0 0 te « C i i 0 0 • > o • <*• > C 3 C > > e • f Jti} « 3 TJ Jtf te 3 te V .«4 Ü 0 B • ii te « ««n • •«"» — « en « »— O V-Û A) ©f> « ja : s « «•a s E 9> « O» i « te O 0 0 c > A» « «— 0 0 C 0 CPÛ. Ö x AI jf 0 a 3 » e «S 8 C 0 O 0 CO» M GM —-O E- S • U O 3 » te 0 0 3 a Al U M O < • ote te J : O AI > «TJ Q>« 0 0 AI en ai— «u 0 h ! •— > JC • Al .M 0 « te AI — teTJ 3 U B 0 >* g>gi si 0 « c . 0 0-4 (»• te C 0 .» :• O B 0"O o uw cr>A» e OIAI ja te « 8 i 88 AI E Al Ê -O-* >-4*>- C 0—0 — o » 0 • i--» e 0 B B < O o *• « e AI « « u Si«« -4 e c 0 u — 0 > Al « -4 e > 0 C C 0— M O Al te « —i te e 5. C B en« TJ cr>0 0 0 0 0 M-4 * ( 0 0 — 0 n- e 0 « * 0-4 e u 0 C •o c c e • Al ' c 5 fi e c AI a » X E 0 c « « « • • « « e «v te 0-4 * 9 c 0 e 0 — c 0 e 0 • 0 M » g • « o • te 0 « 9 c g 0 049 U 0 ojc o*e w ETJ M c e A»M-* m A> *J tIM L>TJXTJ I 3— 0-4 s AI eü 0 e e AI »4 iv c AI c e te « « e 9 « • E 0 0-40 Al — Al 0 AI « ce 9 0 0 0« c i-i c 0 c e 0«AI S 3 M " ^fl C K3-0 U 0 0 0 " — U 0 3 0 0 0 0 O 8 ox m je • ) te « U>M te 8ÏS.3 3 ï A» 6 — AI te g -4 1 AI MV *te J< e o. 5 o te 0 0-4 0 le u 0 « te M M M 0 g 0 0 M- w • 0 tete « 0 0 « te te 't ï*S « O « > 0 g M -4 M iJt te 0 0 0 M M £ £ ££ I i »* 0 ï S3 ** 0 $ î iiîi iii S i s i

I I 0 0 C -O 4 A* m -4 — te O. ! . î» t 0 0 0 t 3 - te C Cl te > te OJ .1 0 C 0 0 0 1 te o o>o*a 0 0 M O» 0 1 0 o e 3 L -4 0 0 A*>O g> fr 0 o e 0 ii i .-=£ a 0— P> 3 "O 0 0 W >— « 0-4 3| 3 X— « Al te-o e t) Q. > C 0 ( AI • o^"â Jfi 0 5 fl • Q C 0 vue i Al te te Al-* C « Al | B C— » O — 0Û : 0X o 0 t 0 C M SX O* . -4 J m —A 0 te > • c e ai •M U 0 Q 9 0 B a 0 0 0 1 < 0 O*0 A» O 9 0-4 te O 0 • C Al « > 4 a Ji e c iê CL — te B U B 0 C-4 0 C 0 5 0-4 « Al te 0 0 O* r A» A» 0 B ai • 0>-4 » C 0 0 O C-4 e 0 • 0 A> UCH 0 — «te l o Ï • Al -4 o çpe*o 0 0 0 O« (JI-4 te 0 a t} e 3 9 0XX M fi te te e e 0 0 o 0 0 0-" -4 JD C AI Al V> —-4 » -4 0 ex o. Cf-3*4 0 0-4 0 X 0 te 0 0 o e te O. 0 > 0 B -4 B— 3 • — c -4 C > 40 Al 0 e 0 0 g 0 g ©•* 0 ••o Al 0 Al • te 0-4 B» 0 te te J3 "0 x B 0-4IV-4 te C 0 »X 0 Al D>>. 0 *£.• O AIJB B CO 0-4 0 te X— 0 • 0-4 0 B te 0 X I 0-4 •-< B • ft-4 0 E Ote. A l te • E te f —J cl 0 te 0 a-« *. .ÎS" 0 tPOi 0 -• > — « B 0 > a. M fi 0 0.0 B V> B — û>*r> 0 i o — M 0 0 te u E-4"0 — te * ~2 . 3 V • 0 te vi 0 A*—) E < 0 0 Cf 0 9 "0 t-t O *4 -^ •O > O. 0 O 0 « o ex MX a« M e 0 1 > • 'S 0 te te « B 0 0 0 0 > x g o e tl z £•8« 0*0 0 — TJ -4 te C 0 «.te ex M— 0 w CM* 0 O» 0 43 c-4 « 0 O O 0 0 0 0 « e > —-4T3 u « Al £ j5 5 te 0 0 • 0 S> 0 0 . AI ai e — — C S clive 0 0 g > B e x 0 A>X 0 M JQ X 0 • C M X • 0 o>x z — ht >-4 V U — av e B •o —— M •O 0 0X0-4 0 C» 0 0 B 0 o— » •-"S » 0>a> 0 X E > JC 0 te «0 0 0 E J 1 CM O B 6 6 0S 0 •"'O 0 0 U 0 0 0 0 0 X X 0 3 — 1-» u 0 6-4 Al 0 AI Jtf 9-4 — > «te x — e J* — «3 U te >-- B > 0 — b-4 J( 0 Su •O X TJ Al 0 te X B 0 0 > »T» 0 0X -4 te 0 A> x e o. 0 E e e 0 c 0 0 0 e g e M 0 0 A) 0 e C 0 0 0 x «•««Il ente — » x te « — Q * X 0 o 0 *J M e » a« 0 C 0X T3 — * X te — A.- > I« te 0-4 • « 0 B «O -4 z »i 1> CJD-4

e 0 te 9 0 e 0 o» 0 a g > 0 • A» AI e i S3 0 o J 0 0 > • Al 8- m o • il en 0 1 r 88 Ä Al—TJ te C 0 ( i £*c a B te« O 0 I 0 0X1 e 0 cr*B 0 —• °:*: 9 0 E 'ISS' 0— Al > O e — --i c * te te Al 0 n JO 0 IS e 0 e 0 te 0 te te ETJ O 0TJ 0 0 TJ 0X e AI 0 te 0 g < 0 B t » Al > > O 9 *> 0 2 0 0 .J* 0 A» c g » I ) Al 0 Al 1 te « TJ J S a* s 0TJTJ » C 0»X JKTJ 9 -* • 0 0 3 Ü 0— 0 • 0 E U 9 !8, a ) • 0 E g •— o> IIS AI te 3 E 0- E 0 0-4 te E : e « 0 • «i C X U te X X • te— te TJ 0 a xs 0 *G y- • •— S — B 0 TJ 0 AI 0*10TJ 0 0 0 Al O E fl-4 0 A» 0 0 en 3 o> 0 «— o> > 0 «> II - -4 0 i . — « o* Al r s — 3* te • te Û.TJ : B p Û.TJ i I lli 0 9 ox 0 0 0 a e 4 0 e o en :.ci S£ --. 0AI-4 E-4 * îmza g > 0 ae 9 •— 9 5 s. «o • 0 0 e 0 0 t 9 • X B O0 « en« M — 0 o>e x • e 0 0 te *À m C— 0 0 a,x en» te 0 O>0 0 0 a« u » te 0 e x te .5« a — c"0 0 c— 6 0 Al-O —i s1 se e üï«rf :? AI— B >X 0 0 •••* iïït 0 » O>0-4 °2iA 3 te 9 0 « 0 0 enTJ g 0 0 e fl e— AI — ïï [3 S : 3 AI te B • — 0jj<0 • u — e te 0 0 0 0 Al -M m u -4 C 0 0*4 • te a— 0 "•Wï — 0 U — E • ejiee TJ 0 — — 0 — 0 0 0** « Al fi U V e it 0 X 0 c BR- 3 10 TJ Al 0 0TJ 30 1 AI g 3 0 e g u 0 te |>0 •6060« 10 0 3 O. te Q. te • -«Al —ex en— o> 0 TJ 0 I** 0J . J 0TJ en— u 0* cl: ••fl— +1 « te « O»0 :ts V te 0 « 3 B te M 9 B — Al — Et -4 O > 0 0 • « «— » Al B O* B B te 0 fi 0 0 g ».o m ** -4-4 0 0 0 • BTJ AI y C 3 TJ—1 0 4 — TJ B a 0 0 te « 0 -4 —TJ « Al . Al — | IIA I 3 0 Al 0 1 — f 0 te ens > e 0 x 3 «4— 0 j 3 M at B 0 E te • AI X 9 TJX — — E — 0 4 3 C te — X 1 C-4TJ D> > i eno c — 0 0 M 0TJTJ C te « s o 0 9 * e u M 0-) e- v X Al 0 0 9 b — AI 9 M . B 0 E — AI 0 0 •S 3 B 0 AI I C 1 * • -"- tfl I > AI te C 0 er«-* AI P 0 OJ Ai U « 0X 0 0 Q.M > 0 X AI 0 0 4 0 M 0 0 •-* Al 0 — U 3 0 0« 0> • 0 B 0 0 ae x e B >-u 0 C > 1 0— « 0 AI U « 0TJ w a.-M 9> O B « = — 0 U • o- a> 0 1 a -4 te • «TJ —> T—J e • x — AI te » E S — — E • X E . j a, — o 0TJ Al » 0 W 0 te er g a * en© s c • e « 0 0 0 E > TJ J >. E ene g 0 te AI 1 — C • » Ai TJX 0 — en 0 c • « en AI 090 0 B a « > • te » e— S M B 0 0 c 0 X TJ O • — — 0 e 5 en« oc — Tj -H 0 0 0 ene E C — 0 0 en AI 0 00 25? 0 te • C-4 3 JM —TJ 0 e te 0 XTJ C 0 te U 0 Ai E 0 e «TJ en * A* B te— c en te 4X0 — > — TJ » 3 > A« 0 0 0 te g e E te Al te— 0 te— e c e E M c c— c en | en O 9X0 8 0 Al 0 0.0 — O »- 0 X •te > — * Cfte> O O 0— 0 — 0 « 0 0 0X 0 en « « U 0 Al 0 0 0— 0 i A> o k. 0 fi 0 O 0 te O B — S£3 c S 0 g g> 0 0-4 O > X 3 Al« «I Al > 0 O»* B -4 00e te 0 0 AI o n 0 0 AI a 7> O * O» • e Tj AI • £ M 0 0-0 x » Ë M S en— nOucnencnBE « c • o —10 en en n 3 M -* 0 " « 0 B o»-4 e»c AI Al O« Al te Al * Al 0 CM i m E o g ï te en 0 — — M I Al 0 e-ix : te en a 0-4 > 0 te — X •4 ente e en 0 > 0 te al — te: c te c B a g o AlX *X -4 0 te te e —0000 x « en»- e 0 —-H « — 0 E te O 0 •a a u — x ATJ X B U 0 J« M — te Al M 0 •— « — 0 M te — C X 0 « 0X0 0— « « x > .O H y X TJ .m «—fini E S 0 « • te > > B*-< _ X B 0 0 0 te ) > Al »M 04JÎ . > A» > C 1-1 0 AI • 0 > > c 0 Al Al E E 0 te 0 » a > > 0 -* 0 +1 0 0 — > 0 0 — X te te 9 « » 0 - 0X E « * en • e e > u u— f 4 0 0 en 0X «i •4 Q 0 *•> te en 0 — 0 3 U— I X 0 1 0.M — Al 0 0 0«^| » B 0 M 0 E X O 0 9 O » B te 41 en n te i 0 0 . Al M M t — D»-4 x 0 U 0 — u — en o M m e i- y o e « > — A» 0 > eno»-4 0 u 0* o> j en« B > — Al I -X 9 enJ c TJ 0 TJ O.TJ ••»"»*-» A» en « c en c AI eno t en« c B e 0 AI EX *4 * te «TJ 0 te te 0 en te 0TJ • 0i 0 B 4 C 0— te 0TJ 0 •4 B «— C « c e — CTJ 0 E 0 —-4 -4-4 u c e c X 0 U — C te 0 L 0 O» B teTJ AI u e 0 ae e 0 e fi 0 o>e— e 0 a AI «BE fi­ i»— o te 0 a c « p — o te-r»« S AI — — S B — T» 0— ù m te- 0 J te e « 0 « 0 ^•AI te 0 — — u E 0 a — 0» en— 0 M m 0 — « te B 0 O* « te— 0 0 0 0 1 LAI te 0 > O 0 * 0— fi —_ e M 0 B 0 « > — — 0 9 — B e 0 0 » • u > •« te » 3 C 0 0 E » C 0 en 0 o»o»ente 0 TJ S — 0 — 0 9 e 0 e «g 0 0 c — TJ « 0 C 0 A» Ci TJ a— te TJ O» OTJ - > BTJ Al Al DIX JMTJ E I 9 ÜAif-»Tj en-* 3 9 a AI 0 > 9 • e-o — 0 0TJ 0 M 0X0egp>49000 te te— 9 0 TJ— x a 0 0 9 3 — E IM 3 > x m 4J « e 0 3 3 0 3 CM 0 a >TJ te ox >x Q»4 i 3 0 0 3 0 0 •— B— 3 O, 0 0 « 0TJTJ — CPE ^TJ O e — > O O * 0.J* 0 AI gxx 0 « s g en «TJTJ > > E 0 « E TJ — X— -3 o t'a m • U « > B — 0 E O 0 0 C • B 0-4) o o e te U 0 X 0 « e te A»x > 0 X te 0 U X 0 . 'i 0 U 0TJTJ X 0 g > 0 5-4 X M 0 0*4 «M 0 « 12 si M «Cft > u m i e x -4 ± m -* a o «c m > sa Si £ SI u a Si ? S i S BTJ 0TJ C i s * J» Si 3 B te 3 O OB • S£*"£- 53 £ c « tl T>

n o — C c -< i ÉZ£ — AI c U «I «n « f- o B e Q, O ftl fll TJ 1 ki 9 * «*• • £ O W Xt 3 A> C O C C « ftl 4J C «1 £ » — « o> e 0 TJ « a * • C U ki • « C • o » — I E 41 C k. 44 — c s .-«•O fl « « e • V Al 1 AI kt fl 0*0 k u t) a E 4J o • O * »

c c v o 4> — 01 tl J* OTJ C co« c Ai TJ B > Ol «w 3 C « 8" c c : 14 — C C C O « TJ kl « A « • « «I X « k. Zt=t C 8 : B oi *> i » 4> ** g wo 22 DTJ O» 01 iXt «i Xi a * WlH i •> g < « J-> 6 £ AI k4 XI C - a v E C fl « « «— U 0) 8-o*> C 4J « O je je « a 0 C O^if. 0) > o -4 41 O £ C C O. — »a -, Al Al k. m i> M C O ei k< ItilC ** c > k c ft) £ v je c * RUtV — c r* e M n -, ki o* k* o *J « o S K DiNi' C T» W £ CUV u «TJ ftt C « O Ü E — U» ki —4 «o r> C c n dj id « 9— C • Ai 3 Al C 4J «I V kt fi « cv *J -4 O ki c o a» o.* *j UïtO tl-ÛbH t)-4 « «I *> O - x £ c a v Ol" e «je aaM 4> tl o o • * X X S X s

W 1 4J B W •o At C C je C c « ce o *J AJ • *i -< c ftl C V ftl B V 0 O• t* • *J ftl 8 *J BU ki~< +i • u c c tr 2« ftl • » Xt je « v tr Ol ftl • c •~> O» C B ftl ftl 1M CT) OTa J o « c-* • C UH 0, s C* « O. B ft> ££ 9 • « «J 4J c — _ (HO, e 0 £ï 0> B ftl 0 B C en a it C -* o»« m IT « c *i • —< B C C « 0 il v ftl 0 M « > c -, o* Xt i. 0 — TJ ft» O- *>•-< ft) B >E T) 01 ki o k. U « v a» -H o- •0 kl B -4 TJ C ftl C E -. ftl TJ il c Z u c M Lt T> c Ai ftl O« C Oi B ftl -4 £ E a B 01 ^*TJ C f « JJ t) ox! c ai « (jiXt C C o* fti a ftl M C 4-> B ft) w> « w 0> B C -4 B ki Xt B C * > ÎD c a CT tl ftl u AU -*i w» O c — c 4-ft>1 * O a u je — ftl c C O* TJ 0> o-. ÏS -je O M ftl 3 C 3 ft» C V B B k. « — -4 -4 . O- Al 1 O v w CO tD 4J kl 01 C k. •o E 3 *> a e « ftl 4-1 O 01 ftt 0 C kl ft) • "0 « *o tr»w exi 01 -8 B C B ftl -«H 4J « C — TJ 4J 0 CO ai ki n c a c o « c k. kl . -o 4HM CXI T) E O •• 01 a > CL AJ C M v « m fti c C C -H C •M sa B O« 0 Ol B o a E 0>B c •^>> « c « < a > B >E C ki C ^ B ki o ft) O -4 C C 111-1 *i JJ 3 "D 4» m m 1 « (j >-4 > ~4 "Si CHD> cfl M E> 0 > Ol C B O B B ts «1 «H C -i « » 111 A4J «£ C 01 — ai -, . * • c je -4 « C k. C B E«t4 TJ £ D> U1** • u< tr TJ B je o> 0) « x: «i « fc. T> ~ T1 ^Ä *• ft)—«DC -4J c ft> «I 3 01 3 Ai O—« c u ftl 3 V B TJ ftt (A Oi C V -H ftl C 41 C 4J C 0) C-*»-i k. X C B TJ ftl B C x a a t. Q > a o> XI > -* Di V «O ftl W 0 • « & c Ü tr TJ O-" O» » 2 kl Ai Ai Z £ — fl>T3 ki tn c •* ftl CT> "D S ft» -4 c ftl ftl ftl B O B C 3 « O- ftl E v n- •O «^t a.-* c * k, *J TJ O 9) 1- —' •"*! > B • E Ai ftl < fllCO» 1 n c J • t- c c c 3 -I C C ft> c 3 a) cX> «1 a B -4 O n at t 2 « • kl tr> c n a 0 C « -* B •D « O *H C C -4 E C • a k, C K Al ( c fti o> m » o o> « k, « C 0 -< EBB JE E fti a >E— 0-* -H (T* c •o o -w •D B n-4 • B >B K a E TJ B * < « aTJ a • fti •* E î'.î ftl ftl C . 4J e —i — c > c B > -, c "n o TJ ki L4 ft) w -H c >-o O c £-* c D« « o B Ol 'B U m TJ i2 o> ft) o> - ft) c -H E B B a— m TJ > s « 0) 9 v u c c c M ftl »£ > Xt 1 B ftl C c« £ .-, t) •-* ftl B B B •D * M •M O ft> c — e —-, — ftl C » • • *J en v •O U B 0>>-* 01 B'kl OV «1 B E B H ki k< > t> o> fti v O»TI-», an-. C fi C B c c — • « ft> B ft> O- • — » 0«*J £ •a « c — -H . ft) 3 -t je o>^ V ~ E «M a i -< * t- B C C V c -> CT»4J C Ü C U 0 ^ BTI-n« * "n u 3 c « - B O 0> 01 S Si> « •-• B < c c o-< co1-1 £ « a=> — fl M C o« £ TJ k< C kt B •0 a > II fti « t ftl -, o *c « ^H ftl 0«D O k. B B 4-1 t) O»—' O» ft» ftl O j«e TJ C -4 Z ft» VK •O O < ^ C ft) ki J-> "o je te c Xi o 2ï ••0 c » TJ TJ 6 * ftl C TJ je o ftl B • C o t C C 0"0 ftl » ft> -H «Cl 0 E C C -. 3TJ B a ftl XI B C O) C O* u S-, k, C 28 B «1 C V -4 « BTJ Ç -t je c a 2ft> ft) «• XIX ftl C ftIX k 2*2 kl ftl B ftl C •O -D ftl B ftl ftt je B 4-1 xt E TJ ai u «-* Ll ftl ftl C J. 4J C B . — C "Hll D>ll O- JcXt B O» o*je -* a a 4) * B a > k. • «i B C £ B 1-4 t fti > fti a c a > > • C ^H ftl m M fti a) C C ftl > B c .-"O -H o- B a B M £ a fti a. B B ftl O 2x> oi o- -4 E ki c « k -i va 0 > a--* o 1 ITB u >* o C C C ft> D>> ÎS . & k. 4-«1 CO A) O* O O c ftl E ft)-« C —i 4) 4J je j • je «i «i-, tr • T> CD a ftl C •— B B C B —E4 >M a B a », *) a-* je * ftl (T 41 C Jt k B 01 C *J U C — C c je _ n 3 « —i — je fti ki > k, « TJ -H 14 ftl W C », ftl c je v i- ftt «1 ftl B *J B ftl B je je ai a oje a je 4j ft) 3 ~ je B 0> *i 3 ki fi a U »- • 0) u C k, JJ ftl-4 4J > ftl 3 3-4 0 > XZ 3 k, X B •O 2 fti a +> k4 oi » a a > •DECO 4J kl 4J XJ c B B k, n a k, fti ftt c B C B k. n M E a; < tu giviii — U «B ft> u a ftt E Cd U k> i : « *J k. *J ai 0 kt a £ B T) c « e CLX C c «-. C £> S •O AI o o > ±> « V * ftl TJX) CXI -4 •C 0 ~* B B Xt T) O B > £8 n O ti K D ««O E B Ol C « OTÎ a) va TJ «i Tt TJ 4-J » ft>£ U fti ED > C c o C u k. C C k. M c ftl ki Z B 0> B • o m O S £ 22 83 te 2f 5 a < a > <

«I «> C 1M * B B B v B . o 0> B • 3 je •OB TJ «t C * k. B > C a 2 C C > B « —ftl •o . ftl 0) o« C ?2S It ft) 0) SI ii c Q je C k, k, E • C ki BO- E C k k C C ftl — B TJ B C Iftl £ -4X1 ft) -4 C -4 ft- -• E B ft) XI t) ftl - Q.O « C -4 k, ftl c Ai ftt-4 ftt B Ia Iftl C E ftl 0) C 4J ai a 5 3 C «t V B Xt «t -4 B C O" ki TJ a ft) -4 «£ ki c U TJ B £ k. is » £ £ O > -4 > B E « B Ai kl -1 B O E ftt B « ki -H 41 41 S t) C 9 f- O • -H -4 4J O £ ta a S"2 01 o> e je a E -4 a Ol XI 01 » C 1 4) a o je v a 4-> Ai v w TJ B *i a £ 4J 4J Aifl ftl B c o> X) ft)B m *i B Il Vf fti e •u ftl C -4 C B O « 4J V C *• ki 4J > BTJ B £ a £ £ TJ 3 TJ *i TJ V £ £ £ £ «O 0 fl> E — E ftl O1 k, U -4 O O B I «1 s3 B £ U U U a -4 E •-( U 0> fl £ OS-4 k. 3 .-i ftl o> ftl a .-, ftl ftl «i — a «I > S s* •M -t C C W > k. £ Oi ï c 9 > k. £ E C 2 01 u . B B flftl B a . « c ftl t» - £ «ftt •a • ft) 4) B C Ai S E O fti o ftl O- • « »w E O- 01 B « — 4J 4J a > B ftl C E > TJ »a • TJft TJ —4 E kl kl fti . »o ftt k, o • — 3 a ." 2? — . 4J ftl k4 A> B > •O C 4) - -4 B B TJ C TJTI C — ftt k, X C OB -4 E ft> 15 un S B TJ E i V TJ 0> 01 01 E •4 «1 V —4 4J C • ki 4) C X k, 1 É ft> TJ k* 41 kt fti ft> O c je fti — -< fti O 3 C t, 01 ki TJ £ «1 3 TJ B fl C 41 | « 44 o>JJ ftl fo fti «je > •O ki 3 UEO fr 3 E 9 a O s a kl ftl A> B — fl k. c a ^ -* £ je • «>1 4J M 3 E n E flB w a 44 O 3 E B Ai C Al ftl kl Ai ft) kl B B 01— 0) 03 » C 0> C -4 Al kl —4 >C C W O * E * k. g Xt > B S B c> B— ftl » «B 9 B B U «i ftl —i 1 E C • c U ftl Cd B ftl E > ~> CT*J (4 * 0) u fl ft) 9 E > c 4-1 41 £ -4 4) TJ « E 9 B » 0) c je E E M C E TJ B fl C C ftl i X a •-4 14 41 n -4 U * B a ftl k, ftl •O ft) c ft) ft» fl ftl ftl ki &> 0£ -- O £ 1 4J fti je je a 3 B k< TJ Ai O 0) 0 ftl jj o O 0 E T) 01 o>— k. o > 4JTJ B E U-< k. C ftl ft) ft) 0 B 3 BBC TJ U a C TJ 0 O B B — 4- B C k. fti ftl > U ft) £ je ki O fl — Q .-. a u 3 k, m — v c xt as o>j e ft) > 0) k. B fl — — TJ B A» • *H O * C -H C O 9 O« U (I Uil C Al C T) ft) 4) E Al 9 3 ki k. Ai E ftl O'S Al £ 3 TJ—1 t) — -4 C ftl C > « . ftl -4 kl Ai C 1 c E 0>tM c B B 9 TJ XI fl O ki M O"" C « TJ £2 _ — A» 3 je a » H C ft) E — Al ftl < >01 E je «i o>B E «, T) Ai O 0 A3 TJ B B > 1 c « > a 44 ftl ftl £ Ai fti ftt 3 O) oi je B « a — a ki o< £ je — ü E Ai ftl 4-1 », ft>ce c ki ftl V a-» — o a^-, . n c • Ai Al . U fl Ai CM > u e B U k< o • u -4 je xt C U C C E C E ftt OI4J C 1 U ftl o a c ki c •O ftl o a E v, n 4) O — a E — c « 0i— 0 BTJ ftl 4J 4J B s » a 4) fti -, B Oi4J B m 2 ftl 01 4) y 0) ftl «t V oi ai o»4J c O 01 E k k. * E-t S je £ B 9 Ai ftl ftl o (7«T-. C Ai O» -4 > 3-4 —i B C « £ Xt 4J B > w «TJ ftl fl £X> a v -4 oi a oi E B TJ k, o** o ftt « : k, E O- Ai C TJ O fl E 3 -4 « > 4J U C £ 0) > A* U B £ E -4 — a c u g > ao Al £ o c k. — B B B • tt) B E — E 0*0) OS ftl 0 O O O -* E V ki kl 41 one « u je * E X) ftl « Al 0 a c « 4) — 3 > Ai XI ftl o —i ai B Al 01 B «t O* ai— O— ftl X -4 > TJ O 9 E E ftl ftl XI B kl 01 ft> Oi-C O« fl C -4 a je Xi Z i Ol c -4 n jeXt je B -4 C 4J 0 M fl ft> E S o>— o -o 4J i O ft)B k. C B k. 4J ftl ft)ft> oi > « 4JTJ k e u ftkl a i o> » 4J o 0) -o c ï>B — ET) 4J fl> E«fci 4J ftl > O £ Ai ftl C 9 u a kt ftl ftl o o k, 0> O O*— u o » 2 O TJ U ki ftl -• o O 4J » ftl --0 0 -tJ w 9 u ft> « E a o — «t >i a -4 > 4J -, C ftl ftl > B U o a AI C 9 ki a »• u 01 0) CJ 0 £ 4J TJ « C O O T) Ai «O> 4J -4 c B £ k go a > B k, a E — k. ftl •4 B -4 O C -4 U> 3 E TJ 3 O -4 O U C O - C • E TJ V « O ft> -H U C AI m £> > E E ftl « B O 4) **4 U tlü> a — v je M — o « *f"k *J ftl B Al Xt kr ftl B TJ B z ki TJ c ftl V kl -4 U -« B— O C a > -n A B kl w o -• a — fi E — X C « C M fl C -4 ft> O) O «Ü-- • Si ftl ft.^4 kl kl B «1 — C -4 u v— w. fti E fti a > > ftl — — o o* > 1 i-t fll « — X w B fl 3 TJ TJ ki ft) a kt «~i oi -H C k. ftl kl O k, ft) ki ft) C ft) ki 01 0i-t o B O* ftt a •J e £ E D> c ft> C 4) 9 a c ft je B C k. U O B 9 U U ftl 4J OI4J 0>4-l ft) o* ftl >TJ V - O—X B » > M ft)C -4 O- E >E ftl o 4) O 9 * B ft) Ol ftl ftl 0 4J R 14 fl) TJ B k. k> ftl 3 E * E Ai B -4 On »• O. c a A) C >O- O 1-' T» * C XI o > oi c a -4 0) v o> 4) E E C Xt acxt -4 e k< E BEX ftt U C C ki -H B B ft) £ 4-* fl C jfle ft) E ftl C C B ftl C C kl kl -4—4 TJ ftl C-4 ki c c fti— kl ftl a c— k, Tt c ftl C -4 ft.— B o c at efi — ftl ft< ftl «1 > ki o O « je ftl ftlTJ —.je ai —' *i fti Ai je C ftiTJ -4 je B v fti -4 ft) Ai o k, o a o* a E > fti 0ft> ftt ftl C TJ > « a44 — E a ai k • > B TJ TJ Ai - ft) je 0l c «t. -i k. 3TI U a u £ & 9 O « k. kt a k, £ E > o « u U > OTJ e fl > s • 0U33 TJ O — C TJ •3 Bflun'n 4-1 ftl o- TJ a ft> •*•> XI B m « k> TJ 0> 0 s « Ai X) U 4) XI B a B u TJ B Xt U 4) 3 C C — « B B fti-OTJ 3 je o fl 9 .0 9 3 U t)-4 B kl B 01 Ai C 93 0> B B A> c ftl 3 ftl ki £> £ C OW « tu e fl A> E B 9 £ O a AI ft*o B TJ — £— • 9 Z S XI X) O -H O TJ T3 « C «H a 3 Û. » 01 XI o C— 3 B o k. a » OH 0 0*** 2 ox> a ai 9 a a «i ftt •D C -4 C ftiTJTJ X ft> g £• O £ £ U u £ C C U A) ki « ki ftl k> £ E «I— O 0> c v k. c C ft) 4) Oi E X O« 01 ai u x fl >ftl * O 0) B « U ftt tt 01 > fl V o u « 41 C fl y < •c = < ££ 2 22 2 2 HH 2£ oa B) O 0 "5* B-S

N C « o, 0 A> C ( si » tv tl c c * e ai ti - tl 9 er"o *» : AI 9 0 « ti w tt Ai EÜ U -s Ê. o a ti « = •0 V •c i SIS > e 8*ï 3 S 0 a « k> •o > 9 W t * M *> k Q C "O C — 9 — V C i X • 9 « V %>-* 9* -4 X C « • *• 0 3 U ki ki 0X> t* 0 0X kt -4 OtHUt 0 e 0 e o p> e * v w o 0x90« « *t • •o *» »-«H 8 x * > c « « s o •o e > 0 h. I 0 ex 0 O Jt O ti c •!2 > O > c *> M« 0 0 > hi «-4 a au. 00 e vm Cf oi« V 9 me-* «-» X W V 0 C ki A» C 0 0>M Ai C V 0 V u 0 MOU 0 a>É « -« c n *» x efl M _ 0 *» *• 0 v «HUT)«* « *» *o A» »• 0 Ai—t^k. Hin u c c — MIO •0 0 ï> 0 0 0 9 M WO M «-^•BIi O Ai 0-4X G ak> 1 £ltl|«l ki 0X0*0 t> Ai « A» . » « 0 0-4 C i i X** 9-*

• û 1 S-8 tfki CO « ** « Ui) • 1 r •» —^ c roo;e » c ï£ n ft m c x a 0 « 0 • x c c Oi X O>0 ~ A « a »• 0 c 0 0 •O 0 kl ** • • c 00»» C S 0 c 2 C-t 2 H M > 0 « "O S V 3 ** I 0 i 0 X IV o •1 c «o e O>0 to a 0 • 0 • C »4 ¥•0*4 m > «k. Ou o w « o> S ? C • o*c o 0-4 £ 0 C o enex c U] *iz~ Ai 0 0 0 o c e c « c 0 0 e c c er>0 — C I -4 O • • > 0 0 z X CT) ki C « • 0 ki 0 0-4 0 e 0 0*4 £ A) 2 0 WC 0 Ai 0<-t 0> 0 05 • CT1> 0 2 -4 ki 0 E C C 0 Ai I H O* 0 ï ? ïi A<-4 « « 0 0 M Si > n»,H> •O • X 0 kl 0 0 0» >-**) • c 0 0 0X -< •O *i ox 0 0 — • 0 0 0 0 k) -H «« «O M 0 AV JtiiMk« 0*5 c 25 •-* •«« ai x .-t 0 C C 0 O V E «•00 0»C »0 M * 0 O"-» 0 e o • •C a» ki X«0 t- CC 0 C » Ai 9 a 0 o Ü D»-4 G 0 *i • O ki c »•©•o c » 0 0 "0 -4 Ai X 3 CO c c e-t 9 0 ki -4 c 0 o c c -4 0 0 «o o Z*2*. 4 0-4 0 • P "O 0 VX» 0 0 kl Ai 0T> 0 kl kl—I x- c D> e 0 c c x c n » « = 0 X •-400000) c c 0 0 > *> . t> 1 c 0 u 0 0 axt e c I) 0 0 J c 0 o • o« 0 o a*j 0 00 ^0 a> CO* 4J o»C 0 o>0 c x H 0 c— 1 c 00 o» xr O tT0 o* • x C -*-4 0 9 0 > oc 0 > >— . M. 4* « E er» c c o* Sèc ki C C 0 0 > 0 0 0 •K Jf 0 0 C* C M > *~* > • C C -H « c » V 0-* > U O O* > *i 9 ki fi a, h, c e 0 0-4* k>-< > Ai M > e* 0 a o ki 0 0 M v v MCfc ) c 0 OW e 0 ox k. C 0 > 4J > uX •> •e *i o o > fc* 0 Ai > k>0Xk,fAi«X 1 >*o »•-• ki c M) *C TJ 0>TJ 0 0 "0 z 0 C C kl C s t kl « 0 C 0

e»c ^ï 0 > 0 c a-0 »0 0»4 - r

.S ? F e -o I l »! 3 £ «ox •0 * 0 C A) c C 0 C I O 0 •4 M 0 ( * i « • • 0 > .al. *5 al o*** 0 ï ° S5 « o — c • c 0« o e • Ai TJ U > 0 V — U k. x 0 0 e e 3 0 9 0 -t kt 0 • .K 9 4Tt A> 0 0 0 O* 0 0 0 e> 0 9 •*• X-«» *i o*e M a* C kl A* kl U Ai 0 0 C-4 x — Ai U 0 -4 0 9 e S •O kl C A>—I •H M u C Ai e 09 > c •— 0 C « kl kl C 0 — »i*» 0 0 c cr> : 0 0 kr 0 en c 0 •o > 0 c j e er > a • Ai — 0 J -4 TJ*4 - M 0 k) 0 ki c • 0 0 • ox av 0 e s o o M B C C ki m « 0 C > 0 w«a 0 0>M C e 0 0 43 S 0 O kl « «i vex« 0 K > er>x k> 0 > x 040 • * > « ^ —•• 0 > u 0 M 9 v 0 u ki 9 AI » 0 Ai Ai ki « A> kl 0 0>0 • k. 0 O 0 v e Ai x « 0 0 00x9 » x 0 0 •a x c Ai x x — 0 e o •0 m u «x » O 0Xt C U 0 C 0 •*"> -4 0 u u 0 c — o * — OX ki AiX —* Ai e au-* — •— 0X M « • (T> 0 k> u 0.9*0 0 9 9 > 0 9 ^ h C > Il • ki o»o x c te ex 9 s J5 9 u cr> ce Ai Ai O C k.*4 0 • MIS" C— «Ai •> x c 0 — -4 V k>-4 0 Ai 0 «t C « M 0 0 Ai-* — A* 0 > e u ac o 0 c J* »4 A?« 0 . » 0 9 • 0 o «x • •o a ki 0TÏ Ai 0 m> t 2 S BIJLAGE IIVERSLA G GESPREK sticht**natuure nmilie u samenwerkingsverbandvoo rnatuurbehou de nmilieubehee r

Gesprekne tEri kva nWijlend ,hoof d afdeling biologisch onderzoek Landlnrlchtlngsdienstove r natuurbouwi nland ­ inrichtingd.d .19-8-'86 . Aanwezig:Bri kva nWi jland ,Ja nSwart ,To nJansen ,Be n Hermans,Charlott eva nde rWoude ,Har »va nd eVeen .

Ind epraktij k breidthe tonderzoe ki nlandinrichtin g zich uit naar relatiesvegetatie s -bode me nhydrologie .E rmoe t naaree nlandachapsecoloaisc hbeel dworde n gestreefd (voor­ beeld:Rode n- Morg) .Gebiedsdekkend e vegetatiekarteringen worden allang nietmee rbi jCab o alleen gedaan.Natuurter ­ reinenworde ni nrecent eopname soo kgekarteer d toto p bepaalde schaal.Relatie sme tomgevin g kunnenda nworde n meegenomen.Verde r zijne rontwikkelinge n gaandeda the t effectva ningrepe nbete r kanworde nvoorspel d (Roelofs Nijmegen). Opdrachten vooronderzoe kworde n doord eL Dgegeve n(i n overleg).Belangrij k isda tbi jopdrachte n voor karteringen nuoo kinterpretati eva ninventarisatie s wordt gevraagd (voorbeeld: aangevenva nkwelzone sui tindicatorsoorte n plantene nui tbodemkaart) . Discussiepunt isto thoeve rdi t mag gaan:me nkom t ind ecompetenti e vand eNWC .I nhe t voorbeeldva nrv kTeteringe n (NBr)pakt edi tjuis t positief uit.E ri see ncoördinatiecommissi e natuurwetenschappelijk onderzoek (CNO) waarinLD ,NMF ,SB Be nNW Ci nprincip e onderzoeko pelkaa r afstemmen. Voord eHEL Pword t steedsmee r gebruik gemaaktva ncomputer ­ modellenme tvoorspellinge n vaningrepen .D enadele n hiervan worden onderkend, maarhe tduur t telan g ecologische kennis en inzichtenaa nonder2oeksmense n vanL Dove rt ebrenge n (bovendienpersoneelsverloop) .

Natuurbeschermers moeten meeree nlandschapsecoloolsch e visie ontwikkeleno phe tlandinrichtingsgebied : watzij nd e zwaartepunten? Kennelijk ontbreekt datno ga leens . DeL Di sneutraal .D esecretari sva nd eL C (districts­ ingenieurLD )kom t vaak echterme tafgewoge n voorstelleni n plaatsva nme talternatieven . Beleid hoorti nd eL Ct e worden gemaakt. Watoo kvoorkom t isee nscheidin g vaninvloedssferen . Natuurbeschermers mogen niets zeggen over landbouwgebied. Juist daar liggenechte r vaak natuurtechnische mogelijk­ heden.Natuurbeschermer s moeten vragen naar studie over mogelijkhedenva nnatuurbou w (natuurtechnischevisie LDa t gebeurtt eweinig .E rkom t volgend jaaree nrappor tva nd e ervaringenva nvij f werkgroepen natuurtechniekdi ed e mogelijkheden inconcret e gebieden hebben onderzocht (Mel­ derslo ,Waterlan d enDriebrugge n zijna laf) .Natuurbescher ­ mers kunnen vragenoo kdee lt emoge n nemenaa nzo' nwerk ­ groep. BIJLAGE III KWANTITATIEVEGEGEVEN SUI TD E LITERATUUR

co o T- »w c»- r»- 9) »-N vo »0 ±> T- *—T-» ff» ff» (H IN O m s ff»r- CT» N 0 q e 0B 01 0) 4) c•> n > > > o 01 V J""N \C >S> & o o o «TN .J 3 3 ff» ff. CT» I'M IM c V c **-»». /—x /—»> ff» co CO & •. S • • CT» CO G «N M s-\ vß 00 CO •1 rs (U u >u» tU > > > r- a> CT»r- h tl r- <7» 1» \^ CT»T- CT»» T H H FH H + 0^ H N^ :o :o ^l>- $l>- c- CT»t- Q_ Tl CT»C»- •^s d C•» e» T" •H a CT»r- s«' V» (4 \^ co I« m \^f 3 0) a ff>r* CT1 1 >1 >1 tmu 1) (V M tu n» to*» *~* 10 to Q S »^ u IH a B B a c c e •3 tu .X •H -H XI •H B S * as o o o O O o o o o ig 3 o .-H e a » O (-1 IH IH e V *-t o o i-t tH E-" to w m ft. &H £.

e ry a IS a s X a J3 e a to B « O IA O O O Jt a M £ £ Ë a lA e o O t> 8 8 CO vu ir\ .* i>- O H S M £« CO w\ O K-\ O T- •t K\ 1 1 r tu T•- * T O ^ * tM o O 00 O t-» «r 8 8 o « it t»- IO> K»\ 10 o- CT>0 )

B O tu 0) -43 XJ a •P O 0) 0) •u •u T1 t» 4M •u ^> 4J 3 Tl •o te a 4-> tY) w •rtut tu fi tu V bO bn H) "8 » O«< w •i() a •H •H M ht) bn C C G S» o, a ai a tcu 3. I- tu (H cu ai o O O c tu tu a, a c. a i-t u u .H o a iH M oti i-i tu 0) •u S to -1« .H »H o o O XI a a •»H r-t VI M •H IH u >>H «M IH V tu c c C c c C O C C G C tu V U a e C G •H •*H ft f* •H •H •H •M •-H •H tu tu tu o o •H •w •-a4 S B B B B B B B B B B *-4 «H H-> a X! B a B

o•<) 4<0 T) 3 =1 C Tl rH. r-l tH i-l rH ta G „ C. T3 Tl T) <-4 t-K .H rH *IH »-H f-H TJ •O TJ tu ct> >-tu . >tu , a G C 10 O ta 10 tu ta tu •o c bO M c 'T, m f-H a a a 4J t» bu G hn bn t> «l. U IH ^H r-i i-t > > > > —H B f-\a td i-SH r-«H tu tu to V tu (4 IH u 3 W IH »H IH IH x: e. «V tu V «O tu W tu •O• •Ö• •o• •o• CI T)• tu tu tu tu »i m to in B •-» •-> iH Tl TJ Tl rH iH rH »-t •O ^H Ü •d bO TJ TJ to to to 01 k tu tu tu tu tu tu tu tu •H tu 1 tu c tu tu o to HH •»H •H «u «tu O as as ss O O O o ce o SS as H as as a a as as as as as O> oo

C o p. iJ tn C •H xl t) O u 4M 0 m (H • s•> O) in c! O «>H l-f X•» x>• V) tu O l>> p-. o o o ai tn 0) m (4 IH C e XI H B II c tu o 4~> 01 o •K Wl o • 4M• o• O• U il r-\ a «i XI *t>u ai o u A tu o bO to tu tu o o r-H Xi •• » a a 3 3 a tn o U «H OH BH Of •t a> m Tl «1 o* a M tH C to K 4J td d 13 01 ' to o V) -O 43 IH a IH• • a a> V 4M a IH JO. (H r-H 3 4J 4-> a «-«I G r-l bn IH Ol 11 •• O m V) 4-> f-i U rH m B bS • •• a 0) t> X3 ta O ta X) C c B C «I tn >tu CS tu O c a> tu Ö "H .H »-4 X *> tau »H« •-I 4J Tl 4M Cl a • u » » IH M 4) « 0> 01 a a a. a. m 3 •H 3 N a> -H tu C bC kr 0 -* o O tu O r-H •H 3 o a* Minimum Gebied Onderzoek(st)er(s) nadereaan ­ min.breedte areaal duiding voor vegetatie Nooren198 2 houtwalme t 5-7m (tap) wallichaam 11m (aand e grond) houtwaldoo r 20m grondwater beinvloed vegetatie — Kuisterse.a.198 5 — 10-20m vegetatie houtwal­ DeWaar d 1981 —— 8m lenGeld . Tallei houtwal R.I.N.198 * ("le­ willekeurige 20-30m vensgemeenschap­ situatie pen'.') situatiewaari n 10m geenstuifmes t wordtgebruik to p omliggendlan d

Minimumarealen voor houtwalecosystemen, breedtes.

Minimum Gebied Onderzoek(st)ervs) Typebos , min.opp.of lencte areaal nadereaan ­ min. nin. voor duiding areaal lengte vegeta­ houtwal­ Blom-v.Teyn196 7 Fagetalia 600-1000 m2 75-175n tie lenGeld . sylvaticae Vallei Quereetalia 700-1400ra 2 90-300m robonpe- traeae Alnetalia 800m 2 KO a glutinosae vegeta­ meidoorn- Groneraane nv.d . kleio pzan d gern.lengte 10-«0m tie hagen Hoeven196 7 40m vegeta­ Rijnui- Gronemane nv.d . laaggelegen 47m 40-60m tie tervaar­ Hoeven196 7 dekzandgron- denhout ­ den wallen vegeta­ GeldVal ­ Gronemane nv.d . laaggelegen 60n 20-100m tie lei,elzen ­ Hoeven196 7 dekzan d(gron ­ hagen den vegeta­ Geld.Val­ Saris 1978 50-70m tie leihout ­ wallen (lit.stu­ die) avifau­ loofbos Saris 1976 20h a na opDui - velsberg bij Nij­ megen avifau­ oude ei- Fonnan e.a.197 6 40h a na kenbossen inNe w YerseyUS A avifau­ oude Moore enHoope r —— ÏOOh a na loofbossen 1975 Engeland avifau­ houtwal­ Blom-vanTey n 1976 2k n na leni nd e Geld.Val­ lei avifau­ Haasheg­ Tanis enMörze r ".4-4k m na gen Bruyns197 1 avifau­ houtwal­ Hahn 1967i n 1-1,8k m na leni n Saris 1978 Holstein Duitsl.

Minimumarealen voor houtwalecosystemen, lengtes, uit Vliet 1982. Uit: Gorter en Visser, 1985 Klniauaareaal Gebied Onder»eek(st)er(s) Nader« aandul- Oppervlakte voer: ding Boabeoaaoer- enbekend Poraan, Levensen 1,5-2,5h a ten 1981 Vegetatie la — Structuurvisie Optiaale situ­ 10 ha boa koebouw 1978 atie Willekeurig« 100 ha situatie alniaua atrue- Urwald- Koop 1980 elken-haagbeuk- 10 ha tuuraraaal tellen, enboa N.Duits­ gierstgraa-beu- 25 ha land kenboa beuken-eiken- boa «O ha •la.araaal natuurbehoud esaan-lapanbos 50h a voor ontwik­ S.B.B. 1961 riuitekruldrijk keling natuur­ esaenboa 50h a lijke vegeta­ eltanbroakbos 100 ha tie aet eoge- berkenbroakboa «O ha lijkheden voor spontane ontwikkelingen begraxen of kappan Vegetatiea Barkaan imond. boavegetatie 0,4 ha, aed.) onder optimale («000a ) oaatandigheden -goede eoologi- sebe verbindin­ gen, - gaan randof- fecten, - weinig aenae- li.lkabalnvlee - ding. Avifauna «rook 1979 goad funetion- 2,5-5 ha nerende vogel- tuin In stede­ lijk gabled, ain. oppervl. 0,9 ha Avifauna dlveree v.d.Barg-Ruia- vogeltuin in 0,25-0,5 ha staden aaa 197* stedelijk ga­ blad Avifauna Sullivan 1981 voRaltuin in 0,25-0,8 ha — stedelijk ga­ blad Avifauna oude ei- foraan 1976 gabele vogel- «0 ha kenboa- gaaeenaebap aan la aev Jer- aej.BBA Avifauna »uivele- Saris 1976 boa op rijke 20 ha berg HI* grond aagan

Avifauna oabakand Hhlcooab a.a. boa aat val. 0-6 na 1981 randeoorten boa aat aaax 5 ha dan allaan randaoortan boa aondar fragaentatle- 6-1* ha gavoallga aoortan optlaaal alnl- 70 ha Avifauna rlvier- v.Dorp 1982 boa aat kxltl- 25 ha «f boaeen echa aoertaa 15 ha in (van naaldhout 8 ka van an nota terri­ brengebled toria) (apeelea- pool) ver­ wijder* Avifauna — v.d.Berg an da bos aat rand­ 15 ha Wldt 1963 aoortan Roofvogels -- fitructuurvlsie boa aat broad- 1000-2000 ba Bosbouw 1978 gelegenheid voor havik Roofvogels Hôrter Bruyna boa aat braad- 10 ha an en Jaart.onbekend gele-enhcid voor gestoorde roofvogels pereelea van 300 x 500 B Boseeoayateaen boenen 1975 Natuurlijke bes- • 50 ha totaal sen aangeplante en 20-50 ha praductlebesaan Doseeosvsteaei l -- v.d.Valk 1982 levensçeaeonsch «P5O0O-15O00 totaal act volledige ha stabiele herbi- vorenfauna (her­ ten e.d.j

Hinimumajeaal voor bosecosystenen. Uit: Gorter en Visser, 1985 Grootte van activiteitsgebieden vanee n aantal inNederlan d voorkomende vogels en zoogdieren

2h a alle muizensoorten mol

2- 10h a egel enkelemoerasvogel s eekhoorn konijn wezel

10-50h a haas scholekster hermelijn kievit wasbeer grutto ree tureluur

50- 200h a vos kemphaan das buizerd

> 200h a bunzing bruinekiekendie f

> 300h a steenmarter grauwe kiekendief

>60 0h a blauwe kiekendief

Uit: Stortenbeker,198 5 Diersoorten, gerangschikt w.b. hun habltatelsen en actieradius van "groot" (steenmarter) naar "klein" (kortvleugellge loopkever).

Blotoopelsen mlnlmumareaal Eisenaa nInfrastructuu r

Steenmarter Park-en kleinschalige 1-10 km* Voldoende dekking langs cultuurlandschappen, kleine, lijnvormige rustige steden boselementen,z omi n mogelijk kruisingen met grotewege n

Das Langs rivier-of beekdal 1-10km 2 zie Steenmarter. (hoogteverschlHen) , nattegraslanden , kleine bosjes,houtwalle nme t veel bodembedekking

Bunzing zieSteenmate r 1-2 km* Jacht-e nrustgebie d zijn gescheiden, bij voorkeur In denabljheldva nwater .

Hermelijn/Wezel Inallerle i soorten 1-2km * zie Steenmarter; biotopen voorkomend, takkenbossen deweze l minder In 1n kleine boselementen natte gebieden

Waterspitsmuis Helder (stromend)wate r 1km * NestmogelIjkneden langs het water,waarbi jhe t winterverblijfhe t meest belangrijk Is (meestal overleven hier alleend ejuve - nlelen).

Eekhoorn Bossenme tee ndicht e Aaneengesloten bosachtige ele­ begroeiing 1km * menten.

Levendbarend Hagedis vooral biotopenme t Vooral ophe tzuide n zonlichto pd ebode m gerichte elementenme t veel variatie Inee n niett ehog e vegetatie. Geen maal-e nbrand - beheerva nd ebermen .

Hazelwor m Inallerle i biotopen 1km * zie Levendbarende Hagedis. dichte bodem-vegetatie

Alpenwatersa1amender Waterme tweini gbe ­ 0.5km 2 onbekend groeiing.

Helkikker Natte helde-e nveen ­ 0.5km * Vochtige,aaneengeslote n ele­ gebieden. menten.

Kortvleugellge loop- Inallerle i biotopen, 0.5km * Aaneengesloten lijn­ kevers van nat-droog,voedsel - vormige elementen rijk,- ar menz .

Uit: Van den Berg en Saris, 1985 OVERIGE ISOLATIEWAARDEN UIT DE LITERATUUR =S3:s::SS»3S333S3SSS33SSS:=S3S«X3SÏ3S33

• soort/groep gebied onderzoek(st)er(s) nadere aanduiding maat

ineekten loopkevers ? Madere nMühlenber g onoverbrugbare afstand >500m 1981 tussen bosjes

loopkevers ? Aukemae nBrussaar d onoverbrugbare afstand 6m 1976 tussen houtwale n bosrand

2dagvlinder ­ Amerika Arnold 1982 maximaal afgelegde 250e n6 6m soorten afstand

bont zandoogje Nederland ? max. afgelegde boa- 20k m loos traject

Apodeaia aormo ? Arnold198 3 max. afgelegde 400m afetand reptielen zandhagedia ? Moore196 2 onoverbrugbare afstand >5k m

zandhagedia, Nederland Voa198 2 onoverbrugbare afstand >1k m levendbarende hagedis, hazelworm ringalang n Vos198 2 onoverbrugbare afstand meerderek m amUbiein ••ribieën H Voae ta l 1982 overbrugbare afstand enkelek a salamandere N Voae ta l 1982 overbrugbare afstand enkele 100m kleine zoog­ •uizene neek ­ ? Oxley a.a. 1974 onoverbrugbare afstand weg+berm dieren hoornsoorten tussen bosranden >20a boaMoalauia ? Knauere nWolte r onoverbrugbare barrière een straatweg 1980 gselhalamuia ? Madere nPauritsc h onoverbrugbare barrière weg brederda n3m 1981 grote bosmuis, ? Mader197 9 onoverbrugbare barrière 16m (we g+ berm ) planten heidevegetatiee ? Moore196 2 onoverbrugbare afstand >5 k a enkele soorten vanaf grootbo a boebodeaflora Engeland Hooper197 1 onoverbrugbare afstand >0, 8k m vanafbo a enkele soorten bosbodemflora Engeland Peterkan1974 / onoverbrugbare afetand >0, 8k m enkele soorten Rackhaa198 0 vanafbo a BIJLAGE IV ALGEMENE PRINCIPESVOO R HETONTWERPE N ENDIMENSIONERE N VAN BEPLANTINGSSTROKEN. Uit:Va n den Berg enMoen s 1986.

IDEALE SITUATIE MINDERE SITUATIE OPPERVLAKTE PATROON

GROOT KLEIN X DICHTHEID

«swavwass^Twa»*»!.^

I ft il. HOOG LAAG

KNOOPPUNTEN «O,--« *

VEEL WEINIG T SATChWANG OVERIGE 4 ELfMENTEN ^«f!Rr^«sa«v«Tv-^>WiÄäiit

GROOT KLEIN

BEHEER '85 ,'90 '95 , • '90

GROOT­ KLEN9CHAUG SCHALIG OUDERDOM

REŒNT AANŒENZENO GROGGEBRUIK

GRASLAND AKKER I GREPPEL EN WAL

AANWEZIG AFWEZIG

VEGETAT1ESTRUC - TUUR

Schraatiachawaargav «va nd a COMPLEX EENVOUDIG grasmat met boom ralatlatuaaa nd arijkdo ava n flora« a faunava nllntrormlç a BREEDTE bavroaiincaalaaantaii (naar Galdarbloa.L.X. ,«.« .198 $ \M \ •n Kollan,S . IMS) BREED SMAL