1 Messiasbelijdende Joden in Nederland, Europa En
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
1 MESSIASBELIJDENDE JODEN IN NEDERLAND, EUROPA EN ISRAËL 18 korte levensschetsen van Joden die de Messias hadden aangenomen, onder wie diverse missionairs waarvan hun zendingswerk beschreven wordt. Toegevoegd een ‘brief van een reizend Israëliet’ Samengesteld door Willem Westerbeke STICHTING DE GIHONBRON MIDDELBURG 2009 2 INHOUD Voorwoord. Inleiding: Messiasbelijdende Joden tussen Kerk en Israël I. MESSIASBELIJDENDE JODEN IN NEDERLAND in de 19e eeuw 1. Willem da Costa en Hanna Da Costa 2. Abraham Capadose, een bidder en spreker voor het Joodse volk 3. Bekering en overlijden van Joseph Capadose 4. Zalig sterven van Hendrik Christiaan Capadose op 12-jarige leeftijd 5. Philippus Samuel van Ronkel 6. Carl A. F. Schwartz, de Evangelist 7. Sara Meijerse te Maassluis 8. Rebecca, Lea en Belia Harst te Oud-Alblas 9. BENJAMIN NATHAN DIAMANT Sara Ephraïm Diamant-van Gelderen En hun kinderen II. MESSIASBELIJDENDE JODEN IN EUROPA: 10. Raphael Hirsch – Joiachim Heinrich Biesenthal - 11. Adolf Saphier 12. Isaac, Lichtenstein (? -1909). 13. Herschel, Haim Ridley (1807-1864) 14. Ginsburg, Solomon L. III. MESSIASBELIJDENDE JODEN IN ISRAEL: 15. Daniel Zion, een Messiasbelijdende rabbi 16. Levi Meyerson , de denker. Overgebleven van de Holocaust 17. Lance Lambert, Messiasbelijdend Bijbelleraar te Jeruzalem IV. MESSIASBELIJDENDE JODEN EN DE ZENDING ONDER DE JODEN 18. Marjorie W. Eberlé-Gotlib, 1914-2009 19. Eduard Noach; overgebleven van de Holocaust 20. Hoe een Jood de Messias gevonden heeft; door Moshe Radcliff 21. Hulpverlening aan het zendingswerk onder de Joden door Stichting MBuma-zending 22. Hulpverlening onder behoeftige Joden door Deputaatschap voor de zending van de Gereformeerde Gemeenten Toegevoegd: Korte schets en toekomstvisie van ds. Rottenberg Een ‘brief van een reizend Israëliet’ 3 Voorwoord Een dit boek vindt u een aantal schetsen van Messiasbelijdende Joden die geleefd hebben in de 19e en in de 20e eeuw. Het is velen onbekend hoe een relatief groot aantal Joden in Europa tot het geloof in Jezus de Messias kwamen. Er wordt een aantal genoemd van meer dan 2000 Joden in Berlijn, die tot het geloof in Jezus Christus kwamen. Bovendien wordt in dit boek kort aandacht gegeven aan de beginfase van de Bijbel- verspreiding onder de Joden en de financiële hulp in Israël zoals die momenteel door de Gereformeerde Gemeenten wordt uitgeoefend. Wanneer wij levensbeschrijvingen lezen van de laatste eeuwen kunnen we sommigen van de Messiasbelijdende Joden wel beschouwen als martelaars. Zij hebben dikwijls geleden onder de vervolgingen om hun Joodse familieleden en toen zij zich lieten dopen en in de kerk werden ingelijfd, werden zij dikwijls gewantrouwd, of niet begrepen. Met ontroering kunnen wij kennisnemen van de ontzaggelijke haat bij vele Joden tegen Jezus van Nazareth, wiens heilige Naam zij tot een vervloeking maakten. Sommigen deden dat op zulk een heftige manier, dat degenen die daar bij tegenwoordig waren het niet wilden beschrijven. Zij beefden bij de gedachte hoezeer Gods toorn daarover tegen hun geliefde volksgenoten werd ontstoken. Paulus schrijft in Romeinen 11 twee onuitsprekelijke diepten in de Goddelijke werken omtrent het Joodse volk. De ene diepte is het feit dat, door hun verwerping van het Evangelie en door hun val de prediking van het Evangelie tot de heidenenwereld is gekomen. Aan hun ongeloof is tegelijk verbonden de vreselijke en langdurige straf van God, doordat Hij Zijn Heilige Geest van hen wegnam. Bovendien werden zij overgegeven aan een reeks ellenden die zijn hoogtepunt bereikte in de verwoesting van de tempel en hun Burgerstaat en 19 eeuwen later in de voltrekking van de Holocaust. Van al deze rampen mogen wij met aandoening en met diep ontzag vervuld, wel uitroepen: Zie dan de goedertierenheid en de strengheid Gods; de strengheid wel over degenen die gevallen zijn, maar de goedertierenheid over u indien gij in de goedertierenheid blijft; anderszins zult ook gij afgehouwen worden. Rom. 11: 22. De andere diepte is een onuitsprekelijke liefde die in het hart van de zalige Verbondsgod leeft en daadwerkelijk zal geopenbaard worden. Deze is het feit dat God Zijn oude Verbondsvolk opnieuw zal aannemen, ondanks hun ontzaggelijke schuld en het langdurig oordeel wat op hen drukt. Maar ook zij, indien zij in het ongeloof niet blijven, zullen ingeënt worden; want God is machtig ze weder in te enten. Rom. 11: 23. Dan zal hun bekering nieuw leven geven in de Christelijke Kerk op aarde, die er nu zo doods uitziet. Paulus bewijst dit uitvoerig in Romeinen 11. Deze oneindige diepte in de barmhartigheid van God in en door Jezus Christus is een stof van bewondering en aanbidding tot in alle eeuwigheid. Wanneer Paulus deze ondoorgrondelijke diepten heeft beschouwd, roept hij in verwondering uit: O diepten des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods! Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen! Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. W. Westerbeke Middelburg, november 2009 4 Inleiding: Messiasbelijdende Joden tussen Kerk en Israël Naam en identiteit Er is binnen de kringen van de Joden die Jezus als Messias belijden veel gelegen aan de naam die ze dragen. Zijn zij christenen, gedoopte Joden, bekeerde Joden, Joodse christenen of Christen-Joden; of zijn ze gelovigen uit de Hebreeën, Messiasbelijdende Joden of Messiaanse Joden? De keuze voor de ene of de andere naam heeft voor deze Joden alles te maken met hun identiteit, dat wil zeggen met de vraag: wie zijn wij? In de kerk ten tijde van het Nieuwe Testament, toen (bijna) alle gelovigen nog Joden waren, werden ze genoemd mensen ‘van de weg’ (Hebr. DeReCH1, zie o.a. Hand. 9:2). In Antiochië ontstond een gemeente waar niet alleen Joden, maar ook mensen uit de volken deel van uit maakten. In deze heidense stad werden de volgelingen van Jezus voor het eerst ‘christenen’ genoemd (Hand. 11:26). De naam ‘christenen’ werd in de oude kerk al snel de naam voor heiden-gelovigen, die ook binnen korte tijd verreweg het grootst in aantal waren. De Joodse gelovigen werden Nazareners (of Nazoreeërs) genoemd. We komen de naam Nazareners tot de vierde eeuw tegen. In de loop van de geschiedenis zijn er steeds Joden geweest, die Jezus als Messias hebben beleden. Hun aantal is echter gering gebleven. Hun positie in de kerk was in de regel volkomen gelijk aan die van de gelovigen uit de volken. Meestal wilden zij dat zelf ook. Ze gingen helemaal op in de kerk. In de achttiende eeuw nam het aantal Joden, dat Jezus ging belijden, toe. Ze noemden zichzelf Hebreeuwse christenen of christen-Joden. Ze onderhielden contact met elkaar en stichtten de ‘Internationale Alliantie van Hebreeuwse Christenen’ (1925). In de loop van de twintigste eeuw ontstonden er steeds meer gemeenten van Joden die in Jezus hun Messias hadden leren kennen en zij gingen zichzelf Messiasbelijdende Joden noemen. Dit is de situatie tot op vandaag. Met de naam ‘Messiasbelijdende Joden’ willen deze Joden hun eigenheid benadrukken tegenover de kerk die voor bijna 100% uit gelovigen uit de volken bestond en bestaat. De naam is dus verbonden met de identiteit. Joden die in Jezus gaan geloven worden geen christenen2, maar Messiasbelijdende Joden. Hun belijden van Jezus’ naam is 1 Het Hebreeuwse woord derech betekent letterlijk een weg, in figuurlijke zin betekent het o.a. een middel, een manier van leven, een gewoonte, een bepaalde groep, enz. 2 Het woord christenen moeten we hier opvatten van christenen die zich stellen tegenover gelovige Joden. Joods heeft in het Nederlands 2 betekenissen. Het zijn mensen die oorspronkelijk afkomstig zijn van Juda, of uit het land Judea; óf het zijn mensen die de Joodse Orthodoxe Godsdienst belijden. Het is niet zo, dat Joden andere gelovigen zijn dan gelovigen uit de volkenwereld, want Messiasbelijdende Jood betekent letterlijk ook Christusbelijdende Jood. Zij bezitten hetzelfde geloof in dezelfde Christus. Alleen zij zijn van nature Joden, of Israëlieten uit de stam van Abraham, en geen gelovigen uit de volkenwereld. Het is echter zo intens droevig dat veel gelovigen uit de heidenwereld van alle eeuwen zich zo mateloos verheven hebben boven de Joden in het algemeen, zoals veel orthodoxe Joden zich zo mateloos hoogmoedig hebben opgesteld tegenover Christenen. Paulus heeft in Romeinen 11 duidelijk geleerd, dat een gelovige, of christen uit de Joden nooit een tak wordt van de ingeplante wilde olijfboom. En een gelovige, of christen uit de volkenwereld wordt in eeuwigheid geen natuurlijke tak uit de Joodse boom met de wortel en stam van Abraham. Een christen uit de volkenwereld wordt door het geloof in Christus geënt, Die een natuurlijke Tak 5 geen breuk met het Joodse volk, waaruit zij zijn voortgekomen. Zij blijven zichzelf als Joden zien. We moeten hier een kanttekening bij maken. Want de naam Messiasbelijdende Joden is in zoverre verwarrend dat er vele Joden zijn, die niet in Jezus geloven, maar wel de (komst van de) Messias belijden. Ook hen kan men Messiasbelijdend noemen. Wij gebruiken in dit artikel de naam Messiasbelijdend voor die Joden die Jezus zijn gaan belijden. Identiteit te midden van identiteiten De kwestie van de naam en daarmee verbonden die van de identiteit van Joodse belijders van Jezus duidt op een voortdurend opspelende problematiek. Het is de vraag naar de plaats van deze Joden temidden van twee andere identiteiten: te weten de kerk en het Joodse volk. Waar horen zij thuis? We zullen naar enkele (Nederlandse) stemmen luisteren die de spanning, die er is naar de kerk toe, onder woorden hebben gebracht. Ds. Israël Tabaksblatt, in leven Nederlands Hervormd predikant, schreef enkele jaren voor zijn dood in een interview in Trouw (5 mei 1989): ‘Ik ben geen christen geworden... Ik ben niet toegetreden tot de christelijke godsdienst. Wat de rabbijnen met Mozes hebben gedaan, heeft het christendom met Jezus gedaan. Jodendom en christendom zijn als alle andere godsdiensten geworden, niet slechter, maar ook niet beter.