Het Geslacht Crataegus (Deel 1)

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Het Geslacht Crataegus (Deel 1) Crataegus laevigata 'Crimson Cloud' Het geslacht Crataegus (deel 1) ‘Elk voordeel heeft zijn nadeel.’ Deze gevleugelde uitspraak van een grootmeester, niet in de botanie maar in de voetballerij, geldt ook voor het mei- doorngeslacht, de hoofdpersoon in dit deel van het feuilleton met veel interessante informatie over dit grote geslacht, de soorten, kruisingen en cv’s, naast allerlei wetenswaardigheden over kenmerken, bloemopbouw etc. Vandaar dat uw scriba gekozen heeft dit geslacht in twee delen aan u voor te stellen om enerzijds de redactie van dit vakblad tegemoet te komen met een ‘acceptabel’ verhaal qua grootte; anderzijds om u, waarde lezers, niet in één keer te zwaar te belasten met een geslacht uit de Rosaceaeën. Auteur: Jan P. Mauritz, VRT Crataegus: aan de ene kant is het de drager van kant zijn er het veelal slechte wortelstelsel en de bastaardsatijnvlinder, spinselmotten, perenpracht- een schitterende bloemenzee en een enorme enorme hoeveelheid vervelende insecten die de kevers, ringelrupsen, spint, zwarte luis, meeldauw, pracht van vruchten, waarmee nuttige insecten vertegenwoordigers van dit geslacht veelvuldig loodglans en de meest vervelende: het nare en en vogels zich kunnen voeden. Aan de andere bezoeken: bladluizen, bloedluizen, rupsen van de dodelijke bacterievuur (Erwinia amylovora). Deze 26 3 - 2016 16 min. leestijd SORTIMENT narigheden komen niet allemaal tegelijk, en ze werden al meer dan 3.000 jaar voor Christus in komen ook niet bij alle species voor; de gevoelig- het wild verzameld of op de locatie gezaaid en heid verschilt per makker, maar toch. gebruikt als sierbomen. Dit vond allemaal plaats in Een aantal van u, geachte en vooral trouwe lezers het Verre Oosten, in China en Mantsjoerije, waar al van dit feuilleton zitten al te wachten op een door ver voor de jaartelling bomen en planten veredeld uw scriba, inmiddels beruchte en veel geciteerde werden. Ja, waarde lezers, sierbomen veredelen, u uitspraak (‘Opstoken die rotzooi! Rosaceaeën, dat leest het goed. Toen onze voorvaderen in Europa, Deze meidoorns zijn, net als zijn geen bomen, weg ermee!’). En dat geldt nog gekleed in berenvellen, elkaar nog met knuppels steeds voor een groot aantal species, ook binnen de hersens insloegen, waren de Chinezen al sierbo- species van Malus en het geslacht Crataegus. men aan het veredelen. Een groot voordeel van die insectenaantasting Pyrus, vandaaruit langs en is dat de bomen en struiken veelvuldig voedsel Deze meidoorns zijn, net als species van Malus en leveren aan vogels, naast de overheerlijke bessen, Pyrus, vandaaruit langs en via de Grote Zijderoute via de Grote Zijderoute die ook door de mens in allerlei vormen genuttigd verspreid, want ook de genencentra van deze kunnen worden en worden gebruikt voor de berei- Rosaceaeën liggen verspreid in de omgeving van verspreid ding van medicijnen. de zogenaamde. Noordelijke Route. In Centraal- Azië komen meer dan 25 meidoornsoorten voor in Binnen de systematische indeling van het Regnum allerlei vormen. Vegetabile – het Plantenrijk – behoort het geslacht Crataegus tot de orde van de Rosales en daarbin- De Noord-Amerikaanse species zijn verspreid nen tot de familie van de Rosaceae, de rozenfami- over Europa via de reeds bekende wegen van Kenmerken lie. Deze grote familie, met meer dan 8000 species bomenzoekers voor kwekers als Veitch & Sons en De geslachtsnaam Crataegus is afgeleid van het (individuen) en ongeveer 140 geslachten, is op botanische tuinen als Kew Gardens. In Nederland Griekse krata (kop) en aix (geit). Samengevoegd basis van de vruchten onderverdeeld in een viertal komen, zoals al eerder gemeld, vier meidoorns van wordt dat ‘geitenkop’. Een andere versie luidt dat de onderfamilies, te weten: Rosoideae, Spiraeoideae, nature voor: de eenstijlige meidoorn: Crataegus naam afgeleid is van het woord kratos, wat ‘kracht’ Amygdaloideae of Prunoideae en Maloideae of monogyna, de tweestijlige: Crataegus laevigata, of ‘sterkte’ betekent. Beide versies slaan waarschijn- Pomoideae. Tot deze laatste onderfamilie behoort de bastaard van die twee: Crataegus x media, en lijk op het harde en sterke hout van deze makkers. het geslacht Crataegus, in de volksmond meidoorn de vierde soort: de koraalmeidoorn, Crataegus rhi- ‘Het zal u niet verbazen dat uw scriba gelooft in de genoemd. Het geslacht Crataegus is enorm groot pidophylla. Deze laatste is een zeldzame struik, die eerste naamsverklaring, want …..(sensura Heinsii!)’. wat betreft soortenrijkdom en cv’s. Er zijn honder- vrijwel alleen voorkomt in het oostelijke rivieren- Meidoorns zijn bladverliezende, kleine tot middel- den soorten, waarvan er ca. 500 beschreven zijn. gebied in Nederland. Het is echt een struik en hij grote struiken, meerstammige en ook middelgrote Veel soorten komen van nature voor in Noord- wordt in dit deel van het feuilleton verder niet aan solitaire bomen. De meeste exemplaren worden Amerika en ongeveer 90 soorten in Europa en u voorgesteld. dan 6 tot 8 tot maximaal 11-12 meter hoog, meest- Noord-Afrika. Klein-Azië en het Verre Oosten zijn al met een breed piramidale, ronde of ovaalronde ook met heel wat soorten vertegenwoordigd bin- nen dit grote geslacht. Tel daarbij op de hybriden of kruisingen, de var’s en de tientallen cv’s, en je heb een omvang van bijna 1000 species. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat er vaak heel kleine verschillen zijn tussen de soorten. De vraag lijkt gerechtvaardigd of dit wel allemaal eigen- standige soorten zijn. Vier soorten Crataegi zijn in Nederland inheems. Dit deel van het feuilleton gaat dus over een beperkt deel van dit geslacht, en wel de makkers die op hoogstam gekweekt worden. Het overgrote deel van de meidoornclan bestaat van nature uit kleine tot heel grote struiken of meerstammige bomen met een enorme variatie aan kroonvormen. Er zijn meer opgaande species, die vervolgens ook op een onderstam veredeld kunnen worden tot hoogstam, ronde en ovale makkers, zelfs treurvor- men, en alle kroonvormen die daartussenin zitten. Meidoorns, zowel de vruchten als de bomen zelf, Crataegus crus-galli bloeiwijze en blad. www.boomzorg.nl 27 Crataegus crus-galli schitterend in bloei Crataegus flabellata blad en jonge vruchten teamverband om de Gouden Hiep, door met geslacht Berberis heeft bladdoorns. De lezers onder bepaalde technieken de heggen zo goed en mooi u die in het verre verleden tijdens hun studie stage mogelijk te vlechten. Een prachtig feest om het gelopen hebben op een boomkwekerij, zullen eeuwenoude vakmanschap in stand te houden. zich absoluut en met veel ‘genoegen’ de enorme Even een zijsprong. Planten kunnen zich wapenen driedelige bladdoorns van de Berberis x media door het dragen van doorns en stekels. Deze bewa- ‘Parkjuweel’ herinneren tijdens het onkruid wieden pening draagt bij aan de instandhouding van de tussen deze hufters op de akker of nog erger, tij- Twee keer ‘genieten’ species door het tegengaan of verminderen van dens het rooien en ingazen van de kluiten; ‘weet u vraat door insecten, dieren en de mens. Botanisch nog? Genieten hé….!!’ En nu snel weer terug naar de voor dezelfde prijs! gezien bestaan er doorns en stekels. Een stekel, meidoorns vóór ik gedonder krijg met opperhoofd zoals bij de braam, is een kegelvormig uitgroeisel Hein! van de opperhuid en is niet verbonden met het inwendige stelsel en systeem van de stengel of tak. Hoogstam meidoorns – en daar gaat dit deel van Een doorn zit in de plaats van een blad of een het feuilleton over – hebben verschillende kroon- tak of is het verlengde van een tak. We spre- vormen, van opgaand en smal piramidaal via ovaal ken dan over bladdoorns en takdoorns. Een eirond tot afgeplat rond en vaasvormig, maar ook doorn is wel verbonden met het inwendige vaat- schermvormig, en alle tussenvormen. Bij de meeste afgeplatte kroon of een schermvormige, vrij dichte stelsel van de tak of twijg. Daardoor bevat een species verschilt de jeugdvorm behoorlijk van de en grillige kroon. Afhankelijk van de soort zijn de doorn altijd vasculair weefsel om de sapstroom te volwassen status, maar de kronen zijn vrijwel altijd species weinig tot zwaar bewapend met scherpe verdelen. vrij gedrongen, compact, met heel veel takken en doorns van verschillende lengten op alle takken. Zowel de bladdoorn als de takdoorn kan vlijm- twijgen, en dan die doorns, al die doorns! Al eeuwen worden deze meidoorns door de mens scherp zijn en je kunt je er vreselijk aan verwon- De schors op de stam en op de takken van de benut als heggen of haagplanten. Volgroeide mei- den. Een bijkomend ‘voordeel’ van de takdoorn meeste makkers is in de jeugdfase grijs of groenig doornhagen vormden een ondoordringbare bar- is dat het bloedscherpe puntje vaak afbreekt in grijs van kleur, vrij glad, met onregelmatige ruwere rière rondom dorpen, weiden en akkers, om deze de wond en binnen no time gaat zweren. Twee schorsrilletjes of verticale scheurtjes. Op oudere tegen indringers en vijanden te beschermen. Langs keer ‘genieten’ voor dezelfde prijs! Een bladdoorn leeftijd verkleurt hij naar grijsbruin tot vaal rood- de rivier de Maas vindt jaarlijks het kampioenschap onderscheidt zich van een takdoorn door de bruin, en afhankelijk van de soort is hij licht afschil- Maasheggenvlechten plaats. Verschillende teams, aanwezigheid van een okselknop. Het geslacht ferend in plaatjes, verticale lange grillige schors- ook uit België, Frankrijk en Engeland, strijden in Crataegus heeft dus takdoorns en onder meer het plaatjes of schorsstroken. Bij deze groeischeuren 28 3 - 2016 SORTIMENT minder. In dit deel van het feuilleton stel ik een De bloeiwijze is eenhuizig met tweeslachtige bloe- aantal van deze boomvormers aan u voor, waarvan men, die verschijnen in mei-juni, en is in de meeste ik vind dat deze (hernieuwde) kennismaking enig gevallen indrukwekkend tot zeer indrukwekkend. nut heeft om de toepassing van deze makkers of Wat een enorme rijkdom aan bloemen, tijdens of de teelt ervan in de boomkwekerij uit te breiden. net na de bladzetting. De bloemen zijn meestal In alfabetische volgorde, zoals u van uw scriba helder zuiverwit tot crèmewit, of rozerood tot rood, gewend bent.
Recommended publications
  • Report Text.Final Word 2006
    1 Floristic Survey and Assessment (2006) of the Illinois Department of Transportation North Chicago Wetland Mitigation Site, Lake County, Illinois John B. Taft, Ph.D. Senior Research Scientist Center for Wildlife and Plant Ecology Technical Report Illinois Natural History Survey 1816 S. Oak Street Champaign, IL 61820 28 September 2006 Report submitted to: Mike Hine, Bureau Chief Illinois Department of Transportation Bureau of Design and Environment 2300 South Dirksen Parkway Springfield, IL 62764 2 INTRODUCTION A request was received on 2 May 2006 from the Illinois Department of Transportation (IDOT) for a botanical survey of the North Chicago Wetland Mitigation Site (Figure 1). The specified goal of this study was to update a previously completed floristic survey (Taft 1996). This previous survey described the vegetation history of the site, soil characteristics, species composition including occurrences of three species listed as threatened or endangered by the Illinois Endangered Species Protection Board (IESPB), and an evaluation of the natural quality of the site with specific attention to prairie, sedge meadow, and marsh remnants. The study area is an approximately 65 ha (160 acres) rectangular unit that can be subdivided into four equal-sized quarter units, approximately 16 ha (40 acres) in size, along a north-to-south axis (Figure 1). These quarter units will be referred to in the text as the north-quarter, second-quarter, third- quarter, and south-quarter units. The study area occurs in the Morainal Section of the Northeastern Morainal Natural Division; however, at only about 4 km (2.5 miles) from Lake Michigan, it is near the border of the Lake Michigan Dunes Section (Schwegman et al.
    [Show full text]
  • ECOLOGICAL and ECONOMIC IMPORTANCE of STUDYING PROPAGATION TECHNIQUES of COMMON HAWTHORN Crataegus Monogyna Jacq. G
    СИБИРСКИЙ ЛЕСНОЙ ЖУРНАЛ. 2019. № 4. С. 63–67 UDC 581.16/581.6/581.9:634.17 ECOLOGICAL AND ECONOMIC IMPORTANCE OF STUDYING PROPAGATION TECHNIQUES OF COMMON HAWTHORN Crataegus monogyna Jacq. G. Özyurt, Z. Yücesan, N. Ak, E. Oktan, A. Ö. Üçler Karadeniz Technical University Trabzon, 61080 Turkey E-mail: [email protected], [email protected], [email protected], [email protected], [email protected] Received 11.04.2019 Climate change as a fact of global warming requires the development of different perspectives on the planning and implementation of sustainable forestry techniques. Increasing temperatures cause drought on a global basis. In connection with, this using drought tolerant species in afforestation work is of great importance. In recent years Crataegus L. species (hawthorn) are also involved in afforestation. One of these species, C. monogyna, is characterized by drought tolerance. Furthermore, C. monogyna is the most important non­wood forest product species of Turkey. Hawthorn is widely used in medicine (treatment of coronary heart diseases), and cosmetics industry, agriculture and animal husbandry and human nutrition. On the other hand, it is used in erosion control, afforestation, industrial energy resources and for landscaping. Economic and ecological contribution of hawthorn to the national economy is quite high. Therefore, determination of suitable generative and vegetative reproduction techniques and vast production of seedlings of hawthorn species are extremely important. The characteristics of generative and vegetative propagation of Crataegus are discussed. For generative propagation of hawthorn species, the most effective and suitable procedure is treatment of seeds in ash solution. For vegetative propagation in culture in vitro the growth induced by BA (benzyladenine) and IBA (indole butyric acid) hormones increases the rate of callus formation and rooting.
    [Show full text]
  • State of New York City's Plants 2018
    STATE OF NEW YORK CITY’S PLANTS 2018 Daniel Atha & Brian Boom © 2018 The New York Botanical Garden All rights reserved ISBN 978-0-89327-955-4 Center for Conservation Strategy The New York Botanical Garden 2900 Southern Boulevard Bronx, NY 10458 All photos NYBG staff Citation: Atha, D. and B. Boom. 2018. State of New York City’s Plants 2018. Center for Conservation Strategy. The New York Botanical Garden, Bronx, NY. 132 pp. STATE OF NEW YORK CITY’S PLANTS 2018 4 EXECUTIVE SUMMARY 6 INTRODUCTION 10 DOCUMENTING THE CITY’S PLANTS 10 The Flora of New York City 11 Rare Species 14 Focus on Specific Area 16 Botanical Spectacle: Summer Snow 18 CITIZEN SCIENCE 20 THREATS TO THE CITY’S PLANTS 24 NEW YORK STATE PROHIBITED AND REGULATED INVASIVE SPECIES FOUND IN NEW YORK CITY 26 LOOKING AHEAD 27 CONTRIBUTORS AND ACKNOWLEGMENTS 30 LITERATURE CITED 31 APPENDIX Checklist of the Spontaneous Vascular Plants of New York City 32 Ferns and Fern Allies 35 Gymnosperms 36 Nymphaeales and Magnoliids 37 Monocots 67 Dicots 3 EXECUTIVE SUMMARY This report, State of New York City’s Plants 2018, is the first rankings of rare, threatened, endangered, and extinct species of what is envisioned by the Center for Conservation Strategy known from New York City, and based on this compilation of The New York Botanical Garden as annual updates thirteen percent of the City’s flora is imperiled or extinct in New summarizing the status of the spontaneous plant species of the York City. five boroughs of New York City. This year’s report deals with the City’s vascular plants (ferns and fern allies, gymnosperms, We have begun the process of assessing conservation status and flowering plants), but in the future it is planned to phase in at the local level for all species.
    [Show full text]
  • Checklist of Illinois Native Trees
    Technical Forestry Bulletin · NRES-102 Checklist of Illinois Native Trees Jay C. Hayek, Extension Forestry Specialist Department of Natural Resources & Environmental Sciences Updated May 2019 This Technical Forestry Bulletin serves as a checklist of Tree species prevalence (Table 2), or commonness, and Illinois native trees, both angiosperms (hardwoods) and gym- county distribution generally follows Iverson et al. (1989) and nosperms (conifers). Nearly every species listed in the fol- Mohlenbrock (2002). Additional sources of data with respect lowing tables† attains tree-sized stature, which is generally to species prevalence and county distribution include Mohlen- defined as having a(i) single stem with a trunk diameter brock and Ladd (1978), INHS (2011), and USDA’s The Plant Da- greater than or equal to 3 inches, measured at 4.5 feet above tabase (2012). ground level, (ii) well-defined crown of foliage, and(iii) total vertical height greater than or equal to 13 feet (Little 1979). Table 2. Species prevalence (Source: Iverson et al. 1989). Based on currently accepted nomenclature and excluding most minor varieties and all nothospecies, or hybrids, there Common — widely distributed with high abundance. are approximately 184± known native trees and tree-sized Occasional — common in localized patches. shrubs found in Illinois (Table 1). Uncommon — localized distribution or sparse. Rare — rarely found and sparse. Nomenclature used throughout this bulletin follows the Integrated Taxonomic Information System —the ITIS data- Basic highlights of this tree checklist include the listing of 29 base utilizes real-time access to the most current and accept- native hawthorns (Crataegus), 21 native oaks (Quercus), 11 ed taxonomy based on scientific consensus.
    [Show full text]
  • Dr. Duke's Phytochemical and Ethnobotanical Databases List of Plants for (+)-CATECHIN
    Dr. Duke's Phytochemical and Ethnobotanical Databases List of Plants for (+)-CATECHIN Plant Part Low PPM High PPM StdDev Reference Abutilon theophrasti Root Paszkowski, W. L., Kremer, R. J. 1988. Biological Activity and Tentative Identification of Flavonoid Components in Velvetleaf (Abutilon theophrasti Medik.) Seed Coats. J. Chem. Ecol., 14(7): 1573-1582. Acacia nilotica Plant -- Acacia decurrens Plant -- Aesculus hippocastanum Bark Jim Duke's personal files. Aesculus hippocastanum Fruit Epidermis Jim Duke's personal files. Aesculus hippocastanum Leaf Jim Duke's personal files. Arctostaphylos uva-ursi Leaf -- Aspalathus linearis Shoot -- Camellia sinensis Tissue Culture -- Camellia sinensis Anther -- Camellia sinensis Leaf 85.2 13200.0 -- Camellia sinensis Stem -- Ceratonia siliqua Fruit Wealth of India. Cinnamomum aromaticum Bark Williamson, E. M. and Evans, F. J., Potter's New Cyclopaedia of Botanical Drugs and Preparations, Revised Ed., Saffron Walden, the C. W. Daniel Co., Ltd., Essex UK, 362 pp, 1988, reprint 1989. Cinnamomum sieboldii Plant -- Cnicus benedictus Plant Jim Duke's personal files. Crataegus rhipidophylla Tissue Culture -- Crataegus laevigata Tissue Culture -- Crataegus monogyna Plant Leung, A. Y. and Foster, S. 1995. Encyclopedia of Common Natural Ingredients 2nd Ed. John Wiley & Sons, New York. 649 pp. Crataegus rhipidophylla Inflorescence -- Crataegus rhipidophylla Leaf -- Plant Part Low PPM High PPM StdDev Reference Crataegus laevigata Leaf -- Crataegus laevigata Plant Leung, A. Y. and Foster, S. 1995. Encyclopedia of Common Natural Ingredients 2nd Ed. John Wiley & Sons, New York. 649 pp. Crataegus rhipidophylla Bud -- Crataegus rhipidophylla Flower -- Crataegus laevigata Bud -- Crataegus laevigata Flower -- Croton lechleri Plant -- Eucalyptus globulus Leaf -- Fagopyrum esculentum Root -- Fagopyrum esculentum Tissue Culture -- Fallopia japonica Root 2.0 -- Geranium thunbergii Tissue Culture -- Ginkgo biloba Tissue Culture Jim Duke's personal files.
    [Show full text]
  • Crataegus Laevigata 'Crimson Cloud' 'Crimson Cloud' English Hawthorn
    Fact Sheet ST-211 November 1993 Crataegus laevigata ‘Crimson Cloud’ ‘Crimson Cloud’ English Hawthorn1 Edward F. Gilman and Dennis G. Watson2 INTRODUCTION Crimson Cloud (also known as ‘Superba’) English Hawthorn grows rapidly in a pyramidal form to about 20 feet, then the crown expands to become oval or irregular (Fig. 1). The tree tolerates most soils, growing well in clay, but prefers heavy, dry loam. The main ornamental feature is white and red flowers borne in spring which together give the tree a deep pink color. Fruits are red and quite showy but do not cover the tree. Though quite ornamental, Hawthorns are susceptible to insect and disease problems. Branching habit is decidedly drooping and care should be given when locating this tree near pedestrian or vehicular traffic. GENERAL INFORMATION Figure 1. Middle-aged ‘Crimson Cloud’ English Hawthorn. Scientific name: Crataegus laevigata ‘Crimson Cloud’ Availability: grown in small quantities by a small Pronunciation: kruh-TEE-gus lee-vih-GAY-tuh number of nurseries Common name(s): ‘Crimson Cloud’ English Hawthorn DESCRIPTION Family: Rosaceae USDA hardiness zones: 4B through 8 (Fig. 2) Height: 20 to 25 feet Origin: not native to North America Spread: 15 to 25 feet Uses: Bonsai; espalier; wide tree lawns (>6 feet Crown uniformity: irregular outline or silhouette wide); medium-sized tree lawns (4-6 feet wide); Crown shape: oval; pyramidal recommended for buffer strips around parking lots or Crown density: moderate for median strip plantings in the highway; reclamation Growth rate: medium plant; screen; narrow tree lawns (3-4 feet wide); Texture: fine specimen; sidewalk cutout (tree pit); residential street tree; tree has been successfully grown in urban areas where air pollution, poor drainage, compacted soil, and/or drought are common 1.
    [Show full text]
  • Pinery Provincial Park Vascular Plant List Flowering Latin Name Common Name Community Date
    Pinery Provincial Park Vascular Plant List Flowering Latin Name Common Name Community Date EQUISETACEAE HORSETAIL FAMILY Equisetum arvense L. Field Horsetail FF Equisetum fluviatile L. Water Horsetail LRB Equisetum hyemale L. ssp. affine (Engelm.) Stone Common Scouring-rush BS Equisetum laevigatum A. Braun Smooth Scouring-rush WM Equisetum variegatum Scheich. ex Fried. ssp. Small Horsetail LRB Variegatum DENNSTAEDIACEAE BRACKEN FAMILY Pteridium aquilinum (L.) Kuhn Bracken-Fern COF DRYOPTERIDACEAE TRUE FERN FAMILILY Athyrium filix-femina (L.) Roth ssp. angustum (Willd.) Northeastern Lady Fern FF Clausen Cystopteris bulbifera (L.) Bernh. Bulblet Fern FF Dryopteris carthusiana (Villars) H.P. Fuchs Spinulose Woodfern FF Matteuccia struthiopteris (L.) Tod. Ostrich Fern FF Onoclea sensibilis L. Sensitive Fern FF Polystichum acrostichoides (Michaux) Schott Christmas Fern FF ADDER’S-TONGUE- OPHIOGLOSSACEAE FERN FAMILY Botrychium virginianum (L.) Sw. Rattlesnake Fern FF FLOWERING FERN OSMUNDACEAE FAMILY Osmunda regalis L. Royal Fern WM POLYPODIACEAE POLYPODY FAMILY Polypodium virginianum L. Rock Polypody FF MAIDENHAIR FERN PTERIDACEAE FAMILY Adiantum pedatum L. ssp. pedatum Northern Maidenhair Fern FF THELYPTERIDACEAE MARSH FERN FAMILY Thelypteris palustris (Salisb.) Schott Marsh Fern WM LYCOPODIACEAE CLUB MOSS FAMILY Lycopodium lucidulum Michaux Shining Clubmoss OF Lycopodium tristachyum Pursh Ground-cedar COF SELAGINELLACEAE SPIKEMOSS FAMILY Selaginella apoda (L.) Fern. Spikemoss LRB CUPRESSACEAE CYPRESS FAMILY Juniperus communis L. Common Juniper Jun-E DS Juniperus virginiana L. Red Cedar Jun-E SD Thuja occidentalis L. White Cedar LRB PINACEAE PINE FAMILY Larix laricina (Duroi) K. Koch Tamarack Jun LRB Pinus banksiana Lambert Jack Pine COF Pinus resinosa Sol. ex Aiton Red Pine Jun-M CF Pinery Provincial Park Vascular Plant List 1 Pinery Provincial Park Vascular Plant List Flowering Latin Name Common Name Community Date Pinus strobus L.
    [Show full text]
  • (Rosaceae), I. Differentiation of Mespilus and Crataegus
    Phytotaxa 257 (3): 201–229 ISSN 1179-3155 (print edition) http://www.mapress.com/j/pt/ PHYTOTAXA Copyright © 2016 Magnolia Press Article ISSN 1179-3163 (online edition) http://dx.doi.org/10.11646/phytotaxa.257.3.1 STUDIES IN MESPILUS, CRATAEGUS, AND ×CRATAEMESPILUS (ROSACEAE), I. DIFFERENTIATION OF MESPILUS AND CRATAEGUS, EXPANSION OF ×CRATAEMESPILUS, WITH SUPPLEMENTARY OBSERVATIONS ON DIFFERENCES BETWEEN THE CRATAEGUS AND AMELANCHIER CLADES JAMES B. PHIPPS Department of Biology, The University of Western Ontario, London, Ontario N6A 5B7, Canada; email: [email protected] Abstract The paper argues the position for retaining a monotypic Mespilus, i.e., in the sense of M. germanica, the medlar. Recent cladistic papers lend support for Mespilus being sister to Crataegus, and there is a clear morphological distinction from Cra- taegus, emphasized by adaptation to carnivore frugivory. Mespilus secured, the paper then treats each of the known hybrids between Mespilus and Crataegus, making the new combination Crataemespilus ×canescens (J.B. Phipps) J.B. Phipps. Keywords: Crataemespilus ×canescens (J.B. Phipps) J.B. Phipps comb. nov.; inflorescence position; medlar; Mespilus a folk-genus; Mespilus distinct from Crataegus; Rosaceae; taxonomic history of Mespilus Introduction The author has a long-standing interest in generic delimitation in the Maloid genera of the Rosaceae (Maleae Small, formerly Maloideae C. Weber, Pyrinae Dumort.), as shown particularly in a series of papers with K. Robertson, J. Rohrer, and P.G. Smith (Phipps et al. 1990, 1991; Robertson at al. 1991, 1992; Rohrer at al. 1991, 1994) which treated all 28 genera of Maleae as recognised by us. There is also a revisionary treatment of New World Heteromeles M.J.
    [Show full text]
  • Collaborative Exploration Between NIAS Genebank and USDA ARS (U.S
    〔植探報 Vol. 26 : 13 ~ 26,2010〕 Collaborative Exploration between NIAS Genebank and USDA ARS (U.S. Department of Agriculture, Agricultural Research Service) for the Collection of Genetic Resources of Fruit and Nut Species in Hokkaidō and the Northern Tōhoku Region Hiroyuki IKETANI1), Kim E. HUMMER2), Joseph D. POSTMAN2), Hiroyuki IMANISHI3) and Nobuko MASE1) 1)Genetic Resources Laboratory, Research Support Center, National Institute of Fruit Tree Science, National Agriculture and Food Research Organization. 2-1 Fujimoto, Tsukuba 305- 8615, Japan. 2)US Department of Agriculture, National Clonal Germplasm Repository. 33447 Peoria Road, Corvallis, Oregon 97333-2521, USA. 3)Center of Field Education and Research, Faculty of Bioresource Sciences, Akita Prefectural University. 6 Ogata, Ogata, Akita 010-0451, Japan. Summary From 7 to 25 September 2009, a collaborative exploration between NIAS Genebank and USDA ARS to collect genetic resources in Hokkaidō and the Northern Tōhoku region was performed. The investigated areas were mainly upper deciduous forest and subalpine conifer forest zones. The vegetation was mainly forests, but we also visited upland bogs and coastal vegetation to collect some particular plants. The expedition obtained 147 seed and plant samples representing 20 genera and 53 species. Collected genera were Actinidia, Chaenomeles, Corylus, Crataegus, Empetrum, Gaultheria, Humulus, Fragaria, Lonicera, Lycium, Malus, Mentha, Prunella, Potentilla, Pyrus, Ribes, Rubus, Sorbus, Vaccinium and Vitis. Key words: genetic resources, fruit tree, nut, Hokkaidō, Tōhoku Introduction Hokkaidō Island occupies a special position in the phytogeography of Japan. In the classification system of the world’s floristic regions1), Hokkaidō belongs to Sakhalin-Hokkaidō Province, while the other three main islands of Japan belong to Japanese-Korean Province.
    [Show full text]
  • Open As a Single Document
    . ARNOLDIA E I A publication of THE ARNOLD ARBORETUM OF HARVARD UNIVERSITY Jamaica Plain, Massachusetts 02130 VOLUME 28 APRIL 12, 1968 NUMBER 1 COUNTRY COUSINS the horticultural world, a continuous effort ~s bemg made to select the I"best" N trees and shrubs for ornamental use. In the process, many other plants are relegated to secondary status and then are often ignored by the hor- ticultural public. Later on, a few may show traits that were not obvious at first - and so bid for reconsideration. In other cases, one species has become en- trenched in horticultural usage-and for this reason alone continues to over- shadow later introductions. An occasional looking back through the lists of little-used plants can be expected to turn up a few that have been overshadowed by better-known relatives, but that have character of their own-and potential usefulness. Chionanthus retusus Chinese Fringetree Our native (southeastern U. S. ) fringetree (Chionanthus virginicus) is fairly well known, even though not widely used as a landscape plant in our area. Its oriental relative, Chionanthus retnsus, is even less used, probably because its flowers and inflorescences are smaller. But the overall effect of C. retusus in bloom is almost as spectacular as that of C. virginicus (Plate I). In addition, it can be grown with minimal pruning, while C. virginicus requires heavy pruning every few years to maintain good form. The largest specimen of C. retusus m the Arnold Arboretum is about 20 feet tall and resembles a miniature American elm in outline. This and its interesting furrowed bark keep this tree interesting during the winter months (Plates I and II).
    [Show full text]
  • Proceedings of the Indiana Academy of Science
    List of Extirpated, Endangered, Threatened and Rare Vascular Plants in Indiana: An Update James R. Aldrich, John A. Bacone and Michael A. Homoya Indiana Department of Natural Resources Indianapolis, Indiana 46204 Introduction The status of Indiana's rarest vascular plants was last revised in 1981 by Bacone et al. (3). Since that publication much additional field work has been undertaken and accordingly, our knowledge of Indiana's rarest plant species has greatly increased. The results of some of this extensive field work have been discussed by Homoya (9) and Homoya and Abrell (10) for southern Indiana and by Aldrich et al. (1) for northern Indiana. Wilhelm's (17) discussion on the special vegetation of the Indiana Dunes Na- tional Lakeshore has also provided us with a much clearer understanding of the status of rare, threatened and endangered plants in northwest Indiana. Unfortunately, the number of species thought to be extinct in Indiana has more than tripled. Previous reports (2, 3) indicated that 26 species were extirpated in In- diana. The work that has been conducted to date leads us to believe that as many as 90 species may be extirpated. Without a doubt, the single factor most responsible for this extirpation has been and continues to be, the destruction of natural habitat. Compilation and Selection Criteria Lists of Bacone and Hedge (2), Bacone et al. (3), Barnes (4), Crankshaw (5) and Crovello (6) were consulted and provide the foundation for this report. New additions to this list include state records discovered since Deam (7) and a number of recommen- dations from field botanists.
    [Show full text]
  • Gypsy Moth Management in the United States: a Cooperative Approach
    Gypsy Moth Management in the United States: a cooperative approach Final Supplemental Environmental Impact Statement Volume II of IV Chapters 1-8 and Appendixes A-E United States Department of Agriculture Forest Service Animal and Plant Health Inspection Service Newtown Square, PA NA–MB–01–12 August 2012 Gypsy Moth Management in the United States: a cooperative approach Type of Statement: Final Supplemental Environmental Impact Statement Area covered by statement: The 50 United States and District of Columbia Lead agency: Forest Service, U.S. Department of Agriculture Responsible official: James R. Hubbard, Deputy Chief for State and Private Forestry Sidney R. Yates Federal Building 201 14th Street, S.W. Washington, DC 20250 For more information: Noel F. Schneeberger, Forest Health Program Leader Northeastern Area State and Private Forestry 11 Campus Boulevard, Suite 200 Newtown Square, PA 19073 610–557–4121 [email protected] Joint lead agency: Animal and Plant Health Inspection Service, U.S. Department of Agriculture Responsible official: Rebecca A. Bech, Deputy Administrator for Plant Protection and Quarantine 1400 Independence Avenue, S.W., Room 302-E Washington, DC 20250 For more information: Julie S. Spaulding, Gypsy Moth Program Coordinator Emergency and Domestic Programs 4700 River Road, Unit 137 Riverdale, MD 20737 301–851–2184 [email protected] Abstract: The USDA Forest Service and Animal and Plant Health Inspection Service are proposing an addition to the gypsy moth management program that was described in the 1995 Environmental Impact Statement—Gypsy Moth Management in the United States: a cooperative approach—and chosen in the 1996 Record of Decision.
    [Show full text]