Het Oostelijke Gallo-Romeinse Grafveld Te Grobbendonk (Prov
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Relicta 6 (2010), 9-40 9 Het oostelijke Gallo-Romeinse grafveld te Grobbendonk (prov. Antwerpen) Henri Verbeeck1 1 Inleiding 1.2 Historiek van het onderzoek van het ooste- lijke grafveld 1.1 Historiek van het onderzoek in Grobbendonk Aansluitend bij de grafresten op het perceel Wijngaardstraat 8 Dat Grobbendonk een rijk archeologisch verleden heeft is van (fig. 1: E) startte Georges De Maeyer een opgraving op zijn eigen- oudsher bekend2. Maar pas na het grootschalige onderzoek op de dom, ten noorden van dit perceel gelegen (fig. 2: campagne A). Steenakker in de tweede helft van de vorige eeuw werd de aanwe- Dit onderzoek leverde nog acht bijkomende graven op10. Tussen zigheid van een belangrijke Gallo-Romeinse vicus aangetoond 1968 en 1980 werd het niet-bebouwde deel van het perceel Wijn- (fig. 1: A). Van 1962 tot 1970 organiseerde de Antwerpse Ver- gaardstraat 8 en het zuidelijk gelegen braakliggend terrein, ei- eniging voor Bodem- en Grotonderzoek (AVBG) verschillende gendom van de kerkfabriek van Grobbendonk, onderzocht. Dit opgravingscampagnes3. In 1966 deed de Vereniging voor Vreem- gebeurde tussen 1968 en 1972 door de VVV onder de leiding van delingenverkeer en Toerisme Nete en Aa van Grobbendonk Jozef Beckers en Robert Van Bunder (1968-1970) (fig. 2: B), Willy (VVV)4 er opgravingen. Van 1971 tot 1973, in 1977 en 1983 voerde De Jonghe (1971) (fig. 2: C) en Paul Verheyen (1972) (fig. 2: 11D) . de toenmalige Nationale Dienst voor Opgravingen, daarna In- Daarna verviel dit grafveld tot werkdomein van illegale gravers. stituut voor het Archeologisch Patrimonium (IAP), een groot- Als voormalig conservator van het Gemeentelijk Archeolo- schaliger onderzoek uit5. Werfcontroles in 1996 en 2001 door gisch Museum van Grobbendonk ondernam ondergetekende het IAP in de Hoogveldstraat toonden aan dat het areaal van in de periode van 1976 tot 1979 pogingen om de archeologica, de vicus in oostelijke richting nog uitgebreid kon worden6. Zo- gevonden door verschillende personen of verenigingen in Grob- wel ten zuiden, ten westen als ten oosten van deze vicus werden bendonk, in dit museum samen te brengen. Het is tijdens één van graven aangetroffen. Het uitgraven van een kelder ter hoogte deze onderhandelingen dat Jos De Schutter, algemeen beheerder van de Schransstraat 30 in 1925 leidde tot de vondst van enkele van de VVV, voorstelde om de resultaten van het door deze ver- fragmenten aardewerk en crematieresten7 (fig. 1: B). Bij graafwer- eniging opgegraven oostelijke grafveld te publiceren. De door ken op het erf van houtzagerij Dingenen stootte men toevallig de VVV ter beschikking gestelde documentatie bestond uit een op een belangrijk graf, mogelijk een tumulus, met 23 stuks graf- dertigtal originele veldtekeningen, enkele opgravingsverslagen, meubilair8 (fig. 1: C). Aansluitend bij deze vondst ondernam de krantenknipsels, foto’s en dia’s. Om met deze gegevens een alge- AVBG in 1962 een campagne op het aanpalende terrein, gelegen meen opgravingsplan te kunnen samenstellen, bleek bijkomend in de Floris Primsstraat. Het westelijke Gallo-Romeinse graf- onderzoek op het terrein noodzakelijk te zijn. In 1978 en in 1980 veld van Grobbendonk kwam hierbij aan het licht9 (fig. 1: D). In legde de Heemkundige Kring van Grobbendonk, onder leiding 1966 verzamelde Georges De Maeyer bij het uitgraven van een van ondergetekende, nog twaalf zoeksleuven over het terrein bouwput verstrooide crematieresten en scherven aardewerk. Dit aan (fig. 2: E)12. Hierbij kwamen nog één intact en één vernield gebeurde in de Wijngaardstraat 8, ten oosten van de vicus gele- brandrestengraf tevoorschijn13. En hoewel bijna het ganse ter- gen (fig. 1: E). rein verstoord bleek te zijn, was het toch mogelijk om de zones 1 Hazenpad 3, 2980 Zoersel, rik_verbeeck@ 4 De Maeyer 1966. 9 Janssens 1966b, 53-71. yahoo.com. 5 De Boe 1977; Vanderhoeven 1977; De Boe 10 De Maeyer 1968, 3-17. 2 Bauwens-Lesenne 1965, 54-64. 1978a, 55-59; De Boe 1984, 69-78. 11 Van Dyck 1982, 65-66. 3 De Greef 1966, 24; Janssens 1967, 4-7; Thoen 6 Vervoort & Annaert 2003, 87. 12 Van Dyck 1982, 68. 1968, 1-56; Janssens & Van Crombruggen 1968, 7 Janssens 1966a, 31-32. 13 De Boe 1978b, 67; Van Dyck 1982, 68. 3-40. 8 Mertens 1961. 10 H. Verbeeck fig. 1 De archeologische sites te Grob- 13 bendonk. A: Romeinse vicus, B: Romeins cre- matiegraf, C: mogelijke tumulus, D: westelijke Romeinse grafveld, E: oostelijke Romeinse OUWEN grafveld, F: Merovingische graven en kerk van 14 Ouwen, G: Merovingische grafveld. F Archaeological sites of Grobbendonk. A: Roman vicus, B: Roman cremation grave, C: presumed E tumulus, D: Western Roman cemetery, E: Ea- D C 15 stern Roman cemetery, F: Merovingian ceme- A G 10 tery and the church of Ouwen, G: Merovingian cemetery. 11 B 14 12 13 GROBBENDONK 9 Nete e in e 8 l K 0 400 m 1.3 Topografie en stratigrafie van de verschillende opgravingscampagnes te lokaliseren. Ook werd een definitieve opmeting van het terrein uitgevoerd om het Het grafveld was gelegen ten oosten van de Romeinse vicus op algemene opgravingsplan samen te stellen (fig. 2)14. Ondertus- een lichte glooiing ten noorden van de 15 m hoogtelijn langs de sen is dit terrein verkaveld en op één perceel na als woonzone in Wijngaardstraat. Het opgegraven perceel heet in de volksmond gebruik genomen. Kerkpleintje of Kerkeveld en is kadastraal bekend onder sectie B, De roofmoord op Jos de Schutter in 1985 betekende het ab- 2de blad, 4de deel, nr. 230E, 230G, 230K, 231M en 231N. Onder rupte einde van een vruchtbare samenwerking, zodat de publi- een 40 tot 50 cm dikke akker- of cultuurlaag bevond zich een catie van dit grafveld andermaal onafgewerkt bleef. In 1988, tij- sterk verstoorde archeologische laag. Op 60 tot 70 cm diepte dens de opgravingen op de Steenakker te Kontich, verzocht dr. dook de natuurlijke ondergrond op, waarin de uitgegraven kui- G. De Boe, toen directeur van het IAP, mij om de studie van len zichtbaar waren. De verschillende geregistreerde archeologi- dit grafveld terug op te nemen. Dat deze publicatie pas 43 jaar sche sporen laten zich opsplitsen in graven, kuilen en een greppel. na de ontdekking van het eerste graf verschijnt, is hoofdzake- Het opgegraven terrein was jarenlang in gebruik, achtereen- lijk te wijten aan de verschillende opgravingsactiviteiten van de volgens als landbouwgrond, weiland, crossterrein van de plaat- Antwerpse Vereniging voor Romeinse Archeologie (AVRA), die selijke jeugd en ten slotte als camping voor diverse jeugdbewe- van 1985 tot 2006 onder leiding van ondergetekende te Kontich gingen. Al deze activiteiten, samen met de bodembewerking die plaatsvonden. al vanaf de middeleeuwen kan hebben plaatsgevonden, even- Deze bijdrage behandelt de resultaten van de opgravings- als het diepwoelen door knaagdieren, hebben ervoor gezorgd campagnes tussen 1968 en 1980, samen met de door Georges de dat verschillende graven verstoord of zelfs verdwenen zijn. In Maeyer gepubliceerde informatie. Ondanks de slechts summier de sterk verstoorde archeologische laag bevonden zich verschil- bewaarde oorspronkelijke gegevens, waren de resultaten toch lende losse vondsten zoals nagels, metalen voorwerpen, aarde- belangrijk genoeg om er een publicatie aan te wijden. Hopelijk werkscherven en sporadisch crematieresten en houtskool. Een draagt deze studie dan ook bij tot een betere kennis van het be- deel van het grafveld is mogelijk ook afgegraven. Het bos op het grafenisritueel in het Maas-Demer-Scheldegebied tijdens de Ro- zuidelijker gelegen perceel ligt immers ongeveer 0,75 m hoger meinse periode. dan het opgravingsterrein. 14 Paul Verheyen verifieerde de ligging van de door hem opgegraven sleuven. Het oostelijke Gallo-Romeinse grafveld te Grobbendonk 11 56 57 59 62 58 60 55 K15 K1 1 61 K2 3 4 5 47 2 K3 6 K11 K12 48 46 45 K13 43 G 23 37 7 22 9 38 42 44 10 29 41 8 11 K8 12 K18 28 18 K4 30 24 K14 13 19 26 17 40 15 16 39 14 K6 25 63 K5 20 K7 69 21 27 49 K16 K17 K10 K9 31 50 32 36 64 33 51 35 34 54 52 53 0 10m Brandrestengraf Campagne A Brandrestenurngraf Campagne B Urngraf Campagne C Greppel Campagne D Kuilen Campagne E fig. 2 Opgravingsplan. 1-64: crematiegraven, 69: inhumatiegraf, G: greppel, K1-18: kuilen. Opgravingscampagne. A: De Maeyer, B: Bec- kers & Van Bunder, C: De Jonghe, D: Verheyen, E: Verbeeck. Excavation plan. 1-64: cremation graves, 69: inhumation grave, G: ditch, K1-18: pits. Excavation campaigns, A: De Maeyer, B: Beckers & Van Bunder, C: De Jonghe, D: Verheyen, E: Verbeeck. 12 H. Verbeeck 1.4 Uitwerking van de tekeningen potten aardewerk bewaard. Deze zijn in deze studie opgenomen. Het oostelijke grafveld van Grobbendonk werd tijdens de week- Het fragmentaire aardewerk is niet teruggevonden. De bronzen ends manueel door middel van verschillende sleuven vlakdek- en ijzeren voorwerpen werden wel geborgen maar zijn bij gebrek kend opgegraven. De bermen tussen de sleuven werden nader- aan een aangepaste behandeling niet bewaard gebleven, op een hand verwijderd. Onder leiding van J. Beckers en R. Van Bun- bronzen beslag en een muntstuk na. Dankzij persoonlijke teke- der werd in totaal 1390 m² onderzocht. Van 1968 tot 1970 nam ningen uit 1968-1970 was opname in deze studie toch mogelijk. ondergetekende actief aan deze opgravingen deel en maakte Ook twee gerecupereerde silexpijlpunten zijn in deze publicatie kopieën van de oorspronkelijke veldtekeningen en van de be- terug te vinden. Als voorbereiding voor een tentoonstelling over staande basisverslagen. Aldus bestaat per sleuf een horizontale het archeologische erfgoed van de gemeente Grobbendonk kwa- intekening op schaal 1/25 of 1/50, gemaakt na het eerste contact men al de crematieresten in één zak terecht. Nadien zijn deze met de grondsporen en opgemeten vanaf de sleufwand. Verti- resten over 7 willekeurige urnen verspreid, wat verder fysisch- cale doorsneden komen slechts sporadisch voor.