BIJDRAGEN EN MEDEDEELINGEN
VAN HET
HISTORISCH GENOOTSCHAT
(GEVESTIGD TE UTRECHT)
----4-4,-*----
EEN EN VEERTIGSTE DEEL
-----<;"Cr->C>----
AMSTERDAM JOHANNES MOLLER 1920
INHOUD.
Bladz. VERSLIG VAN HET BESTUUR OVER HET DIENSTJAAR 1919. . V BIJLAGEN VAN HET VERSLAG : A. NAAMLIJST DER LEDEN VAN HE r GENOOTSCHAP . . XXV B. GENOOTSCHAPPEN ENZ., WAARMEDE HET GENOOTSCHAP IN BETREKKING START . . XLV C. KASOVERZICHT VAN HET GENOOTSCHAP '1919 . . LII D. LIJST DER, VAN JANUARI 1919 TOT JANUARI 1920 DOOR SCHENKING, RUILING EN AANKOOP VOOR HET GENOOTSCHAP VERKREGEN WERKEN. . . LIV E. JAARVERSLAG VAN DE CENTRALE COM.MISSIE VOOR DE HISTORISCH-STATISTISCHE KAARTEN VAN NEDER- LAND OVER 1919 .. LXXV VERHOOREN EN VONNISSEN DER WEDERDOOPERS, BETROKKEN BIJ DE AANSLAGEN OP AMSTERDAM, medegedeeld. door MEJ G. GROSHEIDE 1 EXTRACTEN UIT DE REKENINGEN VAN HET SCHOUTAMBACHT VAN HAARLEM BETREFFENDE WEDERDOOPERS (1535-1539), mede- gedeeld door DR. A. HULSHOF . . 198 ALPHABETISCH REGISTER OP DE VERHOOREN DER WEDERDOOPERS TE AMSTERDAM EN TE HAARLEM, door Dr. A. HULSHOF. . . 221 BRIEF VAN DEN UTRECHTSCHEN BURGEMEESTER AERNT DIRCXSZ VAN LEIJDEN OVER ZIJNE ZENDING NAAR DEN PRINS VAN ORANJE (ANTWERPEN, 26 FEBR. 1579), medegedeeld door PROF. DR. P. J. BLOK. . 232
VERSLAG VAN HET BESTUUR
OVER HET DIENSTJAAR 1919.
Het jaar 1919, waarover wij hieronder aan de leden van het Genootschap verslag uitbrengen, was er een van vele bezwaren en teleurstellingen. Niettemin ontbraken ook lichtpunten niet. Zoo bracht het geen wijziging in de samenstelling van het Bestuur, al dreigde een oogen- blik gevaar. Mochten de overige leden van het Bestuur bij den aanvang des jaars nog, zij het dan ook door een misverstand wat te laat, den Voorzitter gelukwenschen met de zeldzame omstandigheid van zijn 40-jarig lid- maatschap van hun college, in den zomer deelde hij ons merle, dat hij met het oog op zijn leeftijd ernstig overwoog, het voorzitter-, zoo al niet het lidmaatschap van het Bestuur neder te leggen. Zijne mede-bestuursleden hebben evenwel, door tegemoet te komen aan enkele bezwaren van den heer Muller, tot hunne vreugde dezen weten te bewegen op zijn besluit terug te komen. Ook ten opzichte van het getal dergenen, die door hun lidmaatschap bet Genootschap in staat stellen, zijn doel to blijven najagen, kunnen wij niet antlers dan be- vredigende mededeelingen doers. In 1919 is het aantal der leden wel door bedanken met 11 en door overlijden met 10 aehteruitgegaan, terwijl wij ons genoodzaakt zagen een lid wegens wanbetaling van de lijst te schrappen ; maar in den loop des jaars namen nog vier op het einde van 1918 en in het begin van 1919 benoemde leden, die niet eerder in de gelegenheid waren geweest te ant- woorden, het lidmaatschap aan, terwiji van hen, aan wie VI wij dit in het einde van het verslagjaar aanboden, er 47 ons met een toestemmend antwoord verheugden. Doordat verder bij den aanvang van 1920 twee oud-leden verzocht hebben, wederom als gewoon lid aangemerkt te mogen worden, telt het Genootschap op 1 Januari 1920 564 leden, wier namen hierachter in bijlage A zijn opgenomen. Wellicht zal dit . cijfer in den loop van 1920 nog eenigs- zins aangroeien, daar wij van eenige nieuwbenoemden nog antwoord wachten. Eer gt laat in het jaar, toen de verzending per pakketpost naar Belgie weer mogelijk was geworden, hebben wij aan onze leden, in dat land woonachtig, de hun over de oorlogsjaren nog toekomende deelen der genootschapsuitgaven doers toekomen. Ann de lijst der gewone leden in de zooeven vermelde Bijlage A gaat vooraf die der honorairen. Verleden jaar telde die nog 21 namen ; in 1919 is zij weer met een verminderd. In dit jaar toch overleed, hoogbejaard, Dr. George Mac Call Theal, de bekende geschiedschrijver van Zuid-Afrika en oud-koloniale archivaris te Kaapstad. Hoewel geen Zuid-Afrikaan van geboorte — hij was uit Canada afkomstig — heeft hij zich met zijn nieuwe vaderland, dat hij eerst op 25-jarigen leeftijd betrad en aanvankelijk in onderwijsbetrekkingen diende, volmaakt vereenzelvigd en het met een reeks van niet minder dan 98 deelen bistorische werken aan zich verplicht, van Welke werken hier genoemd mogen worden zijn Chronicles of Cape Commanders, zijn als resultaat van. nasporingen in Europa verzamelde Records of the Cape Colony, Records of Basutoland, Belangrijke Historische Documenten en zijn standaardwerk History and Ethnography of South-Africa. Het leedwezen, dat wij gevoelen, door dezen veteraan der Kaapsehe historische wetenschap uit de rij der eere- leden van het Genootschap to zien verdwijnen, wordt eenigszins verzacht, doordat wij in de laatste jaren er in mochten slagen talrijke nieuwe banden met beoefenaren der Zuid-Afrikaansche geschiedenis aan to knoopen. Aan het Verslag, dat voor kort de l ste Bibliothecaris - over den staat der boekerij en der handschriften van het Genootschap indiende, hebben wij vrij wat to ontleenen, dat den leden belang zal kunnen inboezemen. Gedurende VII het verslagjaar nam het ruilverkeer, dat gedurende den oorlog wel nooit had stilgestaan maar bedenkelijk was ingekrompen, tot onze voldoening niet onbelangrijk toe, al werd, wat naar alle waarschijnlijkheid in afzienbaren tijd ook wel niet gebeuren zal, het peil van voor 1914 nog niet bereikt. De uitbreiding van onze ruilbetrekkingen pier te lande en in den vreemde, waarover wij in het vorige jaarverslag konden berichten, had ook in 1919 haar voortgang. Met de Vereeniging het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief, die rinds 1915 een Jaarboek uitgaf en sedert het jaar 1919 begonnen was met een serie Werken, werd een overeenkomst betreffende volledig ruilverkeer aan- gegaan, waaraan uit gemelden hoofde terugwerkende kracht tot het eerstgenoemde jaar werd gegeven. Aan een verzoek van het Bestuur der Vereeniging, om behalve de sedert 1915 verschenen uitgaven bij het ingaan van het ruilverkeer ook een 18-tal andere publicaties van het Genootschap to mogen ontvangen, meenden wij niet te mogen voldoen, al waren wij bereid die tegen den halven prijs te leveren. Van de redactie van het Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis, waarmede wij betrekkingen trachtten aan to knoopen, mochten wij evenwel niets vernemen. Toen de bibliothecaris van het Koloniaal Instituut aan- vulling met de overige vroeg van die in 1913 aan het Instituut afgestane uitgaven van het Genootschap, welke van belang waren voor de koloniale geschiedenis — met welker toezending wij ook in de toekomst, zoodra daar aanleiding toe is, wenschen door te gaan hebben wij gemeend te moeten antwoorden, dat wij voorloopig geen aanleiding vonden in de destijds gemaakte afspraak ver- andering aan te brengen. In Engeland slaagden wij iets beter dan in het vorige jaar, daar men er nu tenminste op ons aanbod inging, al was het niet altijd in gewenschten zin. Positief resul- taat hadden wij alleen van onze besprekingen met de Historical Association to Londen, die ons in ruil voor de Bijdragen en Mededeeliny en het belangrijk6 tijdsehrift History en haar, hoogstens ten getale van vhf per jaar verschijnende, Leaflets toezegde. Daarentegen weer de VIII
Hackluyt Society het aanbod van ruilverkeer af, terwijl men van de zijde van de Scottish History Society ver- klaarde, dat men ons verzoek wel wilde overwegen, maar vreesde er niet op in te kunnen gaan. Nadere overweging werd ook toegezegd door de Royal Historical Society, aan wie wij uitbreiding van het reeds bestaande ruil- verkeer hadden voorgesteld. Niettegenstaande herhaald schrijven werd voorts geen antwoord ontvangen van de Historical Section of the British Academy. Het ten vorigen jare aangeknoopte ruilverkeer in Amerika werd ook in 1919 weer uitgebreid door een overeenkomst met de New-York genealogical and biographical Society, aan welke alle uitgaven van het Genootschap in ruil voor de hare zuilen worden toegezonden. Daarentegen was de American Antiquarian Society van meening, dat hare publicaties voor ons niet de waarde hadden, die wij er van verwachtten. Even voor den oorlog hadden wij een aankondiging ontvangen van het aanstaande verschijnen van een Revue beige d'histoire ; nu het vrede geworden was, hebben daar wij ons voor het tijdschrijft interesseerden en er wellicht merle in verkeer konden treden, de correspon- dentie weder opgevat, maar alsnog zonder verder jets van het plan vernomen te hebben. Met onze ruilgenootschappen van ouderen datum hebben wij in het verslagjaar zeer weinig briefwisseling gevoerd ; eerst op het einde van dat jaar een tijd lang stond wegens voortdurende verkeersmoeilijkheden de internatio- nale uitwisseling van wetenschappelijke publicaties zoo goed als stil slaagden wij er in een verzameling onzer uitgaven — gedeeltelijken achterstand uit den oorloptijd — door bemiddeling van het Nederlandsch Wetenschappelijk Centraal Bureau aan onze buitenlandsche betrekkingen te doen verzenden. Onder de nog steeds heerschende ab- normale omstandigheden besloten wij ditmaal niet te reclameeren, indien de bij de zendingen naar het buiten- land gevoegde ontvangbewijzen niet geregeld inkwamen. Bijlage B tot dit verslag geeft een lijst der 117 Genoot- schappen enz., waarmede het onze betrekkingen onderhoudt. In de bijlage D hierachter vindt de belangstellende IX lezer de opsomming van het geheel der werken, waar- mede in het jaar 1919 de boekerij van het Genootschap, door schenking zoowel vanwege het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, als van ver- schillende Genootschappen en particulieren en voorts door roiling is vermeerderd. Gaven wij vroeger wel eens op deze plaats een overzicht van de belangrijkste geschenken, ditmaal laten w dit, hoezeer wij dankbaar zijn voor het ontvangene, ter besparing van ruimte achterwege. Het is niet weinig wat de genoemde lijst geeft, maar toch zijn wij niet tevreden over de toename onzer boekerij. zijn namelijk van meening, dat zij beter aan Naar bedoeling, zooveel mogelijk een vakbibliotheek te willen zijn, zou beantwoorden, indien alle leden de welwillend- heid hadden van hunne geschriften een exemplaar of een overdruk ten behoeve van bet Genootschap te reser- veeren. Niet, dat dit niet veelal geschiedt, maar meerdere malen wordt het nagelaten. Wij waken niemand een verwijt, maar nemen niettemin de yrijheid door een opwekking, die wij b j dit deel der B?:jdragen insluiten, de vergeetachtigen op te wekken. Men weet, dat de finantien van het Genootschap, die allereerst aan het weak der bronnenpublicatie ten goede moeten komen, Diet toelaten door aankoop ook nog onze bibliotheek aan te vullen. Aangaande de handschriften, in het bezit van bet Genootschap, valt als Haar gewoonte Diets bijzonders te melden. Tot nu toe hebben wij van niet anders dan verblijdende dingen kunnen spreken. De minder blijmoedige woorden, waarmede wij ons versiag openden, gaan thans echter ook hunne rechtvaardiging vinden, nu wij het punt van den finantieelen toestand van het Genootschap gaan aanroeren. Het kasoverzicht van den Penningmeester, dat men ouder gewoonte als Bijiage C aan ons jaarverslag vindt toe- gevoegd, sluit bj een bedrqg van inkoinsten en uitgaveu van f 10922.54 met een eindsaldo aan kasmiddelen en gedeponeerde gelden van f 3343.92. Op zichzelf een zeer bevredigend resultaat, als men in aanmerking neemt, dat in dat bedrag een beginsaldo van f 2014.685 inbegrepen x
is ; maar wat wij verder moeten uiteenzetten zal onzen weinig optimistischen blik in de toekomst begrijpelijk maken. In het vorige jaar maakten wij reeds melding van een nieuwe contractueele verhooging der druk- en papier- prijzen ; gedurende den loop van het jaar deelden onze drukkers mede, dat een verdere verhooging der door hen te betalen loonen en prijzen hen eigenlijk zoude dwingen een tusschentijdsche wijziging voor te stellen van het van 1 Januari 1919 of voor een jaar bindende contract, aan welks voorwaarden zij zich eater niettemin wenschten te houden ; loch tegen het einde des jaars wisten wij van hen, dat 1920 een nieuwe en niet geringe verhooging zou brengen. De langdurige besprekingen met de firma Kemink over dit onderwerp gaan wij stilzwijgend voorbij ; het was reeds ver in 1920, toen wij eindelijk het nieuwe contract voor dat jaar konden teekenen. Dit contract nu legt ons een prijs op, die, vergeleken met lien van het jaar 1913, het laatste jaar voor den oorlog, driemaal hooger is dan toen. In het genoemde jaar bedroegen onze inkomsten uit verschillenden hoofde f 6835.12 ; in het jaar 1919, waarover wij verslag uitbrengen, word uit dezelfde bronnen slechts een totaal van f 7 658.855 ontvangen. Wij Millen hier niet in een debat treden over de in het drukkersbedrijf geldende economische organisatie ; alleen achten wij ons verplicht, te dezer plaats voor allen, wien het aangaat, een waarschuwend woord te laten hooren. Voor hen, die zich onledig houden met het bezorgen van wetenschappelijke uitgaven, breken onhoudbare toestanden aan. De werkgevers en -nemers in het drukkersvak zullen wellicht, wanneer het publiceeren van werken van kunst en wetenschap tot den kleinst mogelijken omvang wordt teruggebracht, zich troosten met de overweging, dat de daardoor to lijden verliezen ruimschoots worden goedgemaakt door de hoogere prijzen, te bedingen voor drukwerk van utilitairen aard ; maar het zal dan ook vast komen te staan, dat een eenzijdige economische machtspolitiek van een groep belanghebbenden aan hoogere belangen onherstelbare schade zal hebben toegebracht. Een oogenblik hebben wij in arren moede overwogen, datgene, wat ter perse lag of waartoe wij ons bindend XI
verplicht hadden het spoedig ter perse te leggen, of te drukken en daarna onze werkzaamheden tot het aan- breken van betere tijden stop te zetten. Doch ook slechts een oogenblik; wij zouden zoodoende zelf medehelpen, k waad te stichten op ideeel gebied. Liever willen wij doorgaan, zoolang het mogelijk zal zijn ; dat daarbij het naar de nering zetten der tering onze leidende gedachte zal moeten zijn, zal hieronder bij de behandeling der publicaties keer op keer blijken. Natuurlijk hebben wij ook wel aan verhooging der contributie gedacht. Misschien zullen wij er toe moeten komen, maar liefst stellen wij dit middel tot verhooging onzer inkomsten zoo lang mogelijk uit. Over het algemeen recruteert het Historisch Genootschap zijn leden niet nit die kringen, waar men het niet telt, indien een te betalen bijdrage met een 50 °/,, wordt verhoogd ; en bovendien, met een dusdanige verhooging zouden wij nog lang niet geholpen zijn, om ons week op den ouden voet voort te kunnen zetten. Inmiddels willen wij overwegen, of wij niet kunnen trachten op andere wijzen ons finantieel evenwicht te herstellen. Dezelfde Bijlage C, die ons aänleiding gaf tot ernstige klachten, geeft ook mededeelingen van geldelijken card omtrent het Leesgezelschap hierover sprekende kunnen wij echter een opgewekter toon doen hooren. De staat ervan is gunstig, deelt zijn verzorger, de 2de Bibliothecaris, merle; een zestal nieuwe leden is toegetreden. De tak Rotterdarn, aan welks levensvatbaarheid wij verleden jaar al twijfelden, is inderdaad afgestorven, maar, zooals wij toen reeds beriehtten, een nieuwe loot, Haarlem, is ontsproten. Het leesgezelsehap telt dus thans leeskringen te Utrecht, Arnhem, 's-Gravenhage, Groningen en Haarlem. Door enkele deelnemers werd de wensch uitgesproken, om in de portefeuilles behalve de gewone tijdschriften ook historische werken ter lezing te molten ontvangen. Met het oog op de beschikbare geldmiddelen lion daar- aan natuurlijk niet gedacht worden. Hebben wij evenwel met de circulaire succes, die hierbij gaat en waarop wij boven reeds doelden, dan kan wellicht later aan het verlangen dier lezers tegemoet gekomen worden. XII
Bijlage E, het jaarlijksch overzicht gevende van de werkzaamheden van de Centrale Commissie voor de historisch-statistische Kaarten van Nederland, geeft ons aanleiding tot een bijzondere opmerking. Tweemaal in het verslagjaar deed een lid of medewerker der Atlas- Commissie, den alias der Centrale Commissie, een beroep op onze geldmiddelen. Beide malen hebben wij dit toe- gestaan ; maar bij den tweeden keer hebben wij, zeer tot ons leedwezen, aan de Atlas-commissie moeten berichten, dat wij, in de noodzakelijkheid zijnde te bezuinigen, dit in de eers#e plaats op onverplichte uitgaven wilden doen. Jaren geleden hebben wij aan de Centrale Com- missie een jaarlijksch subsidie van ten hoogste f 200.— toegestaan niaar ten behoeve van gansch andere w erkzaamheden: het bewerken nl. onzer schetskaarten. Hiervan is toen door allerlei oorzaken weinig gekomen, vooral omdat men aan het nut Bier kaarten begon te twijfelen. Indien wij nadien bij tijd en wijlen over dat subsidie hebben doen beschikken ten behoeve van het werk aan den Historischen Atlas, die meer en meer de werkzaamheden der Commissie in bes1ag was gaan nemen, deden wij dit uit sympathie voor haren wetenschappelijken arbeid. Wanneer wij nu rnoeten verklaren, dat voortaan de Centrale Commissie niet meer ten behoeve van den Atlas zal kunnen beschikken over het geheele of gedeeltelijke bedrag van het subsidie van f 200.—, is onze sympathie voor dit werk, gelijk vanzelf spreekt, daarom niet minder geworden. In den loop van het jaar werd onze aandacht gevestigd op een prospectus van een Belgischen historischen Atlas, die op verschijnen stond en in den geest van den Neder- landschen scheen bewerkt te zullen worden. Onze vreugde hierover werd evenwel aanmerkelijk getemperd door de ervaring, dat blijkens de bewoordingen van die aan- kondiging deze wetenschappelijke arbeid aan politieke bijbedoelingen scheen dienstbaar gemaakt te zullen worden. Wij zullen afwachten, wat deze Atlas brengen zal, maar meenden reeds in de pers een waarschuw end woord te moeten doen opnemen tegen zijn uit het prospectus blijkende strekking. XIII
Talrijk waren de benioeiingen, die wij in het afgeloopen jaar met aangelegenheden hadden, die niet rechtstreeks binnen de grenzen van onze gewone werkzaamheden vallen. In de eerste plaats vermelden wij in dit verband de reeds sedert het laatst van 1918 door ons gevoerde besprekingen met den Raad van Beheer van het Koloniaal Instituut, om tot de oprichting te geraken van een centrale organisatie der koloniale historische studien. Het geheele verslagjaar door hebben wij daarover briefwisseling en besprekingen gevoerd met den Voorzitter en den Algemeenen Secretaris van dien Raad. Het voorbereidende werk bleek niet mee te vallen, maar in aangename samenwerking met de heeren van het Koloniaal Instituut kwarnen wij ten slotte tot een gewenscht einde. Op den 13 en Januari 1920 is to Amsterdam de constitueerende vergadering gehouden van het Comite voor koloniale historische studien, opgericht op initiatief van het Instituut en het Genootschap. Het Comite bestaat uit vertegenwoordigers van verschillende vereeni- gingen en organisaties, die geacht kunnen worden belang te stellen in de geschiedenis, zoowel de oudere als de nieuwere, der Nederlandsche kolonien ; nit een vertegen- woordiger van het Ministerie van Kolonien en uit een aantal geleerden, die zich op het gebied der koloniale historie gewoon zijn te bewegen. De Voorzitter van het Bestuur van ons Genootschap is opgetreden als Onder-Voorzitter van het Comite ; onze 2 de Secretaris als Secretaris van een der twee werk-secties, waarin het Comite zich heeft verdeeld, en wel van die voor de oudere koloniale geschiedenis. In een volgend jaarverslag verwachten wij meer over de sindsdien aangevangen werkzaamheden van het Comite te kunnen mededeelen. In het voorjaar richtten wij een schrijven tot Z. E. den Minister van Buitenlandsche Zaken ter ondersteuning van een adres, door het Bestuur van het Konink4c Ned. A ardrijkskundig Genootschap aan dien bewindsman gericht met betrekking tot de Nederlandsche aanspraken op Spitsbergen. De Minister antwoordde ons eenigen tijd later, dat het onderwerp zijn voile belangstelling had en dat hij -voornemens was, om, als de toestand van Spits- bergen internationaal mocht worden geregeld, pogingen XIV te doen, voor Nederland medezeggenschap te verkrijgen. Men weet, dat sedert de status van Spitsbergen bij internationale overeenkomst met medewerking van onze regeering is geregeld. Met de door den schrijver, Dr. G. W. Eybers, ge- wenschte bespreking van diens werk Select Constitutional Documents illustrating South-African History 1795-1910 hadden wij eenige moeilijkheden. Wij berichtten verleden jaar, dat wij een bevoegd beoordeelaar deter materie hadden gevonden en diens recensie aan een vaktijdschrift hadden aangeboden. De redactie daarvan en onze recen- sent konden het evenwel niet Bens worden omtrent den omvang, lien de beoordeeling hebben moest na eenigen tijd hebben wij deze elders ter plaatsing aangeboden, naar wij hopen met goeden uitslag. Ook eenigen anderen Zuid-Afrikaners konden wij ter wille zijn : een, die gaarne ingelicht wilde worden omtrent Nederlandsche historische tijdschriften en periodieken, en een ander, wien wij raad gaven met betrekking tot het zoeken van een uitgever van een door hem samengestelde historische verhandeling, waarvoor in onze uitgaven uit haar aard geen plaats was. Een correspondent in Nederlandsch Oost-Indie, die om ons advies vroeg, wat te doen met een verzameling oude Indische archivalia, die in zijn bezit was, verzochten wij die collectie over te zenden. Onlangs hebben wij haar ontvangen het volgende jaar berichten wij er wellicht wat naders over. De Societe de l'histoire de la revolution de 1848 te Pans vroeg ons een bevoegd geleerde hier te lande aan te wizen, die bereid zou gevonden worden, haar jaarlijks een verslag te doen toekomen over historische publicaties, in Nederland verschenen en handelende over het tijd- yak 1815-1871. Wij achten ons gelukkig, den heer Dr. M. G. de Boer, privaatdocent in de nieuwere ge- schiedenis aan de Amsterdamsche Universiteit, bereid gevonden te hebben, zich met de Societe als correspon- dent voor ons land in verbinding te stellen. Bij de feestelijke herdenking van het 150-jarig bestaan van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen te Middel- burg op 9 Juli jl. werd het Historisch Genootschap ver- XV tegenwoordigd door ons medebestuurslid Prof. Mr. R. Fruin. De Voorzitter en de l ste Secretaris van ons Bestuur, uitgenoodigd toe te treden tot de Nederlandsche Pilgrim Fathers Commissie 1620-1920, die de 300-jarige her- denking van het vertrek der Pilgrim Fathers uit ons land naar Amerika in den zomer van 1920 hoopt to vieren, hebben in hun beider qualiteit die uitnoodiging aangenomen. Alvorens nu over to gaan tot het geven van verslag over dat deel onzer werkzaamheden, dat betrekking heeft op de voorbereiding en den druk der genootschapsuitgaven, Ai hier nog vermeld, dat het Bestuur zich voorstelt, op Dinsdag 25 Mei a.s. de leden van het Genootschap wederom in Algemeene Vergadering been te roepen, ditwaal ter viering van het 75-jarig bestaan van onze vereeniging. Een oproeping met programma Bier bijeenkomst zal de leden spoedig bereiken.
De verwachting, in de laatste jaarverslagen telkens weer uitgesproken, dat met het einde van den oorlog ook voor ons een tad van rustiger en regelmatiger arbeid zou aanbreken, is helaas niet verwezenlijkt. Integendeel, meer nog dan in den laatsten tijd hadden wij in 1919 met moeilijkheden te worstelen, voor een deel ten gevolge van de nog steeds abnormale tijdsomstandigheden. Daarom te eer moeten wij dankbaar zijn, dat wij er in dat jaar in slaagden drie publicaties in het licht to zenden, al was dit vroeger normale getal ten deele een gevolg van tegenspoed uit voorafgaande jaren. Het waren het 40ste deel der Bijdragen en Mededeelingen, De twee reizen van Cosimo de' Medici, Prins van Toscane, door de Neder- landen (1667-1669) en het eerste deel (1648-1660) van de Brieven aan Johan de Witt. Reeds to dikwijls spraken wij in vroegere jaarverslagen van de vertraging, die de druk van het interessante werk van Dr. Hoogewerff door den oorlogstoestand ondervond, dan dat wij nu niet met blijdschap zouden mogen con- stateeren, dat het eindelijk in Juli van het afgeloopen jaar het licht kon zien. Sedert het najaar van 1918 was Dr. Japikse's eerste deel van de Brieven aon De Witt reeds ter perse. Om allerlei XVI redenen was er toen niet dan in een matig tempo aan voortgewerkt ; in 1919 werd dit tempo aanmerkelijk ver- sneld en half October kon ook dit belangrijke werk aan de leden verzonden worden. Toen in het voorjaar de heer Japikse het laatste deel zijner kopij toezond, vroeg hij verlof, reeds aanstonds een begin te laten makes met het afschrijven op kosten van het Genootschap van het materiaal ten behoeve van het volgende, thans het laatste deel der De Witt-publicatie, en voorts of na het verschijnen van het toen ter perse liggende zoo spoedig mogelijk een aanvang kon gemaakt worden met den druk van het tweede deel der aan den Raadpensionaris gerichte brieven. Wij hebben tegen inwilliging van de eerste vraag van Dr. Japikse niet het minste bezwaar gemaakt ; maar aan zijn tweede verzoek konden wij niet voldoen. Het vorige jaar hadden wij Prof. Van Schelven moeten verzoeken met den druk zijner Acta van den Londenschen Kerkeraad, waarvan de kopij reeds in ons bezit was, te willen wachten, totdat Dr. Japikse, die oudere rechten had, zijn eerste deel zou hebben doen afdrukken. Bovendien hadden wij toen reeds finantieele bezwaren, om twee werken tegelijk op de pers te hebben. Wij mochten den heer Van Schelven dus nu niet langer laten wachten; de heer Japikse zag dit ook gaarne in en stelde zich met onze toezegging tevreden, dat, nadat de druk van de Londensche Acta zou zijn afgeloopen, de pers voor zijn tweede deel besehikbaar zou komen. Toen dan de Brieven aan De Witt I waren verzonden, hebben wij aanstonds de Iferkeraadsprotocollen ter perse doen leggen en in den loop van 1920 zal ook dit werk van langen adem het licht zien. Intusschen en dit is iets, wat wij ten zeerste betreuren en dat ons niet weinig verontrust — het is op het oogenblik het eenige werk, waaraan gedrukt wordt. Vorheen was dit antlers : be- halve de Bijdra yen lagen immer twee, soms drie deelen der Werken op de pers en moest sours een afgedrukt deel vrij lang op verzending wachten, ten einde onze productie regelmatig over het jaar te kunnen verdeelen. Voortaan zullen wij van de hand in den tand moeten levee en telkens zorgvuldig moeten nagaan, hoeveel van XVII het rantsoen aan drukkosten, waarop wij onszelf hebben moeten stellen, reeds verbruikt is. En wanneer dan nog maar alleen de gewone, dagelijksche zorgen mochten blijven kwellen ! Er komen echter soms ook moeilijk- heden van onverwachten aard onzen weg kruisen en daar- over moeten wij berichten, wanneer wij thans spreken gaan over de Correspondance de Marguerite de Parise. In het verslag over 1918 hadden wij reeds gewag ge- maakt van onze afspraak met Dr. Theissen, dat hij in September 1919 een deel van zijn kopij persklaar zou inzenden, opdat daarna met den druk van het eerste deel dezer belangrijke uitgave een aanvang zou worden gemaakt. Op het oogenblik, dat wij deze toezegging deden, meenden wij vast en zeker onze belofte te kunnen inlossen en wilden wij dat ook gaarne does, daar wij reeds eenigen aandrang op den heer Theissen haideu nit- geoefend. Maar in deze tijden is het gevaarlijk een plan eenigen tijd vooruit vast te stellen. In September jl. voldeed inderdaad Dr. Theissen aan zijn toezegging en zond hij een gedeelte kopij, voldoende om de pers voor- loopig bezig te houden. Inmiddels was reeds sedert het begin van het jaar het nieuwe drukkerstarief in werking getreden, waarvan wij de draagkracht nog niet kenden, toen wij aan onzen medewerker toezegging voor den druk deden; ook hadden wij ons al wel reeds eerder afgevraagd, of wij in zoo geheel andere geldelijke omstandigheden, dan waarmede in 1913 — het jaar, toen wij tot deze publicatie besloten — was rekening gehouden, en alleen met behulp van het toen toegekende subsidie van onze regeering — het Belgische was immers uitgebleven — rond zouden komen. Er was toen evenwel besloten de zaak nailer onder de oogen te zien, wanneer de kopij zou zijn ingekomen. Toen dit nu het geval was, hebben wij daarvan eenige bladzijden laten zetten bij wijze van proefneming en grondslag voor onze berekeningen en voor die der drukkerij. Hoogstverdrietige verrassingen zijn toen gevolgd. Ten eerste bleek het, dat het kleine handschrift van Bakhuizen van den Brink, waarnaar de zetter werken moest, on- mogelijk te gebruiken was, zonder op de een of andere wijze te worden vergroot. Wij hebben toen op allerlei Bijdr. en Meded. XLI. XVIII wijzen proeven gekomen, um een middel te vinden het handschrift duidelijk leesbaar te maken. Het eenige middel — maar een kostbaar — bleek ten slotte foto- grafische vergrooting; wij meenen inmiddels een weg gevonden te hebben, waarlangs dit tegen niet al te zware kosten zal kunnen geschieden. Maar wat veel erger was : er werd - ons een drukprijs gevraagd, die, zelfs al hielden wij rekening met bet afwijkende formaat en de bekende stijging van drukloonen en papierprijzen, ons dermate onaangenaam verraste, dat wij de toekomst dezer uitgave zorgelijk begonnen in te zien. En deze prijsopgave zou slechts tot 1 Januari 1920 gelden, wanneer een nieuwe, nog onbekende, ' maar ongetwijfeld zeer belang- rijke verhooging zou intreden. Naar globale berekening zou toen reeds de uitgave het Genootschap het dubbele kosten van wat in 1913 berekend was, en dan zouden daar nog de onzekere verhooging na Januari 1920 en de kosten van reproductie bijkomen. Wij hebben geconfereerd en berekend en geschreven en gewreven en zijn tenslotte tot de overtuiging gekomen, dat het eenige-middel, om deze uitgave, die ons zoo na aan het hart ligt, niet te behoeven opgeven, zou zijn : op goed gedocumenteerde gronden natuurlijk aan de Nederlandsche regeering een nieuw subsidie te vragen, Welke regeering immers indertijd door het verleenen van het eerste al stilzwijgend had erkend, dat zij hare verplichtingen tegenover deze publicatie voelde. Het bedrag, dat gevraagd moest worden, zou evenwel eerst na Januari 1920, wanneer het nieuwe drukkerstarief zou bekend zijn, en omdat nieuwe berekeningen nood- zakelijk werden, eerst vrij laat vastgesteld kunnen worden. Aangezien dit verslag slechts over 1919 loopt en bij het opstellen er van de zaak nog niet geheel Naar beslag had verkregen, zullen wij het volgende jaar den afloop melden onzer bernoeiingen in deze verdrietige aangelegen- heid, die ons al zooveel zorg en overbodig werk heeft gekost. Wij hebben natuurlijk Dr. Theissen van den stand van zaken op de hoogte gehouden. Toen wij in ons vorig versla,g ernstig rekening hielden met den aanstaanden druk van de Parma-correspondentie, hebben wij ook melding gemaakt van de Kaapsche XIX
Instructies van Dr. Eybers, die bijna persklaar gereed lagen. Bijna, want wij hadden hem verlof gevraagd, door een der onzen eenige omwerking te doen aanbrengen in de inleiding op zijn publicatie. In het begin van het verslagjaar gaf hij daartoe zijn toestemming ; toen hij later in het jaar de vrees uitte, dat er te veel in die inleiding zou worden gewijzigd, is hij door ons medelid gerustge- steld. De studie, die deze laatste inmiddels van de onderhavige materie geniaakt had, gaf hem aanleiding Dr. Eybers nog nailer te verzoeken, zijn inleiding aan to vullen met een overzicht van de ontwikkeling der Kaapsche bestuurscolleges tusschen de jaren 1680 en 1805 en met een korte analyse der te publiceeren instructies .uit het laatste jaar. Doze aanvullingen zijn thans nog niet ont- vangen, zoodat het work van Dr. Eybers nog steeds niet geheel persklaar is. Eigenlijk verheugt dit ons we] een weinig, want wij zouden niet weten, hoe op het oogenblik, nu wij zoo zuinig mogelijk moeten zijn, de Instructies zouden kunnen drukken. Een nieuw bezwaar ten opzichte van deze uitgaN e is, dat Prof. Bodenstein, die beloofd had de drukproeven Da to zien en verder toezicht op de publicatie te !louden, inmidde!s Amsterdam weer voor Zuid-Afrika heeft verlaten. Deze uitgave blijft dos voor- loopig zweven. Ook ten aanzien van eenige uitgaven in voorbereiding, waarvan wij reeds een paar malen te berichten hadden, zijn wij in het afgeloopen jaar niet fortuinlijk geweest. Zoo hebben wij teleurstellend nieuws to brengen over de Grafelijkheidsrelceningen van Holland en Zeelan uit dPn Henegouwschen tijd. In het vorig jaarverslag weed nog bericht, dat aan Prof. Huizinga, die eerst had toegezegd in Oct. 1918 met de voorbereiding een aanvang to zullen maken, op zijn verzoek een jaar uitstel was verleend ; tot ons leedwezen moeten wij thans verklaren, dat doze be- langrijke uitgave voorloopig wederom verweesd is. Reeds in den aanvang van 1919 was to onzer kennis gebracht, dat onze medewerker gaarne van de verplichtingen, die hij op zich genomen had, ontslagen wenschte te worden. wij hebben toen getracht een anderen, niet minder bevoegden geleerde voor .deze uitgave te interesseeren. 0 verwegende, xx dat de omstandigheden inmiddels anders waren geworden, dan toen wij onze eerste afspraken met den heer Huizinga maakten, hebben wij diens gehoopten plaatsvervanger tot 1921 den tijd gelaten, om met den druk te beginnen ; maar tot onze teleurstelling durfde hij zich niet linden en wees ons verzoek af. Prof. Huizinga, die van deze poging en haar mislukking op de hoogte was, gevoelde zich toen wel verplicht zijn belofte in te lessen, doeh wenschte eerst nog eens in den herfst van het verslag- jaar de afschriften weer in handen te krijgen en stelde als voorwaarde, dat hij aan geen termijn van inlevering zou gebonden zijn. Van onzen kant boden wij hem aan een medewerker voor hem te zoeken, die onder zijn leiding en met hem tezamen de publicatie zou voorbereiden. Prof. Huizinga zag hierin wel niet veel heil en er bleek een misverstand tusschen hem en ons te bestaan omtrent den acrd der bewerking, die wij van hem verwachtten ; maar wij wanhoopten toch nog niet, totdat in het najaar zijn definitief bescheid kwam. Nadere kennisneming van de stukken hadden hem van . meening doen veranderen ten opzichte der wenschelijkheid hunner uitgave en hij verzocht ons, de vraag van die wenschelijkheid nog eens in beginsel ernstig te overwegen. Wij hebben dit gedaan en zijn niet tot dezelfde resultaten als onze geleerde correspondent gekomen. Daar wij hem evenwel niet gebonden wilden houden aan een taak, waaraan hij zich, zooals wij vreesden, niet met voile toewijding zou kunnen geven, hebben wij hem medegedeeld, dat wij bereid waren hem van alle verplichtingen, die hij tegenover het Genootschap te deter zake had, te ontslaan, met welk voorstel de heer Huizinga gaarne instemde. Wij be- treuren het, dat wij met deze onderneming, waaraan wij het belang blijven volhouden, nu weer even ver zijn, als toen wij, voor jaren reeds, de afschriften lieten maken. Pogingen toch, sedert aangewend, om een nieuwen ver- zorger te vinden, mochten tot nu toe niet slagen. Verleden jaar beloofden wij in dit jaarverslag meer te zullen zeggen over het voornemen, een bundel Stukken over de betrekkingeu tusschen de 0. I. C. en Tonkin en Annam het licht te doen zien. Aangezien wij in onze XXI verwachtingen te dezen opzichte voorloopig teleurgesteld zijn, volgen bier thans over dit onderwerp geen verdere mededeelingen. Met het vervaardigen van aanvullende afschriften ten behoeve der Leicester-correspondentie werd op aanwijzing van Prof. Brugmans door onze amanuensis, Mej. Van Soest, geregeld voortgang gemaakt. Niets of nagenoeg niets vernamen wij in het afgeloopen jaar over een aantal voorgenomen uitgaven, die bier reeds meermalen ter sprake kwamen : zoo van de bescheiden betreffende de Nationale organisatie der lakenkoopers, van. het Goudsch Kronijkje, den herdruk van de List van Noord- Nederlandsche Kronijken en van de Stukken betreffende het proses van Wolfert Harmensz. Wij hebben niet aanstonds gebrek aan stof, maar wij hopen, dat onze medewerkers hunne toezeggingen niet zullen vergeten. Wiej hebben somtijds bij voorkomende teleurstellingen plotseling behoefte aan een uitgave, die voor den druk gereed ligt of hiervoor in korten tijd gereed kan worden gemaakt. Gelukkig ontbrak bet in 1919 niet aan nieuwe stof, die aan ons oordeel onderworpen werd. In de eerste plaats wijzen wij in dit verband op het voorstel, dat ons reeds in het begin van het jaar gedaan werd door den heer Dr. H. A. Enno van Gelder, om ten vervolge op de indertijd door ons Genootschap gepubliceerde Memorien en Adviezen van C. Pz. _Hooft een nieuw deel met door lien staatsman nagelaten geschriften en aanteekeningen uit te geven. Wi; hebben aanstonds dit voorstel met sympathie begroet en Dr. Van Gelder, die door de voor- bereiding van zijn proefschrift van deze materie volmaakt op de hoogte was, verzocht, zijn denkbeelden over zijn summier gedaan voorstel nader in een uitvoerig rapport uiteen te zetten, doch er op gewezen, dat wij er prijs op stelden, dat het supplement de uitgave van Hoofts papieren nu definitief zoude maken, m. a. w. dat niets, dat de uitgave waard zou blijken, daarna onuitgegeven zou blijven. De beer Van Gelder zette zich met be- kwamen spoed aan het werk en zond ons reeds in den zomer een uitvoerig plan en een lijst van de aanwezige XXII voor uitgave in aanmerking komende geschriften toe, bij welker opstelling hij het advies van ons medelid Prof. Brugmans had mogen ontvangen. Wij hebben ons na overweging van het voorstel van Dr. Van Gelder zoo goed als geheel met zijn denkbeelden kunnen vereenigen en hem derhalve de verlangde opdracht verstrekt. Evenwel hebben wij er op moeten wijzen, dat wij hem geenerlei zekerheid konden geven omtrent het tijdstip, waarop met den druk zou worden begonnen. Mocht er echter ongedacht een open plek vallen in het bosch van onze voornemens, dan zouden wij hem bijtijds waarschuwen. Niet tot een dadelijk resultaat zijn wij nog gekomen, toen ons van belangstellende zijde gevraagd werd, de handschriftelijke documenten, die de geschiedenis der abdij Rijnsburg kunnen toelichten, te willen uitgeven. Bij onderzoek bleek aan een dergelijke uitgave nogal wat vast te zitten ; zij zou zeer omvangrijk worden en veel voorbereiding eischen. Onze correspondent bleek ten slotte geneigd later op de uitgave terug te komen en verkreeg gaarne van ons het gewenschte voorkeur- recht. Wij hebben te deter zake Pater Bonaventura Kruitwagen te danken, die de welwillendheid had als tusschenpersoon de noodige besprekingen voor ons te voeren. Geheel gereed voor de pers werd ons toegezonden een afscbrift van een Journaal van een reis door Groen van Prinsterer, in 1836 door Frankrijk en Duitschland ten behoeve van het Koninklijk Huisarchief ondernomen. Het stuk leek ons zeer aantrekkelijk , wij hebben het om be- richt en raad doorgezonden. Indien onze adviseur, zooals wij hopen, tot opneming raadt, bestemmen wij het voor de Bijdragen en Mededeelingen van 1921. Fen afschrift van een Monsterrol van Holland uit het jaar 1530, herkomstig uit het Belgische Rijksarchief, dat wij voor de Bijdragen hierachter aanvaard hadden, kwam niet bijtijds daarvoor in. Wij hopen het stuk nu in die van het volgende jaar te kunnen opnemen. Wij zouden ten slotte nog wel iets kunnen zeggen over een paar voorstellen, die hetzij vagelijk op schrift, hetzij mondeling aan ons oordeel worden onderworpen, loch XXIII wachten daarmede liever tot een volgend jaar, wanneer er wellicht meer van te zeggen zal zijn.
Het overzicht van de in deze Bijdragen en Mededeelingen opgenomen documenten, waarmede wij ons jaarverslag plegen te besluiten, kan ditmaal bijzonder kort zijn. Niet alleen is het deeltje om begrijpelijke redenen van spaar- zaamheid dun, maar over de eerste twee bijdragen : Verhooren en vonnissen der wederdoopers, betrokken bij de aanslaytn op Amsterdam in 1534 en 1535, door Mej. G. Grosheide en Extracten uit de rekeningen van het Schoutambaeht van Haarlem betreffende wederdoopers (1535-1539), door Dr. A. Hulshof medegedeeld, spraken wij reeds in de jaarverslagen over 1918 en 1917. Daar het laatste stuk als het ware een bijlage vormt op dat van Mej. Grosheide, stemden wij in met het voorstel van Dr. Hulshof, om op beide een alphabetisch register te geven. Dit deel van onzen jaarbundel scheen wel wat eenzijdig in het teeken der wederdooperij te zullen staan, toen tot onze voldoening ons medelid Prof. Blok een derde bijdrage aanbood. Wij vertrouwen, dat zijn Brief von den Utrecht- schen burgemeester Aernt Dircksz. van Leijden over zone zending naar den Prins van Oranje (Antwerpen 26 Fehr. 1579) met belangstelling zal gelezen worden. De inhoud van den brief was uit de mededeelingen van wijien P. L. Muller niet onbekend, maar tot een uitgave had deze het niet gebracht. Niet dikwijls zal het gebeuren, dat door de betere bekendheid met een stuk de gangbare meening over een belangrijk historisch punt geheele her- ziening vraagt.
Het vorige jaarverslag besloten wij met een woord van hoop, waartoe de komende vredestijd ons het recht scheen te geven. Zoo al de verwachtingen van then in geenen deele zijn verwezenlijkt, de moed heeft ons niet verlaten, om onder bezwaarlijke omstandigheden het werk, dat wj in het belang der vaderlandsche wetenschap op ons hebben genomen, te blijven voortzetten. Een terugblik alleen al op hetgeen in de 75 jaren van het bestaan van het XXIV
Hist orisch Genootschap tot stand werd gebracht verplicht tot een aanvaarden vol vertrouwen ook van een weinig bemoedigende toekomst.
Het Bestuur van het Historisch Genootschap,
S. MULLER Fz., Voorzitter. W. A. F. BANNIER 2 lste Secretaris. BIJLAGE A.
NAAMLUST DER LEDEN
VAN NET
HISTORISCH GENOOTSCHAP')
BESTUUR.
Dr. Mr. S. Muller Fz., Voorzitter. Dr. W. A. F. Bannier, Eerste secretaris. Mr. Dr. S. van Brakel, Tweede secretaris. Jhr. Mr. B. C. de Savornin Lohman, Penningmeester. Mr. A. le Cosquino de Bussy, Eerste bibliothecaris. Dr. A. Hulshof, Tweede bibliothecaris. Dr. P. J. Blok. Dr. H. Brugmans. Mr. R. Fruin. Dr. F. J. L. Kramer.
1) Bij deze lijst is aangenomen de feitelijke toestand op 1 Januari 1920. — Adresveranderingen en andere correcties in deze lijst gelieve men to melden aan den 'sten secretaris (Utrecht , J. W. Frisostraat 18). XXVI
HONORAIRE LEDEN.
U. Berliere , te Brussel. W. Bode, to Berlijn. E. baron de Borchgrave , to Brussel. G. Edmundson, te Londen. M. Pardo de Figueroa, to Medina Sidonia. P. Fredericq , te Gent. H. Havard, te Parijs. J. H. Hessels, te Cambridge. E. Hubert, te Luik. E. Jacobs, te Wernigerode. 0. Nachod , te Griinewald (bij Berlijn). M. Philippson , te Berlijn. H. Pirenne, te Gent. 0. Pringsheim, to Breslau. F. Rachfahl, to Freiburg (i. Br.). H. Ritter, te Bonn. D. Schafer, te Steglitz (bij Berlijn). H. ritter von Srbik , te Graz. A. Waddington , te Lyon. E. Wrangel, te Lund. XXVII
GEWONE LEDEN.
Dr. J. Aalbers, te Groningen. C. J. K. van Aalst, te Amsterdam. Mr. J. H. Abendanon , te 's-Gravenhage. Dr. A. .T d'Ailly, te Amsterdam. P. Albers , te Maastricht. Dr. M. A. van Andel, te Gorinchem. Mr. J. P. Fockema Andreae, te Utrecht. Mr. S. J. Fockema Andreae , te Leiden. Mr. L. J. van Apeldoorn, te Leeuwarden. Mr. J. baron d'Aulnis de Bourouill, te Utrecht. D. baron van Asbeck , te Tokio. Mr. J. A. F. van Asperen, te Utrecht. C; W. H. Baard, te Amsterdam. Jhr. Mr. J. F. Backer, te Amsterdam. Mr. C. Bake , te 's-Gravenhage. Dr. H. A. van Bakel, te Amsterdam. Mr. W. E. J. baron van Balveren , te Arnhem. Dr. W. A. F. Bannier, te Utrecht. Dr. E. Barnikol, te Wesseling (bij Keulen). Jhr. G. L. C. H. Baud, te 's-Gravenhage. Mej. Dr. F. E. J. M. Baudet, te Utrecht. Dr. E. D. Baumann , te Oude Wetering. Mr. A. J. de Beaufort, te Leusden. J. B. de Beaufort, te Woudenberg. Mr. J. F. de Beaufort, te Driebergen. Jhr. Mr. K. A. Godin de Beaufort, to Maarsbergen. Dr. H. E. Becht, te Hengeloo (0.). XXVIII
Dr. A. A. Beekman , te 's-Gravenhage. Jhr. Mr. F. Beelaerts van Blokland , te 's-Gravenhage. Jhr. Mr. W. A. Beelaerts van Blokland, te Wassenaar. J. H. Been , te Brielle. Mr. N. Beets , te Amsterdam. C. J. A. Begeer, te Utrecht. G. J. G. C. graaf van Aldenburg Bentinck , te Amerongen. Dr. J. Berg, te Amsterdam. Mevr. Dr. B. M. Berg—Van der Stempel, te Amster- dam. Dr. P. W. J. van den Berg . te Nijeveen. Mr. Dr. A. J. van den Bergh, te Utrecht. Dr. J. Bergsma, te Groningen. Mr. J. L. Berns, te Leeuwarden. G. J. Bettink, te Haarlem. A. F. van Beurden , te Roermond. G. J. W. Koolemans Beynen, te 's-Gravenhage. Dr. J. P. de Bie, te 's-Gravenhage. Mr. A. S. de Blecourt, te Leiden. Dr. P. J. Blok, te Leiden. W. Blommaert, te Stellenbosch (Z.-A.). J. H. Blum, te Domburg. Dr. G. J. Boekenoogen , te Leiden. J. T. Boelen , te Amsterdam. Dr. M. G. de Boer, te Amsterdam. Dr. C. W. T. baron van Boetzelaer van Dubbeldam , te De Bilt. Dr. U. P. Boissevain, te Amsterdam. G. Bolkestein, te Amsterdam. Dr. H. Bolkestein, te Utrecht. Mr. A. C. Bondam , te Arnhem. Jhr. P. J. Boogaert , te Middelburg. Dr. A. Borgeld, te Amsterdam. XXIX
C. Graham Botha, te Kaapstad. Dr. A. C. Bouman, te Utrecht. Mr. L. G. N. Bouricius, te Rijswijk (Z.-H.) M. ten Bouwhuys, te Utrecht. Mr. Dr. S. van Brakel , te Utrecht. Dr. A. A. Bredius, te 's-Gravenhage. Dr. J. C. Breen , te Amsterdam. D. A. Brinkerink, te Bovenkarspel. Dr. R. Broersma, te Weltevreden. A. Brom jr., te Utrecht. Dr. W. L. C. Bronsveld, te Hoorn. Mr. J. G. Brouwer Nijhoff, te Utrecht. Dr. H. G. ten Bruggencate, te Terneuzen. Dr. H. Brugmans, te Amsterdam. Mej. C. E. C. Bruining, te Alkmaar. C. W. Bruinvis, te Alkmaar. Dr. E. C. G. Brunner, te Utrecht. Dr. M. Bruijel, te Haarlem. Dr. V. F. Buchner, te Leiden. Mr. W. B. Buma, te Huizum (bij Leeuwarden). Dr. C. P. Burger Jr., te Amsterdam. I. J. de Bussy, te Hilversum. Mr. A. le Cosquino de Bussy, te Utrecht. W. J. J. C. Bijleveld, te Leiden. Mr. R. Bijisma, te 's-Gravenhage. Dr. A. W. Bijvanck, te 's-Gravenhage. Mr. G. Bicker Caarten , te Rotterdam. Mr. J. F. van Beeck Calkoen, te Utrecht. Dr. J. R. Callenbach , te Rotterdam. Mr. H. Blaupot ten Cate, te 's-Gravenhage. Dr. J. Spinossa Cattela, te Arnhem. A. Cauchie, te Leuven. Dr. H. T. Colenbrander, te Leiden. Mej. Dr. G. Coops, te Apeldoorn. XXX
Dr. H. P. Coster, te Groningen. W. del Court, te Londen. Mej. M. M. Convee, te Arnhem. H. T. Cox, te Amersfoort. C. C. A. Croin , te Dordrecht. G. E. C. Crone, te Amsterdam. Dr. S. Cuperus, te Lekkum. J. Cuvelier, te Brussel. E. Cuypers, te Amsterdam. *Dr. P. J. H. Cuypers, te Roermond. W. E. van Dam van Isselt, te Utrecht. Dr. C. C. Delprat, te Amsterdam. F. Oudschans Dentz, te Paramaribo. Dr. A. J. Derkinderen , te Amsterdam. Dr. A. H. J. V. M. Desertine, te 's-Hertogenbosch. Mr. P. Dieleman, te Middelburg. Dr. J. G. van Dillen, te Amsterdam. Mr. T. F. J. A. Dolk, te Delft. F. C. Dominicus, te Grahamstad (Z.-A.). C. P. J. Dommisse, te Maassluis. P. H. Meekhoff Doornbosch , te Bafloo. Mr. Dr. A. van Doorninck, te Utrecht. Dr. G. J. Dozy, te Zeist. H. J. M. Dresch, te Schiedam. Mr. H. C. Dresselhuys, te 's-Gravenhage. F. Driessen, te Leiden. R. H. Driessen, te Maarsen. J. M. Droogendijk, te Rotterdam. Mej. Dr. S. W. A. Drossaers, te 's-Gravenhage. Mej. Dr. J. W. P. Drost, te 's-Gravenhage. Mr. W. H. F. Dubois, te Utrecht. Mr. M. I. Duparc, te 's-Gravenhage. H. J. M. Ebeling, te 's-Hertogenbosch. Mr. C. C. D. Ebell, te 's-Gravenhage. XXXI
Mr. T. G. van Eck, te 's-Gravenhage. Dr. W. van Eeden , te Alkmaar. Mr. C. P. van Eeghen , te Amsterdam. S. P. van Eeghen, te Amsterdam. Dr. A. Eekhof, te Leiden. A. G. A. van Eelde, te Amsterdam. Mr. J. L. M. Eggen, te Amsterdam. J. E. Elias, te Amsterdam. Mr. J. T. Endtz, te Utrecht. Jonkvr. C. Engelen , te Zutphen. D. G. van Epen, te 's-Gravenhage. J. van der Esch, Amsterdam. Dr. W. van Everdingen, te Bilthoven. G. A. Evers , te Utrecht. Mr. J. C. A. Everwijn , te 's-Gravenhage. Dr. G. W. Eybers, te Graaff Reinet (Z.-A.). Jlir. Mr. Dr. W. J. M. van Eysinga , te Leiden. Mr. Dr. J. Wackie Eysten, te Nijmegen. A. N. J. Fabius, te Bussum. R. D. Baart de la Faille, te Haarlem. Jhr. E. K. G. Falck, te 's-Gravenhage. Mr. P. Falkenburg, te Amsterdam. Mr. P. J. van der Feen, te Domburg. P. Feenstra Jr., te Amsterdam. Jhr. Mr. C. Feith, te 's-Gravenhage. Jhr. Mr. W. G. Feith, te 's-Gravenhage. Mej. Dr. D. A. Felix, te Zierikzee. Mr. R. A. Fockema, te Leeuwarden. T. Folmer, te Well (L.). Mr. B. de Gaay Fortman, te Dordrecht. Dr. J. J. A. A. Frantzen, te Utrecht. Mr. Dr. K. J. Frederiks, te 's-Gravenhage. Mr. R. Fruin, te 's-Gravenhage. A. A. Ganderheyden, te Hilversum. XXXII
H. P. Geerke, te Utrecht. Dr. H. A. Enno van Gelder, te Breda. Dr. H. E. van Gelder, te 's-Gravenhage. H. A. Geurts, te Rolduc (gem. Kerkrade). Mr. E. Gewin , te Hilversum. Dr. P. C. A. Geyl , te Londen. Mej. Dr. H. C. M. Ghijsen, te Middelburg. Dr. J. B. F. van Oils, te 's-Gravenhage. Dr. P. J. M. van Gils, te Roermond. Dr. J. van Ginneken , te Oudenbosch. Jhr. Mr. J. J. Gockinga, te Arnhem. Mevr. Dr. J. Goekoop—de Jongh, te 's-Gravenha,ge. C. J. Gonnet, te Haarlem. Dr. J. W. H. Goossens, te Maastricht. Dr. T. J. A. J. Goossens, te St.-Michielsgestel. Mr. L. J. C. van Gorkom, te 's-Hertogenbosch. P. C. GOrlitz, te Nijmegen. Dr. A. Goslinga, te Amsterdam. Dr. I. H. Gosses, te Groningen. Mr. M. L. van Goudoever , te Utrecht. W. Graadt van Roggen, te Utrecht. Mgr. J. J. Graaf, te Bloemendaal. J. de Graaf, te Delft. Mr. J. Hooft Graafland , te Utrecht. Jhr. Mr. J. F. Hooft Graafland, te Utrecht. Mej. Dr. C. C. van de Graft , te Utrecht. Mr. S. Grataina, te 's-Gravenhage. J. G. T. Grevenstuk, te Baambrugge. Dr. C. F. Groenewold, te Pretoria. H. G. van Grol, te Vlissingen. Dr. A. W. de Groot, te Groningen. Dr. J. V. de Groot, te Amsterdam. Dr. C. Hofstede de Groot, te 's-Gravenhage. Mej. G. Grosheide, te Amsterdam. XXXIII
P. M. Grijpink , te Laren (N.-H.). Mgr. G. Gul, te Utrecht. Mr. J. M. Giilcher, te Apeldoorn. Mr. S. van Gijn, te Dordrecht. Jhr. Mr. N. C. de Gijselaar, , te Leiden. Dr. S. P. Haak , te Arnhem. A. J. J. P. Haas, te Amsterdam. L. J. J. Hageraats , te 's-Gravenhage. Dr. C. F. Haje , te Santpoort. Dr. J, Hania Pz. , te De Bilt. Mr. G. C. D. R. baron van Hardenbroek , te Bunnik. Mr. P. A. V. baron van Harinxma thoe Slooten , te Leeuwarden. A. T. Hartkamp , te Amsterdam. J. Haspers , te Kampen. Dr. W. A. A. Hecker , te Delft. Mr. J. E. Heeres , te 's-Gravenhage. Dr. K. Heeringa, te Middelburg. Dr. J. Heinsius, te Leiden. Mgr. Dr. A. H. L. Hensen , te Rome. Dr. L. Hertzberger, te Sneek. P. G. Hesse , te Weert. Mr. E. J. J. van der Heyden, te Rotterdam. Mej. Dr. J. D. Hintzen , te Utrecht. F. A. Hoefer, te Hattem. Dr. J. J. van den Hoek , te Haarlem. Dr. J. F. Hoekstra, te Amsterdam. Mr. H. graaf van Hogendorp , te 's-Gravenhage. Dr. C. Hoitsema, te Utrecht. G. J. Honig, te Zaandijk. C. G. 't Hooft, te Amsterdam. Dr. G. C. van 't Hoog , te Zandvoort. Mej. M. S. U. Hoogeveen , te Arnhem. Dr. G. J. Hoogewerff, te Rome. Bijdr. en Meded. XLI. in XXXIV
Dr. S. S. Hoogstra, te Gouda. Mr. E. J. Thomassen a Thuessink van der Hoop, te 's-Gravenhage. Dr. G. van Hoorn, te Utrecht. Mr. F. R. ter Horst, te Scheveningen. A. P. H. Hotz, te Beirouth. Dr. M. T. Houtsma, te Utrecht. F. de Witt Huberts, te Amsterdam. F. W. Hudig, to Amsterdam. Dr. N. G. van Huffel, te Utrecht. Mej. M. Huffer, te Nijmegen. Dr. J. Huges, to Gouda. Dr. J. Huizinga, te Leiden. Dr. J. de Hullu, te 's-Gravenhage. Dr. A. Hulshof, te Bilthoven. G. Hulsman, te Assen. Dr. H. F. M. Huijbers, te Vught. Dr. J. Itjeshorst, te Utrecht. F. A. R. A. baron van Ittersum, te Utrecht. Dr. J. H. Jacobs, te Djokjakarta. Dr. R. Jacobsen, te Voorburg. Dr. F. M. Jaeger, te Groningen. J. J. van Noorle Jansen, te Utrecht. Dr. J. R. Jansma, te Utrecht. Dr. N. Japikse , te 's-Gravenhage. Mej. J. T. Jelgersma, te Apeldoorn. Mr. D. Josephus Jitta, te 's-Gravenhage. Dr. J. de Jong, te Driebergen. Dr. J. de Jong, te Winsum (Fr.). Jonkvr. Dr. C. H. de Jonge, te Utrecht. Mr. J. G. C. Joosting, te Groningen. Dr. W. P. Jorissen , te Leiden. G. C. A. Juten, te Willemstad. W. J. F. Juten, te Bergen-op-Zoom. XXXV
Dr. H. Kaajan, te Rotterdam. Dr. J. Kalf, te 's-Gravenhage. Dr. G. Kalff, te Noordwijk a/Zee. Mej. Dr. A. Kalshoven, te Amsterdam. G. M. Kam , te Nijmegen. Dr. H. Kampinga, te Appingadam. Mr. J. van Kan, te Leiden. Mr. J. Kappeyne van de Coppello , te Amsterdam. Jhr. Mr. Dr. H. A. van Karnebeek, te 's-Gravenhage. P. H. van der Kemp, te 's-Gravenhage. A. 0. van Kerkwijk , te 's-Gravenhage. Dr. G. W. Kernkamp, te Utrecht. W. J. Kernkamp, te Edam. Dr. L. A. Kesper, , te 's-Gravenhage. Dr. E. B. Kielstra, te 's-Gravenhage. Mr. E. H. van Kleffens, te Londen. J. C. J. Kleijntjens, te Katwijk aid. Rijn. F. K. van Ommen Kloeke , te Groningen. J. Kloos, te Noordwijk-binnen. Dr. A. Kluyver, te Groningen. H. E. Knappert, te Haarlem. Dr. L. Knappert, te Leiden. Dr. H. H. Knippenberg, te Helmond. F. S. Knipscheer, te Zalt-Bommel. Dr. G. Knuttel Wz., te 's-Gravenhage. Dr. W. P. C. Knuttel, te 's-Gravenhage. Dr. W. C. G. T. Koch , te Tiel. H. F. Kol van Ouwerkerk, te Utrecht. Dr. W. J. Kolkert Jr., te Amsterdam. Mr. A. H. Koning, te Finsterwolde. Mr. J. W. Kool, te Haarlem. Mr. Dr. D. A. P. N. Koolen , te Utrecht. Dr. L. M. G. Kooperberg, te 's-Gravenhage. W. P. Kops, te Amsterdam. XXX VI
C. G. Vattier Kraane, te Amsterdam. Dr. F. J. L. Kramer, te Rijswijk (Z.-H.). Dr. N. J. Krom , te Leiden. Mej. M. E. Kronenberg, te 's-Gravenhage. J. F. A. Kronenburg, te Roermond. Dr. H. M. Kroon, te Utrecht. Dr. J. E. Kroon , te Leiden. B. Kruitwagen, te Woerden. Dr. R. Krul, te 's-Gravenhage. Dr. W. J. Kohler, te Amsterdam. Mej. Dr. S. I. von Wolzogen Kuhr, te 's-Gravenhage. Dr. E. T. Kuiper, , te Amsterdam. Mr. J. van Kuyk, te 's-Gravenhage. Dr. A. Kuyper, te 's-Gravenhage. Mr. Dr. A. R. van de Laar, te Gendringen. A. Landman , te Winterswijk. Dr. 0. Lanz, te Amsterdam. Dr. L. W A M. Lasonder , te 's-Gravenhage. Dr. K. Later, te Utrecht. Dr. E. C. van Leersum, te Amsterdam. Mr. Dr. W. F. van Leeuwen , te 's-Gravenhage. J. H. W. Leliman , te Baarn. Jhr. Dr. M. F. van Lennep , te Bloemendaal. Mr. J. A. Levy, te Amsterdam. Jhr. Mr. H. J. L. T. van Rheineck Leyssius, te 's-Gra- venhage. Dr. G. J. Liesker, te Freiburg (Zw.). Mej. Dr. C. Ligtenberg, te 's-Gravenhage. Dr. R. Ligtenberg, te 's-Gravenhage. Dr. J. D. de. Lind van Wijngaarden, te Rotterdam. Dr. J. Lindeboom , te Groningen. Dr. H. van der Linden, te Hever]e (Belgie). Dr. J. G. de Lint, te Gorinchem. Jhr. Mr. B. C. de Savornin Lohman, te Utrecht. XXXVII
Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman , te Huis ter Heide (gem. Zeist). Dr. H. W. van Loon , te New-York. Mr. A. Loosjes, te Amsterdam. Mr. J. Loosjes, te Bussum. Jhr. Dr. J. Loudon, te Parijs. Mr. J. de Louter, te Hilversum. Mr. T. R. Valck Lucassen, te s-Gravenhage. F. Lugt, te Blaricum. Mr. A. F. baron van Lynden, te Utrecht. F. baron van Lynden van Hemmen, te Hemmen. Mr. Dr. F. A. C. graaf van Lynden van Sandenburg, te Utrecht. Mr. E. baron Mackay, te Arnhem. Dr. D. de Man, te Amsterdam. J. P. de Man, te Harderwijk. W. J. Manssen, te Zaandam. Dr. R. van Marle, te Perugia. Jhr. Mr. A. H. Martens van Sevenhoven, te Arnhem. Mr. A. Meerkamp van Embden, te Middelburg. Dr. P. A. Meilink , te 's-Gravenhage. L. A. van Melle, te Utrecht. Dr. J. ter Meulen, te Utrecht. Dr. R. van der Meulen, te Leiden, Dr. W. W. van der Meulen, te 's-Gravenhage. P. Meijer, te Bethlehem (0.-V. S.). Dr. W. Meijer, te 's-Gravenhage. Dr. E. J. W. Posthumus Meyjes, te 's-Gravenhage. Mr. F. E Posthumus Meyjes, te Amsterdam. L. van Miert, te Mariendaal (bij Grave). E. Miklos, te Papa (Hongarije). B. H. Molkenboer, te Huissen. Dr. J. Moll, te Harderwijk. Mr. W. Moll, te 's-Gravenhage. XXXVIII
Dr. H. W. E. Moller, te Tilburg. Dr. E. C. Godée Molsbergen , te Weltevreden. Mr. F. A. Moister, te Amsterdam. Mr. A. M. M. Montij n , te 's-Gravenhage. Mej. Dr. H. C. H. Moquette, te Rotterdam. Dr. W. J. M. Mulder, te Nijmegen. Dr. H. C. A. Muller, te 's-Gravenhage. Dr. H. P. N. Muller, te Boekarest. Dr. J. W. Muller, te Leiden. Dr. Mr. S. Muller Fz. , te Utrecht. Dr. J. Munk, te Leiden. R. F. Muschart, te Rotterdam. Mej. J. W. A. Naber, te Amsterdam. S. P. l'Honoré Naber, te Amsterdam. Dr. H. M. van Nes , te Leiden. Mej. Dr. L. van Nierop, te Amsterdam. Dr. A. Noë, te Semarang. Mgr. Dr. W. H. Nolens , te 's-Gravenhage. R. P. J. Tutein Nolthenius , te Delft. S. I. van Nooten, te 's-Gravenhage. W. Nijhoff, te 's-Gravenhage. Mej. Dr. J. A. Nijland, te Amsterdam. Dr. H. T. Oberman, te Heemstede (N.-H.). Dr. H. G. A. Obreen , te Brussel. M. Onnes van Nijenrode , te Breukelen. J. van Oordt tot Bunschoten , te Velp. Dr. R. van Oppenraay, te Rome. Dr. T. H. van Oppenraay , te Rijsenburg. Dr. 0. Oppermann , te Utrecht. Mr. J. C. Overvoorde, te Leiden. Dr. J. C. H. de Pater, te 's-Gravenhage. Mej. I. C. E. Peelen , te 's-Gravenhage. Mr. H. Pelinck, te Assen. Mr. P. Pet, te Amsterdam. XXXIX
Dr. E. C. Pienaar, te Stellenbosch (Z.-A.). J. W. Pik, te 's-Gravenhage. Dr. A. T. Planten, te Neede. Dr. H. A. Poelman , te Groningen. C. J. Polvliet, te 's-Gravenhage. Dr. J. W. Pont, te Bussum. Mej. M. W. Maclaine Pont, te 's-Gravenhage. Mej. Dr. A. J. Portengen, te 's-Gravenhage. Dr. J. A. Portengen, te Vreeland. Mevr. Dr. J. M. Post—de Waal , te Arnhem. Mr. Dr. N. W. Posthumus, te Rotterdam. Mr. C. W. van der Pot, te Leiden. P. A. Pijnappel, te Hilversum. Dr. F. Pijper, te Leiden. G. S. Preller, te Pretoria. Mr. C. P. Bloys van Treslong Prins, te Utrecht. Mr. E. van Raalte, te 's-Gravenhage. J. C. Ramaer, te 's-Gravenhage. Jhr. Mr. F. A. J. F. ridder van Rappard, te Utrecht. E. vom Rath, te Amsterdam. P. J. van Ravesteijn , te Hilversum. Dr. W. van Ravesteyn Jr., te Rotterdam. Mevr. M. van Reenen—VOlter, te Bergen (N.-H.). D. F. W. van Rees, te Amsterdam. A. F. J. Reiger von Braunhorst, te Stuttgart. T. graaf de Renesse, te Hasselt (Belgie). Dr. G. M. Reijntjes, te Groningen. Dr. M. van Rhijn , te Driebergen. W. te Riele Gz., te Utrecht. Dr. K. J. Riemens, te Amsterdam. Jhr. B. W. F. van Riemsdijk, te Amsterdam. Jhr. Mr. T. H. F. van Riemsdijk, te 's-Gravenhage. A. E. Rientjes, te Utrecht. Mr. P. Rink, te 's-Gravenhage. XL
Mr. P. H. Ritter Jr., te Utrecht. Jhr. Mr. Dr. A. ROell , te Haarlem. Mr. H. H. R. Roelofs Heyrmans, te Delft. H. W. Roes , te Deurne. Dr. A. G. Roos , te Groningen. Mr. C. P. van Rossem, te Huis ter Heide (gem. Zeist). Mr. W. H. J. Royaards, te Utrecht. Mr. J. H. van Royen , te Rome. J. A. Royer , te Wassenaar. Dr. J. Ruinen, te Bussum. Dr. H. C. Rutgers , te Driebergen. Jhr. Mr. C. Ruijs de Beerenbrouck, te 's-Gravenhage. Dr. Th. Ruys jr., te Bloemendaal. Jhr. Mr. A. B. G. M. van Rijckevorsel, te 's-Herto- genbosch. Jhr. Mr. A. F. 0. van Sasse van Ysselt , te 's-Her- togenbosch. Dr. J. Sassen , to Zwolle. Dr. P. D. Chantepie de la Saussaye , te Bilthoven. J. H. L. van der Schaaff te Oegstgeest. Dr. A. C. M. Schaepman , te Rijsenburg. Dr. C. Schaink, te Amsterdam. H. J. Scharp , te Amsterdam. Dr. A. A. van Schelven , to Haarlem. Dr. D. F. Scheurleer, te 's-Gravenhage. C. W. Lunsingh Scheurleer, te 's-Gravenhage. Dr. A. J. M. Schillings , te Rotterdam. Mr. F. D. graaf Schimmelpenninck , te Ellecom. Dr. L. C. M. Schmedding, te Amsterdam. F. Schmidt Degener, te Rotterdam. Dr. M. Schoengen , te Zwolle. Jhr. Mr. K. J. Schorer, te Utrecht. J. L. Schouten, to Delft. Mr. J. G. Schreuder , te 's-Gravenhage. XLI
Mr. W. C. Schuylenburg , te Utrecht. S. Seeligmann , te Amsterdam. P. Sejourne, te Oosterhout. Dr. F. P. Sevensma , te Amsterdam. Dr. J. Severijn, te Leerdam. Jhr. Mr. D. G. Rengers Hora Siccama , te Utrecht. Dr. N. J. Singes , te Utrecht. Jhr. Dr. J. Six , te Amsterdam. Dr. J. C. van Slee , te Diepenveen. Dr. G. M. Slothouwer, te Wageningen. Dr. D. M. Sluys , te Amsterdam. Dr. E. Slijper, te Utrecht. Mr. F. F. baron de Smeth , te Sassenheim. Dr. H. J. Smit, te Amsterdam. Mr. J. P. W. A. Smit, te 's-Hertogenbosch. J. W. A. Haagen Smit, te Utrecht. Dr. Z. W. Sneller, , te 's-Gravenhage. C. J. Snuif, te Enschede. Mr. F. W. J. G. Snijder van Wissenkerke , te 's-Gravenhage. H. Snijders , te Middelburg. Dr. C. J. SOhngen , te Nijmegen. Mr. L. J. Sparnaay, , te Apeldoorn. Mr. J. H. W. Q. ter Spill, te 's-Gravenhage. M. Staal , te Eindhoven. J. F. M. Sterck, te Heemstede (N.-H.). J. A. G. van der Steur, , te Delft. W. P. van Stockum Jr. , te 's-Gravenhage. A. van Stolk Cz. , te Rotterdam. C. A. P. van Stolk, te Rotterdam. Jhr. Mr. R. de Marees van Swinderen , te Londen. Jhr. C. H. C. A. van Sijpesteyn , te 's-Gravenhage. Mej. Dr. F. Szper, te Enkhuizen. Jhr. L. F. Teixeira de Mattos , te Beekbergen. XLII
Dr. N. B. Tenhaeff, te 's-Gravenhage. Dr. H. Terpstra, te Hilversum. Mej. Dr. J. L. A. Terpstra, te Amsterdam. Jhr. Mr. D. A. W. van Tets van Goudriaan , te 's-Gravenhage. Dr. J. S. Theissen , te Groningen. Mevr. L. Thuys—Sormani, te 's-Heerenberg. J. H. A. Thus, te Sassenheim. J. C. Alberdingk Thijm, te Mariendaal (bij Grave). Mr. P. G. van Tienhoven , te Amsterdam. Mej. Dr. E. M. A. Timmer, te 's-Gravenhage. Dr. G. Tjalma, te Veen (N.-B.). J. W. des Tombe, te De Bilt. J. Trosee , te Voorburg. F. L. S. F. baron van Tuyll van Sea rooskerken van Zuylen, te Zuilen. C. van Tijen, te Monnikendam. K. Uilkema, te Leeuwarden. Mr. W. J. L. Umbgrove, te Zutphen. Dr. W. S. Unger, te Middelburg. Dr. J. S. van Veen, te Arnhem. Dr. H. E. J. M. van der Velden, te Nijmegen. Dr. C. Veltenaar, te Veenendaal (G.). J. W. Verburgt, te Utrecht. Dr. E. Vers.chaffelt, te Amsterdam. J. F. L. de Balbian Verster, te Amsterdam. Mr. C. Vervoorn , te Utrecht. A. B. van der Vies, te Amsterdam. H. Beckering Vinckers , te Zalt-Bommel. Dr. C. J. Viiikesteyn, te 's-Gravenhage. Mej. R. Visscher, te Leeuwarden. Dr. J. T. de Visser, te Wassenaar. P. T. C Scharp de Visser, te Gorinchem. Mr. G. Vissering, te Amsterdam. XLIII
Dr. W. Vogelsang te Utrecht. Dr. J. A. Vollgraff, te Arnhem. Dr. J. C. Vollgraff, te Utrecht. Dr. J. A. Vor der Hake , te Baarn. Dr. N. J. J. de Voogd, te Gouda. W. Voogsgeerd, te Loosdrecht. Dr. W. C. A. baron van Vredenburch, te 's-Gra- venhage. Dr. A. G. C. de Vries, te Amsterdam. Mr. C. W. de Vries, te 's-Gravenhage. Dr. H. de Vries, te Fribourg (Zwitserland). Mr. T. de Vries , te Evanston (Ill.). C. W. Wagenaar, te Utrecht. J. D. Wagner, te 's-Gravenhage. F. G. Waller, te Amsterdam. Mr. H. Waller, te Utrecht. Mej. C. J. Welcker, , te Kampen. P. M. H. Welker, te Rotterdam. Mr. L. W. Wery, te Rome. C. J. J. Westermann, te Hilversum. Dr. H. A. Weststrate , te Zeist. Dr. F. C. Wieder, te Rhenen. Dr. E. Wiersum , te Rotterdam. J. Wille, te 's-Gravenhage. Dr. J. te Winkel, te Amsterdam. Dr. J. H. J. M. Witlox, te 's-Hertogenbosch. Dr. R. H. Woltjer, te Amsterdam. Dr. M. Woudstra, te Utrecht. B. W. G. Wttewaall van Wickenburgh, te Houten. Dr. C. H. Ebbinge Wubben , te 's-Gravenhage. J. M. Wiistenhoff, te Sassenheim. Jhr. J. M. van Asch van Wijck, te Utrecht. Jhr. Mr. L. H. J. M. van Asch van Wijck, te Utrecht. W. Wijnandts van Resandt, te De Steeg. XLIV
H. A. van IJsselsteyn, te 's-Gravenhage. J. W. IJzerman , te 's-Gravenhage. Mr. A. R. Zimmerman, te Rotterdam. D. S. van Zuiden , te 's-Gravenhage. R. Zuyderhoff, te 's-Gravenhage. Jonkvr. S. J. baronesse van Zuylen van Nyevelt, te 's-Gravenhage. Dr. A. Zijp, te Rotterdam. BIJLAGE B.
GENOOTSCHAPPEN ENZ ,
WAARMEDE HET HISTORISCH GENOOTSCHAP IN BETREKKING STAAT.
Redactie der Annales des Facultes de Droit et des Lettres d'Aix , te Aix-en-Provence. Aachener Geschichts-Verein , te Aken. Koninklijke Akademie van Wetenschappen, te Am- sterdam. Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, te Am- sterdam. Academie royale d'Archeologie de Belgique, te Ant- werpen. Gelre. Vereeniging tot Beoefening van Geldersche Geschiedenis, Oudheidkunde en Recht, te Arnhem. Historischer Verein fur Schwaben und Neuburg, te Augsburg. Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Weten- schappen, te Batavia. Historische und antiquarische Gesellschaft, te Bazel. Verein fur Geschichte der Mark Brandenburg, te Berlijn. Allgemeine geschichtforschende Gesellschaft der Schweiz , te Bern. XLVI
Verein von Altertumsfreunden im Rheinlande , te Bonn. The Massachusetts Historical Society, te Boston(Mass.). Historische Gesellschaft des Kiinstlervereins , te Bremen. Societe d'Emulation pour l'Etude de 1'Histoire et des Antiquites de la Flandre , te Brugge. Academie royale des Sciences , dos Lettres et des Beaux-arts de Belgique , te Brussel. Algemeen Archief van het Koninkrijk , te Brussel. De Bollandisten , te Brussel. Societe royale d'Archeologie de Bruxelles , te Brussel. Societa, di Storia, patria per la Sicilia orientale , te Catania. Redactie van het Archief voor de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht , te Culemborg. Westpreussischer Geschichtsverein , te Danzig. Oudheidskundige Kring der Stad en des voormaligen Lands van Dendermonde , te Dendermonde. Diisseldorfer Geschichtsverein , te Dusseldorp. Bergischer Geschichtsverein, te Elberfeld. Gesellschaft far bildende Kunst und vaterlandische Altertiimer, te Emden. Historischer Verein fur Stadt und Stift Essen, te Essen. Verein fur Geschichte und Altertumskunde , te Frankfort a/d. M. Societe d'Histoire et d'Archeologie , te Geneve. Koninklijke Vlaamsche Akademie voor Taal- en Letterkunde , te Gent. Maatschappij van Geschied- en 0 udheidkunde, te Gent. Oberhessischer Geschichtsverein, te Giessen. Redactie der Scottish Historical Review, te Glasgow. New-York State Historical Association , te Glens Falls (N.-Y.). XLVII
Oberlausitzische Gesellschaft der Wissenschaften, te GOrlitz. Algemeen Rijksarchief, te 's-Gravenhage. Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volken- kunde van Nederlandsch-Indic , te 's-Gravenhage. Vereeniging Die Haghe , te 's-Gravenhage. Vereeniging Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief, te 's-Gravenhage. Riigisch-pommerscher Geschichtsverein , te Greifs- wald. Redactie van de Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem , te Haarlem. Thiiringisch-sachsischer Geschichts- und Altertums- verein , te Halle aid. S. Verein fur hamburgische Geschichte, te Hamburg. Historischer Verein fur Niedersachsen , te Hannover. Provinciaal Genootschap van Kunsten en Weten- schappen in Noord-Brabant , te 's-Hertogenbosch. Redactie van Neerlandia Franciscans, te Iseghem. Verein fur thiiringische Geschichte und Altertums- kunde , te Jena. Badische historische Kommission , te Karlsruhe. Verein fur hessische Geschichte und Landeskunde, te Kassel. Redactie van de Westdeutsche Zeitschrift fur Ge- schichte und Kunst, te Keulen. Gesellschaft fur Schleswig-holstein-lauenburgische Geschichte, te Kiel. Redactie der Altpreussische Monatschrift, te Konings- bergen. Geschied- en oudheidkundige Kring, te Kortrijk. Societe d'Histoire de la Suisse romande, te Lausanne. Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde , te Leeuwarden. XLVIII
Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde , te Leiden. Sachsische Gesellschaft der Wissenschaften, te Leipzig. Redactie van de Analectes pour servir a l'Histoire ecclOsiastique de la Belgique , te Leuven. Redactie van de Revue d'Histoire ecclesiastique , te Leuven. Redactie van de English historical Review, te Londen. Historical Association, te Londen. Royal historical Society, te Londen. Hansischer Geschichtsverein , te Lubeck. Verein fur liibeckische Geschichte und Altertums- kunde, te Lubeck. Institut archeologique liegeois , te Luik. Societe d'Art et d'Histoire du Diocese de Liege, te Luik. Kongelige Universitet , te Lund. Institut grand-ducal de Luxembourg, te Luxemburg. Verein fur Geschichte und. Altertumskunde des Herzogtums und Erzstifts Magdeburg, te Maagdenburg. Geschied- en oudheidkundig Genootschap in het Hertogdom Limburg, te Maastricht. Real Academia de la Historia , te Madrid. Abbaye de Maredsous, te Maredsous. Cercle archeologique , litteraire et artistique de Malines , te Mechelen. Verein fur die Geschichte der Stadt Meissen, te Meissen. Redactie der Bossche Bijdragen , te St.-Michielsgestel. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, te Mid- delburg. Bayerische Akademie der Wissenschaften, te Munchen. Redactie van het Historisches Jahrbuch der Wines- Gesellschaft, te Munchen. XLIX
Verein fur Geschichte und Altertumskunde West- falens , te Munster en Paderborn. Societe archeologique de Namur, te Namen. Germanisches Museum , te Neurenberg. The American Scenic and Historic Preservation Society, te New-York. The New-York genealogical and biographical Society, te New-York. The New-York historical Society, te New-York. Oudheidkundige Kring van het Land van Waas , te St.-Nikolaas. Verein fur Geschichte und Landeskunde , te Osna- bruck. Historische Gesellschaft fur die Provinz Posen, te Posen. Off. und Universitats-Bibliothek , te Praag. The American Society of Church History, te Prin- ceton (N.-J.). Harzverein fur Geschichte und Altertiimer, , te Quedlinburg. Historischer Verein fur Oberpfalz und Regensburg, te Regensburg. Virginia Historical Society, te Richmond (Va.). Limburg. Provinciaal Genootschap voor geschied- kundige Wetenschappen, Taal en Kunst, te Roermond. Biblioteca apostolica vaticana, te Rome. Institut historique beige , te Rome. Nederlandsch historisch Instituut , te Rome. Reale Society romana di Storia patria, te Rome. Verein fur Rostocks Altertiimer, te Rostock. Gemeente-archief, te Rotterdam. Verein fur mecklenburgische Geschichte und Alter- tumskunde , te Schwerin. Gesellschaft fur pommersche Geschichte und Alter- tumskunde , te Stettin. Bijdr. en Meded. XLI. L
Kungelige Vitterhets, Historie och Antikvitets Aka- demi , te Stockholm. Nordiska Museet, te Stockholm. Historisch-litterarischer Zweigverein des Vogesen- Clubs in Elsass-Lothringen , te Straatsburg. Landesbibliothek , te Stuttgart. Societe scientifique et litteraire du Limbourg , te Tongeren. Verein* fur Kunst und Altertum in Ulm und Ober- schwaben , te Ulm. Carolina rediviva. Kongelige Universitets-Bibliothek, te Upsala. Gemeente-archief, te Utrecht. Redactie van De Katholiek , te Utrecht. Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen , te Utrecht. Akademie der Wissenschaften, te Weenen. Institut fur oesterreichische Geschichtsforschung , te Weenen. Verein fur nassauische Altertumskunde und Ge- schichtsforschung , te Wiesbaden. Geschichtsverein fur Braunschweig, te Wolfen- biittel. Historischer Verein von Unterfranken und Aschaffen- burg , te Wiirzburg. Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis , te Zwolle.
LII
5 5
6 0 0 4 28 15 1 6 77 11 7 25 90 37 5 05
9. 4. 3. 19 0. 84. 44. 36. 22. 63. 29. 50, 57.
175. 9 850. 21 96 44 275 4654. 0 9. 1 5
, , , , „ „ „ „ f ,, „
, ,
, • „