Trojaanse Odyssee 1-448 90% Trojaanse
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Trojaanse Odyssee Eerder verschenen van Clive Cussler bij The House of Books DIRK PITT-AVONTUREN Storm in Havana (voorjaar 2015) De pijl van Poseidon Wassende maan Duivelsadem De schat van Khan Zwarte wind Trojaanse Odyssee Poorten van Hades Atlantis ontdekt Stormvloed Schokgolf Dodelijk tij Duik in het duister Vixen 03 Titanic Het logboek ISAAC BELL-AVONTUREN De dief De race De spion De saboteur De jacht DOSSIER OREGON-AVONTUREN De stille zee De kaper Dodenschip Het oog van de orkaan Het goud van Kamtsjatka Heilige Steen Gouden Boeddha KURT AUSTIN-AVONTUREN (NUMA-FILES) Het uur nul (najaar 2015) De storm Duivelspoort Medusa De Navigator Poolstorm Verloren stad Witte dood Vuurijs Het blauwe goud Serpent Clive Cussler Trojaanse Odyssee Eerste druk, augustus 2005 Negende druk, maart 2015 Oorspronkelijke titel: Trojan Odyssey Oorspronkelijk uitgegeven door: G.P. Putnam’s Sons, New York 2003 © Sandecker, RLLLP 2003 © Vertaling uit het Engels: Pieter Cramer, 2005 © Nederlandse uitgave: The House of Books, Amsterdam 2005 Omslagontwerp: Loudmouth, Utrecht Foto auteur: © Rob Greer Typografie: ZetSpiegel, Best Proloog uit Storm in Havana: © Sandecker, RLLLP 2014. Havana Storm, G.P. Putnam’s Sons, New York 2014. Vertaling uit het Engels: Pieter Cramer, 2015. ISBN 978 90 443 4747 0 ISBN 978 90 443 3703 7 (e-book) NUR 332 www.thehouseofbooks.com www.overamstel.com The House of Books is een imprint van Overamstel uitgevers bv Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door mid- del van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schrif- telijke toestemming van de uitgever. Ter nagedachtenis aan mijn lieve vrouw, Barbara, die met de engelen verkeert. VERANTWOORDING Ik ben bijzonder veel dank verschuldigd aan Iman Wilkens en zijn ont- hullende boek Where Troy Once Stood. Hij heeft daadwerkelijk een veel realistischer oplossing gevonden voor het mysterie van de door Home- rus beschreven Trojaanse oorlog. Ook wil ik Mike Fletcher en Jeffrey Evan Bozanic bedanken voor hun deskundige adviezen op het gebied van beademingsapparatuur voor duikers. Een gruwelnacht DE STORMRAM DIE TOT PAARD WERD DE REIS VAN ODYSSEUS IN OF ROND 1190 V. CHR. EEN CITADEL OP EEN HEUVEL AAN DE KUST Het was een slim plan, zo simpel, en het getuigde van een diep inzicht in de menselijke nieuwsgierigheid. Bovendien voldeed het vlekkeloos aan de verwachtingen. Het monstrueuze, zes meter hoge gevaarte stond met vier stevige houten poten op een soort platform. De holle romp bo- venop de poten was driehoekig met open uiteinden. Aan de voorkant van de puntige romp zat een ronde bult met twee naar voren gerichte spleten als ogen. De zijkanten waren met koeienhuiden bedekt. Het platform waarop de poten stonden, lag plat op de grond. Zoiets merk- waardigs hadden de bewoners van de citadel Ilium nog nooit gezien. Voor iemand met een levendige fantasie had het ding wel iets weg van een paard met stijve poten. De Dardaniden werden die ochtend wakker in de verwachting dat de Achaeërs nog altijd rond hun vestingstad lagen en net als de afgelopen tien weken weer tot de aanval zouden overgaan. Maar de vlakte daar- beneden was leeg. Er hing alleen nog een dikke rookwalm boven de as van wat ooit het vijandelijke kamp was geweest. De Achaeërs en hun vloot waren verdwenen. In het holst van de nacht hadden ze hun voor- raden, paarden, wapens en wagens aan boord van hun schepen geladen en waren weggevaren met achterlating van alleen dat mysterieuze hou- ten monster. Verkenners van de Dardaniden keerden terug en meldden dat het Achaeëse kamp inderdaad verlaten was. Overgelukkig dat er aan de belegering van Ilium een einde was ge- komen, trokken de bewoners de hoofdpoort van de citadel open en stroom den de open vlakte op waar beide legers honderden bloedige confrontaties hadden uitgevochten. Aanvankelijk wisten ze niet wat ze ervan moesten denken. Een aantal van hen was bang voor een valstrik en vond dat ze het voorwerp moesten verbranden. Maar al spoedig wa- ren ze het erover eens dat het niet meer dan een onschuldig, nogal grof in elkaar getimmerde houten constructie op vier poten was. Een van de 11 mannen klom door een poot omhoog, kroop de holle ruimte in en zag dat die leeg was. ‘Als de Achaeërs denken dat dit een paard moet voorstellen,’ gilde hij, ‘is ’t niet zo vreemd dat wij hebben gewonnen.’ De menigte lachte en juichte opgetogen toen koning Priamus van Ili- um in een triomfwagen arriveerde. Hij stapte uit en beantwoordde het gejuich van de omstanders met een erkentelijk knikje. Vervolgens liep hij om het merkwaardige bouwsel heen in een poging er de bedoeling van te doorgronden. Ervan overtuigd dat het gevaarte geen bedreiging vormde, verklaarde hij het tot oorlogsbuit en gaf bevel dat ze het op boomstammen over het veld naar de stadspoort moesten rollen, waar het als gedenkteken aan de glorieuze overwinning op de aanvallende Achaeërs moest wor- den neergezet. Deze feestelijke gebeurtenis werd onderbroken toen twee soldaten met tussen hen in een door zijn kameraden achtergelaten Achaeëse ge- vangene door de mensenmenigte naar voren drongen. Het was Sinon, van wie men wist dat hij, als neef van de machtige Odysseus, de koning van Ithaca, een van de leiders van de aanvallende troepen was die Ilium hadden belegerd. Toen hij koning Priamus zag, wierp hij zich voor de voeten van de bejaarde koning en smeekte hem zijn leven te sparen. ‘Waarom bent u achtergebleven?’ vroeg de koning. ‘Mijn neef geloofde wat mijn vijanden hem vertelden en heeft me het kamp uitgegooid. Als ik niet in het struikgewas was weggevlucht toen ze van wal staken, hadden ze me beslist achter zich aan gesleept tot ik was verdronken of door vissen was opgegeten.’ Priamus bestudeerde Sinon aandachtig. ‘Wat is dat voor een dwaas geval? Wat moet ik daarmee?’ ‘Omdat ze uw vesting niet konden innemen en omdat onze machtige Achilles in de strijd is gesneuveld, denken ze dat de goden zich van hen hebben afgekeerd. Dat gevaarte hebben ze gebouwd als offer voor een veilige terugtocht over zee.’ ‘Waarom is-ie zo groot?’ ‘Opdat u hem niet als overwinningsteken in de stad kunt neerzetten, als herinnering aan de grootste Achaeëse nederlaag van deze tijd.’ ‘Ja, dat kan ik me voorstellen.’ De wijze oude Priamus glimlachte. ‘Ze hebben er alleen niet aan gedacht dat hij dat doel ook buiten de stad uitstekend vervult.’ Een groep van zo’n honderd mannen hakte bomen om en maakte rol- len van de stammen. Een andere groep van honderd pakte touwen beet, vormde twee rijen en begon de trofee over de vlakte tussen de zee en de stad te trekken. Het grootste deel van de dag zwoegden ze zwetend 12 door en voegden er zich steeds meer mannen bij hen aan de touwen, terwijl ze het lompe monstrum de helling naar de citadel opsleepten. Aan het einde van de middag was het karwei geklaard en stond het enorme bouwsel voor de hoofdpoort van de stad. De bevolking stroom- de massaal toe en liep voor het eerst in ruim twee maanden vrijelijk en zonder angst voor de vijand de stad uit. De menigte bekeek vol ontzag wat nu al in de volksmond het Dardanidische paard werd genoemd. ‘De vrede en de zege zijn voor ons!’ riepen ze opgetogen. Maar Cassandra, de dochter van Priamus die vanwege haar sinistere voorspellingen en toekomstvisioenen geestelijk niet helemaal voor vol werd aangezien, schreeuwde: ‘Zien jullie dat dan niet? Dit is een valstrik!’ De bebaarde priester Laocoön was het met haar eens: ‘Jullie zijn blind in jullie vreugderoes. Alleen dwazen vertrouwen offergeschenken van de Achaeërs.’ Laocoön deed een stap naar achteren en slingerde zijn speer met een krachtige zwaai naar de buik van het paard. De menigte lachte om deze belachelijke uiting van zijn scepsis. ‘Cassandra en Laocoön zijn gek! Het monster is onschadelijk. Een bijeengebonden zooitje planken en balken, meer is ’t niet.’ ‘Stelletje idioten!’ riep Cassandra. ‘Alleen een dwaas gelooft Sinon de Achaeër.’ Een van de soldaten keek haar strak in de ogen. ‘Hij zegt dat onze stad nooit zal vallen nu het offer in handen van Ilium is.’ ‘Hij liegt.’ ‘Kun je een zegen van de goden dan niet aanvaarden?’ ‘Niet als die van de Achaeërs komt,’ zei Laocoön, terwijl hij zich een weg door de dringende menigte baande en woedend met grote passen naar de stad terugliep. Met de jubelende horde viel niet te praten. Hun vijand was weg. Voor hen was de oorlog voorbij. Nu moest er gefeest worden. De beide sceptici werden genegeerd in de euforie waarin de menigte verkeerde. Al binnen een uur was hun nieuwsgierigheid vervlogen en kwam er een geweldig feest op gang om hun triomf over de Achaeëse vijand te vieren. De klanken van fluiten en trompetten galmden tegen de stadsmuren. In alle straten werd gezongen en gedanst. In de huizen vloeide de wijn als bergbeken na een regenbui. Er schalde luid gelach op terwijl men de bokalen hief en de godendrank klokkend achtero- versloeg. In de tempels staken de priesters en priesteressen wierook aan, zon- gen en offerden aan goden en godinnen als dank dat er een einde was gekomen aan de vreselijke strijd waarin zoveel van hun krijgers naar de onderwereld waren afgedaald. 13 De feestende mensen brachten dronk na dronk uit op hun koning en de helden van hun leger, de veteranen, de gewonden en de vereerde do- den die in de moedige strijd gestreden hadden. ‘Hector, o Hector, onze grote kampioen. Jammer dat je dit glorieuze moment niet meer hebt mogen meemaken.’ ‘De Achaeërs, die dwazen, hebben onze schitterende stad voor niets aangevallen,’ schreeuwde een woest in het rond wervelende dansende vrouw. ‘Als bange kinderen zijn ze ervandoor gegaan,’ gilde een ander.