Van De Vrouwen Persoonen Uytnemende in Dese Conste De Levensbeschrijvingen Van Vrouwelijke Kunstenaars in Vlaanderen in De Zestiende En Zeventiende Eeuw

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Van De Vrouwen Persoonen Uytnemende in Dese Conste De Levensbeschrijvingen Van Vrouwelijke Kunstenaars in Vlaanderen in De Zestiende En Zeventiende Eeuw Van de vrouwen persoonen uytnemende in dese conste De levensbeschrijvingen van vrouwelijke kunstenaars in Vlaanderen in de zestiende en zeventiende eeuw Aantal woorden: 20514 Kim Buitenhuis Studentennummer: 01401316 Promotor(en): Prof. dr. Koenraad Jonckheere, Prof. dr. Marjan Sterckx Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad Master in de Kunstwetenschappen 1 2 De auteur en de promotor(en) geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie. 3 Voorwoord Vrouwelijke kunstenaars uit de zestiende en zeventiende eeuw, bestaan die?! Dit is een vraag die ik tijdens het schrijven van deze thesis keer op keer gehoord heb. Van mannen en vrouwen, van mensen die zelf kunst maken en dagelijks met kunst en kunstgeschiedenis bezig zijn. Ja, ze bestaan, en er is zelfs iets over hun leven en soms hun kunst te weten. Ja, ze bestaan en ze zijn ondanks dat hun bestaan beschreven is, grotendeels vergeten of simpelweg door het merendeel van de mensen nooit gekend. Ja, ze bestaan, en veel mensen zullen ze nooit leren kennen omdat hun werken verdwenen zijn en niet bekeken kunnen worden. Maar bestaan hebben ze zeker. Ikzelf wist ook lange tijd niet van het bestaan van vrouwelijke kunstenaars van vóór de tweede helft van de twintigste eeuw, laat staan de Renaissance. Ik wist lange tijd niet eens dat ik dit niet wist; ik stelde me geen vragen bij het feit dat ik keer op keer alleen maar leerde over wat mannen hebben gedaan, gemaakt, gezegd en geschreven. Ik ben een vrouw en een kunstwetenschapper, en het duurde voor mij zelfs lang voordat ik merkte dat ik zelden iets hoorde of zag over andere vrouwen, over mezelf in zekere zin. Het is prof. dr. Marjan Sterckx geweest die mij voor het eerst liet zien dat kunstgeschiedenis plaats kan, moet, maken voor vrouwelijke kunstenaars. Het is ook prof. dr. Sterckx geweest die mij liet zien dat dit is wat ik wil doen; vrouwelijke kunstenaars leren kennen en ze aan anderen introduceren. Mijn dank gaat dus allereerst uit naar prof. dr. Marjan Sterckx, zonder wie deze thesis niet had bestaan. Ook wil ik prof. dr. Koenraad Jonckheere bedanken voor het begeleiden van deze thesis en zijn kennis over de periode waar het hier over gaat. In onze gesprekken heeft hij mij steeds op het goede spoor gehouden en nuttige aanwijzingen gegeven. Ook mijn ouders moeten hier vermeld worden. Zij hebben mij tijdens mijn eerste bachelor in Amsterdam vier jaar lang gesteund, en zelfs nu ik in België woon en besloot nog eens vijf jaar lang over kunst te leren, is hun steun en interesse voor wat ik doe nooit verminderd. Hun aanmoedigingen door te gaan, niet op te geven als het moeilijk was, en hun totale 4 vertrouwen in mijn kunnen hebben ervoor gezorgd dat ik, ondanks dat ik weleens aan mijzelf twijfelde, nooit aan hun steun voor mij heb hoeven twijfelen. Deze thesis is dan ook voor hen geschreven; zonder hen had ik nooit kunnen doen wat ik nu gedaan heb. Als laatst nog een dankwoord voor mijn vrienden, die maandenlang mijn gezucht, gesteun, mijn angsten en frustratie hebben aan moeten horen als ik weer eens vast liep. Die maandenlang mijn blijdschap deelden als het wel weer lukte. Die ervoor hebben gezorgd dat ik ondanks alle tijd die ik aan het schrijven van deze thesis heb besteed, mezelf niet ben verloren. Bedankt voor alles. En laat mij dan nu iets teruggeven door jullie voor te stellen aan de zeven vrouwelijke kunstenaars met wie ik de afgelopen maanden zoveel tijd heb doorgebracht. 5 Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding 10 Deel I Lodovido Guicciardini, de Nederlanden, en zeven vrouwelijke kunstenaars 14 I Over de Descrittione di tutti i Paesi Bassi en de auteur, Lodovico 14 Guicciardini II Leven als vrouw 16 III De vrouw als kunstenaar 23 I Familie 23 II Verdwijnend oeuvre 25 III Dimensie 27 IV Zeven vrouwelijke kunstenaars 29 I Susanna Horenbout (1503 – 1554) 29 II Levina Teerlinc (1510/1520 – 1576) 31 III Clara de Keysere (ca. 1470 – 1545) 34 6 IV Catharina van Hemessen (1528 - na 1581) 36 V Mayken Verhulst (ca. 1520 – 1600) 39 VI Anna Cobleger (? – vóór 1560) 43 VII Anna Smyters (? – ?) 46 Deel II Kunstenaars en kunsttheoretici 48 I Kunstenaarsbiografieën en mythevorming 48 II kunstenaarsbiografieën en kunsttheorie 52 I Lucas de Heere, Den hof en boomgaerd der poesiën (1565) 52 II Marcus van Vaernewijck, Den spieghel der Nederlandscher audheyt / De historie van Belgis (1568) 53 III Domenicus Lampsonius, Pictorum aliqout celebrium Germaniae inferioris effigies (1572) 54 IV Karel van Mander, Het Schilder-boeck (1604) 55 V Johan van Beverwijck, Van de wtnementheyt des vrouwelicken geslachts (1639) 57 VI Philips Angel, Lof der schilderkonst (1642) 58 VII Samuel van Hoogstraten, Inleyding tot de hoge schoole der schilderkonst; anders de zichtbaere werelt (1678) 58 7 VIII Gérard de Lairesse, Groot schilderboek (1712) 58 IX Arnold Houbraken, De groote schouwburg der Nederlantsche konstschilders en schilderessen (1718-1721) 59 III De biografieën I Giorgio Vasari, Vite de' più eccellenti architetti, pittori, et scultori italiani, da Cimabue insino a' tempi nostri 60 II Marcus van Vaernewijck, Den spieghel der Nederlandscher audheyt / De historie van Belgis 61 III Karel van Mander, Het Schilder-boeck 66 IV Johan van Beverwijck, Van de wtnementheyt des 67 vrouwelicken geslachts IV De levensbeschrijvingen van zeven vrouwelijke kunstenaars 70 Conclusie 76 Bibliografie 80 Bijlagen 85 Afbeeldingen 104 8 9 Inleiding In 1567 verschijnt bij de Antwerpse drukker Willem Silvius de eerste volledige beschrijving van de Nederlanden. De auteur van deze beschrijving, die de titel Descrittione di tutti i Paesi Bassi, altrimenti detti Germania inferiore draagt, is de in Antwerpen wonende Italiaanse schrijver Lodovico Guicciardini. Zijn reisverslag van de Lage Landen beschrijft de periode 1550- 1560, een periode die nog niet de chaos kent van de vlak erna uitbrekende godsdienstoorlogen en de Spaanse bezetting. Er wordt een beeld geschetst van een vredig en welvarend gebied1. Guicciardini beschrijft de politieke situatie, de handel, de grote steden en de mensen die in deze steden wonen en werken. In de zestiende eeuw was Vlaanderen één van de dichtstbevolkte en verstedelijkte gebieden van Europa.2 Mannen en vrouwen dreven hier handel, maakten kunst en vrouwen genoten een vrijheid die ongekend was in de rest van Europa.3 Hoewel Guicciardini al sinds 1541 in Antwerpen woonde4 schreef hij zijn reisverslag voor Italiaanse lezers en door een Italiaanse bril; hij lijkt verbaasd over de handelsbekwaamheid en het karakter van de vrouwen in de Nederlanden en beschrijft meerdere keren hoe zij leven en zich gedragen.5 Maar niet alleen de handelsvrouwen worden besproken. Guicciardini is ook één van de eerste, zo niet dé eerste, schrijver die een grote aandacht heeft voor vrouwelijke kunstenaars6. In zijn Descrittione noemt hij er maar liefst zeven - een geweldig aantal in vergelijking met de ene vrouw die Giorgio Vasari noemt in de eerste editie van zijn Vite.7 De vrouwelijke kunstenaars die Guicciardini vermeldt zijn Levina Teerlinc, Catharina van Hemessen, Mayken Verhulst, Anna Smijters, Susanna Horenbout, Clara de Keysere en Anna Coblegers. 1 Lodovico Guicciardini, De idyllische Nederlanden. Antwerpen en de Nederlanden in de 16e eeuw, vert. Monique Jacqmain (Antwerpen/Amsterdam: Uitgeverij C. de Vries Brouwers P.V.B.A., 1987),5. 2 Denucé, Jan en Marnix Gijsen, Vlaanderen door de eeuwen heen. (Amsterdam: Elsevier, 1932), 352 3 Gill Perry, Gender and art (New Haven, Conn., Yale University Press, 1999), 36. 4 Guicciardini, De Idyllische Nederlanden, 5. 5 Guicciardini, De Idyllische Nederlanden, 61, 96. 6 Guicciardini, De Idyllische Nederlanden, 51. 7 Bohn, Babette, From Oxymoron to Virile Paintbrush. Women Artists in Early Modern Europe, in A Companion to Renaissance and Baroque Art, ed. Bohn en Saslow, 2013, p 231. De enige vrouw die Vasari noemt in zijn eerste editie van de Vite (1550) is Properzia de’ Rossi. 10 In veel teksten die de afgelopen jaren zijn verschenen over vrouwelijke kunstenaars in de Nederlanden tijdens de zestiende en zeventiende eeuw, wordt de naam van Guicciardini en de kunstenaressen die hij noemt vermeldt.8 In de kunstenaarsbiografieën die zijn verschenen sinds Guicciardini worden ook vaak een aantal van deze vrouwen genoemd, en soms zelfs alle zeven.9 Echter, van twee van hen is op dit moment niet meer bekend dan wat Guicciardini over hen heeft geschreven, en daarnaast is er van veel van hen geen enkel werk bewaard gebleven. Maar door hun namen steeds weer te vermelden in kunstenaarsbiografieën en latere teksten over vrouwelijke kunstenaars uit die periode, lijkt het alsof zij zeer beroemd of ‘groots’ waren. De vermelding in kunstenaarsbiografieën en het idee van grootsheid of roem brengt bepaalde ideeën met zich mee, die voor de periode die hier behandeld wordt, voornamelijk van toepassing zijn op mannelijke kunstenaars; het idee dat hun werken gekend zijn, beschreven en becommentarieerd zijn, en misschien wel het belangrijkste, bewaard zijn voor toekomstige generaties. Zoals deze thesis aan toont is dit niet per se het geval voor de door Guicciardini vermelde vrouwelijke kunstenaars. Dat Guicciardini deze zeven vrouwen vermeldt is op zichzelf niet heel bijzonder. Ook vóór Guicciardini waren al schrijvers die beroemde vrouwen uit het verleden en hun daden beschreven. Wat wel bijzonder is aan deze vermelding van Guicciardini is dat het niet niet gaat om vrouwen uit het verre verleden, maar vrouwen uit ongeveer zijn eigen tijd. Deze vrouwen worden genoemd omdat zij kunst maakten; kunstenaars zijn voor hem het vermelden waard in een reisverslag. Dit heeft alles te maken met de nieuwe status van de kunstenaars die sinds de Renaissance opkomt. De kunstenaars begint steeds belangrijker te worden, en steeds meer een individu met een naam en een biografie die het vermelden waard zijn.
Recommended publications
  • Artists' Palettes
    TECHNICAL ART HISTORY COLLOQUIUM Artists’ Palettes Images: details from Catharina van Hemessen, Self-portrait, c. 1527-28, Kunstmuseum Basel Cornelis Norbertus Gijsbrechts, A cabinet in the artist’s studio, 1670-71, Statens Museum for Kunst, Copenhagen Willem van Mieris, Self-portrait, c. 1705, Lakenhal, Leiden Date & Time: Thursday 12 March 2020 – 14:00-15:45 Location: Room B, Ateliergebouw, Hobbemastraat 22, Amsterdam Presentations: Céline Talon / Dr. Gianluca Pastorelli / Carol Pottasch Chair: Dr. Abbie Vandivere, University of Amsterdam / Mauritshuis Registration: Please send an email to [email protected] before 5 March The Technical Art History Colloquia are organised by Sven Dupré (Utrecht University and University of Amsterdam, PI ERC ARTECHNE), Arjan de Koomen (University of Amsterdam, Coordinator MA Technical Art History), Abbie Vandivere (University of Amsterdam, Coordinator MA Technical Art History & Paintings Conservator, Mauritshuis, The Hague), Erma Hermens (University of Amsterdam and Rijksmuseum) and Ann-Sophie Lehmann (University of Groningen). The Technical Art History Colloquia are a cooperation of the ARTECHNE Project (Utrecht University and University of Amsterdam), the Netherlands Institute for Conservation, Art and Science (NICAS), the University of Amsterdam and the Mauritshuis. The ARTECHNE project has received funding from the European Research Council (ERC) under the European Union’s Horizon 2020 research and innovation programme (grant agreement No 648718). Palettes and colour mixtures in Northern Renaissance painting technique Celine Talon, Paintings Conservator and Art Historian, Brussels Celine Talon will present the framework for her ongoing research into the palettes of Northern painters, as depicted in paintings and illuminations. The aspects she considers include their shape and size, as well as the variety of colours represented on them.
    [Show full text]
  • Self-Portrait C
    National Gallery of Art NATIONAL GALLERY OF ART ONLINE EDITIONS Dutch Paintings of the Seventeenth Century Judith Leyster Dutch, 1609 - 1660 Self-Portrait c. 1630 oil on canvas overall: 74.6 x 65.1 cm (29 3/8 x 25 5/8 in.) framed: 97.5 x 87.6 x 9.2 cm (38 3/8 x 34 1/2 x 3 5/8 in.) Gift of Mr. and Mrs. Robert Woods Bliss 1949.6.1 ENTRY As she turns from her painting of a violin player and gazes smilingly out at the viewer, Judith Leyster manages to assert, in the most offhanded way, that she has mastered a profession traditionally viewed as a masculine domain. Although women drew and painted as amateurs, a professional woman painter was a rarity in Holland in the seventeenth century. Leyster was quite a celebrity even before she painted this self-portrait in about 1630. Her proficiency, even at the tender age of nineteen, had been so remarkable that in 1628 Samuel Ampzing singled her out for praise in his Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland some five years before she appears to have become the first woman ever to be admitted as a master in the Haarlem Saint Luke’s Guild. [1] Even after 1636, when she moved to Amsterdam with her husband, the artist Jan Miense Molenaer (c. 1610–1668), her artistic reputation never waned in her native city. In the late 1640s another historian of Haarlem, Theodorus Schrevelius, wrote, “There also have been many experienced women in the field of painting who are still renowned in our time, and who could compete with men.
    [Show full text]
  • Sign of the Times a Concise History of the Signature in Netherlandish Painting 1432-1575
    SIGN OF THE TIMES A CONCISE HISTORY OF THE SIGNATURE IN NETHERLANDISH PAINTING 1432-1575 [Rue] [Date et Heure] Ruben Suykerbuyk Research Master’s Thesis 2012-2013 Supervisor: Prof. Dr. P.A. Hecht Art History of the Low Countries in its European Context Utrecht University – Faculty of Humanities (xxx)yyy-yyyy “Wenn eine Wissenschaft so umfassend, wie die Kunstgeschichte es tut und tun muß, von Hypothesen jeden Grades Gebrauch macht, so tut sie gut daran, die Fundamente des von ihr errichteten Gebäudes immer aufs neue auf ihre Tragfähigkeit zu prüfen. Im folgenden will ich an einigen Stellen mit dem Hammer anklopfen.” Dehio 1910, p. 55 TABLE OF CONTENTS VOLUME I I. INTRODUCTION 1 II. PROLOGUE 9 III. DEVELOPMENTS IN ANTWERP 19 Some enigmatic letters 22 The earliest signatures 28 Gossart’s ‘humanistic’ signature 31 Increasing numbers 36 Proverbial exceptions 52 A practice spreads 54 IV. EPILOGUE 59 V. CONCLUSION 63 VI. BIBLIOGRAPHY 66 VOLUME II I. IMAGES II. APPENDICES Appendix I – Timeline Appendix II – Signatures Marinus van Reymerswale Appendix III – Authentication of a painting by Frans Floris (1576) Appendix IV – Signatures Michiel Coxcie I. INTRODUCTION 1 Investigating signatures touches upon the real core of art history: connoisseurship. The construction of oeuvres is one of the basic tasks of art historians. Besides documents, they therefore inevitably have to make use of signatures. However, several great connoisseurs – Berenson, Friedländer – emphasize that signatures are faked quite often. Consequently, an investigation of signature practices can easily be criticized for the mere fact that it is very difficult to be sure of the authenticity of all the studied signatures.
    [Show full text]
  • Self-Portrait C
    National Gallery of Art NATIONAL GALLERY OF ART ONLINE EDITIONS Dutch Paintings of the Seventeenth Century Judith Leyster Dutch, 1609 - 1660 Self-Portrait c. 1630 oil on canvas overall: 74.6 x 65.1 cm (29 3/8 x 25 5/8 in.) framed: 97.5 x 87.6 x 9.2 cm (38 3/8 x 34 1/2 x 3 5/8 in.) Gift of Mr. and Mrs. Robert Woods Bliss 1949.6.1 ENTRY As she turns from her painting of a violin player and gazes smilingly out at the viewer, Judith Leyster manages to assert, in the most offhanded way, that she has mastered a profession traditionally viewed as a masculine domain. Although women drew and painted as amateurs, a professional woman painter was a rarity in Holland in the seventeenth century. Leyster was quite a celebrity even before she painted this self-portrait in about 1630. Her proficiency, even at the tender age of nineteen, had been so remarkable that in 1628 Samuel Ampzing singled her out for praise in his Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland some five years before she appears to have become the first woman ever to be admitted as a master in the Haarlem Saint Luke’s Guild.[1] Even after 1636, when she moved to Amsterdam with her husband, the artist Jan Miense Molenaer (c. 1610–1668), her artistic reputation never waned in her native city. In the late 1640s another historian of Haarlem, Theodorus Schrevelius, wrote, “There also have been many experienced women in the field of painting who are still renowned in our time, and who could compete with men.
    [Show full text]
  • The Education of Women Artists in Northern Europe, 1500-1750
    University of Mary Washington Eagle Scholar Student Research Submissions Spring 5-3-2019 The Education of Women Artists in Northern Europe, 1500-1750 Elayna Gladstone Follow this and additional works at: https://scholar.umw.edu/student_research Part of the German Language and Literature Commons Recommended Citation Gladstone, Elayna, "The Education of Women Artists in Northern Europe, 1500-1750" (2019). Student Research Submissions. 274. https://scholar.umw.edu/student_research/274 This Honors Project is brought to you for free and open access by Eagle Scholar. It has been accepted for inclusion in Student Research Submissions by an authorized administrator of Eagle Scholar. For more information, please contact [email protected]. 1 Die meisten Kuenstler aus der Renaissance und aus dem Barock, an die man sich heute erinnert, sind Maenner, und man hat viele schriftliche Berichte von ihrer Bildung. Viele Leute denken an maennliche Kuenstler, wenn historische Kunst erwaehnt wird, aber das bedeutet nicht, dass weibliche Kuenstlerinnen nicht existiert haben; es gab weniger, und Kuenstlerinnen mussten kämpfen, um an der Welt der Kunst teilzunehmen. Trotzdem konnten manche Frauen erfolgreich als Kuenstlerinnen sein, wenn sie genug Ausbildung und Privileg hatten. Catharina van Hemessen (1528-1580) und Adriaen Isenbrandt (gt. 1551) sind zwei flaemische Kuenstler der Renaissance, die Zeitgenossen waren. Beide Kuenstler arbeiteten mit Oelgemaelden und Platten oder Holz, weil diese die Medien der Wahl in Flandern statt Skulpturen oder Wandbilder1 waren. Beide Kuenstler waren Lehrlinge von Meisterkuenstlern. Ihre Werke waren von einer Anzahl von koeniglichen Hoefen ueberall in Europa sehr begehrt. Isenbrandt und van Hemessen hatten aenliche berufliche Geschichten, und sie waehlten auch aenliche Themen zu mahlen.
    [Show full text]
  • Self-Portrait Guild of Saint Luke, the First Woman Admitted for Which an Oeuvre Can Be Cited, and in 1635 She Is C
    show her to have been one of his closest and most Bibliography successful followers. Furthermore, other compari­ Ampzing 1628: 370. Schrevelius 1648: 290. sons suggest that she was also influenced by the Harms 1927. work of his brother, Dirck Hals (i 591 -1656). Should Hofrichter 1975. Leyster have been in either of their studios, it would Philadelphia 1984: 233-235. seem that she would have been there prior to 1629, Hofrichter 1989. Brown/MacLaren 1992: 226. the year she starts to sign and date her paintings, and Haarlem 1993. probably before 1628, when Ampzing implies that she was working as an independent artist. In the years following her return to Haarlem, Judith Leyster achieved a degree of professional suc­ 1949.6.1 (1050) cess that was quite remarkable for a woman of her time. By 1633 she was a member of the Haarlem Self-Portrait Guild of Saint Luke, the first woman admitted for which an oeuvre can be cited, and in 1635 she is c. 1630 Oil on canvas, 72.3 x 65.3 (29*6 x 25^) recorded as having three students. One of these, Gift of Mr. and Mrs. Robert Woods Bliss Willem Woutersz., subsequently defected to the studio of Hals, presumably without adequate warn­ Technical Notes: The support, a plain-woven fabric with ing, for Leyster went before the Guild of Saint Luke numerous slubs and weave imperfections, has been lined with the tacking margins trimmed. A large horizontal rec­ in October 1635 to make a (successful) demand for tangle of original canvas is missing from the bottom left in an payment from Woutersz.'s mother.
    [Show full text]
  • Download?Doi=10.1.1.405.2460&Rep=Rep1&Type=Pdf (Accessed July 5, 2020) and Expanded in Wayne M
    VENTI journal Air — Experience — Aesthetics venti-journal.com AIR BUBBLES Bubbles in Northern European Self-Portraits: Homo bulla est Liana Cheney | essay | 88 Volume One, Issue Two Fall 2020 Charles Henry Bennett and William Harry Rogers, Psalm CXIX. 37. Turn Away Mine Eyes From Beholding Vanity, 1861 engraving. Courtesy of the Library of Congress. Looking at this engraving from 1861, a small figure of a court jester stands within a round frame surrounded by nat- ural decoration. Representing Psalm CXIX, “Turn away mine eyes from beholding vanity,” it declares as the young boy seems besotted with the floating orbs surrounding him. Perhaps he is caught up in a reflection of himself. Perhaps he is entranced by how the bubbles reflect the light around him. Liana Cheney examines a similar duality in a pair of Northern European self-portraits in her essay “Bubbles in Northern European Self-Portraiture: Homo est bulla est (The Individual is a Bubble).” The paintings by Clara Peeters and David Bailly mix the genres of self-portrait and still life, pairing the artists with various ephemera. With emblems of this period as a lens for these self-portraits with vanitas, Cheney examines the pictorial bubbles in these self-portraits for their multiplicity of meanings: refractors of lights; harbingers of the transitory nature of life; and reflections through which the artists can see themselves. Through examining the items on display and the bubbles that float above the scene, the artists relate attributes of their own, showing off their skill and thus their vanity. - The Editors BUBBLES IN NORTHERN EUROPEAN SELF-PORTRAITS: HOMO BULLA EST (THE INDIVIDUAL AS A BUBBLE) Liana De Girolami Cheney Northern European depictions of Homo bulla est (The Individual is a Bubble) derived from two emblematic and literary sources: one classical and one sixteenth century.
    [Show full text]
  • [In]Visible: Paintings by Women Artists in the National Gallery, London: An
    [In]Visible: Paintings by Women Artists in the National Gallery, London: An Interview with Letizia Treves and Francesca Whitlum-Cooper Susanna Avery-Quash, Letizia Treves, and Francesca Whitlum-Cooper The National Gallery’s recent acquisition of Artemisia Gentileschi’s Self-Portrait as Saint Catherine of Alexandria (Fig. 1) takes the number of works by female artists in the permanent collection to twenty-one.1 Artists repre- sented at the National Gallery include Henriette Browne, Berthe Morisot, Rachel Ruysch, Rosa Bonheur, Catharina van Hemessen, Elisabeth Louise Fig. 1: Artemisia Gentileschi, Self-Portrait as Saint Catherine of Alexandria, c. 1615–17, oil on canvas, 71.4 × 69 cm. © National Gallery, London. 1 For more on Artemisia Gentileschi’s Self-Portrait, see <https://www.nationalgallery. org.uk/paintings/artemisia-gentileschi-self-portrait-as-saint-catherine-of-alexan- dria>; and <https://www.nationalgallery.org.uk/paintings/rare-self-portrait-by-ar- temisia-gentileschi-now-on-display>. For videos about the painting’s conservation, see <https://www.youtube.com/playlist?list=PLvb2y26xK6Y6F2GH6yosrsgGcCm gaNNjp>; they are also accessible via the painting’s page and special feature on the gallery’s website noted above [all accessed 4 March 2019]. 2 Vigée-Lebrun, Judith Leyster, Rosalba Carriera, Marie Blancour, Vivien Blackett, Madeleine Strindberg, Maggi Hambling, and Paula Rego. In this interview at the National Gallery, Susanna Avery-Quash (Senior Research Curator in the History of Collecting) asks Letizia Treves (The James and Sarah Sassoon Curator of Later Italian, Spanish, and French 17th-Century Paintings) and Francesca Whitlum-Cooper (The Myojin-Nadar Associate Curator of Paintings 1600–1800) about the expe- riences of women artists in the seventeenth and eighteenth centuries, and how their work was received during their lifetimes and later.
    [Show full text]
  • Catharina Van Hemessen (1528 - Na 1567)
    Karolien De Clippel: Catharina van Hemessen (1528 - na 1567). Een monografische studie over een 'uytnemende wel geschickte vrouwe in de conste der schilderyen' (= Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschapen en Kunsten. Nieuwe reeks; nr. 11), Brussel: Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschapen en Kunsten 2004, 183 S., 79 Abb., ISBN 90-6569-921-x, EUR 40,00 Rezensiert von: Ann Jensen Adams University of California at Santa Barbara Only thirteen signed works survive - nine portraits and four religious paintings - from the hand of the sixteenth-century artist whom, in his description of the Lowlands published in 1567, Ludovico Guicciardini called one of the "outstanding women in this art [of painting] who is still alive.". The following year Giorgio Vasari mentioned her, and her name remained in circulation a century later when in 1643 Johan van Beverwijck included her in his Van de Uitnementheyt des vrouwelicken geslachts (On the excellence of the female sex). After four and one-half centuries of being relegated to a few lines or at most a few pages in texts on other artists or subjects, 2004 witnessed the appearance of not one but two monographs on the Flemish artist Catharina van Hemessen (c. 1528 - after 1567). [1] In the exemplary monograph here under review, Karolien De Clippel divides her study into three chapters: The first two cover Catharina van Hemessen's life and work. The third chapter tracks a critical history of the artist and, in the process, provides a superb overview of the rhetoric and reality of the female artist in both art theory and in cultural practices.
    [Show full text]
  • Copyright by Alexis Diane Slater 2019
    Copyright by Alexis Diane Slater 2019 The Thesis Committee for Alexis Diane Slater Certifies that this is the approved version of the following Thesis: Mayken Verhulst: A Professional Woman Painter and Print Publisher in the Sixteenth-Century Low Countries APPROVED BY SUPERVISING COMMITTEE: Jeffrey Chipps Smith, Supervisor Joan A. Holladay Mayken Verhulst: A Professional Woman Painter and Print Publisher in the Sixteenth-Century Low Countries by Alexis Diane Slater Thesis Presented to the Faculty of the Graduate School of The University of Texas at Austin in Partial Fulfillment of the Requirements for the Degree of Master of Arts The University of Texas at Austin May 2019 Acknowledgements I would first like to thank Dr. Jeffrey Chipps Smith for his positivity and support throughout not only this project, but for the duration of my master’s degree as well. Under your guidance, I know that I have grown exponentially as a scholar, and I cannot thank you enough. Thank you also to my second reader, Dr. Joan A. Holladay, whose attention to detail and generosity of time and effort I have greatly valued. To Sarah Farkas and Arianna Ray—having you two by my side to bemoan the struggles of graduate school and to delight over the oddities of the medieval and early modern world has been fantastic. I will miss you all as we go our separate ways. To my family—Mom, Dad, and JJ—thank you for your ceaseless encouragement from kindergarten until today. Knowing that you believe in what I am doing means the world to me. Many thanks also to Dr.
    [Show full text]
  • Sofonisba Anguissola and Her Early Teachers
    City University of New York (CUNY) CUNY Academic Works School of Arts & Sciences Theses Hunter College Fall 1-5-2018 SOFONISBA ANGUISSOLA AND HER EARLY TEACHERS Lily Chin CUNY Hunter College How does access to this work benefit ou?y Let us know! More information about this work at: https://academicworks.cuny.edu/hc_sas_etds/276 Discover additional works at: https://academicworks.cuny.edu This work is made publicly available by the City University of New York (CUNY). Contact: [email protected] SOFONISBA ANGUISSOLA AND HER EARLY TEACHERS by Lily Chin Submitted in partial fulfillment of the requirements for the degree of Master of Arts in Art History, Hunter College The City University of New York 2017 Thesis Sponsor: December 18, 2017 Maria H. Loh Date Signature December 18, 2017 Nebahat Avcioglu Date Signature of Second Reader Copyright © 2017 by Lily Chin. All rights reserved. TABLE OF CONTENTS Acknowledgments ii List of Illustrations iii Introduction 1 Chapter One: Beginnings 12 Chapter Two: The Birth of an Artist and Foundational Work 22 Chapter Three: The Emergence and Evolution of an Artist 41 Chapter Four: The Artist Forges Her Own Path 52 Conclusion: Anguissola’s Legacy 64 Bibliography 68 Illustrations 75 i ACKNOWLEDGMENTS Working on this thesis has been a long journey for me. I wish to thank my advisor, Professor Loh, for helping me complete this journey. She is incredibly knowledgeable and supportive. I am grateful for the time that she spent with me on my thesis and for her suggestions. I truly feel lucky to have worked with her and to have her guidance and insight.
    [Show full text]
  • April 2006 Journal
    historians of netherlandish art NEWSLETTER AND REVIEW OF BOOKS Dedicated to the Study of Netherlandish, German and Franco-Flemish Art and Architecture, 1350-1750 Vol. 23, No. 1 www.hnanews.org April 2006 A New Acquisition for the Museum Mayer van den Bergh, Antwerp Cornelis De Vos, Portrait of Jan Vekemans (c. 1625) about to be reunited with the portraits of his parents, Joris Vekemans and Maria van Ghinderdeuren, his brother Frans and one of his sisters. Photo: Michel Ceuterick HNA Newsletter, Vol. 23, No. 1, April 2006 1 From the President HNA News With spring upon us – unless, of course, you live in Syracuse – HNA Conference, Washington-Baltimore there is much to look forward to as the year unfolds, not in the least of which will be our sixth fourth quadrennial conference. But before I November 8-12, 2006 discuss the latest news germane to Historians of Netherlandish Art, I This is the last Newsletter before the HNA conference. The would first like to thank Anne Lowenthal for having organized such a preliminary program, workshop sign-up sheet, registration and hotel stimulating series of lectures on the life and work of the eminent information will be posted on the website as well as sent out as scholar, Julius Held, which was our organization’s official session at hardcopy to all members in May. For further information, please the recent Annual Meeting of the College Art Association in Boston. contact the conference organizers Aneta Georgievska-Shine, It was good to see so many of you in attendance there, as well as at [email protected], and Quint Gregory, [email protected].
    [Show full text]